Studietips hulpmiddelen voor leerlingen 2de en 3de graad ASO-BSO-TSO
Auteur: werkgroep Leren Leren, Emmaüsinstituut Bovenbouw Versie: 22 januari 2013
1
Inhoud Deel 1: Ik wil studeren 1.1
Wat is leren voor jou?
5
1.2
Waarom leren en studeren?
5
1.3
Hoeveel studeren?
6
1.4
Om te studeren heb je een goede tafel nodig
6
1.5
Studieritme
7
1.6
Elk zijn stijl
7
Deel 2: jezelf organiseren 2.1
Het belang van een goede werkplek
9
2.2
Nog tips om je beter te organiseren
10
2.3
Niets vergeten? Je boekentas maken!
11
Deel 3: Algemene studietips 3.1
In de klas
12
3.2
Thuis komen
12
3.3
De juiste wapens
13
3.4
Informatie onthouden
14
3.5
Maak een samenvatting
15
Deel 4: Studietips algemene “blok”vakken
16
Deel 5: Studeren van wetenschappelijke en technische vakken 5.1
Algemeen
19
5.2
Studietips wiskunde
20
Deel 6: Vreemde talen studeren 6.1
Woordenschat
21
6.2
Grammatica
21
6.3
Stappenplan vreemde talen
22
2
Deel 7: Tips voor het afleggen van examens 7.1
Het maken van een schriftelijk examen/toets
23
7.2
Het mondeling examen
23
Deel 8: ben jij in topvorm?
25
Deel 9: teksten studeren met de methode ZO KLAAR
28
Deel 10: grotere taken plannen
29
3
Inleiding Deze brochure is een verzameling van studietips. De informatie die wordt aangereikt is gebaseerd op bestaande lectuur (zie bronnenlijst) of komt rechtstreeks uit onze schoolpraktijk. De werkgroep ‘Leren Leren’ heeft een aantal onderwerpen uitgekozen. Deze bundel is niet ‘af’. Suggesties zijn altijd welkom. Daarvoor kan je terecht bij de leerlingbegeleider. Deze bundel moet gezien worden als naslagwerk voor zowel leerlingen leerkrachten, ouders enz. Je hoeft dit niet van voor naar achter uit te lezen: je kiest zelf waarmee je aan de slag wilt gaan, wat voor jou van toepassing is.
4
Deel 1: ik wil studeren 1.1
Wat is leren voor jou?
1.2
Waarom leren en studeren?
Je kan studeren om: • te slagen in de examens • iets te kennen / iets te kunnen • van een lange vakantie te kunnen genieten • het diploma te behalen dat je dichter bij een aantrekkelijke job brengt … Dit zijn mijn redenen om te studeren: …. …. ….
Wanneer het even wat minder gaat, kan het bekijken van dit lijstje je helpen om terug aan de slag te gaan. Dit kan je motiveren. Een sterke motivatie biedt je de energie die nodig is om een taak uit te voeren. Het is het ‘waarom’ van wat we doen. Niet gemotiveerd zijn bestaat niet. Iedereen is wel ergens voor gemotiveerd. We zijn gewoon gemotiveerder (of minder gemotiveerd) voor de ene taak dan voor de andere. Zonder enige motivatie is het onmogelijk om iets voor school te doen! Als dat bij jou zo is raden we je aan contact op te nemen met de leerlingbegeleider (meneer De Roo) of het CLB.
5
1.3
Hoeveel studeren?
Dé gouden regel: regelmatig werken tijdens het jaar biedt de beste kansen op succes in de studie. Vraag je niet telkens af of je het wel leuk vindt, maar ga gewoon aan de slag. Het is een kwestie van je studiemotor draaiende te houden. Zo word je het gewoon om regelmatig eens iets te doen voor school. Veel leerlingen (en hun ouders) stellen de vraag hoeveel uren per week je moet studeren. Het antwoord is onder meer afhankelijk van: • je studierichting ; • wat je (goed) kan ; • wat je wilt (ambitie): wie een 'grote onderscheiding' wil zal waarschijnlijk harder moeten werken dan iemand die met een 'voldoening' tevreden is. Hoeveel studeer ik? Hoeveel uren per week werk ik thuis voor school?: ____. Weet je het niet? Schrijf het dan eens op gedurende één week Ma:___ u; Di: ___ u, Woe: ___u, Do: ___ u; Vr: ___ u, Za: ___ u, Zo: ___ u Is dit voldoende om mijn Indien mijn antwoord nee is, ben ik bereid om meer te studeren: ja/nee? hoeveel uren wil ik dan studeren per week?:____ 1.4
Om te studeren heb je een goede tafel nodig, met 4 stevige poten Jouw 4 stevige poten: 1. Inspanning: ‘ervoor gaan’ vergt energie. Hoe en wanneer presteer je goed? Leer jezelf kennen. 2. Ontspanning: laad tijdig je batterijen terug op, ook in een drukke examenperiode. Dit is een noodzaak om te kunnen presteren. 3. Fysieke conditie: bewegen, slapen, gezonde voeding. 4. Sociale contact: met vrienden en familie. Zoek een goed evenwicht tussen deze vier poten zodat je een stabiele tafel krijgt om aan te werken.
6
1.5
Studieritme
Studeren is vermoeiend. Het is heel normaal dat na een tijdje je gedachten afdwalen, dat je er je hoofd niet meer kan bijhouden. Mensen die elk uur een pauze van tien minuten nemen, houden het studeren langer vol en werken sneller dan mensen die zonder pauze doorwerken. Tijdens de pauze is het belangrijk van de studieplek weg te gaan en iets ontspannend te gaan doen. Let erop dat je pauzes niet uitlopen. Dat gebeurt wel eens bij bijvoorbeeld computerspelletjes spelen, TV kijken … Onderstaand schema geeft een voorbeeld van een goed studieritme. Merk op dat je concentratie (0 tot 10) daalt, maar als de pauze in zicht komt, terug stijgt.
