RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
t.b.v. het bouwen van een bedrijfspand aan De Leemskuilen 11 te Bladel v.r.v. Claassen Roest Holding bv Leemskuilen 4 5531 NL BLADEL GEMEENTE BLADEL
Ligging
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING.............................................................................................................. 3 1.1 Initiatiefnemer 1.2 Architect 1.3 Aanleiding ruimtelijke onderbouwing
3 3 3
2. INTEGRAAL GEBIEDSPROFIEL .......................................................................... 3 2.1 Ruimtelijke structuur van de omgeving 2.3 Situatieschets van het gebied/omgeving 2.4 Aanwezige infrastructuur
3 4 4
3. INTEGRAAL PROJECTSPROFIEL. ...................................................................... 5 3.1 Situering van het project 3.2 Motivering noodzaak/behoefte 3.3 Uitkomsten buurtoverleg/inspraak 3.4 Nieuwe bestemming / gebruiksfunctie 3.5 Bouwvolume 3.6 Oppervlakte 3.7 Verschijningsvorm
5 5 5 5 5 6 6
4. MILIEU.................................................................................................................... 6 4.1 Bodemonderzoek
6
5. WATER................................................................................................................... 6 5.1 Waterparagraaf conform de watertoets en het principe hydrologisch neutraal bouwen (HNO) 5.2 Bestaande situatie 5.3 Beschrijving waterhuishoudkundige aspecten project 5.4 Waterhuishouding en riolering 5.5 Toets planontwikkeling aan het beleid
6 7 7 7 8
6. WAARDEN ............................................................................................................. 9 6.1 Cultuurhistorie en archeologie
9
7. OVERIGE PLANOLOGISCHE ASPECTEN ......................................................... 10 7.1 Verkeer, mobiliteit en parkeren (in geval er wegen zijn betrokken de functie en een dwarsprofiel daarvan) 7.2 Keurmerk Veilig Wonen 7.3 Duurzaam Bouwen
10 10 10
8. ECONOMISCHE HAALBAARHEID ..................................................................... 11 8.1 Planschade overeenkomst
11
9. PROCEDURE ....................................................................................................... 11 9.1 Procedure op basis van Wet Ruimtelijke Ordening
11
2
1. INLEIDING 1.1 Initiatiefnemer Initiatiefnemer van het project is de heer A. Claassen, Leemskuilen 4 te Bladel . Directeur van Claassen Roest Holding BV aldaar gevestigd. 1.2 Architect De architect – ontwerper van het plan is Keeris Architecten Dijk 14 te Eersel die ook de Ruimtelijke Onderbouwing heeft gemaakt. 1.3 Aanleiding ruimtelijke onderbouwing Het plangebied maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan “Kom Bladel 2010” op het adres Leemskuilen 11 te Bladel. In de huidige situatie is een woning aanwezig zonder bedrijfsruimte passend binnen het vigerende bestemmingsplan “Kom Bladel 2010”. Het College van Burgemeester en Wethouders heeft in vergadering van 11 januari 2011 besloten in beginsel medewerking te verlenen aan de bouw van een bedrijfspand op het achtererf van het pand Leemskuilen 11 te Bladel ten behoeve van Claassen Roest Holding bv. onder de voorwaarden dat: -
-
-
een schetsplan van de verbouwing wordt ingediend ter beoordeling aan de Welstandscommissie van de Gemeente Bladel die in de vergadering van 10 maart jl. een positief advies heeft uitgebracht voor de bouw van een bedrijfsruimte op het achtererf van Leemskuilen 11 te Bladel. het voldoet aan de gestelde maatvoering afstand zijdelingse perceelsgrens 3m., de bebouwingshoogte is max 6m. er uitsluitend een bedrijf gevestigd mag worden behorend tot de milieucategorie 2. de afstand tussen woning en bedrijfspand dient 15m te zijn. de woning aan de voorzijde blijft bestaand en gehandhaafd. de aanvraag wordt voorzien van een ruimtelijke onderbouwing voor de inpassing in het vigerende bestemmingsplan. geen onevenredige belangen van derden worden geschaad en van gemeentewege zal mogelijk toekomstige planschade op verzoeker worden afgewenteld. Hiervoor is een overeenkomst gemaakt om dit veilig te stellen, zie bijlage. verzoeker een buurtonderzoek heeft uitgevoerd met direct belanghebbenden over dit initiatief, een verslag is bijgevoegd. Zie bijlage.
