talen leren met prIsma een Vreemde taal leren Vergroot je wereld • •
• • •
Op vakantie wil ik ten minste de menukaart kunnen lezen en de weg kunnen vragen. Ik handel meer en meer met partners in Duitsland en wil ze in hun taal mailings en offertes kunnen sturen. Mijn kinderen zijn geëmigreerd naar Canada en ik wil met mijn kleinkinderen kunnen skypen. In mijn branche is het handig als ik goed Engels spreek en versta. Ik heb vroeger Frans gestudeerd en wil het weer eens ophalen.
Er zijn talloze redenen om een taal te leren: voor school, studie, werk of privé. Omdat het nuttig is, nodig of leuk. U wilt de vreemde taal perfect kunnen spreken en verstaan, of juist vooral lezen en schrijven. U bent een beginneling of hebt al een goede basiskennis. U leert het best met de computer of liever met een cursusboek. Wat u ook wilt leren, met Prisma kunt u gericht aan de gang. Leer wat u nodig hebt, op de manier die u het beste uitkomt, op het niveau dat bij u past. Prisma taaluitgaven zijn op elkaar afgestemd om u te helpen uw taalvaardigheden te vergroten en aan te scherpen, uitdagend en doelgericht.
wat wIlt u leren? Nog helemaal geen basiskennis? Begin dan met het Basisboek uit de Zelfstudiereeks en u legt een stevig fundament voor alle vaardigheden. Spreken en luisteren leert u met de bijgevoegde audio-cd‘s. Hebt u al een goed fundament gelegd en wilt u dat breed uitbouwen, dan zijn de Complete Taalcursussen - ons vlaggenschip - wat u wilt: een compleet taalleersysteem voor op de computer, met digitale docent en een doordacht leerplan. U gaat virtueel op reis en traint onderweg spreekvaardigheid met de intelligente uitspraak corrector. In boeiende *
lessen en afwisselende oefeningen werkt u aan luister-, schrijf- en leesvaardigheid, grammatica en woordenschat. Deze cursussen scoren veel waardering omdat ze effectief zijn én leuk om te doen. Met de volgende Prisma producten kunt u specifieke vaardigheden oefenen op het door u gewenste niveau: •
Wilt u meer weten van grammatica, dan is er voor de beginneling de Basisgrammatica, met oefeningen en uitleg. Gevorderden vinden verdieping en verfijning in de Grammatica, die zich ook leent als naslagwerk.
•
Spreek- en luistervaardigheden oefent u met onze luistercursussen op audio-cd. Train breed met de eenvoudige Luistercursus, of leer zakelijke gesprekken voeren met de Businesscursus.
•
Hoe beter uw kennis van de vreemde taal, hoe beter u zelf teksten schrijft. In de reeks E-mails en brieven schrijven vindt u een praktisch hulpmiddel, met veel standaardformuleringen voor een goede zakelijke en persoonlijke correspondentie.
In dIt BASISBOEK U vergroot uw woordenschat door de woordenlijst in dit basisboek te bestuderen*. Het verstaan en begrijpen van gesproken taal oefent u met het audiomateriaal op de cd’s. Basiskennis over grammatica vindt u in de lessen van dit Basisboek en de oefeningen. Een taal leren vergroot je wereld. Ervaar het zelf. Kijk voor meer informatie op www.prisma.nl PRISMA OPEN JE WERELD
Tip: woorden die u niet kent, vindt u in onze Prisma woordenboeken. Deze hebben we als boek, online en als app, voor scholieren, cursisten en taalprofessionals.
