Studiegids 2013-2014
Studiegids 2013-2014
2
Studiegids 2013-2014
Colofon Redactie Nancy van Asseldonk Jorna Kniese Liesbeth de Lange Pauline van der Pol Engelse vertaling: Iris Maher Foto’s Nancy van Asseldonk Bob Bronshoff Koosje Hofman Ontwerp Meester Ontwerpers, Amsterdam Contact Reinwardt Academie Dapperstraat 315 1093 BS Amsterdam 020 527 7100
[email protected] www.reinwardtacademie.nl © juli 2013, onder voorbehoud van fouten en wijzigingen
Voorwoord
Voorwoord De start van een nieuw studiejaar aan de Reinwardt Academie is altijd weer speciaal. De laatste ronde afstudeerders is nog niet uitgezwaaid, of de Academie bereidt zich al weer voor op een nieuwe lichting eerstejaars. De eerste weken dompelen ze zich onder in de introductie en alle nieuwigheden van het studeren aan een hbo-opleiding. Ze leren de Academie op de hoek van de Dappermarkt, de medestudenten en docenten langzaam kennen, gaan in projectgroepen aan de slag met praktijkopdrachten en duiken meteen in de theorie: ‘wat is erfgoed?’. Na het eerste blok van acht weken, waarin deze vraag centraal staat, denkt een aantal het te weten, zijn sommigen verward of in dubio, de meesten verrast en enthousiast. Waarom? Omdat studeren aan de Reinwardt Academie veel van hen vraagt. Omdat ze zich ineens realiseren hoe groot en veelomvattend het erfgoedveld eigenlijk is. Of omdat dit nou precies is wat ze altijd hebben gezocht. Al snel wordt duidelijk dat studeren aan de Reinwardt Academie inspirerend en uitdagend is, maar ook eigen initiatief vergt. Dat laatste is niet voor niets. Wil je na je opleiding slagen in de culturele wereld van het erfgoed, dan zul je initiatief moeten tonen, samen moeten kunnen werken en de kennis en vaardigheden die je op de Academie zijn bijgebracht niet alleen toepassen, maar ook continu actualiseren. Gelukkig kun je voor dat laatste ook na je studie nog bij de Reinwardt Academie terecht. De culturele wereld is in beweging en zal dat nog wel even blijven. En ons erfgoed speelt daarbij een belangrijke rol. Op een lezing hoorde ik onlangs de stelling dat regelmatig cultuurbezoek de kosten van de gezondheidszorg met meer dan 10% doet dalen. Dat is meer dan bij actieve sportbeoefening. Een rare vergelijking? Het is een geheel andere manier om tegen cultuur aan te kijken. De economische waarde van cultuur. Denken in waarde en waardering is onherroepelijk verbonden aan onze manier van samenleven. Dat daarbij in tijden van recessie de economische waarde mee gaat spelen is een realiteit waar we niet omheen kunnen. Gelukkig zullen jullie na je opleiding aan de Reinwardt Academie overtuigd zijn van het feit dat de economische waarde slechts een afgeleide is. Niet onbelangrijk, maar een afgeleide. En juist de belevingswaarde en de verbindende waarde, maar ook de educatieve waarde van erfgoed zijn vele malen belangrijker. Want cultuur en daarmee ons cultureel erfgoed is het waard om een voorname rol in onze maatschappij te vervullen. Sterker nog, het is onmisbaar. En als de maatschappij dat nog niet mocht weten, dan is het aan jullie om ze te overtuigen! Mr. Teus Eenkhoorn Directeur
3
4
Studiegids 2013-2014
Inhoud Voorwoord3 Inleiding6 De organisatie
10
Praktische zaken
16
Opbouw van het onderwijs 22 Onderwijsprogramma25 Leerlijnen28 Overige studieonderdelen 30 Programma-overzicht34 Blokkenschema36 Jaarplanner38 VT 1
40
VT 2
50
VT 3
56
VT 4
61
Eindtermen64 Onderwijs- en examenregeling
73
Summary88
naam_hoofdstuk
5
6
Studiegids 2013-2014
Inleiding De Reinwardt Academie startte in 1976 met een bachelorprogramma Museologie en is vernoemd naar de Leidse hoogleraar en museumpionier Caspar Reinwardt (1773-1854). Vanaf 1987 maakt de Reinwardt Academie deel uit van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en sinds 1992 is de Academie gevestigd in Amsterdam. In 1994 werd de internationale masteropleiding Museology aan het aanbod toegevoegd en in 2006 is het Lectoraat Cultureel erfgoed ingesteld. In 2008 werd de naam van de bacheloropleiding Museologie gewijzigd in bachelor Cultureel erfgoed. In de achterliggende jaren heeft de Academie zich ontwikkeld tot een belangrijke deelnemer aan de (inter)nationale discussie over professionaliteit. Niet alleen in de museumwereld, maar ook in het bredere erfgoedveld vinden onze afgestudeerden hun weg. Het beheer van erfgoed, evenals de activering van de rol van erfgoed in de samenleving, zal in de toekomst steeds meer een zaak zijn van erfgoedgemeenschappen, dat wil zeggen netwerken van belanghebbenden en belangstellenden, waarbij het onderscheid tussen professionals en niet-professionals verandert. Dit vereist een heroriëntatie op het beroepsprofiel van de erfgoedprofessional. De Academie heeft haar onderwijsprogramma de afgelopen decennia voortdurend vernieuwd en geactualiseerd, in aansluiting op ontwikkelingen in de samenleving en het werkveld. En ook de meest actuele ontwikkelingen in de culturele wereld worden vertaald naar het onderwijs. Naast het opleiden van erfgoedprofessionals ontplooit de Reinwardt Academie activiteiten die ontwikkelingen in het erfgoedveld inventariseren, analyseren en ondersteunen, zoals het organiseren van bijeenkomsten, het verzorgen van publicaties en het doen van onderzoek. De Academie wil als kenniscentrum een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de beroepsuitoefening in het erfgoedveld en daarmee aan de selectie, het behoud, het beheer en het duurzaam gebruik van erfgoed. In al haar activiteiten laat de Academie zich leiden door een besef van verantwoordelijkheid voor een duurzame ontwikkeling van de samenleving.
Doelstelling De Reinwardt Academie wil allround erfgoedprofessionals opleiden die een unieke bijdrage leveren aan het behoud, beheer en duurzaam gebruik van cultureel erfgoed en zich daar verantwoordelijk voor voelen. Dat gaat het beste in een leeromgeving die de werkomgeving zo veel mogelijk benadert en waar samen met medestudenten kan worden gewerkt aan het ontplooien van kwaliteiten op een manier die het beste past bij de mogelijkheden en interesses van de student. Zo’n leeromgeving, die ook nog een podium is voor een lopend debat met studenten en beroepsbeoefenaars over het vak, biedt de Reinwardt Academie. De Academie wil de student een zo groot mogelijke verantwoordelijkheid geven voor zijn leeromgeving en de leertrajecten die hij of zij volgt, zodat een student op een aansprekende manier de competenties kan ontwikkelen die noodzakelijk zijn voor toekomstige beroepsuitoefening. Daarnaast wil de Reinwardt Academie een belangrijk podium zijn voor het debat over cultureel erfgoed in Nederland en een ontmoetingsplaats voor beroepsbeoefenaren in binnen en buitenland.
Inleiding
Cultureel erfgoed Het begrip cultureel erfgoed verwijst naar alles wat, ongeacht de oorspronkelijke functie, wordt gebruikt als drager van herinneringen aan mensen, plaatsen en tijden. Ieder voorwerp of iedere representatie van een voorwerp - waaraan iemand die herinneringsfunctie geeft - kan als cultureel erfgoed worden aangemerkt. Meestal staat de term voor objecten, maar het kan ook gaan om immateriële zaken, die een gedeelde herinnering van een groep mensen vertegenwoordigen. Welke objecten of zaken dat zijn wordt in belangrijke mate bepaald door erfgoedinstellingen. Immaterieel erfgoed biedt ook de mogelijkheden om het aandachtsgebied van de Reinwardt Academie te koppelen aan het aanbod van andere faculteiten van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en dat van andere samenwerkingspartners. Erfgoedinstellingen zijn instellingen die speciaal voor het beheren van cultureel erfgoed in het leven zijn geroepen: musea, archiefbewaarplaatsen, documentatiecentra, historische bibliotheken, et cetera. Samen met ondersteunende instellingen vormen zij het erfgoedveld. Dat erfgoedveld is van oudsher verdeeld in erfgoedsectoren met ieder een eigen beroepspraktijk. In haar programma zoekt de Academie naar een benadering die de verschillende disciplines enerzijds overstijgt, anderzijds respecteert. Er is meer cultureel erfgoed dan de traditionele erfgoedinstellingen beheren. Naast allerlei vormen van particulier beheer van erfgoed, ontstaan er voortdurend nieuwe vormen van institutioneel beheer. Steeds vaker wordt gesproken over het beheer van erfgoed in termen van netwerken of erfgoedgemeenschappen. De Reinwardt Academie sluit zich met haar onderwijs aan bij deze tendens en beperkt zich niet alleen tot de traditionele erfgoedinstellingen.
De opleiding De Reinwardt Academie maakt erfgoed in de volle breedte tot onderwerp van haar bacheloronderwijs en wil alle instellingen die zich op professionele manier met cultureel erfgoed bezighouden van bekwame beroepsbeoefenaren voorzien. Enerzijds besteedt de Academie in haar onderwijs daarom aandacht aan kunstvoorwerpen, archiefstukken, boeken, monumenten, tradities, het bodemarchief, cultuurlandschappen, planten- en dierentuinen en wat zich aan cultuurgoed aandient. Anderzijds leidt de Academie haar studenten op voor professionele functies in een zo breed mogelijk veld: museale instellingen, archiefdiensten, bibliotheken, erfgoedhuizen, galeries en andere organisaties die zich met erfgoed bezighouden. Geleid door adequate kennis van praktijk, theorie en ethiek en een goed begrip van de samenhang daartussen, kan een afgestudeerde erfgoedprofessional verantwoordelijkheid dragen voor de kerntaken in een erfgoedinstelling. De Reinwardt Academie stimuleert studenten na te denken en te experimenteren met nieuwe vormen van verzamelen, beheren, tentoonstellen en communiceren. De master Museology richt zich op musea en de discipline die ten grondslag ligt aan het denken over musea, de museologie. Het gebruik van het woord ‘museology‘ in plaats van ‘museum studies‘ wijst niet alleen op een specifiek wetenschappelijke ondergrond, maar benadrukt ook dat institutionele kaders niet centraal staan. Het programma sluit traditionele musea niet uit, maar richt zich ook sterk op nieuwe werkvormen. Het lectoraat Cultureel erfgoed, onder leiding van Hester Dibbits en Riemer Knoop heeft als domein de theorievorming en onderwijsontwikkeling ten aanzien van materieel en immaterieel cultureel erfgoed. De activiteiten van de Kenniskring - onderdeel van het lectoraat - worden inhoudelijk bepaald door de relatie tussen werkveld, theoretische reflectie en onderwijskundige toepassing.
7
8
Studiegids 2013-2014
Accreditatie Zowel de bachelor- als de masteropleiding is geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie. In 2013 zullen alle opleidingen van de AHK, dus ook de bachelor- en masteropleiding van de Reinwardt Academie, opnieuw geaccrediteerd worden.
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) De Reinwardt Academie is één van de zes faculteiten van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK). De andere vijf faculteiten zijn de Nederlandse Filmacademie, de Academie voor Beeldende Vorming, de Academie van Bouwkunst, de Theaterschool en het Conservatorium van Amsterdam. De AHK wordt geleid door een tweehoofdig College van Bestuur. Het bestuur bespreekt met regelmaat beleidszaken met de verschillende faculteitsdirecties; ook worden themabijeenkomsten belegd waar het bestuur met de directies faculteitsoverstijgend beleid formuleert. Daarnaast zijn in het Servicebureau een aantal faciliteiten centraal geregeld, denk daarbij ondermeer aan Communicatie, Financiën & administratie, Personeelszaken en ICT. Het centrale Bureau Inschrijving verzorgt het beheer van de studentenbestanden met betrekking tot de betaling van collegegelden, de jaarlijkse inschrijving, de uitschrijving van studenten en restitutie van collegegelden. De rechten en plichten van de studenten zijn op het centrale niveau van de AHK vastgelegd in een studentenstatuut. Daarin zijn ook de procedures te vinden die te maken hebben met selectie, toelating en inschrijving, onderwijs, leermiddelen, studieadviezen, examens, rechtsbescherming, centrale studentenvoorzieningen en medezeggenschap. Daarnaast is het Reglement van Orde van de Commissie van Beroep voor studenten er in opgenomen. Uitgebreide informatie is te vinden op: www.studentenzaken.ahk.nl.
De Reinwardtcommunity De Reinwardtcommunity vormt het geheugen van de Academie vanaf 1976 tot en met vandaag. Enerzijds is het de plek waar verhalen over de Reinwardt Academie en haar geschiedenis verzameld worden. De leden van de community vormen zo samen een gemeenschappelijk geheugen met de vele herinneringen aan excursies, docenten en studiegenoten, stages en projecten. Daarnaast biedt de Reinwardtcommunity een platform voor kennisuitwisseling. Aan de hand van de thema’s die de kern vormen van het onderwijs en onderzoek aan de Academie, kunnen leden artikelen plaatsen, lezen en becommentariëren. De community-site staat open voor iedereen die geïnteresseerd, betrokken en/of werkzaam is in het erfgoedveld. Leden kunnen verhalen, foto’s, artikelen toevoegen en reageren op de bijdragen van andere leden. Ook is er de mogelijkheid oproepen te plaatsen op het digitale prikbord of een evenement in de agenda aan te kondigen. www.reinwardtcommunity.nl
naam_hoofdstuk
9
10
Studiegids 2013-2014
De organisatie Directie en Managementteam Het dagelijks bestuur van de Reinwardt Academie is in handen van de faculteitsdirecteur, Teus Eenkhoorn. Hij wordt daarin ondersteund door het managementteam dat naast de directeur bestaat uit het hoofd bedrijfsvoering, Tim Lechner, de twee studieleiders, Nancy van Asseldonk en Jorna Kniese en lector Hester Dibbits. Het bestuur van de Reinwardt Academie berust bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK). In het bestuursreglement van de AHK zijn de verantwoordelijkheden van de faculteitsdirecteur ten opzichte van het College van Bestuur vastgelegd. De faculteitsdirecteur is primair verantwoordelijk voor het onderwijsinhoudelijk beleid en voor het beheer van de Academie.
Commissie van Advies Voor de Reinwardt Academie is een Commissie van Advies ingesteld, waarin vertegenwoordigers van het beroepsveld zitting hebben. Deze commissie adviseert gevraagd en ongevraagd de directie van de Academie en het Lectoraat over de inhoud van het opleidingsprogramma en over ontwikkelingen in het veld. De rol van de commissie is vastgelegd in een apart reglement. De Commissie van Advies bestaat uit: • Mevrouw E. Agricola, directeur Bureau Monumenten & Archeologie • Mevrouw prof. dr. C.A.M. van Boxtel, bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en senior onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam • De heer drs. S.C.G.T. Scholten, directeur divisie Erfgoed Universiteit van Amsterdam (voorzitter) • De heer M. Streefkerk, senior medewerker bij de Stichting Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) • De heer drs. S.W. Weide, directeur Nederlandse Museumvereniging • Mevrouw Y. Welings, Gemeentearchivaris bij het Regionaal Archief Tilburg.
Programmaraad De Programmaraad adviseert gevraagd en ongevraagd de directie van de Academie. De raad richt haar aandacht primair op de inhoud van het onderwijs en houdt een vinger aan de pols wat betreft maatschappelijke trends en ontwikkelingen binnen het werkveld en het onderwijs. Op basis hiervan formuleert de raad voorstellen betreffende aanpassingen van het onderwijsprogramma. Voorzitter van de Programmaraad is Ruben Smit.
Examencommissie De Examencommissie speelt een belangrijke rol bij de organisatie en coördinatie van examens en tentamens. De taken van de commissie zijn voor een groot deel in de wet geregeld. De Examencommissie vertaalt wet- en regelgeving naar de onderwijspraktijk van de Reinwardt Academie in de Onderwijs- en examenregeling (OER). Hierin staan alle relevante regelingen voor een goed verloop van de studie. De OER 2013-2014 is onderdeel van deze studiegids en is ook in te zien op intranet. De Examencommissie besluit over eventuele vrijstellingen, invulling van de studie op maat, de keuze van de minor, de aanvraag voor het afstudeeronderzoek en de -stage en behandelt klachten van studenten over de uitvoering van de reglementen. De voorzitter van de Examencommissie is Bob Crezee. Aanvragen die een besluit van de Examencommissie vereisen, verlopen via het Studiepunt.
