RIS181920_30-NOV-2011
Technische vragen nota Jeugd en Gezin
De fractie van de VVD 1. M.b.t. Jeugd op de Kaart en het Keurmerk Kind- en Gezinsvriendelijke wijk (Hoofdstuk
4.4.1). Wat zijn de criteria voor dit keurmerk? Stel, dat een wijk niet voor een keurmerk in aanmerking komt, omdat er aan bepaalde criteria niet wordt voldaan. Het zou dan een logische gedachte zijn, dat die knelpunten worden aangepakt, zodat dat keurmerk (op termijn) wèl toegekend kan worden. Maar zijn daar dan de middelen voor beschikbaar en als dat niet het geval is, worden er dan geen valse verwachtingen gewekt? Binnenkort start in twee pilotwijken een onderzoek naar de kindvriendelijkheid. In dit traject wordt ook bekeken in welke vorm en met welke criteria een keurmerk behaald kan worden. Het project zal vooral gericht zijn op het slimmer inzetten van de bestaande middelen. Daarnaast onderzoeken we de mogelijkheden voor het inzetten van externe middelen voor sociale en fysieke veranderingen. 2. M.b.t. de Sluitende ketens (Hoofdstuk 5.3): het coördineren van hulp bij gezinnen,
waarbinnen meerdere hulpverleners actief zijn, is een goede zaak. Waar de hulpverlening echter gericht is op volwassenen (bijv. schuldhulpverlening, verslaving), naast hulpverlening gericht op kinderen, kan een vacuüm ontstaan. Hoe en door wie/welke instantie wordt het aanbod dan sluitend gemaakt? Met het convenant Sluitende Zorgstructuur Jeugd zijn afspraken gemaakt met alle instellingen de zorg te coördineren rond één gezin, met één plan, daar waar ouders dit zelf niet kunnen (jan 2010). Deze coördinatie omvat zowel zorg voor volwassenen als voor kinderen. In die zin is van een vacuüm geen sprake. Het convenant geeft aan welke organisatie wanneer aan zet is. Organisaties die zorgcoördinatie leveren zijn: - BJZ ( in het geval van een jeugdbeschermingsmaatregel of jeugdreclasseringsmaatregel - Door het (school)maatschappelijk werk, zodra zij als hulpverlener bij de casus betrokken zijn - Door JGZ 0-4/ 4 – 19 als of zolang het (s)mw niet bij de casus betrokken is. - In het geval de JGZ 0-4/4-19 of het (s)mw niet als reguliere hulpverlener zorgcoördinatie kunnen leveren, dan kan additionele zorgcoördinatie door een CJGgezinscoach of een VIG-coach geleverd worden. 3. M.b.t. de weerbaarheidstrainingen (Hoofdstuk 5.4): de middelen van deze effectieve
trainingen zijn t/m 2012 beschikbaar en daarna is het onzeker, als gevolg van de beëindiging van de externe middelen. Gaat het college maatregelen nemen en zo ja, welke, om er voor te zorgen, dat er een aanbod beschikbaar blijft voor kinderen, die getuige zijn geweest van huiselijk geweld? De hier aangehaalde tekst is niet meer actueel. De betreffende externe middelen worden na 2012 weliswaar afgebouwd, maar de provincie heeft laten weten dat dit gefaseerd gebeurt gefaseerd over de periode tot en met 2015. Hierdoor is het mogelijk geworden dit aanbod langer te behouden en na verloop in te bedden in het totaal aan (gezins)ondersteuning in de CJG’s.
