Taakbelastingbeleid in het kader van hoofdstuk F Inzet personeel CAO BVE 2007 -2009
Inleiding De CAO-partijen hebben in oktober 2007 een akkoord bereikt over de CAO BVE 2007-2009. Het belangrijkste onderdeel van het akkoord was dat over de werkverdeling een nieuwe set van afspraken is gemaakt. Deze set verving de bestaande modellen taakbeleid (vrije model en geregelde model). In het voorjaar 2008 is op de instellingen het overleg tussen de Colleges van Bestuur en de medezeggenschapsraden gestart over de invoering van de nieuwe set afspraken ten aanzien van de werkverdeling. De nieuwe set van afspraken over de werkverdeling is in werking getreden met ingang van 1 augustus 2008. Het proces dat zich vanaf het voorjaar 2008 heeft afgespeeld op de instellingen valt te kenschetsen als een proces passend bij een overgangssituatie. Op veel instellingen is de invoering goed verlopen. Op een aantal instellingen heeft de invoering geleid tot discussies over de betekenis van de rol van de PMR bij de invoering van deze nieuwe set afspraken, in relatie tot de aard van de afspraken die in het kader van het taakbelastingbeleid dienen te worden gemaakt. In onderstaande tekst wordt uiteengezet hoe het taakbelastingbeleid dient te worden gezien in relatie tot de nieuwe werkverdelingafspraken in de CAO BVE 2007 – 2009. Verplichting tot vaststellen beleid met betrekking tot taakbelasting De verplichting om taakbelastingbeleid vast te stellen is overeengekomen in de CAO BVE, Hoofdstuk E, personeelsbeleid artikel E-1. De WMO bepaalt dat de PMR instemmingsrecht heeft ten aanzien van de besluiten van het bevoegd gezag met betrekking tot de taakverdeling en taakbelasting (artikel 8, lid 1 onder h), tenzij dit in de CAO uitputtend is geregeld (artikel 13 WMO). De afspraken met betrekking tot de werkverdeling zijn uitputtend in de CAO geregeld. De CAO BVE 2007 – 2009 bevat geen bepalingen meer ten aanzien van de werkverdeling op grond waarvan de werkgever gehouden is generieke percentages voorbereidingstijd en nazorgtijd voor de leraar te hanteren. Het geregelde model uit de voorgaande CAO’s bestaat niet meer, waardoor de basis voor de in dit kader overeengekomen afspraken op de instellingen is komen te vervallen. De CAO BVE 2007-2009 laat het taakbelastingbeleid over aan de instellingen.
EWO/108999/2009
Definitie taakbelastingbeleid Het begrip taakbelastingbeleid spreekt voor zich. Het gaat om de belasting en de belastbaarheid van mensen. Het begrip is niet nader gedefinieerd, noch in de CAO BVE, noch in de WMO. En belasting en belastbaarheid is voor ieder individu verschillend. Het formuleren van taakbelastingbeleid is bedoeld om de leidinggevende een leidraad te geven bij het belasten van elke individuele medewerker. Taakbelastingbeleid schept omstandigheden waardoor individuele medewerkers in staat worden gesteld het werk goed uit te voeren. De (integrale) inzet van instrumenten van personeelsbeleid zoals functioneringsgesprekken, ziekteverzuimbeleid, ziektepreventie, consultatie en intervisie, goede communicatie binnen het team en de organisatie, beleid voor oudere en startende medewerkers speelt hierbij een cruciale rol. Het taakbelastingbeleid dat in overleg met de PMR is vastgesteld, is uitgangspunt voor de leidinggevende bij de verdeling van de werkzaamheden of bij het vaststellen van de verdeling van het werk door de teams. Bij de verdeling van het werk dient de leidinggevende in overleg met het team rekening te houden met factoren die van invloed zijn op de noodzakelijke balans tussen belasting en belastbaarheid van de medewerkers. Deze factoren zijn onder meer: •
Arbobeleid zoals dat voor de branche is vastgesteld: de uitvoering van het RI&E beleid. Ziektepreventiebeleid maakt daar onderdeel van uit;
•
Ervaring (en leeftijd);
•
Persoonlijke kwaliteiten kunnen meebrengen dat binnen een team de werkzaamheden zodanig worden verdeeld dat deze kwaliteiten het best tot zijn recht komen;
•
Aard van de werkzaamheden;
•
Didactische werkvormen.