De organisatie
Toetscommissie De taak van de toetscommissie is om de toetsing passend te maken bij het onderwijs en de leerdoelen van de Reinwardt Academie, de toetsing op een hoger niveau te krijgen en om de kwaliteit van toetsing structureel te waarborgen. De toetscommissie heeft, naast de opdracht tot het vaststellen van toetskaders, een controlerende taak. De toetscommissie bestaat uit de studieleiders, de voorzitter van de Examencommissie en een extern deskundige.
Evaluatiecommissie Om de kwaliteit van het onderwijs en de organisatie ervan te waarborgen, is het van belang regelmatig te evalueren. Het onderwijs wordt zowel met studenten - door middel van enquêtes - als docenten geëvalueerd. Het doel van de evaluaties is het onderwijsprogramma te optimaliseren. De evaluatiecommissie wordt voorgezeten door Jan Sas.
Faculteitsraad De faculteitsraad (FR) van de Reinwardt Academie geeft advies of instemming over zaken die de faculteit betreffen. Studenten en personeel zijn in deze raad vertegenwoordigd. Onder voorzitterschap van Jantine Ploeg vergadert de FR minstens vier maal per jaar. De FR is bevoegd om over elke aangelegenheid die de Academie betreft, voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. De zaken waarover de FR stemrecht heeft, liggen vast in het Medezeggenschapsreglement. De personeelsleden in de FR vormen tevens de onderwijscommissie. In de Hogeschoolraad is de Reinwardt Academie vertegenwoordigd door Liza Silvius (student) en Léontine Meijer-van Mensch (medewerker).
11
Studiegids 2013-2014
12
Alfabetische volgorde, wijzigingen voorbehouden. Zie foto pagina 13
Medewerkers G.A.M. (Trudy) Ammerlaan 1 Adviseur Personeel & Organisatie
[email protected] drs. N. (Nancy) van Asseldonk 2 Studieleider bachelor jaar 3 & 4 Docent Informatiemanagement
[email protected] Gidion Becker 3 Huismeester
[email protected] dr. E.A.G. (Els) van den Bent 4 Docent Informatiemanagement (archieven)
[email protected] S. (Syja) Bergsma Medewerker financiële administratie Medewerker Studiepunt
[email protected] [email protected] B.J. (Barbera) Boelen 5 Medewerker Studiepunt
[email protected] [email protected] drs. G.C. (Gerdie) Borghuis Docent Informatiemanagement
[email protected] C. (Carolien) Bos 7 Medewerker Studiepunt
[email protected] [email protected] drs. R. (Rosemarijn) Bügel 8 Docent Cultuurgeschiedenis
[email protected]
drs. B.J. (Bob) Crezee 9 Voorzitter Examencommissie Docent Management
[email protected] dr. H.C. (Hester) Dibbits 10 Lector Cultureel erfgoed Studieleider masteropleiding
[email protected] M. (Marieke) van der Duin 11 Docent Erfgoedtheorie
[email protected] mr. B. (Teus) Eenkhoorn 12 Directeur
[email protected] M.IJ. (Michiel) Galama 13 Docent Tentoonstellen
[email protected] A.J. (Koosje) Hofman 14 Docent Tentoonstellen
[email protected] P. (Patty) van Hoften 15 Docent Basisvaardigheden (ICT)
[email protected] D. (Debbie) Jaspers Receptioniste
[email protected] drs. M.W.M. (Mario) Jellema 16 Docent Tentoonstellen
[email protected] drs. A.M. (Annemiek) de Jong Docent Beheer en behoud
[email protected]
naam_hoofdstuk
45
14 22 16
43 29
41
1 35 26 15
33 34
39
21
30 19
8
27
L.J. (Lyda) Kedde Stafmedewerker financiën
[email protected] J.F. (Jorna) Kniese 17 Studieleider bachelor jaar 1 & 2 Docent Publiek
[email protected] drs. G.J. (Joppe) Knoester 18 Docent Cultuurgeschiedenis Studentendecaan
[email protected] dr. R.R. (Riemer) Knoop 19 Lector Cultureel erfgoed
[email protected] M. (Maarten) Kogenhop 20 Huismeester
[email protected]
18
28
10
25 9
7
5 24 12
17
40
36 44
3 13
31 11
32
4
S.C. (Sari) Kraak 21 Medewerker Studiepunt
[email protected] [email protected] E.G. (Liesbeth) de Lange 22 Managementassistent studieleiding
[email protected] A.W. (Tim) Lechner 23 Hoofd bedrijfsvoering
[email protected] M.E. (Marijke) Leek M.Sc. 24 Coördinator Studieloopbaanbegeleiding
[email protected] drs. M.H.C. (Marleen) Leenders 25 Docent Basisvaardigheden (Nederlands)
[email protected] drs. J. (Han) Meeter 26 Docent Tentoonstellen
[email protected]
23
2 42
13
20
38
14
Studiegids 2013-2014
drs. L.E. (Léontine) Meijer - van Mensch Docent Erfgoedtheorie
[email protected]
drs. J.C.R.M. (Jan) Sas 34 Docent Publiek
[email protected]
B. (Brigitte) Mesquita Applicatiebeheerder Blackboard
[email protected]
C.J.F. (Karin) Singeling 35 Medewerker Studiepunt
[email protected]
M.E. (Marion) Noort 27 Coördinator Studiepunt
[email protected] [email protected]
S. (Susan) van ‘t Slot - Koolman 36 Managementassistent
[email protected]
J.W. (Jan-Willem) Nuisker 28 Facilitair beheerder
[email protected] M.M. (Margriet) Oomens 29 Docent Beheer en behoud
[email protected] drs. M. (Marjan) Otter 30 Docent Management
[email protected] ir. M. (Marc) Pil 31 Docent Management
[email protected] P. (Pauline) van der Pol Communicatieadviseur
[email protected] P.M. (Els) Roodenburg 32 Receptioniste
[email protected] M.J. (Martijn) de Ruijter Docent Beheer en behoud
[email protected]
ing. R.B.H. (Ruben) Smit M.A. Docent Publiek
[email protected] S. (Simone) Stoltz 38 Docent Informatiemanagement
[email protected] drs. S.H.G. (Fieke) Tissink 39 Docent Publiek
[email protected] K. (Kokkie) Vink 40 Mediathecaris
[email protected] J. (Josje) Visser 41 Medewerker Studiepunt
[email protected] drs. E.J. (Edwin) van der Veldt 42 Docent Cultuurgeschiedenis
[email protected] drs. S. (Suzanne) van der Voet 43 Managementassistent directie
[email protected]
P. (Paula) dos Santos M.A. Docent Erfgoedtheorie
[email protected]
W.G. (Wilma) Wesselink 44 Coördinator masteropleiding Managementassistent lector
[email protected]
M.P. (Michiel) Sas 33 Onderwijsassistent BEd
[email protected]
drs. M.P.S. (Mirjam) Wijnands 45 Coördinator stagebureau
[email protected]
naam_hoofdstuk
15
16
Studiegids 2013-2014
Praktische zaken Studentenvoorzieningen Studiepunt
Studiepunt is de aangewezen plaats waar studenten voor informatie terecht kunnen. De medewerkers van Studiepunt beantwoorden alle vragen die met een goed verloop van de studie te maken hebben of verwijzen door naar de juiste docent of medewerker. Zij regelen afspraken met de studentendecaan of de Examencommissie en verstrekken formulieren of andere relevante documenten. Op intranet zijn de antwoorden op de meest gestelde vragen te vinden. De onderwerpen zijn o.a. cijfers en toetsen, vrijstellingen en keuzevakken, studiereizen, afstuderen, financiën. Studiepunt bevindt zich in de mediatheek op de tweede etage. Tijdens bezoekuren (werkdagen tussen 10.00 en 16.00 uur) is Studiepunt telefonisch bereikbaar op 020 527 7142. Mail buiten de openingstijden naar
[email protected].
Studentendecaan De studentendecaan, Joppe Knoester, is het aanspreekpunt voor studenten voor wie bijzondere persoonlijk omstandigheden van invloed zijn op de studie. Als er bijvoorbeeld sprake is van ziekte of familieomstandigheden, kan met de decaan bekeken worden hoe studievertraging zoveel mogelijk beperkt kan worden. Studenten met een chronische ziekte of een handicap overleggen met de decaan hoe het onderwijs kan worden aangepast. Andere onderwerpen van gesprek zijn bijvoorbeeld: twijfels over de gekozen opleiding, faalangst, vragen over financiële zaken zoals studiefinanciering, fondsen van de AHK en particuliere fondsen, het willen combineren van twee studies of van studie met topsport of een andere ambitie, problemen omtrent de OER of de beoordeling en het (voor)tijdig willen beëindigen of onderbreken van de studie. Gesprekken met de decaan zijn vertrouwelijk, er wordt zonder overleg met de student geen informatie aan derden gegeven. Voor een gesprek met de decaan kan via Studiepunt een afspraak gemaakt worden.
Studieloopbaanbegeleiding Onderdeel van het onderwijsprogramma is studieloopbaanbegeleiding. De vijf peilers van studieloopbaanbegeleiding zijn: • Coachen bij het bewust worden van de eigen (competentie)ontwikkeling en daarbij ontwikkeling van de gehanteerde persoonlijke professionele kwaliteiten. • Controleren van de studievoortgang. • Coachen in het ontwikkelen van een effectieve studiehouding • Ondersteunen in het maken van de verschillende studiekeuzes. • Signaleren van bijzondere persoonlijke omstandigheden. Coördinator is Marijke Leek.
naam_hoofdstuk
Inschrijven en uitschrijven Toelating
Op de bachelor Cultureel erfgoed zijn de reguliere ingangseisen voor een hbo-bacheloropleiding van toepassing. Een student moet minimaal een havo- of vwo-diploma hebben of een mbodiploma op niveau 4. Er worden geen eisen gesteld aan het profiel of vakkenpakket. Kandidaten die 21 jaar of ouder zijn en niet een van de genoemde diploma’s bezitten, kunnen een speciale toelatingstoets afleggen. Deze test wordt eind mei / begin juni, voorafgaand aan het volgende collegejaar, afgenomen. Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met Studiepunt.
Aanmelding / Inschrijving Aanmelden en inschrijven voor de bachelor Cultureel erfgoed loopt via Studielink. Als de persoons- en vooropleidinggegevens door Studielink geverifieerd en in orde zijn bevonden, kan de AHK een student definitief inschrijven. Hiertoe stuurt de AHK de benodigde formulieren plus een incassomachtiging voor het collegegeld. Een student is uiteindelijk pas ingeschreven als aan alle voorwaarden is voldaan en de betaling van het collegegeld aan de AHK in orde is gemaakt.
Bureau Inschrijving van de AHK Bij Bureau Inschrijving van de AHK geeft men informatie aan studenten met betrekking tot de betaling van collegegelden, de jaarlijkse inschrijving, de uitschrijving van studenten en de restitutie van collegegelden.
17
18
Studiegids 2013-2014
Tijdens de bezoekuren (op werkdagen tussen 13.00 en 16.00 uur) kunnen studenten terecht bij de balie van Bureau Inschrijving. Bureau Inschrijving is ook bereikbaar via het mailadres
[email protected] of telefoon 020 527 7734. Bezoekadres: Jodenbreestraat 3, (1e etage van de Theaterschool) Amsterdam. Internet: www.studentenzaken.ahk.nl
Herinschrijving Voordat een nieuw collegejaar begint moet een student zich opnieuw inschrijven via Studielink. Bureau Inschrijving van de AHK stuurt alle studenten een bericht als de (her)inschrijving start. Alle zittende studenten van de AHK ontvangen van Bureau Inschrijving per e-mail een gepersonaliseerd betalingsformulier (machtiging) voor het nieuwe collegejaar. Controleer of de gegevens op het betalingsformulier kloppen en geef aan hoe het collegegeld betaald wordt. Het formulier moet daarna per post, vóór 15 juli, naar Bureau Inschrijving gestuurd worden. Formulieren die per e-mail worden geretourneerd, kunnen niet behandeld worden. Ook bij herinschrijving moet de betaling van het collegegeld voor de start van het collegejaar rond zijn. Studenten die geen formulier ontvingen en wel verder gaan met de studie, moeten contact opnemen met Bureau Inschrijving van de AHK, telefoon 020 527 7734 of www.ahk.nl/voorzieningen/studentenzaken.
Tussentijds uitschrijven Studenten die in de loop van een studiejaar willen stoppen met de studie moeten eerst contact opnemen met Studiepunt om een afspraak met de decaan te maken. In overleg met de decaan wordt gekeken of de student voor restitutie van betaald collegegeld in aanmerking komt.
Collegekaart Bij de start van het studiejaar ontvangt iedere student, als de betaling van het collegegeld rond is, een (nieuwe) collegekaart als bewijs van inschrijving. De collegekaart is een persoonlijke pas waarmee de student toegang heeft tot het gebouw en kan kopiëren en printen. Tijdens tentamens moet iedere student zich kunnen legitimeren met de collegekaart. Studenten die eind september nog geen collegekaart hebben, nemen contact op met Studiepunt.
Studiefinanciering Aanvragen van studiefinanciering kan via Studielink. Als de aanvraag op tijd binnen is, zal de OV-studentenkaart bij de start van het studiejaar beschikbaar zijn. Kijk voor meer informatie op de websites ib-groep.nl en info.studielink.nl.
Kosten
Collegegeld Het wettelijk collegegeld wordt jaarlijks vastgesteld door het Ministerie van OCW. Voor 20132014 bedraagt het collegegeld € 1.835,-. De langstudeerdersmaatregel is zoals het er nu naar uitziet van de baan. Dat betekent dat er in het studiejaar 2013-2014 geen verhoogd collegegeldtarief geldt voor zogenaamde langstudeerders. Kijk voor meer informatie over het collegegeld en andere geldzaken op de website van de AHK: www.ahk.nl/voorzieningen/studentenzaken.
Overige kosten Iedere student moet in het bezit zijn van een Museumkaart die geldig is vanaf 1 september. In het eerste jaar wordt naast het wettelijke collegegeld een bijdrage van ca. € 30,- voor de introductiedagen gerekend. Een student in het eerste, tweede en derde jaar maakt een buitenlandse
Praktische zaken
studiereis, reken hiervoor op een bedrag tussen € 300,- en € 400,- per reis. Inbegrepen in dit bedrag zijn de heen- en terugreis, het verblijf op een meerpersoonskamer op basis van logies en ontbijt, reisverzekering, entreegelden, ontvangsten en rondleidingen. Gezien het karakter van de studiereis, de organisatie en groepsreserveringen, en de verantwoordelijkheid die de Reinwardt Academie draagt voor de studenten tijdens de studiereis, is het niet toegestaan om een studiereis (geheel of gedeeltelijk) individueel te organiseren. Studenten moeten verder rekenen op jaarlijkse kosten voor de aanschaf van literatuur en onderwijsmaterialen, en het printen van werkstukken.
Mediatheek Collectie
De collectie van de mediatheek bestaat uit boeken, tijdschriften, nieuwsbrieven, naslagwerken, videobanden, CD en DVD’s op het gebied van theoretische- en historische museologie, collectiebeheer, conservering en restauratie, museumeducatie, informatieverzorging, tentoonstellingsvormgeving, voorlichting, public relations en marketing, overheidsbeleid met betrekking tot cultureel erfgoed.
Catalogus De geautomatiseerde publiekscatalogus is te raadplegen in de mediatheek via intranet. Hier zijn ook de aanwinstenlijsten te vinden en links naar tijdschriftenindexen en catalogi van andere relevante bibliotheken. De catalogus is op het intranet (www.ahk.nl/voorzieningen/bibliotheek) doorzoekbaar via de velden auteur, titel, vrije tekst en trefwoord.
Uitleenvoorwaarden Een boek lenen kan op vertoon van de collegekaart of UvA-pas en/of legitimatie. De uitleentermijn is één maand met de mogelijkheid om nog één maand te verlengen. Verlenging aanvragen kan telefonisch of per e-mail via
[email protected]. Bij overschrijding van de uitleentermijn wordt een boete in rekening gebracht. Bij verlies of beschadiging is de officiële lener aansprakelijk. De naslagwerken, losse en ingebonden tijdschriften, knipselmappen, CD en DVD’s worden niet uitgeleend. De mediatheek is geopend van 10.00 tot 16.00 uur.