4. M.b.t. ondersteuning voor risicogroepen (Hoofdstuk 5.5): hoe gaat het college er voor
zorgen, dat gezinnen van niet-Westerse afkomst beter bereikt worden en meer gebruik gaan maken van bepaalde preventieve voorzieningen? Het college stelt, dat het van belang is om voor bepaalde groepen (bijv. Marokkaanse en Antilliaanse jongeren) specifiek ondersteuningsaanbod in stand te houden. Waar is dat op gebaseerd? Zijn de interventies die tot dusverre zijn uitgevoerd in het kader van dit specifieke aanbod effectief gebleken? Uit een recente publicatie 'Effectieve aanpak van risicojongeren' van het Nicis bijvoorbeeld blijkt, dat ondanks de vele inspanningen van afgelopen jaren, de problematiek van oververtegenwoordiging van Marokkaanse en Antilliaanse jongeren in de criminaliteit manifest blijft. Is het college ook van mening, dat een effectievere aanpak van overlast en criminaliteit kan worden bereikt door wetenschappelijke kennis en praktijkervaring met elkaar te verbinden? Zo ja, hoe gaat het college die verbinding dan leggen? Het college geeft verder aan, dat selectieve preventie, gericht op specifieke risicogroepen, niet meer door zorgverzekeraars wordt vergoed en dat het college daarom vanuit het CJG een preventief aanbod wil ontwikkelen, dat wèl in aanmerking komt voor vergoeding. Wat moeten wij ons daarbij voorstellen en hoe gaat het college dit aanpakken? Het verhogen van het bereik van gezinnen van niet-westerse afkomst binnen bepaalde preventieve voorzieningen, begint bij het verkrijgen van inzicht in de redenen waarom deze doelgroep minder gebruikt maakt van dit aanbod. Wij zijn daarom binnen de context van de Academische Werkplaats Jeugd Noordelijk Zuid-Holland, een wetenschappelijk onderzoek gestart naar de mate van toegankelijkheid van het Haagse preventieve aanbod voor deze doelgroep. Resultaat is een verbetervoorstel voor het vergroten van de toegankelijkheid van de interventies. De eerste resultaten worden in de loop van 2012 verwacht. In een Academische Werkplaats komen onderzoek, praktijk, beleid en onderwijs samen. In gezamenlijkheid worden onderzoeksthema's geselecteerd en getoetst op wenselijkheid, haalbaarheid en praktische bruikbaarheid. De verkregen kennis wordt actief beschikbaar gesteld ten behoeve van (na)scholingsprogramma‘s van organisaties en opleidingen van onderwijsinstellingen. Het college deelt het standpunt dat een verbinding tussen wetenschappelijke kennis en praktijk ook de aanpak van overlast en criminaliteit ten goede kan komen. Wij betrekken de beschikbare wetenschappelijk kennis hierover dan ook bij de gesprekken met onze partners in de stad, om in gezamenlijkheid tot een zo effectief mogelijke aanpak te komen. De trainingen die n.a.v. het rapport 'Effectieve aanpak van risicojongeren' door Nicis zijn georganiseerd, zijn door medewerkers binnen en buiten de gemeente Den Haag gevolgd. De financiering vanuit het Rijk voor het specifieke ondersteuningsaanbod voor Antilliaanse en Marokkaanse jongeren eindigt per 1-1-2013. In het huidige aanbod is om die reden al een combinatie gemaakt van reguliere en specifieke interventies t.b.v. deze doelgroep. Dit betekent dat reguliere voorzieningen expertise hebben kunnen ontwikkelen op het terrein van andere culturen (interculturaliseren). V.w.b. de effectiviteit van deze interventies, verwijs ik naar de Voortgangsrapportage die wethouder Norder van Integratie de raad op korte termijn zal toesturen. Hierin wordt uitgebreid ingegaan op de resultaten en effecten van deze aanpak. Met een preventief CJG aanbod dat wèl in aanmerking komt om vergoed te worden door de zorgverzekeraar, doelen wij op aanbod dat voorkomt dat kinderen behandeld dienen te worden door zwaardere en duurdere achterliggende voorzieningen binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Concreet valt te denken aan weerbaarheidstrainingen voor kinderen die opgroeien in risicovolle opvoedsituaties (denk onder meer aan kinderen van verslaafde
ouders en kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld). Wij zullen hierover in 2012 het gesprek met de zorgverzekeraars starten. 5. M.b.t. inzet op Jeugd en Veiligheid (Hoofdstuk 5.6): Het JIT is een succesvolle formule
gebleken, die in staat is het juiste maatwerk te bieden. Maar als gevolg van rijksbezuinigingen moet het aantal JIT-trajecten wel worden terug gebracht. Met hoeveel van de hoeveel? Wat zijn daarvan de (mogelijke) gevolgen? De wegvallende rijksmiddelen hadden gevolgen voor JIT Preventief. Zie voor meer informatie, ook over de andere werksoorten, de 31 mei verzonden Raadsmededeling over het JIT (RIS 180574). In 2010 kon de gemeente het JIT subsidiëren voor 605 trajecten JIT Preventief. Door het gedeeltelijk al wegvallen van rijksmiddelen liep het aantal te subsidiëren trajecten in 2011 terug tot 513. In 2012 zouden de wegvallende rijksmiddelen het aantal te subsidiëren trajecten JIT Preventief terug brengen tot circa 280. Doordat de Raad in het kader van de begrotingsbehandeling extra middelen beschikbaar heeft gesteld blijft het JIT in 2012 en 2013 op het peil van ca. 500 trajecten (het peil van 2011). Voortzetting en inbedding van het JIT na 2013 zal betrokken worden bij het transitieproces. Mogelijke negatieve gevolgen zoals meer overlast op straat, hoger percentage schooluitval, meer jongeren met hogere schulden, etc., worden hiermee beperkt. 6. M.b.t. Samenwerking (Hoofdstuk 6): is het mogelijk een schematische weergave/matrix te
maken van alle samenwerkingspartners en hoe zij zich verhouden (vanuit welke expertise/beleidsterrein) tot de jeugd? Samenwerkingspartners in het jeugdbeleid en hoe ze zich verhouden tot de gemeente kan globaal ingedeeld worden in de onderstaande domeinen: • Opvang, educatie en werk • Ontwikkeling en opvoeding • Gezondheid • Vrijetijdsbesteding • Jeugd en veiligheid Zie http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/29/104.html voor een beschrijving met welke partners de gemeente samenwerkt in deze domeinen en hoe. Dit landelijke verhaal geeft een goed beeld van hoe het jeugdveld, ook voor Den Haag, er uit ziet.