Het betreft een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan ingevolge artikel 2.12, lid 1 sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorwaarden voor goot- en nokhoogte en gebruik etc. zijn geheel overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. 2. INTEGRAAL GEBIEDSPROFIEL 2.1 Ruimtelijke structuur van de omgeving De huidige structuur kenmerkt zich als een kleinschalig industrieterrein aan de rand van het dorp als uitleggebied voor kleinere bedrijven uit de jaren ’70, ruim gelegen aan een bestaande weg. De bestemming van dit deel omvat een woning op het achtererf ingesloten tussen omliggende bedrijven. In de huidige situatie is het in gebruik als opslagterrein voor Claassen Agro Service bv., gevestigd op Leemskuilen 4 te Bladel.
3
2.3 Situatieschets van het gebied/omgeving
Situatie nieuw het aan te bouwen bedrijfspand. 2.4 Aanwezige infrastructuur De woning met bedrijfspand is gebouwd op een industrieterrein aan een doorlopende weg met parkeervoorzieningen en aanwezige infrastructuur.
4
3. INTEGRAAL PROJECTSPROFIEL. 3.1 Situering van het project Het perceel waarop het project wordt gerealiseerd is gelegen aan De Leemskuilen 11, kadastraal bekend gemeente Bladel, sectie G, nummers 5330 oppervlak kavel van 1.468m² . Het nieuw te bouwen pand heeft een oppervlak van 518m². De huidige woning met aanbouw is 100m² .
Schaal ca. 1:2000 = te bouwen bedrijfspand 3.2 Motivering noodzaak/behoefte Het plan wordt ontwikkeld in het kader van behoefte aan ruimte voor Claassen Agro Service van Claassen Roest Holding bv gevestigd aan Leemskuilen 4 die het huidige terrein gebruikt als buitenopslag en de noodzaak is aanwezig om deze opslag binnen te kunnen uitvoeren om een efficiënte bedrijfsvoering mogelijk te maken. Het plan maakt deel uit van het bestemmingsplan “Komplan Bladel 2010 ” . 3.3 Uitkomsten buurtoverleg/inspraak Er is door de opdrachtgever een buurtonderzoek verricht samengevat in een verklaring d.d. 13 april 2011 en ondertekend door de belanghebbenden. (zie bijlage) 3.4 Nieuwe bestemming / gebruiksfunctie De nieuwe bestemming of gebruiksfunctie op het perceel wordt een bedrijfswoning met bedrijfspand. 3.5 Bouwvolume Het bouwvolume van het te bouwen bedrijfspand is een inhoud van ca. 3.208m³.
5
3.6 Oppervlakte Het perceel is ca. 1.485m ² groot. De huidige bebouwing is ca 100m² groot. Het bouwoppervlak van het bedrijfspand is ca 518m² . In de nieuwe situatie ontstaat er een gezamenlijk ca 618m² bebouwd oppervlak en een onbebouwd oppervlak van 867m², waarvan 200m² tuin en erf behorend bij de woning. 3.7 Verschijningsvorm In de welstandsnota die voor de gemeente Bladel is opgesteld zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische kenmerken opgenomen. De huidige karakteristiek en architectuur van de omliggende bebouwing vormt hierbij het uitgangspunt. Deze zijn te vinden in de welstandsnota onder de categorie Bedrijfsbebouwing B 2 Welstandsniveau 3 en zijn beschreven als volgt, ik citeer: “Elk bouwplan moet voldoen aan de eisen die gelden voor het bebouwingstype waarbinnen het bouwwerk valt. Op deze wijze wordt een toetsingskader voor architectonische vormgeving van bouwplannen gegeven.” Conclusie Het bouwplan is voorgelegd aan de Welstandszorg Noord-Brabant, die positief heeft geadviseerd. (zie bijlage) 4. MILIEU 4.1 Bodemonderzoek Ten behoeve van de nieuwbouw is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform de NEN 5740 door Ingenieursbureau Inpijn-Blokpoel onder opdrachtnummer MB 7579 in opdracht van Claassen Roest Holding BV, Leemskuilen 4 te Bladel. Conclusie Resumerend kan worden gesteld dat de aangetroffen bodemkwaliteit aanvaardbaar wordt geacht en zodoende geen belemmering vormt voor de nieuwbouw. (zie bijlage III) 5. WATER 5.1 Waterparagraaf conform de watertoets en het principe hydrologisch neutraal bouwen (HNO) Voorschriften waterschap ´de Dommel´: Water Vigerend beleid waterschap Het plangebied valt onder het beheer van waterschap de Dommel. De Leemskuilen valt onder het stroomgebied van de Aa en de Kleine Beerze.
