Studiegids 2014-2015 Masteropleiding tot overheidsjurist
Inhoud De Academie voor Overheidsjuristen De organisatie van de Academie De staf van de Academie De opleiding Het competentieprofiel Het curriculum Onderwijsvormen en toetsing De patroon Collegevrije periodes 2013/2014 Modules semesters 1 en 2 in de opleiding tot overheidsjurist, Groep 6 Modules semesters 3 en 4 in de opleiding tot overheidsjurist, Groep 5 Docenten, betrokken bij opleiding
2
De Academie voor Overheidsjuristen De Academie voor Overheidsjuristen is in 2009 opgericht om recent afgestudeerde juristen te werven, te selecteren en op te leiden voor een juridische functie bij de Rijksoverheid. De oprichting van deze academie kwam voort uit het Programma versterking juridische functie Rijk. In 2011 is de opleiding tot overheidsjurist door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) geaccrediteerd als professionele master. Aan de opleiding is de titel Master of Legal Affairs in Public Administration (LL.M gov.) verbonden. De Academie voor Overheidsjuristen is samen met de Academie voor Wetgeving onderdeel van de Stichting Recht en Overheid. De academie biedt naast de traineeopleiding ook cursussen en trainingen aan voor overheidsjuristen die al als overheidsjurist binnen de Rijksoverheid werkzaam zijn. Deze cursussen staan vermeld in de Opleidingsgids Overheidsjuristen en op de website www.acjur.nl. De academie heeft nauw contact met de Vereniging JuristenRijk, die is opgericht voor alle juristen die werkzaam zijn bij de rijksoverheid en met het Kenniscentrum Wetgeving en Juridische Zaken. Ook onderhoudt de academie goede banden met alle Nederlandse universiteiten die zich bezighouden met onderzoek op de vakgebieden, die van belang zijn voor de opleiding en voor het werk van overheidsjuristen.
3
De organisatie van de Academie
Bestuur Curriculum Commissie
Deelnemersraad Rector
Opleidingscoördinatoren
Programmamanagers
Coördinator bedrijfsvoering
Coördinator communicatie en werving
Facility manager
Office manager
Kerndocenten en docenten Studenten en studentenoverleg
4
De staf van de Academie mr. Karel J. Kraan, 070-3129833
waarnemend rector
[email protected]
mr. Tineke Witberg, programmamanager 070-3129836
[email protected] dr. Nico A. Florijn, 070-3129834
programmamanager
[email protected]
mr. Monique Wesselink, programmamanager 070-3129835
[email protected] prof.dr. Pauline C. Westerman, programmamanager 070-3129830
[email protected] mr. Liesbeth B. Heessels, opleidingscoördinator trainees overheidsjuristen en coördinator bedrijfsvoering 070-3129839
[email protected] drs. Alice A. Kieboom, opleidingscoördinator wetgevingsjuristen en overheidsjuristen 070-3129837
[email protected] Barbara van der Kleij, opleidingscoördinator trainees wetgeving 070-3129842
[email protected] drs. Esther Smeitz-Cohen, opleidingsadviseur maatwerk en onderwijskundig adviseur 070-3129840
[email protected] Esther E. Ruigrok van de Werve, directiesecretaresse / medewerker opleidingen 070-3129830
[email protected] Karen F. van der Els, office manager 070-3129832
[email protected] Rob Keereweer, 070-3129831
facility manager
[email protected]
5
Het bestuur van de Academie voor Overheidsjuristen bestaat uit de heren mr. R.J. Hoekstra, voormalig lid van de Raad van State (voorzitter), prof.mr.drs. W. den Ouden, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht en Dean van de Honours Acadamy aan de Universiteit van Leiden en drs. L.M.L.H.A. Hermans, fractievoorzitter voor de VVD in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De directeuren Wetgeving en Juridische Zaken van de ministeries en van de Raad van State en de griffier van de Tweede Kamer vormen de Deelnemersraad. Deze raad adviseert over alle aangelegenheden van de Academie. Bovendien neemt de raad besluiten over een aantal onderwerpen. De raad wordt voorgezeten door de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Curriculumcommissie adviseert de rector, de programmamanagers en de opleidingscoördinatoren over de opleidingen, met name over de aard en omvang van de vakgebieden en modules, de programmering op hoofdlijnen, de inhoud van de modules en de te benoemen kerndocenten. De voorzitter is prof.mr. P.J.J. van Buuren, Staatsraad. De kerndocenten zorgen, samen met de programmamanagers, voor een coherent programma met modules over de door hen beheerde onderwerpen. Zij adviseren ook over de in te schakelen docenten. De kerndocenten zijn: • • • • •
voor Staatsrecht en Bestuursrecht: prof.mr. S.E. Zijlstra, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht, Vrije Universiteit te Amsterdam; voor Europees recht: dr. K.J.M. Mortelmans, lid van de Raad van State; voor Politiek en bestuur: prof.dr. R.A. Koole, hoogleraar Nationale Politiek, Universiteit Leiden; voor Wetgeving: prof.dr. W.J.M. Voermans, hoogleraar Staats- en bestuursrecht, Universiteit Leiden; voor Overheidsrecht: mr. E.J. Daalder, plv. Landsadvocaat, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.
De rector is het hoofd van de opleiding en geeft tevens als directeur leiding aan de staf. De programmamanagers dragen, samen met de kerndocenten, zorg voor de inhoudelijke kwaliteit van de opleidingen. De opleidingscoördinatoren verzorgen de organisatie van de opleidingen. Daarbij ondersteunt de medewerker opleidingen hen. De coördinator communicatie en werving is verantwoordelijk voor de communicatie over de academie en de werving van nieuwe trainees. De coördinator bedrijfsvoering, de office manager en de facility manager zorgen voor de organisatorische, secretariële en facilitaire ondersteuning. Het studentenoverleg bestaat uit vertegenwoordigers van de groepen studenten die door de programmamanagers en opleidingscoördinatoren geïnformeerd worden over de opleiding. Zij bespreken maandelijks de gang van zaken tijdens de opleiding en brengen advies uit over alle aangelegenheden van de opleiding .
6
De opleiding De opleiding is een duale, post-universitaire masteropleiding, gericht op het beroep van overheidsjurist. Om voor selectie in aanmerking te komen moet een juridische masteropleiding met goed gevolg zijn afgerond. De trainees, die door de Academie voor Overheidsjuristen zijn geselecteerd, volgen gedurende twee jaar de opleiding, die in deze studiegids centraal staat. Naast hun opleiding werken zij op een ministerie of bij een andere organisatie van de Rijksdienst. De globale verdeling is dat 70 procent van de tijd wordt besteed aan werk en 30 procent aan opleiding. Feitelijk houdt dat in dat trainees anderhalve dag per week aan de opleiding besteden en drie en een halve dag aan hun werk bij de organisatie waar zij zijn aangesteld. Het duale karakter komt ook tot uitdrukking in enkele modules en de stages. Het doel van de opleiding is de trainees de kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen die nodig zijn om goed te kunnen functioneren als overheidsjurist. De opleiding is op een vergelijkbare wijze ontwikkeld als de masteropleiding tot wetgevingsjurist die wordt aangeboden door de Academie voor Wetgeving. Tijdens de opleiding worden aan de academie de kennis vergroot en de vaardigheden verbeterd, toegespitst op datgene wat voor het werken binnen de rijksoverheid soms onmisbaar, maar altijd nuttig en noodzakelijk is. In de opleiding zijn leren en werken geïntegreerd. De kwaliteit van de opleiding neemt namelijk toe als de geleerde kennis en vaardigheden direct kunnen worden toegepast op de werkplek. Een belangrijk aspect van de opleiding is de eigen verantwoordelijkheid van de trainee 1. Zoals de overheidsjurist verantwoordelijk is voor zijn eigen werk, zo is de overheidsjurist-trainee verantwoordelijk voor zijn eigen opleiding. De Academie voor Overheidsjuristen biedt de trainees kansen om in twee jaar uit te groeien tot een beginnende, excellente overheidsjurist. Die kansen moeten zij zelf grijpen en eigen initiatief is daarbij gewenst. Dit komt ook in de opleiding tot uitdrukking, bijvoorbeeld waar van de trainees verwacht wordt dat zij zelf de stages organiseren en een belangrijke bijdrage aan de werkbezoeken leveren. In 2011 is de opleiding tot overheidsjurist door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) geaccrediteerd als professionele master. Aan de opleiding is de titel Master of Legal Affairs in Public Administration (LL.M gov.) verbonden. Het competentieprofiel Gelet op het doel van de masteropleiding en de daarmee samenhangende eindkwalificaties is onderzocht welke kennis, vaardigheden en attitudes nodig zijn om te kunnen functioneren als overheidsjurist. Dat onderzoek heeft geleid tot een competentieprofiel dat wordt gehanteerd als uitgangspunt voor de opleiding. Het competentieprofiel is de totale verzameling kerncompetenties van een overheidsjurist, dat wil zeggen alle kennis, vaardigheden en attitudes waarover een trainee uiteindelijk moet beschikken om succesvol te zijn als overheidsjurist. Het geeft dus een beeld van de functie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen intern en extern functioneren. ‘Intern’ houdt de situatie in dat men zelfstandig werkt dan wel met directe collega’s, begeleiders en leidinggevenden van de eigen afdeling samenwerkt. ‘Extern’ houdt de situatie in dat men in overleg is met 1
Waar in de studiegids wordt gesproken van de ‘trainee’, de ‘patroon’ en de ‘leidinggevende’ worden zowel de mannelijke als de vrouwelijke trainee, patroon of leidinggevende bedoeld
7
ambtenaren van een andere afdeling of andere organisatie. De ‘interne’ situatie is meer juridisch gekleurd (de overheidsjurist), terwijl in de ‘externe’ situatie een bredere rolopvatting speelt (de ambtenaar). Het profiel ziet er als volgt uit: Situatie Kerncompetentie 1. Juridische professionaliteit
2. Oplossingsgerichtheid
Snel schakelen en snel schaken
4. Creativiteit
5. Beleid- en omgevinggevoelig
6. Overtuigend verwoorden
7. Flexibiliteit
Intern
Extern
het kunnen toepassen van een brede juridische kennis en het tonen van belangstelling voor de diverse voor de overheid relevante rechtsgebieden in het algemeen en voor het recht van het specifieke beleidsterrein in het bijzonder het met anderen zoeken naar en vinden van manieren waarop problemen kunnen worden opgelost of vraagstukken op afdoende wijze kunnen worden behandeld het stellen van de juiste prioriteiten en het alert en zorgvuldig verrichten van verschillende taken die afwisselend en snel na elkaar om aandacht vragen alsmede het in korte tijd kunnen verwerken van informatie alsmede het onderkennen van de relevantie daarvan het bedenken en uitwerken van originele oplossingen voor problemen die de organisatie ontmoet en het bedenken en uitwerken van nieuwe ideeën en werkwijzen ter verbetering van de organisatie of het vakgebied gevoel hebben voor de keuzes en de prioritering binnen het beleid van de eigen organisatie en inzicht hebben in de beleidsomgeving en de belangen die daarin een rol spelen
het onderkennen van juridisch relevante aspecten van een onderwerp en het kunnen toepassen van kennis van de rechtsgebieden waarmee de eigen organisatie in aanraking komt
het mondeling en schriftelijk verwoorden van doelstellingen, problemen, opvattingen, keuzes en oplossingen en het helder formuleren van standpunten, waarin de juridische aspecten worden meegenomen op een wijze die juristen en niet-juristen overtuigt het verwerken van nieuwe gegevens in ingenomen standpunten en het openstaan voor nieuwe taken, opdrachten en kansen
het geven van informatie over en suggesties voor de aanpak van vraagstukken
op een effectieve wijze verschillende dossiers tegelijkertijd behandelen en verschillende personen juridisch tijdig van dienst zijn
het buiten de gebruikelijke kaders zoeken van oplossingen en formuleren van reacties op door anderen aangedragen standpunten en stellingen het kunnen inschatten van kansen en risico’s bij van een voorstel en het bij het oordeel kunnen betrekken van maatschappelijke en politieke uitgangspunten, ontwikkelingen, verbanden en achtergronden het verwoorden van duidelijke standpunten in een heldere betoog of een schrijfstijl op een wijze die juristen en niet-juristen overtuigt
de eigen houding en opvattingen kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden
Dit competentieprofiel is leidend bij de selectie van de trainees voor de opleiding. Ook in de opleiding zelf worden de kennis, vaardigheden en attitudes overgedragen en getraind, die in dit profiel zijn verwoord. Het competentieprofiel is daarmee ook het streefdoel van de opleiding: wie de 8
gehele opleiding gevolgd heeft, dient zich de in het profiel weergegeven competenties eigen gemaakt te hebben, wat door toetsing van individuele modules en de Eindopdracht wordt beoordeeld. Om beter tot uitdrukking te brengen dat de juridische functie en het beroep van overheidsjurist een academische gerichtheid en een multidisciplinaire benadering verlangen, is de competentie ‘Beleiden omgevingsgevoelig ‘ opgenomen. De overheidsjurist zal met vele (andere) vakgebieden en belangen en onderzoeksgebieden rekening moeten houden, uitgaande van een kritische doch loyale houding. Daarnaast is het voor de overheidsjurist van belang om goed te kunnen prioriteren en met diverse zaken tegelijkertijd bezig zijn. De kern van het zijn van overheidsjurist zit echter in het (juridisch) analyseren van een probleem. De opleiding, waarvoor het profiel als eindterm functioneert, vindt niet alleen haar basis in het beroep van de overheidsjurist, maar zij stelt ook de trainees in staat te voldoen aan de zware eisen die aan de kwaliteit van hun werkzaamheden gesteld worden.