De fractie van de PvdA 1. Komt er in de definitieve versie van deze nota een lijst waarin de gebruikte afkortingen
worden verklaard? Ja, deze zal worden toegevoegd. 2. Pag 10: "de gemiddelde Cito-scores blijven stijgen." om welke percentages gaat het hier?
In Den Haag is de gemiddelde citoscore met 1,3 procentpunt gestegen tussen 2008 en 2011 (van 533,7 naar 535,0). Landelijk was er die periode een stijging van 0,6 procentpunt: van 535,9 naar 536,5. (bron: cito 2011)
3. Pag 10: "ook het percentage kinderen in de geïndiceerde jeugdzorg is (...) gedaald" Kan
het college uitleggen waarom het percentage gedaald is? Den Haag/Haaglanden is een voorloper geweest op het terugbrengen van geïndiceerd jeugdzorggebruik. In Den Haag is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in preventie en vroege aanpak, o.a. door de brede CJG’s (breder dan het landelijke basismodel) en voorzieningen als gezinscoaches, VIG en JIT. We zien het beeld van de daling dan ook als stimulans om op de ingeslagen weg voort te gaan. 4. Wat is de rol van de huisartsen in onze stad t.a.v de jeugdzorg en de CJG's?
De huisarts is een belangrijke verwijzer naar CJG en/of jeugdzorg. Voor jeugd GGZ is ofwel een indicatie van de huisarts nodig of van Bureau Jeugdzorg. De samenwerking tussen de huisartsen en de CJG’s is groeiend en periodiek onderwerp van enerzijds gesprek op koepelniveau en anderzijds op kind-/gezinniveau in de stadsdelen. 5. Pag 14: Hoeveel kinderen bezoeken jaarlijks de CJG's? Graag per stadsdeel en per
leeftijdsgroep. De grootste partner in het CJG, het consultatiebureau, heeft in de leeftijdsgroep 0-4 meer dan 100.000 reguliere contactmomenten per jaar op de CJG’s. Het gaat daarbij om nagenoeg alle kinderen in deze leeftijdsgroep (te weten 98%, zie topindicator Programmabegroting 20122015). Voor de JGZ 4-19 gelden vergelijkbare aantallen, al is de JGZ 4-19 ook op andere locaties actief, zoals op de scholen. Ook de andere CJG-partners hebben spreekuren op de CJG’s evenals samenwerkende individuele beroepsbeoefenaren als diëtisten en logopodisten en kinderfysiotherapeuten. Op niveau stad Den Haag gaat het hier om tientallen per week. Het spontane bezoek op de CJG’s wisselt sterk en varieert tussen enkelen tot tientallen per week per CJG. De website cjgdenhaag.nl heeft een bezoekersaantal dat varieert tussen de 3000 en 5000 unieke bezoekers per maand en er worden 100-200 digitale vragen per maand gesteld. Het CJG werkt ook in netwerken in de stad en wacht niet af in een gebouw. Zo neemt het CJG deel aan interne zorgcommissies en ZAT's op scholen, aan leefbaarheidsoverleggen in de stadsdelen etc. Het bereik van het CJG is dus veel meer dan alleen het aantal geregistreerde bezoekers. 6. Meisjes worden geënt tegen baarmoederhalskanker. Gebeurt dit ook in de CJG's?
Ja, de enting tegen baarmoederhalskanker (HPV) is onderdeel van het Rijks Vaccinatie Programma en wordt door de GGD JGZ uitgevoerd in de CJG's . 7. Bestaat er momenteel een 12- overleg van jeugdzorg, politie (veiligheidshuis) enz.?
