4
vorig artikel inhoud volgend artikel magazine over de zee # 3 | juli–2014
Succes Programma naar een Rijke Waddenzee smaakt naar meer Tekst: Ine Bruijns
Mosselbank. Het mosselconvenant was de directe aanleiding voor de oprichting van PRW. Foto: Klaas Kreuijer
5
vorig artikel inhoud volgend artikel magazine over de zee # 3 | juli–2014
Decennialang was het waddengebied een twistappel tussen de economische sectoren die het gebied gebruiken en de organisaties die ijveren voor het behoud van de natuur in dit werelderfgoed. Een complete patstelling over de mosselvisserij leidde in 2010 tot het Programma naar een Rijke Waddenzee. Dit programma begeleidt de uitvoering van een convenant dat de mosselsector met voldoende economisch perspectief moet verduurzamen en het natuurherstel in de Waddenzee moet versnellen. Een ‘polderproces’ waarvan het succes naar meer smaakt. Tal van uiteenlopende projecten in het wadden gebied hebben zich inmiddels onder de Rijke Waddenzeevlag geschaard. De evaluatie die na het zomerreces naar de Tweede Kamer gaat, is positief. Over de Zee sprak met programmadirecteur Kees van Es over het geheim van het succes. Kees van Es. Foto: PRW
Om te beginnen wijst Van Es erop dat er niet één succesfactor is, maar dat het er vooral om gaat de kansen die zich voordoen in het gebied te verbinden met de ambities van partijen, en met de kennis en vooral de mensen binnen organisaties die in dezelfde richting werken. Belangen verbinden Van Es putte zijn motivatie om bij het programmabureau te gaan werken uit de tweeslachtigheid die hij zag bij de overheid. ‘Overheden zijn grootschalig met de Waddenzee bezig, denk aan gaswinning, vaargeulen, dijken en elektriciteitscentrales. Daar verlenen ze Nb-wetvergunningen voor. Anderzijds is de filosofie dat je voor natuurherstel van de wadden moet afblijven. Mijn gevoel zei me dat de overheid zichzelf ontzettend tekort doet door mee te werken aan vergunningverlening voor grote ingrepen en tegelijkertijd niet thuis te geven als zich kansen voordoen voor natuurherstel. Bovendien blijkt telkens weer dat er veel meer mogelijk is als partijen hun belangen met
elkaar verbinden, in plaats van te denken in procedures en structuren. Daarom vond ik het belangrijk dat het programma er kwam.’ Van meet af aan was voor Van Es duidelijk dat overheden alléén de opgaven in het waddengebied niet kunnen vervullen. ‘Alle betrokkenen moeten met elkaar om de tafel zitten. PRW is in feite een netwerkorganisatie waarin EZ, Rijkswaterstaat, de natuurorganisaties die samenwerken in de Coalitie Wadden Natuurlijk, de provincies en in veel projecten ook gebruikersorganisaties participeren. Het programmabureau functioneert als intermediair tussen alle verantwoordelijke partijen.’ Doorzetten met daadkracht Doordat het Programma naar een Rijke Waddenzee personen en instellingen bij elkaar bracht, kwamen vanzelf probleem punten en initiatieven in beeld die konden meeliften met de stroming die op gang kwam. Van Es: ‘Een groot manco in het waddengebied is dat er veel initiatieven zijn,
maar dat ze moeilijk van de grond komen door gebrek aan capaciteit om ze verder te ontwikkelen. PRW werkt vanuit een totaaloverzicht voor het hele waddengebied in plaats van voor een klein deel zoals de vele sectorale organisaties. We hebben de middelen om bestaande initiatieven te
De organisatie Het Programma naar een Rijke Waddenzee hangt formeel onder het ministerie van EZ. Het wordt aangestuurd en gecontroleerd door een ‘Regiekamer’. Hierin zitten bestuurders, directeuren en vertegen woordigers van overheden, natuur organisaties, bedrijfsleven en gebruikers. Zij kijken of het programma op koers ligt en de juiste acties onderneemt. Verder is de Regiekamer een platform voor discussie over duurzame oplossingen voor de toekomst van het waddengebied.
helpen ontwikkelen, maar kunnen ook zelf projecten initiëren. We bundelen kennis en zijn vanuit een onafhankelijke dienende rol een voorportaal voor onder meer het Waddenfonds dat de verantwoordelijkheid heeft om de beschikbare gelden te investeren waar dat het meest oplevert voor het waddengebied.’