Het curriculum De opleiding bestaat uit een doorlopend programma, waarin voornamelijk interactieve hoor colleges zijn opgenomen. Er is voldoende ruimte is ingeruimd voor verdieping en verbreding van kennis en voor het verwerven van inzicht en van vaardigheden. Clusterindeling Democratie en rechtsstaat
Overheidsrecht
EU en Internationaal recht
Communicatie
essentie Burger en Overheid
Awb vanuit overheidsperspectief
Europees recht 1
Presenteren
Staatsrecht
Regelgeving
Werkbezoeken buitenland 1 en 2
Juridisch schrijven
Politicologie en bestuur Eindejaarsopdracht
verdieping Overheid en recht
Rechtshandhaving en sanctionering
Europees recht 2
Pleiten
Rechtsfilosofie
Overheid en privaatrecht
Internationaal recht en bestuur
Juridisch adviseren
Mensenrechten
Onderhandelen
Actualiteiten Praktijkstage Eindopdracht
9
De opleiding kent vier clusters: Democratie en rechtsstaat, Overheidsrecht, Europees en internationaal recht en Communicatie. Onder Overheidsrecht wordt hier verstaan het materiële (harde) overheidsrecht. Echter in de gehele opleiding het handelen vanuit het overheidsperspectief centraal. In het cluster Democratie en rechtsstaat staat de bijzondere positie van de overheid centraal. Niet alleen het staatsrecht komt aan de orde met de ministeriële verantwoordelijkheid, maar ook worden de begrippen vanuit rechtssociologische, -filosofische en politicologische oogpunt besproken. Hierdoor krijgen de studenten een diepgaande kennis van wat deze begrippen inhouden en wat het betekent om jurist te zijn in en ten behoeve van de democratische rechtsstaat. Vanaf het eerste semester komen de interdisciplinaire, theoretische en methodische benaderingen van het vak van overheidsjurist in ruimere mate aan de orde. Naast ‘recht’ gaat het dan om die wetenschappelijke terreinen waarop substantiële en voor de overheidsjuristen relevante expertise is ontwikkeld. De studenten kwalificeren zich in het zelfstandig denken over hun rol en plaats in de samenleving. Ten behoeve van de Eindejaarsopdracht doen zij zelfstandig onderzoek en maken gebruik van voor het wetenschappelijk onderzoek vereiste onderzoekstechnieken en –methodes. Voor de Eindopdracht doen zij eveneens zelfstandig onderzoek naar onderdelen van het overheidsrecht en maken daarbij vanuit de theorie verbinding met de praktijk. Voor beide opdrachten maken zij gebruik van de theoretische kennis en de vaardigheden die zij hebben opgedaan in (het eerste jaar van) de opleiding en van de praktijkervaringen tijdens de stages en in hun werk. In het cluster Overheidsrecht gaat het om het verwerven van juridisch-technische kennis en vaardigheden. Ook hierbij wordt uitgegaan van het eigene van het werken binnen de rijksoverheid. Zo wordt wel de Algemene wet bestuursrecht behandeld, maar niet met het oog op het procederen tegen de overheid, maar op het maken en in stand houden van goede besluiten en het behartigen van het algemeen belang. Ook komen in dit cluster het maken van regelgeving, toezicht en rechtshandhaving aan de orde evenals privaatrechtelijke onderwerpen, zoals contracten- en aansprakelijkheidsrecht, convenanten en aanbesteding. In alle gevallen is ook hier het uitgangspunt dat geleerd wordt te handelen als overheidsorgaan. In het cluster EU en internationaal recht wordt het institutionele en materiële Europees recht behandeld en wordt aandacht besteed aan verdragenrecht en mensenrechten. De trainees weten hoe zij zich in internationaal verband moeten opstellen en kennen de randvoorwaarden waarbinnen zij in de nationale rechtsorde moeten werken. In dit cluster is ook aandacht voor rechtsvergelijking, zowel op het gebied van government en governance als op het gebied van het bestuursrecht. Werkbezoeken aan Brussel, Staatsburg en andere colleges van internationale specialisten vinden in dit cluster een plek. Ten slotte worden in het Cluster Communicatie de vaardigheden getraind, die noodzakelijk zijn om goed als overheidsjurist en ambtenaar te kunnen functioneren. Het gaat om de volgende vaardigheden: - het schrijven van juridische producten, zoals besluiten, nota’s, regelingen en beslissingen op bezwaar; - juridische advisering, zowel mondeling als schriftelijk en 10
- andere mondelinge vaardigheden voor overheidsjuristen, zoals pleiten en presenteren. Evenals bij de andere clusters is de politiek-bestuurlijke context en het functioneren ten behoeve van het algemeen belang het uitgangspunt. Aangezien het voor overheidsjuristen van groot belang is dat zij excellent kunnen schrijven wordt daaraan in de opleiding veel aandacht besteed. Naast de vaardigheidstrainingen zijn er twee schrijfopdrachten (in elk studiejaar één), waarop door zeer ervaren overheidsjuristen feedback wordt gegeven in een persoonlijk gesprek. Verder maken een aantal niet-clustergebonden activiteiten deel uit van de opleiding, zoals de praktijkstage, de maandelijkse actualiteitensessies en de Eindopdracht. De Eindopdracht is een praktijkgerichte onderzoeksopdracht, waarmee de trainee laat zien dat hij beschikt over de capaciteiten om als een breed inzetbare overheidsjurist te kunnen functioneren. Het curriculum is opgezet met inachtneming van het gegeven dat een (universitaire) masteropleiding minimaal 1680 studie-uren moet beslaan en de opleiding minimaal 60 studiepunten. Deze studiepunten, of EC’s, zijn bepaald volgens het Europees Systeem voor de overdracht en de accumulatie van studiebelastingpunten (Engels: European Credit Transfer System, afgekort: ECTS). In het onderstaande overzicht worden per semester de modules aangegeven, de daarbij behorende studiepunten en de ermee corresponderende studie-uren, verdeeld in contacturen en zelfstudieuren 2. Doordat de trainees tijdens de praktijkstage een andere werkplek hebben en die tijd, die zij bij een andere dan hun eigen organisatieonderdeel werken, onderdeel uitmaakt van de opleiding, zijn hiervoor studiepunten in het curriculum opgenomen. Omdat deze stage in ‘werktijd’ wordt verricht, vormt dit geen onredelijke belasting.
2
Contacturen zijn de uren waarin de trainee op de academie moet zijn. Onder zelfstudie-uren wordt verstaan het aantal uren dat wel aan de studie moet worden besteed, maar waarbij de trainee niet op de academie aanwezig moet zijn. De uren, die nodig zijn voor een opdracht die ter afsluiting van een module in de eigen tijd moet worden gemaakt, vallen onder de zelfstudie-uren evenals de voorbereidingstijd voor de colleges en de begeleiding door de patroon.
11
In het onderstaande overzicht staan de modules per cluster vermeld met de daarbij behorende studiepunten en de ermee corresponderende studie-uren. Module ec’s Cluster Democratie en rechtsstaat: 14 Burger en Overheid 3 Staatsrecht 3 Politicologie en bestuur 2 Overheid en recht 3 Rechtsfilosofie 3 Cluster Overheidsrecht: 14 Awb vanuit overheidsperspectief 4 Regelgeving 3 Rechtshandhaving en sanctionering 3 Overheid en privaatrecht 4 Cluster EU en internationaal recht: 14 Europees recht 1 en 2 6 Buitenlandse werkbezoeken 4 Internationaal recht en bestuur 2 Mensenrechten 2 Cluster Communicatie 7 Presenteren, Pleiten, Onderhandelen, Juridisch Adviseren 4 Juridisch schrijven, Nota’s schrijven 3 Niet Cluster gebonden activiteiten 15 Praktijkstage en ruilstage 3 Actualiteiten 1 Eindopdracht 11 Eindtotaal 64
studie-uren 392 84 84 56 84 84 392 112 84 84 112 392 168 112 56 56 196 112 84 420 84 28 308 1792
12
Curriculum Opleiding tot overheidsjurist 2014-2016 EC's
uren
contacturen zelfstudie-uren
3 3 2 3 3 14
84 84 56 84 84 392
21 24 18 24 26 113
63 60 38 60 58 279
4 3 3 4 2 16
112 84 84 112 56 448
45 24 42 24 36 171
67 60 42 88 20 277
3 2 2 3 3 13
84 56 56 84 84 364
27 15 18 27 30 117
57 41 38 57 54 247
4 2 11 17
112 56 308 476
24 36 40 100
88 20 268 376
1 3 4
28 84 112
22 76 98
6 8 14
64**
1792
599
1193
semester 1 (groep 6) Burger en overheid Regelgeving Politicologie en bestuur Staatsrecht Presenteren, Juridisch schrijven totaal semester 1 semester 2 (groep 6) Awb vanuit overheidsperspectief Europees recht 1 Juridisch adviseren, Pleiten, Nota's schrijven Overheid en privaatrecht* Werkbezoek buitenland totaal semester 2 semester 3 (groep 5) Rechtshandhaving en sanctionering Internationaal recht en bestuur Mensenrechten Europees recht 2 Rechtsfilosofie totaal semester 3 semester 4 (groep 5) Overheid en privaatrecht* Werkbezoek buitenland Eindopdracht totaal semester 4 niet semestergebonden activiteiten Actualiteiten Praktijkstage en ruilstage totaal niet semestergebonden activiteiten Totaal
*De modules Overheid en privaatrecht en Overheid en recht worden eenmaal per twee jaar aangeboden aan beide groepen, beiden in semester 2 resp. 4. Om die reden staat de module Overheid en privaatrecht tweemaal in het bovenstaande curriculum en ontbreekt de module Overheid en recht. Groep 5 heeft deze module in het studiejaar 20132014 gevolgd. Voor de groepen 6 en 7 staat deze module in het studiejaar 2015-2016 op het programma. ** Het curriculum komt uit op 64 EC’s voor elke groep in verband met het wisselend aanbieden van bovenstaande modules die 1 EC van elkaar verschillen (Overheid en privaatrecht is 4 EC’s en Overheid en recht is 3 EC’s).
13
Verderop in deze studiegids wordt aangegeven wat de leerdoelen zijn van de verschillende modules, welke onderwerpen worden behandeld en welke docenten zijn aangetrokken. Tevens zijn de data van de bijeenkomsten en de vorm van de toetsing opgenomen.
