SYNTAXIS VAN DE NAAMVALLEN Herhaal eerst de verbuigingen van het substantief en het adjectief.
A. DE NOMINATIEF De nominatief is de naamval van het onderwerp en het NDG (Naamwoordelijk Deel van het Gezegde). Het NDG richt zich qua getal en geslacht bijna altijd naar het onderwerp. Bv. Marcus beatus est. Lucia beata est.
Is er meer dan een onderwerp, dan heeft bij personen het mannelijk voorrang op het vrouwelijk. Bv. Marcus et Lucia beati sunt.
Bij zaken richt het NDG zich meestal naar het dichtsbijzijnde onderwerp, Bv. Impedimenta et omnis equitatus secutus est.
of soms ook naar alle samen, en dan wordt het onzijdig meervoud. Bv. Viae et forum vacua erant.
OPMERKING: º Soms richt het NDG zich naar de idee die in het grammaticale onderwerp steekt: de constructio ad sensum. Let op: in het Nederlands is dit een taalfout ! Bv. Magna pars militum vulnerati erant.
º
Soms richt het onderwerp zich naar het NDG, nl. als het onderwerp - een onzijdig voornaamwoord is Bv. Ea vera amicitia est.
- of een betrekkelijk voornaamwoord (= relativum) is. Bv. Veii, quod est Etruscorum oppidum, ...
S ynta xis va n d e na am v alle n
1
B. DE ACCUSATIEF 1. Het lijdend voorwerp De accusatief is de naamval van het lijdend voorwerp bij overgankelijke werkwoorden. Bv. Unam partem incolunt Belgae, aliam Aquitani.
Er is een dubbel lijdend voorwerp bij docere en rogare.
Bv.
Pueros modestiam docebat.
2. De accusatief na voorzetsels De accusatief komt voor na bepaalde voorzetsels, zoals ad ob adversus per ante post apud praeter circa prope circum propter contra secundum extra sub in super inter supra intra trans Bv.
Cum Caesar in Galliam venit, ...
2. Het inwendig voorwerp Deze accusatief hangt af van een stamverwant of betekenisverwant werkwoord. Bv. Beatam vitam vixit (Hij leidde een gelukkig leven) Bv. Eandem viam iimus (We zijn dezelfde weg gegaan) Dat werkwoord is normaal gezien intransitief, d.w.z. kan geen L.V. krijgen, behalve dan een verwant substantief. Je kan enkel een leven leven, een lied zingen, een wedstrijd lopen, ….
3. Accusatief van tijdsduur Deze accusatief duidt aan hoelang iets duurt of al bezig is, of hoelang iets geleden is. Bv. Cottidie septem horas dormiebat (Hij sliep elke dag zeven uur) 4. Accusatief van richting Deze accusatief antwoordt op de vraag quo: waarheen ? S ynta xis va n d e na am v alle n
2
Bv. Romam ibat (Hij ging naar Rome) 5. Accusatief in de infinitiefzin In de infinitiefzin staan onderwerp en NDG in de accusatief. Bv. Cato dixit Carthaginem delendam esse (Cato zei dat Carthago verwoest moest worden)
C. DE GENITIEF 1. Bezitsgenitief Deze genitief duidt de bezitter aan van een concreet voorwerp of van een eigenschap. Bv. Vultus horum omnium (De gezichten van al dezen) 2. Onderwerpsgenitief Deze genitief duidt het onderwerp aan van het werkwoord dat in het substantief schuilt. Bv. Mors Caesaris (De dood van Caesar) = Caesar moritur 3. Voorwerpsgenitief Deze genitief duidt het lijdend voorwerp aan van het werkwoord dat in het substantief schuilt. Bv. Spes salutis (Hoop op redding) = sperant salutem Hierbij hoort ook de genitief bij memor, oblitus, peritus, imperitus, conscius, rudis, prudens, ignarus, avidus, aemulus, cupidus, invidus Bv. Benificii tui memor (Jouw weldaad indachtig) 4. Verklarende genitief Deze genitief zegt waarin het door het substantief aangeduide begrip bestaat. Bv. Virtus iustitiae (De deugd van de rechtvaardigheid) 5. Partitieve genitief Deze genitief geeft het geheel aan in verbinding met een woord dat een deel aanduidt. Bv. Magna pars militum (Een groot deel van de soldaten) Ook de genitief bij particeps, plenus, inops, proprius, communis is een deelsgenitief. OPMERKING: De partitieve genitief van nos - vos is nostrum - vestrum (i.p.v. nostri-vestri) 6. Genitief van hoedanigheid De genitief duidt een eigenschap aan die men bezit; hij is steeds vergezeld van een adjectief. Hij is volledig verwisselbaar met de ablatief van hoedanigheid. S ynta xis va n d e na am v alle n
3
Bv. Vir maximi animi (Een uiterst dapper man) 7. Genitief van maat Deze genitief is steeds vergezeld van een telwoord Bv. Puer septem annorum (Een kind van zeven jaar) 8. Genitief van plaats De genitief-locatief antwoordt op de vraag ubi (waar ?) als het om namen van steden en kleine eilandjes van de eerste klasse in het enkelvoud gaat Bv. Corinthi est (hij is in Corinthe) OPMERKING: Hier hoort ook de versteende uitdrukking domi militiaeque (in vrede en in oorlogstijd) bij.