1.6
Elk zijn stijl
Ben je opgelucht als je veel multiplechoicevragen op het examen ziet. Of wil je net de kans krijgen om uit te leggen hoe je de oplossing gevonden hebt? Misschien behoor je wel tot het groepje leerlingen dat hoopt dat de antwoorden op de vragen letterlijk in het handboek of in je notities staan… Of ga jij vooral voor de toepassingen en baal je van theorievragen? Leerwetenschappers ontdekten dat we elk onze eigen leervoorkeur hebben. Er zijn leerlingen die vertrekken uit de ervaring: door iets te doen snappen ze het. Anderen moet het eerst langs alle kanten bestuderen: door erover na te denken leren ze… Wetenschappers zien 4 stijlen: 1. 2. 3. 4.
doener: concreet ervaren ('sensing/feeling') observeerders / bezinner: waarnemen en overdenken ('watching') denkers / theoreticus: analyseren en abstract denken ('thinking') beslisser: actief experimenteren ('doing')
7
Mensen hebben een voorkeurstijl, waarmee ze het liefst beginnen en waaraan ze de meeste tijd besteden. Maar het is belangrijk alle leerstijlen te verkennen. Zo leer je meer en beter. Besteed dus ook aandacht aan de leerstijlen waarbij jij je minder goed thuis voelt. Hieronder een paar praktische tips om te werken aan je verschillende leerstijlen: 1. Doener • • •
Ga een directe ervaring opdoen. Los een probleem op. Spring in het diepe met een uitdagende taak.
2. Bezinner/observeerder • • •
Maak vooraf een plan. Neem de tijd voor lastige beslissingen. Neem de tijd om je ervaringen te overdenken.
3. Denker / theoreticus • • • •
Zoek goed gestructureerde leermiddelen. Zoek verbanden met kennis die je al hebt. Zoek intellectuele uitdagingen. Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen.
4. Beslisser / pragmaticus • • •
Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. Richt je op praktische zaken. Zoek iemand die je iets kan demonstreren.
8
Deel 2: jezelf organiseren 2.1
Het belang van een goede werkplek
Een goede werkplek helpt je om geconcentreerd te werken. Het is toch de bedoeling dat je een zo groot mogelijk rendement haalt uit je studietijd. Merk hieronder verschillende werkplekken, bedenk even hoe jouw werkplek eruit ziet.
Als je de bovenstaande foto’s bekijkt dan merk je op dat de rustigste omgeving deze is met de minste afleiding. Dit lijkt misschien wel de meest saaie omgeving, maar geconcentreerd werken lukt het best in omgeving waar je niet door andere leuke, interessante zaken wordt afgeleid. Soms kun je best op je kamer studeren, soms moet je een ruimte kiezen waar je veel minder afleiding hebt. Een tafel en stoel zijn voldoende.
9
Wat leidt me af (en wat doe ik eraan)? Muziek? Oplossing: rustgevende muziek kiezen, geen muziek opzetten. TV? Oplossing: geen TV in de buurt, afspreken wanneer je wel kijkt (en je daaraan houden) Computer? Handig om te gebruiken bij het studeren, maar moeilijk geen spelletjes te spelen, op msn te gaan enz. Oplossing: geen computer in de buurt. Computer afzetten, enkel gebruiken om te studeren. Meldingen msn, mail … afzetten, afspreken wanneer je de computer wel gebruikt. Storende geluiden? Keuken, broer of zus, de hond, de TV Oplossing: ergens anders studeren (veel plaats heb je niet nodig), afspraken maken thuis. GSM? Oplossing: gsm in andere kamer leggen, gsm stil zetten, afspreken wanneer je je gsm mag gebruiken.
2.2
Nog tips om je beter te organiseren: •
•
• • •
Sorteer per kleur: één kleur per vak.. Gebruik dat kleur om alles snel terug te vinden en sorteer alles per kleur in een kast. Verlies geen tijd met zoeken! Na een tijd weet je van buiten welk kleur bij welk vak hoort. Voor wie niet dagelijks teruggekregen toetsen, lesblaadjes enz. op de juiste plaats steekt: voorzie thuis een bakje waar je alles in legt dat je nog moet sorteren. Steek alles één maal per week op orde. Steek in je boekentas een mapje om alle blaadjes, toetsen te verzamelen die je niet onmiddellijk op de juiste plaats kan steken. Voorzie het nodige materiaal binnen handbereik: perforator, nietmachine, schrijfmateriaal, schaar, lijm, markeerstiften. Moet je heel veel meesleuren naar school? Gebruik dan maar één of enkele ringmappen. Tussen elk vak steek je een gekleurd blad (kleur van het vak!). Neem enkel mee wat je nodig hebt tijdens de les. Als je thuis komt stop je alles terug op zijn plaats. Gebruik een mapje met af te geven zaken (takenmapje). Dat mapje blijft steeds in je boekentas zitten. Zodra je een taak hebt gemaakt steek je dat in dat mapje. Zo vermijd je dat je je taak vergeet mee te nemen naar school.
10
2.3
Niets vergeten? Je boekentas maken!
Vooraf: maak een overzicht • •
Schrijf je lessenrooster over (schema) en kleur het in. Per vak voorzie je één kleur. Gebruik mappen, stickers etc. in dezelfde kleur voor je verschillende vakken. Schrijf per vak ook op welk materiaal je moet meebrengen naar school. Hang dit op boven je werkplek.
Maak de avond voor je de volgende lesdag je boekentas: • • • • •
Stap 1: maak je boekentas leeg. Sorteer je (schrijf)gerief. Stap 2: volg het ingekleurde lessenrooster. Welke vakken? Welk materiaal? Leg de boeken, schriften en materiaal klaar. Stap 3: heb je morgen extra materiaal nodig? Kijk in je agenda! Stap 4: zitten je af te geven taken in je takenmap? Stap 5: Steek alles in je boekentas.