Prisma Taaltraining
Italiaans voor zelfstudie drs. R.A. Colicchia en drs. M.A. Silvani met medewerking van dr. Jacques H. Brinker
Inleiding
7
Verklaring afkortingen en klemtoonaanduiding Les 1
A) B) C)
Alla fermata del tram / Bij de tramhalte In treno / In de trein Al bar dell’università (I) / In de kantine van de universiteit (I)
Les 2 Getallen 1 – 20 A) Al bar dell’università (II) / In de kantine van de universiteit (II) B) Antonio incontra un vecchio amico / Antonio ontmoet een oude vriend C) Antonio, Franco e Chiara / Antonio, Franco en Chiara Les 3 A) B) C)
Organizziamo una festa (I) / We organiseren een feest (I) Organizziamo una festa (II) / We organiseren een feest (II) Dove abitano Nino e Anna? / Waar wonen Nino en Anna? Namen
Les 4
20
Les 9 A) B) C) D)
20
Les 10
9 12 15
22 25
28 31 33 36 37 38 38 40 40 40 44
Les 5
A) Una telefonata B) Duemila euro! C) In viaggio
48 51 52
(herhaling) A) Sono belga di Anversa B) Fred e Mario in un bar C) All’ufficio di collocamento D) Alla reception dell’albergo
56 56 57 59 62
Les 6
Les 7 A) B) C) D)
Gino è insegnante d’italiano Durante il corso d’italiano Al bar tedesco in piazza Garibaldi Ho sete, prendiamo qualcosa? Koffie
A) Un’intervista B) L’intervista continua (I) C) L’intervista continua (II)
77 80 83
8
Het Italiaanse alfabet Getallen vanaf 20 A) La pronuncia dell’italiano B) Chi è? Mammismo Dante C) Com’è il professore?
Les 8
67 69 72 75 75
Dov’è? Marcello guarda con la sua ragazza una vecchia fotografia di famiglia Marcello prende altre vecchie fotografie di famiglia Mimmo ha bisogno della macchina di Francesco
(herhaling) A) Il fine settimana di Gianna e Patrizio B) Voglio parlare italiano C) Non so come devo dire… D) All’albergo
87
89 92 94 98 98 100 102 104
Les 11 A) B) C) D)
Che ore sono? Che ora è? Roberto non può andare al concerto stasera Il giorno dopo Marcello è molto triste
107 109 112
Les 12
A) B) C) D)
In trattoria Al bar della trattoria A tavola Uit eten gaan in Italië Da Pippo
115 117 120 124 125
Les 13
A che ora si alza? Il tempo libero Psicoanalisi Una lettera
126 126 129 133
(herhaling) A) Chiedere la strada B) Dov’è la chiesa di San Francesco? C) All’APT (Agenzia di Promozione Turistica) D) Ci siamo persi E) Al casello dell’autostrada F) Un invito
139 139 139
Les 14
A) B) C) D)
107
141 142 142 144
5
inhoud
Inhoud
Les 15 A) B) C) D) E) F) G)
Allo sportello della stazione (I) Allo sportello della stazione (II) In un negozio di vestiti A casa di Renata Al mercato In macelleria In tabaccheria Tabaccheria
148 149 150 150 152 152 157 157
Bijlage: wat u misschien nog (of juist niet) wilt weten…
207
De uitspraak
208
Grammatica-overzicht
210
Onregelmatige werkwoorden
225
Les 16
Pubblicità Non fumare in casa! Che tempo fa? Allo sportello della banca Dove hai fatto la spesa? Cecilia Bianco
158 159 160 162 164 166
Woordenlijst
228
Oplossingen
250
Overzichten van de luisterteksten op de cd’s
267
Les 17 A) B) C) D) E) F)
C’è un distributore di benzina qui vicino? Dica! Al campeggio Andiamo a fare un giro in centro? Noleggiamo una barca Messaggio fax
169 170 171 172 173 177
Les 18
Un appuntamento con il dentista Dal dottore (I) Dal dottore (II) In farmacia (I) In farmacia (II) In farmacia (III) Telefona al 113!!!