Onderwijsvormen en toetsing De onderwijsvorm van de modules in het eerste jaar betreft voornamelijk de interactieve overdracht van kennis en het aanleren van vaardigheden. Uitgegaan wordt van een basisniveau voor de juridische vakken, zodat direct de verdieping kan worden gezocht en datgene kan worden gedoceerd, wat eigen is aan en belangrijk is voor het werken binnen de overheid. Ook wordt in het eerste jaar al verdieping gezocht in wat de democratische rechtsstaat inhoudt en betekent. Op die manier worden de trainees al vroeg in de opleiding geconfronteerd met het belang hiervan en de context waarbinnen zij moeten functioneren. Zij kunnen reflecteren op hun eigen werk en de dagelijkse werkelijkheid. In het tweede jaar wordt de student geacht meer ervaring te hebben en in staat te zijn complexere materie te kunnen bevatten. Daarom wordt dan ook verwacht dat de trainee eigen werk ‘meeneemt’ in de opleiding, nadenkt over het werk als overheidsjurist en zelfstandiger leert zich kennis en vaardigheden eigen te maken. In het tweede jaar zijn de meeste bijeenkomsten interactief en worden de trainees door de docenten aangesproken op een actieve, kritische en creatieve houding ten opzichte van de materie. Gedurende de opleiding volgt de trainee overheidsjurist twee stages. De trainee werkt ten minste één maand bij een andere relevante overheidsinstantie (dat kan ook een orgaan zijn van de decentrale of gedeconcentreerde overheid) in de praktijk. Het is de bedoeling dat de trainee zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk is voor het zoeken van die andere werkplek en voor het plannen ervan. Tevens is in de opleiding ruimte gereserveerd voor een stage van ten minste één maand, waarin de trainee van werkplek ruilt met een andere trainee. Het is de bedoeling dat de trainees zelf hun overdracht regelen en dat zij er voor zorgen dat het werk op de eigen werkplek op een normale wijze doorgang kan vinden. Dit vereist samenwerking, organisatie en flexibiliteit. Beide stages worden afgerond met een verslag. Ook van de beide buitenlandse werkbezoeken wordt een verslag gemaakt. De wijze van toetsing wordt voor iedere module vastgesteld, lettend op de leerdoelen en inrichting van de desbetreffende module. In deze studiegids wordt aangegeven op welke wijze de modules worden getoetst. De verschillende toetsvormen zijn tentamens (beantwoording van schriftelijke of mondelinge vragen), schriftelijke of mondelinge opdrachten en actieve deelname aan werkbezoeken en communicatietrainingen. Bij de beoordeling van de tentamens en opdrachten wordt gekeken naar de juistheid van het antwoord, het gebruik van het Nederlands, de opbouw van de argumentatie en de schriftelijke presentatie. De beoordelingscriteria van het examen, waarmee het vak wordt afgesloten, zijn voorafgaand aan het examen duidelijk bij de trainees. Voor elk examen is een herkansing mogelijk op basis van dezelfde toetsmatrijs. Eén van de toetsen is de Eindejaarsopdracht. Deze opdracht geldt als toets voor de module Burger en overheid. Deze Eindejaarsopdracht is een lichte vorm van en een voorbereiding op de Eindopdracht. De trainees kiezen een voor hun organisatie relevant onderwerp uit de onderwerpen die in de genoemde module zijn besproken. De trainees moeten daarvoor 14
onderzoek doen binnen hun organisatie naar de wijze waarop deze omgaat met de burger en met het recht. Zij geven in een compact en helder geschreven stuk hun bevindingen weer en geven daarbij hun oordeel daarover. De trainees hebben voldoende tijd om te kijken welk onderdeel zij interessant vinden om te onderzoeken en om dit uit te werken. Om te voorkomen dat de opdracht qua inhoud en omvang onvoldoende is om de leerdoelen te toetsen, moet het onderwerp eerst worden voorgelegd aan de programmamanager. Tot de inleverdatum kan de trainee voldoende inzicht krijgen in en onderzoek doen binnen zijn organisatieonderdeel om een oordeel te kunnen geven. Eenzelfde soort opzet kent de Eindopdracht. Voor deze opdracht moeten de trainees onderzoek verrichten en kennis en vaardigheden toepassen om te laten zien dat zij zich ontwikkeld hebben tot een allround overheidsjurist. Om deze Eindopdracht met een goed cijfer te kunnen afronden, wordt van de student een brede kennis en kunde en een grote inzet vereist. In deze studiegids staan bij de Eindopdracht de verschillende fases en de vereisten. Alle modules, inclusief de Eindopdracht, worden beoordeeld met een cijfer (tussen de 1 en 10). Om te kunnen slagen voor de opleidingen moeten alle vakken met minimaal een voldoende zijn afgesloten. De buitenlandse werkbezoeken worden beoordeeld met een onvoldoende of voldoende. In bijzondere gevallen kunnen zij met een ‘goed’ worden beoordeeld, bijvoorbeeld indien de desbetreffende trainee duidelijk meer gepresteerd heeft dan nodig of gebruikelijk. Voor de actualiteitensessies en de communicatietrainingen wordt gekeken naar een actieve participatie. Dat betekent niet alleen, dat er een eigen inbreng wordt verwacht, maar ook dat verslagen respectievelijk opdrachten worden gemaakt. Evaluaties en feed back Het opleidingsprogramma wordt op verschillende manieren achteraf beoordeeld en geëvalueerd. Allereerst zijn er de evaluaties, die na afloop van elke module door de trainees moeten worden ingevuld. Vragen van algemene aard en opmerkingen met betrekking tot de studie, de studielast of de programmering kunnen in het Studentenoverleg aan de orde komen. Twee trainees uit elke groep spreken maandelijks met de programmamanager en de opleidingscoördinator. Voorafgaand aan elk overleg vraagt de opleidingscoördinator om de inbreng van de trainees. Aan het eind van het eerste opleidingsjaar vinden individuele gesprekken met de trainees plaats, waarin zij vrij (zonder verslaglegging) met de rector, de programmamanager en de opleidingscoördinator kunnen spreken over de goede en minder goede kanten van de opleiding, de relatie met het werk, de organisatie en alle zaken die met de opleiding samenhangen. Met behulp van de inbreng van de trainees, de eigen bevindingen en gesprekken met docenten en trainers worden verbeteringen in het programma voorgesteld. Deze voorstellen worden besproken met de kerndocenten en de Curriculumcommissie. Aan de hand van hun opmerkingen en suggesties daarbij wordt het nieuwe programma vorm gegeven.
15
De patroon Bij de werkzaamheden binnen de organisatie waarbij de trainee werkt ontvangt de trainee begeleiding van zijn patroon. Patroons zijn ervaren overheidsjuristen die speciaal voor deze werkzaamheden zijn geselecteerd. Zij onderhouden nauw contact met de academie, bilateraal en in het kader van de het regelmatige patroonsoverleg. De patroon zal zich primair richten op het leren van het vak van overheidsjurist in de praktijk. Daarnaast ondersteunt hij de trainee bij het vinden van een goede Eindejaarsopdracht en Eindopdracht.
Collegevrije perioden 2014/2015 Herfstvakantie: Kerstvakantie: Voorjaarsvakantie: Goede vrijdag: Pasen (1e en 2e Paasdag): Koningsdag: Meivakantie: Hemelvaart: Pinksteren: Zomervakantie:
18 oktober t/m 26 oktober 2014 20 december 2014 t/m 4 januari 2015 21 februari t/m 1 maart 2015 3 april 2015 5 en 6 april 2015 27 april 2015 2 mei t/m 10 mei 2015 14 mei 2015 24 en 25 mei 2015 11 juli t/m 23 augustus 2015
16
Semester 1 Burger en overheid Inhoud In deze module is aandacht voor het omgaan met de burger en zijn gegevens. De trainees maken kennis met de procedures en formele vereisten, waaraan de overheid is gebonden. Hierbij is aandacht voor de bevoegdheden en de rechtsbeginselen en voor de regels en procedures voor openbaarmaking, verwerking en geheimhouding van gegevens. Daarnaast wordt in deze module gekeken hoe de overheid met verzoeken, eisen of klachten van een burger om moet gaan. Daarbij is er aandacht voor de visie, rol, taken en bevoegdheden van de Nationale Ombudsman. Leerdoelen • de trainees kunnen burgerbrieven interpreteren en op een juiste wijze indelen en afhandelen; • zij kennen de procedure voor de behandeling van klachten en kunnen deze toepassen; • de trainees kennen de privacywetgeving, de (Europese) regels met betrekking tot openbaarheid van stukken en kunnen daarmee in de praktijk werken; • zij kennen de taken, bevoegdheden en procedures van de Nationale Ombudsman kunnen daar in hun werk rekening mee houden; • zij kunnen vanuit hun positie een goede afweging te maken tussen het belang van de burger en het algemeen belang. Programma Sessie 1:
De burger centraal, instrumenten van overheidsjuristen mr. T. Witberg 2 september 2014, 13.30 – 16.30 uur Sessie 2: De Nationale Ombudsman mr. F.J.W.M. van Dooren 9 september 2014, 13.30 – 16.30 uur Sessie 3: Privacywetgeving prof.mr.dr. G.J. Zwenne 23 september 2014, 9.30 – 12.30 uur Sessie 4: Klachten en klachtprocedures mr. P.J. Stolk 23 september 2014, 13.30 -16.30 uur Sessie 5: Bevoegdheidsverdeling en bevoegdheidsgebreken mr. M.C. de Voogd 7 oktober 2014, 9.30 – 12.30 uur Sessie 6: Normering van bestuurshandelen mr. H.F.Th. Pennarts 14 oktober 2014, 13.30 – 16.30 uur Sessie 7: WOB en Euro-WOB dr.mr. J.A. van Schagen 17 oktober 2014, 9.30 – 12.30 uur De module wordt afgesloten met een Eindejaarsopdracht. 17
Presenteren samen met groep 14 WJ
Inhoud In deze module leert men hoe van een tekst een presentatie gemaakt kan worden. De training zet in op het belang van de boodschap, de structuur en relevante stijlkenmerken als ook op het adresseren van een gehoor. Primair gaat het om het presenteren van informatie aan al dan niet deskundige collega’s of externen. Juristen hebben er belang bij dat hun advies of ander juridisch product op een voor anderen begrijpelijke wijze wordt overgebracht, waarbij keuzes en mogelijk alternatieven duidelijk naar voren komen. In de training komt zowel de verbale als de non-verbale kant van het presenteren aan de orde. Aspecten van de houding, stem, gezicht en het managen van zenuwen worden getraind. Leerdoelen Trainees beheersen de Nederlandse taal terdege en kunnen aangeven hoe een presentatie kan worden opgebouwd; Zij kunnen op effectieve en aansprekende wijze presentaties houden, niet alleen over specifieke wetgevingsprojecten, maar ook over meer algemene onderwerpen; Daarbij benaderen zij de vaardigheid vanuit een communicatieve instelling. Programma Groep A: 2 dagen: 16 en 17 september van 9.30-17.00 uur Groep B: 2 dagen: 18 en 19 september van 9.30-17.00 uur Het programma wordt tezamen met groep 14 van de trainees wetgevingsjuristen gevolgd. Zie voor de indeling in groepen agenda-item Outlook. De docent is drs. E.J.R. Swaving. Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie tijdens de training.