Ja. In april 2010 is het Jeugdpreventieteam 12- gestart. Dit is een samenwerkingsverband tussen politie Haaglanden en Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Het JPT 12- richt zich op kinderen tot 12 jaar, die in aanraking zijn gekomen met de politie Het gaat om kinderen die voor het eerst of herhaaldelijk strafbare feiten plegen of overlast veroorzaken op straat.
8. Zo ja, vindt dit overleg in het CJG plaats?
Interventies van het JPT 12 min vinden plaats vanuit BJZ-locaties. Bureau Jeugdzorg is een van de kernpartners in het CJG. Bij de decentralisatie van de jeugdzorg zal een 12 min aanpak bij het CJG worden ingepast. 9. Pag 17: hoe wordt bepaald in welke wijken de prioriteiten liggen voor het jongerenwerk?
Het stedelijke budget voor jongerenwerk komt voort uit het totale welzijnsbudget. Dit budget is opgebouwd uit indicatoren vanuit het gemeentefonds, onderdeel zorg. Voorbeelden van indicatoren zijn de relatieve aantallen jongeren, bijstandsuitkeringen en allochtonen per stadsdeel. Binnen het stadsdeel worden in overleg tussen het stadsdeelkantoor en de uitvoerende welzijnsorganisaties de prioriteiten per wijk bepaald. Onder meer op basis van de wijkperspectieven en stadsdeelplannen wordt bepaald in welke wijken de prioriteiten liggen voor wat betreft het jongerenwerk. Daarnaast hebben het stadsdeelkantoor en de welzijnsorganisatie regelmatig overleg over eventuele bijstelling van de prioriteiten. 10. Pag 20: resulteert het leerkansenprofiel op basisscholen tot een verbetering van de Cito-
scores op deze scholen? Uit de monitoring 'De stand van zaken op de LKP-scholen in Den Haag, schooljaar 2010 2011' (Oberon/ITS, november 2011) blijkt dat bij analyse van de beschikbare gegevens van de Cito-eindtoets over alle LKP- scholen heen een positieve trend zichtbaar is. 11. Pag 22: "Jongeren die nog niet in bezit zijn van een startkwalificatie vallen onder de
verantwoordelijkheid van het onderwijs." Over welke leeftijdsgroep gaat het hier? De genoemde wet studie financiering wordt gezien als voorliggende voorziening. Deze we t gaat tot 30 jaar. Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren tussen de 12 en 23 jaar die niet meer op school zitten en geen startkwalificatie hebben. Bij het Werkplein Sorgvliet wordt voor jongeren de leeftijd tot 27 jaar gehanteerd. De leerplicht geldt alleen voor jongeren tot hun 18e jaar (voor zover zij geen startkwalificatie hebben) en scholen zijn (binnen alle redelijkheid) verplicht om jongeren op verzoek in te schrijven. Jongeren kunnen tot hun 30e jaar nog een Studiefinanciering aanvragen. In de bovenstaande regel wordt gesteld dat jongeren, die leerbaar zijn en een beroep doen op gemeentelijke voorzieningen maar nog geen startkwalificatie hebben, in eerste instantie worden verwezen naar het onderwijs. Inzet is dat deze jongeren eerst (met behulp van die studiefinanciering) een startkwalificatie moeten halen voordat ze een beroep mogen doen op andere voorzieningen. 12. Hoeveel procent van de Haagse jongeren heeft geen startkwalificatie?
In Den Haag zijn ongeveer 60.000 jongeren tussen de 12 en 23 jaar. 32.000 jongeren zitten nog op school. Jaarlijks verlaten ca. 1500 jongeren (= 4,7%) het onderwijs zonder startkwalificatie.
13. Kunt u aangeven hoe groot het percentage jongeren zonder startkwalificatie is onder de
zwerfjongeren, alleenstaande jonge moeders (jonger dan 21 jaar) en jongeren in de schuldhulpverlening? Nee, de afdeling Voortijdig Schoolverlaten (VSV) registreert niet specifiek op zwerfjongere, alleenstaande jonge moeders en jongeren in de schuldhulpverlening. In de praktijk blijkt wel veel overlap qua doelgroep. Een voorbeeld: VSV, JIT en Den Haag Opmaat stemmen hulpverlening af over een jongere met schulden die nog geen startkwalificatie heeft. 14. Pag. 31: daarnaast zullen wij, door gemeentelijk aanbod vanuit het CJG te ontwikkelen,
proberen consequenties van wegvallend aanbod van selectieve preventie te dichten." Wat valt er weg en wat valt er niet weg? De groepsgerichte activiteiten voor kinderen van verslaafde ouders(KOPP/KVO) vallen weg binnen het aanbod vanuit de zorgverzekeringswet. 15. Actiepunt 25: zorgverzekeringen vergoeden steeds minder. Wat wordt er door hen op dit
terrein niet meer vergoed? De zorgverzekeraar vergoedt alleen aanbod voor KOPP/KVO1 kinderen met symptomen of een stoornis, en dan als het eerste lijns zorg betreft. Groepsaanbod voor KOPP KVO kinderen die (nog) geen stoornis hebben wordt beschouwd als selectieve preventie en dan wordt verwezen naar het gemeentelijke domein, zonder dat middelen daarvoor zijn overgeheveld.