= plangebied 6
Het waterschap heeft als uitgangspunt hydrologisch neutraal bouwen. De constatering dat we te maken krijgen met klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verdere verstedelijking leidt tot het besef dat we anders moeten omgaan met water. Dit besef leidt tot de bekende trits 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Het Nederlandse waterbeleid breekt met de traditie van zo veel mogelijk water zo snel mogelijk lozen. Alle waterbeheerders kiezen samen voor het principe dat een overschot aan water wordt opgevangen waar dit ontstaat. Dat betekent dat we het water niet meer zo snel mogelijk afvoeren, maar proberen het vast te houden. Daarmee voorkomen we problemen met wateroverlast in lager gelegen gebieden en tegelijkertijd met watertekort in het eigen gebied. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen we het water. Pas als het niet anders kan, voeren we het water af naar een ander gebied. Tegelijkertijd moeten we er door het vasthouden en bergen van water voor zorgen dat waterproblemen niet te snel worden afgewenteld op lager gelegen gebieden. Hydrologisch neutraal bouwen past in deze trits en voorkomt dat versnelde afvoer vanuit de bebouwde omgeving plaatsvindt. In de notitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk’ maakt het waterschap inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. Uitgangspunten bij hydrologisch neutraal ontwikkelen. Bij nieuwe plannen wordt altijd onderzocht hoe omgegaan kan worden met hemelwater volgens de voorkeursvolgorde: hergebruik - infiltreren - bufferen - afvoeren naar oppervlaktewater - afvoeren naar RWZI. De hydrologische situatie in de nieuwe situatie dient minimaal gelijk te blijven aan de oorspronkelijke situatie (vóór de nieuwe stedelijke ontwikkeling) in een gemiddeld nat jaar en in een situatie die 1 maal per 10 jaar voorkomt (T=10 (+10%)). Hierbij mag de oorspronkelijke afvoer uit het gebied niet overschreden worden en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) niet worden verlaagd. 5.2 Bestaande situatie Het oppervlak van het totale perceel is 1.485m² Binnen onderhavig plangebied is thans ca 100m² bebouwing en 1.185m² terreinverharding aanwezig in de vorm van klinkerbestrating en puinverharding. De overige delen van het plangebied, ca. 200m², zijn onverhard en zijn ingericht als tuin en erf behorend bij de woning. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het hemelwater van de bestaande woning wordt afgevoerd naar het bestaand riool wat een gescheiden stelsel is. Op het verharde terrein is nu geen afwatering aanwezig en het hemelwater infiltreert langs de randen van het eigen terrein en tussen de klinkers en op de inrit via de molgoot naar de bestaande straatkolk van het openbaar riool. 5.3 Beschrijving waterhuishoudkundige aspecten project Onderhavig project omvat ca 518m² nieuwbouw. Voorts wordt ca 667m² gedeeltelijk herbestraat als de bestaande klinkerbestrating. De bestaande inrit blijft ongewijzigd met de reeds bestaande klinkerverharding. De bestaande woning met erf en tuin blijft ongewijzigd. Gezien de bestaande situatie is alleen sprake van een natuurlijke infiltratie. Na realisatie van de nieuwbouw blijft deze situatie ongewijzigd met uitzondering van het bebouwd gedeelte waar geen infiltratie plaats vindt. 5.4 Waterhuishouding en riolering Door het waterschap is een aantal principes opgesteld waar ruimtelijke ontwikkelingen aan worden getoetst, te weten: - Wateroverlastvrij bestemmen - Gescheiden houden van vuil water en schoon regenwater - Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” - Hydrologisch neutraal ontwikkelen - Water als kans - Meervoudig ruimtegebruik - Voorkomen van vervuiling - Rekening houden met waterschapsbelangen - Wateroverlastvrij bestemmen Bij locatiekeuze van nieuwe ontwikkelingen moet worden gezocht naar plekken die ‘hoog en droog genoeg’ zijn. 7