11
Deel 3. Algemene studietips 3.1
In de klas
Oren open! Essentieel is natuurlijk dat je letterlijk ‘bij de les blijft’. In de les legt je leerkracht alles uit en daar kun je de eerste valkuilen ontdekken. Denk mee met de leerkracht, probeer de redenering mee op te bouwen. Vragen staat vrij. Zorg ervoor dat je de leerstof verstaat in de les. Leerstof die je niet begrijpt kun je moeilijk leren. -
Begrijp de leerstof die je moet studeren, dit moet reeds vooraf gebeurd zijn. Probeer je te concentreren tijdens de les en laat je niet afleiden van wat niet met de les te maken heeft.
Gebruik die balpen eens! Terwijl de leerkracht met zijn uitleg bezig is, kan je steeds een woordje extra uitleg noteren in de kantlijn van je boek of op een extra blad. Het schema dat op het bord staat overnemen kan ook handig zijn.
3.2
Thuis komen
Bekijk je planning, wat “moet je doen”. Bij elke taak kan je een aantal vragen stellen, en liefst in de juiste volgorde. De Stop-Think-Do-Check methode helpt je hierbij: STOP: Wat moet ik doen? Je leest of hoort de opdracht aandachtig. Elk detail is belangrijk. Je stelt jezelf de volgende vragen: wat moet ik doen, kennen, kunnen? Wat wordt e van mij verwacht?
THINK: Hoe ga ik dat doen? Nog voor je echt aan de slag gaat. Je stelt jezelf de volgende vragen: Hoe ga ik dit aanpakken? Wat doe ik eerst? Wat dan? Hoeveel tijd heb ik daarvoor nodig? Hoeveel tijd heb ik?
12
DO: Ik doe mijn werk Met een logisch gestructureerd “werkplan” in je achterhoofd, kan je dit nu stap voor stap gaan uitvoeren. Je stelt jezelf de volgende vraag: ben ik goed bezig? Tip voor de ouders: als ouder ben je gerust dat de leerling weet ‘wat’ en ‘hoe’ en kan je eerder op een afstand een oogje in het zeil houden. Na een begeleiding in de twee vorige fasen, is nu het moment gekomen waarop de leerling zelfstandig moet werken.
CHECK: Ik kijk mijn werk na. Wat vind ik ervan? Je stelt jezelf de volgende vragen: Heb ik mijn taak juist uitgevoerd? Heb ik dat nu goed aangepakt? Kan ik het? Waar zit het nog niet goed? Dit noemen we evalueren. Je hebt misschien de gewoonte om je werk te ‘laten’ evalueren en niet zozeer om het zelf na te kijken. Je controleert, aan de hand van de vraagstelling en het werkplan, of de oplossing juist is.
3.3
De juiste wapens
Klaar voor de studie-strijd? Zeker met onderstaande wapens: • (Fluo) markeerstift: zet de belangrijkste woorden en zinnen in de verf. • Mindmap - maak – vaardigheden. • Verschillende kleuren balpen. • Gezond verstand.
Kleur je dag … Je belangrijkste wapen is de fluostift. Begin dus steeds met begrippen of de kern van het verhaal of leerstofonderdeel in fluo te zetten. … maar niet veel Je bent de kleuterklas voorbij, een kleurboek heb je niet meer nodig! Overdrijf dus niet en zorg dat je enkel de kern aanduidt. Hoe weet je dat je de kern aanduidt? Als je het hoofdstuk kunt reconstrueren / samen vatten door alleen de “fluo woorden” te gebruiken, dan heb je het goed gedaan.
13
3.4
Informatie onthouden
Soms moet je dingen uit het hoofd leren. Er zijn feiten die je gewoon moet weten. We denken hier vooral aan formules, hoofdsteden, data enz. Tips: -
Om zaken van buiten te leren is beter 6 keer 10 minuten te werken dan alles in één uur te willen ‘blokken’.
-
Herhaling is dus zeer belangrijk. De eerste keer dat je iets studeert onthoud je 40 %, de tweede keer 65 % en de derde keer al 85 %. Hoe meer je iets doet, hoe vlotter het gaat. We vermoeden dat je al kunt zwemmen zonder bandjes, je naar school fietst zonder steunwieltjes. Enkel door dit veel te doen en te herhalen ben je erin geslaagd om dit zelfstandig te kunnen. Vandaar dat het (en ja dat is misschien vervelend) handig is om een vak waar je wat moeite mee hebt iets vaker bij de hand te nemen. Gewoon lezen is vaak al voldoende. Tip: heb je op woensdag een les aardrijkskunde? Lees het stuk van de vorige les eens 2x op dinsdagavond. Je zal het verschil merken.
-
Werk met het onderscheid ‘goed gekend’, ‘half gekend’ (aarzeling) en ‘niet gekend’. Je kan met kaarten stapels maken van de dingen die je kent, half kent en niet kent.
-
Studeer met inzicht. Zeg wat je moet kennen eens met je eigen woorden. Alsof je het moet uitleggen aan iemand die het niet snapt. Je zal daardoor beter onthouden.
-
Bekijk eerst de structuur (titels, ondertitels, kernwoorden enz.) en leer dan pas de details.
-
Gebruik ezelsbruggetjes. Een ezelsbruggetje is een trucje om iets te onthouden. Als je bijvoorbeeld de vier windrichtingen in de juiste volgorde moet van buiten leren (Noord Oost - Zuid - West) dan neem je van elke woord de eerste letters en maakt daarmee iets wat je makkelijk onthoudt. NOZW, wordt dan Nooit Oorlog Zonder Wapens. Makkelijk hé? Dat woord of zinnetje is dan het ezelsbruggetje. Een ander voorbeeld: de week in het Frans onthouden via de zin “Lieve Meisjes Moeten Jatten Van Smerige Dieven.” Lundi: Lieve Mardi: Meisjes Mercredi: Moeten Jeudi: Jatten Vendredi: Van Samedi: Smerige Dimanche: Dieven
Tips voor ouders: Moedig wat aan, want uit het hoofd leren is niet eenvoudig. Leg de nadruk op wat hij/zij al kan. Help met het verzinnen van ezelsbruggetjes. 14
3.5
Maak een samenvatting Wat komt er allemaal in een samenvatting? ☺ Begin met de titel van het leerstofonderdeel waarvan je een samenvatting maakt. ☺ Schrijf alle tussentitels in je samenvatting. • Bv.: 3.1; 3.2.1; … • titels zoals a), b), c) hoeven er meestal niet in te staan (tenzij ze belangrijke opmerkingen bevatten) ☺ Noteer alle theorie (definities, eigenschappen, formules, besluiten, merk op, …). ☺ Noteer de leertips.
