Gevoel voor volgorde: talen en onderzoekend leren Peter de Swart
[email protected] Radboud Universiteit Nijmegen
In de tuin werd er een lied gezongen door de vogel.
2
In het museum hing een heel duur schilderij.
3
In de winkel kocht Frans een citroen en een appel.
4
Op het zebrapad schepte de auto de oude vrouw.
5
Tijdens het college werd de stof uitgelegd door de docent.
6
Op het graf lag een bos bloemen.
7
Grammatica en keuze
I
De grammaticaregels beregelen wat mogelijke structuren zijn I
I
Soms bestaan er keuzes en ontstaat er variatie: I
I
de man slaapt vs. *man de slaapt
Jans boek vs. het boek van Jan
Welke factoren be¨ınvloeden die keuze?
8
Opzet
I
voorbeelden
I
zelf vragen bedenken
I
discussie
9
10
Experiment 1
11
Scrambling
(1)
Je mag een blokje twee keer omdraaien.
(2)
Je mag twee keer een blokje omdraaien.
I I
positie van lijdend voorwerp en bijwoordelijke bepaling betekenisverschil: I I
I
LVW < BW (1): specifiek BW < LVW (2): non-specifiek
filmpje
12
Scrambling
(1)
a. Je mag het blokje twee keer omdraaien. b. Je mag twee keer het blokje omdraaien.
(2)
a. Je mag het twee keer omdraaien. b. ?Je mag twee keer het omdraaien.
13
Experiment 2
14
zebrapad
15
tuin
16
college
17
winkel
18
zebrapad tuin college winkel
19
Op het zebrapad schepte de auto de oude vrouw˙ In de tuin werd er een lied gezongen door de vogel. Tijdens het college werd de stof uitgelegd door de docent In de winkel kocht Frans een citroen en een appel.
20
Animate First I
Animate First: Animates hebben de neiging voor inanimates te komen en het onderwerp te zijn.
I
In de grammatica, bijv. Navaho subject-object inversion:
Navaho [Athapascan: North America] (1)
ì´ı´ı dzaan´e´ez yi-ztaì paard ezel hem-trapte ‘Het paard trapte de ezel.’
(2)
dzaan´e´ez ì´ı´ı bi-ztaì ezel paard hem-trapte ‘Het paard trapte de ezel.’
I
optionaliteit als NPs gelijk zijn in animacy. 21
Animate First I
Animate First: Animates hebben de neiging voor inanimates te komen en het onderwerp te zijn.
I
In de grammatica, bijv. Navaho subject-object inversion:
Navaho [Athapascan: North America] (1)
’Ashkıı t´o.dılchxosh´ı yoodl´ a´ a jongen frisdrank yi-dronk ‘De jongen dronk de frisdrank.’
(2) *T´o.dılchxosh´ı ’ashkıı boodl´ a´ a frisdrank jongen bi-dronk (‘De jongen dronk de frisdrank.’) I
Bij verschil, meest animate vooraan. 22
Animate First I
Animate First: Animates hebben de neiging voor inanimates te komen.
I
Processing: neiging An>In, zonder dat grammatica dat afdwingt (bv. Branigan et al., 2008)
I
Taak (bv. van Nice & Dietrich, 2003): een beschrijving van een plaatje geven nadat je het hebt gezien.
I
Condities: AA, AI, IA, II
I
Resultaten: gemiddeld aantal lijdende vormen per conditie: AA % 12
AI % 8
IA % 24
II % 15
23
Wat is het onderwerp?
(1)
De vrouw verzorgt de man.
(2)
De hond verzorgt de man.
(3)
De plant verzorgt de man.
(4)
Het gebouw verzorgt de man.
I
Woordvolgorde: Onderwerp staat vooraan (S < O).
I
Animacy: Onderwerp is meer levend.
I
Soms is er een conflict [(3) en (4)]
24
Object vooraan
(1)
’T vak op zich vind ik heel heel grappig.
(2)
Die indruk krijg ik als ik mensen daarover hoor praten.
(3)
Dat standpunt uh betrek ik nog steeds met evenveel uh overtuiging
I
Bouma (2008): in gesproken Nederlands staat in 30% van de zinnen het lijdend voorwerp vooraan
25
Experiment 3
I
Pak pen en papier
I
Let goed op de instructies
26
Lees de volgende zinnen aandachtig:
De winkelier verkocht het boek aan de klant De fan schreef een brief aan haar idool De man gaf het bot aan de hond
Lees de volgende zinnen aandachtig:
De docent wenste de leerling veel succes De trainer leerde de voetballer een trucje De man gaf de hond het bot
Beschrijf het volgende plaatje met een zin. Gebruik het getoonde werkwoord.
GEVEN
Ditransitieve constructies
(1)
Donald gaf een bosje bloemen aan Katrien (PO-constructie)
(2)
Donald gaf Katrien een bosje bloemen (DO-constructie)
I
Bepaald door: I I I I
levendheid bepaaldheid informatiestructuur werkwoord
31
Structurele priming
I
I
structurele priming: gebruik van een constructie wordt be¨ınvloed door verwerking van eerdere zin die vergelijkbaar is in structuur structurele priming in taalproductie: I I I I
constructiekeuze en woordvolgorde tussen talen monoloog en dialoog geschreven en gesproken taal
32
Experiment 4
33
Informatiestructuur
(1)
a. Wanneer heeft de student het boek gelezen? b. Gisteren heeft de student het boek gelezen. c. De student heeft het boek gisteren gelezen.
(2)
a. Wat heeft de student gisteren gelezen? b. Het boek heeft de student gisteren gelezen. c. De student heeft gisteren het boek gelezen.
voorveld het boek gisteren topic
eerste pool heeft heeft pv
middenveld de student gisteren de student het boek
tweede pool gelezen gelezen inf. ww.
achterveld in de trein
34
Informatiestructuur
35
Informatiestructuur L2 (1)
a. Hier heeft Andy Cole zijn eerste hattrick gescoord b. ?Here, Andy Cole scored his first hat-trick c. This is where Andy Cole scored his first hat-trick
(2)
Because of this I have already had to write billions of essays and articles (Verheijen e.a., 2013)
36
Experiment 5
37
Gewicht
In my laboratory we use it as an easily studied instance of mental grammar, allowing us to document I
in great detail
I
the psychology of linguistic rules
I
from infancy to old age
I
in both normal and neurologically impaired people,
I
in much the same way that biologists focus on the fruit fly Drosophila to study the machinery of the genes. (Pinker via Wasow, 1997)
38
Kort voor lang
I
Principle of end-weight: kortere elementen komen voor langere elementen (cf. Behagel, 1930, Das Gesetz der wachsenden Glieder).
39
Syntactische keuzes I
Constructies met syntactische keuzes geven inzicht in welke factoren zinsproductie be¨ınvloeden I I I
I
woordvolgorde actief – passief prepositionele datief – dubbel object
Factoren die een rol spelen: I I I I I
betekenis: specificiteit (scrambling) animacy: animate voor inanimate structurele priming: hergebruik van structuur informatiestructuur: gegeven voor nieuw lengte: kort voor lang
40
Opzet
I
voorbeelden
I
zelf vragen bedenken
I
discussie
41