B1
Notitie Contactpersoon Wietske Terpstra Datum 25 oktober 2011 Kenmerk N001-4817394TER-mfv-V01-NL
Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat 437-441 1 Inleiding Autobedrijf Van den Brink aan de Rosendaalsestraat 437-441 te Arnhem wordt uitgebreid en is daarbij van plan om een infiltratievoorziening aan te brengen. In verband met de benodigde bestemmingsplanwijziging en vergunningen is door Tauw een advies (N001-4797638BTM-V01, d.d. 29 juni 2011) uitgebracht over de verwerking van het hemelwater. Naar aanleiding van dit advies heeft de gemeente Arnhem om aanvullende informatie met betrekking tot de lokale infiltratiemogelijkheden gevraagd. Autobedrijf Van den Brink heeft daarom Tauw opdracht gegeven om een infiltratieonderzoek uit te voeren. Doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de geschiktheid van de ondergrond voor infiltratie van hemelwater. In voorliggende notitie is een korte beschrijving gegeven de regionale geohydrologie, van de verrichte werkzaamheden en de resultaten van de uitgevoerde metingen. Tot slot is een conclusie met betrekking tot de resultaten gegeven.
2 Onderzoeksresulaten 2.1
Regionale geohydrologie
Om aan de hand van de doorlatendheidsmetingen in te kunnen schatten of infiltratie mogelijk is, dient ook een relatie gelegd te worden met de regionale geohydrologische situatie. Regionaal gezien ligt de locatie op de rand van de stuwwal, de overgang tussen de hooggelegen Veluwe en het rivierdal van de IJssel en de Nederrijn. In de diepere ondergrond is sprake van gestuwd materiaal, hierin komen scheefgestelde lagen voor. Op deze gestuwde afzettingen is eter hoogte van de planlocatie nog een redelijk dik pakket zandig materiaal afgezet. Dit materiaal is over het algemeen goed doorlatend, maar lokaal kan sprake zijn van slechtdoorlatende leemlenzen. Deze leeminsluitingen kunnen lokaal voor een geringere doorlatendheid zorgen en kunnen tot stagnatie van hemelwater (schijngrondwaterspiegel) leiden. De grondwaterstand in de omgeving van de locatie bevindt zich op relatief grote diepte. Uit een verkennend bodemonderzoek blijkt dat de grondwaterstand dieper is dan 5,0 m beneden maaiveld.
Infiltratieonderzoek Van den Brink
1\4
Kenmerk N001-4817394TER-mfv-V01-NL
2.2
Doorlatenheidsmetingen
Op 20 oktober 2011 zijn op het terrein van Van den Brink aan de Rosendaalsestraat 437-441 in Arnhem drie doorlatendheidsmetingen uitgevoerd. De meetlocaties zijn gesitueerd op de plekken waar de infiltratiemiddelen geplaatst zullen worden. In figuur 2.1 zijn de meetlocaties weergegeven.
2
3
1
Figuur 2.1 Proeflocaties terrein Van den Brink
De doorlatendheidsmetingen hebben tot doel de geschiktheid te bepalen van de bodem voor bodeminfiltratie. Omdat infiltratie van hemelwater in de zone boven de grondwaterstand, de onverzadigde zone, plaatsvindt, zijn proeven uitgevoerd volgens de omgekeerde boorgatmethode (Hooghoudt). Met behulp van deze proef wordt de horizontale doorlaatfactor (k-waarde) van de bodem bepaald. De proef is uitgevoerd door een gat te boren tot 2,0 m-mv, waarna een speciaal filter in het boorgat is geplaatst. Het filter (1 tot 2 m-mv) wordt gevuld met water, waarna de zaksnelheid van het water in het filter wordt gemeten. Uit de zaksnelheid kan vervolgens de k-waarde van de onverzadigde zone ter hoogte van het filter worden afgeleid. Bij goed doorlatende gronden zakt
2\4
Infiltratieonderzoek Van den Brink
Kenmerk N001-4817394TER-mfv-V01-NL
het water tijdens de meting snel weg, waardoor het filter niet geheel gevuld kan worden. In de praktijk is de meting uitgevoerd tussen 1 à 1,5 tot 2 m-mv. De bodemopbouw ter plaatse van de drie locaties bestaat uit fijn tot zeer grof zand met een siltige fractie. In de eerste meter beneden maaiveld is bij twee boringen sprake van een humeuse bijmenging. Bij locatie 1 komt vanaf 1,0 tot 1,40 m-mv een matig zandige leemlaag voor. De complete boorprofielen zijn opgenomen in bijlage 1. Tijdens het boren is de grondwaterstand niet aangetroffen. Ook zijn geen roestverschijnselen aangetroffen. Roestverschijnselen kunnen er op duiden dat het grondwater in het verleden op een bepaald niveau heeft gestaan. Na het zakken van de grondwaterstand kan corrosie van de ijzerhoudende deeltjes optreden. Dit is voor de locatie binnen 2 m-mv niet aan de orde, vermoedelijk komt de grondwaterstand daarmee niet binnen 2 m-mv. De resultaten van de doorlatendheidsmetingen zijn in tabel 2.1 opgenomen.