Dit is geen limitatieve opsomming. De beschrijving van de factoren kan nader ingevuld en aangevuld worden op grond van de specifieke omstandigheden die zich op de instelling voordoen, zoals het benoemen van de didactische werkvorm, de invulling van het Arbobeleid, etc… Werkverdelingsafspraken CAO BVE 2007 – 2009 Kort samengevat komen de nieuwe werkverdelingsafspraken in de CAO BVE 2007-2009 neer op het volgende: De CAO BVE 2007-2009 kent een uitputtende regeling met betrekking tot de verdeling van de werkzaamheden binnen de teams. De regeling is beschreven in de artikelen F-5 en F-6 en is van toepassing vanaf 1 augustus 2008. In artikel F 5 is de procedure beschreven die bij de verdeling van de werkzaamheden in acht moet worden genomen.
EWO/108999/2009
2/8
Voordat de leidinggevende de afspraken over de verdeling van de werkzaamheden maakt, worden de uren voor scholing en professionalisering voor de medewerkers vastgesteld en toebedeeld. De leidinggevende maakt met de medewerker afspraken over de te volgen scholing, zodat de daarvoor ter beschikking staande uren ook daadwerkelijk worden benut (artikelen E-9, E-9 a tot en met c). De procedure van F-5 komt er in het kort op neer dat de leidinggevende een begroting van taken en middelen voorlegt aan de betrokken werknemers en vervolgens de wensen van de werknemers van de organisatorische eenheid voor wat betreft de inzetbaarheid en werktijden inventariseert. De betrokken werknemers bespreken hoe zij de werkzaamheden gaan verdelen en doen hierover een voorstel aan de leidinggevende. De leidinggevende past het voorstel zo nodig aan en doet een definitief voorstel aan de medewerkers. In het voorstel geeft de leidinggevende ook aan hoe te handelen bij tussentijdse wijzigingen in de planning en de verdeling van de werkzaamheden. In het geval het team niet met een meerderheid instemt met het definitieve voorstel deelt de leidinggevende de werkzaamheden toe op basis van artikel F-6. Bij de werkverdeling dient rekening te worden gehouden met de volgende kaders: 1. de normjaartaak van 1659 uur (artikel F-1); 2. de werkweek van 40 uur bij een normjaarbetrekking; 3. inzet van de medewerker op 200 dagen per jaar (exclusief de 59 persoonsgebonden uren voor scholing en ontwikkeling); 4. beschikbare uren per medewerker binnen het team met betrekking tot scholing en professionalisering; 5. taakbelastingbeleid (art. E-1).
De onderdelen 1 tot en met 4 van bovengenoemde kaders vloeien direct voort uit de CAO- BVE en kunnen direct worden toegepast. Over het taakbelastingbeleid wordt door het College van Bestuur een voorstel gedaan waarover overleg wordt gevoerd met de PMR. Door de procedure van artikel F-5 te volgen, kunnen de teams in overleg met hun leidinggevende zelf bepalen op welke wijze zij met de verschillende factoren rekening zullen houden. De CAO 2007-2009 biedt nu de ruimte om binnen het team tot een zorgvuldige verdeling van de werkzaamheden te komen.
EWO/108999/2009
3/8
Er bestaat voor geen aanleiding om voor de formulering van taakbelastingbeleid onderscheid te maken tussen de situatie van F-5 en F-6. Van de leidinggevende wordt verwacht dat hij bij de toedeling van de werkzaamheden op basis van artikel F-6 rekening houdt met de specifieke omstandigheden van zowel de individuele medewerkers als het onderwijsproces. Komt de verdeling tot stand via F-5, dan betekent dit dat de leidinggevende de werkverdeling die hij krijgt aangeboden van het team toetst op dit principe. Het beginsel van ‘goed werkgeverschap’∗ is leidend voor de leidinggevende bij zijn vaststelling van de toedeling. De vaststelling leidt tot een gedefinieerd takenpakket voor de medewerker, passend bij zijn functie. Dit beginsel brengt met zich mee dat de leidinggevende bij het opdragen van werkzaamheden rekening dient te houden met alle specifieke omstandigheden van de medewerker. Overigens staat daar de verplichting van de werknemer tegenover zich als een goed werknemer te gedragen. Van de werknemer wordt verwacht dat hij gelet op de in de CAO overeengekomen afspraken een constructieve bijdrage levert aan de totstandkoming van afspraken binnen het team. De nadruk wordt gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de professionele medewerkers.