Onderhavig plangebied ligt ± ca 31,15m boven NAP. Er zijn diverse bronnen voor het bepalen van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Welke uit grafieken is afgeleid uit peilbuizen van de Gemeente Bladel en is gelegen op 1,60 – maaiveld in het plangebied. De grondwaterstand was op 27 maart 2009 op 2,25m – maaiveld, zie rapport Ingenieursbureau InpijnBlokpoel MB-7579 als bijlage, en op 24 mei 2011 2,60m – maaiveld. Voor de afwatering van de terreinverhardingen op het woonperceel wordt geen voorziening aangelegd. Reden waarom deze verhardingen niet in de berekening zijn opgenomen. Concreet betekent dit dat: • de afvoer uit het gebied niet groter is dan in de referentiesituatie; • de omvang van grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt; • de grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties; • de (grond)waterstanden in het plangebied moeten aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied zelf; • het plangebied zo moet worden ingericht, dat de gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving, die van invloed zijn op de (grond)waterstanden, niet leiden tot knelpunten in het plangebied. Daarnaast mag er door de voorgenomen ontwikkeling in of buiten het plangebied in een T=100 situatie geen schade ontstaan als gevolg van inundatie. De infiltratie- /bergingsvoorziening dient plaats te vinden boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Ter ondersteuning van deze punten is een methodiek (toetsinstrumentarium) ontwikkeld waarmee een plan relatief eenvoudig getoetst kan worden op hydrologische neutraliteit. Het instrumentarium geeft een indicatie van de benodigde omvang van de infiltratie- en bergingsvoorziening en het daaraan gekoppelde ruimtebeslag. Bij alle bouwplannen is het uitgangspunt een scheiding van vuil water en (schoon) hemelwater. Dit is ook het geval indien nog steeds een gemengd rioolstelsel aanwezig is. Bij de inrichting, het bouwen en het beheer worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Conform de kwaliteitstrits “schoonhouden - scheiden - zuiveren” worden in alle gevallen, en zeker in geval van nieuwbouw, de mogelijkheden van bronmaatregelen (schoonhouden) onderzocht. Bronmaatregelen zijn bijvoorbeeld een zorgvuldige materiaalkeuze (pakket duurzaam bouwen, zonder toepassing van uitloogbare materialen), het voorkomen van de blootstelling van bouwmetalen aan regenwater en verantwoord beheer van de openbare ruimte (weg- en groenbeheer). 5.5 Toets planontwikkeling aan het beleid Algemeen Het plan voorziet in, in totaal 518m² aan nieuwe gebouwen en de bestaande klinkerverharding die rondom de nieuwbouw zal worden herbestraat.. Bij de bouw en de aanleg van de gebouwen zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van niet-uitloogbare materialen. Zo wordt verontreiniging van bodem en grondwater voorkomen. Opvang en hergebruik van hemelwater wordt door de initiatiefnemer niet reëel/haalbaar geacht. De gemiddelde grondwaterstand is 1,60 – maaiveld, dit betekent dat de bovengrond dusdanig is dat het hemelwater infiltreert in de bodem. De opbouw van de bodem bestaat uit matig, fijn, siltig, roesthoudend zand dat met name in de toplaag humushoudend en wortelhoudend is en in de onderlaag matig, grof, zwak, siltig. Gezien deze opbouw is infiltratie op natuurlijke wijze voor de hand liggend. Er is in de huidige situatie geen oppervlaktewateroverlast aanwezig ook niet na hevige regenbuien. Het hemelwater van de klinkerverharding kan dan ook geïnfiltreerd worden op het erf en tuin overeenkomstig de bestaande situatie. De nieuwbouw zal uitgevoerd worden met een gescheiden rioolstelsel. De indicatieve verhouding verhard-onverhard oppervlak is in de tabel weergegeven.