Gebouw en voorzieningen Toegang tot het gebouw
Aan het begin van het collegejaar ontvangt iedere student een collegekaart. Dit is een multifunctionele chippas waarmee de student tijdens de openingstijden toegang heeft tot het gebouw. Het gebouw is open op werkdagen van 08.30 uur tot 18.00 uur.
Studentendomein Een belangrijk onderdeel van het onderwijsprogramma is het werken in projectgroepen. Om dit mogelijk te maken zijn in het gebouw studentendomeinen ingericht. In het domein werkt een student individueel of in een (project)groep. Dat kan onder begeleiding van een project- of vakdocent zijn, maar ook zelfstandig, zonder begeleiding. In het gebouw zijn een aantal computerwerkplekken beschikbaar. Het wordt sterk aangeraden om een eigen laptop aan te schaffen voor gebruik in het domein. In de studentendomeinen staan kluisjes voor het opbergen van persoonlijke zaken.
19
20
Studiegids 2013-2014
De verdeling van de studentendomeinen in het gebouw is als volgt: • Eerstejaars studentendomein: 4de etage • Tweedejaars studentendomein: 3de etage • Derdejaars studentendomein: 5e etage • Vierdejaars studentendomein: 5e etage • Masters studentendomein: 6e etage
Intranet Aan het begin van de studie ontvangen studenten een persoonlijke inlognaam en password om het intranet, MyAHK te bereiken. Op MyAHK staat actueel nieuws van de Reinwardt Academie en de AHK, het rooster, informatie van Studiepunt, et cetera. Verder krijgt iedere student een AHK e-mailadres. Dit e-mailadres is het enige adres dat gebruikt wordt voor (e-mail)communicatie tussen studenten, (gast)docenten en andere medewerkers. Het mailsysteem is gekoppeld aan het intranet en biedt ook een persoonlijke agenda en de mogelijkheid documenten op te slaan en te delen met anderen.
Blackboard Via het intranet is de digitale leeromgeving Blackboard bereikbaar. Blackboard is de plaats waar alle mededelingen en documenten voor een specifiek studieonderdeel te vinden zijn. Verder biedt Blackboard veel mogelijkheden om als groep samen te werken, bestanden uit te wisselen en digitaal werk in te leveren.
Draadloos netwerk In het gebouw van de Reinwardt Academie is een draadloos netwerk aanwezig. Dit netwerk geeft uitsluitend toegang tot internet. De handleiding om verbinding met het netwerk te maken is te downloaden op de site van de AHK, www.ahk.nl/voorzieningen.
Schade en aansprakelijkheid De directie neemt geen verantwoordelijkheid voor vermissing, diefstal of beschadiging van persoonlijke eigendommen in de gebouwen van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Schade, toegebracht aan het gebouw, lokaal of apparatuur moet worden gemeld bij de facilitair beheerder. De Reinwardt Academie is niet verzekerd tegen schade die ontstaat door nalatigheid en verwijtbaar gedrag van studenten of medewerkers. De eventuele kosten worden verhaald op degene die aansprakelijk is gesteld.
Huisregels Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van studenten en medewerkers om de Reinwardt Academie een plezierige en veilige leer- en werkomgeving te maken. De algemene huisregels zijn gebaseerd op het Studentenstatuut van de Hogeschool, op de cao-hbo en op overheidsvoorschriften (brandweervoorschriften, Arbo- en milieuwetgeving). De huisregels van de Reinwardt Academie zijn te vinden op het intranet.
naam_hoofdstuk
21
22
Studiegids 2013-2014
Opbouw van het onderwijs Croho Graad Studielast Voertaal
code 34735 bachelor Cultureel erfgoed (Bachelor Cultural Heritage) 240 studiepunten Nederlands
De Reinwardt Academie biedt als enige hbo-opleiding in Nederland een vierjarige bachelor Cultureel erfgoed aan. Deze bachelor bereidt studenten voor op het invullen van professionele functies in musea, archieven en andere erfgoedinstellingen. Afgestudeerden vervullen beleidsmatige, adviserende, coördinerende en uitvoerende functies op het gebied van collectiebeheer, presentatie en publieksbegeleiding. Als projectleiders of projectmanagers werken ze samen met vakspecialisten als conservatoren, restauratoren, tentoonstellingsvormgevers en informatiemanagers. Het diploma bachelor Cultureel erfgoed geeft, al dan niet na het volgen van aanvullende programma’s, toegang tot allerlei masteropleidingen in binnen- en buitenland, waaronder ook de internationale masteropleiding Museology die de Reinwardt Academie zelf aanbiedt.
Uitgangspunten
Ontwikkelingen in het beroepenveld, in het onderwijs en in de maatschappij vragen om een vertaling naar het onderwijsprogramma. Uitgangspunt bij onderwijsvernieuwing is het evenwicht tussen theorie, praktijk en reflectie. Studenten dienen aan het einde van de studie te beschikken over een gedegen theoretische basis. Vakspecifieke kennis stelt de student en (toekomstige) professional in staat kritisch en creatief naar het eigen vakgebied te kijken en deze te vertalen naar praktijksituaties. Professioneel vakmanschap betekent dat de student in staat is specifieke beroepsproducten te ontwikkelen en/of uitvoeren. Deze beroepsproducten staan niet los van hun maatschappelijke context. Professionaliteit houdt ook in dat men zich bewust is van maatschappelijke ontwikkelingen en ethische vraagstukken. Voor zowel de theoretische basis, het vakmanschap als ethisch bewustzijn dient de student een onderzoekend vermogen te ontwikkelen. Juist omdat de opleiding voor het hele erfgoedveld opleidt en niet voor één specifieke erfgoedsector, is een afgestudeerde van de Reinwardt Academie in staat een brugfunctie te vervullen tussen verschillende sectoren. Daarnaast leid de Academie niet op voor één specifieke functie, maar voor alle functies op het gebied van het verzamelen, beheren, presenteren en communiceren van erfgoed.
Niveau’s
De bachelor Cultureel erfgoed is opgebouwd in drie niveaus: oriënterend in jaar 1, verdiepend in jaar 2 en 3 en ten slotte startbekwaam in jaar 4. De term startbekwaam geeft daarbij het eindniveau van de opleiding aan; na het afstuderen ben je een startbekwame erfgoedprofessional en kun je in een juniorfunctie in de erfgoedsector aan de slag.
Opbouw van het onderwijs
Oriënterend De student kan na het doorlopen van dit niveau in opdracht een relatief eenvoudig beroepsproduct opleveren. De student maakt bijvoorbeeld een ontwerpschets voor een tentoonstelling en houdt daarbij rekening met de doelgroep.
Verdiepend De student kan na het doorlopen van dit niveau in opdracht een integraal beroepsproduct opleveren. Integraal betekent dat de student in zijn beroepsproduct zichtbaar maakt dat hij/zij rekening heeft gehouden met de vorm, de context en de aard van het beroepsproduct. De student maakt bijvoorbeeld een ontwerpschets voor een tentoonstelling en houdt daarbij rekening met de doelgroep, het budget en de criteria die gesteld zijn aan het behouden van objecten.
Startbekwaam De student kan na het doorlopen van dit niveau in opdracht een volledig beroepsproduct opleveren. Volledig betekent dat de student in zijn beroepsproduct zichtbaar maakt dat hij/zij rekening heeft gehouden met een veelvoud van variabelen die relevant zijn voor de beroepspraktijk. De student maakt bijvoorbeeld een ontwerpschets voor een tentoonstelling en houdt daarbij rekening met de doelgroep, het budget, de criteria die gesteld zijn aan het behouden van objecten, de positie van de instelling, de beschikbaarheid van personeel en andere randvoorwaarden.
Eindtermen
Eindtermen zijn beknopte omschrijvingen van de kennis, inzichten en vaardigheden waarover een student aan het eind van de opleiding minimaal moet beschikken. De eindtermen van de Reinwardt Academie voldoen aan de zogenaamde Dublin Descriptoren, algemene beschrijvingen voor het eindniveau van het hoger onderwijs in Europa. De descriptoren voor het eindniveau van de bachelor en de master zijn als referentiepunten opgenomen in het accreditatiekader van de NVAO. De Reinwardt Academie heeft haar eindtermen uitgewerkt in competenties, kritische reflectie en body of knowledge en persoonlijke professionele kwaliteiten.
Competenties De Reinwardt Academie kiest ervoor om haar eindkwalificaties te formuleren als een vijftal competenties. ‘Een competentie is een vermogen dat kennis, inzicht, attitude en vaardigheidsaspecten omvat om in concrete situaties in de beroepscontext doelen te bereiken.’ Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Elke competentie die de Reinwardt Academie hanteert is uitgewerkt in een toelichting, deelcompetenties, beroepscontext, beroepshandelingen, beroepsproducten en kritische reflectie en een body of knowledge. Door deze formulering wordt duidelijk op welke wijze de eindkwalificaties en de beroepspraktijk samenhangen. De Reinwardt Academie hanteert als uitgangspunt dat een professional in cultureel erfgoed op het einde van de opleiding in staat moet zijn om de gedefinieerde vijf professionele competenties op het beoogde niveau uit te oefenen en de daarbij gespecificeerde producten volgens een professionele aanpak te realiseren. De student is ook in staat om de daarvoor noodzakelijke kennis en vaardigheden te verwerven. De vijf competenties zijn: Competentie 1: Kan erfgoedinformatie managen Competentie 2: Kan erfgoed analyseren, interpreteren en waarderen
23
24
Studiegids 2013-2014
Competentie 3: Kan erfgoed behouden Competentie 4: Kan beschikbaar stellen Competentie 5: Kan een instelling voor cultureel erfgoed positioneren
Kritische reflectie en body of knowledge De Reinwardt Academie wil graag kennis en inzicht apart expliciteren: ‘kritische reflectie’ en body of knowledge. Dit om te benadrukken dat kennis en inzicht essentieel zijn èn om te voorkomen dat bepaalde kennisgebieden niet voldoende worden gethematiseerd. De complete lijst is verderop in deze gids te vinden (pagina 69). In de dagelijkse praktijk van het onderwijs verwerft de student een deel van deze kennis via aparte, ondersteunende of autonome vakken en een deel aan de hand van werken aan beroepsproducten.
Persoonlijke professionele kwaliteiten Buiten werken aan de ontwikkeling van competenties door middel van werken aan beroepsproducten en het verwerven van kennis en inzicht, meent de Academie dat het niveau van een professional ook wordt bevorderd door de ontwikkeling van een aantal meer algemene persoonlijk professionele vermogens. Niet elke competentie komt steeds per fase aan bod, maar de doelstelling is dat niveauontwikkeling ten aanzien van de ene competentie ook de niveauontwikkeling ten aanzien van de andere competentie ten goede komt. Hieronder geeft de opleiding een beeld van wat voor haar de essentiële persoonlijke professionele kwaliteiten zijn: 1. Kan zijn of haar werkzaamheden zorgvuldig, betrouwbaar en met oog voor kwaliteit uitvoeren. 2. Kan zijn of haar taken uitvoeren vanuit een geïnteresseerde, probleemanalyserende en probleemonderzoekende grondhouding. 3. Kan zijn of haar taken uitvoeren met een dienstverlenende instelling tegenover interne en externe klanten. 4. Kan conceptualiseren en abstraheren. 5. Kan het gedrag van anderen beïnvloeden. 6. Kan toekomstgerichte initiatieven nemen. 7. Kan omgaan met onzekerheid. 8. Kan omgaan met stress. 9. Kan feedback genereren. 10. Kan zich inleven in andere mensen, andere culturen, in de eigen organisatie en in andere organisaties. De volledige uitwerking van de eindtermen is opgenomen in deze studiegids, zie pagina 64.
Onderwijs- en examenregeling
In de Onderwijs- en examenregeling (OER) zijn alle bepalingen die horen bij studeren aan de Reinwardt Academie opgenomen. Onderwerpen die behandeld worden zijn ondermeer: • Regels rond toetsen en examens • Uitslagen van tentamens en inzagerecht • Overgangsregelingen van jaar 1 naar jaar 2 of van jaar 2 naar 3 en verder • Vrijstellingen • Klachtenregelingen De complete tekst is onderdeel van deze studiegids en is te lezen op het intranet van de Reinwardt Academie.
Opbouw van het onderwijs
Bindend studieadvies In de OER is ook het ‘negatief bindend studieadvies’ geregeld. Een negatief bindend studieadvies wordt gegeven namens het College van Bestuur door de faculteitsdirecteur. Een student krijgt een negatief bindend studieadvies als niet aan de in de regeling geformuleerde eisen wordt voldaan. Bij de afweging om een negatief bindend studieadvies te geven worden persoonlijke omstandigheden van studenten in acht genomen. Als zich in de loop van het jaar omstandigheden voordoen die een negatieve invloed hebben op de studie dan moet de student contact opnemen met de studentendecaan. Een afspraak is te regelen via Studiepunt.
Onderwijsprogramma Onderwijseenheden
Een onderwijseenheid is een afgeronde eenheid waarin bepaalde leerstof of opdrachten worden aangeboden. Aan elke onderwijseenheid wordt één cijfer toegekend. Een onderwijseenheid is bijvoorbeeld een project, een vak of een stage. Met uitzondering van de stages, de minor en het afstudeeronderzoek, werkt de student in elk blok met een klein groepje aan een project, dat ondersteund wordt door colleges, excursies, studiereizen en projectbegeleiding. Het project wordt afgesloten met een beroepsproduct, bijvoorbeeld een plan of ontwerp. Daarnaast worden er verschillende vakken aangeboden waarin studenten kennis verwerven en vaardigheden trainen. De vakken worden afgesloten met een kennistoets of prestatie, bijvoorbeeld een werkstuk of presentatie. Alle vakken maken deel uit van een leerlijn, een samenhangend geheel van vakken die hetzelfde vakgebied bestrijken en een opbouw vertonen door de gehele opleiding heen. Een overzicht van de verschillende leerlijnen is verderop in deze gids opgenomen.
Studielast De studielast is het totaal aantal uren dat een student in een bepaald jaar aan het afwerken van het studieprogramma besteedt. Een studiepunt komt overeen met 28 studiebelastinguren. De bachelor Cultureel erfgoed duurt vier jaar en omvat 4 x 60 = 240 studiepunten.
Programma-overzicht Het programma-overzicht geeft een overzicht van de onderwijseenheden per blok of semester. In het programma-overzicht wordt verder per onderwijseenheid het aantal studiepunten aangegeven, tot welke leerlijn het behoord, de wijze van toetsing en de coördinerend docent.
Blokkenschema Het blokkenschema biedt een schematisch overzicht van de blokken en toetsweken binnen het lopende collegejaar. Alle data van toetsweken, schoolvakanties en studiereizen zijn ook in het blokkenschema opgenomen. Een studiejaar bestaat uit vier blokken, een blok bestrijkt acht collegeweken en wordt afgesloten met een toetsweek.
Jaarplanner Het studiejaar duurt, inclusief introductie-, toetsweken (inclusief overmachttentamens) en eindexamens 42 weken. In een studiejaarjaar zijn 10 vakantieweken gepland: herfstvakantie, twee weken kerstvakantie, voorjaars- en meivakantie en vijf weken zomervakantie. In de jaarplanner staan naast de studiereizen en schoolvakanties een aantal data die van belang zijn voor de onderwijsagenda. Programmaoverzicht, blokkenschema en jaarplanner zijn te vinden op pagina 34, 36 en 38.
