het magazine van verslavingszorg noord nederland
jaargang 4, nr. 4 2014
ALS VERSLAVING IN DE FAMILIE ZIT:
‘MIJN VADER EN IK GEBRUIKTEN SAMEN. IK WAS TENSLOTTE AL ZEVENTIEN, ZEI HIJ.’ HOOGLERAAR WIM VAN DEN BRINK:
‘TABAK EN ALCOHOL VORMEN DE GROOTSTE PROBLEMEN’
INHOUDSOPGAVE Door Marty uit Hoogeveen
DE BOLLE EN VAN HOUTEN!
10
6
MIJN PLEK: NOG EEN WEEK OM TE VERHUIZEN
Kim (22) raakt haar huis kwijt. ‘Ooit wil ik weer mijn eigen plek. Maar nu wil ik eerst mijn kind thuis.’
9 CONCURRENTIE VOOR DE DOKTER?
Is het verpleegkundig specialist of nurse practitioner? En wat doet zo iemand eigenlijk?
12 COLOFON Omslag is een magazine voor cliënten, medewerkers en relaties van Verslavingszorg Noord Nederland en wordt gemaakt onder verantwoordelijkheid van de afdeling Communicatie. Omslag verschijnt vier keer per jaar. HOOFD- EN EINDREDACTIE: Eveline Molenaar (hoofdredacteur) Lianne Zijlstra (eindredacteur)
AAN DIT NUMMER WERKTEN MEE: André Nijdam, Anke Schuringa, Auke Zandstra, Douwe Nauta, Gerjan Timmerman, Kim, Manuel, Maria Ruygrok, Marty, Peter Barendsen, Saffira Rijkee, Sjoerd Veenstra, Wiep Kroes, Wim van den Brink en Xaro Sánchez. FOTOGRAFIE Annette van Leeuwen Edwin van de Graaf (cover) Jacky van der Ende Robert van der Molen VORMGEVING Haagsblauw, Den Haag
2
nr. 4 2014
DRUK Koninklijke Van Gorcum BV, Assen OPLAGE 3.100 exemplaren REDACTIEADRES Verslavingszorg Noord Nederland Afdeling Communicatie Postbus 8003 9702 KA Groningen 050 364 89 00
[email protected] www.vnn.nl Abonnee worden? Stuur een e-mail naar
[email protected] en u ontvangt Omslag gratis.
Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist is opgenomen aanvaardt de redactie geen aansprakelijkheid. Publiceren onder pseudoniem is mogelijk, de echte namen zijn bekend bij de redactie. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen of openbaar worden gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, in fotokopie of anderszins, zonder voorafgaande toestemming. Aan de inhoud kunnen geen rechten worden ontleend.
VISIE OP VERSLAVING
Bij hoogleraar Verslavingszorg Wim van den Brink overheerst tevredenheid over de DSM-5, de nieuwste editie van het Amerikaanse handboek voor de classificatie van psychiatrische stoornissen.
SAMEN MET JE VADER CANNABIS EN XTC GEBRUIKEN
Gerjan Timmerman is systeemtherapeut. In zijn werk op de Breegweestee in Eelde ziet hij hoe verslaving van generatie op generatie wordt doorgegeven.
18
14
KETENPARTNER: DIEREN AMBULANCE GRONINGEN
Manager André Nijdam: ‘Langdurig werklozen of mensen met een verslaving worden bij ons niet raar aangekeken. Er is begrip voor ze.’
TEAM CENTRAAL: FACT JEUGD DRACHTEN
‘Je ziet hier het hele leven voorbijkomen!’
nr. 4 2014
3
NIEUWS
NIEUWS
LANDELIJKE REFEREERBIJEENKOMST VOOR VERSLAVINGSARTSEN IN GRONINGEN
IMC VERHUISD NAAR BEILEN
Het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) is begin september verhuisd van Eelde naar Beilen.
Op donderdag 11 december 2014 organiseert de Junior Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde (JVVG) voor de eerste keer de landelijke refereermiddag van de VVGN (Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland) bij DOK3 in Groningen. De refereerbijeenkomst is bedoeld voor alle verslavingsartsen in Nederland en zij die daarvoor in opleiding zijn. De JVVG, opgericht in januari 2014, is de belangenvereniging voor AIOS in de verslavingsgeneeskunde (AIOS staat voor Arts In Opleiding tot Specialist). Voorzitter en mede-oprichter van de JVVG is Robert van der Graaf, verslavingsarts bij DOK3. DOK3 is een voorziening voor jongeren tot 23 jaar met meervoudige problematiek, waaronder verslavingsproblematiek. Tijdens de refereerbijeenkomst zullen er acht referaten gehouden worden door
verslavingsartsen en artsen die daarvoor in opleiding zijn, over onderwerpen uit de praktijk van de verslavingsgeneeskunde. Verslavingsartsen en AIOS in de verslavingsgeneeskunde die de middag willen bijwonen, kunnen zich aanmelden via het inschrijfformulier op www.vvgn.nl. De bijeenkomst vindt plaats aan de Hoogeweg 9 in Groningen en duurt van 15.00 tot 19.00 uur.
FACT JEUGD IN DRACHTEN OP WEG NAAR CERTIFICERING Het FACT-jeugdteam in Drachten (zie ook pagina 18/19) werkt met jongeren die problemen hebben op allerlei gebieden, bijvoorbeeld een verslaving, psychische problemen, problemen thuis of op school enzovoort. Sinds vorig jaar zijn er vanuit CCAF (Stichting Centrum Certificering ACT en Flexibele ACT) criteria geformuleerd waaraan een FACT-jeugdteam moet voldoen. Tot dan toe waren deze criteria er alleen voor FACT-teams die zich richten op volwassenen. FACT Jeugd in Drachten wil zich graag certificeren en een eerste stap hierin is het doornemen van de criteria
4
nr. 4 2014
Het IMC is bedoeld voor mensen die in aanraking zijn gekomen met justitie. In het IMC worden zij tijdens een vier maanden durend programma gemotiveerd voor verdere behandeling van hun verslavingsprobleem. Het IMC is gevestigd op het terrein van GGZ Drenthe in Beilen, in hetzelfde gebouw als de Kliniek voor Verslaving en Psychiatrie (een samenwerkingsverband tussen VNN en GGZ Drenthe). Kijk op www.vnn.nl/adressen voor de nieuwe contactgegevens.
om zo een beeld te krijgen van waar het team nu staat. Bij een eerste globale meting bleek dat het team al in aanmerking kwam voor voorlopige certificering. Na het opstellen van een verbeterplan voor de punten waar wat lager op werd gescoord, heeft het team een officiële aanvraag voor certificering ingediend bij CCAF. Later dit jaar zal bekend worden of het team daadwerkelijk gecertificeerd wordt.
