Mailwisseling Hans Baaij en Wim van den Brink Dit is de mailwisseling die wij hadden met Hans Baaij (Varkens in Nood) en Wim van den Brink (Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie) naar aanleiding van de uitzending van TROS Radar op 26-10-2009.
Op vrijdag 6 november stuurt Wim van den Brink (KNS) ons: ‘Hans Baaij van Stichting Varkens in Nood gaf in het programma Radar aan dat 99% van de dieren wordt geslacht in grote slachterijen. Slagers die aangaven dat het vlees in de toonbank afkomstig is uit de regio werden daardoor als ongeloofwaardig neergezet. Door een verkeerde weergave van de feiten is schade ontstaan aan de geloofwaardigheid van de slagers. In werkelijkheid klopt de stelling van de Stichting Varkens in Nood niet en bestaat er een heel andere verdeling. In totaal slachten de grote slachterijen geen 99% van de dieren, maar slechts 69%. Regionale slachterijen zijn goed voor 30% en de kleine slachterijen, waaronder de zelfslachtende slagers, slachten jaarlijks 1% van de varkens, runderen en kalveren. Er blijkt dus regionaal voldoende aanbod te zijn om slagers te voorzien. Hierdoor kan het overgrote deel van de slagers wel degelijk en met recht aan de consument aangeven waar hun vlees vandaan komt. Bijlage cijfers (zie volgende pagina)
1
Bijlage cijfers Slachterij Varkensvlees Groot
Grootte klasse
Midden* Klein**
> 1.000.000 10.0001.000.000 < 10.000
Slachterij
Grootte klasse
Rundvlees Groot Midden* Klein**
> 100.000 500 -100.000 < 500
Slachterij
Grootte klasse
Kalveren blank Groot
> 100.000 1.000 100.000 < 1.000
Midden* Klein** Kalveren rosé Groot > 10.000 Midden* 1.000 - 10.000 Klein** < 1.000 * regionale slachterijen ** o.a. zelfslachtende slagers
Aantal slachtingen x 1.000
Aandeel
9.717
68,1%
4.562 103
31,2% 0,7%
Aantal slachtingen x 1.000
Aandeel
209 284 21
40,7% 55,1% 4,1 %
Aantal slachtingen x 1.000
Aandeel
991
90,3 %
105 1
9,6 % 0,1 %
347 5,7 5,6
96,9 % 1,6 % 1,5 %
Uit deze slachtaantallen mag worden geconcludeerd dat 31% wordt geslacht door deze twee groepen en derhalve 69% door de grote slachterijen.’ Op maandag 9 november reageert Hans Baaij (ViN):
‘Op 13.20 zegt Antoinette dat Radar zowel supermarkten als slagers heeft bezocht. Bezien we alle geslachte dieren in Nederland (en de meeste mensen denken dan ook aan slagers verbonden aan supermarkten en horeca-slagers) dan is het marktaandeel van slagers circa 13%.
2
Sowieso komt dan iets van 87% van alle dieren van grote slachterijen. De discussie gaat dus over het 13% marktaandeel van de slagers. Vervolgens is de discussie wat men onder grote slachterijen verstaat. KNS vindt een slachterij die meer dan 1.000.000 varkens per jaar slacht groot. Ik zelf vind een slachterij met 10.000 varkens per jaar al best groot. Het is maar wat je veel vindt. Hou je die lagere norm aan dan komt KNS zelf op gemiddeld 1,6% uit wat betreft het aandeel van kleine slachterijen. Dus dat is ongeveer wat ik ook zeg. Tellen we kippen mee, dan komen we nog veel lager uit. Wat ik aangaf met hetgeen ik zei, is dat de meeste slagers geen individuele dieren uitkiezen. Dat geldt misschien wel eens voor een rund, zelden voor een varken en nooit voor een kip. Milieukeur de Hoeve levert bijvoorbeeld aan de Keurslagers. Ze slachten iets van 11.000 varkens per week, maar voor zover mij bekend houden ze niet bij welk varken van welke boerderij komt en naar welke slager gaat en dat maakt ook niets uit, want alle varkens van Milieukeur de Hoeve zijn hetzelfde. Hieronder staat de reactie op de website van KNS Ik heb de behoefte namens de KNS en de slagers in Nederland te reageren. De wijze waarop de slagers hun inkoop doen, valt ruwweg in drie delen uiteen. 1. de zelfslachtende slager die levende dieren inkoopt en slacht voor eigen verkoop. 2. de slager die levende dieren inkoopt en bij een kleine regionale slachterij laat slachten 3. . de slager die geslacht inkoopt en dat veelal doet bij diezelfde kleine regionale slachterijen. Ongeveer 30% van de slachtingen in Nederland worden verzorgd door zelfslachtende slagers en kleine regionale slachterijen. Gezien het marktaandeel van de slager is deze productie voldoende groot om in de inkoopbehoefte van de slager te voorzien. De slager hoeft dus niet naar de grote slachterij en bovendien is de slager gezien zijn inkoopvolume helemaal niet interessant voor die grote slachterij. Uit dit voorbeeld volgt niet dat meer dan 1% van de slagers hun dieren uitkiezen. Punt 3 is wrs het overgrote deel van hetgeen de slagers regionaal inkopen. 70% is van grote slachters. Ik begrijp dan ook het issue niet, als men het overgrote deel bij grote en middelgrote slachters
3