25
26
Studiegids 2013-2014
Toetsen en examens
Een onderwijseenheid wordt afgesloten met een of meerdere toetsen aan het einde van het blok of semester. Een toets is een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student. Aan elke onderwijseenheid wordt één cijfer toegekend. Een onderwijseenheid is bijvoorbeeld een project, een vak, een stage of afstudeerproject. Een toets kan uit meerdere onderdelen bestaan, bijvoorbeeld verplichte aanwezigheid en een werkstuk. Het volledige aantal studiepunten wordt slechts toegekend als aan alle verplichtingen is voldaan. Voor iedere toets wordt één herkansing aangeboden in de tentamenweek van het daaropvolgende blok. Een student die nog een toets uit een voorgaand studiejaar moet afleggen, moet er rekening mee houden dat de stof, toetsvorm en toetscriteria gewijzigd kunnen zijn. Sommige keuzevakken worden slechts eenmalig aangeboden en kunnen het volgende studiejaar niet meer herkanst worden. De toetscriteria worden per project of vak in leertaken beschreven. Leertaken worden bij aanvang van een blok op Blackboard gepubliceerd. Heeft een student alle onderwijseenheden in de propedeuse met een voldoende afgesloten, dan heeft hij of zij het propedeutisch examen behaald. De opleiding wordt afgesloten met een eindexamen. De Reinwardt Academie onderscheidt een drietal toetsvormen: Beroepsproduct Projecten en stages worden afgesloten met een beroepsproduct, bijvoorbeeld een educatief programma, een ontwerp voor een tentoonstelling, een adviesrapport, een ondernemingsplan of een stageverslag. Naast het eindproduct bestaat de toetsing van een project of stage uit meerdere onderdelen, zoals een presentatie, individuele verantwoording, et cetera. Prestatie Een prestatie is bijvoorbeeld een werkstuk, een schrijfopdracht, een onderzoek, een presentatie, een ontwerp, actieve deelname et cetera. Een prestatie kan uit verschillende onderdelen bestaan, dit wordt in de leertaak aangegeven. Een prestatie heeft nooit alleen de vorm van een tentamen, maar een schriftelijke toets kan wel onderdeel zijn van de toetsing. Kennistoets Een kennistoets kan bestaan uit meerkeuzevragen, open vragen, een schrijfopdracht of een mondelinge toets. Een opdracht kan onderdeel uitmaken van een kennistoets. Dit wordt in de leertaak aangegeven.
Toetsweek De laatste, negende week van een blok is de toetsweek, in deze week worden de kennistoetsen afgenomen en prestaties ingeleverd. Het rooster van de toetsweek wordt twee weken van te voren via MyAHK bekend gemaakt. De in te leveren prestaties - beroepsproducten, werkstukken of verslagen - moeten tijdens de toetsweek uiterlijk op dinsdag vóór 14.00 uur ingeleverd worden. De wijze van inleveren staat in de leertaak van het vak. Presentaties die onderdeel uitmaken van het eindcijfer van een project of vak, worden niet in, maar voorafgaand aan de toetsweek gepland. Dit om deelname aan (herkansingen van) tentamens in de toetsweek mogelijk te maken.
Opbouw van het onderwijs
Rooster
Het lesrooster wordt per blok van 9 weken gemaakt. Het meest actuele rooster kan altijd op intranet geraadpleegd worden; wijzigingen of aanpassingen worden daar en/of via e-mail bekend gemaakt. De lestijden op maandag tot en met vrijdag zijn: 1e uur: 09:00 – 09:50 uur 2e uur: 10:00 – 10:50 uur 3e uur: 11:00 – 11:50 uur 4e uur: 12:00 – 12:50 uur
5e uur: 13:00 – 13:50 uur 6e uur: 14:00 – 14:50 uur 7e uur: 15:00 – 15:50 uur 8e uur: 16:00 – 16:50 uur
Bij de roostering wordt uit gegaan van vaste lesdagen voor de verschillende leerjaren: Jaar 1 De lesdagen zijn: maandag, dinsdag, woensdag en donderdag. De vrijdag is bestemd voor excursies of zelfstudie. Jaar 2 In het 1e semester zijn de lesdagen: maandag, dinsdag en vrijdag; op vrijdag zijn de groepsbijeenkomsten. Woensdag en donderdag zijn bestemd voor excursies of zelfstudie. In het 2e semester lopen studenten stage op maandag tot en met donderdag. De vrijdag is bestemd voor terugkomdagen of zelfstudie. Jaar 3 In het 1e semester zijn de lesdagen: dinsdag, woensdag en vrijdag.; op vrijdag zijn de groepsbijeenkomsten. Maandag en donderdag zijn bestemd voor excursies of zelfstudie. In het 2e semester volgen studenten een minor, de lesdagen variëren per minor. Jaar 4 Studenten werken zelfstandig aan hun afstudeerstage of afstudeeronderzoek. Door het jaar verspreid worden - steeds op donderdagen - enkele terugkomdagen gepland.
Literatuur
Literatuur wordt in deze studiegids en via de leertaken op Blackboard bekend gemaakt. Er is geen verplichting tot aanschaf, maar de opgegeven literatuur moet bestudeerd zijn en wordt door middel van beroepsproduct, kennistoets of prestatie getoetst. De opgegeven literatuur is vaak ook via de mediatheek beschikbaar. De Koninklijke Bibliotheek biedt via een (studenten)abonnement toegang tot een zeer uitgebreide collectie wetenschappelijke uitgaven in de Ebook Library. Boeken zijn hier digitaal in te zien via de webbrowser. ePUB- en PDF-bestanden zijn voor een bepaalde periode te leen (daarvoor moet eerst het gratis programma Adobe Digital Editions gedownload worden). Van geleende boeken kan een deel geprint worden.
27
28
Studiegids 2013-2014
Leerlijnen
Een leerlijn is een samenhangend geheel van vakken die hetzelfde vakgebied bestrijken en een opbouw vertonen - van oriënterend naar verdiepend tot vakbekwaam - door de gehele opleiding heen. De leerlijnen zijn, onder invloed van ontwikkelingen in de maatschappij en het erfgoedveld, continue in ontwikkeling. Hiervoor zijn de gelijknamige vakgroepen met vakdocenten verantwoordelijk. Het onderwijsprogramma bestaat uit de volgende leerlijnen.
Erfgoedtheorie De erfgoedtheoretische basis van de opleiding wordt uitgelegd in de leerlijn Erfgoedtheorie. Uiteraard gaat het daarbij vooral om de vraag wat erfgoed is. De erfgoedtheorie wordt in eerste instantie benaderd vanuit het museologisch perspectief, met daarnaast aandacht en ruimte voor andere erfgoeddisciplines. Erfgoed ontstaat omdat individuen en groepen betekenis geven aan objecten en verschijnselen (materieel of immaterieel). Hoe komt die betekenis tot stand? Wat zijn de gevolgen van die betekenisgeving? Welke relevantie heeft de betekenisgeving voor andere individuen en groepen? Deze vragen worden uitgewerkt voor verschillende categorieën van erfgoed zoals gebruiks- en kunstvoorwerpen, archieven, gebouwen, landschappen, tradities, et cetera. Aan de orde komen ook gespecialiseerde professionele instellingen die erfgoed beheren zoals musea, archieven en monumentenzorg. Welke keuzes maken deze instellingen en wat betekent het wanneer erfgoed wordt beheerd in een instelling en niet bij mensen thuis? In hoorcolleges en werkgroepen wor-
Opbouw van het onderwijs
den studenten uitgedaagd om daar over na te denken en een eigen mening te vormen. Binnen de leerlijn Erfgoedtheorie komen uiteraard de geschiedenis en theorie van het verzamelen ter sprake, wordt gesproken over termen als representatie en participatie, en wordt aandacht besteed aan de professionele ethiek die samenhangt met het bewaren, behouden en publiek toegankelijk maken van erfgoed.
Beheer en behoud Bij Beheer en behoud leer je keuzes maken in het nemen van maatregelen om schades aan objecten te voorkomen en verval te beperken, dit heet conservering. De leerlijn Beheer en behoud gaat vooral over preventieve maatregelen. Hiermee wordt voorkomen dat schade optreedt aan objecten en collecties, bovendien is preventie vaak goedkoper dan bijvoorbeeld het restaureren van enkele stukken. Drie aspecten spelen een rol bij de keuzes die bij Beheer en behoud gemaakt worden; het object, de omgeving en het proces dat het object doorloopt, bijvoorbeeld een tentoonstelling, onderzoek, een transport of depotopslag. Een systematische aanpak van deze drie aspecten geeft inzicht in het maken van wel overwogen keuzes voor de conservering van collecties.
Informatiemanagement Informatie is de noodzakelijke grondstof van verschillende activiteiten binnen een erfgoedinstelling. Of er nu een tentoonstelling gemaakt wordt, een publieksactiviteit georganiseerd, een website opgezet, de collectie beheerd of de organisatie geleid, zonder informatie is dit onmogelijk. Informatiemanagement gaat over het organiseren - analyseren, verzamelen, opslaan, bewerken en gebruiken - van informatie, zowel analoog als digitaal. Uiteraard is dit afhankelijk van de doelgroep, bijvoorbeeld de medewerkers in de organisatie, onderzoekers, vakgenoten of bezoekers. Maar ook het doel: gaat het om het terugvinden van de objecten, het publiek begeleiden of verantwoording afleggen aan een bestuur of directie? Informatiemanagement is daarom onderdeel van verschillende activiteiten in een erfgoedinstelling: collectiemanagement, publieksactiviteiten, tentoonstellen, management en onderzoek. En tot slot kan de informatie zelf ‘erfgoed’ vormen, het langetermijngeheugen van een persoon, een gemeenschap of een instelling.
Management Management van organisaties in de erfgoedsector vraagt om specifieke kennis en vaardigheden. Een erfgoedprofessional kan activiteiten organiseren en begrijpt hoe instellingen en werkprocessen in elkaar zitten. De leerlijn Management richt zich onder meer op managementvaardigheden, organisatiekunde, cultuurbeleid, financieel management en recht. Marketing maakt een belangrijk deel uit van de opleiding. Daarbij wordt ingegaan op de wijze waarop een culturele instelling kan inspelen op de wensen van het gewenste publiek door het inzetten van marketingproducten. De stof in de eerste jaren bestaat uit theoretische kennis en praktijkverhalen. Het geleerde wordt in het derde en vierde jaar in praktijk gebracht tijdens de stages, de minor Cultureel Ondernemen en in de projecten waarin studenten een plan maken voor een erfgoedinstelling en gedetailleerd uitwerken in een ondernemingsplan en een projectplan.
Publiek Publiek is de maat voor het handelen in een erfgoedinstelling: zonder publiek is erfgoed doods. Binnen de Reinwardt Academie verstaan we onder publiek, de bezoekers van erfgoedinstellingen en gebruikers van erfgoed. Concreet zijn dat de actuele bezoekers, de virtuele bezoekers, de potentiële bezoekers, de niet-bezoekers - want die kunnen nog bezoeker worden - de bezoekers uit het verleden en die van de toekomst. Maar ook de (al dan niet vrijwillige) medewerkers van
29
30
Studiegids 2013-2014
de eigen instelling zien we als publiek. In de leerlijn Publiek bekijken we wie het publiek is, wat hun verwachtingen zijn, hoe we het publiek bij erfgoed kunnen betrekken, hoe en wat het publiek van erfgoed leert en wat de wisselwerking tussen erfgoedinstellingen en het publiek is.
Tentoonstellen De leerlijn tentoonstellen richt zich op de diverse vormen van de visuele en ruimtelijke communicatie. Studenten leren doelgroepgericht, in samenhang met andere communicatievormen een tentoonstelling te ontwikkelen binnen de gestelde randvoorwaarden zoals tijd, geld en doelstellingen. Tijdens het ontwikkelproces ligt de nadruk op het aanleren van een zakelijke en gestructureerde manier van werken. Naast een zakelijke houding stuurt de leerlijn Tentoonstellen ook aan op een houding die gericht is op het zoeken naar effectief en attractief communiceren met de doelgroep. Er wordt gestreefd naar een basisniveau met betrekking tot conceptualiseren en ontwerpen. Daarbij wordt gewerkt met verschillende (digitale) gereedschappen om deze ideeën ook te kunnen overdragen aan alle betrokken partijen.
Cultuurgeschiedenis Cultuurgeschiedenis houdt zich bezig met alle mogelijke aspecten van het verleden: politiek, kunst, godsdienst, techniek, et cetera. Door samenhang tussen die aspecten in een bepaalde periode te zoeken, probeert cultuurgeschiedenis zicht te krijgen op de typerende kenmerken van een bepaalde periode. Daarnaast biedt cultuurgeschiedenis de mogelijkheid ontwikkelingen over een langere periode te volgen. Hierdoor ontstaat het besef dat talloze zaken in het heden hun oorsprong hebben in het al dan niet verre verleden. Tegelijkertijd ontstaat het inzicht dat er soms grote veranderingen in de loop van de tijd hebben plaatsgevonden: het verleden is eender en anders. Omdat kunst een belangrijk onderdeel is van erfgoed, wordt er apart aandacht aan de kunstgeschiedenis besteed. Naast het vormen van een (kunst)historisch kader onderzoekt de student wie en wat van invloed kan zijn (geweest) op de vorming van een kunstcollectie en staan we stil bij de complexiteit van (kunst)historisch onderzoek en het kritisch omgaan met de uitkomsten daarvan. Cultureel erfgoed kan met behulp van de leerlijn Cultuurgeschiedenis in zijn tijd worden geplaatst en geïnterpreteerd.
Basisvaardigheden In de leerlijn Basisvaardigheden worden verschillende vaardigheden en kennisaspecten aangeboden waarvan de Reinwardt Academie vindt dat ze een basis vormen voor de hbo-studie. De onderwerpen betreffen de gebieden taalbeheersing (Nederlands en Engels), onderzoeksvaardigheden, communicatie (presenteren, vergaderen, correspondentie) en productietechnieken (o.a. ICT-tools en AV-tools). De opgedane kennis en vaardigheden zijn toepasbaar in opdrachten van de programma’s in alle jaren.
Overige studieonderdelen
De overige onderwijseenheden zijn leerlijn overstijgend en maken integraal onderdeel uit van de studie.
Studiereizen Tijdens de gehele opleiding staan diverse binnenlandse studiereizen naar musea, archieven, kennisinstitituten, monumenten, bezoekerscentra et cetera op het programma. Tijdens de studie maken de studenten ook drie buitenlandse studiereizen. In het eerste jaar gaat de reis naar Parijs. Onderwerp is de structuur van de stad als erfgoed,
Opbouw van het onderwijs
met nadruk op de culturele biografie als concept, de geschiedenis van musea, museumarchitectuur, collectie en gebouw en collectie en representatie. Berlijn staat in het tweede jaar op het programma. Tijdens deze studiereis ligt het zwaartepunt op de structuur van de stad als erfgoed, met nadruk op de continuïteit van ideologische structuren, herinneringscultuur, ‘lieux de mémoire’, erfgoed en ideologie, restauratie-ethiek, authenticiteit en museumarchitectuur (met een nadruk op nieuwbouw). De studiereis in jaar 3 gaat naar Londen. Hier ligt het accent op de structuur van de stad als erfgoed met de nadruk op ‘Urban Regeneration’, museumarchitectuur (met nadruk op vernieuwing), publieksgerichtheid in al het handelen, cultureel ondernemen en tentoonstellingsvormgeving. De studiereizen maken een verplicht onderdeel uit van de studie waarvoor studiepunten worden toegekend.
Tweedejaarsstages De tweedejaarsstage, in blok 3 en 4, vormt een eerste kennismaking met het werkveld. De student loopt stage bij een erfgoedinstelling, een overheidsinstelling gelieerd aan de erfgoedsector of een bedrijf werkzaam in het erfgoedveld. De stage bestaat uit praktische en uitvoerende werkzaamheden. Bij deze stage is gekozen voor een geïntegreerde aanpak tussen werken en leren. Tijdens de stageperiode krijgt de student meerdere opdrachten die erop gericht zijn meer inzicht te geven in diverse aspecten van de stage-instelling en op zijn/haar eigen ontwikkeling als toekomstig erfgoedprofessional. Vanuit de opleiding wordt de stage begeleid door een docent. Tijdens de stage komt de student een aantal maal naar de Academie voor het volgen van colleges. De stage wordt afgesloten met een schriftelijk verslag.
Vrije studieruimte De Academie biedt de student - na het behalen van de propedeuse - de mogelijkheid om met keuzevakken een aantal studiepunten zelf in te vullen, de zogenaamde ‘vrije studieruimte’. Het aanbod van de Academie voor de vrije studieruimte is divers en wordt gedurende het studiejaar aangevuld. De Academie wil op deze manier inspelen op actuele ontwikkelingen en studenten de kans geven daarin te participeren. Een keuzevak kan een kennisvak zijn, waarin je je verdiept in een aan het erfgoed verwant terrein. Of een project met en voor het erfgoedveld. Een project sluit soms niet aan op het reguliere blokkenschema, maar kent een eigen planning. In het derde studiejaar is - naast de minoren - een vrije studieruimte ter waarde van 6 studiepunten in het programma opgenomen. De Reinwardt Academie programmeert in het eerste semester twee vakken. Dit biedt de ruimte om jaarlijks op actuele ontwikkelingen in het veld in te gaan of aandacht te besteden aan onderwerpen uit het lectoraatsprogramma. Het keuzevak gaat dan dieper in op een actueel thema of is een aanvulling op het reguliere programma. Het aanbod van de Reinwardt Academie is te vinden op Blackboard.