SPORTPROJECT ‘DE BEUGEL’ SUCCESVOL
Sportproject de Beugel blijkt succesvol. Het sportproject is een samenwerkingsverband tussen VNN, de gemeente Heerenveen, provincie Friesland Sportstad Heerenveen en SC Heerenveen. Sportproject De Beugel is er voor jongeren tussen de vijftien en de vijfentwintig jaar die geen vaste dagbesteding hebben. Het sportproject is erop gericht om jongeren structuur te bieden en te laten participeren in de samenleving. Er is ruimte voor twintig jongeren, die twee keer per week kunnen sporten. Uit onderzoek is gebleken dat ruim veertig procent van de jongeren via het sportproject een baan of stageplek heeft gevonden dan wel een nieuwe opleiding is gaan volgen. Een aantal jongeren is door middel van het sportproject in zorg gekomen bij het FACT-jeugdteam van VNN, waardoor voorkomen is dat zij nog verder in de problemen raken en de aansluiting met de maatschappij verliezen. De deelnemende jongeren beoordelen het sportproject met een gemiddeld cijfer van 8,2. In september jl. is er weer een nieuwe groep jongeren gestart.
nr. 4 2014
5
MIJN PLEK
WEER JE PLEK KWIJT
Eigenlijk zou dit een positief verhaal worden over de plek waar ze nu woont, maar Kim (22) moet binnen een week haar woning verlaten. Ze is bang dat ze hierdoor de bezoekregeling met haar driejarige zoontje weer kwijtraakt. Het is het verhaal van haar leven, zegt ze. Elke keer moet ze weer van voren af aan beginnen. tekst: Saffira Rijkee
fotografie: Robert van der Molen
Briesend zit ze op de bank. Een tengere, jonge verschijning die weliswaar stilzit, maar overkomt als een wervelwind. Zo voelt ze zich ook zegt ze. ‘Het is ontzettend druk in mijn hoofd, als achtbanen die door elkaar heen racen. Ik weet pas net dat ik ADHD en ADD heb, maar daar loop ik mijn hele leven natuurlijk al mee rond.’ Sinds haar twaalfde gebruikt Kim al drugs. Alleen tijdens haar zwangerschap en het eerste jaar na de geboorte van haar zoontje gebruikte ze niets. Tot haar ex haar bedonderde en gebeurtenissen uit haar verleden weer omhoog kwamen. Ze onderdrukte haar gevoelens met drugs, raakte opnieuw verslaafd en trok zelf aan de bel over haar
‘IK WEET GOED WAT IK WIL: MIJN KIND TERUG’ kind: ze kon de zorg tijdelijk niet meer aan omdat ze moest afkicken. Na een leerzaam verblijf in DOK3 en Het Poortje Jeugdinrichtingen, waar Kim beter leerde omgaan met anderen en zichzelf, vond ze in de woning waar ze nu nog woont wat rust. Ze leerde zonder medicijnen iets beter omgaan met haar ADHD en ADD en gebruikt niets anders meer dan af en toe wat cannabis. De bezoekregeling met haar zoontje werd uitgebreid en binnenkort mag hij in de weekenden komen. Maar nu ze haar relatie verbroken heeft, kan ze de huur niet meer opbrengen en haar huurbaas heeft net laten weten dat ze een week heeft om te verhuizen. Bij haar vader of moeder kan ze niet wonen. Wel bij haar stiefmoeder, maar
6
nr. 4 2014
toch voelt het alsof ze bijna op straat staat, omdat ze straks geen eigen plek meer heeft. ‘Dit was mijn plek. Mijn zoontje zou binnenkort ‘s weekends weer thuiskomen, maar nu zal je zien dat Jeugdzorg dat weer intrekt omdat ik geen stabiele woonplek heb. En ik kan er niet eens iets aan doen: ik gebruik niet, doe niets verkeerds. Ik heb alleen niet genoeg geld.’ Furieus is ze, over het onrecht dat haar haar hele leven al overkomt. ‘Zo gaat het altijd. Je denkt dat het nu beter wordt en dan wordt het je weer afgepakt. Moet je weer van voren af aan beginnen. Ik vraag me vaak af: zal het ooit wel goed komen?’ Toch ziet haar leven er beduidend anders uit dan een paar jaar geleden. Op haar twaalfde begon ze drugs te gebruiken toen ze met verkeerde, oudere vrienden omging. Ze dealde zelf ook. ‘Als je eenmaal in die wereld zit kom je er haast niet meer uit, vooral niet als je zelf gedeald hebt. Maar ik ben nu van die drugslui af. Ik heb ze vies de waarheid gezegd. Dat is gevaarlijk voor me zegt mijn hulpverlener altijd. Dat ik een heel grote mond heb en nooit bang ben. Het maakt mij niet uit wie er voor me staat. Die keer dat ze een pistool tegen mijn hoofd hielden zei ik: toe maar, schiet dan! Wat maakt mij het uit. Doen ze toch niet. Maar ik heb wel geleerd me rustiger te gedragen. Minder agressief. Ik word ook ouder en ik weet goed wat ik wil: ik wil mijn kind terug. Niets is belangrijker dan dat. En met een kind moet je normaal leven en normaal doen.’ Een beetje vertrouwen heeft ze nog wel gelukkig. Vroeger had ze door dit soort stress allang alles gebruikt om haar gevoelens te onderdrukken. Nu blowt ze alleen af en toe voor het slapengaan, maar ook daar wil ze vanaf. Ze weigert medicijnen te gebruiken voor haar ADHD en ADD. ‘Dan raak ik daar straks verslaafd aan. Ik moet er maar gewoon mee om leren gaan. Mijn leven moet nu normaal worden.’ Kim blijft strijden. Er is niets erger dan het kwijtraken van je kind, daar stelt zo’n tegenslag als deze niks bij voor, zegt ze. ‘Ooit zie ik wel weer verder. Dan wil ik weer mijn eigen plek, met goede mensen om me heen. Maar nu wil ik eerst mijn kind thuis.’
nr. 4 2014
7
De roep om herstelondersteunende zorg klinkt steeds luider. Cliënten vragen om zorg die gericht is op zelfredzaamheid en op herstel; op nieuwe zin en betekenis geven aan het leven. De zorg moet ondersteunend zijn in het herstelproces, waarover de cliënt de regie voert. Herstelondersteunende zorg vraagt dus om een andere focus op behandelen. Zo simpel is het.
HERSTELONDER STEUNENDE ZORG EEN KWESTIE VAN KLEUR BEKENNEN! Gemakshalve kan hier verwezen worden naar Google. Met de zoekterm ‘herstelondersteunende zorg’ verschijnen visiedocumenten en bespiegelingen in overvloed. De Cliëntenraad meent dat deze documenten meer dan genoeg zeggen over het waarom van herstelondersteunende zorg. Momenteel wordt gewerkt aan een zorgstandaard voor de verslavingszorg. De minister van VWS heeft daarover advies gevraagd aan het Zorginstituut Nederland. In de zorgstandaard(en) zal herstel als uitgangspunt centraal staan. Voor de geïnteresseerde: google met de zoektermen ‘Consultatiedocument Verslavingszorg’. Op enig moment zullen financiers steeds nadrukkelijker eisen met betrekking tot herstelondersteunende zorg stellen aan de zorgaanbieders, ook aan VNN. Zolang het gaat om visiedocumenten en bespiegelingen kunnen instellingen er nog wel omheen, maar er zal een moment komen dat de zorgstandaarden als linialen langs de geboden zorg worden gelegd.
De Cliëntenraad vindt, vanuit cliënt perspectief, dat er niet op deze druk van buitenaf moet worden gewacht. Er zijn voldoende zorginhoudelijke argumenten om VNN-breed een traject/project te starten, gericht op de opzet, inrichting en uitvoering van herstelondersteunende zorg. De Cliëntenraad vindt dat VNN in zijn beleid kleur moet bekennen. Niet met nog meer documenten en argumenten over het waarom, maar met een concreet plan van aanpak. Toen er voor Oplossingsgericht Werken werd gekozen, werd de hele organisatie in beweging gebracht. Voor een strategisch proces deinsde niemand terug. Wat weerhoudt ons er nog van om de verdere ontwikkeling van herstel ondersteunende zorg in gang te zetten? Van één ding is de Cliëntenraad in ieder geval overtuigd. Een afgebakend project(je), waar een paar mensen van het hoofdkantoor en wat cliëntenraadsleden aan werken, is niet genoeg. Dat zal de organisatie als geheel niet genoeg beroeren.