De fractie van de SP 1. “Bij participatie zijn kleine organisaties die met name werken met vrijwilligers hierbij
ontzien. Niet ontzien zijn activiteiten gericht op participatie die met de inzet van beroepskrachten worden uitgevoerd.” Kunnen die vrijwilligers functioneren zonder daarbij aangestuurd/ondersteund te worden door een beroepskracht? Bijvoorbeeld vrijwilligers van het maatschappelijk werk leveren ondersteunende begeleiding voor mensen/gezinnen die dat nodig hebben. Omdat de beroepskracht wordt wegbezuinigd stopt het vrijwilligerswerk Hoe gaat het college dit opvangen? Is hier onderzoek naar gedaan? Het in de vraag genoemde voorbeeld is niet aan de orde. De beroepskrachten gericht op ondersteuning vanuit maatschappelijk werk wordt geenszins wegbezuinigd. Hagenaars die tijdelijk of langdurig niet in staat zijn om zichzelf te redden of bij wie het sociaal netwerk ontbreekt om op terug te vallen kunnen op deze beroepsmatige ondersteuning vanuit het maatschappelijk werk blijven rekenen. Dit wordt niet overgenomen door vrijwilligers. Anders is het voor beroepsmatige inzet op het gebied van participatie: vrijetijdsactiviteiten worden niet meer door professionals georganiseerd.
1
Kinderen van verslaafde ouders of ouders met een psychiatrische problematiek.
2. “De sportbegroting wordt structureel met € 2 mln opgehoogd.” Sport is belangrijk, dat
vind de SP ook. Maar was het niet zinniger geweest de middelen (deels) ook in te zetten om organisaties te behouden die aantoonbaar al jaren veel preventief werk verrichten en daarmee resultaat boeken? (bijvoorbeeld het jongerenwerk, het JIT) Deze vraag valt buiten de categorie “technische vragen” en is politiek inhoudelijk van aard. 3. Waarom wordt er alleen samenwerking gezocht met sport- en scoutingorganisaties?
Kunnen anderen die zich bezig willen houden met risicojongeren ook een beroep doen op ondersteuning door professionele agogen? Ja. Refererend naar actiepunt 3. Het welzijnswerk en de CJG’s staan ook open voor ondersteuning van andere vrijwilligers die te maken hebben met risicojongeren. Richting sport-en scoutingspartners worden gericht pilots ondernomen. 4. Waarom is er niet gekozen voor het uitbreiden van het aantal trajecten van het JIT, gezien
het aantal instellingen wat benadrukt dat vermindering van de subsidie aan het JIT problematisch is? Wij zijn het met de instellingen die hebben ingesproken eens dat het JIT een belangrijke voorziening in het jeugdbeleid is. Het college heeft daarom in deze tijden van bezuinigingen toch besloten extra middelen vrij te maken om de rijksbezuinigingen op te vangen. Zo blijft het JIT op niveau. Het verder uitbreiden van het JIT zou echter weer ten koste moeten gaan van andere producten en diensten van de gemeente. 5. “De afgelopen jaren is het aantal kinderen wat opgroeit in een gezin dat leeft op
uitkeringsniveau, gedaald.” Het betreft hier cijfers uit 2008, aan het begin van de crisis. Is er onderzocht hoe het er nu voorstaat? Het betreft hier cijfers uit de Kinderen in Tel rapportage 2010. We hebben naast Kinderen in Tel ook de armoedemonitor Den Haag 2010 over huishoudens met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Tussen 2007 en 2009 is een daling te zien van het percentage kinderen dat opgroeit in een gezin met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. (zie hieronder) Bron: Armoedemonitor Den Haag 2010: tabel 1.5.1 Aantal kinderen tot 18 jaar in huishoudens met een inkomen tot 110 procent: Categorie
Aantal 2007
2009
Kinderen in Den Haag
98.616
100.789
Kinderen in minimahuishoudens
27.020
21.024
Aandeel kinderen in minimahuishoudens
27,4 %
20,9%
6. “Recent constateren wij een toename van gezinnen die om uiteenlopende redenen een