Wat schrijf je niet in een samenvatting? Zet geen uitgewerkte voorbeelden in je samenvatting. (tenzij ze voor jou echt heel verhelderend zijn). Ook bewijzen zet je er niet in. Je kan er wel eventueel naar verwijzen als je het bewijs moet kennen.
Nog dit… Gebruik functioneel kleur, d.w.z. niet te veel en niet te weinig. • Zet bv. alle titels van eenzelfde niveau in eenzelfde kleur. • Bij definities kan je bv. het woord definitie steeds in eenzelfde kleur onderlijnen. • … Werk steeds netjes, dat maakt het gemakkelijker om te studeren. Schrijf niet zomaar dingen over uit je cursus. Een samenvatting is een persoonlijk document dat jij gemakkelijk moet kunnen gebruiken. Een samenvatting bewaar je! Je stopt het dus best in een mapje dat je dan kan aanvullen met andere samenvattingen
Hoe kun je testen of je al dan niet de leerstof kent? • Vertel je verhaal tegen iemand (ouders, broer, zus) zoals de leerkracht het jou heeft verteld. Als zij jou verstaan, dan ben je heel goed bezig. • Vraag jezelf af hoe een hoofdstuk, onderdeel… ondervraagd kan worden. • Kan je de inhoudstafel noteren?
15
Deel 4. Studietips algemene “blok”vakken 4.1
Titels studeren
Waarom zou je je hersenen zoveel miserie aandoen met die grote hoop leerstof woord voor woord te gaan instuderen? Op zoek naar een verstandige methode dus. Zie je hersenen als een harde schijf van een computer. Als de schijf bijna vol zit, krijg je er moeilijk iets bij, werkt de pc veel trager en heeft die het moeilijk om de zaken die er op staan op je scherm te krijgen. Zowel je pc als je hersenen hoeven niet te crashen. Al eens goed gekeken naar de titels van hoofdstukken en tussenstukken? Doen! In de meeste boeken zit een inhoudsopgave. Begin steeds (vooral als je heel wat te doen hebt) met de inhoudsopgave te bestuderen. Zit er geen inhoudsopgave in? Maak er dan zelf eentje. Vergeet deze niet bij te houden, want in examentijd is die minstens even handig. Hieronder een voorbeeldje uit de les geschiedenis: Hoofdstuk 25 – Reformatie en Contrareformatie (D2) 1. Religie vandaag: enkele vaststellingen 2. Op weg naar de Reformatie: een gunstig klimaat voor godsdienstige hervormingen 2.1 De 14e-15e eeuw was een periode van grote geestelijke onrust 2.2 De 14e-15e eeuw was een periode van kerkelijk verval 2.3 De 15e eeuw was de eeuw van het humanisme 3. De veranderingen van Luther, Calvijn en Hendrik VIII 3.1 Lutheranisme 3.1.1 De 95 stellingen 3.1.2 Verspreiding van het lutheranisme 3.2 Calvinisme 3.3 Anglicanisme 3.4 Verdere verbrokkeling van de Reformatie 4. De Contrareformatie hervormt de Kerk 4.1 Het concilie van Trente (1545-1563) reorganiseerde de Kerk intern en bevestigde de traditionele katholieke leer 4.2 Het concilie van Trente is een mes dat langs twee zijden snijdt 4.2.1 De paters Jezuïeten waren een instrument van onderwijs 4.2.2 De inquisitie straft alle niet-gelovigen 4.3 Besluit van de Contrareformatie 5. Gevolgen van de religieuze onenigheid in Europa 5.1 Heilig Roomse Rijk = Duitsland 5.2 Engeland 5.3 Frankrijk 5.4 De Nederlanden
16
Wat zien we in dit voorbeeld? a. Er zijn drie grote oorzaken van de reformatie b. De veranderingen kwamen van Luther, Calvijn en Hendrik VIII c. De reactie erop heet de Contrareformatie en dit gebeurde op 2 manieren d. Het had gevolgen in 4 streken van Europa. Het hoofdverhaal heb je dus kunnen afleiden door enkel de titels te bekijken! 4.2 Kleurcode Gebruik een kleurcode: onderlijn namen in het blauw, begrippen in het rood en jaartallen in het groen. Een goede structuur is belangrijk. Zo kunnen je hersenen alles makkelijker ordenen. Hou je wel steeds aan dezelfde code. 4.3 Schema Waarom alles leren in een grote, lange en doorlopende tekst. Haal er de kernwoorden (fluo!) uit en zet ze in een overzichtelijk schema. 4.4 Mindmap Mindmaps zijn een zegen voor je brein want ze vatten alles samen op één blad. Zo heb je meteen een overzicht van de belangrijkste begrippen en verbanden. 4.5 Begrippenlijst Steeds handig is dat je een verklarende woordenlijst aanlegt, zeg maar een lijst met de moeilijke woorden (per hoofdstuk). Gebruik deze lijst (kolom 1: woord, kolom 2: uitleg) om moeilijke begrippen in te studeren. 4.6 Oefenen Kaartoefeningen voor aardrijkskunde? Opnieuw maken die handel! Maak zoveel mogelijk oefeningen opnieuw. 4.7 De vragen van de leerkracht Leerkrachten hebben ook geen 100.000 vragen klaar voor jou! Vandaar dat je er ook kan op inspelen: Als je studeert voor examen, kun je jezelf testen door de vragen van de toetsen opnieuw te maken. Probeer zelf zoveel mogelijk goede vragen te bedenken. Maak het jezelf ook niet te gemakkelijk! Misschien had je wel hetzelfde idee als de leerkracht. 4.8 Fantasie werkt! Zie je de ridders rondrijden op hun paard? Zie je de elektriciteit van A naar B stromen? Zie je een wild beest door de pampa’s van Zuid-Amerika sluipen? Probeer je de leerstof zo levendig en concreet mogelijk voor te stellen. Het onthouden zal een stuk makkelijker worden.