179 179 180 181 182 182 185
A) B) C) D) E) F)
A) B) C) D) E) F) G)
Les 19
(herhaling) A) Cameriere, due abbacchi per favore! B) Un po’ di lusso C) Lettera di un fanatico
Les 20
leesteksten A) Un po’ di storia d’Italia B) L’antichità: l’Italia preromana C) L’antichità: l’Italia romana D) Il Medioevo (476 – 1492) in Italia E) L’età moderna e l’età contemporanea in Italia F) La lingua italiana
6
Italiaans voor zelfstudie
189 189 190 192 197 197 198 200 202 203 204
Italiaans voor zelfstudie is een boek voor beginners. Zij die nog geen enkele kennis van het Italiaans hebben, zullen met dit boek geleidelijk maar snel het alledaagse Italiaans kunnen leren verstaan, lezen en spreken. Het boek is uitermate geschikt voor zelfstudie, maar wij hebben bij het schrijven ook steeds diegenen voor ogen gehad die de taal in cursusverband willen leren. Gevarieerde opdrachten, die vóór en na de op de cd‘s ingesproken teksten staan, zullen u stap voor stap door de leerstof leiden. U zult onder andere uitgenodigd worden een bepaald aantal keren naar de teksten op de cd’s te luisteren. Mocht u na uitvoering van de luisteropdrachten de tekst nog niet geheel verstaan, luistert u dan nog één of meer keren extra, bij voorkeur zonder mee te lezen. Wat de op elke tekst volgende woordenschat betreft, dient u te weten dat een eenmaal daarin vertaald woord verderop niet opnieuw vertaald wordt (tenzij het terugkomt in een andere betekenis). Als u de vertaling echter kwijt bent, kunt u het woord altijd weer terugvinden in de alfabetische woordenlijst achterin. Wat onder de titel Parate kennis staat, raden wij u aan zeer goed te memoriseren. Belangrijke tip: Voor het memoriseren van moeilijk te onthouden woorden bestaat een heel effectieve methode, namelijk de kaartenbakmethode. U heeft daarvoor een kaartenbak (desnoods een schoenendoos) en systeemkaarten nodig. Onder “woorden” verstaan we hier ook alles wat u onder de titel Parate kennis aan uitdrukkingen en zinnetjes zult aantreffen. De kaartenbak verdeelt u in drie vakken. U schrijft elk moeilijk te onthouden woord op een systeemkaart, d.w.z. het Nederlands op de voorkant en de vertaling op de achterzijde. U plaatst deze kaartjes achter elkaar in vak 1. Dit vak is bestemd voor de nog te leren (of nog beter te leren) woorden. Vak 2 is bestemd voor de woorden die u goed geleerd heeft. Woorden die weerspannig blijken, blijven voorlopig in vak 1. In vak 3 komen de woorden die u na controle van vak 2 goed blijkt te kennen. Na controle van vak 2 of 3 gaan alle woorden waarvan u niet meteen weet wat er op de achterkant staat, terug naar vak 1. Neem de woorden van vak 1 wekelijks door. Herhaal de inhoud van 2 en 3 om de twee of drie weken. Woorden in vak 3 die u zonder dralen kunt vertalen, kunt u eventueel verwijderen of in een vak 4 zetten om ze later nog eens door te nemen. Het is de bedoeling dat u de woorden leert van het Nederlands naar het Italiaans.