beroep doen op de maatschappelijke opvang en/of noodopvang. Dit geeft druk op de bestaande voorzieningen.” Wordt het anti-huisuitzettingenbeleid hierop aangepast? Ja, het beleid van “Vermindering huisuitzettingen” is aangepast. Zoals op 20 augustus in een brief aan de commissie samenleving is verwoord, wordt de samenwerking met drie woningbouwcorporaties Haag Wonen, Staedion en Vestia over de aanpak ‘Vermindering huisuitzettingen” voortgezet, preventiever ingericht en uitgebreid over de hele stad. De pilot heeft namelijk tot het inzicht geleid dat de huidige curatieve (pas ingrijpen bij vonnis) werkwijze, moet worden omgebogen naar een preventieve aanpak, waarbij eerder ingrijpen bij huurachterstand erger doet voorkomen. Bij multi-problem situaties, waartonder in veel gevallen gezinnen met kinderen toe behoren, wordt vroegtijdig het sociaal casemagement en/of schuldhulpverlening van Den Haag op Maat ingezet. Vroegtijdig kan zijn al aan het begin van de verhuur of bij een maand huurachterstand. De woningbouwcorporaties doen, bij een constatering van multi-problem situatie melding bij DHOM. Van hieruit kan een traject op maat worden uitgezet, onder regie van een sociaal case manager of – wanneer er kinderen in het spel zijn - een CJG gezinscoach. 7. In de stadsdeelplannen van Laak en Escamp wordt door bewoners aangegeven dat er
sprake is van jongerenoverlast en wordt gesteld dat er veel te weinig te doen is voor jongeren. Juist in deze twee stadsdelen is er sprake van groepen jongeren die overlast veroorzaken. Kan het stadsdeelbudget gebruikt worden om het jongerenwerk op het peil van nu te behouden of zelfs weer uit te breiden naar hoe het voor de laatste bezuinigingen was? Budgetten voor de stadsdelen, in concreto voor het welzijnswerk, worden in het kader van de begrotingsbehandeling door de gemeenteraad vastgesteld. Conform actiepunt 5 zal binnen deze stadsdeelbudgetten de prioriteit voor het jongerenwerk worden verlegd naar wijken waar deze voorziening het hardst nodig is. 8. “Onderzoek naar de consequenties en mogelijke cumulatie van consequenties voor
bepaalde doelgroepen van de aankomende wetswijzigingen op het gebied van jeugdwerkloosheid, jeugdzorg en passend onderwijs. Acties formuleren op basis van de uitkomsten.” Als die bevindingen blijken stevig te zijn wordt het beleid dan tussentijds bijgesteld? Dat hangt van het onderzoeksresultaat af. Wel is het de bedoeling om op basis van de uitkomsten van het onderzoek tot integrale oplossingen te komen om kwetsbare jongeren tussen 16 en 27 jaar aan het onderwijs of de arbeidsmarkt te laten deelnemen.
9. Waar kunnen ouders terecht voor een second opinion of een goede diagnose? Veel ouders
lopen rond met een kind of jongere waarbij niets lijkt te lukken, het duurt soms jaren eer ze toegang krijgen tot een instantie die een goede diagnose stelt. Soms blijkt er dan sprake te zijn van autisme, schizofrenie o.i.d.. Wie verwijst ouders en kind door naar gespecialiseerde zorg? Dit is een terrein dat momenteel nog buiten onze verantwoordelijkheid ligt. Indicaties worden onder andere gesteld door huisarts, Bureau Jeugdzorg en LVB- en jGGZ instellingen, maar ook in het particuliere circuit. Wij zijn er mee bekend dat een diagnose krijgen voor sommige kinderen soms moeizaam gaat. In bepaalde gevallen gaat het om de complexiteit van de problematiek, maar soms ook onduidelijke of complexe procedures. We hebben niet de indruk dat het in Den Haag een grootschalig voorkomend fenomeen is. Bij cases die vastlopen, kan een beroep worden gedaan op de gemeentelijke jeugdregisseur. Ook kan in voorkomende gevallen soms beroep worden gedaan op voorzieningen en expertise in het CJG. 10. “In 2009 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) bepaald dat preventieve activiteiten