Minoren Een minor is een keuzeprogramma ter verbreding en/of verdieping van de studie. Studenten volgen een minor in het tweede semester van het derde jaar van de opleiding. In een minor is ruimte voor theoretische verdieping en nieuwe ontwikkelingen uit het vakgebied die eerder niet of in mindere mate aan bod zijn gekomen. Een student kan ook kiezen voor verbreding van kennis en ervaring, bijvoorbeeld door het volgen van een minor aan een andere hbo-instelling of universiteit. Alle aanvragen voor zowel een interne als een externe minor worden door de Examencommissie beoordeeld en geaccordeerd.
31
32
Studiegids 2013-2014
Afstuderen Het vierde en laatste jaar van de opleiding is de afstudeerfase, bestaande uit een afstudeerstage en een afstudeeronderzoek. Beiden kunnen door de student zowel na elkaar als gecombineerd gepland worden. Naast de individuele stage en onderzoek zijn er ook mogelijkheden binnen het kader van het onderzoeksprogramma van het Lectoraat af te studeren. Tijdens de afstudeerstage in het vierde jaar staat het in praktijk brengen van theorie en aangeleerde vaardigheden centraal. De stage bestaat uit één project of twee deelprojecten op een specifiek terrein en vormt een afgerond geheel. De student draagt, onder begeleiding van de instelling, deelverantwoordelijkheid voor het project. Als meerdere studenten bij een groot project betrokken zijn, zijn de taken, de werkzaamheden en de verantwoordelijkheden individueel afgebakend. De afstudeerstage vindt plaats bij een erfgoedinstelling, een overheidsinstelling gelieerd aan de erfgoedsector of een bedrijf dat werkzaam is voor het erfgoedveld. De afstudeerstage sluit aan bij één of meerdere door de Reinwardt Academie geformuleerde competenties. Door middel van de afstudeerstage toont de student aan zelfstandig in staat te zijn een project in het beroepenveld te verwerven, te ontwikkelen en uit te voeren. De student is in staat een projectvoorstel te schrijven, een planning op te stellen, het project te realiseren en te evalueren. Het afstudeeronderzoek bestaat uit het uitvoeren van een zelfstandig onderzoeksproject, de verslaglegging hiervan en de kritische reflectie op het probleem. De student laat met het afstudeeronderzoek zien in staat te zijn een maatschappelijk relevant probleem op erfgoedgebied op een methodische wijze aan te pakken. Het afronden van het afstudeeronderzoek toont aan dat de student in het bezit is van de competenties en persoonlijke professionele kwaliteiten op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Met het afstudeeronderzoek toont de student aan een maatschappelijk relevant (beroeps) probleem op het terrein van het cultureel erfgoed te kunnen signaleren en oplossen. De student kan een onderzoeksvraag formuleren, systematisch analyseren en erover rapporteren. Daarnaast is de student in staat te reflecteren, door het formuleren van een eigen standpunt over het betreffende onderwerp.
Studieloopbaanbegeleiding Professionaliteit is gebaseerd op praktische vaardigheden, een theoretisch kader en een professionele houding. Studieloopbaanbegeleiding, gericht op het ontwikkelen van zelfinzicht bij studenten en het aanleren van studievaardigheden, is daarbij van groot belang. Het programma van studieloopbaanbegeleiding bestaat uit werkcolleges, groepsbijeenkomsten en individuele gesprekken met een studieloopbaanbegeleider. In het eerste jaar heeft elke klas een studieloopbaanbegeleider. Er wordt op vaste momenten in het studiejaar in groepsverband gekeken naar de samenwerking. Daarnaast zijn er individuele gesprekken met de studieloopbaanbegeleider waarin gesproken wordt over de individuele ontwikkeling. In het tweede, derde en vierde jaar is studieloopbaanbegeleiding gericht op de individuele competentieontwikkeling en op ondersteuning bij het maken van studiekeuzen, zoals de keuze voor een minor, afstudeerstage en afstudeeronderzoek. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om een individueel gesprek over studiehouding en -voortgang met een van de studieloopbaanbegeleiders aan te vragen.
naam_hoofdstuk
33
34
Studiegids 2013-2014
studiepunten
toets
coördinerend docent
onderwijseenheid
code
studiepunten
toets
coördinerend docent
Erfgoed (project)
PR.EF
5 stp
B
MD
diverse leerlijnen
Het Veld (project)
PR.VE
5 stp
B
BC
Erfgoedtheorie
Betekenisgeving
ET.BG
1 stp
K
MD
Erfgoedtheorie
Historisch perspectief
ET.HP
1 stp
K
MD
Cultuurgeschiedenis
Cultuurgeschiedenis tot 1900
CG.C1
2 stp
K
EV
Cultuurgeschiedenis
Kunst tot 1900
CG.K1
2 stp
K
JK
Beheer en behoud
Materialenkennis 1
BH.M1
2 stp
K
MOs
Management
Erfgoed en recht 1
MA.R1
2 stp
K
MP
Informatiemanagement Erfgoed beschrijven
IM.BE
2 stp
P
SS
Publiek
Erfgoed en onderwijs
PU.EO
2 stp
P
HG
Basisvaardigheden
Taalbeheersing 1
BV.T1
2 stp
K
MLs
Basisvaardigheden
Taalbeheersing 2
BV.T2
2 stp
P
MLs
Basisvaardigheden
Onderzoek 1
OZ.O1
1 stp
P
JSa
Basisvaardigheden
Onderzoek 2
OZ.O2
1 stp
P
JSa
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB
MLk
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB
MLk
totaal
15 stp
totaal
15 stp
diverse leerlijnen
Communiceren en beheren 1 (project)
PR.C1
7 stp
B
KH
diverse leerlijnen
Communiceren en beheren 2 (project)
PR.C2
7 stp
B
KH
Erfgoedtheorie
Theorie van de presentatie
ET.PR
2 stp
K
RS
Erfgoedtheorie
Theorie van het verzamelen
ET.VE
2 stp
K
LM
Cultuurgeschiedenis
Toegepaste kunst
CG.TK
2 stp
K
JK
Cultuurgeschiedenis
Cultuurgeschiedenis na 1900
CG.C2
2 stp
K
EV
Management
Erfgoed en recht 2
VT1 - blok 1
leerlijn
code
diverse leerlijnen
leerlijn
onderwijseenheid
Programma-overzicht 2013-2014
VT1 - blok 2
VT2 - blok 1
VT2 - blok 2
MA.R2
2 stp
K
MP
Cultuurgeschiedenis
Verzamelen van moderne kunst
CG.VZ
2 stp
P
JK
Informatiemanagement Archiefonderzoek
IM.AO
2 stp
P
EB
Beheer en behoud
Materialenkennis 2
BH.M2
2 stp
P
MOs
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB
MLk
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB
totaal
15 stp
totaal
15 stp
alle leerlijnen
Positioneren en sturen 1 (project)
PR.S1
9 stp
B
MP
alle leerlijnen
Positioneren en sturen 2 (project)
PR.S2
9 stp
B
GB
Erfgoedtheorie
Erfgoedtheorie en ethiek
ET.EK
1 stp
P
LM
Erfgoedtheorie
Erfgoedtheorie en professionaliteit
ET.PF
1 stp
P
LM
vrije studieruimte
Immaterieel erfgoed en VS.R1 volkscultuur
3 stp
K
HD
vrije studieruimte
Culturele contacten
VS.R2
3 stp
K
EV
diverse leerlijnen
studiereis Londen
EX.LO
2 stp
P
RS
Basisvaardigheden
Adviseren door erfgoedprofessionals
BV.AE
2 stp
K
GB
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB
MLk
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB
MLk
totaal
15 stp
totaal
15 stp
VT3 - blok 1
VT3 - blok 2
VT4 - semester 1 & 2 alle leerlijnen
Afstudeerstage
A.ST
30 stp B
MW
alle leerlijnen
Afstudeeronderzoek
A.OZ
30 stp B
GB
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB 30 stp
MLk
totaal
MLk
toets
coördinerend docent
studiepunten
toets
coördinerend docent
Het Publiek (project)
PR.PU
5 stp
B
SS
diverse leerlijnen
De Presentatie (project) PR.PS
5 stp
B
MG
Erfgoedtheorie
Instituut en maatschappij
ET.IM
1 stp
K
MD
Erfgoedtheorie
Erfgoed als dialoog
ET.DG
1 stp
P
MD
diverse leerlijnen
studiereis Parijs
EX.PA
2 stp
P
MD
Cultuurgeschiedenis
Kunst na 1900
CG.K2
2 stp
K
RB
Beheer en behoud
Omgevingsinvloeden 1 BH.O1
2 stp
K
AJ
Beheer en behoud
Omgevingsinvloeden 2 BH.O2
2 stp
P
AJ
Tentoonstellen
Woord en beeld
TT.WB
1 stp
P
PH
Tentoonstellen
Tentoonstellingsvormgeving
TT.TV
2 stp
P
MG
Management
Marketing
MA.MK
2 stp
K
BC
Informatiemanagement Toegankelijk maken
IM.TO
2 stp
P
SS
Basisvaardigheden
Onderzoek 3
OZ.O3
2 stp
K
JSa
Tentoonstellen
Beeld en geluid
TT.BG
1 stp
P
PH
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB
MLk
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
SLB
totaal
15 stp
diverse leerlijnen
Stage
ST2
22 stp
diverse leerlijnen
studiereis Berlijn
EX.BE
Publiek
Publieksonderzoek
PU.P2
VT1 - blok 3
code
leerlijn
onderwijseenheid
studiepunten
diverse leerlijnen
leerlijn
code
35
onderwijseenheid
Programma-overzicht 2013-2014
VT1 - blok 4
totaal
B
RB
2 stp
P
LM
3 stp
P
JSa
VT2 - blok 3 & 4
Informatiemanagement Organisatie en en Management informatie
MA.OI
3 stp
P
NA
SLB
SLB
MLk
toetsvorm B K
Beroepsproduct Kennistoets
P
Prestatie
Studieloopbaanbegeleiding
totaal
30 stp
docenten VT3 - blok 3 & 4 vrije studieruimte SLB
minor Studieloopbaanbegeleiding
div.
30 stp P
SLB
totaal
div. MLk
30 stp
MLk 15 stp
docenten
Nancy van Asseldonk
NA
Herman van Gessel
HG
Els van den Bent
EB GB
PH
Gerdie Borghuis Hester Dibbits
HD
Koosje Hofman Patty van Hoften Jellema Mario
Rosemarijn Bügel
RB
Annemiek de Jong
MJ AJ
KH
Bob Crezee
BC
Jorna Kniese
Marieke van de Duin
MD JK
Joppe Knoester Marijke Leek
MLk
Marc Pil Martijn de Ruijter dos Santos Paula
JFK
Marleen Leenders
MLs
Jan Sas
Han Meeter
HM
Ruben Smit
RS
Léontine Meijer
LM
Simone Stoltz
SS
Marjan Otter
MOt
Fieke Tissink
FT
Margriet Oomens
MOs Edwin van der Veldt
EV
Michiel Galama
MG
MW
Mirjam Wijnands
MP
MR
PS JSa
36
Studiegids 2013-2014
Blokkenschema bachelor & master 2013-2014 blok 1 roosterweek
1
2
herfstvakantie 3
4
5
6
7
blok 2 1
2
blok 3
kerstvakantie 3
4
5
6
7
8
9
het Veld
Toetsweek
Communiceren en beheren 2
Toetsweek
Toetsweek
Positioneren en sturen 2
Toetsweek
Communiceren en beheren 1
9
Toetsweek
Erfgoed
8
Toetsweek
introductie
Herkansing
VT1
0
1
2
3
4
het Publiek
VT2
studiereis London
VT3 Positioneren en sturen 1
minor
VT4 afstudeerstage & afstudeeronderzoek
MM 1 Expectations & Experiences
Excursion
introduction
Museological Theories & Functions
Ethics & Strategies
Collecting & Mobilities
Society & Transformations
Project management
MM 2 35
36
37
38
39
40
41
44
45
46
47
48
49
50
51
52
1
2
3
4 20 t/m 24 januari 2014
23 december t/m 3 januari 2014
43
4 t/m 8 november 2013
20 en 21 augustus 2013
42
21 t/m 25 oktober
34
14 t/m 18 oktober 2013
kalenderweek
Thesis
5
6
7
8
zomervakantie meivakantie
Herkansing
Toetsweek
Toetsweek
36
35
34
33
32
31
30
29
1 september 2014, start collegejaar
19 & 20 augustus 2014
Eindexamen
24 t/m 26 juni 2014
23 juni t/m 3 juli 2014
21 juli t/m 8 augustus 2014
Eindexamen
24 t/m 28 februari 2014
3 t/m 7 maart 2014
10 t/m 14 maart 2014
31 maart t/m 4 april 2014
28 april t/m 2 mei 2014
19 t/m 23 mei 2014
10 t/m 13 juni 2014
27
28
26
25
24
23
Herkansing
Toetsweek
studiereis Berlijn
Toetsweek
studiereis Parijs
Toetsweek
studiereis Parijs
Internship Changes & Challenges
22
11
minor stage
21
20
19
18
17
16
15
14
13
10
12
9
de Presentatie
9 8 7 6 5 4 3 2 1 9 8 6
7 5
blok 4 voorjaarsvakantie
37 Blokkenschema bachelor & master 2013-2014
38
Studiegids 2013-2014
Jaarplanner 2013-2014 Toetsweken, examens en herkansingen herkansing ‘overmacht’ blok 1 t/m 4 voor VT2 & VT3
wk 34
20 & 21 augustus 2014
inleveren eindexamenscriptie - jaar 5 en ouder
wk 40
1 oktober 2013, voor 14.00 uur
inleveren voorstel afstudeerstage/-onderzoek (optie)
wk 41
8 oktober 2013, voor 14.00 uur
toetsweek blok 1
wk 45
4 t/m 8 november 2013
eindexamengesprekken - jaar 5 en ouder
wk 45
4 t/m 8 november 2013
inleveren werkstukken en/of verslagen
wk 45
5 november 2013, voor 14.00 uur
inleveren voorstel afstudeerstage/-onderzoek (optie)
wk 51
17 december, voor 14.00 uur
toetsweek blok 2
wk 4
20 t/m 24 januari 2014
inleveren werkstukken en/of verslagen
wk 4
21 januari 2014, voor 14.00 uur
inleveren verslag afstudeeronderzoek - VT4 + ouder (optie)
wk 4
21 januari 2014, voor 14.00 uur
eindexamengesprekken - jaar 4 en ouder (optie)
wk 8
17 t/m 21 februari 2014
tussentijdse cijfervergadering propedeuse
wk 8
20 februari 2014
inleveren voorstel afstudeerstage/-onderzoek (optie)
wk 11
11 maart 2014, voor 14.00 uur
toetsweek blok 3
wk 14
31 maart t/m 4 april 2014
inleveren werkstukken en/of verslagen
wk 14
1 april 2014, voor 14.00 uur
inleveren voorstel afstudeerstage/-onderzoek (optie)
wk 21
20 mei 2014, voor 14.00 uur
inleveren verslag afstudeeronderzoek - VT4 + ouder (optie)
wk 23
3 juni 2014, voor 14.00 uur
toetsweek blok 4
wk 24
10 t/m 13 juni 2014
inleveren werkstukken en/of verslagen
wk 24
10 juni 2014, voor 14.00 uur
1e cijfervergadering propedeuse
wk 25
18 juni 2014
eindexamengesprekken - VT4
wk 26 & 27
23 juni t/m 3 juli 2014
herkansing blok 4 voor VT1, VT2 & VT3
wk 26
23 t/m 25 juni 2014
herkansing ‘overmacht’ blok 1 t/m 3 voor VT1
wk 26
23 t/m 25 juni 2014
2e cijfervergadering propedeuse
wk 27
1 juli 2014
cijfervergadering postpropedeuse
wk 27
3 juli 2014
deadline negatief bindend studieadvies
wk 28
10 juli 2014
herkansing ‘overmacht’ blok 4 voor VT1
wk 34
19 & 20 augustus 2014
herkansing ‘overmacht’ blok 1 t/m 4 voor VT2 & VT3
wk 34
19 & 20 augustus 2014
cijfervergadering propedeuse + postpropedeuse
wk 35
26 augustus 2014
Jaarplanner 2013-2014
Vakanties en feestdagen herfstvakantie
wk 43
21 t/m 25 oktober 2013
kerstvakantie (gebouw gesloten)
wk 52 & 1
23 december 2013 t/m 3 januari 2014
voorjaarsvakantie
wk 9
24 t/m 28 februari 2014
Goede Vrijdag (gebouw gesloten)
wk 16
18 april 2014
Pasen
wk 17
20 & 21 april 2014
Koningsdag (gebouw gesloten)
wk 17
26 april 2014
mei-vakantie
wk 18
28 april t/m 2 mei 2014
Bevrijdingsdag (gebouw gesloten)
wk 19
5 mei 2014
Hemelvaartdag (gebouw gesloten)
wk 22
29 & 30 mei 2014
Pinksteren
wk 24
8 & 9 juni 2014
zomervakantie (gebouw gesloten)
wk 30 t/m 32
21 juli t/m 8 augustus 2014
start studiejaar 2013-2014
wk 36
2 september 2013
VERS - openingsfeest AHK
wk 37
11 september 2013
uitreiking propedeusediploma
wk 38
19 september 2013
studiereis naar Londen - VT3
wk 42
14 t/m 18 oktober 2013
open dag voor bachelor en master
wk 46
16 november 2013
open dag voor bachelor en master
wk 3
18 januari 2014
studiereis naar Parijs - VT1, groep 1
wk 10
3 t/m 7 maart 2014
studiereis naar Parijs - VT1, groep 2
wk 11
10 t/m 14 maart 2014
studiereis naar Berlijn - master
wk 11
10 t/m 14 maart 2014
open dag voor bachelor en master
wk 12
22 maart 2014
studiereis naar Berlijn - VT2
wk 21
19 t/m 23 mei 2014
Reinwardt Memorial lecture
wk 23
4 juni 2014
eindpresentatie - VT1
wk 23
6 juni 2014
diploma-uitreiking - VT4
wk 27
4 juli 2014
Belangrijke data en studiereizen
39
40
Studiegids 2013-2014
VT 1- blok 1 Blokcoördinator: Marieke van der Duin Doelen Na dit blok ken je verschillende concepten met betrekking tot erfgoed; representatie, subjectiviteit van erfgoed, erfgoedbreed, object als concept, object en context. Je kent de belangrijkste fasen in het wordingsproces van bijvoorbeeld object tot erfgoed, je weet meer over het gebruik van erfgoed - musealiseren, functies, primaire/secundaire context - en je begrijpt de context waarin de waarderingsmethodiek Significance 2.0 wordt aangeboden. Na dit blok weet je dat een object meer is dan een voorwerp – begrippen als erfgoedbreed, object als concept, object en context krijgen betekenis. Je kunt verschillende methoden toepassen die weloverwogen de waarde van een object bepalen (significance). Bij waarden denken we aan materiële, sociale, politieke, (kunst)historische, wetenschappelijke en technische waarde. Je hebt de basis gelegd voor onderzoeksvaardigheden en je kunt een gestelde taak projectmatig problematiseren, plannen en uitvoeren. Door de lessen Taalbeheersing ben je in staat goed gestructureerde zakelijke, doelgerichte en doelgroepgerichte teksten (samenvattingen) te schrijven. Om het Significance Model goed te begrijpen en om Engelse vaktermen te leren, worden er trainingen Engels gegeven. Eindtermen De volgende competenties staan dit blok op de voorgrond: 1.1, 2.2 en 2.5, 3.1 en 4.1. Dit project draagt daarnaast bij aan het ontwikkelen van de volgende persoonlijke kwaliteiten: 6.