Bereiken van overeenstemming Wanneer door overleg binnen het team en eventuele vaststelling van de toedeling door de leidinggevende geen overeenstemming binnen het team of voor een aantal individuele medewerkers wordt bereikt, kan een begeleidingstraject gericht op het bereiken van overeenstemming uitkomst bieden. Biedt ook dit traject geen uitkomst dan staat voor de individuele medewerker de weg open naar de interne geschillencommissie. Een individuele medewerker kan ten aanzien van de aan hem opgedragen taken een geschil aanhangig maken bij de interne geschillencommissie (artikel F-8 ∗). Het besluit van de leidinggevende zal de toets van de interne geschillencommissie moeten kunnen doorstaan. Een goede en zorgvuldige motivering van het besluit door de leidinggevende is daarom van belang. Het geformuleerde taakbelastingbeleid dient ertoe te leiden dat een individuele medewerker beschikt over een evenwichtig takenpakket, opdat hij zijn recht kan doen gelden indien hij dit noodzakelijk acht.
∗
Artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek. De werkgever en de werknemer zijn verplicht zich als een
goed werkgever en een goed werknemer te gedragen. ∗
Van een interne geschillencommissie kunnen ook leden deel uitmaken, die niet in dienst zijn van de
instelling (externe leden).
EWO/108999/2009
4/8
Het is daarbij niet zo dat het geformuleerde beleid (noodzakelijkerwijs) ook generieke percentages dient te bevatten voor de verschillende onderwijstaken vastgesteld op instellingsniveau of teamniveau. De grote variëteit aan onderwijsvormen maakt het ondoenlijk om vooraf vaste normeringen vast te stellen op instellingsniveau. Per onderwijsonderdeel en per team kan dit weer verschillend zijn. Het is juist de bedoeling om de medewerkers zelf vanuit hun professionele verantwoordelijkheid de gelegenheid te geven de taken te verdelen. Het onderwijsteam is het niveau waarop daarover beslissingen moeten worden genomen. Bovendien bevordert het vaststellen van vaste generieke percentages voor de verschillende taken niet het tot stand komen van het overleg binnen de teams en de mogelijkheid voor het team en leidinggevende om met individuele belastbaarheid van medewerkers rekening te houden. Kort samengevat is het doel van het taakbelastingbeleid te voorkomen dat medewerkers overbelast raken. Aan de medezeggenschap van het personeel wordt recht gedaan wanneer bij het vaststellen van het taakbelastingbeleid in overleg met de PMR de factoren worden genoemd waarmee rekening dient te worden gehouden. Een leidinggevende en de PMR kunnen desgewenst betrokken worden bij de eventuele monitoring en evaluatie van het beleid. Het onderwijsteam gaat over de concrete verdeling van de werkzaamheden, de PMR over het taakbelastingbeleid. De teksten van de onderhandelingsakkoorden en preambules van de betreffende CAO’s zijn illustratief voor de ontwikkeling die zich de laatste jaren tijdens overleg over de Cao BVE heeft voorgedaan op het terrein van taakbelastingbeleid: van het vooraf vaststellen van percentages voor de diverse taken naar het volledig overlaten van het beleid aan de instellingen. De teksten van de onderhandelingsakkoorden zijn als bijlage bijgevoegd. Regeling vakantie- en verlofdagen De afspraak in de CAO BVE ( F-1) dat de werknemer op 200 dagen kan worden ingezet heeft op een aantal instellingen tot discussie geleid over de betekenis van in de loop van de tijd ontstane praktijken ten aanzien van het aantal dagen waarop de werknemer verlof- en of vakantie geniet. Er bestaat recht op 30 vakantiedagen bij een normjaartaak van 1659 uur. Daarnaast regelt de CAO dat de werknemers vallend onder de doelgroep van artikel F-1 op 200 dagen kunnen worden ingezet, waarbij uitgegaan wordt van een 40-urige werkweek. Wanneer de vakantiedagen kunnen worden opgenomen, wordt overgelaten aan de organisatorische eenheden/teams. Daar worden de werkzaamheden verdeeld. Dáár kan bij het verdelen van de werkzaamheden rekening worden gehouden met vakantieplannen van de medewerkers. Hier ligt geen rol voor de PMR om een verlofregeling af te spreken die afwijkt van de CAO voor wat betreft het aantal vakantiedagen. Met de PMR kunnen hoogstens afspraken worden gemaakt die regelen dat bepaalde dagen vastgesteld worden als verplichte vakantiedagen. Immers de afwijkingsmogelijkheden ten opzichte van artikel F-1, respectievelijk artikel F-16 zijn toegekend aan de individuele werknemer en werkgever of aan het overleg in het IGO.