8
Oppervlak
Huidige m²
Toekomstige m²
Daken Verhard terrein Onverhard terrein
100 1 185 200
max.
Totaal
1.485
618 667 200 1.485
Het verschil tussen huidige verharding en nieuwe bebouwing is 518m² . Deze toename is zodanig klein dat de invloed op het watersysteem marginaal is en het hemelwater van de nieuwbouw ter plaatse wordt geïnfiltreerd. Afvoer van het schone hemelwater op het oppervlaktewater is in deze situatie niet mogelijk Daar geen watergang of sloot aanwezig is nabij het plangebied. De verharding rond de nieuwbouw zal als klinkerbestrating worden uitgevoerd over een oppervlak van 667m² die de mogelijkheid tot infiltratie geeft en ten overvloede op afschot worden aangelegd naar de perceelsranden in een grindstrook van 50cm breed zoals op tekening aangegeven en infiltreren als bestaand, wat ten goede komt aan het plan. Het hemelwater van daken 518m² zal via een gescheiden stelsel worden aangesloten op een infiltratiesysteem Drain-Max op een diepte van 0.49m – maaiveld tot een diepte van 1,30m – maaiveld te weten 0,30m boven GHG wat voldoende zekerheid geeft voor een goede infiltratie.. De berekening van HNO-tool van het waterschap is als bijlage bijgevoegd. Conclusie: Opvang en hergebruik van hemelwater wordt niet reëel/haalbaar geacht. De nieuwe oppervlakte van de verharding neemt af met 518m² ten opzichte van de referentiesituatie. Dat betekent dat ter plekke geen bergingscapaciteit noodzakelijk is. Om wateroverlast te voorkomen zullen bouwkundige voorzieningen worden getroffen voor infiltratie van het hemelwater van de nieuwbouw. De infiltratie ter plaatse van de nieuwbouw tussen de bestrating van 518m² vervalt. Met een Drain-Max systeem (8 stuks met een totale bergingsoppervlakte van 26m²) zoals op de bestektekening aangegeven is dit ondervangen. De bergingsoppervlakte is groter dan het oppervlak zoals dat in de berekening van het HNO-tool is aangegeven. Door het grotere infiltratieoppervlak is hiermee voldoende opvang gewaarborgd daar ook de infiltratietunnel volledig is geperforeerd. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van het waterschap met betrekking tot hydrologisch neutraal bouwen. Gelet op de huidige situatie heeft het bouwplan geen negatieve invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en er vindt geen afwenteling plaats naar elders. Op eigen terrein zal een gescheiden rioolstelsel worden aangebracht zoals op blad 402 is aangegeven. Het bouwpeil van het bedrijfspand zal + 5cm boven de huidige bestrating worden gebouwd. 6. WAARDEN 6.1 Cultuurhistorie en archeologie Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is de indicatieve archeologische verwachtingswaarde ter plaatse van de voorziene ontwikkeling niet gekarteerd omdat het hier een relatief klein plangebied betreft en de locatie in het verleden intensief in agrarisch gebruikt is geweest. Rond 1920 is de woning gebouwd en is het een moestuin geworden. Later is het afgegraven tot aan de vaste bodem en voorzien van een puinverharding met een zuiver zandbed voor het aanbrengen van de huidige bestrating. De ondergrond is volledig geroerd. De huidige functie is opslagterrein voor de Agro service. Er wordt alleen ontgraven ter plaatse van de fundering over een strook van één meter breed wat concreet zal betekenen dat minder dan 100m² ontgraven wordt. De nieuwe vloer wordt na egaliseren gestort op de bestaande puinverharding waarmee de ondergrond volledig gefixeerd is. Om bovengenoemde redenen is een verkennend en waarderend archeologisch onderzoek voorafgaand aan de bouw van het pand niet noodzakelijk.