die zich richten op deze specifieke risicogroepen, ook wel bekend als selectieve preventie, niet meer onder de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar past. Omdat het hier om kwetsbare kinderen gaat, willen wij in overleg treden met de zorgverzekeraars met als doel om in gezamenlijkheid vanuit het CJG een preventief aanbod te ontwikkelen dat wel in aanmerking komt voor vergoeding vanuit de zorgverzekeringswet.“ Kunnen ouders en kind een beroep doen op de bijzondere bijstand tot dit geregeld is? Zo nee, waarom niet? Ouders en kinderen kunnen in deze situatie geen beroep doen op de bijzondere bijstand Bijzondere bijstand is bedoeld voor onvermijdelijke en onvoorzienbare kosten voor eerste levensbehoeften die niet elders zijn te verzekeren. Daarnaast is één en ander ook afhankelijk van de draagkracht. Bedoelde trainingen vallen daar niet onder. 11. “De landelijke aanscherping van de IQ grens zal er overigens toe leiden dat het landelijk
budget voor deze (LVB) groep jongeren zal worden teruggebracht. Des te meer reden een scherp beeld te hebben van de Haagse situatie.”Wanneer kan de raad de resultaten van dit onderzoek tegemoet zien? Zal dit resultaat bekend zijn voor de bezuinigingen ingaan? Zo nee, wanneer kan de raad dan een voorstel voor aangepast beleid verwachten? Voor 1/1/2013, de datum waarop de landelijke aanscherping vooralsnog lijkt in te gaan, maakt het college kenbaar hoe ze hier op inspeelt. 12. Waar kunnen zwerfjongeren nog terecht, gezien de bezuinigingen op kamers met kansen,
Luna, de Foyer, het JIT en de crisisopvang? Graag een uitgebreide toelichting. Genoemde voorzieningen blijven op het subsidieniveau van 2011. Er is dus niet sprake van een bezuiniging. Hieronder vindt u een korte uiteenzetting van het aanbod voor zwerfjongeren in Den Haag. Voor huisvesting en opvang kunnen zwerfjongeren in Haaglanden onder de 18 jaar en soms tot 23 jaar terecht bij de Stichting Jeugdformaat via toeleiding door Bureau Jeugdzorg (BJZ). De crisisopvang van BJZ zorgt stante pede voor ‘bed en brood’. DUWO De Foyer (38 plaatsen) en Luna (100 plaatsen), respectievelijk voor jongeren tussen de 17 en 27 jaar en voor jongeren tussen de 16 en 24 jaar.
Vanuit de Maatschappelijke Opvang en Haaglanden wordt de huisvesting en opvang van Vast&Verder (30 plaatsen voor jongeren van 15 tot 25 jaar) en van DoorZ (22 plaatsen voor jongeren vanaf 18 jaar) gecontinueerd. Ook de begeleiding van het JIT blijft op het niveau 2011. Daarnaast is er strikt genomen bij de drie Kamers met Kansen-projecten geen sprake van bezuiniging, maar van de afloop van een driejarig contract dat was afgesloten op basis van ‘zelfvoorziening’ na die drie jaar. De projecten van de SG Zuidwest (8 plekken voor scholieren voortgezet onderwijs) en MixxInn (15 plekken voor cliënten van het Jeugd Interventie Team – JIT) lopen in 2012 nog door. Voor het project Jong Escamp (15 plaatsen voor jonge moeders), dat in 2012 zou aflopen wordt nog gezocht naar mogelijkheden om zelfstandig door te gaan. Voor jongeren met primair geestelijke of lichamelijke gezondheidsproblemen zijn er opvangvoorzieningen bij De Jutters, de Kesslerstichting, het Leger des Heils en Stichting Anton Constandse. 13. Wie voert de preventieve inzet en zorg, gericht op het voorkomen van dakloosheid bij
jongeren en gericht op de eigen kracht bij jongeren uit, gezien in het licht van de bezuinigingen op jongerenwerk, de Foyer, het JIT, Luna, Kamers met Kansen, Mix-Inn, jong Escamp, de crisisopvang enz.? Graag een uitgebreide toelichting. Ter voorkoming van uitval en zwerfgedrag bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd door jongeren die bekend zijn in de jeugdzorg, zijn er bij BJZ aandachtsfunctionarissen. Met behulp van een Risicomonitor brengen zij in kaart welke jongeren in dit opzicht extra aandacht behoeven en zorgen zij zonodig voor verlenging van de jeugdzorg tot 23 jaar en/of overdracht naar de volwassenenzorg. Er zijn verschillende partijen die preventief werken. Denk aan professionals in het onderwijs en het straatjongerenwerk. Het JIT begeleidt ook veel (bijna) zwerfjongeren. De bezuiniging op het JIT is grotendeels teruggedraaid (Inspraakrapport: reactie 1a). In de aanpak van het JIT is het aanspreken op eigen kracht en het bevorderen van zelfredzaamheid een vanzelfsprekendheid.