17
Deel 5. Studeren van wetenschappelijke en technische vakken 5.1
Algemeen
Bij het studeren van zowel wetenschappelijke als technische vakken kun je de leerstof in twee delen opsplitsen, namelijk het gedeelte theorie en het gedeelte oefeningen. Het is echter zo dat deze twee onderverdelingen niet zonder elkaar kunnen en je niet zomaar de ene deel mag achterwege mag laten. Ze vullen elkaar aan en zorgen voor een grondigere kennis van de leerstof.
Verwerken van de leerstof We kunnen het leerproces van wiskunde, wetenschappelijke en technische vakken onderverdelen in 3 delen: a. Theorie leren b. Theorie inoefenen aan de hand van oefeningen c. Herhalen van zowel theorie als oefeningen
5.1.1
Theorie leren
Bij het leren van de theorie is het belangrijk om wegwijs in je cursus te geraken. Daarom zijn titels en onderverdelingen … heel belangrijk. Deze tonen namelijk aan wat je kan verwachten. Hoe ga je te werk bij het studeren van theorie? a. De theorie per onderdeel lezen => begrijp ik alles? Nagaan of alle overgangen duidelijk zijn, nagaan of alle figuren duidelijk zijn. b. Daarna al schrijvend instuderen. Vergeet de titels niet! o Zorg dat je inzichtelijk studeert (overgangen kunnen verklaren) o Maak gebruik van ezelsbruggetjes. dOmein en bEreik Weet je nooit voor welke as domein en bereik zijn? in domein zit de O van hOrizontaal, dus x-as. In bereik zit de E van vErtikaal, dus de y-as! c. Hoe kun je testen of je al dan niet de theorie kent? Schrijf de theorie op, zonder je boek of notities! Controleer daarna jezelf.
Maak een inhoudstafel (overzicht van de titels van de verschillende hoofdstukken ) Maak een overzicht van gebruikte formules (formularium) met bijhorende titels. (bewaar deze ook voor de examens)
18
5.1.2
Oefeningen maken
Als je echter nog geen oefeningen hebt gemaakt is het best dat je even kort doorneemt hoe de oefeningen in elkaar zitten en werden opgebouwd. Op deze manier herken je de oefening vanuit de klas. Dit wil nog niet zeggen dat we de oefening al hebben gestudeerd. Onderstaande punten moet je indachtig zijn bij het instuderen van oefeningen: - Best alle oefeningen uit de les schriftelijk opnieuw maken, dit zonder naar de oplossing te kijken. Dit kan door de vragen opnieuw op te schrijven op afzonderlijke bladeren. (Merk hierbij op dat je werkt met formules en omgevormde formules). Hermaak de oefeningen tot je foutloos werkt. -
Vragen goed lezen en zelf de oplossingmethode noteren.
-
Conclusies trekken uit je fouten.
-
Maak een overzichtje van de verschillende oplossingsmethoden én van de gemaakte fouten. Studeer dit overzichtje ook uit het hoofd. Dit lijkt ‘stupid’, maar is voor toetsen enorm bruikbaar. Op die manier weet je zeer goed waar je extra moet op letten bij een toets.
-
Werk met het onderscheid ‘goed gekend’, ‘gekend met aarzeling’ en ‘niet gekend’. Voorbeeld 1: noteer in de kantlijn van je cursus een symbooltje (tekeningetje) om dit onderscheid duidelijk te maken Voorbeeld 2: Je kan met kaarten stapels maken van de dingen die je kent, half kent en niet kent. GOED HALF NIET
-
Wist je dat in de meeste handboeken de oplossingen achteraan staan? Dit is handig als je nog eens extra wil oefenen. Sommige leerkrachten geven ook extra nieuwe (vrije) oefeningen op. Zo krijg je nog eens nieuwe problemen om op te lossen. Doen!
5.1.3
Herhalen van de leerstof (theorie en oefeningen)
Wiskunde, wetenschappelijke en technische vakken kan je alleen maar leren door te oefenen, oefenen, oefenen! Hoe meer oefeningen je maakt, hoe sneller je het “soort” oefening herkent, en dus weet hoe er aan moet beginnen. Hoe meer je werkt met formules, hoe gemakkelijker dit wordt. Neem de tijd om de opdrachten te maken.
19
5.2
Studietips wiskunde Met dank aan Tom Lambert, leerkracht Wiskunde http://users.skynet.be/sky13683/Studietips/index_bestanden/page0005.htm
Getallenleer • Noteer al je berekeningen zo uitgebreid mogelijk. Zo maak je misschien minder fouten. Noteer (als het je kan helpen) waarom je de tussenstappen maakt. • Schrijf alle tussenstappen op, omdat hier vaak punten op staan. Het gaat vooral om hoe je tot dit antwoord bent gekomen! • Bij lange berekeningen kan het handig zijn dat je telkens met een gelijkheidsteken op een nieuwe lijn begint, zo heb je een beter overzicht. • Als je termen binnen haakjes wil brengen, kan je dit makkelijk aanduiden met kleurtjes (bv. onderlijnen van de termen die je binnen haakjes wil brengen). • Zorg dat je de merkwaardige producten (bv. (a + b)² = a² + 2ab + b²) ként, en dat je ze kan toepassen. Onthoud eventueel ook een voorbeeldje. • Vraagstukken los je best op in de volgorde: "gegeven:" , "gevraagd:" en "oplossing:". • Als je mag, controleer je best je resultaat met je rekenmachine.
Meetkunde • Maak een duidelijke constructie of tekening (voldoende groot, ordelijk met een passer en/of een goede geodriehoek) • Als je berekeningen moet maken die verband houden met je tekening, duid dan duidelijk in kleur aan wat je weet en wat je zoekt. (Zo kan je de gegevens aanduiden in groen en het gevraagde in rood, ...)