inkoopt zonder de dieren te kennen dan moet men het ambachtelijke met een korrel zout nemen (lijkt mij) Een kennelijk gebrek aan inzcht bij de heer Baaij leidt op deze manier tot een foutieve interpretatie van de cijfers en tot verkeerde conclusies met een zeer tendentieuze berichtgeving die de slagers in Nederland volstrekt ten onrechte in een kwaad daglicht stelt. Ik begrijp de klacht niet echt. Maar een klein deel komt niet van de lopende band en hoe klein dat deel is, is afhankelijk van de definitie van middengrote slachterijen.’ Op maandag 9 november mailen wij aan Wim van den Brink: ‘Bedankt voor het mailen van de gegevens. We hebben er naar gekeken en er blijft ons nog een aantal dingen onduidelijk. Ik heb ter ondersteuning de letterlijke tekst van de betreffende quote van Hans Baaij bijgevoegd. Ten eerste valt het me op dat het slachten van kippen niet is meegenomen. Hans Baaij geeft aan dat hij praat over alle dieren die jaarlijks geslacht worden. Waarom heeft u die cijfers niet meegenomen? Ten tweede heeft Hans Baaij het over slagers die direct contact hebben met de boeren en individueel dieren uitkiezen. Is dat volgens u meer dan 1%? Ten derde geeft u aan dat 30% door regionale slachterijen wordt geslacht. Volgens Hans Baaij worden in de regionale slachterijen ook jaarlijks grote getale dieren geslacht. Dat wordt overigens bevestigd door uw eigen cijfers. Gaan de slagers persoonlijk langs deze regionale slachterijen om de dieren individueel uit te kiezen? Graag zou ik u er nogmaals op willen wijzen dat Hans Baaij degene is die de bewering doet in de uitzending.’ Op vrijdag 13 november reageert Wim van den Brink: ‘Uw vragen laten zich als volgt beantwoorden. Het antwoord op de eerste vraag is heel simpel. Slagers slachten geen kippen. Voor het antwoord op de tweede en derde vraag maak ik gebruik van een reactie die ik op de website van slagerswereld heb gegeven.
4
http://www.slagerswereld.nl/nieuws/kns-tros-radar-stelt-slagers-inkwaad-daglicht-(1554).html De wijze waarop de slagers hun inkoop doen, valt ruwweg in drie delen uiteen: 1. de zelfslachtende slager die levende dieren inkoopt en slacht voor eigen verkoop. 2. de slager die levende dieren inkoopt en bij een kleine regionale slachterij laat slachten. 3. de slager die geslacht inkoopt en dat veelal doet bij diezelfde kleine regionale slachterijen. Ongeveer 30% van de slachtingen in Nederland worden verzorgd door zelfslachtende slagers en kleine regionale slachterijen. Gezien het marktaandeel van de slager is deze productie voldoende groot om in de inkoopbehoefte van de slager te voorzien. De slager hoeft dus niet naar de grote slachterij en bovendien is de slager gezien zijn inkoopvolume helemaal niet interessant voor die grote slachterij. De eerste en tweede categorie hebben direct contact met de boer. De tweede categorie zijn namelijk meestal ex zelfslachtende slagers die met het zelf slachten zijn gestopt door stijgende kosten vanwege alsmaar toenemende regelgeving. Deze categorie bevat enkele honderden slagers en is veel groter dan categorie 1. Ik heb hiervan geen exacte aantallen. Deze worden binnenkort onderzocht in het kader van een project duurzame slager wat door de KNS wordt ontwikkeld. Wat betreft de derde categorie gaan de slagers veelal bij deze slachterijen langs om de door hen verlangde kwaliteit vlees uit te zoeken. Deze kwaliteit is vaak gekoppeld aan specifieke soorten dieren. De bewering dat bijna alle kleine slachterijen zouden zijn verdwenen, is onjuist. Natuurlijk gaat het daarbij om de vraag wat hierbij onder klein verstaat. Wij bedoelen met een kleine slachterij een meestal van oudsher zelfslachtende slager die ook voor collega slagers is gaan slachten. Deze schaalvergroting is absoluut noodzakelijk vanwege de eergenoemde kostenstijgingen. Daarmee kunnen kleine regionale slachterijen in stand worden gehouden. Dat is ook van belang om voor boeren in de regio om zogenaamde noodslachtingen kunnen doen van in nood geraakte dieren.
5
Daarvoor hoef je bij een grote slachterij niet aan te kloppen. Nog een slotopmerking. In de door u meegezonden tekst wordt slager Mulder uit Hilversum geciteerd. Uit contact met deze slager is nu juist gebleken dat hij tot de tweede categorie behoort en ten onrechte in een kwaadlicht wordt gesteld. Vandaar mijn conclusie in de reactie op de website van slagerswereld, namelijk: Een kennelijk gebrek aan inzicht bij de heer Baaij leidt op deze manier tot een foutieve interpretatie van de cijfers en tot verkeerde conclusies met een zeer tendentieuze berichtgeving die de slagers in Nederland volstrekt ten onrechte in een kwaad daglicht stelt.’ Hans Baaij reageert op woensdag 18 november als volgt: ‘Prima als jullie deze mailwisseling op de site zetten - ik zou daarbij wel de grootte van categorie 2 vermelden; uit mijn hoofd gaat dat om 10.000 tot 100.000 dieren per jaar. Dat vind ik groot, ook al is dit regionaal. Daarbij doelde ik ook op supermarkten, en ook Antoinette sprak over op bezoek gaan bij supermarkten en slagers. Aangezien de slagers maar 13% marktaandeel hebben, komt 87% in ieder geval van grote slachters. De opmerking over de kippen is heel flauw. ik ben het volstrekt oneens dat er zeer tendentieuze berichtgeving van mijn kant is. Onze boodschap is: de productie van vlees is meestal slecht voor dier en/of milieu, maar daar gaan de slagers niet op in. Ze focussen op een detail om hun verongelijktheid te uiten. Beetje sneu allemaal.’
6