Tot slot nog een citaat uit het Consultatiedocument ‘Verslavingszorg in beeld’ van het Zorginstituut Nederland: “Er ligt een duidelijke visie van de verslavingszorgsector op verslavingszorg, die in nauwe samenspraak met de cliëntenbeweging tot stand is gekomen. In de verslavingszorg zal over de hele linie de ‘herstelgedachte’ centraal staan: het bieden van de zorg die het individuele herstelproces ondersteunt. Meer dan voorheen wordt ingezet op maatschappelijke rehabilitatie. Het concept ‘herstel’ omvat meer dan alleen een geslaagde ambulante of klinische behandeling.” De Cliëntenraad
MET ÉÉN BEEN IN DE MEDISCHE WERELD
Anke Schuringa en Douwe Nauta werken als verpleegkundig specialist bij VNN, een functie die zich op het snijvlak bevindt van de verpleegkundige en medische wereld. Een verpleegkundig specialist is bevoegd om zelf standig bepaalde medische handelingen uit te voeren, schrijft medicatie voor en houdt de regie over het behandelproces. ‘We staan met één been in de medische wereld en met het andere in de verpleegkundige wereld.’
Anke Schuringa
Douwe Nauta
tekst: Lianne Zijlstra fotografie: Jacky van der Ende en Annette van Leeuwen
Anke: ‘De functie van verpleegkundig specialist is relatief jong en vindt zijn oorsprong in Amerika. Zelf ben ik sinds 2007 afgestudeerd verpleegkundig specialist en werkzaam in de kliniek van VNN aan de Vondellaan in Groningen. Ik richt mij met name op de somatische problematiek tijdens de detoxificatie, de periode van ontwenning van het verslavende middel. Een deel van onze cliënten komt zelden bij de huisarts en loopt lang rond met allerlei lichamelijke klachten. Daarnaast komen er gedurende de ontwenning vaak klachten naar boven.’
het opleiden van verpleegkundig specialisten in een kliniek is dat je veel opnames kunt doen en dat je cliënten vaak ziet. Je kunt hier veel ‘vlieguren’ maken.’ ‘Binnen de driejarige opleiding die ik gevolgd heb, is er veel aandacht voor mensen met een zogenaamde EPA, een ernstige psychiatrische aandoening’, vertelt Douwe. ‘Deze kennis komt in mijn functie goed van pas, omdat je in een FACT-team veel te maken hebt met mensen die ernstige problemen hebben op allerlei gebieden, bijvoorbeeld psychiatrische problemen.’
Verbinding ‘We zijn intensief betrokken bij onze cliënten’, vertelt Douwe Nauta, verpleegkundig specialist GGZ bij VNN in Leeuwarden. ’We kijken niet alleen naar ons eigen aandeel in de behandeling, maar naar het hele behandelproces.’ ‘We leggen verbindingen’, vult Anke aan. ‘Binnen ons eigen team, maar bijvoorbeeld ook met de huisarts of met andere ketenpartners. Ik denk dat dit deels ook de meerwaarde is van onze functie. Daarnaast proberen we mensen te motiveren voor behandeling en onderzoeken we iemands leefstijl, in combinatie met de gebruikte medicatie. Douwe: ‘We kijken ook naar het systeem, de familie en andere betrokkenen die een cliënt om zich heen heeft.’
Verpleegkundigen met ambitie De functie van verpleegkundig specialist lijkt geschikt voor verpleegkundigen met een bepaalde ambitie. ‘Dat klopt’, beaamt Douwe. ‘In deze functie moet je overigens wel willen pionieren. Je komt zeker niet altijd in een gespreid bedje terecht.’ Anke: ‘Verpleegkundig specialisten zijn verpleegkundigen die graag een stap verder willen gaan, die meer verantwoordelijkheid willen nemen en zich ook in het medische domein willen begeven.’
Domeinstrijd Levert het overnemen van taken die voorheen door een arts uitgevoerd werden, geen spanning op tussen de arts en de verpleegkundig specialist? ‘Bij de introductie van de functie in Nederland, in 2000, was er zeker wel een domeinstrijd, al heb ik die zelf nooit zo ervaren’, zegt Anke Schuringa, naast verpleegkundig specialist ook praktijkopleider van verpleegkundig specialisten binnen VNN. ‘Wij zijn echter goed opgeleide professionals en geven duidelijk de grenzen aan van wat we wel en niet kunnen.’ Douwe: ‘Bij complexe cases heb je elkaar juist hard nodig. Ik werk zelf veel samen met onze psychiater; houd regelmatig ruggespraak met haar.’ Zowel klinisch als ambulant Verpleegkundig specialisten werken binnen VNN zowel in klinieken als ambulant, bijvoorbeeld in FACT-teams. Anke: ‘Het voordeel van
8
nr. 4 2014
Opleidingen tot verpleegkundig specialist
De Master Advanced Nursing Practice (MANP) is een tweejarige opleiding tot verpleegkundig specialist op hbo-niveau die vijf uitstroomprofielen heeft, waarvan vier op het gebied van somatische aandoeningen en één op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Verschillende hogescholen in Nederland bieden deze opleiding aan. Daarnaast is er een driejarige opleiding die specifiek opleidt tot verpleegkundig specialist in de GGZ, die alleen bij de Stichting GGZ-VS in Utrecht te volgen is. Een van de verschillen tussen beide opleidingen is dat verpleegkundig specialisten die de driejarige opleiding afgerond hebben hoofdbehandelaar mogen zijn, in tegenstelling tot verpleegkundig specialisten die de tweejarige opleiding hebben gevolgd. De functie van verpleegkundig specialist valt onder de zogenaamde ‘artikel 14-beroepen’ in het BIG-register, de databank voor wettelijk beschermde beroepen in de gezondheidszorg. Beide opleidingen zijn alleen toegankelijk voor BIGgeregistreerde hbo-verpleegkundigen met onder meer minimaal twee jaar werkervaring (MANP) dan wel vier jaar werkervaring (GGZ-VS).