De fractie van de Haagse Stadspartij 1. Hoeveel subsidie krijgt het JIT in de jaren 2011 t/m 2014? Zie voor een totaaloverzicht van de JIT-vormen tevens de raadsmededeling 2011.128. Vanuit het Programma Jeugd en Gezin 2011-2014 wordt Bureau Jeugdzorg gesubsidieerd voor de werksoort JIT Preventief. In 2011 subsidieerde de gemeente in dit kader het JIT voor €2.549.097,00 voor de uitvoering van 513 trajecten. In 2012 is een bedrag van € 2.452.000 gereserveerd. In 2013 wordt gestreefd naar het beschikbaar stellen van een vergelijkbaar bedrag. Voortzetting en inbedding van het JIT na 2013 zal betrokken worden bij het transitieproces. 2. Hoe staat het met de externe financiering van Jong Escamp en Mix Inn? In het project van Kamers met Kansen bij MixxInn (15 plekken voor cliënten van het Jeugd Interventie Team - JIT) wordt geïnvesteerd door HaagWonen, verschillende fondsen en de gemeente. In 2012 bedraagt de gemeentelijke subsidie aan dit project nog € 146.333,00.
Conform afspraak bij de start van dit project wordt de gemeentelijke bijdrage in 2013, na drie jaar, beëindigd. Een alternatieve financieringsbron is nog niet bekend. In het project Jong Escamp (15 woningen voor jonge moeders) wordt geïnvesteerd door Vestia, Jeugdformaat, verschillende fondsen en de gemeente. De gemeentelijke bijdrage van € 190.000,00 per jaar voor een periode van drie jaar wordt in 2012 conform afspraken beëindigd. Samen met bovengenoemde financiers wordt gezocht naar mogelijkheden om dit project zelfstandig voort te zetten. 3. Wat is direct housing? Direct Housing is een aanpak waarbij dakloze hulpvragers eerst een woning krijgen aangeboden en vervolgens wordt bepaald wat de meest passende vorm van zorg is. In Den Haag wordt deze aanpak Housing First genoemd en beproefd in het kader van het programma Den Haag Onder Dak II. Bij deze aanpak wordt gestreefd naar een maximaal benutten van de eigen kracht van de hulpvrager en zijn of haar omgeving en het zo veel als mogelijk stimuleren van de zelfredzaamheid. 4. Het aantal zwerfjongeren is toegenomen van 485 tot 960. Hoeveel capaciteit is er beschikbaar om deze groep te huisvesten? Het registreren van aantallen jongeren met multiproblematiek is sterk afhankelijk van definities en registratiemethodieken. Ter illustratie, zo bleek uit onderzoek dat in de gemeente Amsterdam een relatief klein aantal jongeren was geregistreerd ten opzichte van de andere grote steden. Daarnaast dekt het begrip zwerfjongeren niet de lading. Het is zeker niet zo dat deze jongeren voortdurend op straat zwerven of ‘buiten slapen’. Het betreft jongeren die afwisselend bij familie, vrienden of kennissen tijdelijk onderdak vinden of, die in de voorzieningen tijdelijk verblijven. De officiële definitie van de rijksoverheid die in Den Haag gehanteerd wordt is: Zwerfjongeren zijn feitelijk of residentieel daklozen onder de 23 jaar met meervoudige problemen (zie brief RIS 176312). Voor een overzicht van de huisvestings- en opvangmogelijkheden wordt verwezen naar de beantwoording van vraag 12 van de SP. 5. Welke gevolgen heeft het kraakverbod voor zwerfjongeren? Het gevolg van het kraakverbod voor zwerfjongeren is dat kraken van een woning niet is toegestaan. Specifiek inzicht in de invloed van het kraakverbod op zwerfjongerenproblematiek is er niet. 6. In welke wijken is er sprake van het ontbreken van een maatschappelijk middenveld (civil society)? Er zijn in Den Haag geen wijken waar maatschappelijk middenveld ontbreekt. 7. Hoe ver staat het met de implementatie van de kinderrechten in de inspraak- en samenspraakverordeningen? Deze suggestie komt uit een inspraakreactie van Jantje Beton. Het college vindt het een interessant punt. Momenteel wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor meer aandacht voor kinderrechten. Ook op dit moment zijn er al veel mogelijkheden. Enkele voorbeelden hiervan zijn: betrokkenheid van kinderen en jongeren in het speelbeleid, leerlingenraden op school, jongerenambassadeurs.