18
Staatsrecht
deels samen met groep 14 WJ
Inhoud In deze module gaat het over de democratische gelegitimeerde en binnen de rechtsstaat functionerende overheidsorganen. Aan de orde komen de organisatie van de overheid, inclusief decentralisatie, het legaliteitsbeginsel, de Grondwet met inbegrip van de eisen die voortvloeien uit de grondrechten en het toezicht en de controle op (zelfstandige) bestuursorganen. Ook wordt aandacht besteed aan het Koninkrijksrecht en de staatkundige verhoudingen ten aanzien van Curaçao, St. Maarten en Aruba, alsmede de ‘BES-eilanden’. Ten slotte wordt er een werkbezoek gebracht aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Leerdoelen de trainees kunnen uiteenzetten hoe de bestuursorganen op rijksniveau georganiseerd zijn, welke beginselen van belang zijn voor hun onderlinge taakverdeling en welke politieke en juridische regels van toepassing zijn op hun functioneren; zij hebben inzicht in politieke besluitvorming, mede in het licht van de Nederlandse en Europese constitutionele verhoudingen; • zij kennen de verschillende door de overheid gebruikte rechtsvormen en de verhoudingen tussen de mede-overheden en de landen binnen het Koninkrijk en zij kunnen deze kennis in hun werk toepassen; • Daarbij tonen zij een kritische houding ten opzichte van de politieke besluitvorming, die zij analyseren in relatie tot de beginselen van de democratische rechtstaat en de constitutie. Programma Sessie 1: Grondwet, legaliteitsbeginsel en grondrechten prof. mr. A.E. Schilder 30 september 2014, 9.30-12.30 uur Sessies 2, 3 en 4: Organisatie van de overheid prof. mr. S.E. Zijlstra 3 oktober 2014, 9.30-16.30 uur 10 oktober 2014, 9.30-12.30 uur Sessie 5: Oefensessie: werken met staatsrecht (alleen WJ) prof. mr. S.E. Zijlstra 10 oktober 2014, 13.30-16.30 uur Sessie 6: Koninkrijksrecht prof. mr. L.F.M. Verhey 14 oktober 2014, 9.30-12.30 uur Sessie 7: Bezoek aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal 25 november 2014, 9.30-17.00 uur Sessie 8: Nabespreking tentamen en module 16 december 2014, 13.30-15.00 uur prof. mr. S.E. Zijlstra Toets De module wordt afgesloten met een openboek tentamen op 11 november 2014, 9.30-12.30 uur. 19
Politicologie en bestuur samen met groep 14 WJ
Inhoud In deze module gaat het over de politieke en bestuurlijke context waarbinnen de wetgevingsjurist of overheidsjurist functioneert, alsmede op diens rol in deze omgeving. Daarbij komen allereerst de instellingen en de hoofdrolspelers op het politieke terrein aan de orde, in het bijzonder de werking van de regering en het parlement, mede bezien in hun onderlinge verhoudingen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de ministeriële verantwoordelijkheid en betekenis daarvoor voor ambtelijke verhoudingen. Ook de rol van de media ten opzichte van politiek en bestuur worden belicht. In twee sessies wordt bovendien belicht wat de gevolgen zijn van de politieke en bestuurlijke context voor de cultuur van de Nederlandse overheid, alsmede voor de Nederlandse democratische rechtsstaat. Ten slotte is er aandacht voor de professionele ethiek en integriteit van de overheidsjurist en de dilemma’s waarvoor deze zich kan zien geplaatst. Leerdoelen de trainees kennen de politieke en bestuurlijke omgeving waarin zij werken en zijn in staat hun gedrag tegenover andere juristen, ambtenaren, politici en de personen buiten de overheid te bepalen; zij zijn in staat het beleid van de Nederlandse regering ten aanzien van recht en wetgeving in verband te brengen met actuele maatschappelijke en politieke opvattingen over de democratische rechtsstaat; zij weten hoe politieke en bestuurlijke instellingen discussies over maatschappelijke onderwerpen organiseren en hoe deze over oplossingen daarvoor onderhandelen; de trainees zijn in staat politieke standpunten te beargumenteren; daarbij zijn zij in het bijzonder nieuwsgierig naar de politieke context waarin zij hun werk doen. Programma Sessie 1: Politieke cultuur en dilemma's voor (juridische) ambtenaren - inleiding prof. dr. R.A. Koole 14 november 2014, 9.30-12.30 uur Sessie 2: Verkiezingen of regeren? Veranderend kiesgedrag en de stabiliteit van regeringen prof. dr. J.J.M. van Holsteyn 14 november 2014, 13.30-16.30 uur Sessie 3: Huwelijk of oorlog? De relatie tussen media en politiek prof. dr. K.L.K. Brants 21 november 2014, 9.30-12.30 uur Sessie 4: Polderen of ‘majoritarian democracy’? Politiek-bestuurlijke overleg cultuur prof. dr. J. Kennedy 21 november 2014, 13.30-16.30 uur Sessie 5: Gehoorzaamheid of professionaliteit? Politiek-ambtelijke verhoudingen en ministeriële verantwoordelijkheid prof. mr. L.F.M. Verhey 28 november 2014, 9.30-12.30 uur Sessie 6: Democratie of rechtsstaat? De inherente spanning van een democratische rechtsstaat 20
Sessie 7:
dr. P. Nieuwenburg 28 november 2014, 13.30-16.30 uur Ambtelijke integriteit Prof.mr. C.R. Niessen 12 december 2014, 9.30-12.20 uur
Toets De module wordt afgesloten met een opdracht. De deadline voor het inleveren van de opdracht is 19 december 2014, voor 15.00 uur.
21
Juridisch schrijven
deels samen met groep 14 WJ
Inhoud Schrijven maakt een belangrijk deel uit van het werk van overheidsjuristen. Het blijft, ook voor ervaren schrijvers, lastig om een tekst goed te structureren en de informatie erin op een toegankelijke wijze te formuleren. In deze module wordt het structureren en formuleren van adviezen, nota’s, toelichtingen bij regelingen getraind. Ook wordt aandacht besteed aan de redactionele vaardigheden. Voorafgaand aan de eerste sessie zal een schrijfopdracht moeten worden gemaakt en ingeleverd. De docent zal hierop feedback geven. Ook tijdens deze praktijksessie zal een schrijfopdracht moeten worden gemaakt. Leerdoelen • de trainees beheersen de Nederlandse taal terdege en kunnen aangeven hoe officiële teksten worden gestructureerd en geformuleerd; • zij kunnen begrijpelijke officiële teksten – zowel specifiek juridische producten als meer algemeen ambtelijke – schrijven; • daarbij zijn zij erop gespitst fouten in hun teksten te voorkomen. Programma Sessie 1: Inleiding (samen met de trainees van de opleiding tot wetgevingsjurist, groep 14) 3 december 2014, 13.00-17.00 uur Sessie 2: Training WJ: 10 december 2014, 9.30-16.30 uur OJ: 11 december 2014, 9.30-16.30 uur De docent is prof.dr. J. Renkema. Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie tijdens de training. Schrijfvaardigheid wordt getoetst in de opdrachten. Zowel in het eerste als in het tweede jaar moet een schrijfopdracht worden gemaakt, waarop feedback wordt gegeven door mr. P.J. van der Flier resp. mr. H.M. Linthorst.
22
Regelgeving Inhoud Regulering, zowel formele als materiële regelgeving, staat in de module centraal. Er is veel aandacht voor de technische kant van het maken van regelingen, zoals de vormgeving, indeling en structuur, maar ook voor de procedures en de praktische toepassing van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De ministeriële regeling komt aan de orde als beleidsinstrument en aandacht wordt besteed aan de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en de toelichting. Ten slotte komen de beleidsregels aan de orde als instrument om de uitvoering van een bestuursbevoegdheid te structureren. In deze module is ruimte ingeruimd voor praktijkoefeningen. Leerdoelen • de trainees zijn in staat ministeriële regelingen en beleidsregels met de daarbij behorende toelichtingen helder, bondig en consistent te schrijven; • zij kunnen regelingen ontwerpen die uitvoerbaar en handhaafbaar zijn; • zij kunnen deze kennis en vaardigheid toepassen en overbrengen aan anderen in de samenwerking met hen tijdens het schrijven aan regelgeving; • daarbij richten zij zich in het bijzonder op accuratesse en zorgvuldigheid, wat mede inhoudt het kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Programma Sessie 1:
Wetgeving, vorm en procedure dr. N.A. Florijn 28 oktober 2014, 9.30 – 12.30 uur Sessies 2 en3: Beleidsregels mr. J.H. van Kreveld 4 november 2014, 9.30 – 16.30 uur Sessie 4 en 5: Vormgeving, indeling en structuur van ministeriële regelingen mr. H.J. Boerma 7 november 2014, 13.30 – 16.30 uur 18 november 2014, 13.30 – 16.30 uur Sessie 6 Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van regelingen mr. D.R.P. de Kok 2 december 2014, 9.30 – 12.30 uur Sessie 7: Redigeren van een toelichting mr. D.R.P. de Kok 2 december 2014, 13.30 – 16.30 uur Sessie 8: Oefensessie (+ uitdelen opdracht) mr. H.J. Boerma 5 december 2014, 13.30 – 16.30 uur Toets Het schrijven van een regeling met een toelichting, inleveren 12 januari 2015
23
Actualiteiten In beginsel zal elke derde (beschikbare) donderdag van de maand van 15.30 tot (uiterlijk) 17.30 uur een actualiteitensessie plaatsvinden. Deelname aan de actualiteitenbijeenkomst is verplicht. Van elke bijeenkomst wordt een kort verslag gemaakt door een trainee. Het schema voor het maken van een verslag wordt op Boxnet bekendgemaakt. De sessie bestaat in beginsel uit een inleiding over een actueel thema met aansluitend of tussentijds een discussie. De bijeenkomsten worden met vermelding van de inleider, het onderwerp en datum tijdig bekend gemaakt via Outlook. De bijeenkomsten staan ook open voor andere overheidsjuristen en wetgevingsjuristen.
24
Semester 2 Awb vanuit overheidsperspectief Inhoud De Algemene wet bestuursrecht wordt in deze module behandeld vanuit het gezichtspunt van de overheidsjurist. Alle aspecten die van belang zijn bij de totstandkoming van een (goed) besluit worden in theorie en praktijk behandeld vanuit. Allereerst wordt het bestuursrecht in vogelvlucht behandeld, waarna wordt ingezoomd op hoofdstuk 3 van de Awb en op titel 4.1 over beschikkingen. Veel aandacht is er voor de jurisprudentie, onder andere op het gebied van het belanghebbende begrip en ontvankelijkheid. Aansluitend wordt het nationale subsidierecht behandeld, aangezien de overheidssubsidie op vele beleidsterreinen een belangrijk instrument is. Vervolgens wordt aandacht wordt besteed aan de rechtsbescherming in het algemeen en aan de verschillende facetten van de bezwaar- en beroepsfase. Met behulp van praktijkvoorbeelden zullen de verschillende aspecten in het proces worden behandeld, zoals de ontvankelijkheid, beslistermijnen, de inhoud van beslissingen op bezwaar en van verweerschriften en de versnelde en de vereenvoudigde behandeling van het beroep bij de bestuursrechter. Verder maken een werkbezoek aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het bijwonen van een hoorzitting deel uit van deze module. Leerdoelen • de trainees kennen de hoofdlijnen en de begrippen van de Algemene wet bestuursrecht en kunnen daarmee werken; • zij kennen de regels van bestuursprocesrecht en bestuursrechtspraak en van de belangrijkste onderdelen van het subsidierecht en kunnen deze kennis in hun werk toepassen; • de trainees kennen de taken, bevoegdheden en werkwijzen van de verschillende actoren in het proces van rechtsbescherming, zij weten hoe zij zich bij de behandeling van een zaak ter zitting dienen op te stellen en kunnen daarnaar handelen. • zij zijn in staat een helder en bondig geformuleerd besluit, een beslissing op bezwaar en een verweerschrift te schrijven, dat aan alle formele vereisten voldoet, waarbij zij zich in het bijzonder richten op accuratesse en zorgvuldigheid, wat mede inhoudt het kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Programma Sessie 1:
Structuur en basisbegrippen van de Awb mr. J.P. Heinrich 9 januari 2015, 9.30-12.30 uur Sessie 2: Het belanghebbende-begrip mr.dr. J.C.A. de Poorter 13 januari 2015, 9.30-12.30 uur Sessie 3: Aanvraag, beslistermijnen, bekendmaking mr. J.P. Heinrich 16 januari 2015, 9.30-12.30 uur Sessie 4 en 5: Subsidierecht mr. H.F.Th. Pennarts
25
20 januari 2015, 9.30-16.30 uur Sessie 6: Stelsel van rechtsbescherming mr. H.F.Th. Pennarts 27 januari 2015, 13.30-16.30 uur Sessie 7: Bestuursrechtspraak mr. H.F.Th. Pennarts 3 februari 2015, 13.30-16.30 uur Sessie 8 en 9: Schrijven van bob of verweerschrift (inclusief oefentoets) mr. G. de Goede 10 februari 2015, 9.30-16.30 uur Sessie 10: Leiden van een hoorzitting, managen van een bezwaarprocedure mr. P.J. Stolk 17 februari 2015, 13.30-16.30 uur Sessie 11: Bijwonen van een hoorzitting Datum en plaats worden nader bekend gemaakt Sessie 12: Bespreken van de opdracht mr. J.P. Heinrich 10 maart 2015, 13.30-14.30 uur Sessie 13: Bespreken van de opdracht mr. G. de Goede 24 maart 2015, 9.30 – 12.30 uur Sessie 14 en 15: Voorbereiding, bezoek en nabespreking zitting ABRvS prof.mr. P.J.J. van Buuren, datum volgt Toetsen Opdracht van mr. J.P. Heinrich over besluit, inleverdatum in overleg met docent, en opdracht van mr. G. de Goede: schrijven van een verweerschrift inleverdatum 16 maart voor 12.00 uur
26
Overheid en privaatrecht samen met groep 5 OJ