nr. 4 2014
9
MEER DAN HONDERD JAAR VERSLAAFD Een verslaving doorbreken die al meer dan honderd jaar in een familie woekert, is heel ingewikkeld, maar soms lukt het. Op de Breegweestee in Eelde worden ouders van bewoners en zelfs opa’s en oma’s die een verslavingsprobleem hebben, waar mogelijk bij de behandeling betrokken. tekst: Saffira Rijkee fotografie: Robert van der Molen
In Nederland hebben 1,6 miljoen kinderen jonger dan 22 jaar een of twee ouders die verslaafd zijn of psychische problemen hebben. Kinderen van verslaafde ouders hebben maar liefst tien keer meer kans om zelf ook een verslavingsprobleem te ontwikkelen. Gerjan Timmerman is systeemtherapeut en hij ziet in zijn werk op de Breegweestee in Eelde hoe verslaving van generatie op generatie wordt doorgegeven. ‘Bij alcoholverslaving zie je dat bijvoorbeeld vaak heel duidelijk, dat opa al verslaafd is. Er zat hier eens een moeder voor haar verslaving en haar kinderen zaten in het kindertehuis waar ik toen werkte. Later zijn die kinderen hier ook geplaatst. Je ziet toch vaak dat zoon of dochter ook weer in opname komt en dat de druk om de verslaving te stoppen best hoog is. Want die zit soms al meer dan honderd jaar in de familie en dan moet degene die hier is die lijn ineens doorbreken. Soms moet de cliënt, hoe vervelend ook, eerst uit zijn systeem stappen om dat goed te kunnen doen.’ Het hele verhaal Op de Breegweestee worden het liefst meerdere generaties bij de behandeling van bewoners betrokken. Vaak lukt dat, al kost het tijd, want mensen moeten wel clean zijn als ze naar de Breegweestee komen. Lukt dat niet dan worden gesprekken bijvoorbeeld in de kliniek aan de Vondellaan in Groningen gevoerd, of
10
nr. 4 2014
Gerjan Timmerman
Gerjan gaat op huisbezoek. Gerjan: ‘Om het verhaal compleet te krijgen. En omdat kinderen altijd loyaal blijven aan hun ouders, wat er ook gebeurd is. Tijdens de behandeling zie je vaak dat het contact met de verslaafde ouder heel wisselend verloopt, er is geen stabiliteit. Toch zie je vaak, zelfs al is er geen enkel contact, dat mensen ook na jaren weer contact zoeken. Omdat ze nog heel veel vragen hebben over vroeger. Het is belangrijk dat kinderen richting hun ouders kunnen uitspreken hoe zij dingen hebben beleefd in het verleden’. Samen gebruiken Stoppen met gebruiken is al moeilijk genoeg, maar wordt helemaal ingewikkeld als je hard je best doet clean te zijn en dan in je weekend thuis één van je ouders ziet gebruiken. Gerjan: ‘Dat gebeurt best veel, dus daar besteden we veel aandacht aan. Dat soort situaties moet je goed doorspreken, met één van de ouders erbij als dat kan. En we bewegen bewoners ertoe om alternatieven te zoeken. Om bijvoorbeeld ergens anders af te spreken met hun ouders. Zodat ze de risico’s niet bewust opzoeken’. De vader van Manuel (18), is op dit moment niet in beeld en was dat vroeger ook regelmatig niet. Hij bevindt zich in het criminele circuit en gebruikt al zo lang Manuel zich kan herinneren cannabis. Zelf gebruikte Manuel sinds zijn vijftiende cannabis en xtc. Ook samen met zijn vader. Dat zijn vader dit geen probleem vond en er zelfs het initiatief toe nam heeft zeker invloed gehad op zijn eigen gedrag, denkt Manuel. ‘Ik keek wel een beetje tegen mijn vader op. Ik ging met mensen om die ook niet de beste waren en ik zag mijn vader daar heel erg in. Ik vond het wel stoer.’ Of Manuels opa of oma ook een verslavingsprobleem hadden weet Manuel niet. ‘Mijn vader komt van Curaçao en hij kwam alleen naar Nederland, zijn familie bleef daar. Ik denk dat dat er ook voor gezorgd heeft dat hij in het verkeerde wereldje en bij de verkeerde mensen terecht is gekomen.’ Familie Een ontmoedigend idee, als verslaving al heel lang in je familie zit en jij nu degene moet zijn die wél ophoudt te gebruiken. Gerjan: ‘Het is inderdaad heel ingewikkeld om die lijn die door al die generaties loopt te stoppen. Dat geeft
bewoners soms best een machteloos gevoel. Je moet ze dus erg stimuleren en zorgen dat ze een ander netwerk opbouwen. Familie zal altijd blijven, maar het is goed om te leren hoe je een ander sociaal netwerk opbouwt en bijvoorbeeld werk vindt. Of om ergens anders te gaan wonen. Bewoners moeten daar een balans in vinden want zij gaan echt anders leven dan hun familieleden. Door familie wordt dat niet altijd als prettig ervaren’. Manuels vader weet niet dat Manuel nu al bijna acht maanden in behandeling is omdat hij op het moment geen contact met hem heeft. ‘Ik ben wel bezig hem te zoeken zodat ik het kan vertellen. Ik vind het belangrijk te weten hoe hij er tegenaan kijkt. Ik denk dat hij wel enthousiast is en er respect voor heeft dat ik dit doe. Maar hij zal zelf niet veranderen omdat ik dat zeg.’ Wat als ouders of opa’s en oma’s niet mee willen werken? Gerjan: ‘Als de familie van een
gehad. Ik vond het dus inderdaad niet vreemd om te gebruiken. Pas toen ik steeds meer ging gebruiken en ik er door mijn moeder en hier op de Breegweestee op gewezen werd dat het níet normaal is, drong dat echt door.’ Het is een mooie missie van VNN vindt Gerjan, transgenerationele verslaving doorbreken. ‘Het is belangrijk om bij de intake gelijk al goed door te vragen naar verslaving in de familie. Zeker omdat uit onderzoek steeds meer blijkt dat erfelijkheid een forse rol speelt bij verslaving. En omdat we best veel ouders met verslavingsproblemen zien. We maken altijd een genogram van de familie. Dan zie je direct heel zwart-wit, wie in het systeem verslaafd zijn. Families zien zo zelf wat er eigenlijk speelt, en hoe ingewikkeld het is om dat te doorbreken. Voor sommige jongeren hier is het inderdaad heel normaal om veel te drinken of te gebruiken. Ze zijn ermee grootgebracht in families die het al vijftig of honderd jaar zo doen. Tijdens de
‘CLEAN BLIJVEN WORDT HELEMAAL INGEWIKKELD ALS JE IN JE WEEKEND THUIS ÉÉN VAN JE OUDERS ZIET GEBRUIKEN’ bewoner niet achter de opname staat omdat ze het nut er niet van inziet wordt het voor een bewoner wel moeilijker om hier te zijn. Maar ook dan kun je heel veel systemisch werken. Het is belangrijk dat je met de bewoner blijft overleggen over wat je doet binnen de familie en dat je toch probeert contact te houden. Mensen komen ergens vandaan, hun context kun je nooit ontkennen. Al is familie soms niet zichtbaar, in het hoofd van de cliënt is ze er altijd’. Heel normaal Voor Manuel was het niet vreemd om te gebruiken. Zijn vader gebruikte ook, dus hij zag de ernst er niet zo van in. Heel lang mocht hij niet eens roken van zijn vader. Toen zijn moeder erachter kwam dat hij blowde belde ze Manuels vader op, in de hoop dat hij er net als zij fel op tegen zou zijn. Maar zijn vader vond het niet zo’n probleem. ‘Ik zocht hem op en we gebruikten samen. Ik was nu tenslotte al zeventien, zei hij. Later kwam hij nog een paar keer naar Groningen en toen gebruikten we ook samen. We hebben het nooit over de gevolgen
behandeling moet je uitleggen dat het wél bijzonder en vreemd is. Zodat ze zich er wat aan kunnen onttrekken en op een andere manier gaan kijken naar gebruik.’ Succes Soms lukt het, die jarenlange lijn van verslaving doorbreken. Gerjan: ‘Dan vindt iemand de kracht om clean te blijven. Ik hoor wel van mensen die hier al langer weg zijn dat ze zelf een gezin hebben en dat het goed gaat. Dat ze nog contact hebben met hun familie, maar zichzelf ook tegen hen beschermen’. Als zijn vader niet had gebruikt, had zijn leven er anders uitgezien, denkt Manuel. Maar vertrouwen in de toekomst heeft hij zeker. Hij leeft zijn eigen leven. Binnenkort gaat hij weer naar school om alsnog zijn vmbo-diploma te halen. Daarna gaat hij SAW (Sociaal Agogisch Werk) studeren, want hij wil graag met mensen werken. Gebruiken past simpelweg niet meer in zijn toekomstbeeld. ‘Ik weet nu dat ik er niks mee opschiet. Dat heb ik hier echt geleerd.’ www.vnn.nl/breegweestee
