Sinds dit schooljaar is het interventie-programma Bouw! beschikbaar. Hiermee kunnen ernstige leesproblemen effectief worden voorkomen. In dit artikel wordt het programma Bouw! beschreven, de rol van de onderwijsprofessional belicht en lees je over de ervaringen van stichting Veldvest en basisschool De Nautilus. Tekst: Marleen Korf & Aryan van der Leij Het onderwijs draagt de primaire verantwoordelijkheid voor het aanleren van de lees- en spellingsvaardigheid, dus ook voor het voorkomen en verminderen van leesproblemen. Wanneer het onderwijs daar, ondanks intensieve inzet van mensen en middelen, niet voldoende in slaagt, kan de leerling doorverwezen worden naar een zorgvoorziening buiten de school. Daar wordt op basis van vergoeding vanuit de Jeugdwet, gespecialiseerde behandeling gegeven. De strikte voorwaarden waaraan de doorverwijzing dient te voldoen zijn recent opnieuw beschreven (zie website masterplandyslexie.nl). Hoe fraai deze regeling op papier ook in elkaar steekt, er kleven praktische problemen aan de uitvoering. Zo is de toelating naar de zorg beperkt tot de ernstigste gevallen van dyslexie (zo’n 4% van de leerlingen) en niet tot de matige of milde gevallen. Het is dus maar de vraag of de proportie van ongeveer 17 procent vmbo-leerlingen, 11 procent havo-leerlingen en 4 procent vwoleerlingen die aan hun eindexamen beginnen met een dyslexieverklaring op zak (Sontag & Donker, 2012), er drastisch door wordt verminderd. De buitenschoolse zorg kan daar in elk geval geen oplossing voor bieden want het budget dat uitgetrokken is voor die zorg, wordt fors overschreden (www.balansdigitaal.nl/data/nieuws/2013/mei/kostenoverschrijdingdyslexiezorg-onderzocht/).
De oplossing voor het probleem dat te veel leerlingen een achterstand oplopen die ze nooit meer inhalen zal dus primair uit het onderwijs moeten komen. Uit de praktijk blijkt echter dat leerkrachten onmogelijk alle leerlingen met leesproblemen intensief gerichte hulp kunnen bieden, zonder daarbij andere leerlingen tekort te doen. Ook het voorzien in specifieke hulp buiten de klas is aan beperkingen – tijd, geld, personeel - onderhevig.
Het probleem kan echter aangepakt worden door het onderwijs op twee manieren te verbeteren. Ten eerste door vroeger te beginnen met hulp te verlenen (dus niet af te wachten tot de achterstand er is, maar voordat hij ontstaat) en vol te houden zolang het nodig is. Ten tweede door de inzet van een speciaal computerprogramma dat wordt begeleid door niet-professionals. Het programma Bouw! biedt deze oplossing. Deze interventie biedt gerichte, langdurige en individuele hulp aan jonge leerlingen met risico op leesproblemen.
Het interventieprogramma Bouw! is door de Universiteit van Amsterdam (UvA) ontwikkeld. Het web-based programma bestaat uit 525 online lessen voor het trainen van letterkennis, fonologisch bewustzijn, het lezen van eerst korte en daarna steeds langere woorden, met de nadruk op accuratesse en snelheid. Het begint in de loop van groep 2 of aan het begin van groep 3 met voorbereidend lezen en gaat dan over in aanvankelijk en gevorderd lezen in groep 3 en 4. Het kind leert, de tutor die ernaast zit stuurt bij en het computerprogramma wijst de weg gedurende 10 minuten, 3 tot 4 keer per week. Het is zo opgezet dat ouders, grootouders, oudere leerlingen, vrijwilligers, stagiaires of onderwijsassistenten kunnen fungeren als tutor. Aanwijzingen krijgen zij in de gele balk op het scherm (zie afbeelding hierboven). De verschillende lestypes zorgen voor afwisseling in het programma. De oefeningen worden afgestemd op het niveau van de leerling aan de hand van toetsen.