Nog een effectieve methode om woorden te leren is via internet. Op internet kunt u diverse gratis online overhoorprogramma’s vinden om woorden te leren. U heeft er geen speciale programma’s voor op uw computer voor nodig. Een internetverbinding is voldoende om overal te kunnen oefenen. Meestal kunt u zelf een woordenlijst maken door de woorden die u wilt leren in het overhoorprogramma in te voeren. Zodra u de woorden hebt ingevoerd kunt u uzelf door het programma laten overhoren. Op www.wrts.nl vindt u zo’n overhoorprogramma. Met dit programma kunt u niet alleen uzelf overhoren, maar ook puzzels en andere spelletjes doen. Heel leerzaam! Let er wel op dat u geen tikfouten maakt bij het invoeren van de woorden, want dan leert u ze verkeerd. Ga naar http://prismataal.wrts.nl. Klik op ‘Italiaans voor zelfstudie’ en op bijvoorbeeld ‘Les 1’. U wordt naar uw e-mailadres gevraagd en dient een zelfbedacht wachtwoord op te geven. Zo maakt u een eigen account aan. Klik vervolgens op ‘overnemen’ om Les 1 aan uw eigen account toe te voegen. U kunt daarna de woordenlijst zelf aanpassen en aanvullen. Bedenk dat kennis van woorden en uitdrukkingen voor de communicatie minstens zo belangrijk is als het kennen van grammaticaregels. Grammatica is geen doel op zich. Wat de – als zodanig aangegeven – herhalingslessen betreft nog dit: hierin komt geen nieuwe grammatica voor, maar deze lessen bieden wél nieuw vocabulaire. Overigens wordt in elke volgende les – en ook nog daarna – veel van wat al eerder aan de orde is geweest, in een andere vorm herhaald. De laatste les kunt u beschouwen als een toegift. Zij biedt u een overzicht van de geschiedenis van Italië en wetenswaardigheden over de Italiaanse taal. Als u in staat bent deze – niet ál te gemakkelijke – teksten te begrijpen, kunt u concluderen dat u de eerste negentien lessen met groot succes heeft bestudeerd. Wij wensen u veel leerplezier!
Jacques H. Brinker, Rosanna Colicchia, Marco Silvani
7
inLeiding
INLEIDING
Verklaring afkortingen en klemtoona anduiding bijv. bijv.nw. bijw. enk. m. meerv. onv. pers. vr. zelfst.nw.
bijvoorbeeld bijvoeglijk naamwoord bijwoord enkelvoud mannelijk meervoud onveranderlijk persoon vrouwelijk zelfstandig naamwoord
De klemtoon valt in het Italiaans gewoonlijk op de op één na laatste lettergreep (papa = paus). Als hij op de laatste lettergreep valt, geeft het Italiaans dat (op een enkele uitzondering na) aan met een accentteken op die lettergreep (papà = papa). De klemtoon kan echter ook nog ergens anders vallen; die klemtoon is in dit boek dan aangegeven door een vet (of soms cursief) gedrukte klinker (albero / albero = boom). De klinker is ook vet gedrukt als de klemtoon op de laatste lettergeep valt zonder dat hier een accentteken staat (autogrill = wegrestaurant) en ten slotte ook in woorden die op -io, -ia, -ii of -ie eindigen, want daar ontstaat dikwijls verwarring (pizzeria; sedia = stoel).
8
Italiaans voor zelfstudie
les 1
Les 1
Luister eenmaal naar de cd en lees mee. Luister dan nogmaals zonder mee te lezen. Doe dit bij elke volgende tekst.
les 1 a, cd 1, track 1 – Alla fermata del tram Signor Tosi: Signora Valli: Signor Tosi: Signora Valli: Signor van Kampen: Signora Valli: Signor van Kampen: Signora Valli: Signor van Kampen: Signor Tosi: Signora Valli: Signor Tosi: Signor van Kampen:
A)
Buongiorno signora. Oh, salve signor Tosi, come sta? Bene, grazie, e Lei? Non c’è male, grazie ... Scusi, Lei chi è? Sono van Kampen, un collega olandese del signor Tosi, piacere! E Lei come si chiama? Mi chiamo Valli, Anna Valli, piacere. Lei è qui a Milano per lavoro, vero? Scusi, può ripetere per favore, non parlo bene l’italiano. Certo. Lei è in Italia per lavoro? Normalmente sì, ma adesso sono in Italia in vacanza. Ecco, arriva il tram. Allora arrivederci. ArrivederLa signora. Arrivederci.