nr. 4 2014
11
VISIE OP VERSLAVING
Hoogleraar Verslavingszorg Wim van den Brink heeft een indrukwekkende staat van dienst op het gebied van onderzoek naar verslaving. Ook na al die jaren valt er nog veel te ontdekken. Verslaving heeft een erfelijke component, maar wat erf je dan precies? En hoe kan het dat sommige mensen heel lang verslavende middelen kunnen gebruiken zonder dat het echt misgaat? tekst: Lianne Zijlstra fotografie: Edwin van de Graaf
‘ZOLANG ER VERSLAVENDE MIDDELEN ZIJN, ZULLEN MENSEN ERNAAR BLIJVEN ZOEKEN’ Dat Wim van den Brink zich zou gaan verdiepen in de wereld van verslaving en verslavingszorg, lag niet meteen voor de hand. ‘Ik zou na mijn promotie in 1989 hoogleraar Epidemiologie worden in Groningen. Daar zat echter niet zoveel voortgang in en toen ik gevraagd werd om in Amsterdam hoogleraar Verslavingszorg te worden, heb ik dat aanbod met beide handen aangegrepen. Ze zochten iemand met kennis van persoonlijkheidsstoornissen en die had ik. Ik mocht mijn eigen onderzoeksafdeling oprichten, prachtig natuurlijk. Destijds had ik geen bovenmatige interesse in verslaving, nu fascineert het mij dat mensen gedrag blijven vertonen dat tot zoveel schade leidt. Mensen met een normale intelligentie, die vanwege middelengebruik zo’n puinhoop van hun leven maken. In eerste instantie lijkt het misschien een vorm van slap gedrag, maar achter verslaving gaat zoveel meer schuil.’ Het beloningssysteem Van den Brink heeft geen reden om te denken dat verslaving ooit zal verdwijnen. ‘Zolang er verslavende middelen zijn, zullen mensen ernaar blijven zoeken. Verslaving heeft namelijk alles te maken met een eeuwenoud systeem dat ervoor gezorgd heeft dat de mens als soort is blijven bestaan.’ Het werkt als volgt. De hersenen stimuleren gedrag dat de mens helpt om te overleven en in zijn soort voort te bestaan. Heel belangrijk in dit kader zijn eten, drinken en seks. In de hersenen bevindt zich een beloningssysteem dat mensen een plezierig gevoel geeft als ze eten, drinken of seks hebben. Dit plezierige gevoel willen mensen steeds opnieuw ervaren waardoor ze op zoek blijven gaan naar eten, drinken en seksueel contact. ‘Verslavende middelen hebben hetzelfde effect op het
Wim van den Brink
Prof. Dr. W. van den Brink (Hilversum, 1952) is sinds 1992 hoogleraar Verslavingszorg bij het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Sinds 1995 is hij tevens directeur van het Amsterdam Institute for Addiction Research (AIAR). Hij studeerde geneeskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam en promoveerde in 1989 cum laude aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van den Brink was promotor van bijna zestig promovendi en is (co-)auteur van meer dan vierhonderd (inter)nationale wetenschappelijke publicaties over onder meer verslaving en persoonlijkheidsstoornissen. Ook is hij redacteur van het Handboek Verslaving en van internationale wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van verslaving.
12
nr. 4 2014
Critici van de nieuwe DSM beweren dat de gewijzigde criteria voor middelengebonden stoornissen ervoor zorgen dat meer mensen de diagnose krijgen, omdat de kans groter is dat je aan de nieuwe criteria voldoet. Van den Brink is hier niet bang voor. ‘Ik verwacht niet dat de gewijzigde criteria leiden tot overdiagnosticering. In Australië is daar in ieder geval niets van gebleken en ook voor Nederland verwacht ik dat effect niet.’ Gokverslaving In de nieuwste versie van de DSM is pathologisch gokken (nieuwe naam ‘gokstoornis’ of ‘gokverslaving’) niet langer gewoon een ‘stoornis in de impulscontrole’, maar valt het onder de categorie ‘verslavingen en stoornissen door het gebruik van middelen’. ‘Gokverslaving blijkt veel
beloningssysteem als eten, drinken en seks’, legt Van den Brink uit. ‘Ze veroorzaken plezierige gevoelens, wat op zich helemaal niet erg is. Middelengebruik loopt immers lang niet altijd uit de hand; sommige mensen kunnen prima af en toe alcohol of drugs gebruiken.’
‘VERSLAVENDE MIDDELEN HEBBEN EFFECT OP HET BELONINGSSYSTEEM, NET ZOALS ETEN, DRINKEN EN SEKS’
Grote vraag ‘Wat ik graag zou willen weten, is waarom sommige mensen heel lang verslavende middelen kunnen gebruiken, zonder dat het echt misgaat. Het beginnen met een middel is vaak sociaal bepaald (wordt een middel in je omgeving gebruikt), maar verslaving lijkt vooral een genetische kwestie, in combinatie met nare gebeurtenissen. Op de vraag welke genetische make-up en welke sociale omstandigheden ervoor zorgen dat iemand kwetsbaar is voor verslaving, zou ik graag een antwoord willen vinden. En wat erf je eigenlijk? Erf je een verslaving of verslavingsgedrag, impulsiviteit of iets als overgevoeligheid van het beloningssysteem in de hersenen? Eén zo’n risicofactor is ADHD. Vijftig procent van de kinderen met ADHD ontwikkelt vroeger of later een verslavingsprobleem. Een schokkend hoog percentage.’ ‘We weten dat bij verslaafde mensen het beloningssysteem anders werkt dan bij niet-verslaafde mensen. Ze moeten als het ware meer doen om zich plezierig te voelen en zoeken dat dus in extremere dingen. Het zijn vaak thrill seekers. Daarbij komt ook nog dat verslaafden een slecht ‘remsysteem’ hebben en als gevolg daarvan hun gedrag niet goed onder controle kunnen houden. Veel verslaafden zijn niet in staat langetermijngevolgen te overzien en risico’s af te wegen.’ Alcohol groter probleem dan drugs Een groot misverstand over verslaving is volgens Van den Brink het idee dat verslaving een slechte gewoonte is, waarmee je kunt stoppen als je maar genoeg wilskracht toont. ‘Te vergelijken met de manier waarop minister Schippers roken ziet’, zegt hij met een lach. Van alle middelen vormen tabak en alcohol volgens Van den Brink de grootste problemen. ‘In Nederland zijn er 1.200 doden per jaar te betreuren als direct gevolg van alcoholgebruik. Ook bij jongeren brengt alcohol veel schade toe. Qua omvang is alcohol een veel groter probleem dan drugs, maar veel alcoholproblematiek blijft onbehandeld. Drugsverslaafden, bijvoorbeeld cocaïne- en heroïneverslaafden, zijn veel beter in beeld bij verslavingszorginstellingen. Deels is dat een gevolg van politieke keuzes. Een paar
decennia geleden was er een open drugs scene, die een groot probleem vormde voor de openbare orde vanwege het gevaar en geweld. Dat probleem is opgelost door het ontwikkelen van goede huisvestingsprogramma’s voor drugsverslaafden en een goede methadonen heroïneverstrekking. Het alcoholprobleem zijn we daarbij echter wat uit het oog verloren.’ DSM-5 In mei 2013 verscheen de DSM-5, de nieuwste editie van het Amerikaanse handboek voor de classificatie van psychiatrische stoornissen. De DSM is opgezet om eenduidigheid in diagnoses aan te brengen. Van den Brink is in zijn algemeenheid tevreden over de nieuwe DSM, bijvoorbeeld over de samenvoeging van de DSM-IV-diagnoses ‘misbruik’ en ‘afhankelijkheid’ tot één nieuwe DSM-5-diagnose: ‘stoornis in het gebruik van middelen’, al vindt hij dat er veel heterogeniteit binnen de diagnoses van de DSM zit. ‘Mensen die dezelfde diagnose krijgen, kunnen onderling nog enorm verschillen. Zo helpt modafinil bijvoorbeeld alleen bij mensen met een alcoholverslaving die impulsief van aard zijn. Bij mensen die wel alcoholverslaafd maar niet impulsief zijn, leidt het juist tot verslechtering.’