Inhoud In bepaalde gevallen neemt de overheid op voet van gelijkheid met de burgers aan het rechtsverkeer deel; soms omdat de overheid als private partij optreedt, soms op basis van een weloverwogen keuze om een publieke doelstelling te verwezenlijken. Tijdens deze module wordt gekeken wanneer deze privaatrechtelijke weg juridisch houdbaar is, wat de specifieke kenmerken zijn van en de verschillende mogelijkheden en vereisten zijn voor een overheidscontract, een convenant en een aanbesteding. Daarnaast wordt de overheid regelmatig aansprakelijk gesteld bij rechtmatig en bij onrechtmatig handelen of nalaten voor schade die het gevolg is van dat overheidshandelen. In deze module wordt zowel gekeken naar de materiële kanten (in welke gevallen is de Staat aansprakelijk) als naar de procedurele kanten van het (bestuursrechtelijk) schadevergoedingsrecht. Leerdoelen • De trainees weten wanneer en op welke wijze een overheidscontract en een convenant opgesteld worden en kunnen deze kennis toepassen; • zij weten in welke gevallen een opdracht moet worden aanbesteed en welke aanbestedingsprocedure kan of moet worden gevolgd; • de trainees herkennen een aansprakelijkstelling en weten hoe hierover procedureel en inhoudelijk te adviseren; • zij kennen de vereisten en grondslagen voor onrechtmatig handelen van de overheid en van nadeelcompensatie en kunnen daarnaar handelen. Programma Sessie 1:
Sessie 2:
Sessie 3:
Sessie 4:
Sessies 5:
Sessie 6:
Sessie 7:
Overheidscontracten mr.drs. H. Doornhof 12 januari 2015, 9.30 – 12.30 uur Standaardcontracten mr. P.P. Reimer 12 januari 2015, 13.30 – 16.30 uur Convenanten in de praktijk mr. M.R. Birnage 15 januari 2015, 9.30 – 12.30 uur Overheidsaansprakelijkheid nadeelcompensatie mr.dr. M.K.G. Tjepkema 19 januari 2015, 9.30 – 12.30 uur Hoofdlijnen van het aanbestedingsrecht prof.mr.dr. H.D. van Romburgh 29 januari 2015, 14.00 – 17.00 uur 5 februari 2015, 14.00 – 17.00 uur Privaatrechtelijke handhaving dr. G.A. van der Veen 26 januari 2015, 9.30 – 12.30 uur Overheidsaansprakelijkheid theorie 27
Sessie 8 :
prof.mr. M.W. Scheltema 2 februari 2015, 9.30 – 12.30 en 13.30 – 14.30 uur Overheidsaansprakelijkheid, oefencasus en uitdelen opdracht mr. J.H.A. van der Grinten 12 februari 2015, 9.30 – 12.30 uur
Toets: opdracht inleveren 26 maart 2015
28
Europees recht 1 samen met groep 14 WJ
In deze module komen de Europeesrechtelijke onderwerpen aan de orde, die relevante zijn voor de overheidsjurist. Niet alleen worden de hoofdlijnen van het Europees recht - de algemene beginselen, uitgangspunten en begrippen – behandeld, maar ook wordt inzicht gegeven in de institutionele structuur van de EU, waarbij de procedures worden besproken inclusief de rechtsbeschermingsprocedures. Daarmee wordt inzicht gegeven in de grenzen die het Europees recht stelt aan en in de mogelijkheden die dat recht biedt voor overheidshandelen en overheidsingrijpen. Eveneens zal in deze module aandacht worden besteed aan het toezicht op het handelen van de lidstaten en van de instellingen, de taakverdeling tussen het Hof van Justitie en de nationale rechter en de prejudiciële procedure. Er wordt ook nader ingegaan op het materiële EUrecht. Leerdoelen de trainees kunnen de instellingen van de Europese Unie en hun taken en bevoegdheden benoemen en kunnen aangeven volgens welke procedures Europese besluiten tot stand komen, worden uitgevoerd of aan rechterlijke toetsing worden onderworpen; zij kennen de belangrijkste materieelrechtelijke onderwerpen uit het Europees recht en kunnen deze kennis in hun werk toepassen; zij kennen de grenzen die door het nationale en Europese recht worden gesteld aan het verstrekken van staatssteun en aan het ingrijpen in de markt door de overheid in Nederland en kunnen deze kennis in hun werk toepassen; Zij weten hoe Europese en Nederlandse instellingen discussies over maatschappelijke onderwerpen organiseren en hoe deze over oplossingen daarvoor onderhandelen; Daarbij benaderen zij het Europees recht in het bijzonder als een rechtsgebied dat op een actieve wijze tot gelding gebracht moet worden in de Nederlandse rechtsorde. Programma Sessie 1: Sessie 2: Sessie 3: Sessie 4: Sessie 5: Sessie 6: Sessie 7:
Introductie Europees recht prof. dr. S.A. de Vries 10 maart 2015, 9.30-12.30 uur Institutioneel recht prof. dr. L.A.J. Senden 13 maart 2015, 9.30-12.30 uur Rechtsbescherming prof. dr. L.A.J. Senden 13 maart 2015, 13.30-16.30 uur Materieel recht I dr. J. Luijendijk 20 maart 2015, 9.30-12.30 uur Implementatie EU vanuit de Commissie bezien (alleen WJ) mr. H. Temmink 24 maart 2015, 13.30-16.30 uur Materieel recht II dr. J. Luijendijk 27 maart 2015, 13.30-16.30 uur Implementatie: de praktijk I (alleen WJ) mr. L.J. Clement 29
30 maart 2015, 9.30-12.30 uur Implementatie: de praktijk II (alleen WJ) mr. L.J. Clement 30 maart 2015, 13.30-16.30 uur Sessie 9: Nabespreking toets en voorbereiding op Europees recht II prof. dr. S.A. de Vries 12 mei 2015, 9.30-12.30 uur Sessies 1 tot en met 4, 6 en 9 worden tezamen met groep 14 van de trainees wetgeving gevolgd. Sessie 8:
Toets De module wordt afgesloten met een openboektentamen op 7 april 2015, van 9.30-12.30 uur.
30
Onderhandelen samen met groep 14 WJ
Inhoud In deze module wordt kennis gemaakt met de gangbare opvattingen over onderhandelingen en de betekenis ervan voor het tot stand brengen van wetgeving. De training van onderhandelingsvaardigheden staat centraal. In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan onderhandelen met beleidsmedewerkers, met andere departementen en met belangengroepen. Leerdoelen ▪ Trainees zijn op de hoogte van theoretische aspecten van onderhandelen en kunnen de rol van onderhandelingen in processen als wetgeving aangeven; ▪ Zij zijn in staat naar elkaar te luisteren en kunnen zich inleven in standpunten van anderen, zodat zij in overleg of vergadering rekening kunnen houden met andere visies; ▪ Zij kunnen de techniek van het onderhandelen toepassen en weten hoe zij in een overleg optimaal kunnen functioneren; ▪ Zij zijn in staat effectief en efficiënt te werken aan een onderhandelingsresultaat dat gedeeld wordt door degenen die aan een vergadering deelnemen; ▪ Daarbij gaan zij in het bijzonder uit van een communicatieve houding ten opzichte van andere deelnemers aan een onderhandeling. Programma Groep A, anderhalve dag: 4 maart 2015 van 9.30-12.30 uur 5 maart 2015 van 9.30-16.30 uur Groep B, anderhalve dag: 4 maart van 13.30-16.30 uur 6 maart 2015 van 9.30-16.30 uur Zie voor de indeling in groepen agenda-item Outlook. De docent van deze training is drs. G. van Houtem. Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie tijdens de training.
31
Werkbezoek Programma Er wordt door de groepen 5 en 6 gezamenlijk een werkbezoek gebracht aan Straatsburg en Luxemburg. In Straatsburg worden de organisaties bezocht, die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van en onderhandelen over verdragen van de Raad van Europa, en zal een bezoek worden gebracht aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. In Luxemburg zal het Hof van Justitie van de Europese Unie centraal staan. Verschillende groepen trainees zullen elk een programmaonderdeel voorbereiden met het oog op het verkrijgen van inzicht in de werkzaamheden van de te bezoeken organisaties. Leerdoelen de trainees hebben inzicht in de wijze waarop besluitvorming binnen de Raad van Europa plaatsvindt en de wijze waarop Nederland daarin participeert; zij hebben inzicht in de betekenis van het werk van de Raad van Europa in internationaal verband en de waarde ervan voor de Nederland; zij kennen de taken en procedureregels van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en die van het Hof van Justitie van de Europese Unie en weten daarmee in de praktijk rekening te houden zij maken kennis met functionarissen die bij de diverse instanties werkzaam zijn, hebben inzicht in de manier waarop deze functionarissen opereren en zij kunnen deze kennis en inzichten gebruiken in hun werk als overheidsjurist. Data Het werkbezoek zal, onder voorbehoud, plaatsvinden van 13 tot 17 april 2015. Twee voorbereidingsbijeenkomsten vinden plaats in december 2014 en januari 2015 Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie bij de voorbereiding op het werkbezoek, tijdens het werkbezoek en op basis van het gemaakte verslag (goed/voldoende/onvoldoende).
32
Nota’s schrijven samen met groep 14 WJ
Inhoud In deze module wordt de nadruk gelegd op het schrijven, structureren en formuleren van nota’s aan de politieke en ambtelijke top en aan het doelgroepgericht schrijven van juridische teksten in ook voor niet-juristen begrijpelijk Nederlands. De training wordt gegeven aan de wetgevingstrainees en de trainee overheidsjuristen gezamenlijk. Leerdoelen Trainees beheersen de Nederlandse taal terdege en kunnen aangeven hoe officiële teksten worden gestructureerd en geformuleerd; Zij kunnen begrijpelijke officiële teksten – zowel specifiek wetgevingsgerelateerde als meer algemeen ambtelijke – schrijven; Daarbij zijn zij erop gespitst allerlei soorten fouten te voorkomen. Programma Sessie 1: Het schrijfproces I (opdrachtafbakening, structureren van teksten) 11 mei 2015, 9.30-12.30 uur Sessie 2: Het schrijfproces II (publiekgericht schrijven, argumentatie) 11 mei 2015, 13.30-16.30 uur Sessie 3: Formuleren: praktische tips 21 mei 2015, 9.30-12.30 uur Sessie 4: Communicatieve aspecten van het schrijven; nabespreking van ingeleverd werk (eigen nota of toelichtend stuk bij voorstel tot regelgeving) 21 mei 2015, 13.30-16.30 uur De docenten van deze training zijn drs. J.W. Jurg en drs. M. Wekking Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie tijdens de training. In het eerste als in het tweede jaar een schrijfopdracht worden gemaakt , waarop feedback wordt gegeven door mr. P.J. van der Flier en mr. H.M. Linthorst.
33
Pleiten Inhoud De theorie en praktijk van het pleiten, bezien vanuit het standpunt van de overheidsjurist, komt hier aan de orde. Met het oog op een effectief optreden voor en tijdens de zitting wordt aandacht geschonken aan de procestechniek, de procedures, de tactieken en de strategie. Leerdoelen • de trainees zijn in staat een rechter of rechterlijk college op mondelinge of schriftelijke wijze te informeren over en te overtuigen van het overheidstandpunt; • zij kunnen hun juridische kennis toepassen tijdens zittingen door effectief in te gaan op de argumenten van de wederpartij; • daarbij nemen zij een passende houding aan en zij zijn in staat op tactische wijze tijdens een geding op te treden. Programma Sessie 1: 29 mei 2015, 9.30-16.30 uur Sessie 2: 05 juni 2015, 9.30-16.30 uur De docenten zijn M. van der Zande MA en mr. A. Siemons. Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie.
34
Adviseren
samen met groep 14 WJ
Inhoud In deze module wordt inzicht gegeven in de verschillende aspecten die bij het verlenen van advies een rol spelen. Aandacht wordt besteed aan: - de adviseursrol; - verschillende basisgesprekstechnieken; - het hanteren van verschillende regiestijlen; - omgang met weerstand; - overtuigend argumenteren. Hoe kom je te weten wat nieuw beleid precies is, hoe moet je omgaan met allerlei vragen van beleidsmedewerkers, hoe verpak je het juridisch advies zodanig dat ook niet-juristen het begrijpen en overtuigend vinden? Uiteraard worden de adviesvaardigheden ook getraind. Het is belangrijk om als jurist effectief te kunnen adviseren in een beleidscontext of een politieke omgeving. Leerdoelen Trainees kunnen een overzicht geven van de verschillende soorten instrumenten van het overheidsbeleid; Zij luisteren naar degenen die met verzoeken om advies komen en kunnen doorvragen om het verzoek duidelijk te krijgen; Zij zijn in staat mondeling een helder, bondig en overtuigend advies te geven; Daarbij nemen zij een actieve houding aan en bezien zij hoe zij uit zichzelf initiatief kunnen nemen om een zo effectief mogelijk advies te geven. Programma Groep A, 2 dagen: 9 en 10 juni 2015, van 9.30-17.00 uur Groep B, 2 dagen: 11 en 12 juni 2015, van 9.30-17.00 uur Zie voor de indeling in groepen agenda-item Outlook. De docent van deze training is drs. E.J.R. Swaving. Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie tijdens de training.
35
Actualiteiten
In beginsel zal elke derde (beschikbare) donderdag van de maand van 15.30 tot (uiterlijk) 17.30 uur een actualiteitensessie plaatsvinden. Deelname aan de actualiteitenbijeenkomst is verplicht. Van elke bijeenkomst wordt een kort verslag gemaakt door een trainee. Het schema voor het maken van een verslag wordt op Boxnet bekendgemaakt. De sessie bestaat in beginsel uit een inleiding over een actueel thema met aansluitend of tussentijds een discussie. De bijeenkomsten worden met vermelding van de inleider, het onderwerp en datum tijdig bekend gemaakt via Outlook. De bijeenkomsten staan ook open voor andere overheidsjuristen en wetgevingsjuristen.