Bij de tramhalte
Meneer Tosi: Mevrouw Valli: Meneer Tosi: Mevrouw Valli: Meneer van Kampen: Mevrouw Valli: Meneer van Kampen: Mevrouw Valli: Meneer van Kampen: Meneer Tosi: Mevrouw Valli: Meneer Tosi: Meneer van Kampen:
Dag mevrouw. Oh, dag meneer Tosi, hoe gaat het met u? Goed, dank u, en met u? Niet slecht, dank u ... Pardon, wie bent u? Ik ben van Kampen, een Nederlandse collega van meneer Tosi, aangenaam! En hoe heet u? Ik heet Valli, Anna Valli, aangenaam. U bent hier in Milaan voor zaken, nietwaar? Pardon, kunt u dat herhalen, alstublieft, ik spreek niet zo goed Italiaans. Zeker. Bent u in Italië voor zaken? Normaal wel, maar nu ben ik in Italië met vakantie. Kijk, de tram komt eraan. Nou, tot ziens. Tot ziens, mevrouw. Tot ziens.
9
Zie met betrekking tot het aanspreken van bijv. meneer Tosi, de opmerkingen bij punt 3a van het grammatica-overzicht.
In / naar + naam van een land -----> in: in Italia In / naar + naam van een stad -----> a: a Milano
Woordenschat la fermata del tram
de tramhalte
a Milano
in Milaan
il signore
de meneer
per
voor
signor Tosi
meneer Tosi (vóór eigennaam
il lavoro
het werk
verliest signore de e)
vero?
nietwaar?, is ‘t niet?
buongiorno
goedendag
vero
echt, waar
la signora
de mevrouw
Può ripetere per favore?
Kunt u dat herhalen,
salve
goedendag
Come sta?
Hoe gaat het met u?
ripetere
herhalen
bene
goed
per favore
alsjeblieft / alstublieft
grazie
dankje / dankuwel
e
en
parlare
spreken
Lei
u
italiano
Italiaans, Italiaan
non c’è male
niet slecht
certo
zeker / natuurlijk
scusi
pardon
Italia
Italië
Lei chi è?
Wie bent u?
normalmente
normaal (bijwoord)
chi
wie
sì
ja
sono
ik ben
ma
maar
un collega
een collega
adesso
nu
olandese
Nederlands, Nederlander
la vacanza
de vakantie
del signor Tosi
van meneer Tosi
ecco
kijk
piacere!
aangenaam!
arrivare
aankomen
E Lei come si chiama?
En hoe heet u?
il tram
de tram
mi chiamo Valli
ik heet Valli
allora
nou, dan
qui
hier
arrivederci / arrivederLa
tot ziens
alstublieft?
(als je iets vraagt)
Tip: ga naar http://prismataal.wrts.nl voor het leren en overhoren van de woordenlijsten uit de lessen. Klik op ‘Italiaans voor zelfstudie’ en maak een eigen account aan. Dit kunt u doen door uw e-mailadres in te voeren en een zelfbedacht wachtwoord op te geven. Neem vervolgens de woordenlijsten over in uw account en laat u overhoren.
10
Italiaans voor zelfstudie
les 1
Parate kennis Groeten en afscheid nemen buongiorno buonasera (vanaf 15.00 à 16.00 uur) salve arrivederci arrivederLa ciao
goedemorgen / goedemiddag / goedendag goedemiddag / goedenavond (goeden)dag (informeel) tot ziens tot ziens (vrij formeel, tegenover één persoon) hallo / hoi (bij ontmoeting en afscheid)
Als u iets niet begrijpt Può ripetere per favore? Non capisco. Non parlo bene l’italiano.
Kunt u dat herhalen, alstublieft? Ik begrijp het niet. Ik spreek niet zo goed Italiaans.
Voor een eerste kennismaking met de grammatica in de voorafgaande tekst zie de punten 11a, 11b en 11c van het grammatica-overzicht: de enkelvoudsvormen van de werkwoorden parlare, chiamarsi en essere.