Project: Erfgoed
Coördinerend docent: Marieke van der Duin In het project van dit blok ben je een medewerker van een erfgoedinstelling die in een team werkt aan het duiden van de collectie. Daarbij hoort het vaststellen van de culturele waarde van ‘erfgoedobjecten’. Om een gefundeerd oordeel te geven over deze waarde(n), ga je het object analyseren. Hiervoor gebruik je de in Australië ontwikkelde waarderingsmethodiek Significance 2.0. De uitkomst van deze analyse, het Statement of Significance, vormt voor de erfgoedinstelling een belangrijke basis. Met deze analyse benoem je hoe (en voor wie) een object relevant is. Het geeft daarmee richting aan de strategieën en producten van de erfgoedinstelling. Om je te helpen de breedte van ‘het erfgoed’ te overzien, biedt dit project je tevens een staalkaart van de verschillende soorten erfgoed. Daarnaast besteed je aandacht aan Engelse vaktermen, projectmatig werken en presenteren. Toets: beroepsproduct Studiepunten: 5 stp
Erfgoedtheorie: Betekenisgeving
Coördinerend docent: Marieke van der Duin De erfgoedtheorie is de theoretische basis van waaruit de erfgoedprofessional handelt. In dit blok wordt dit vak geïntroduceerd en maak je je belangrijke basisconcepten eigen. We staan stil bij vragen als: Wat is erfgoed eigenlijk? en: Hoe kunnen we erfgoed het beste bestuderen? We gaan in dit vak op zoek naar de betekenissen van erfgoed vanuit ‘het erfgoedobject’. Je maakt kennis met het analysemodel ‘Het object als informatiedrager’ waarmee je erfgoed leert begrijpen. Je zult zien dat er meerdere soorten ‘erfgoedobjecten’ zijn en meerdere invalshoeken in het onderzoek naar de betekenis van erfgoed. Toets: kennistoets Studiepunten: 1 stp
VT 1 - blok 1
Cultuurgeschiedenis: Cultuurgeschiedenis tot 1900
Coördinerend docent: Edwin van der Veldt In een serie hoorcolleges wordt de Europese cultuurgeschiedenis vanaf ca. 1300 tot 1900 behandeld. De belangrijkste cultuurperioden, stromingen, personen en begrippen komen aan bod. Ook is er aandacht voor reflectie op de discipline cultuurgeschiedenis en de verbeelding van het verleden in muziek, literatuur, film, theater, musea en documentaires. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Beheer en behoud: Materialenkennis 1
Coördinerend docent: Margriet Oomens In deze lessen verwerf je kennis en inzicht in eigenschappen en verschijningsvormen van verschillende objecten en de materialen en technieken die zijn toegepast. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Informatiemanagement: Erfgoed beschrijven
Coördinerend docent: Simone Stoltz Het correct ontsluiten van (collectie)informatie is de basis voor alle werkzaamheden binnen een erfgoedinstelling. Zonder kennis en informatie over de collectie ontbreekt de fundering voor het nemen van beslissingen en het ondernemen van acties, op alle denkbare gebieden. In dit vak leer je op geordende en gestructureerde wijze erfgoedinformatie te ontsluiten. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Basisvaardigheden: Taalbeheersing 1
Coördinerend docent: Marleen Leenders In de lessen en trainingen werk je voornamelijk aan je lees- en schrijfvaardigheid en leer je een goed gestructureerde tekst te schrijven, gericht aan een bepaalde doelgroep. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Basisvaardigheden: Onderzoek 1
Coördinerend docent: Jan Sas In het erfgoedveld wordt op veel niveaus en terreinen onderzoek gedaan. Ook tijdens je opleiding doe je onderzoek, denk aan literatuuronderzoek, archiefonderzoek, publieksonderzoek, kunsthistorisch onderzoek. Onderzoek binnen het erfgoedveld staat vaak in dienst van het verzamel- of presentatiebeleid. Bij Onderzoek 1 krijg je een beeld hoe onderzoek op de diverse onderzoeksterreinen wordt opgezet, uitgevoerd en hoe er verslag van wordt gedaan. Bovendien wordt dieper ingegaan op probleemstellingen, hoofdvragen en deelvragen. Toets: prestatie Studiepunten: 1 stp
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek In het eerste blok oriënteer je je op de studie en wat het betekent om student aan de Reinwardt Academie te zijn. Tijdens de bijeenkomsten wordt de samenwerking met je projectteam besproken door te kijken wat de basisvoorwaarden zijn om goed te kunnen functioneren als projectteam. Ook wordt een aantal handvatten gegeven om de samenwerking te organiseren. Zo wordt gekeken naar de verschillende rollen in de samenwerking en verschillende manieren van besluiten nemen. Naast aandacht voor de samenwerking is er ook aandacht voor ‘leren leren’. Tijdens een bijeenkomst bespreek je hoe jij studeert en onderzoek je hoe jij je aanpak kunt versterken.
41
42
Studiegids 2013-2014
VT 1 - blok 2 Blokcoördinator: Bob Crezee Doelen Na dit blok ben je in staat om te benoemen waar het erfgoed in Nederland zich bevindt en ken je de verschillende types instellingen die zich met erfgoed bezig houden. Je weet hoe deze instellingen ontstaan zijn en hoe ze zich tot elkaar en de omgeving verhouden. Na dit blok heb je kennis van en inzicht in relevante perioden uit het verleden. Tevens doorgrond je de complexiteit van het erfgoedveld en heb je inzicht in wie (belangrijke) spelers in dat veld zijn. Je herkent verschillende manieren van institutionaliseren van erfgoed en trends (beperkt tot de Nederlandse situatie) en je kent een aantal manieren om daarop te anticiperen. Eindtermen De volgende competenties staan dit blok op de voorgrond: 5.1, 6.4, 1.3 en 6.3. Dit project draagt daarnaast bij aan het ontwikkelen van de volgende persoonlijke professionele kwaliteiten: 6.
Project: Het Veld
Coördinerend docent: Bob Crezee De groep vervult in dit project de rol van adviesbureau, ingeschakeld door een erfgoedinstelling. De instelling vraagt het bureau om een analyse te maken van de huidige positie van de erfgoedinstelling binnen het gemeentelijk erfgoedbeleid. Deze analyse moet leiden tot vijf aanbevelingen. Binnen een bepaalde gemeente (elke groep krijgt een gemeente toegewezen) zijn diverse instellingen en samenwerkingsverbanden op het gebied van cultureel erfgoed actief. Nadat je de gemeente en het totale erfgoedveld binnen deze gemeente in kaart hebt gebracht, ga je je focussen op een specifieke instelling binnen deze gemeente en op de uitdagingen voor deze instelling. Je kiest deze instelling zelf. Welke rol vervult de erfgoedinstelling binnen het gemeentelijk cultuurbeleid? Is de instelling tevreden over deze rol? Is de gemeente tevreden? Hoe is de formele verhouding tussen de gemeente en de instelling? Hoe gaat deze de komende tijd veranderen? Hoe kan de instelling inspelen op een terugtrekkende overheid en op welke manier kan het zich gaan herpositioneren? Je laat in het adviesrapport en de presentatie daarvan zien dat je inzicht hebt in de verschillende belangen en uitdagingen binnen de erfgoedsector. Toets: beroepsproduct Studiepunten: 5 stp
Erfgoedtheorie: Historisch perspectief
Coördinerend docent: Marieke van der Duin Om de recente ontwikkelingen in de erfgoedtheorie te begrijpen en hierop een visie te ontwikkelen, bekijk je in dit blok de historische achtergronden van erfgoed, de erfgoedinstelling en het denken over erfgoed. Je zult zien hoe ‘betekenis’ en ‘waarde’ zich in verschillende perioden uitdrukt in samenhangende ordeningen en institutionele vormen die steeds gerelateerd zijn aan het heersende wereldbeeld. Toets: kennistoets Studiepunten: 1 stp
VT 1 - blok 2
Cultuurgeschiedenis: Kunst tot 1900
Coördinerend docent: Joppe Knoester In dit vak vorm je een kunsthistorisch kader door het bestuderen van de ontwikkelingen in de beeldende kunst van de Renaissance tot het Expressionisme. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Management: Erfgoed en recht 1
Coördinerend docent: Marc Pil De leerlijn Management richt zich onder meer op managementvaardigheden, organisatiekunde, cultuurbeleid, financieel management en recht. Vanuit het perspectief van het managen van een erfgoedinstelling verwerf je in dit vak basiskennis van het Nederlands recht. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Publiek: Erfgoed en onderwijs
Coördinerend docent: Herman van Gessel In dit vak onderzoek je een specifieke doelgroep van erfgoedinstellingen: het onderwijs. Wat is het overheidsbeleid op het gebied van cultuureducatie? Je bestudeert het veld van erfgoededucatie. Hoe ziet de ‘vraagkant’ eruit? Wat speelt er in het onderwijs en is er een kloof tussen onderwijs en culturele instellingen? Na afloop van dit vak ben je in staat een educatief programma te analyseren. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Basisvaardigheden: Taalbeheersing 2
Coördinerend docent: Marleen Leenders In deze lessen komen argumenteren, rapporteren en beleid aan bod. Na dit blok kun je redeneringen analyseren en evalueren, kun je een onderzoeksverslag schrijven en kun je beleidsteksten schrijven en beleid mondeling presenteren. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Basisvaardigheden: Onderzoek 2
Coördinerend docent: Jan Sas Bij Onderzoek 2 ligt de nadruk op data verzamelen met behulp van verschillende onderzoeksmethoden. Behandeld worden theoretische achtergronden en praktische aspecten van onderzoeksmethoden. De prestatie richt zich op het ontwikkelen en toetsen van twee onderzoeksinstrumenten. Toets: prestatie Studiepunten: 1 stp
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek In dit blok staat centraal wat jij als student dit jaar wilt ontwikkelen. Je kunt je eigen sterke en zwakke punten als student benoemen. Daarnaast leer je, om naar aanleiding van deze zelfanalyse en de persoonlijke professionele kwaliteiten, leerdoelen te formuleren. In een individueel gesprek met je studieloopbaanbegeleider bespreek je jouw leerdoelen. Ook wordt er in het projectteam verschillende aspecten van de samenwerking besproken en vindt er een evaluatie van de samenwerking plaats.
43
44
Studiegids 2013-2014
VT 1 - blok 3 Blokcoördinator: Simone Stoltz Doelen Na dit blok begrijp je de essentiële plek van publiek in het erfgoedveld: publiek is de maat voor het handelen in een erfgoedinstelling, zonder publiek is erfgoed immers dood. Je kunt doelgroepen benoemen en specifieke producten voor hen ontwikkelen, die je bovendien door middel van een marketingstrategie kunt maken. Je hebt kennis gemaakt met verschillende leertheorieën, die je tevens hebt toegepast in een concreet product. Eindtermen De volgende competenties staan dit blok op de voorgrond: 4.2, 1.3, 2.2. Dit project draagt daarnaast bij aan het ontwikkelen van de volgende persoonlijke professionele kwaliteiten: 5 en 6.