9
= locatie Het perceel is gelegen in het donkerbruine gebied dat volgens de legenda een hoge verwachtingswaarde heeft. Echter, het feit dat de grond volledig geroerd is, is verder geen onderzoek noodzakelijk. Conclusie Op basis van de resultaten van het door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. uitgevoerde archeologisch vooronderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Het archeologisch rapport van Raap is als bijlage bijgevoegd. 7. OVERIGE PLANOLOGISCHE ASPECTEN 7.1 Verkeer, mobiliteit en parkeren (in geval er wegen zijn betrokken de functie en een dwarsprofiel daarvan) De uitbreiding van het bedrijfspand heeft op onderhavig perceel geen significante invloed op de verkeersituatie. Middels het aanleggen van twee extra parkeerplaatsen op eigen terrein, zullen geen parkeerproblemen ontstaan. De bestaande parkeerplaatsen voor de woning blijven aanwezig. Het aantal verkeersbewegingen zal niet of nauwelijks toenemen gezien het huidig gebruik van laden en lossen. 7.2 Keurmerk Veilig Wonen Het bedrijfspand wordt gebouwd volgens voorschriften keurmerk ‘Politie Keurmerk Veilig Wonen’ en is in het bouwbesluit opgenomen en op de bestektekening aangegeven en maakt deel uit van de voorwaarden van de vergunning. 7.3 Duurzaam Bouwen 10
Voor de bouw van het bedrijfspand is gekozen voor duurzaam bouwen volgens de voorschriften van de gemeente Bladel waardoor schadelijke stoffen en materialen worden uitgesloten en geeft derhalve geen extra belasting voor het milieu. Het te bouwen bedrijfspand is zodanig ontworpen dat dit aansluit aan de bestaande bebouwing in het plangebied. Aan de buitenzijde wordt gebruik gemaakt van natuurlijke materialen (baksteen, staalplaat als sandwich paneel. zink en hout) een duurzaam gebouw (zie bijlage tekening Blad 401) d.d. 12-04-2011. 8. ECONOMISCHE HAALBAARHEID 8.1 Planschade overeenkomst Het betreft een particulier initiatief waarbij alle kosten voor onderzoek en uitvoering voor rekening zijn van de initiatiefnemer, Claassen Roest Holding bv . 9. PROCEDURE 9.1 Procedure op basis van Wet Ruimtelijke Ordening De procedure maakt deel uit van een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan Komplan Bladel 2010 ingevolge artikel 2.12, lid 1 sub 3 van de Wet bepaling omgevingsvergunning (Wabo) .
Bijlagen I Bestektekening verbouwingsplan Blad 401. II Welstandsadvies gemeente Bladel III Schoongrondverklaring Inpijn-Blokpoel MB-7579 IV Buurtonderzoek V Archeologisch rapport RAAP
Opgemaakt door Keeris Architecten BNA. Projectarchitect M.J.M. Keeris. Dijk 14 5521 AX Eersel. tel: 0497 514480 e-mail:
[email protected] website: www.keerisarchitecten.nl
11
Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Compenserende berging voor nieuw verhard gebied Algemeen Naam project: Contactpersoon initiatiefnemer: Datum:
29-06-2011
29 juni 2011 Hydrologisch pagina 1 van 2neutraal ontwikkelen
Kenmerken projectgebied Bruto oppervlak projectgebied
1485
m²
Bestaand verhard oppervlak
100
m²
Nieuw totaal verhard oppervlak
618
m²
Netto te compenseren oppervlak
518
m²
Hiervan is type 1 (volledig verhard)
518
m²
Hiervan is type 2 (semi-verhard)
0
m²
Infiltratiepercentage semi-verhard oppervlak
0
%
Maaiveldniveau nieuw verhard oppervlak
31.15
m + NAP
GHG
-1.6
m + NAP
Infiltratiesnelheid bodem
2.0
m/dag
De waterschappen Aa & Maas en De Dommel willen met deze berekening in een vroeg stadium de betrokkenen adviseren over de eisen die de waterschappen stellen ten aanzien van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het berekende wateradvies is richtinggevend. Aan de berekening kunnen geen rechten worden ontleend.