11
Later in deze les kunt u zich de grammatica eigen maken. 1. Vul in: per / bene / in / mi / parlo / favore / come 1. Buongiorno signora, _________________ sta? 2. _________________ , grazie. 3. _________________ chiamo Anna Valli. 4. Non _________________ bene l’italiano. 5. Può ripetere per _________________ ? 6. Sono _________________ Italia _________________ lavoro. 2. Hoe zeg / vraag je ...? – – – –
hoe je heet dat het redelijk goed met je gaat dat je in Italië op vakantie bent aan iemand hoe hij / zij het maakt.
les 1 b, cd 1, track 2- In treno Signor van Dijk: Signora Riboni: Signor van Dijk: Signora Riboni: Signor van Dijk: Signora Riboni: Signora Klaus: Signora Riboni: Signora Klaus: Signora Riboni:
Buonasera. Scusi, è libero questo posto? Sì, prego ... Lei è tedesco, vero? No, sono olandese, di Leida. È in Italia per lavoro? No, sono in Italia in vacanza. Mia moglie e i bambini sono già a Pisa. Mi chiamo Wim van Dijk. Lei come si chiama? Mi chiamo Laura Riboni, piacere ... Anche Lei, signora, è straniera? Sì, sono belga, di Anversa. Anche Lei è qui in vacanza? No, sono in Italia per lavoro. Lei è italiana, vero? Dove abita? Sì, sono italiana. Abito a Pisa e lavoro con mia figlia e mio marito a Lucca. Ho anche un figlio, ma lui abita a Roma.
Il treno arriva a Pisa Signora Klaus e Signor van Dijk: Signora Riboni:
B)
In de trein
Meneer Van Dijk: Mevrouw Riboni: Meneer Van Dijk: Mevrouw Riboni: Meneer Van Dijk: Mevrouw Riboni: Mevrouw Klaus:
12
ArrivederLa, signora. Arrivederci.
Goedenavond. Pardon, is deze plaats vrij? Ja, gaat uw gang ... U bent Duitser, niet waar? Nee, ik ben Nederlander, uit Leiden. Bent u in Italië voor zaken? Nee, ik ben in Italië met vakantie. Mijn vrouw en de kinderen zijn al in Pisa. Ik heet Wim van Dijk. Hoe heet u? Ik heet Laura Riboni, aangenaam ... Bent u ook buitenlandse, mevrouw? Ja, ik ben Belgische, uit Antwerpen.
Italiaans voor zelfstudie
Bent u ook hier met vakantie? Nee, ik ben in Italië voor zaken. U bent Italiaanse, nietwaar? Waar woont u? Ja, ik ben Italiaanse. Ik woon in Pisa en werk met mijn dochter en met mijn man in Lucca. Ik heb ook een zoon, maar hij woont in Rome.
les 1
Mevrouw Riboni: Mevrouw Klaus: Mevrouw Riboni:
De trein komt aan in Pisa Mevrouw Klaus en meneer Van Dijk: Mevrouw Riboni:
Tot ziens, mevrouw. Tot ziens.
Woordenschat in treno
in de trein
Pisa
Pisa
il treno
de trein
anche
ook
È libero questo posto?
is deze plaats vrij?
straniera
buitenlandse
prego
alstublieft / alsjeblieft
belga
Belg, Belgisch(e)
(als je iets aanreikt); ook:
Anversa
Antwerpen
gaat uw gang
dove?
waar?
tedesco
Duitser, Duits
abitare
wonen
no
nee
lavorare
werken
di
van
con
met
Leida
Leiden
mia figlia
mijn dochter
di Leida
uit Leiden (letterlijk: van
mio marito
mijn man
Leiden)
ho
ik heb
mia moglie
mijn vrouw
Lucca
Lucca
i bambini
de kinderen
il figlio
de zoon
lui
hij
Roma
Rome
(enk.: il bambino) già
al
13
Sono betekent zowel ik ben als zij zijn. Non sono is de ontkennende vorm. Non staat vóór een werkwoordsvorm.
Parate kennis Iemand vragen hoe hij heet (Lei) come si chiama? (tu) come ti chiami? (Lei) chi è? (io) mi chiamo Wim van Kampen (io) sono Wim van Kampen
hoe heet u? hoe heet je? wie bent u? ik heet Wim van Kampen ik ben Wim van Kampen
Zie voor een eerste kennismaking met de grammatica: punt 11c, de enkelvoudsvormen van het werkwoord avere. 3. Beantwoord de volgende vragen met hele zinnen in het Italiaans. 1. 2. 3. 4.