Project: Het Publiek
Coördinerend docent: Simone Stoltz Binnen dit blok ligt de nadruk op twee aspecten: wie het publiek is en welke relaties een erfgoedinstelling met het publiek kan opbouwen. Met publiek bedoelen we iedereen; de actuele bezoekers, de potentiële bezoekers, de niet-bezoekers, de bezoekers van het verleden en die van de toekomst. Voor een bepaalde doelgroep ontwikkel je, in een team, een educatief programma voor het Tropenmuseum. Om tot dat programma te komen zul je je gedurende het project een aantal onderdelen eigen maken. Zo maak je bijvoorbeeld een analyse van de doelgroep en je analyseert een erfgoedinstelling vanuit het perspectief van het publiek. Hierbij maak je gebruik van een model van de onderzoekers John Falk en Lynn Dierking. Ook raak je bekend met verschillende leertheorieën uit het veld waaronder Constructivisme van George Hein, Leerstijlen van David Kolb en Meervoudige Intelligenties van Howard Gardner. Tevens leer je hoe de nieuwe media hierbij het beste inzetbaar zijn. Alle theorie die je in dit blok op doet op het gebied van publiek, tekst en media weet je om te zetten in een praktisch uitvoerbaar educatief programma, analoog of digitaal. Toets: beroepsproduct Studiepunten: 5 stp
Erfgoedtheorie: Instituut en maatschappij
Coördinerend docent: Marieke van der Duin In de tweede helft van de 20ste eeuw maakt de erfgoedinstelling een belangrijke transformatie door. De nadruk op het statische materiële object maakt plaats voor een dynamische, mens- en maatschappijgerichte opvatting van erfgoed. Bij deze nieuwe kijk horen nieuwe mensgerichte vertrekpunten zoals bijvoorbeeld identiteit. Je maakt in dit vak kennis met de hiermee samenhangende benaderingen van erfgoed zoals ‘co-creatie’ en het ‘participatiemodel’. Toets: kennistoets Studiepunten: 1 stp
VT 1 - blok 3
Studiereis: Parijs
Coördinerend docent: Marieke van der Duin Tijdens de studiereis Parijs leer je hoe de structuur van de stad, haar sociale en politieke kenmerken, haar geschiedenis en haar erfgoedinstituten sterk verweven zijn. Aan de hand van de ‘casus Parijs’ leer je deze dimensies analyseren zodat je in staat bent lokale patronen van (omgaan met) erfgoed te onderzoeken en begrijpen. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Beheer en behoud: Omgevingsinvloeden 1
Coördinerend docent: Annemiek de Jong Je verwerft kennis over en inzicht in een systematische aanpak om omgevingsinvloeden te beheersen in erfgoedinstellingen. In dit blok staan we stil bij wat er onder conservering wordt verstaan en behandelen we verpakken, transport en de potentiële schadefactoren; relatieve vochtigheid, temperatuur, schimmels en ongedierte. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Tentoonstellen: Woord en beeld
Coördinerend docent: Patty van Hoften In dit vak staat de vraag ‘Hoe kunnen woord en beeld elkaar versterken?’ centraal. Het gaat hierbij om het tweedimensionaal vormgeven van tekst en beeld. Je start met het maken van een concept dat daarna in Photoshop uitgewerkt wordt. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Management: Marketing
Coördinerend docent: Bob Crezee Marketing betekent dat je de wensen en eisen van het publiek kent en daar je producten en diensten op afstemt. Binnen het cultureel erfgoedveld speelt marketing een steeds belangrijkere rol. De overheid vindt dat culturele instellingen ondernemend moeten zijn en kennis van de markt speelt daarbij een essentiële rol. In dit vak maak je kennis met de basisbegrippen uit de marketing. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Basisvaardigheden: Onderzoek 3
Coördinerend docent: Jan Sas Onderzoek 3 richt zich op de analyse van kwantitatieve en kwalitatieve data en het trekken van conclusies op basis van deze data. Daarnaast komt de samenstelling en opbouw van een onderzoeksrapport aan de orde. Het blok wordt afgesloten met een kennistoets over nagenoeg het gehele boek van Verhoeven (dus inclusief de stof die in blok 1 en 2 is behandeld) en andere behandelde literatuur. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek Je leert op meta-niveau naar de samenwerking kijken. Naar aanleiding van verschillende praktijksituaties wordt gekeken naar kwaliteiten en hoe dit valkuilen kunnen worden. Ook leer je hoe je de samenwerking bespreekbaar kunt maken, hoe je elkaar feedback kunt geven op gedrag en welke functie conflict kan hebben in een samenwerking. Je zult dit blok zelfstandig verschillende acties ondernemen om je leerdoelen te behalen.
45
46
Studiegids 2013-2014
VT 1 - blok 4 Blokcoördinator: Michiel Galama Doelen Het centrale thema in het 4e blok is het overbrengen van informatie over objecten aan bezoekers van erfgoedinstellingen. Het gaat hierbij om het leren herkennen en toepassen van samenhangende maatregelen in de communicatie met doelgroepen. Deze maatregelen maken het mogelijk om op verantwoorde wijze aan de hand van objecten betekenisvolle verhalen te vertellen. Hiertoe richten we ons in dit blok op diverse overdrachtsvormen en communicatiemogelijkheden. Na dit blok heb je zicht op de wijze waarop erfgoed beschikbaar gesteld kan worden aan diverse doelgroepen in het erfgoedveld. Strategie, vorm en voorwaardelijke condities rond communicatie en presentatie zijn daarbij onderwerp van bespreking, onderzoek en productie. Eindtermen De volgende competenties staan dit blok op de voorgrond: 4.1. Dit project draagt daarnaast bij aan het ontwikkelen van de volgende competenties: 1.6. Persoonlijke professionele kwaliteiten: 5 en 6.
Project: De Presentatie
Coördinerend docent: Michiel Galama Dit project draait om communicatie en presentatie, de presentatievormen die een erfgoedinstelling tot zijn beschikking heeft om met en over erfgoed te communiceren. Eén van de meest bekende vormen van communicatie in erfgoed is een tentoonstelling, maar er zijn veel meer soorten mogelijk, die bovendien vaak gecombineerd worden (denk aan een rondleiding bij een tentoonstelling, of een speciale internetpagina bij een boek). Bij de ontwikkeling van een tentoonstelling en een web-applicatie is het werken volgens een projectfasering een belangrijk aandachtspunt. Met de ontwikkeling van deze communicatieproducten laat jouw projectgroep zien dat je, beargumenteerd, een doel en doelgroep kunt koppelen aan een bepaalde inhoud en een beoogd effect. Het daarbij uitgewerkte portfolio laat voor de geïnteresseerde leek op inzichtelijke wijze zien hoe dit ontwerpproces stapsgewijs vorm heeft gekregen. Toets: beroepsproduct Studiepunten: 5 stp
Erfgoedtheorie: Erfgoed als dialoog
Coördinerend docent: Marieke van der Duin In dit blok houd je je bezig met de verschillende presentatievormen waarmee de erfgoedinstelling zijn publiek tegemoet treedt. Je onderzoekt de tentoonstelling met behulp van een analysemethode. Om de tentoonstelling in al haar facetten te interpreteren, grijp je terug op de kennis die je eerder dit jaar hebt opgedaan. Je combineert je inzichten over betekenis, historische achtergronden en sociale relevantie van erfgoed en je laat zien dat je in staat bent een tentoonstelling vanuit meerdere perspectieven te interpreteren en je bevindingen te verwoorden. Toets: prestatie Studiepunten: 1 stp
VT 1 - blok 4
Cultuurgeschiedenis: Kunst na 1900
Coördinerend docent: Rosemarijn Bügel In deze lessen bestudeer je ontwikkelingen in de beeldende kunst na 1900. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Beheer en behoud: Omgevingsinvloeden 2
Coördinerend docent: Annemiek de Jong Je verwerft kennis over en inzicht in een systematische aanpak om omgevingsinvloeden te beheersen in erfgoedinstellingen. In dit blok gaan we in op het gebruik van objecten in een tentoonstelling en welke uitdagingen er spelen tussen conserveren en tentoonstellen. Extra aandacht krijgen licht, luchtkwaliteit, fysieke krachten en beveiliging. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Tentoonstellen: Tentoonstellingsvormgeving
Coördinerend docent: Michiel Galama De tentoonstelling is een concreet resultaat van een proces waarbij vele partijen betrokken zijn. De ontwerper vormt al deze input om tot een aantrekkelijk, uitnodigend, didactisch geheel. Voor jou is het goed kennis te nemen van dit proces en van de werkzaamheden en vaardigheden van de ontwerper. Je leert verder enkele vaardigheden van de ontwerper, waaronder het maken (en lezen) van handschetsen en 2D/3D (bouw) tekeningen. Dit alles geeft je inzicht in wat de ontwerper wel (en niet) doet en vergroot de mogelijkheid om gelijkwaardig en constructief met hem/haar in gesprek te gaan. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Informatiemanagement: Toegankelijk maken
Coördinerend docent: Simone Stoltz In deze lessen bestudeer je diverse mogelijkheden voor het toegankelijk maken van erfgoedinformatie. Uitgangspunt hierin is het werken met nieuwe media toepassingen. Je leert nieuwe media te gebruiken voor het overbrengen van erfgoedinformatie. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Basisvaardigheden: Beeld en Geluid
Coördinerend docent: Patty van Hoften In dit vak ga je aan de slag met het bedenken en maken van een audiovisuele productie. Toets: prestatie Studiepunten: 1 stp
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek In dit laatste blok staat evalueren centraal. In een eindgesprek blik je terug op het afgelopen jaar en de punten waarop jij je hebt ontwikkeld. Dit laat je zien met behulp van bewijsstukken uit verschillende blokken. Naar aanleiding van dit gesprek denk je na welke leerdoelen volgend jaar voor jou relevant zijn. Ook zul je de samenwerking evalueren met behulp van een ‘peer review’.
47
48
Studiegids 2013-2014
Literatuur Hieronder staan, per leerlijn, de boeken die in het eerste jaar gebruikt worden. Via de leertaken in Blackboard zal aanvullende literatuur bekend gemaakt worden. De Koninklijke Bibliotheek biedt via een (studenten)abonnement toegang tot een zeer uitgebreide collectie wetenschappelijke uitgaven in de Ebook Library. Boeken zijn hier digitaal in te zien via de webbrowser. ePUB- en PDF-bestanden zijn voor een bepaalde periode te leen (daarvoor moet eerst het gratis programma Adobe Digital Editions gedownload worden). Van geleende boeken kan een deel geprint worden. Projectmanagement (meerdere leerlijnen) -- Bos, Jo, Ernst Harting & Marlet Hesselink. PMC Compact: projectmatig creëren binnen handbereik. Schiedam: Scriptum, 2011. ISBN: 9055947083. Erfgoedtheorie -- Russel, Roslyn en Kylie Winkworth. Significance 2.0: A guide to assessing the significance of collections. 2e druk. Adelaide: Collections Council of Australia, 2009. ISBN: 978097544363. De tekst kun je vinden op internet, het boek hoeft dus niet aangeschaft te worden. -- Sigmond, J.P. en E. St. Nicolaas. Kijken naar geschiedenis: onderzoeken en tentoonstellen van historische voorwerpen. Zwolle: Waanders uitgeverij, 2005. ISBN: 9789040090530. Cultuurgeschiedenis -- Tignor, Robert (red.), Worlds together, Worlds apart, A History of the World: Volume 2, From 1000 CE to the present, 3e druk. New York: W. W. Norton & Company, 2012. ISBN: 9780393934946. Er is ook een e-boek editie beschikbaar via de website van de uitgever.
-- Gombrich, E.H. The story of Art. Londen, New York: Phaidon Press, 1995. ISBN: 0714832472. -- Dempsey, A. Encyclopedie van de moderne kunst. Stijlen, Scholen, Stromingen. Zwolle: Uitgeverij Waanders, 2010. ISBN: 9789040076879. Beheer en behoud -- Manual of Housekeeping, The care of collections in historic houses open to the public. Oxford: The National Trust, 2011. Informatiemanagement -- Kieskamp, A. en L. Veeger. Handleiding informatiebeheer in musea. Den Bosch: LCM, 2009. ISBN: 9789081379724. Onderzoek -- Braas, C, R van Couwelaar, J Kat. Rapporteren. 4e druk. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2013. ISBN 9789001813222. -- Verhoeven, N. Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs, 4e druk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers, 2011. ISBN: 9789059316713. Taalbeheersing -- Hogen, Ron van, Irma Onrust. Tekst & Toespraak. Een praktische cursus taalbeheersing voor het hbo. 4e druk. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2011. ISBN: 9789001766795. -- Braas, Cees, Rinke van Couwelaar, Judith Kat. Rapporteren. 4e druk. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2013. ISBN 9789001813222. -- Syllabi Taalbeheersing. Amsterdam: Reinwardt Academie, 2013. -- Een goed woordenboek, Van Dale of Kramers. -- Het Groene Boekje. Woordenlijst Nederlandse Taal. Den Haag: Sdu Uitgevers. ISBN: 978901210593. (niet verplicht)
naam_hoofdstuk
Studieloopbaanbegeleiding -- Grit, R. e.a. Sociaal Competent. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2011. ISBN: 9789001797126. -- Onderwijs- en examenregeling 2013-2014. Amsterdam: Reinwardt Academie, 2013. Management -- Voet, G.W., van der. Rechtsoriëntatie. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2012. ISBN: 9789001807955. -- Mulder, R. De kunst van cultuurmarketing. 2e druk. Bussum: uitgeverij Coutinho, 2013. ISBN: 9789046903698. Publiek -- Black, G. Transforming Museums in the Twenty-first Century. London: Routledge, 2012. ISBN: 9780415615723. -- Falk, Jhon H. en Lynn. D. Dierking. The Museum Experience Revisited. Walnut Creek USA: Left Coast Press, 2013. ISBN: 9781611320459
-- Hein, George. Learning in the Museum. Londen: Routledge, 2013. ISBN: 9780415097758 -- Hoerr, Thomas R., S. Boggeman en C. Wallach. Celebrating Every Learner : Activities and Strategies for Creating a Multiple Intelligences Classroom. New York: Wiley, 2010. ISBN: 9780470563861. Studiereis Parijs -- Syllabus studiereis Parijs. Amsterdam: Reinwardt Academie, 2013. Tentoonstellen -- Koetsenruijter W. et al. Beeldtaal. Perspectieven voor makers en gebruikers. Den Haag: Boom Lemma uitgevers, 2010. ISBN: 9789047301158. -- Elzenga, Johan W. Het Photoshop Workshop Boek. Amsterdam: Pearson Education Benelux, 2011. ISBN: 9789043023269.
49
50
Studiegids 2013-2014
VT 2 - blok 1 Blokcoördinator: Koosje Hofman Doelen Aan het einde van dit blok heb je met het management van een project kennisgemaakt en weet je wat daarbij komt kijken, zowel wat betreft projectleiding als op het gebied van communicatie (tentoonstellen) en beheer en behoud. Je kunt een meer complexe opdracht, in dit geval een tentoonstellingsconcept, realiseren. Eindtermen De volgende competenties staan dit blok op de voorgrond: 1.3, 4.1, 5.1. Dit project draagt daarnaast bij aan het ontwikkelen van de competenties: 1.2 en 1.6. Persoonlijke professionele kwaliteiten: er wordt met name aandacht besteed aan de punten 2, 3 en 4 en op de achtergrond spelen de punten 1 en 5 t/m 10 mee.
Project: Communiceren en beheren 1
Coördinerend docent: Koosje Hofman Tijdens dit project leer je de verschillende aspecten op het gebied van conservering en communicatie samen te brengen in een plan. Je leert daarbij welke fasen je moet doorlopen om dat op een verantwoorde en gestructureerde wijze te doen. Tegelijkertijd leer je in een projectteam een concreet tentoonstellingsplan te ontwikkelen in opdracht van een echte opdrachtgever (er werken verschillende culturele instellingen mee), gericht op een specifieke doelgroep. Het accent in blok 1 ligt eerst op het analyseren en onderzoeken van de gestelde eisen en randvoorwaarden (briefing, de-briefing) en daarna op het ontwikkelen van een concept dat daaraan voldoet. Toets: beroepsproduct Studiepunten: 7 stp
Erfgoedtheorie: Theorie van de presentatie
Coördinerend docent: Ruben Smit De reeks hoor- en werkcolleges en een afsluitend (deels toetsend) werkbezoek bieden, middels erfgoedtheorie, verdieping aan het verschijnsel tentoonstellen. Verschillende theoretische modellen over leren, representatie en tentoonstellen komen aan bod. De colleges zijn ook een voorbereiding op de studiereis naar Berlijn die later dit jaar plaatsvindt. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Cultuurgeschiedenis: Toegepaste kunst
Coördinerend docent: Joppe Knoester In dit vak staat het kunsthistorisch onderzoek naar voorwerpen van toegepaste kunst centraal. Aan de hand van capita selecta uit de geschiedenis van de kunstnijverheid krijgt je inzicht in waar de informatie, waarmee je als bijvoorbeeld beheerder of educatief medewerker werkt, op gebaseerd is. Hierdoor ben je in staat kritischer om te gaan met die informatie. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Management: Erfgoed en recht 2
Coördinerend docent: Marc Pil Tijdens deze lessen houd je je bezig met het oplossen van eenvoudige juridische casussen die betrekking hebben op het erfgoedveld. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Informatiemanagement: Archiefonderzoek
Coördinerend docent: Els van den Bent Informatiemanagement staat in het teken van archiefonderzoek. Je maakt kennis met de basisbegrippen uit de archiefwetenschap en verricht vervolgens zelf archiefonderzoek. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
VT 2 - blok 1 / blok 2
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek Ook in het tweede jaar richt studieloopbaanbegeleiding zich op jouw individuele ontwikkeling als student en begeleidt de studieloopbaanbegeleider het samenwerkingsproces. Aan het begin van dit jaar vindt er naar aanleiding van je POP een persoonlijk gesprek plaats met je studieloopbaanbegeleider. Tevens denk je na over de invulling van dit jaar en met name je stage. Naast individuele begeleiding reflecteer je in de groep over de samenwerking, bespreek je conflicten en geef je elkaar feedback.