Een programmabureau onder leiding van Kees van Es is verantwoordelijk voor de dagelijkse uitvoering van het programma. De medewerkers komen van het ministerie van EZ, Rijkwaterstaat, natuur organisaties, de provincies, de Dienst Landelijk Gebied en particuliere bureaus. Ze werken nauw samen met organisaties in het waddengebied die de specifieke projecten uitvoeren. Voor de financiering van natuurherstelprojecten wordt een beroep gedaan op verschillende fondsen en budgetten, waaronder het Waddenfonds.
6
vorig artikel inhoud volgend artikel magazine over de zee # 3 | juli–2014
Paradepaardjes
Gevraagd naar voorbeelden van succesvolle projecten, noemt Van Es als eerste het mosselconvenant ‘hoewel het wat minder snel gaat dan we zouden willen’. ‘Veertig procent van de mosselzaadbanken is inmiddels gesloten, terwijl de ambitie is om in 2020 de honderd procent te halen. Dat gaat niet lukken. Niettemin is veertig procent in vier jaar tijd een grote stap, want het vraagt veel investeringen van de sector.’ Op visserijgebied is een ander succes het handkokkelakkoord tussen de handkokkelvissers, ngo’s en de overheid. In het akkoord zijn meerjarenafspraken gemaakt die voortdurende procedures bij de Raad van State voorkomen. Van Es: ‘Dat gaat erg goed. Daar heeft de natuur ook een handje bij geholpen, want twee, drie jaar geleden was er ontzettend veel kokkelzaad en dat maakt het wel makkelijker. We hebben nu trajecten voor mossels, kokkels en garnalen en we zijn op verzoek van de provincie Fryslân aan het uitzoeken wat we moeten doen met de Japanse oesters.’ Duurzame visserij
Veel PRW-projecten hebben een relatie met visserij. Geen wonder dus dat PRW was betrokken bij de ontwikkeling van een brede visie op duurzame visserij in de Waddenzee. De essentie daarvan is te komen tot meer sturing door visserijorganisaties, natuur organisaties en (regionale) overheden zelf. Van Es: ‘Dat komt nog niet zo goed van de grond. Ik denk omdat de partijen een beetje moe zijn van alle discussies en projecten. We moeten er dus goed over nadenken hoe we het in de toekomst gaan doen. De verhouding tussen de visserijsector en de ngo’s is in ieder geval heel wat beter dan een aantal jaren geleden en ook onderling praten de vissers veel meer met elkaar. Aanvankelijk
Kokkels zoeken op het wad. Foto: Bouke Bijnsdorp
waren bijvoorbeeld bij het mosseltraject alleen de mosselvissers betrokken, terwijl sluiting van mosselbanken ook voor de garnalenvissers gevolgen heeft. Die dwarsverbanden zijn er nu wel.’ Vismigratierivier
De volgens Van Es ‘spannende’ ontwikkeling van de vismigratierivier door de Afsluitdijk om de zoet-zoutverbinding te herstellen, is een voorbeeld van hoe het kan werken. ‘We zijn begonnen met een natuurambitie voor de Afsluitdijk. Toen zijn onder andere Sportvisserij Nederland en de Waddenvereniging
met het initiatief van de vismigratierivier gekomen. Wij hebben dat opgepakt en uitgewerkt en nu zijn de overheden met alle partijen hard aan het werk om het te realiseren. Ik hoop dat het lukt en ik ben blij dat we daar als programma een forse duw aan hebben kunnen geven, want dat is onze rol.’ Innovatieve dijken Een ander paradepaardje valt onder de noemer ‘innovatieve dijken’. Van Es licht toe: ‘We willen waar mogelijk in Nederland af van de harde scheiding tussen land en water in de vorm van dijken. Die overgang zou geleidelij-