Wist je dat …. Je kan ook nog zelfstandig oefenen met behulp van internetsites. Hieronder enkele nuttige internetadressen met leerinhouden en extra oefeningen wiskunde (online op te lossen en verbeteren!)
Leertip
http://wiskunde-interactief.be/ http://www.gricha.bewoner.antwerpen.be/ http://users.telenet.be/wiskundehoekje/ http://users.pandora.be/bruno.van.eeckhout/ http://www.usolvit.be/
20
Deel 6. Vreemde talen studeren Je kan het studeren van een taal in twee delen opsplitsen: woordenschat en grammatica. Beide vragen een andere manier van instuderen. 6.1
Woordenschat
1. Lees alle woordjes eens door, begrijp je alle vertalingen? Zoek ze anders eerst op! 2. Overhoor jezelf eerst mondeling van vreemde taal naar Nederlands (Je dekt met andere woorden het Nederlandse woord af.). Hou rekening met de context van het woord, dit vind je in het voorbeeldzinnetje. De woorden die je niet meteen kent, duid je aan en oefen je opnieuw in. 3. Oefen de woorden schriftelijk aan de hand van het stappenplan (zie 6.3) per reeks van 15 woorden. 4. Besteed aandacht aan de uitdrukkingen/voorzetsels. Dit zijn immers de favoriete vragen van een leerkracht ☺. Maak gebruik van gratis overhoorprogramma’s op het internet. Zo hoef je je familie niet lastig te vallen om te overhoren en het maakt het studeren heel wat aangenamer! http://www.teach.nl http://www.memorylifter.com/
6.2
Grammatica
1. Studeer de theorie (schema van de tijden) • Lees het grondig => begrijp ik alles? • Studeer het in, vergeet hierbij de titels niet! • Controleer jezelf door de theorie zelf neer te schrijven, zonder je boek! 2. Hermaak de oefeningen.
Ook dit nog: Leer geen twee vreemde talen na elkaar. Het risico dat je ze gaat verwisselen is te groot. Begin op tijd met het leren van je woordjes (max 15/keer): herhaling is immers de sleutel tot succes.
21
6.3
Stappenplan woorden leren vreemde talen STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
1.
1. 2. 3.
1.
1.
1.
2.
Vreemd woord overschrijven controleren
Zelf vertalen Controleren Fouten herleren*
2. 3. 4.
Vreemde taal (kolom 1) afdekken Vertalen Controleren Fouten herleren **
2. 3. 4.
Nederlands (kolom 2) afdekken Vertalen Controleren Fouten herleren
2.
Vreemde taal (kolom 3) afdekken, toets op /15. Nu nog fout? => aanduiden en veel herhalen.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. * Maak je hardnekkige fouten? Bedenk dan eventueel voor jezelf een ezelsbrugje. Voorbeeld: Too = ook want Too heeft 2 o's net als ook. ** Duid de spellingsmoeilijkheid aan. 22
Deel 7:
tips voor het afleggen van examens
7.1
Het maken van een schriftelijk examen/toets
7.1.1
Hoe begin je er aan?
• • •
• • •
7.1.2 • •
• • • •
Schrijf op elk blad je naam, je nummer en klas Vul op bladen met hoofding alles in Schrijf duidelijk en goed leesbaar, want dit komt beter over en stelt het geduld van de leerkracht niet op proef. Gebruik eventueel een vulpen: dit laat je toe om fouten makkelijk te corrigeren. Bekijk eerst alle vragen. Los de vragen één voor één op. Begin met de vragen die je onmiddellijk kunt oplossen. Bereid het antwoord eerst in het klad voor. Nadat je het antwoord hebt geformuleerd herlees je nog eens de vraag. Pas daarna schrijf je het antwoord op het examenblad.
Hoe lees je een vraag? Lees de vraag goed, met aandacht, elk deel en elk woord. Onderstreep in de vragen de belangrijkste ‘opdrachtwoorden’: Bespreek … Vergelijk … Geef 3 redenen … Bewijs … Toon aan … Teken … Hoe … ? Wat … ? Op welke wijze … ? Stel jezelf opnieuw de vraag: “Wat vraagt men van mij?”. Let op voor vragen met onderverdelingen: a, b, c … of 1, 2, 3 … Onthoud dat alle onderdelen van dezelfde vraag ook over hetzelfde onderwerp gaan. Vragen die opgelost zijn mag ja aanduiden met een fijn teken vooraan (aanvinken), in de kantlijn. Dit doe je met een potlood. Je zet een vinkje of een ander teken.
7.1.3 Controle van je schriftelijk examen Je controleert je examen drie keer: • Eerste controle: je kijkt na of je alle vragen hebt opgelost, ook alle onderdeeltjes. Staat elke vraagt aangevinkt als opgelost? • De tweede controle: herlees de vraag. Vraag je nogmaals af “wat vraagt men mij?”. Herlees dan je antwoord. Vul aan waar nodig. • De derde controle: kijk de spelling na. Bekijk ook de leestekens.
7.2
Het mondeling examen
Aan een mondeling examen zijn prettige en minder leuke kanten verbonden. Het is wel aangenaam om niet de hele voormiddag te moeten zitten pennen. En als je de bal eens misslaat, kan de
23
leerkracht je met een bijvraag of verduidelijking helpen om toch het antwoord te geven. Iets wat bij een schriftelijk examen onmogelijk is. Anderzijds is het wel stresserend om zo oog in oog met je leerkracht te zitten. Je wilt aan zijn gezicht aflezen of je het goed doet, je probeert te zien welk cijfer hij noteert… De grootste uitdaging van een mondeling examen bestaat erin dat er veel minder vragen zijn, en dus ook minder kansen om een niet goed gekend gedeelte te compenseren … je zult dus je hele leerstof zeer goed moeten beheersen. •
Bereid je goed voor. Begin op tijd. Zorg dat je de leerstof goed kent;
•
Stel je respectvol op. Kies kledij en taal die passen bij het moment van een mondeling examen.