36
Semester 3 Rechtsfilosofie
samen met groep 13 WJ
Inhoud In deze module zal , onder leiding van prof. P.C. Westerman, worden ingegaan op vragen als: In hoeverre mag de overheid ingrijpen in het privéleven van haar burgers? Moeten we regels toepassen als ze tot onrechtvaardige uitkomsten leiden? Leiden regels wel tot het doel waarvoor ze zijn opgesteld? Mag de rechter door de wetgever aan banden worden gelegd? Rechtvaardigheid en rechtmatigheid, effectiviteit, rechterlijke rechtsvorming en andere onderwerpen zullen in deze module worden besproken. Leerdoelen Trainees kunnen nadenken over fundamentele uitgangspunten van recht en regels; Zij zijn in staat om rechtsfilosofische en politiek-filosofische vragen te stellen bij die uitgangspunten en daarover te debatteren; Zij zijn daarbij nieuwsgierig naar de achtergronden van het overheidsrecht en -beleid en kunnen logisch denken over dat beleid. Programma Sessie 1: Inleiding: rechtsfilosofie als extern perspectief 26 september 2014, 12.45-15.45 uur (let op: afwijkende tijden) Sessie 2: Gewoonten, regels en rechtsregels 9 oktober 2014, 12.45-15.45 uur Sessie 3: Codificatie; de aard van algemene regels 30 oktober 2014, 12.45-15.45 uur Sessie 4: De reikwijdte van regulering: recht of sturing? 13 november 2014, 12.45-15.45 uur Sessie 5: Rechtsvinding of rechtsvorming? 27 november 2014, 12.45-15.45 uur Sessie 6: Recht en rechtvaardigheid 11 december 2014, 12.45-15.45 uur De module wordt afgesloten met presentaties over en een filosofische bespreking van een gekozen onderwerp op: 8 en 9 januari 2015, beide dagen van 9.30-16.30 uur. Deze presentaties gelden tevens als toets.
37
Europees recht 2 samen met groep 13 WJ
Inhoud Deze module bestaat uit twee onderdelen, namelijk enerzijds materieel Europees recht en anderzijds het Europees bestuursrecht. In het onderdeel ‘materieel Europees recht’ gaat het in de eerste plaats over de vrijheden ten behoeve van de werking van de interne markt. Daarbij ligt de nadruk op het vrije verkeer van goederen en diensten. Ook de andere vrijheden en hun betekenis voor de Nederlandse wetgevingspraktijk komen aan bod. In de tweede plaats gaat het in dit onderdeel over het mededingingsbeleid van de EG en de betekenis en de inhoudelijke aspecten van het Europese steunkader. Het materieel recht wordt verduidelijkt door praktijkvoorbeelden en jurisprudentie van het Hof van Justitie. In het onderdeel ‘Europees bestuursrecht’ wordt ingegaan op de (directe) werking van het gemeenschapsrecht in de nationale rechtsorde en de effecten van het gemeenschaprecht op de leerstukken van Nederlands bestuursrecht, zoals op het bestuurlijk organisatierecht, de rechtsbescherming en de handhaving. Leerdoelen Trainees kunnen de instellingen van de Europese Unie en hun taken en bevoegdheden benoemen en kunnen aangeven volgens welke procedures Europese besluiten tot stand komen, worden uitgevoerd of aan rechterlijke toetsing worden onderworpen; Zij kennen de belangrijkste materieelrechtelijke onderwerpen uit het Europees recht en kunnen deze kennis bij het maken van wetgeving toepassen; Zij oefenen zich in het beargumenteren van Europeesrechtelijke standpunten bij het maken van wetgeving; Zij weten hoe Europese en Nederlandse instellingen discussies over maatschappelijke onderwerpen organiseren en hoe deze over oplossingen daarvoor onderhandelen; Daarbij benaderen zij het Europees recht in het bijzonder als een rechtsgebied dat op een actieve wijze tot gelding gebracht moet worden in de Nederlandse rechtsorde. Programma Sessie 1: Inleidend college dr. S.A. de Vries 8 september 2014, 9.30-12.30 uur Sessies 2 en 3: Europees bestuursrecht I en II prof. dr. R.J.G.M. Widdershoven 15 september 2014, 9.30-16.30 uur Sessie 4: Vrijheden: verdieping dr. S.A. de Vries 22 september 2014, 13.30-16.30 uur Sessie 5: Mededinging: verdieping mr. dr. J. Luijendijk 26 september 2014, 9.30-12.30 uur Sessie 6: Overheid en mededinging voor trainees wetgeving mr. B.J. Drijber 38
Sessie 6:
Sessie 7:
29 september 2014, 9.30-12.30 uur Overheid en mededinging voor trainees overheidsjuristen mr. B.J. Drijber 2 oktober 2014, 9.30-12.30 uur Staatssteun mr. B.J. Drijber 2 oktober 2014, 13.30-16.30 uur
Toets De module wordt afgesloten met een openboek tentamen op 15 oktober 2014, 9.30-12.30 uur.
39
Internationaal recht en bestuur Inhoud In deze module komt de internationale context aan de orde. Na een inleiding over de betekenis en het belang van het internationaal recht wordt gekeken naar de totstandkoming, interpretatie, wijziging en opzegging van verdragen alsmede naar de doorwerking van verdragen in de nationale rechtsorde. Ook is er aandacht voor de wijze waarop in andere EU-landen het bestuur en de bestuursrechtspraak functioneren. Niet alleen om te zien hoe het anders kan, maar ook om meer begrip te hebben voor en in te kunnen spelen op wensen en verwachtingen van ambtenaren uit die andere landen. Ten slotte worden de rol van het Europese Hof van Justitie en de eenheid van het Unierecht besproken. Leerdoelen: • de trainees kennen de beginselen van het internationaal recht kennen en weten hoe te handelen als zij in aanraking komen met zaken waaraan internationaalrechtelijke kanten zitten; • de trainees hebben inzicht in de totstandkoming, de doorwerking en uitvoering van verdragen en zijn in staat in hun werk daarmee rekening te houden; • zij hebben inzicht in de wijze waarop in diverse landen het bestuur en de (bestuurs)rechtspraak is vormgegeven en kunnen die kennis benutten en overdragen; • zij kennen de invloed van het Europese recht op de Nederlandse rechtsorde en kunnen daarmee rekening houden in hun werk. Programma Sessie 1:
Sessie 2:
Sessie 3:
Sessie 4:
Internationaal recht, algemeen prof.dr. E. Lijnzaad 7 oktober 2014, 13.30 -16.30 uur Verdragen – betekenis, toepassing, interpretatie en beëindiging dr. C.M. Brölmann 10 oktober 2014, 9.30 – 12.30 uur Verdragen - Totstandkoming, internationale ratificatie en nationale goedkeuring dr. C.M. Brölmann 17 oktober 2014, 9.30 – 12.30 uur Eenheid van rechtspraak in Europese context prof.mr. A.W.H. Meij 6 november 2014, 13.30 – 16.30 uur
Toets: Openboek tentamen op 4 december 2014, 9.30 -12.30 uur
40
Mensenrechten Inhoud Tijdens deze module worden het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, de daarin vervatte procedures en de belangrijkste algemene leerstukken van de mensenrechtenbescherming behandeld. Aan de orde komt de betekenis voor en de doorwerking van dit verdrag in de Nederlandse rechtsorde. Tevens komen de historische en filosofische achtergronden van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan de orde evenals de belangrijkste juridische kwesties die hier spelen. De module wordt afgesloten met een college over het belang voor Nederland van een actief mensenrechtenbeleid. Leerdoelen • De trainees kennen het belang, de impact en de doorwerking van mensenrechten in de nationale rechtsorde en kunnen anderen hierover informeren en adviseren; • zij hebben inzicht in het begrip ‘mensenrechten’ en de inhoud daarvan alsmede in de grenzen die de mensenrechten stellen aan het optreden door de overheid; • de trainees kunnen met het oog op de bescherming van de mensenrechten vragen stellen bij politieke of bestuurlijke plannen of ontwikkelingen; • zij zijn in staat te analyseren wat de gevolgen zijn van een aantal mensenrechten in concrete gevallen. Programma Sessie 1:
Inleiding in mensenrechten: historische ontwikkeling, inleiding tot de institutionele mechanismen, doorwerking in de nationale rechtsorde prof.dr. M. Kuijer 27 oktober 2014, 9.30 – 12.30 uur Sessie 2: EVRM: relevante jurisprudentie voor de overheidsjurist prof.dr. M. Kuijer 27 oktober 2014, 13.30 -16.30 uur Sessies 3 en 4: Mens en mensenrechten prof.dr. T.J.M. Mertens 7 november 2014, 9.30 – 16.30 uur Sessie 5: Belang van een actief mensenrechtenbeleid prof. mr. B.E.P. Myjer 13 november 2014, 9.30 – 12.30 uur Toets Openboek tentamen op 16 december 2014, 9.30 – 12.30 uur
41
Rechtshandhaving en sanctionering samen met groep 13 WJ
Inhoud In deze module komen de verschillende instrumenten voor rechtshandhaving aan de orde met hun mogelijkheden en grenzen. Niet alleen wordt inzicht gegeven in de wijze waarop handhaving en toezicht plaatsvinden, maar ook in de juridische en beleidsmatige aspecten waarmee men rekening moet houden bij het regelen van de handhaving en het toezicht. Daarbij worden de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke mogelijkheden van handhaving behandeld, hun kenmerken, grenzen en overlap. Aandacht daarbij is er voor het toezicht en de handhaving in het economisch publiekrecht en de wijze waarop het toezicht daarin wordt vorm gegeven. Om een goed inzicht te krijgen in hoe handhaving in de praktijk werkt en voor welke dilemma’s en problemen een handhaver zich ziet gesteld, wordt de module voor de trainees oj afgesloten met een bezoek aan de stadsmariniers van de gemeente Rotterdam. De trainees wj brengen een bezoek aan een uitvoeringsinstantie om kennis te nemen van de uitvoering in de praktijk. Leerdoelen de trainees kennen de juridische aspecten van en de verschillende wijzen waarop overheidsregels kunnen worden gehandhaafd; zij kennen de diverse handhavings- en sanctieinstrumenten en weten op welke wijze zij die kunnen toepassen; zij weten met welke soort vraagstukken en problemen een kan worden geconfronteerd en kunnen dit gebruiken bij hun advisering. Programma Sessie 1:
Sessie 2:
Sessie 3:
Sessie 5:
Sessie 6:
Sessie 7:
Toezicht en handhaving: Uitgangspunten, effectiviteit en beperkingen prof. dr. H.B. Winter 10 november 2014, 14.00 - 1700 uur Bestuursrechtelijke handhaving: algemene aspecten en herstelsancties prof.mr.dr. A.B. Blomberg 18 november 2014, 9.30 – 12.30 uur Bestuursrechtelijke strafsancties prof. mr. dr. H.E. Bröring 18 november 2014, 13.30 – 16.30 uur Strafrechtelijke sancties prof.mr.dr. G.A. Biezeveld 20 november 2014, 13.30 – 16.30 uur Toezicht en handhaven in het economisch publiekrecht prof. mr. dr. A.J.C. de Moor-van Vugt 24 november 2014, 13.30 – 16.30 uur Bezoek aan een uitvoeringsinstantie, datum volgt
Toets: Opdracht, inleverdatum 16 januari 2015 42
Actualiteiten Elke derde (beschikbare) donderdag van de maand van 15.30 tot (uiterlijk) 17.30 uur vindt een actualiteitensessie plaats. Deelname aan de actualiteitenbijeenkomst is verplicht. Van elke bijeenkomst wordt een kort verslag gemaakt door een trainee. Het schema voor het maken van een verslag wordt op Boxnet bekendgemaakt. De sessie bestaat in beginsel uit een inleiding over een actueel thema met aansluitend of tussentijds een discussie. De bijeenkomsten worden met vermelding van de inleider, het onderwerp en datum tijdig bekend gemaakt via Outlook. De bijeenkomsten staan ook open voor andere overheidsjuristen en wetgevingsjuristen.