D. DE DATIEF 1. Het meewerkend voorwerp Deze datief komt voornamelijk voor bij werkwoorden van geven (Bv. dare), zeggen (Bv. dicere) en onpersoonlijke werkwoorden (Bv. videtur, licet). Bv. Cuncta ei narravit (Hij vertelde haar alles) Hierbij hoort ook de datief bij (dis)similis, propinquus, (im)par, vicinus, amicus, familiaris, infestus, iratus Bv. Marcus familiaris erat Luciae (Marcus was bevriend met Lucia) of bij een aantal werkwoorden met vaste naamval, zoals irasci. Ook de praefixdatief hoort hierbij, met name de datief bij samengestelde werkwoorden. Het substantief dat het voorwerp is van dat voorvoegsel, krijgt niet langer de naamval van het corresponderende voorzetsel, maar wel de datief. Bv. Romae adibat (Hij ging naar Rome) 2. Datief van voor- en nadeel Deze datief duidt de persoon of zaak aan die voor- of nadeel ondervindt van de handeling (bij werkwoorden) of de eigenschap (bij adjectieven) Bv. Lex utilis plebi (Een wet die nuttig is voor de volksklasse)
Hierbij hoort ook de datief bij esse: deze noemt de persoon die over iets kan beschikken (=datief van bezit) Bv. Regi duo erant filii (De koning had twee zonen) Ook de datief bij een gerundivum hoort bij de datief van voor- of nadeel; deze duidt de persoon aan voor wie een verplichting bestaat Bv. Ridendum nunc tibi non est (Je moet nu niet lachen!) S ynta xis va n d e na am v alle n
4
3. Datief van strekking of doel Deze datief komt meestal voor bij esse en bij de werkwoorden die betekenen komen, geven en zenden, en drukt het doel uit dat men nastreeft; de vertaling is meestal te of tot; je kan steeds de standaardvertaling een bron van … gebruiken. Bv. Auxilio venire (Te hulp komen, komen als een bron van hulp) De datief van strekking is meestal vergezeld van een tweede datief, nl. een datief van vooren nadeel. De datief van strekking is altijd een zaak, de tweede datief bijna altijd een persoon. Bv. Nobis magno usui erant (Ze waren ons van groot nut, ze waren een bron van groot nut voor ons)
E. DE ABLATIEF 1. De eigenlijke ablatief - Ablatief van verwijdering Antwoordt op de vraag unde? waarvandaan. Bv. Accepi Roma litteras (Ik heb een brief gekregen uit Rome) - Ablatief van bevrijding-beroving Staat bij werkwoorden die betekenen bevrijden van, bevrijd zijn van, beroven van, gebrek hebben aan en bij adjectieven die dezelfde gedachte uitdrukken. Bv. Metu liberatus (bevrijd van angst) - Ablatief van vergelijking Duidt bij een comparatief het tweede lid van een vergelijking aan. Bv. Petrus doctior est Paulo (Petrus is geleerder dan Paulus) 2. De ablatief-locatief - ablatief-locatief van plaats Duidt de plaats aan waar men is of waar iets gebeurt. Bv. Carthagine (In Carthago) - ablatief-locatief van tijd Antwoordt op de vraag quando ? wanneer, maar ook op de vragen binnen hoeveel tijd, over hoeveel tijd of gedurende hoeveel tijd iets gebeurt. Bv. Mense septembri (In de maand september)
3. De instrumentalis - ablatief van middel Duidt het middel aan waarmee iets gebeurt Bv. Caesus est virgis (Hij werd met roeden gegeseld) Hierbij hoort ook de ablatief van straf Bv. Capite damnare (Ter dood veroordelen) S ynta xis va n d e na am v alle n
5
- ablatief van handelend voorwerp Doet de handeling in passieve constructies Bv. Nox luna illustrabatur (De nacht werd verlicht door de maan) - ablatief van oorzaak-reden Duidt de oorzaak of de reden van de handeling aan Bv. Metu mortis omnia prodidit (Uit angst voor de dood verried hij alles) - ablatief van prijs Duidt de prijs aan waarvoor men iets koopt of verkoopt Bv. Decem talentis eam vendidit (Hij verkocht haar voor tien talenten) - ablatief van voorwerp Duidt het voorwerp aan bij uti, frungi, frui, niti, potiri Bv. Officio bene functus est (Hij heeft zijn taak goed vervuld) - ablatief van maat Wordt gebruikt bij comparatieven of werkwoorden met comparatieve waarde, om aan te geven in welke mate het genoemde van iets verschilt Bv. Multo sapientior (Veel wijzer) 4. De beschrijvende ablatief - ablatief van hoedanigheid Duidt de eigenschap die men bezit aan, wordt steeds vergezeld van een adjectief Bv. Vir maximi animi, praestantia prudentia (Een uiterst dapper man, met een buitengewoon inzicht) - ablatief van beperking Wordt vertaald met 'wat ... betreft' Bv. Manu validus (Sterk van vuist, sterk wat zijn vuist betreft) - ablatief van wijze Duidt de manier aan waarop de handeling wordt uitgevoerd Bv. Litterae magna cura scriptae (Een met grote zorg geschreven brief)
S ynta xis va n d e na am v alle n
6