meer overeenkomsten met andere verslavingen te hebben dan eerst werd gedacht, vooral met alcoholverslaving’, legt Van den Brink uit. ‘Gokverslaafden blijken bijvoorbeeld goed te reageren op naltrexon, een middel dat ook gebruikt wordt om de zucht naar alcohol tegen te gaan. Dat geldt met name voor gokkers bij wie alcoholverslaving in de familie zit. Het interessante aan gokken vind ik dat bij gokken -in tegenstelling tot andere middelen- de beloning niet zo’n grote rol speelt. Gokkers verliezen immers vaak en toch blijven ze gokken. Het gaat bij hen meer om de opwinding die ze voelen bij de verwachting dat ze gaan winnen.’ Wel en niet in de DSM-5 Gameverslaving lijkt -vooral onder jongeren- steeds meer voor te komen. Waarom staat het dan niet in de nieuwe DSM? ‘Er is veel discussie geweest over het al dan niet opnemen van gameverslaving in de DSM-5’, zegt Wim van den Brink. ‘Maar op het gebied van gameverslaving zijn er onvoldoende kwalitatief goede studies om een plaats in de DSM te rechtvaardigen. Daarvoor heb je echt meer wetenschappelijke data nodig.’ Nieuw in de DSM-5 is craving, de onbeheersbare zucht naar een verslavend middel. ‘Craving is de kern van verslaving’, aldus Van den Brink. Is het dan niet vreemd dat craving nu pas in de DSM staat? ‘Dat is een kwestie van voortschrijdend inzicht. De DSM wordt steeds aangevuld. Voorheen waren er twijfels over de betrouwbaarheid van het meten van craving, die zijn er nu niet meer.’
nr. 4 2014
13
KETENPARTNER
Dierenambulance Groningen
ANDRÉ NIJDAM, MANAGER DIERENAMBULANCE GRONINGEN:
‘ALS VRIJWILLIGER MOET JE TEGEN EEN STOOTJE KUNNEN’ Bij de Dierenambulance Groningen werken zo’n vijftig medewerkers. Verreweg de meesten van hen zijn vrijwilliger, velen zijn hier terechtgekomen via gemeentelijke werkervaringstrajecten. Een klein deel is (ex-)cliënt van VNN. André Nijdam: ‘Iedereen die hier werkt heeft zelf een “rugzakje”. Langdurig werklozen of mensen met een verslaving worden bij ons niet raar aangekeken. Er is begrip voor ze.’ tekst: Maria Ruygrok fotografie: Robert van der Molen
14
nr. 4 2014
André Nijdam is openhartig vanaf de eerste minuut: ‘Ik ben ervaringsdeskundige. In een grijs verleden ben ik behandeld op Hoog-Hullen, waar ik - door mijn eigen schuld – in 1998 niet op een goede manier ben weggegaan. Ik belandde letterlijk in de goot. Dankzij de Straatkrant verdiende ik wat, dus gelukkig heb ik geen strafblad. Drie rotjaren later gaf VNN mij in 2001 een nieuwe kans in de vorm van een
terugvalpreventietraject. Na verloop van tijd bleek dat ik aan depressiviteit leed als gevolg van een tekort aan serotonine. Als therapie kon ik kiezen tussen sporten of antidepressiva. Vanaf toen ging ik iedere zaterdag vijf kilometer hardlopen. Dat was mijn redding, ik ben inmiddels dertien jaar clean.’ Steeds beter Tijdens het lopen kwam André af en toe Jan Adema en Albert Hazenberg, professionals van Hoog-Hullen, tegen. ‘Zij nodigen me uit om me aan te sluiten bij Steeds Beter, de hardloopgroep van VNN. Eerst wilde ik niet, uit schaamte voor dat foute afscheid van destijds. Maar toen ik in 2004 uit fatsoen toch een keertje ging, voelde het verrassend goed. Ik weet wat
De Dierenambulance Groningen is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar. De bekendste doelstelling van de dierenambulance is het helpen van gewonde en zieke dieren. Daar horen onder meer de volgende taken bij: • het ophalen van zieke en gewonde dieren (en de nazorg die daarbij hoort); • het ophalen van overleden dieren (en de nazorg die daarbij hoort); • het registreren van vermiste en gevonden dieren; • opvang van huisdieren bij huisuitzettingen of brand; • vervoer naar/begeleiding bij een dierenartsafspraak (voor wie geen vervoer heeft); • het geven van voorlichting op scholen en bij verenigingen en het verzorgen van rondleidingen. Een paar jaar geleden is hier een doelstelling bijgekomen: het bieden van zinvol vrijwilligerswerk aan mensen ‘met een rugzakje’ en hen begeleiden naar een volgend traject. Een aantal van deze vrijwilligers is (ex-)cliënt van VNN. Meer weten? Kijk op www.dierenambulance-groningen.nl
hardlopen mij brengt en zag dat ook bij anderen. Men toonde interesse in mijn verhaal en ik wist vanaf dat moment dat ik me wilde inzetten voor anderen. De cirkel was rond.’ Vrolijk heft hij zijn handen: ‘En nu zit ik al tien jaar bij deze hardloopgroep en ben sinds vorig jaar zelfs voorzitter. Het kost veel tijd, maar ik krijg er zó veel voor terug! En het gaat steeds beter met Steeds Beter: we organiseren viermaal per jaar wedstrijden en hebben daar, dankzij sponsoring, inkomsten van.’ Hij grijpt zijn kans: ‘Mag ik in Omslag even reclame maken voor onze Vollemaansloop op 8 november? Iedereen kan meedoen aan deze fantastische nachtmarathon bij olielamplicht!’ (zie www.vnn.nl/steedsbeter, red.)
Hiërarchie Terug naar de Dierenambulance, want ook dáár ligt André’s hart. Hij werkt er nu zeven jaar, waarvan de laatste twee als manager. Hij ziet duidelijk parallellen tussen de hiërarchische werkstructuur in zijn organisatie en die van Hoog-Hullen. ‘Als cliënt daar, moet je aan de slag als ondergeschikte van de gangmaker en projectleiders. Die functies zijn te vergelijken met
gewonde en dode dieren. Los daarvan heb je sociale vaardigheden nodig: je moet goed kunnen samenwerken en je moet de eigenaren begripvol benaderen. Je krijgt te maken met verdriet, maar soms ook met boosheid of zelfs agressie. Je moet situaties goed kunnen inschatten: bij een ongeluk bijvoorbeeld moet je de rust zien te bewaren en pottenkijkers verzoeken door te lopen. Natuurlijk komt
‘ONZE HIËRARCHISCHE STRUCTUUR SLUIT AAN OP DIE VAN HOOG-HULLEN’ die van de manager en de hoofden hier. De medewerkers die je inwerken bij de Dierenambulance, vertonen overeenkomsten met de langer-opgenomen cliënten die de nieuwelingen op sleeptouw nemen.’ De VNN-cliënten onder z’n medewerkers zijn binnengekomen via André’s contacten als voorzitter van Steeds Beter. ‘Hoe ver iemand precies in het behandeltraject zit, maakt me niet uit, als hij of zij maar minstens een half jaar clean is. Wij bieden hier puur een werkervaringsplek, de persoonlijke begeleiding ligt bij de professionals van VNN.’ Tot nu toe is er geen limiet gesteld aan de lengte van het vrijwilligerscontract. ‘Jazeker, het is de bedoeling dat men doorstroomt, maar als dat in de huidige crisistijd tegenzit, zal ik iemand die hier goed functioneert niet snel wegsturen.’ Situaties inschatten De vrijwilligersfunctie bij de Dierenambulance is bepaald geen makkie, zo blijkt uit de takenopsomming van de manager: ‘Uiteraard moet je goed met dieren om kunnen gaan, daar krijg je een interne opleiding voor, en er zit een flink stuk administratie bij. Je moet tegen een stootje kunnen, want je krijgt te maken met zieke,
er ook een vorm van rouwbegeleiding bij kijken. Het ene baasje reageert kortaf en wil weinig contact, terwijl een ander zich heel verdrietig uit, wil praten, foto’s laat zien, noem maar op. Ik wil maar zeggen: er wordt hier veel van je verwacht, maar je leert ook veel.’ Voor het eerst verschijnt een wat ontstemde blik: ‘Ik zou het terecht vinden als wij een vergoeding krijgen voor de begeleiding die we bieden. Ook wij beschikken over een gekwalificeerde vertrouwenspersoon. Andere instanties vangen hiervoor acht à tien euro per persoon, wij niet.’ Afscheid Hoe respectvol het Dierenambulancepersoneel met de dieren en hun eigenaren omgaat, blijkt tijdens de afsluitende rondleiding in het pand aan de Friesestraatweg in Groningen. Na een oprecht ‘Weet je zeker dat je hier tegen kan?’ opent André Nijdam de deur van de afscheidskamer. Een dode poes ligt vredig op een kussen op tafel. ‘Na een ongeluk lappen wij een opgehaald dier zo mooi mogelijk op. In deze ruimte kunnen eigenaren even alleen zijn en rustig afscheid nemen. We zijn blij dat we dit kunnen bieden aan iedereen die hier behoefte aan heeft.’