ker en flexibeler moeten zijn. Ik vind daarom de versterking van de Prins Hendrikdijk op Texel, waarbij is gekozen voor de zandige variant, een belangrijk voorbeeldproject. We hebben dit project samen met het hoogheemraadschap en de gemeente Texel voor elkaar gekregen. Het is voortgekomen uit de bevolking die een andere dijk wilde dan het hoogheemraadschap. Dan moet je inspringen op die energie en niet wachten tot bijvoorbeeld het Deltaprogramma met beleidsbeslissingen komt, want dan is het momentum voorbij. Misschien was het ecologisch gezien beter geweest om een pilot
7
vorig artikel inhoud volgend artikel magazine over de zee # 3 | juli–2014
op een andere plek te realiseren , maar voor ons was het belangrijk om te laten zien dat het werkt. Zo zijn we ook bezig met een project rond een brede Dollarddijk.’ Natuurherstel in het Eems-Dollardgebied Een laatste succesvoorbeeld is natuurherstel in het Eems-Dollardgebied. Vorig jaar is aan PRW gevraagd daarvoor een onafhankelijke projectleider te leveren. Van Es: ‘Nu ligt er een samenwerkingsovereenkomst tussen Groningen Seaports, ngo’s en de overheid en worden langs de randen van het gebied projecten ontwikkeld. En het ministerie van IenM denkt na over welke grote systeem maatregelen hier nodig zijn voor echt natuurherstel. Dat gaat langzaam, het is een lang traject, maar ik vind het wel een succes.’ Niemand echt verantwoordelijk voor zeenatuur
Van Es maakt bij de succesvoorbeelden de kanttekening dat de echte opgaven in de zeenatuur liggen. ‘Niet alles is hosanna. Het is relatief gemakkelijk om projecten te ontwikkelen die aan de randen van het wad liggen, ook voor bestuurders, want dan is duidelijk wie daarvoor verantwoordelijk is. Maar neem het project met de garnalen visserij. De vraag is of we gebieden kunnen aanwijzen waar niet meer mag worden gevist, zodat de natuur zich kan herstellen… dat speelt nu en is vrij spannend. Datzelfde geldt voor de vraag of we anders kunnen omgaan met baggeren van de vaargeulen. Daar zijn maar kleine stapjes mogelijk, dat kost gewoon tijd.’ Positieve evaluatie
Recent is het programma geëvalueerd. Zonder al te veel prijs te geven van de resultaten – het evaluatierapport moet nog naar de Tweede Kamer – kan Van Es wel vertellen dat de evaluatie positief is. ‘De
Het handkokkelakkoord is een succes. Foto: Rienk Nadema
evaluatie beveelt aan dat we ook de komende vier jaar onze onafhankelijke, intermediaire rol blijven vervullen. Dat is dan nog steeds tijdelijk, want het is niet de bedoeling dat we een structurele organisatie worden.’
Waarom eigenlijk niet? Immers, over vier jaar zijn de transities in de visserijsector nog niet voltooid en zal het natuurherstel nog steeds impulsen kunnen gebruiken. Van Es erkent dat, maar vindt dat je afhankelijk van de opgaven moet kijken naar wat er
dan nodig is. ‘Ik probeer voor elkaar te krijgen dat we een netwerkorganisatie zijn die flexibel genoeg is om op ontwikkelingen te kunnen inspelen. Als je een structurele organisatie bent, verlies je flexibiliteit en onafhankelijkheid.’