Il signor Van Dijk è tedesco? È in Italia per lavoro? La signora Klaus è tedesca? Dove abita la signora Riboni?
4. Combineer de antwoorden met de vragen. Soms zijn er meerdere mogelijkheden. 1. 2. 3. 4. 5.
Lei chi è? Come si chiama? È qui per lavoro? Buongiorno signore, come sta? È qui in vacanza?
a. No, sono in Italia per lavoro. b. Bene, grazie e Lei? c. Sono Van Kampen. d. Mi chiamo Laura Riboni. e. No, sono in Italia in vacanza.
5. Vul in: arriva / straniero / è / mi chiamo / mio marito / per lavoro / ripetere 1. _________________ lavora a Lucca. 2. Scusi, può _________________ per favore? 3. Anche Lei _________________ in vacanza? 4. Ecco, _________________ il tram. 5. Anche Lei, signore, è _________________ ? 6. Sono in Italia _________________ . 7. _________________ Wim van Dijk.
14
Italiaans voor zelfstudie
1 2 3 4 5
= = = = =
les 1
6. Zeg in het Italiaans hoe u heet en waar u woont. Bestudeer van het grammatica-overzicht de enkelvoudsvormen van het persoonlijk voornaamwoord en van de werkwoorden parlare, chiamarsi, essere en avere: de punten 1a, 11a, 11b en 11c. 7. Vul de juiste werkwoordsvorm in: 1. Mio marito _________________ (chiamarsi) Aldo. 2. Ciao, io _________________ (essere) Maria e tu, chi _________________ (essere)? 3. _________________ (parlare, tu) bene l’italiano? 4. Lui _________________ (chiamarsi) Antonio e Lei, chi _________________ (essere)? 5. Marta non _________________ (avere) lavoro. 6. Chi _________________ (parlare) bene il tedesco qui? 7. Tu _________________ (chiamarsi) Franca, vero? 8. _________________ (avere, io) un figlio. 9. Io non _________________ (parlare) bene l’italiano. 10. Marco _________________ (essere) olandese? 11. Wim van Kampen _________________ (parlare) bene l’italiano. 12. Ciao, _________________ (chiamarsi, io) Mario.
les 1 c, cd 1, track 3 – Al bar dell’università (I) Marco: Mary: Marco: Mary: Marco: Mary: Marco: Mary: Marco: Mary: Marco: Sandro: Marco Sandro: Marco: Mary: Sandro:
Tu sei straniera, vero? Sì, sono inglese. Cosa studi? Studio medicina qui a Padova. Ho una borsa di studio. Parli bene l’italiano, complimenti! Mia madre è italiana, di Padova. Adesso abito qui da mia nonna. Come ti chiami? Mi chiamo Mary, piacere. E tu? Mi chiamo Marco, piacere. Studi anche tu medicina? No, studio informatica ... Oh, arriva Sandro ... Ciao Sandro! Ciao Marco, come stai? Bene grazie, e tu? Come va? Così così. Sono un po’ stanco. Ti presento Mary. È una ragazza inglese, studia qui medicina. Ciao. Ciao, piacere.
15
c)
In de kantIne Van de unIVersIteIt (I)
Marco: Mary: Marco: Mary: Marco: Mary: Marco: Mary: Marco: Mary: Marco: Sandro: Marco: Sandro: Marco:
Jij bent buitenlandse, nietwaar? Ja, ik ben Engelse. Wat studeer je? Ik studeer geneeskunde hier in Padua, ik heb een studiebeurs. Je spreekt goed Italiaans, mijn complimenten! Mijn moeder is Italiaanse, uit Padua. Nu woon ik hier bij mijn oma. Hoe heet je? Ik heet Mary, aangenaam. En jij? Ik heet Marc, aangenaam Studeer je ook geneeskunde? Nee, ik studeer informatica ... Oh, Sandro komt eraan ... Hallo Sandro! Hallo Marco, hoe is het met jou? Goed, dank je wel, en met jou? Hoe gaat het? Niet echt goed. Ik ben een beetje moe. Ik stel je Mary voor. Zij komt uit Engeland (letterlijk: zij is een Engels meisje), zij studeert hier geneeskunde. Hoi. Hoi, aangenaam.