EWO/108999/2009
5/8
Aan bestaande afspraken/vakantieregelingen die in de praktijk leiden tot meer vakantiedagen dan hierboven omschreven, kan een einde worden gemaakt door voor het volgende schooljaar niet eenzelfde vakantieregeling af te spreken, maar te volstaan met het verwijzen naar de CAO-BVE 2007 – 2009 en de nieuwe werkverdelingsafspraken
EWO/108999/2009
6/8
Bijlage 1 Het onderhandelaarsakkoord bij de CAO BVE 2001 -2002: “1. Taakbeleid als onderdeel van het algemeen personeelsbeleid Het algemeen personeelsbeleid is er o.a. op gericht om, ten behoeve van een goede taakuitoefening, het welzijn van de medewerkers te stimuleren. Daarom moet het taakbeleid gezien worden in relatie tot o.a. seniorenbeleid, ziektepreventiebeleid, reïntegratiebeleid, scholingsbeleid, mobiliteitsbeleid, etc..
werktijdenregeling,
vakantieregeling,
loopbaanbegeleiding,
Het taakbeleid binnen de instelling houdt in dat het management er voortdurend naar streeft om een evenwicht te realiseren tussen de verschillende taken die de instelling zich stelt en de inzetbaarheid en de belastbaarheid van het personeel dat deze taken moet uitvoeren. (...) De grote diversiteit en variëteit aan taken en werkzaamheden binnen een instelling maken dat het werken met gedetailleerde normen in de CAO voor de diverse taken, zoals lessen, voor- en nawerk, coördinatie en beheer en deskundigheid losgelaten zou moeten worden.” Het onderhandelaarsakkoord CAO BVE 2005 -2007 kende de volgende passage: “3.7
Versterking van de bedrijfsvoering
3.7.1 Taakbeleid Partijen zijn van mening dat de bedrijfsvoering dient te worden versterkt door meer regelmogelijkheden op een zo laag mogelijk niveau in de organisatie te creëren. Niet alleen wordt hiermee de gewenste professionaliteit van de medewerkers optimaal benut en gestimuleerd, het biedt ook de beste kansen dat het werk op een efficiënte, flexibele en kwalitatief goede manier wordt georganiseerd. Tevens wordt aldus de continuïteit van de instellingen en daarmee het werkgelegenheidsperspectief het beste gediend. Dit is belangrijk in het licht van de marktwerking waarmee de instellingen steeds meer worden geconfronteerd en het is belangrijk omdat het herontwerp van het beroepsonderwijs in volle gang is. Het resultaat van het herontwerp vraagt een andere inrichting van de arbeidsorganisatie dan tot nu toe gebruikelijk. Partijen constateren dat de afspraken die zij in 2000 over taakbeleid hebben gemaakt sterk aan actualiteit hebben gewonnen en dat zij een verantwoordelijkheid hebben om hieraan recht te doen. Zij verplichten zich daarom om tijdens de looptijd van de CAO te komen tot een nieuwe set van afspraken die past bij de bovengeschetste ontwikkeling en die de beide modellen taakbeleid overbodig maakt. De afspraken zullen worden opgenomen in de CAO die volgt op de nu afgesloten CAO."
EWO/108999/2009
7/8
Preambule bij de CAO-BVE 2007-2009 “Het belangrijkste onderdeel van de cao is dat over de werkverdeling een nieuwe set van afspraken is gemaakt. Deze set vervangt (zoals eind 2005 ook de bedoeling was) de bestaande modellen taakbeleid (vrije model en geregelde model). Bij het ontwerpen van deze set heeft het feit dat de invoering van het cgo veel vraagt van de mensen op de werkvloer, een doorslaggevende rol gespeeld. Dit komt tot uiting in de nadruk die gelegd wordt bij de eigen verantwoordelijkheid van de professionele medewerkers: op teamniveau wordt bepaald hoe de werkzaamheden worden verdeeld.”
EWO/108999/2009
8/8