nr. 4 2014
15
OPVALLEND E-SIGARET: MINDER SCHADELIJK DAN SIGARETTEN? De elektronische sigaret (e-sigaret) is in Nederland in korte tijd populair geworden bij mensen die ‘gezonder’ willen roken of willen stoppen met roken. De meningen over de risico’s van de e-sigaret lopen nogal uiteen.
Fabrikanten van e-sigaretten brengen deze producten aan de man met de boodschap dat het gebruik ervan weinig risico met zich meebrengt en daarom een gezond alternatief is voor het roken van tabak. Gezondheidsvoorlichters staan kritisch tegenover deze vorm van roken (eigenlijk: verdampen, want er komt geen rook bij vrij) en wijzen vooral op de schadelijke effecten. Binnenkort zullen de resultaten van een inventarisatie en analyse van 81 onderzoeken naar de effecten van de e-sigaret worden gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Addiction. Een korte voorpublicatie: • e-sigaretten zijn hoogstwaarschijnlijk minder schadelijk dan gewone sigaretten; • e-sigaretten bevatten schadelijke
APP VOOR JONGE STOPPERS Nieuw: een app die kan helpen bij het stoppen met roken. Juist bij jongeren is dit belangrijk. Hoe eerder je stopt met roken, hoe beter het is. Helaas mislukt meer dan negentig procent van alle stoppogingen. Zelfs als je graag wilt stoppen, blijft het behoorlijk moeilijk. Dat heeft niet alleen met wilskracht te maken. Nicotine is nu eenmaal een sterk verslavende stof. Er wordt hard gewerkt aan de nieuwe app. Je kunt je opgeven om de testversie van de app te proberen. Dat zal in november gaan gebeuren. Interesse? Mail dan naar Anoek de Gee (
[email protected]).
16
nr. 4 2014
stoffen, maar veel minder dan tabaksrook; • de risico’s van passief meeroken zijn bij e-sigaretten veel minder groot dan bij gewone sigaretten; • de mogelijk schadelijke effecten van e-sigaretten bij mensen met klachten aan de luchtwegen zijn nog onvoldoende in kaart gebracht; • gebruik van e-sigaretten kan het aantal tabaksdoden mogelijk doen verminderen, hoewel de effecten op de lange termijn nog niet bekend zijn; • de e-sigaret moet daarom minder streng worden gereguleerd dan de gewone sigaret. Bronnen:
www.rivm.nl
www.trimbos.nl
www.addictionjournal.org
DRUGS IN HET VERKEER Uit onderzoek is gebleken dat tussen 2007 en 2009 2,8 procent van de automobilisten in Nederland sporen van drugs in het lichaam had. Deze verkeersdeelnemers waren vooral mannen tussen 18 en 35 jaar. Meestal betrof het cannabis, gevolgd door cocaïne. Bij een vijfde van deze groep werden meerdere drugs aangetroffen of drugs in combinatie met alcohol. Het zal niet verbazen dat vooral uit gaanders relatief vaak onder invloed reden. Opvallend is dat festivalbezoekers vaker onder invloed rijden dan bezoekers van discotheken of cafés. De verklaring hiervoor is dat festivals vaak plaatsvinden op buitenlocaties, waardoor er minder gelegenheid is om gebruik te maken van de fiets of het openbaar vervoer. Mate van ongevalsrisico bij verkeers deelname onder invloed: • Cannabis en alcohol tot 0,5 0/00 bieden een matig verhoogd risico.
• Cocaïne, opiaten en alcohol van 0,5 tot 0,8 0/00 bieden een middelmatig verhoogd risico. • Amfetamine, drugs-drugscombinaties en alcohol van 0,8 tot 1,2 0/00 bieden een sterk verhoogd risico. • Drugs gecombineerd met alcohol en alcohol meer dan 1,2 0/00 bieden een extreem verhoogd risico.
Bron: http://www.trimbos.nl/nieuws/trimbosnieuws/infosheet-drugs-in-het-verkeer
SOCIALE PROBLEMEN ERGER DAN ZWARE WIET
Onderzoekster Peggie van der Pol is verslavingsepidemioloog bij de Nationale Drugs Monitor van het Trimbos-instituut. Zij onderzocht wat de bepalende factoren zijn bij het ontstaan van cannabisverslaving bij stevige blowers. Daarvoor volgde ze zeshonderd mannen en vrouwen die meer dan drie keer per week blowen. Ze ontdekte dat deze ‘veelblowers’ meestal in hun vrije tijd roken en dat dit blowen niet per se tot problemen leidt. Het idee dat als je veel blowt je ook eerder verslaafd raakt blijkt niet op te gaan. Ook de sterkte van de cannabis blijkt er niet veel toe te doen. Mensen die sterke wiet prefereren passen hun dosering meestal aan, al krijgen ze wel meer THC binnen. Of iemand verslaafd raakt of niet hangt vooral af van sociale omstandigheden en hoe iemand omgaat met problemen.
Cannabisverslaafden roken vaker in hun eentje of blowen om hun problemen te vergeten. Omstandigheden als ontslag, financiële problemen of het beëindigen van een relatie verhogen de kans dat iemand verslaafd raakt. Volgens Van der Pol moet je, als je verslaving bij regelmatige blowers wilt tegengaan, de achterliggende sociale problemen aanpakken en je niet enkel richten op de joint zelf. Bron: http://www.trimbos.nl/nieuws/persberich-
ten/2014/rol-thc-blootstelling-beperkt-bij-cannabisverslaving
nr. 4 2014
17
Hun werkgebied reikt van Wolvega tot Twijzelerheide, zoals ze zelf zeggen. De medewerkers van het FACT Jongerenteam van VNN in Drachten werken in de gehele zuidoosthoek van Friesland, met Heerenveen en Drachten als centrale plaatsen. De jongeren waarmee zij werken, hebben problemen op allerlei gebieden. Behalve dat ze verslavingsproblemen en psychische problemen hebben, gaan ze vaak niet naar school, hebben geen werk, hebben problemen met hun familie, financiën enzovoort. ‘Wij beginnen met contact, niet met formulieren’, zeggen casemanagers Wiep Kroes en Auke Zandstra. tekst: Lianne Zijlstra fotografie: Robert van der Molen
TEAM CENTRAAL
Van links naar rechts: Marjan van der Veen, Kees Locht, Ineke Kooistra, Arend Jan Talens, Wiep Kroes, Richard Akkerman, Belinda Houtsma en Auke Zandstra.