De effectiviteit van de interventie Bouw! is onderzocht in twee langdurige studies bij kinderen met risico op leesproblemen. Dat zijn kinderen die in groep 2 de letters niet goed oppikken en ook zwak zijn in bewustzijn voor de bijbehorende klanken. Vervolgens werd onderscheid gemaakt tussen leerlingen met een enkelvoudig risico (zonder indicaties van dyslexie in de familie) en een dubbel risico (met familiair risico). De helft van de kinderen werd bij toeval toegedeeld aan het programma Bouw!, de andere helft was de controlegroep.
Een jaar na afloop van de afgeronde interventie van twee jaar met Bouw! kwam zwak lezen (prestaties bij de laagste 25%, categorie D en E) in de groep met een enkelvoudig risico veel minder voor dan in de controlegroep (zie onderstaande grafiek, overgenomen uit Didactief, juni 2014). In de nog kwetsbaarder groep met dubbel risico op dyslexie werd het percentage zeer zwakke lezers (prestaties bij de laagste 10%, categorie E) gehalveerd. Dat gold ook voor de inzet van remedial teaching op school en doorverwijzing naar buitenschoolse zorg. Geconcludeerd kan worden dat vroeg beginnen en langdurig ondersteunen met Bouw! leesproblemen helpt voorkomen bij risicoleerlingen in groep 2 t/m 4. Ook is aangetoond dat de combinatie van gestructureerde computeroefeningen met gerichte ondersteuning van de tutor, praktisch goed uitvoerbaar is, zowel thuis als op school.
Bouw! maakt gebruik van de voordelen van digitalisering. Zo worden de oefeningen aangeboden door de computer. Met behulp van de aanwijzingen die het programma aan hen biedt (in de gele kolom links op het scherm) kan de dagelijkse begeleiding na een korte instructie uitgevoerd worden door iedereen, thuis en op school. Computergestuurde instructie met een niet-professionele tutor biedt niet alleen tijdswinst maar is ook kosteneffectiever dan begeleiding door een zorgspecialist. Bovendien kan de instructie veel eerder worden ingezet. Het programma zorgt er ook voor dat de rt’er, ib’er en leerkracht de leesuitkomsten slechts hoeven te monitoren en hun handen vrijhouden voor andere zaken. De controlerende functie van de computer zorgt ervoor dat het programma accuraat en snel instructie op het gebied van lezen kan geven. Alle gegevens blijven bewaard. Dit heeft als bijkomend voordeel dat het opmaken van het leesdossier vergemakkelijkt wordt. Zo staat de oefenfrequentie zwart op wit aangegeven in het programma.
Onderwijsprofessional cruciale rol Een krachtig element van Bouw! is de relatief, eenvoudige implementatie. Het programma is web-based en onthoudt automatisch wat er geoefend is en wanneer. Daarnaast kan Bouw! ondersteund worden door niet-professionele tutoren, dit scheelt scholen tijd en geld. Ouders, zeker zij die het probleem van dyslexie zelf kennen, blijken bereid om zich in te zetten. Dat geldt ook voor vrijwilligers en oudere leerlingen. De onderwijsprofessional zorgt ervoor dat de extra handen effectief ingezet worden. Daarnaast koppelt de onderwijsprofessional de resultaten van de interventie terug aan de leerkracht. Deze leerkracht kan dan het onderwijs in de klas adequaat afstemmen op het niveau van de leerling. De onderwijsprofessional borgt ook de oefenfrequentie. Ervaringen Stichting Veldvest heeft het programma Bouw! voor vijf scholen aangeschaft. Projectcoördinator Gijs van Vark begeleidt het implementatieproces voor deze scholen. ‘Wij zien Bouw! als kans om preventief hulp te bieden aan kinderen die meer risico lopen op het ontwikkelen van leesproblemen. De tutorrol wordt bij ons vervuld door leerlingen uit groep 6 en 7. Vorige week hebben wij deze tutoren laten trainen door Lexima. Het is ontzettend leuk om te zien hoe serieus de leerlingen deze rol oppakken. Ook hebben de verschillende coördinatoren een training gehad. Deze coördinatoren voeren de screening uit, bekijken de resultaten en borgen de kwaliteit van het oefenmoment. Samen met Lexima gaan wij kijken hoe wij de implementatie zoals bedoeld uit kunnen voeren. Het daadwerkelijke oefenen moet nog beginnen maar wij hebben positieve verwachtingen.’ Iemand die al ervaren is met het implementeren van Bouw! is Yvonne Moes, ib’er van basisschool De Nautilus. De Nautilus nam deel aan het onderzoek naar het programma. ‘Wij zien bij leerlingen die met Bouw! werken, dankzij de opbouw en de structuur van het programma, dat zij meer vertrouwen krijgen in hun eigen vaardigheden. Dit zelfvertrouwen zien wij terug in de klas. Deze kinderen hebben meer plezier in het leren en vinden (leren) lezen leuk.’ Preventief in plaats van curatief Op zichzelf is de vergoedingsregeling die het onderwijs aanvult met behandeling buiten de school goed. Het is echter duidelijk dat die regeling, voor wat betreft de inzet van middelen op school en de focus op de ernstigste gevallen, beperkingen kent. Bovendien wordt eigenlijk achter de feiten aangelopen. De regeling is in zijn opzet curatief en niet preventief. Leesachterstanden kunnen voor een groot deel worden voorkomen door hulp te verlenen voordat er achterstand ontstaat. Als die interventie goed wordt volgehouden in de cruciale periode van voorbereidend, aanvankelijk en voortgezet lezen in groep 2-4 (met behulp van een aanpak die aanvullend is op de methode van de school), dan zijn de effecten substantieel.
De ervaring leert dat voorkomen van falen ook positief bijdraagt aan het zelfbeeld en de motivatie van kinderen die risico op ernstige leesproblemen lopen. Veel kinderen zullen daardoor niet meer in een negatieve wisselwerking tussen oplopende leerachterstand en oplopende frustratie terechtkomen. Mocht de leerling er onverhoopt toch onvoldoende van leren, dan nog is er een voordeel. De resultaten met twee jaar Bouw! en de opeenvolgende toetsingen (13 in totaal) geven, samen met de ‘hoofdmetingen’ van het leerlingvolgsysteem, een compleet beeld van de moeizame ontwikkeling ondanks de inspanning van de school. Hiermee wordt aan de voorwaarden voor doorverwijzing naar de buitenschoolse zorgvoorziening ruimschoots voldaan.
Marleen Korf MSc, orthopedagoog, is als docent werkzaam bij Lexima Academie.
Prof. Dr. Aryan van der Leij is hoogleraar Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam, inmiddels met emeritaat maar nog steeds actief op het terrein van onderkenning, interventie en behandeling van leesproblemen.
Didactief Special Leesproblemen kun je (zo) voorkomen! Jaargang 44, nr 1/juni 2014. http://masterplandyslexie.nl/public/files/documenten/Toelichting_vergoedingsregeling_d efinitieve_versie_voor_website.pdf (2015) Sontag, L. & Versloot-Donker, M. (2012). Dyslexie en dyscalculie in het voortgezet onderwijs. Herhaalde meting. Onderzoeksrapportage. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep in opdracht van het Ministerie van OCW
De effectiviteit van Bouw! wordt beschreven in het proefschrift van Anne Regtvoort; Early identification and intervention in children at risk for reading difficulties (UvA, 2014) en dat van Haytske Zijlstra, dat dit jaar wordt verdedigd aan de Universiteit van Amsterdam. Zie ook: Regtvoort, A., Zijlstra, H., & van der Leij, A. (2013). The Effectiveness of A Two-Year Supplementary Tutor-Assisted Computerized Intervention on The Reading Development of Beginning Readers at Risk for Reading Difficulties: A Randomized Controlled Trial. Dyslexia, 19, 256-280.