Mary: Sandro:
Woordenschat il bar
het café; hier de kantine
da mia nonna
bij mijn oma
l’università
de universiteit
la casa
het huis
inglese
Engels
a casa
thuis
cosa?
wat?
informatica
informatica
studiare
studeren
come stai? / come va?
hoe gaat het met jou?
medicina
geneeskunde
così così
zo zo, het kan beter
Padova
Padua
un po’
een beetje
la borsa di studio
studiebeurs
stanco
moe
il complimento
het compliment
ti presento Mary
ik stel je Mary voor
mia madre
mijn moeder
presentare
voorstellen
mia nonna
mijn oma
la ragazza
het meisje
Het vraagwoord wat? kan vrijwel altijd zonder onderscheid vertaald worden met: cosa?, che cosa? of che?
16
Italiaans voor zelfstudie
les 1
Parate kennis Hoe gaat het? come sta? come stai? come va? bene, grazie benissimo non c’è male così così male
hoe gaat het met u? hoe gaat het met jou? hoe gaat het? goed, dank u / je wel zeer goed niet slecht, redelijk zo zo, het kan beter slecht
8. Luister nogmaals naar tekst C en vul de ontbrekende woorden in: 1. Tu _________________ straniera, vero? 2. Sì, _________________ inglese. 3. _________________ una borsa di studio. 4. _________________ bene l’italiano, complimenti! 5. Come _________________ ? 6. _________________ Mary. 7. Ciao Marco, come _________________ ? 8. Bene, _________________ e tu? 9. Beantwoord de volgende vragen met hele zinnen in het Italiaans. 1. 2. 3. 4.
Mary è italiana? Come sta Marco? Come sta Sandro? Cosa studia Marco?
10. Combineer de antwoorden met de vragen / mededeling. 1. 2. 3. 4.
Come stai? Mi chiamo Mary, piacere. Cosa studi? Studi medicina?
a. b. c. d.
No, studio informatica. Studio economia. Bene grazie, e tu? Mi chiamo Marco.
1 2 3 4
= = = =
17
11. Vul in: sono / straniera / va / a / l’italiano / in 1. Mary abita _________________ Padova. 2. Parli bene _________________ 3. Sì, _________________ inglese. 4. Ciao Marco, come _________________ ? 5. Tu sei _________________ ? 6. Laura abita _________________ Italia. 12. Voer nu een gesprekje met een gesprekspartner of uzelf waarin het volgende voorkomt: – – – – –
groeten voorstellen naam vragen vragen naar de studie afscheid nemen.
Lukt dit niet met hele zinnen? Geen nood, doe wat u kunt, maar wel in het Italiaans. Draai daarna, indien mogelijk, de rollen om. 13. Test uw woordkennis 1. ripetere
–
__________________________________
2. anche
–
__________________________________
3. figlia
–
__________________________________
4. tedesco
–
__________________________________
5. normalmente
–
__________________________________
6. così, così
–
__________________________________
7. stanco
–
__________________________________
8. moglie
–
__________________________________
9. studia
–
__________________________________
10. dove?
–
__________________________________
11. adesso
–
__________________________________
12. qui
–
__________________________________
18
Italiaans voor zelfstudie
–
__________________________________
14. cosa
–
__________________________________
15. prego
–
__________________________________
les 1
13. già
14. Hoe vraag je ...? – – – –
wie meneer Tosi is waar hij woont waar hij werkt hoe het met hem gaat.
15. Formuleer een vraag bij het antwoord. 1. ____________________________ ? Abito a Roma. 2. ____________________________ ? No, sono italiano. 3. ____________________________ ? Marco, e tu? 4. ____________________________ ? Così, così. 5. ____________________________ ? Studio medicina.
19