FACT JEUGD DRACHTEN Waaruit bestaat jullie dagelijks werk? Auke: ‘De dag begint al vóór ik op kantoor ben, met het aanzetten van mijn werktelefoon. Ik check WhatsApp, beluister voicemails en beantwoord alvast wat mailtjes. Ik ben veel buiten de deur om cliënten op te zoeken, thuis, bij hun ouders of in de instelling waar ze verblijven. Soms gebruik ik mijn auto als gespreksruimte. Drie keer in de week hebben we ’s ochtends FACT-overleg, waarbij we de stand van zaken van onze cliënten doornemen. Ik overleg ook veel met externe partijen, bijvoorbeeld met het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin, red.) en neem deel aan verschillende jongerenoverleggen.’ Wiep: ‘Mijn dag ziet er grotendeels hetzelfde uit, al ben ik misschien iets meer op kantoor. Sinds we allemaal een mobiele telefoon van het werk hebben, kijk ik vóór werktijd vaak al even naar mijn WhatsApp, omdat veel van onze cliënten dat gebruiken.’ Wie zijn jullie cliënten? Wiep: ‘Onze cliënten zijn jongeren tot en met 23 jaar, waarbij jongeren vanaf 17/18 tot en met 23 jaar de grootste groep vormen. Veel plattelandsjongeren met een mentaliteit van ‘doe maar gewoon’.’ Auke: ‘Bijna alle jongeren hebben een dubbele of zelfs triple diagnose: behalve dat ze verslaafd zijn, kampen ze met psychische problemen en in het geval van een triple diagnose hebben ze ook nog een lichte verstandelijke beperking.’
18
nr. 4 2014
Jullie cliënten hebben problemen op meerdere gebieden. Waar begin je dan? Gezamenlijk: ‘Met het maken van contact; wij beginnen niet met formulieren.’ Wiep: ‘We hebben zes weken de tijd om iemands verhaal helder te krijgen en te onderzoeken wat er aan de hand is. Dat lukt niet als je geen contact maakt. Ook wij zijn gedwongen allerlei formulieren in te vullen, maar proberen niet te formeel te doen en cliënten zo min mogelijk last te laten hebben van het administratieve deel. Wat ook helpt, is dat VNN ons goed faciliteert, waardoor onze outreachende manier van werken, waarbij wij naar de cliënten gaan en niet andersom, mogelijk is.’ Auke: ‘FACT-zorg voor jongeren is niet overal even goed geïmplementeerd binnen VNN, maar hier in Drachten wel. We hebben veel aandacht voor Oplossingsgericht werken en ook dat werkt goed bij de jongeren. Meestal krijgen we ze weer op de rails.’ Melden jongeren zichzelf aan? Wiep: ‘Soms melden jongeren zichzelf bij ons, maar meestal niet. Vaak komen ze via netwerkpartners binnen, via ouders of via een van onze outreachende jongerenwerkers. Soms wil de jongere zelf niet zoveel met ons, maar zijn of haar ouders wel.’ Auke: ‘Wij maken veel gebruik van systeemtherapie; betrekken ouders bij de behandeling. Voor hen is het ook belangrijk dat ze een keer van
zich af kunnen praten, maar het belang van de ouders is niet altijd het belang van de cliënt.’ Met welke organisaties werken jullie veel samen? Auke: ‘Met onder andere huisartsen, wijkorganisaties, Reik (behandelcentrum voor mensen met een lichte verstandelijke beperking, red.), Jeugdhulp, Bureau Jeugdzorg, De Swaai, Praktijk Buitenpost (instelling voor specialistische GGZ, red.), PGB-bureaus en het maatschappelijk werk.’ Wiep: ‘Ook intern werken we veel samen, bijvoorbeeld met jeugdklinieken als het Bauhuus, de Breegweestee en DOK3, FACT Jeugd Leeuwarden en andere jongerenteams van VNN.’ Wat maakt jullie werk leuk? Auke: ‘Ik heb passie voor het werken met jongeren en wil hen graag steunen in hun ontwikkeling. En je ziet dat het werkt wat wij doen, dat is mooi.’ Wiep: ‘Het mooiste vind ik als je echt contact met iemand hebt. Het gaat niet altijd om grootse dingen. Lastige situaties kunnen ook leuk zijn, als team heb je elkaar dan echt nodig. Er gebeurt nogal wat met ‘onze’ jongeren.’ Auke: ‘Je ziet hier het hele leven voorbijkomen: zwangerschappen, bruiloften, verhuizingen, maar ook zaken als geweld en suïcidaliteit. Veel dynamiek dus.’
Is jullie team hecht? Gezamenlijk: ‘Ja’. Wiep: ‘We zijn open en eerlijk, maar durven ook kritisch te zijn naar elkaar. We leggen de lat hoog en stellen hoge eisen aan onszelf. Zo vonden we dat we geen wachtlijst mochten hebben, maar die ambitie hebben we los moeten laten. Dat lukte gewoon niet, hoe hard we ook werkten. We proberen er te zijn voor mensen die bij andere instanties buiten de boot vallen en dat doen we echt samen.’ Auke: ‘Binnen het team doen we er ook niet moeilijk over om een cliënt door te schuiven naar een andere collega, als het -om wat voor reden dan ook- niet klikt. We weten elkaar goed te vinden.’ Tot slot… Wiep: ‘Er gebeurt veel binnen ons team. We onderzoeken nu de mogelijkheid om samen met de GGZ een team te gaan vormen, om nog beter te kunnen samenwerken. We zijn bezig met FACT-certificering, om maar een paar voorbeelden te noemen.’ Auke: ‘We gaan met onze tijd mee en maken gebruik van nieuwe technologie: we hebben smartphones en skypen om de reistijd te verminderen.’
nr. 4 2014
19
DE ERVARINGSDESKUNDIGE
‘Zoek in jezelf; daar vind je alle antwoorden’
‘In 1999 hebben ze me ergens gevonden en naar het ziekenhuis gebracht. Ik was er zowel lichamelijk als geestelijk slecht aan toe. Ik heb toen de keuze gemaakt om de mens Peter Barendsen te vinden en mijn verleden onder ogen te zien. Een zoektocht die mij langs talloze verslavings- en psychiatrische klinieken leidde, binnen VNN, maar ook daarbuiten. ‘Zoek in jezelf; daar vind je alle antwoorden’, zei een hulpverlener van wat toen De Nieuwe Skuul heette op Texel, eens tegen mij. En zo is het. Weet je, als ervaringsdeskundige doe je niet zo gek veel anders dan je collega’s. Ik zou mijn collega’s tekortdoen als ik zou zeggen dat zij cliënten niet zo goed begrijpen als ik. Het enige verschil is dat ik uit eigen ervaring weet hoe het voelt. Alleen al het afkicken, om vier dagen krankzinnig te zijn, zoveel pijn te voelen en die dan te onderdrukken door toch weer te gaan gebruiken. Dat ik anderen kan laten zien dat je een verslaving kunt overwinnen, dat vind ik mooi. Je hebt altijd een keuze. Als iemand tegen mij zegt: ‘maar Peter, jij bent er toch ook uitgekomen, hoe heb je dat gedaan?’ Dan weet ik dat er iets in gang is gezet. En na al die jaren ontroert mij dat nog steeds.’
Peter Barendsen (56) werkt sinds 2006 als ervaringsdeskundige bij VNN. Eerst in Assen, als vrijwilliger bij het project ‘Help, mijn buurman (ver)zuipt’ en daarna een aantal jaren bij het FACT-team van de GGZ in Hoogeveen. Per september heeft hij dit team voor het VNNteam in Hoogeveen verruild en werkt hij daarnaast bij VNN in Winschoten. Peter was dertig jaar verslaafd aan alcohol en in mindere mate aan drugs. Hij is nu veertien jaar clean.
fotografie: Edwin van de Graaf