43
Semester 4 Overheid en privaatrecht samen met groep 6 OJ
Inhoud In bepaalde gevallen neemt de overheid op voet van gelijkheid met de burgers aan het rechtsverkeer deel; soms omdat de overheid als private partij optreedt, soms op basis van een weloverwogen keuze om een publieke doelstelling te verwezenlijken. Tijdens deze module wordt gekeken wanneer deze privaatrechtelijke weg juridisch houdbaar is, wat de specifieke kenmerken zijn van en de verschillende mogelijkheden en vereisten zijn voor een overheidscontract, een convenant en een aanbesteding. Daarnaast wordt de overheid regelmatig aansprakelijk gesteld bij rechtmatig en bij onrechtmatig handelen of nalaten voor schade die het gevolg is van dat overheidshandelen. In deze module wordt zowel gekeken naar de materiële kanten (in welke gevallen is de Staat aansprakelijk) als naar de procedurele kanten van het (bestuursrechtelijk) schadevergoedingsrecht. Leerdoelen • De trainees weten wanneer en op welke wijze een overheidscontract en een convenant opgesteld worden en kunnen deze kennis toepassen; • zij weten in welke gevallen een opdracht moet worden aanbesteed en welke aanbestedingsprocedure kan of moet worden gevolgd; • de trainees herkennen een aansprakelijkstelling en weten hoe hierover procedureel en inhoudelijk te adviseren; • zij kennen de vereisten en grondslagen voor onrechtmatig handelen van de overheid en van nadeelcompensatie en kunnen daarnaar handelen. Programma Sessie 1:
Sessie 2:
Sessie 3:
Sessie 4:
Sessies 5:
Sessie 6:
Overheidscontracten mr.drs. H. Doornhof 12 januari 2015, 9.30 – 12.30 uur Standaardcontracten mr. P.P. Reimer 12 januari 2015, 13.30 – 16.30 uur Convenanten in de praktijk mr. M.R. Birnage 15 januari 2015, 9.30 – 12.30 uur Overheidsaansprakelijkheid nadeelcompensatie mr.dr. M.K.G. Tjepkema 19 januari 2015, 9.30 – 12.30 uur Hoofdlijnen van het aanbestedingsrecht prof.mr.dr. H.D. van Romburgh 29 januari 2015, 14.00 – 17.00 uur 5 februari 2015, 14.00 – 17.00 uur Privaatrechtelijke handhaving dr. G.A. van der Veen 44
Sessie 7:
Sessie 8 :
26 januari 2015, 9.30 – 12.30 uur Overheidsaansprakelijkheid theorie prof.mr. M.W. Scheltema 2 februari 2015, 9.30 – 12.30 en 13.30 – 14.30 uur Overheidsaansprakelijkheid, oefencasus en uitdelen opdracht mr. J.H.A. van der Grinten 12 februari 2015, 9.30 – 12.30 uur
Toets: opdracht inleveren 26 maart 2015
45
Onderhandelen
samen met groep 13 WJ
Inhoud In deze module wordt kennis gemaakt met de gangbare opvattingen over onderhandelingen en de betekenis ervan voor het tot stand brengen van wetgeving. De training van onderhandelingsvaardigheden staat centraal. In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan onderhandelen met beleidsmedewerkers, met andere departementen en met belangengroepen. Leerdoelen ▪ Trainees zijn op de hoogte van theoretische aspecten van onderhandelen en kunnen de rol van onderhandelingen in processen als wetgeving aangeven; ▪ Zij zijn in staat naar elkaar te luisteren en kunnen zich inleven in standpunten van anderen, zodat zij in overleg of vergadering rekening kunnen houden met andere visies; ▪ Zij kunnen de techniek van het onderhandelen toepassen en weten hoe zij in een overleg optimaal kunnen functioneren; ▪ Zij zijn in staat effectief en efficiënt te werken aan een onderhandelingsresultaat dat gedeeld wordt door degenen die aan een vergadering deelnemen; ▪ Daarbij gaan zij in het bijzonder uit van een communicatieve houding ten opzichte van andere deelnemers aan een onderhandeling. Programma Groep A, anderhalve dag: 11 maart 2015 van 9.30-12.30 uur 12 maart 2015 van 9.30-16.30 uur Groep B, anderhalve dag: 11 maart 2015 van 13.30-16.30 uur 13 maart 2015 van 9.30-16.30 uur De docent van deze training is drs. G. van Houtem. Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie tijdens de training.
46
Werkbezoek Programma Er wordt door de groepen 5 en 6 gezamenlijk een werkbezoek gebracht aan Straatsburg en Luxemburg. In Straatsburg worden de organisaties bezocht, die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van en onderhandelen over verdragen van de Raad van Europa, en zal een bezoek worden gebracht aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. In Luxemburg zal het Hof van Justitie van de Europese Unie centraal staan. Verschillende groepen trainees zullen elk een programmaonderdeel voorbereiden met het oog op het verkrijgen van inzicht in de werkzaamheden van de te bezoeken organisaties. Leerdoelen de trainees hebben inzicht in de wijze waarop besluitvorming binnen de Raad van Europa plaatsvindt en de wijze waarop Nederland daarin participeert; zij hebben inzicht in de betekenis van het werk van de Raad van Europa in internationaal verband en de waarde ervan voor de Nederland; zij kennen de taken en procedureregels van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en die van het Hof van Justitie van de Europese Unie en weten daarmee in de praktijk rekening te houden zij maken kennis met functionarissen die bij de diverse instanties werkzaam zijn, hebben inzicht in de manier waarop deze functionarissen opereren en zij kunnen deze kennis en inzichten gebruiken in hun werk als overheidsjurist. Data Het werkbezoek zal, onder voorbehoud, plaatsvinden van 13 tot 17 april 2015. Twee voorbereidingsbijeenkomsten vinden plaats in december 2014 en januari 2015 Toets De beoordeling vindt plaats op basis van actieve participatie bij de voorbereiding op het werkbezoek, tijdens het werkbezoek en op basis van het gemaakte verslag (goed/voldoende/onvoldoende).
47
Eindopdracht Algemeen De opleiding wordt afgesloten met een Eindopdracht. In deze Eindopdracht toont de trainee aan dat deze het tijdens de opleiding geleerde in de praktijk kan brengen. De patroon heeft inspraak en geeft advies bij de keuze en de totstandkoming van de Eindopdracht. De verschillende fases van de Eindopdracht 1. Onderwerpkeuze De Eindopdracht is een opdracht, waarmee de trainee laat zien dat hij beschikt over de kennis en vaardigheden, die nodig zijn om te kunnen functioneren als een goede overheidsjurist. De trainee kiest de opdracht in overleg met de patroon en/of leidinggevende. Het onderwerp moet voldoende substantie hebben, voldoende inhoudelijk kennis vergen en voldoende vaardigheden vereisen. Daarbij moet de opdracht passend zijn bij het niveau van het werk dat de trainee verricht. Dat betekent dat de opdracht niet te hoog gegrepen moet zijn, maar zeker ook niet te eenvoudig. In de uitwerking moet de trainee kunnen laten zien hoe hij zich in het vak heeft bekwaamd. De passendheid van de opdracht wordt beoordeeld door de programmamanager van de Academie voor Overheidsjuristen. De opdracht moet relevant zijn voor de rijksoverheid. Omdat de trainees met de meeste steun op het werk de grootste kans hebben om een goede Eindopdracht te maken, is het verstandig een onderwerp te kiezen waaraan de trainee op de eigen werkplek kan werken. In beginsel gaat het daarbij om een onderwerp, waar de eigen organisatie baat bij heeft. Het hoeft niet alleen betrekking te hebben op een onderwerp van de eigen afdeling of directie, maar het kan een onderwerp zijn, waar het hele departement of zelfs de hele overheid voordeel van kan hebben. De onderzoeksresultaten kunnen uiteindelijk leiden tot een publicatie of kunnen worden gedeeld op het internet of via een presentatie. De patroon zal bij de keuze van de Eindopdracht moeten worden betrokken. Omdat die patroon of de leidinggevende veelal ook materiedeskundig is, heeft deze inzicht in de mate waarin de trainee creatief naar oplossingen heeft gezocht en rekening heeft gehouden met de politiek-bestuurlijke context. De desbetreffende patroon of leidinggevende zal daarom na de presentatie aan het beoordelingspanel aangeven of in voldoende mate daaraan is voldaan en of de uitkomsten van de opdracht voldoen aan de verwachtingen. Het is mogelijk de Eindopdracht te laten plaatsvinden tijdens een stage. Hierover moeten vooraf afspraken worden gemaakt met de eigen leidinggevende, de begeleider op de andere werkplek en de Academie, mede gezien de hoeveelheid uren, die aan de Eindopdracht moeten worden besteden. De Eindopdracht moet een voldoende hoeveelheid onderzoekswerk vergen en leiden tot een schriftelijk stuk van een redelijke omvang. Niet alleen moeten de juridische aspecten zijn behandeld, ook moet duidelijk zijn dat de trainee kan werken in een politiek-bestuurlijke omgeving. Ten slotte moet de Eindopdracht geschreven worden in goed Nederlands (zie ook punt 5) met vermelding van bronnen en voorzien van een toelichting. In de toelichting wordt aangegeven hoe tot het eindproduct is gekomen, de bijzonderheden en welke kennis en vaardigheden uit de opleiding daarvoor zijn gebruikt. Ook is de toelichting bedoeld om te kunnen beoordelen of de trainee efficiënt en politiek-bestuurlijk juist opereert. Deze toelichting vormt de basis van de presentatie van de Eindopdracht (zie onderdeel 7).
48
In deze fase kan de trainee overleggen met de tutor en de programmamanager om te kijken of het voorgestelde onderwerp geschikt kan zijn als Eindopdracht. Dit overleg gaat vooraf aan het gesprek naar aanleiding van de startnotitie. Er zijn officieel 308 studie-uren in het curriculum opgenomen voor de Eindopdracht. Dat zijn 11 ECs. Gebleken is dat een goede eindopdracht veel onderzoekstijd vergt. Met dit aantal uren is voldoende ruimte in het programma gecreëerd voor het zelfstandig toepassen van de opgedane kennis en ervaring, waarmee de trainee kan aantonen dat hij over de vereiste competenties beschikt. Bij het voorleggen ter goedkeuring van de opdracht moet een inschatting gegeven worden van de benodigde tijd om te kunnen beoordelen of de opdracht niet te zwaar of te licht wordt. Het bespreken van het tijdpad en de benodigde uren met de patroon of leidinggevende is nodig om voldoende tijd te kunnen besteden aan de Eindopdracht naast de reguliere werkzaamheden. Omdat in het vierde semester weinig opleidingsuren voor andere vakken zijn ingeroosterd, kan vrijwel alle ‘academietijd’ daaraan worden besteed. In het vierde semester kan in overleg met de leidinggevende op ander tijden dan in de andere semesters gebruikelijk was, aan de opdracht worden gewerkt. De opdracht beslaat 8 volle werkweken. Wanneer de opdracht ‘gewoon werk’ is, is het werken daaraan gemakkelijker in te plannen. In overleg met de leidinggevende of patroon kan worden besloten wanneer (binnen de gegeven grenzen) aan de Eindopdracht kan worden gewerkt. Dat kan zijn gedurende een aaneengesloten periode van 8 weken of juist minder dagen per week over een langere periode. De uren die in de startnotitie zijn gestoken, alle vooroverleggen en besprekingen tellen ook mee bij die 308 uren (er zijn ook 20 contacturen daarvoor ingepland). Er mogen ook méér uren aan de opdracht worden besteed dan daarvoor in het curriculum staan. Ook dan is goed om vooraf met de patroon of leidinggevende af te spreken hoeveel tijd er (in reguliere werktijd) aan de Eindopdracht mag worden besteed. Soms is het prettig om in de eigen vrije uren aan de Eindopdracht te werken, maar dat laat onverlet dat er voldoende ruimte in werktijd moet zijn om een goede Eindopdracht te maken. 2. Startnotitie Wanneer er een onderwerp is gekozen en dat besproken is met de patroon of leidinggevende, is het tijd voor het schrijven van de startnotitie. In deze notitie wordt aangegeven: a. het onderwerp waarover de Eindopdracht gaat; b. de gekozen aanpak en het daarbij behorende tijdpad; c. de totale hoeveel benodigde uren (schatting); d. de visie van de leidinggevende of patroon op de punten a t/m d. De datum, waarop de startnotitie moet worden ingeleverd bij de programmamanager, wordt nader bekend gemaakt , maar deze datum zal niet liggen na 1 februari 2015. Na het inleveren van de startnotitie maakt de trainee een afspraak voor een gesprek met de tutor en/of de programmamanager. Het gesprek heeft tot doel te komen tot een heldere kijk op de vorm en inhoud van de Eindopdracht. Dat kan betekenen dat bij het onderwerp meer aspecten worden betrokken of juist het onderwerp wordt versmald. Bij uitzondering zal de voorkeur uitgaan naar een geheel ander onderwerp. Dit laatste zal dan ook worden besproken met de leidinggevende of de patroon. In het gesprek naar aanleiding van de startnotitie zal ook aan de orde komen welke docenten geschikt zijn om als beoordelaar in het (beoordelings)panel zitting te nemen. Elk van de twee beoordelaars zal expert moeten zijn in één van de door de Eindopdracht bestreken vakgebieden. 49