8
vorig artikel inhoud volgend artikel magazine over de zee # 3 | juli–2014
Relatie met ‘Den Haag’ Een ander punt uit de evaluatie is de ‘aanhaking’ van de ministeries van EZ en IenM bij het programma. Juist doordat het programma zich ver weg van Den Haag afspeelt en de politieke discussies wat naar de achtergrond zijn verdwenen, dreigt de belangstelling voor de wadden en PRW soms weg te zakken. Anderzijds hebben EZ en IenM nog steeds grote belangen in het waddengebied. Denk aan de delfstoffenwinning, de visserij en energieplannen. Van Es is daarom blij dat EZ is begonnen aan het formuleren van een natuurambitie voor de grote wateren, waarbij het ministerie weer ambitie toont en PRW wordt genoemd als voorbeeld van hoe je in publiek-private trajecten aan zo’n ambitie kunt werken. Alles heeft met houding te maken Net zoals op de Waddenzee is de ruimtelijke druk op de Noordzee groot, mogelijk zelfs nog groter. Wat kunnen degenen die betrokken zijn bij de beleid- en beheerprocessen rond de Noordzee leren van de PRW-aanpak? Van Es: ‘Je moet altijd per gebied kijken wat nodig is, dat vooropgesteld. Het belangrijkste wat men dan van PRW kan leren is dat alles te maken heeft met houding. Hoe organiseer je de verschillende belangen zó dat je samen stappen kunt zetten? In het verleden hielden de natuurorganisaties hier vooral ontwikkelingen tegen. Nu beseft de Waddenvereniging dat het voor natuur behoud belangrijk is dat de visserij een rol blijft spelen. En dat mensen het gebied kunnen beleven en er kunnen recreëren, niet alleen op het strand van Ameland, maar op de Waddenzee zelf.’ ‘En wat betreft de overheid, die moet niet uitsluitend kijken naar haar eigen Nb-wet procedure, maar moet zich afvragen wat partijen willen en hoe haar procedure daarin
past. Niet als begin van de discussie, maar als borging van de afspraken tussen partijen. Met elkaar om de tafel zitten, kijken wat ieders belang is en daar de verbinding tussen maken. Het klinkt wat soft, maar we moeten op veel terreinen nog van ver komen. Het denken in organisaties en procedures in plaats vanuit de opgaven in een gebied is hardnekkig. Op het land heb je vaak één natuurbeheerder die alles doet. Hier hebben we dertien beheerders. Als we het gebied niet willen dichtgooien voor natuurherstel – en dat willen we niet – dan moeten we de consequenties aanvaarden, namelijk dat het erg ingewikkeld is om te managen.’ Ruimte voor creativiteit Van Es heeft als programmamanager veel ruimte gecreëerd waarin samenwerking en creativiteit gedijen. Naar een Rijke Waddenzee bleek te functioneren als smeerolie. Hoe heeft hij dat voor elkaar gekregen? ‘De financiering van het programma stelt ons in staat om de dingen te doen waarvan wij denken dat ze moeten gebeuren, ook al past het niet direct in het beleidsprogramma van EZ. Verder is het belangrijk dat we resultaten laten zien. Ik kan wel een mooi verhaal over sturing ophangen, maar als er geen projecten van de grond komen, houdt het gauw op. Het realiseren van kleine projecten is belangrijk om grote transities voor elkaar te krijgen. De innovatieve dijk op Texel is belangrijk om uiteindelijk de grote veranderingen rond dijken tot stand te brengen. Het feit dat we het meerjarenakkoord handkokkelvisserij voor elkaar hebben gekregen, geeft ons een positie om andere zaken te kunnen aanpakken.’ Meer informatie: website: [www.rijkewaddenzee.nl] [Jaarverslag 2013 Programma naar een Rijke Waddenzee.]
Foto: Klaas Keuijer
Relatie met Natura 2000 Ook in het waddengebied loopt men aan tegen het probleem dat instandhoudingsof behoudsdoelen van Natura 2000 soms andersoortige natuurontwikkeling in de weg staan. Van Es: ‘We werken op de wadden altijd in een habitatgebied, altijd. En we kunnen niet zoals op het land compenseren door ergens een nieuw gebiedje aan te leggen, laat staan te ontpolderen. We zijn begonnen met een juridisch onderzoek: waar lopen we tegenaan? Kunnen we, als overduidelijk sprake is van natuurwinst, flexibeler met de Natura 2000-doelstellingen omgaan? Vaak wordt nogal gemakkelijk geroepen dat iets vanuit Natura 2000 niet
kan. Dat is voor de politiek niet goed, en het is ook niet altijd waar. Dus hebben we EZ gevraagd om een duidelijke beleidslijn bekend te maken waarin staat onder welke voorwaarden natuurherstel in Natura 2000-gebieden wel en niet kan. Want we komen straks met projecten zoals de innovatieve dijken of de vismigratierivier waarmee duidelijk natuurwinst is te halen, maar die soms ook te koste gaan van een bepaalde soort of habitattype. Met die randvoorwaarden voor natuurherstel is het ministerie nu volop bezig. Het komend half jaar toetsen ze de conceptbeleidslijn aan allerlei projecten.’