Tabel 2.1 Resultaten doorlatendheidsmetingen
Locatie
k-waarde (m/dag)
1
3à5
Bodemopbouw 0-50 cm: fijn zand, matig humeus, matig siltig (zeer sterk puinhoudend) 50-100 cm: fijn zand, matig siltig 100-140 cm: leem, matig zandig 140-200 cm: zeer grof zand, zwak siltig
2
2,5 à 3
0-100 cm: grof zand, zwak siltig (licht puinhoudend) 100-150 cm: fijn zand, zwak siltig 150-200 cm: zeer grof zand
3
10 à 12
0-100 cm: grof zand, sterk humeus, zwak siltig (licht puinhoudend) 100-150 cm: fijn zand, matig siltig (matig grind- en zeer licht puinhoudend) 150-200 cm: matig grof zand, zwak siltig
3 Conclusie en aanbevelingen Op de drie onderzochte locaties varieert de doorlatendheid van 2,5 tot ongeveer 10 m/dag. Geconcludeerd wordt dat de doorlatendheid voldoende is voor het toepassen van infiltratie, de doorlatendheid is zeer goed. De doorlatendheid is gemeten in de bodemlaag van 1 à 1,5 tot 2 m-mv. Opgemerkt moet worden dat de gemeten doorlatendheid voornamelijk bepaald wordt door de (zeer) grofzandige laag vanaf 1,5 m-mv.
Infiltratieonderzoek Van den Brink
3\4
Kenmerk N001-4817394TER-mfv-V01-NL
De aanwezige leemlaag bij meetlocatie 1 heeft naar verwachting een veel lagere doorlatendheid. Daarom wordt aangeraden de infiltratiemiddelen op deze plek op een dusdanige diepte aan te brengen dat de mogelijk minder goed doorlatende leemlaag voldoende wordt doorsneden. De onderzijde van de infiltratiemiddelen dient ruim onder deze laag te komen. Bij het aanbrengen van infiltratiemiddelen net boven of in deze leemlaag kan stagnatie van hemelwater optreden. Dit kan tot overlast leiden. Bij de meetlocaties 2 en 3 is geen leemlaag aangetroffen. Gezien de aanwezigheid van (grof) zandig materiaal over de gehele geboorde diepte kan het hemelwater naar verwachting over een grotere diepte goed geïnfiltreerd worden.
4\4
Infiltratieonderzoek Van den Brink
Bijlage 1 Boorbeschrijvingen
1
2
3
0,00 t.o.v. MV tegels
puin(5/m.grof)
-0,50
puin(2/m.grof)
puin(2/m.grof)
-1,00
Grind(3/m.grof) puin(1/fijn)
-1,50
-2,00
Profielen conform NEN 5104
4817394 : Arnhem, v/d brink, aanvulling water
Legenda boorprofielen
1
monsterpunt nummer
0.00 t.o.v. MV
klei kleiig
Indicatieve geurzone
klei zwak fijnzandig
1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk leem siltig
leem matig zandig
G:
1
monstercodering
-1.00 steekbusmonster grondwaterstand
fijn zand zandig
fijn zand sterk humeus
-2.00
Bijzonderheid matig grof zand
1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk
matig grof zand sterk humeus zwak kleiig
peilbuis bodemluchtmonster
-3.00 casing zeer grof zand
grind grindig
-4.00
filter
veen humeus
-5.00
arcering conform NEN 5104