Uiteindelijk beslist de Academie wie als beoordelaars zullen fungeren. Dit wordt voorafgaand aan de presentatie meegedeeld. Er wordt gestreefd naar één docent die alle eindopdrachten mee zal beoordelen om een eenduidige beoordeling zoveel mogelijk te waarborgen. 3. Onderzoeksfase Tijdens deze fase worden alle aspecten die van belang zijn voor de Eindopdracht in kaart gebracht en onderzocht. Dit vormt de kern van de Eindopdracht. In principe start deze fase direct na het startgesprek. Tijdens deze fase moeten de juridisch relevante aspecten van een onderwerp worden onderkend en zal voor zover nodig, nader onderzoek moeten worden gedaan op de verschillende betrokken rechtsgebieden en beleidsterreinen. Tijdens de onderzoeksfase kan overleg nodig zijn met collega’s, mensen uit andere organisaties of andere deskundigen. Ook het opzoeken van relevante jurisprudentie en literatuur maakt onderdeel uit van deze fase. 4. Uitwerking In deze fase krijgt de Eindopdracht vorm. Nadat alle relevante informatie is verzameld, wordt het probleem / vraagpunt verder geanalyseerd en worden creatieve oplossingen afgewogen. De risico’s en kansen van de diverse opties worden ingeschat, waarbij maatschappelijke en politieke uitgangspunten, ontwikkelingen, verbanden en achtergronden, die in de onderzoeksfase naar voren zijn gekomen, worden betrokken. Daarbij is het belangrijk oog te hebben voor enerzijds de beleidsomgeving en de belangen die daarbij een rol spelen en anderzijds de juridische mogelijkheden. Wanneer blijkt dat zaken nog niet geheel helder zijn of wanneer er nog stappen in het proces moeten worden gezet (bijvoorbeeld onderhandelingen, die nog (verder) moeten worden gevoerd of vragen, die nog moeten worden beantwoord of als er nog een hoorzitting moet worden gehouden of een Kamerbehandeling moet plaats vinden), zal dit in deze fase moeten worden uitgezocht of gedaan. Uiteindelijk is het creatieve denkproces afgerond en kan worden begonnen met de volgende fase. 5. Schrijven De Eindopdracht moet in een heldere schrijfstijl vorm krijgen. Niet alleen moet het stuk juridisch inhoudelijk correct zijn, maar het moet ook de lezer overtuigen, inzicht geven in de achtergronden en onderlinge verbanden. Daarnaast moet het bondig worden opgeschreven, dus zonder overbodige toevoegingen. Het is belangrijk dat het product concreet is en getuigt van een constructieve houding. Uiteraard worden hoge eisen gesteld aan het gebruik van de Nederlandse taal (zinsbouw en grammatica) en aan de begrijpelijkheid. Wanneer de Eindopdracht is opgeschreven, wordt deze ingeleverd bij de programmamanager. Dit moet uiterlijk in mei 2014 het geval zijn (de exacte datum wordt nog vastgesteld). 6. Voortgangsgesprek Zo’n vier tot zes weken voor de inleverdatum van de Eindopdracht wordt de trainee uitgenodigd voor een voortgangsgesprek met één van de beoordelaars en/of de tutor en de programmamanager. Daarin kan de trainee aangeven of hij op schema ligt en of er nog moeilijkheden zijn te verwachten. Ook kunnen bepaalde punten waar de trainee tegenaan loopt aan de orde komen. Het is niet de bedoeling dat er een beoordeling plaatsvindt. Wel is het handig wanneer een week voor het gesprek 50
de Eindopdracht of een deel of uittreksel daarvan wordt ingeleverd, zodat de gesprekpartners mee kunnen denken en inzicht krijgen in de inhoud. 7. Presentatie Het laatste onderdeel vormt de presentatie van de Eindopdracht voor een panel van deskundigen/docenten en de desbetreffende leidinggevende, de patroon en eventueel zelf uitgenodigde collega’s. De presentatie duurt ongeveer een kwartier. Daarna krijgen de panelleden de mogelijkheid de trainee te bevragen om zich een oordeel vormen over de mate waarin deze beschikt over de kwaliteiten als overheidsjurist. De leidinggevende geeft aan of er creatief naar oplossingen is gezocht, of er rekening is gehouden met de politiek-bestuurlijke context en of de uitkomsten van de opdracht voldoen aan de verwachtingen. De leidinggevende geeft geen oordeel over de kwaliteit van de uitwerking. Hij is evenmin betrokken bij de bepaling van het cijfer: daartoe zijn de academiedocenten exclusief bevoegd. Het is niet de bedoeling dat de inhoud van de ingeleverde Eindopdracht wordt samengevat tijdens de presentatie. Er kan vanuit worden gegaan dat het panel zich verdiept heeft in de stukken en het onderwerp. In de presentatie komen de bijzonderheden, die tijdens het maken van de opdracht zijn opgevallen aan de orde en ook waar en hoe gebruik is gemaakt van hetgeen op de academie is bijgebracht (kennis, vaardigheden, detachering e.d.). Het panel zal ervan moeten worden overtuigd dat alles uit de kast is getrokken bij het maken van de Eindopdracht en ook dat de trainee zelfstandig kan werken en denken. Het is belangrijk dat het panel de eigen mening van de trainee over het onderwerp hoort en over zaken, waar tegenaan is gelopen. Het spreekt vanzelf dat dit een onderbouwde mening moet zijn. 8. Beoordeling De beoordelingscriteria zijn gerelateerd aan de competenties. De volgende aspecten komen daarbij aan bod: aspecten Competenties Juridische professionaliteit • beschrijving probleem / relevante aspecten • juridische analyse • juridische argumentatie Oplossingsgerichtheid • mogelijkheden in kaart gebracht • constructieve insteek • werkbaar en uitvoerbaar Creativiteit
• •
alternatieven aangevoerd voor- en nadelen van alternatieven
Beleid- en omgevingsgevoelig
• •
oog voor politieke context en rol van de overheid beleidsmatige en overige belangen meegenomen
Overtuigend verwoorden
• • • • • •
motivering logisch en begrijpelijk vlotte schrijfstijl begrijpelijk opbouw heldere formulering grammatica, idioom en spelling
Nederlandse taal
51
Het beoordelingspanel zal zich door middel van het stellen van vragen een oordeel vormen over de kennis en vaardigheden op het terrein van de Eindopdracht. De antwoorden op de vragen, die het panel stelt, laten zien of de trainee de materie beheerst en goed kan argumenteren.
52
Docenten, betrokken bij de opleiding • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
prof.mr.dr. G.A. Biezeveld, bijzonder hoogleraar Milieurecht, Universiteit Groningen mr. M.R. Birnage, advocaat partner, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn prof.mr.dr. A.B. Blomberg, bijzonder hoogleraar Rechtshandhaving, Erasmus Universiteit Rotterdam en advocaat/partner, ngnb advocaten mr. H.J. Boerma, wetgevingsjurist/adviseur wetgevingskwaliteit, Ministerie van Financiën prof.dr. K.L.K. Brants,hoogleraar Politieke communicatiewetenschappen, Universiteit Leiden en Universiteit Amsterdam dr. C.M. Brölmann, universitair hoofddocent Internationaal recht, Universiteit van Amsterdam prof. mr. dr. H.E. Bröring, hoogleraar Integrale rechtsbeoefening, Rijksuniversiteit Groningen prof.mr. P.J.J. van Buuren, staatsraad, Raad van State mr. F.J.W.M. van Dooren, waarnemend Ombudsman mr.drs. H. Doornhof, advocaat bestuursrecht, omgevingsrecht en overheidsprivaatrecht/partner, AKD Advocaten & Notarissen mr. B.J. Drijber, advocaat Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn dr. N.A. Florijn, programmamanager, Academie voor Wetgeving mr. G. de Goede, coördinerend seniorjurist, Ministerie van Veiligheid en Justitie mr. J.H.A. van der Grinten, praktijkdocent Staats- en Bestuursrecht, Universiteit Leiden en advocaat, Kennedy Van der Laan mr. J.P. Heinrich, senior advocaat, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn prof.dr. J.J.M. van Holsteyn, bijzonder hoogleraar Kiezersonderzoek, Universiteit Leiden mr. G. van Houtem MBA, vennoot Holland Consulting Group en mededirecteur van HCG onderhandelingsinstituut drs. J.W. Jurg, directeur communicatie en adviesbureau Jurg & Wekking prof.dr. J.C. Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis, Universiteit van Amsterdam mr. D.R.P. de Kok, coördinerend jurist, Ministerie van Economische Zaken prof.dr. R.A. Koole, hoogleraar Politicologie, Universiteit Leiden mr. J.H. van Kreveld, staatsraad, Raad van State prof.dr. M. Kuijer, bijzonder hoogleraar Rechten van de mens, Vrije Universiteit Amsterdam en raadsadviseur mensenrechten, Ministerie van Justitie prof.dr. E. Lijnzaad, bijzonder hoogleraar Internationaal recht, Universiteit Maastricht, en hoofd afdeling Internationaal recht, ministerie van Buitenlandse Zaken mr.dr. J. Luijendijk, raadadviseur, ministerie van Algemene Zaken prof.mr. A.W.H. Meij, voormalig rechter in het Gerecht van Eerste Aanleg bij het Hof van Justitie van de EU te Luxemburg prof.dr. T.J.M. Mertens, hoogleraar Rechtsfilosofie, Radboud Universiteit Nijmegen prof. mr. dr. A.J.C. de Moor-van Vugt, hoogleraar Staats- en bestuursrecht, Universiteit van Amsterdam prof. mr. B.E.P. Myjer, bijzonder hoogleraar Rechten van de Mens Vrije Universiteit, voormalig rechter, Europees Hof voor de Rechten van de Mens prof.mr. C.R. Niessen, voormalig bijzonder hoogleraar Ien Dales Leerstoel, Universiteit van Amsterdam dr. P. Nieuwenburg, universitair hoofddocent politieke filosofie, Universiteit Leiden en directeur, Centre for Political Philosophy mr. H.F.Th. Pennarts, advocaat Ploum Lodder Princen en verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. prof. mr.dr. J.C.A. de Poorter, raadadviseur, Raad van State en hoogleraar Bestuursrecht en bestuursprocesrecht, Universiteit Tilburg
53
• • • • • •
• • • • • • • • • • • • • • • • •
mr. P.P. Reimer,voormalig juridisch adviseur, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties prof.dr. J. Renkema, hoogleraar Tekstwetenschap, Universiteit van Tilburg prof.mr.dr. H.D. van Romburgh, bijzonder hoogleraar Aanbestedingsrecht, Rijksuniversiteit Groningen en adviseur aanbestedingsrecht, Ministerie van Economische Zaken dr.mr. J.A. van Schagen, rechter, Rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht prof.mr. M.W. Scheltema, partner/advocaat Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn en hoogleraar handhavingkwesties in het privaatrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam prof.mr. A.E. Schilder, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht, Vrije Universiteit Amsterdam prof.dr. L.A.J. Senden, hoogleraar Europees recht, Universiteit Utrecht mr. A. Siemons, advocaat/partner, Wieringa advocaten te Amsterdam mr. P.J. Stolk, hoofd afdeling juridisch adviseur, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties drs. E.J.R. Swaving, zelfstandig communicatie adviseur mr.dr. M.K.G. Tjepkema, universitair docent Staats- en Bestuursrecht, Universiteit Leiden dr. GA van der Veen, advocaat/partner AKD Prinsen van Wijmen, Rotterdam prof.mr. L.F.M. Verhey, staatsraad en bijzonder hoogleraar Constitutioneel recht, Universiteit Leiden dr. R.A. Visser, voormalig hoofd Expertisecentrum Rechtshandhaving, ministerie van Justitie mr. M.C. de Voogd, Adviseur en partner, KokxDeVoogd dr. S.A. de Vries, universitair hoofddocent Europees Recht, Europa Instituut, Universiteit Utrecht prof.dr. P.C. Westerman, hoogleraar Rechtsfilosofie, Rijksuniversiteit Groningen en programmamanager, Academie voor Wetgeving prof.mr. R.J.G.M. Widdershoven, hoogleraar Europees bestuursrecht, Universiteit Utrecht prof. dr. H.B. Winter, bijzonder hoogleraar Toezicht, Rijksuniversiteit Groningen mr. T. Witberg, Academie voor Overheidsjuristen M. van der Zande, docent/staffunctionaris, Hogeschool Utrecht en docent/adviseur, Nederlandse Orde van Advocaten en zelfstandig communicatietrainer prof.mr. S.E. Zijlstra, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht, Vrije Universiteit Amsterdam prof.mr.dr. G.J. Zwenne, advocaat/partner, Bird & Bird
54