•
Bewaar je kalmte. Zelfs als je vanbinnen erg nerveus bent probeer je toch kalm over te komen. (Zie ook tekst x). Bijvoorbeeld als volgt: • Je groet je leerkracht bij het binnenkomen. • Je kiest zonder aarzelen een vraag (de bovenste vragenfiche?). Daarmee laat je zien dat je alles aankunt. • Als je de vraag bekijkt knik je even: “Oké”. • Tijdens de schriftelijke voorbereiding spreek je jezelf moed in en let je op je ademhaling. Hoe rustiger je blijft, hoe beter je hersenen kunnen werken aan oplossingen. • Tijdens het eigenlijke examen hou je je trillingen onder controle. Leg je blad en pen liever neer, als je weet dat ze anders wapperen of tikken. • Probeer een rustige vriendelijke en zelfverzekerde houding aan te nemen.
•
Presenteer je antwoord. Dit gaat een stapje verder dan antwoord geven. Probeer je antwoord met overtuiging te brengen, eerder dan het monotoon af te lezen. Zorg voor structuur (bv. 2delen) en vermeld die van in het begin. Dat geeft je leerkracht een kader om je antwoord te volgen. Het toont ook dat je de stof goed beheerst. Verwijs waar je kan naar de structuur van de cursus: “zoals we in het eerste hoofdstuk hebben gezien …”
•
Pak uit met je kennis (maar blijf bescheiden): Soms kun je via een zijdelingse opmerking een opening maken naar een leerstofonderdeel dat je heel goed beheerst. Misschien heb je dan ‘beet’ en mag je er van de leerkracht even over uitweiden. Soms zul je horen dat die vraag voor een andere leerling is.
•
Let op je woorden. Zeg niet ‘ik weet dat niet’, maar probeer met ‘zou u de vraag nog wat kunnen verduidelijken?’ Zeg liever ‘hier moet ik eens over nadenken … ‘ of ‘ik zoek de juiste term … ‘ dan een langgerekte ‘Euh…..’
24
Deel 8:
ben jij in topvorm?
Fitness of gamen? Water of cola? Een fit gevoel, goede eetgewoonten en goede leerprestaties gaan hand in hand.
Je bent wat je drinkt en eet Aangezien ons brein voor 75 % uit water bestaat is een gepaste vochtbevoorrading essentieel voor leren en geheugen. Voldoende water drinken is de beste dienst die je je brein kunt bewijzen. Je moet per dag echt wel minstens 1,5 liter water drinken! Ook wel eens zin iets anders? Dan drink je best verse vruchtensappen en groentesoepen . Die leveren niet alleen vocht maar ook vitamienen. Melk en sojadranken leveren ons de nodige proteïnen die goed zijn voor je aandacht en concentratie. Veel studenten drinken cafeïnehoudende dranken zoals koffie, cola … als oppepper. Je krijgt er inderdaad een concentratieboost door. Helaas … deze is niet van lange duur. Ze zorgen immers voor een snelle afscheiding van het vocht in je lichaam. Je studievermogen gaat er dan op achteruit. Bovendien zorgt cafeïne ook voor angst en heel dikwijls kan je er ook niet zo goed door slapen! Vergeet niet om je ook eens te verwennen met een fruitsaté, milkshake, kommetje fruitsalade, multigranenreep, … als tussendoortje.
Je vrije tijd De slimmerik is …. diegene die wijs combineert! Amuseer je naar hartenlust met je favoriete games, maar kom ook eens los van het schermpje en doe wat fysieke inspanning! Maak eens een wandeling, ga een eindje fietsen, speel buiten met de hond, speel een partijtje voetbal of badminton …
Waarom een goede nachtrust belangrijk is Als we te weinig slapen, worden we verstrooid, prikkelbaar, onhandig of angstig. Tijdens onze slaap wordt de informatie die we tijdens de dag hebben opgedaan, opgeslagen en gestructureerd in het langetermijngeheugen. Dat betekent dat je beter wat minder lang leert en gaat slapen. Uit onderzoek is gebleken dat mensen die minder dan 8 uur geslapen hebben, weg degelijk slechter presteren op tests. Zelf merken ze echter niet op dat ze verstrooider of trager zijn.
Wat kan je doen om goed te slapen? Slapen is een vergevorderd stadium van ontspannen. Wie gespannen is kan niet in slaap raken. Zorg dus voor een rustig half uurtje voor je gaat slapen (best geen beeldschermen meer). Ontspan je en de slaap volgt vanzelf. Gun ook je maag tijdig wat rust. Koffie of cola hebben niet zo’n goed effect. Je slaapt hierdoor misschien wel wat sneller in, maar je slaapt minder diep. 25
Concentratie via mindfulness Heb jij ook al eens last van stress bij toetsen en/of examens? Je krijgt de vragen en dan … een blackout. Ramp! Belangrijk is dat je op zo’n moment even tot rust komt om daarna geconcentreerd je toets of examen te kunnen starten. Maar hoe doe je dat? Mindfulness betekent ‘er met je aandacht bij zijn’. Alleen in ‘het nu’ kun je iets doen, veranderen of herstellen! Enkele eenvoudige oefeningen kunnen je helpen om in ‘het nu’ aanwezig te leren zijn. Houd het doel van de oefeningen goed voor ogen: op elk moment je adem als rustpunt kunnen gebruiken! Hoe beter je vertrouwd bent met aandacht voor je adem, hoe gemakkelijker het gaat om zelfs in stresserende situaties (zoals examens, conflicten met vrienden of ouders) je rust te bewaren. Het zal ook gemakkelijker zijn om helder te blijven denken, om je beter te kunnen concentreren. Laten we het eens proberen? Echt de moeite waard! Oefening 1 Stel je voor dat er kast met schuifjes naast jou staat. Leg je hand op je buik. Concentreer je op jouw ademhaling: 4 tellen in ademen (je voelt je buik omhoog gaan) en langzaam 6 tellen uit (je voelt je buik omlaag gaan. Telkens als je aan iets denkt, dan steek je die gedachte in een schuifje van de kast. Je concentreert je opnieuw op je ademhaling.