Systeemeisen aan berging in projectgebied Dimensies voorziening Lengte voorziening
12.0
Talud voorziening (1:x)
0.0
m
Maximale peilstijging (in normaal nat jaar)
0.6
m
Maximale peilstijging bij T=10 jaar scenario
0.8
m
Maximale peilstijging bij T=100 jaar scenario
1.0
m
Afvoercoëfficiënt bij T=10 jaar scenario
1.67
l/s/ha
Afvoercoëfficiënt bij T=100 jaar scenario
3.34
l/s/ha
Afvoercoëfficiënten voorziening
Contactpersoon
Resultaten Totale benodigde berging in projectgebied Berging voor infiltratie
3
m³
Berging bij extreme neerslag T=10 jaar
15
m³
Berging bij extreme neerslag T=100 jaar
23
m³
Ruimtebeslag
4
m²
Maximale berging in normaal nat jaar
3
m³
Maximale ledigingstijd in normaal nat jaar
7
uren
Berging bij extreme neerslag T=10 jaar
3
m³
4
m³
Ruimtebeslag
19
m²
Berging bij T=10 jaar
15
m³
Berging bij T=100 jaar
23
m³
Afvoercapaciteit bij T=10 jaar
0.3
m³/uur
4
m³
Ontwerp infiltratievoorziening
T=100 jaar
Ontwerp bergingsvoorziening voor extreme neerslagsituaties
Berging 'tussen de stoepranden' Berging bij T=100 jaar
Tel: 0411-61 86 18 Fax: 0411-61 86 88 http://www.dommel.nl Waterschap De Dommel Postbus 10.001 5280 DA Boxtel Bosscheweg 56 5283 WB Boxtel
Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Compenserende berging voor nieuw verhard gebied Toelichting
Neerslag die valt op verhard oppervlak wordt sneller naar het oppervlaktewater afgevoerd dan neerslag die op onverhard oppervlak valt. In het geval dat er
29 juni 2011 Hydrologisch pagina 2 van 2neutraal ontwikkelen
verharding wordt aangelegd op een locatie waar eerst geen verharding aanwezig was, is er dus sprake van een versnelde lozing naar het oppervlaktewater. Dit heeft gevolgen voor de aanvulling van het grondwater en de afvoer uit het projectgebied bij neerslagsituaties. Deze gevolgen dienen gecompenseerd te worden door infiltratie en berging in het projectgebied.
Opmerkingen
De waterschappen Aa & Maas en De Dommel willen met deze berekening in een vroeg stadium de betrokkenen adviseren over de eisen die de waterschappen stellen ten aanzien van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het berekende wateradvies is richtinggevend. Aan de berekening kunnen geen rechten worden ontleend.
Contactpersoon
Tel: 0411-61 86 18 Fax: 0411-61 86 88 http://www.dommel.nl Waterschap De Dommel Postbus 10.001 5280 DA Boxtel Bosscheweg 56 5283 WB Boxtel
Claassen Roest Holding B.V. v.r.v. Dhr. A.J.M. Claassen Leemskuilen 4 5531 NL Bladel T:06-53495807 TK / FH 1:100
Plan voor het bouwen van een bedri jf spand aan de Leemskuilen te Bladel
Be s t ek t ek ening 13 - 05 - 2011
U11005
401
Claassen Roest Holding B.V. v.r.v. Dhr. A.J.M. Claassen Leemskuilen 4 5531 NL Bladel T:06-53495807 TK / FH 1:100 - 1:20
Plan voor het bouwen van een bedri jf spand aan de Leemskuilen te Bladel
Be s t ek t ek ening 13 - 05 - 2011
U11005
40 2