Oefening 2 Houd je mond dicht en duw één neusgat dicht (met duim). Via het ander neusgat diep inademen. Beide neusgaten ongeveer 2 seconden dichtduwen. Via het 2de neusgat langzaam uitademen (mond nog steeds dicht).
Oefening 3: lichaamsscan Doe je ogen dicht. Voel je buik met elke in- en uitademing op en neer gaan. Richt nu al je aandacht naar de tenen van je linkervoet. Probeer rustig adem te halen. Neem dan even de tijd om alle gewaarwordingen vanuit je tenen te voelen (tintelingen, contact met de grond, …) Als je op dit moment niets voelt, is dat ook goed. Als je merkt dat je aandacht is afgedwaald, concentreer je dan terug op je ademhaling. Richt daarna je aandacht op je hiel, je benen, … telkens een stapje hoger. Probeer elk deel van je lichaam echt te voelen voor je overgaat naar een volgend deel.
26
Je spieren ontspannen Dit kan je door achtereenvolgens al je lichaamsdelen eerst aan te spannen en nadien los te laten. Zo kun je je voorhoofd fronsen en weer loslaten, je ogen stijf dichtknijpen en weer laten gaan, je wangen aanspannen en los laten. Ga zo je hele lichaam af. Oefening 1 Richt je aandacht op je rechter- of linkerarm. Maak een vuist met je duim om je vingers heen. Buig nu je arm alsof je een spierbal maakt en span daarmee je bovenarm. Houd vast en voel de spanning in je hele arm. Zeg na 10 tellen ‘ontspan’ in jezelf. Ontspan nu je arm en laat deze weer terug zakken. Voel hoe de spanning wegvloeit uit je bovenarm, onderarm, hand en vingers. Een heel ander gevoel, spanning van daarnet, ontspanning van nu.
Oefening 2 Richt nu je aandacht op je gezicht. Frons je wenkbrauwen en knijp je ogen dicht. Span je kaken aan, tanden op elkaar. Trek ook nog je neus op alsof je iets vies ruikt. Voel de spanning in je hele gezicht. Even volhouden. Je bent de baas over deze spanning. Zeg na 10 tellen weer ‘ontspan’ in jezelf. Ontspan nu je gezicht en … smile! ☺ Dit alles moet je leren en kan je niet onmiddellijk! Probeer dit daarom nu al elke dag 1 keertje!
27
Deel 9: Z O
Zit Overzicht
K
Kern
teksten studeren met de methode ZO KLAAR Neem pen, papier, cursus en noodzakelijk materiaal Bestudeer de titels, de inhoudsopgave, de foto’s en tekeningen. Zorg dat je weet waarover het gaat. Duid de kern aan. Hoe herken je de kern? - Vet of groter gedrukt - In een kader - Onderlijnd - De leerkracht legt er veel nadruk op - Er is een ‘besluit’ waarin het belangrijkste wordt samengevat… Doe moeite om de kern te begrijpen. De kern moet je heel goed begrijpen en kan je niet overslaan. Leer de kern nauwkeurig.
L A
Lees Aantekeningen
Lees de rest van de tekst Maak aantekeningen: - schrijf kernwoorden op - maak een schema - maak tekeningen - onderstreep en markeer met verschillende kleuren GEEL namen, data, nieuwe begrippen GROEN belangrijke uitleg bij de gele woorden ROOD opgelet BLAUW opdrachtwoorden
A
Aan elkaar (Associeer) Rewind! (repeteer en controleer)
- breng in verband met elkaar, zoek gelijkenissen en verschillen - breng in verband met wat je al kent, ‘Oh dit gelijkt op …’
R
Herhaal de titels Herhaal de kern en de kernwoorden Herhaal de gele woorden (data, namen en begrippen) Vertel de rest met je eigen woorden
28
Deel 10:
grotere taken plannen
Werkjes maken. Boekbespreking, GIP … Dat zijn vaak grote opdrachten. Soms lijkt het zelfs een berg werk waar je niet over kan. We helpen je om die berg op te splitsen in heuveltjes die je afzonderlijk kan afwerken. Stap 1
Doelen vastleggen Probeer je voor te stellen wat je wilt bereiken, hoe moet het eindresultaat eruit zien?
Voorbeeld: Verjaardagsfeest: leuke fuif, met wat eten, drinken de gepaste muziek ….
Stap 2
Tussenstappen bepalen Heel wat doelen kan je niet in één keer bereiken. Je moet er een aantal tussenstappen voor zetten. Splits elk doel op in deeldoelen.
Voorbeeld: - gasten uitnodigen - afspreken met pizzamobiel om pizza’s te voorzien - vriend contacteren om muziek te draaien.
Stap 3
Kalender maken Om zeker te zijn dat je alles op tijd afkrijgt zet je de tussenstappen op een kalender. Voorzie ook een controlemoment om na te gaan of je op schema zit. Voorzie ook extra tijd.
Voorbeeld - uitnodigingen opmaken tegen …, - uitnodiging afgeven aan vrienden ten laatste op … - pizza’s bestellen tegen … Enz.
29
Bronnen / boekenlijst Studieplanning. Doelgericht studeren. Brochure Katholieke Universiteit Leuven, Dienst Studieadvies, Van Dalecollege, Naamsestraat 80 bus 5415, 3000 Leuven, Tel. 016 32 43 11,
[email protected], www.kuleuven.be/studieadvies. Dit is een brochure uit de reeks Doelgericht studeren. Januari 2008. Breintrein. Zet je leren op het goede spoor. Marcella Deneve en Ludwig Peeters. Uitgeverij Averbode, 2007. www.averbode.be/solerenleren. Gericht naar 2de graad. Leerbeest. Leren Leren 12+. Marcella Deneve, m.m.v. Ludwig Peeters. Uitgeverij Averbode, 2010. www.averbode.be/solerenleren. Gericht naar 1de graad. Mijn masterplan. Leren Leren 16+. Ludwig Peeters m.m.v. Marcella Deneve. Uitgeverij Averbode, 2010. www.averbode.be/solerenleren. Gericht naar 2de graad.
30