VT 2 - blok 2 Blokcoördinator: Koosje Hofman Doelen Na dit half jaar kun je systematisch en in projectvorm een thema of onderwerp ontwikkelen en voorbereiden tot een product gericht op het communiceren van een erfgoedinstelling voor een specifieke doelgroep. Na dit blok weet je hoe je rekening kunt houden met de beheersaspecten en de organisatorische randvoorwaarden die een erfgoedinstelling stelt bij de uitvoering van een project. Eindtermen De volgende competenties staan dit blok op de voorgrond: 1.3, 4.1, 5.1. Dit project draagt bij aan het ontwikkelen van de volgende competenties: 1.2 en 1.6. Persoonlijke professionele kwaliteiten: er wordt met name aandacht besteed aan de punten 2, 3 en 4 en op de achtergrond spelen de punten 1 en 5 t/m 10 mee.
Project: Communiceren en beheren 2
Coördinerende docent: Koosje Hofman In dit blok gaat het project dat is gestart in blok 1 verder en werk je in hetzelfde projectteam het concept uit tot een concreet plan. Op basis hiervan kan de opdrachtgever instructies geven voor de bouw en inrichting van de tentoonstelling met een verantwoorde opstelling van de objecten. Hierbij hou je rekening met zowel de presentatiewensen als de mogelijkheden en eisen voor behoud en beheer, niet alleen van de opdrachtgever maar ook van de bruikleengever(s). Op het gebied van projectmanagement leer je in overleg met de opdrachtgever al deze complexe processen te beheersen door een juiste fasering. Waar bij blok 1 het accent lag op het concept in de ruimte, wordt dit in blok 2 verlegd naar
51
52
Studiegids 2013-2014
de uitwerking van het concept binnen die ruimte, dat wil zeggen een optimale wijze van presenteren, inzet van vitrines, lichtplan, advies voor montages, steunen, et cetera. Toets: beroepsproduct Studiepunten: 7 stp
Erfgoedtheorie: Theorie van het verzamelen
Coördinerend docent: Léontine Meijer In deze lessen leer je de kernbegrippen uit de theorie van het verzamelen. Er is aandacht voor selectiebeleid (verzamelen en afstoten) en beroepscodes, en je verwerft inzicht in de uitgangspunten van beroepsethiek. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Cultuurgeschiedenis: Cultuurgeschiedenis na 1900
Coördinerend docent: Edwin van der Veldt In een serie hoorcolleges wordt de cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw behandeld vanuit een wereldhistorisch perspectief, met bijzondere aandacht voor de Europese geschiedenis. De belangrijkste cultuurperioden, stromingen, personen en begrippen komen aan bod. Ook is er aandacht voor reflectie op de discipline cultuurgeschiedenis en de verbeelding van de twintigste eeuw in muziek, literatuur, film, theater, musea en documentaires. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Cultuurgeschiedenis: Verzamelen van moderne kunst
Coördinerend docent: Joppe Knoester In dit vak gaat het over het verzamelen van moderne kunst in ons land. Je krijgt inzicht in welke verschillende factoren van invloed kunnen zijn (geweest) in de vorming van collecties, door zelf onderzoek te doen naar een bestaande collectie. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Beheer en behoud: Materialenkennis 2
Coördinerend docent: Margriet Oomens Je verwerft kennis over en inzicht in schades en vervalprocessen van materialen in objecten. Deze kennis ga je toepassen in de erfgoedpraktijk. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek Dit blok zul je zelfstandig werken aan het behalen van je leerdoelen en het verzamelen van bewijsmateriaal. Daarnaast is het verkrijgen van een stageplaats belangrijk voor je studievoortgang. Vanuit SLB is er de mogelijkheid om deel te nemen aan facultatieve trainingen op gebied van solliciteren.
VT 2 - blok 3 & 4
VT 2
blok 3 & 4 Blokcoördinator: Rosemarijn Bügel Doelen Tijdens je stage maak je kennis met de praktijk achter de schermen in een erfgoedinstelling. Je past kennis en vaardigheden vanuit de opleiding toe (gegeven de randvoorwaarden in de praktijk) en je verantwoordt je handelen. Je benoemt de eisen die een instelling aan jou als lerend professional stelt en past je gedrag hierop aan. Je leert de organisatiestructuur van een instelling te beschrijven en te analyseren. Je bent in staat verschillende benaderingen en invalshoeken betreffende collectieontwikkeling te herkennen, te benoemen en te concretiseren. Eindtermen De volgende competenties staan dit blok op de voorgrond: 1.3, 4.1, 5.1. Dit project draagt daarnaast bij aan het ontwikkelen van de volgende competenties: 2.3, 3.1. Er wordt met name aandacht besteed aan de persoonlijke professionele kwaliteiten 7, 8 en 9. De punten 1 t/m 6 spelen op de achtergrond mee.
Stage De tweedejaarsstage vormt een eerste kennismaking met het werkveld. Je loopt stage en je wordt daarbij zowel begeleid door iemand van de stage-instelling als door een docent. Bij de stage is gekozen voor een geïntegreerde aanpak tussen werken en leren. Zo zijn er terugkomdagen op de Academie waarbij je hoor- en werkcolleges volgt en in een werkgroep met je docent de werkzaamheden, de voortgang en je ervaringen bespreekt. Daarnaast volg je een training rondleiden. Je verzorgt eenmaal een rondleiding op je stageplaats voor de studenten in je werkgroep en je begeleidende docent. Zo bezoek je tijdens je stage een aantal instellingen waar medestudenten stage lopen.
Verder krijg je opdrachten die erop gericht zijn meer inzicht te geven in diverse aspecten van de stage-instelling. De stage wordt afgesloten met een schriftelijk verslag Toetsvorm: beroepsproduct Studiepunten: 22 stp
Studiereis: Berlijn
Coördinerend docent: Léontine Meijer De structuur van de stad als erfgoed, met nadruk op de continuïteit van ideologische structuren en dissonant erfgoed, herinneringscultuur, ‘lieux de memoires’, restauratie-ethiek, authenticiteit en museum-architectuur. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Publiek: Publieksonderzoek
Coördinerend docent: Jan Sas Culturele instellingen hebben te maken met een steeds sneller veranderende samenleving, een zakelijke overheid, kritischer consumenten en sterke concurrentie. Om goed aan te kunnen sluiten bij de verwachtingen en wensen van de maatschappij, de overheid en het publiek wordt (publieks)onderzoek steeds vaker ingezet om juiste beslissingen te kunnen nemen. Tijdens het vak Publieksonderzoek voer je een onderzoek uit. Je formuleert een onderzoeksvraag, je kiest de onderzoeksmethoden die je gebruikt om data te verzamelen, je analyseert die data en je trekt conclusies op basis van de resultaten en je schrijft een rapportage. Toets: prestatie Studiepunten: 3 stp
Informatiemanagement en Management: Organisatie en informatie Coördinerend docent: Nancy van Asseldonk Tijdens de stage maak je kennis met de praktijk achter de schermen in een erfgoedinstelling. Voor Organisatie en informatie analyseer je de structuur en cultuur van je stage-instelling. Je leert aan de hand van
53
54
Studiegids 2013-2014
theorieën en modellen, maar vooral ook door de praktijk - door je ervaring op de werkplek, door gesprekken met medewerkers en het bestuderen van diverse bronnen - de organisatie te begrijpen en beschrijven. Toets: prestatie Studiepunten: 3 stp
Literatuur
Studieloopbaanbegeleiding
De Koninklijke Bibliotheek biedt via een (studenten)abonnement toegang tot een zeer uitgebreide collectie wetenschappelijke uitgaven in de Ebook Library. Boeken zijn hier digitaal in te zien via de webbrowser. ePUB- en PDF-bestanden zijn voor een bepaalde periode te leen (daarvoor moet eerst het gratis programma Adobe Digital Editions gedownload worden). Van geleende boeken kan een deel geprint worden.
Coördinerend docent: Marijke Leek Tijdens je stage word je begeleid - zowel wat betreft de inhoud als voortgang van je stage - door een docent. Daarnaast is het mogelijk je individuele ontwikkeling, je studieloopbaan en algemene studievoortgang te bespreken in een individueel gesprek met een studieloopbaanbegeleider.
Hieronder staan, per leerlijn, de boeken die in het tweede jaar gebruikt worden. Via de leertaken in Blackboard zal aanvullende literatuur bekend gemaakt worden.
Projectmanagement (meerdere leerlijnen) -- Bos, Jo, Ernst Harting & Marlet Hesselink. PMC Compact: projectmatig creëren binnen handbereik. Schiedam: Scriptum, 2011. ISBN: 9055947083. Erfgoedtheorie -- Black, G. The Engaging Museum. Developing Museums for Visitor Involvement. London: Routledge, 2005. ISBN 9780415345576. -- Black, G. Transforming Museum in the Twenty-first Century. London: Routledge, 2012. ISBN: 9780415615723. -- Hooper-Greenhill, Eilean. Museums and Education: Purpose, Pedagogy, Performance. London: Routledge, 2007. ISBN 9780415379359 -- Mensch, Peter van. ‘Het object als informatiedrager’, Amsterdam: Reinwardt Academie, 2009. Informatiemanagement -- Bos-Rops, J.A.M.Y., M. Bruggeman en F.C.J. Ketelaar. Archiefwijzer. Handleiding voor het gebruik van archieven in Nederland. 3e druk. Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2005. ISBN: 9789062834747.
VT 2 - blok 3 & 4
Erfgoedtheorie -- Kieskamp, A. red. Sense and Sensitivity. The Dutch and Delicate Heritage Issues. Rotterdam: ICOM Netherlands. ISBN: 9789081404419. Cultuurgeschiedenis -- Tignor, Robert (red.), Worlds together, Worlds apart, A History of the World: From the Beginnings of Humankind to the Present, 3e druk. New York: W. W. Norton & Company, 2012. ISBN: 9780393149715. Beheer en behoud -- Manual of Housekeeping, The care of collections in historic houses open to the public. Oxford: The National Trust, 2011.
Stage -- Grit, R. e.a. Sociaal Competent. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2011. ISBN: 9789001797126. Studiereis Berlijn -- Syllabus studiereis Berlijn. Amsterdam: Reinwardt Academie, 2013. Publiek -- Verhoeven, N. Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs, 4e druk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers, 2011. ISBN: 9789059316713. Informatiemanagement en Management -- Zee, A. van de, red. Management voor de culturele sector. Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2011. ISBN: 9789046902103.
55
56
Studiegids 2013-2014
VT 3 - blok 1 Blokcoördinator: Marc Pil Doelen Het opstellen van een ondernemingsplan voor een zelfbedachte, levensvatbare en goed functionerende erfgoedinstelling met een duidelijke meerwaarde voor de erfgoedsector en de samenleving. Na dit project herkent en analyseert de student ontwikkelingen in de maatschappij en kan daarop anticiperen ten gunste van het erfgoedveld. De student verwerft en toetst zijn kritische reflectie, body of knowledge en persoonlijke professionele kwaliteiten om als startbekwaam professional in het beroepsveld actief te zijn. Eindtermen In dit blok wordt aan zoveel mogelijk (deel-) competenties aandacht besteed. De basis voor het eindniveau moet de student immers behalen aan het eind van blok 2, jaar 3. In dit blok wordt aan zoveel mogelijk persoonlijke professionele kwaliteiten aandacht besteed.
Project: Positioneren en sturen 1
Coördinerend docent: Marc Pil Je krijgt de opdracht om een ondernemingsplan te maken voor een nieuw initiatief binnen de erfgoedsector. Daarbij toon je de levensvatbaarheid van deze nieuwe organisatie aan met een plan waarin je kennis van beleidsmatige en bedrijfskundige aspecten zoals financieel management, marketing, cultuurbeleid, informatiemanagement, beroepsethiek en juridische zaken duidelijk naar voren komt. Jullie leveren een innovatief, conceptueel sterk en vooral ook realistisch plan met een heldere visie op maatschappelijke ontwikkelingen en de wijze waarop de onderneming daarop kan anticiperen en aan kan bijdragen. Het proces naar het eindresultaat toe is zeer belangrijk. In een beoordelingsgesprek met je begeleider en teamgenoten bespreek je jouw individuele bijdrage en
persoonlijke professionele kwaliteiten. Daarnaast reflecteer je op de verschillende toegepaste theoretische modellen. Het project bestaat uit het ontwikkelen van een uitvoerbaar concept voor een nieuwe erfgoedinstelling of -initiatief als aanvulling voor de erfgoedsector. Hiervoor verzamel je informatie op vooral organisatorisch, vakinhoudelijk, beleidsmatig en strategisch gebied. Je maakt een analyse van de omgeving, de concurrentie, de organisatie en de stakeholders. Op basis hiervan schrijf je een ondernemingsplan, dat je vervolgens zodanig presenteert dat een bank of andere financier overtuigd kan raken van de levensvatbaarheid van jullie onderneming. Toets: beroepsproduct Studiepunt: 9 stp
Erfgoedtheorie: Erfgoed en ethiek
Coördinerend docent: Léontine Meijer Reflectie op ethische verantwoordelijkheid van erfgoedinstellingen ten opzichte van hun institutionele geschiedenis en hun maatschappelijke relevantie. Toets: prestatie Studiepunten: 1 stp
Vrije studieruimte: Immaterieel erfgoed en volkscultuur
Coördinerend docent: Hester Dibbits Onlangs heeft het parlement de Unesco-conventie ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed geratificeerd. Doel van de conventie is het waarborgen van de diversiteit aan tradities, rituelen en gebruiken in de wereld. Voorafgaand aan de ratificatie is veel gediscussieerd over het belang en de consequenties van de ondertekening van een conventie voor immaterieel erfgoed. Hoe kun je als overheid zorgdragen voor de instandhouding van tradities? En waarom zou dat wenselijk zijn? Dit zijn vragen die ook geregeld aan de orde komen in een andere discussie die hoog op de agenda staat van Nederlandse beleidsmakers: het debat over
VT 3 - blok 1 / blok 2
volkscultuur. Inmiddels lopen de debatten over immaterieel erfgoed en volkscultuur deels door elkaar heen. In een serie hoor- en werkcolleges ga je dieper in op de achtergrond van beide debatten en breng je onder andere een werkbezoek aan het Meertens Instituut, een instituut dat zich bezighoudt met onderzoek naar taal en cultuur in Nederland. Toets: kennistoets Studiepunten: 3 stp
Studiereis: London
Coördinerend docent: Ruben Smit In Londen richt de aandacht zich voornamelijk op communicatie met het publiek: (re)presentatie, tentoonstellen, publieksbegeleiding en digitale cultuur zijn de zwaartepunten. Dit alles in de context van continuïteit in een veranderende samenleving die in de wereldstad Londen manifest is. Toets: prestatie Studiepunten: 2 stp
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek Dit jaar richt studieloopbaanbegeleiding zich op jouw individuele ontwikkeling als student en als toekomstig professional. Daarnaast wordt ondersteuning geboden bij bijvoorbeeld de keuze van een minor.
VT 3 - blok 2 Blokcoördinator: Gerdie Borghuis Doelen Na dit blok heeft elke projectgroep een implementatieplan opgesteld, dat voldoet aan de opdracht zoals geformuleerd in het door de opdrachtgever ondertekende projectcontract volgens vastgestelde criteria. Je hebt een realistisch plan op tactisch en operationeel niveau gemaakt waarmee de opdrachtgever direct aan het werk kan. Daarnaast leren studenten meer over hun rol als professional in de maatschappij: zowel bij het vak Erfgoedtheorie, als bij het vak Adviseren door erfgoedprofessionals komt dit aan de orde. Eindtermen In dit blok wordt aan zoveel mogelijk (deel-) competenties aandacht besteed. Bij het afstuderen moet de student immers aantonen het eindniveau van de opleiding te bezitten. In dit blok wordt aan zoveel mogelijk persoonlijke professionele kwaliteiten aandacht besteed. De basis voor het eindniveau moet de student behalen aan het eind van blok 2, jaar 3.
Project: Positioneren en sturen 2
Coördinerend docent: Gerdie Borghuis Je groep voert de opdracht uit om een onderdeel van het algemene beleid van een bestaande organisatie uit het erfgoedveld uit te werken. Het resultaat is een implementatieplan waar die instelling concreet mee aan de gang kan en wil. De essentie is de vertaling van een beleidsplan naar tactisch en operationeel niveau. In een beleidsplan zijn visie, missie en doelstellingen voor de langere termijn opgenomen. De vertaling van beleid naar uitvoerbare plannen moet nog gebeuren. Je krijgt met je groep de opdracht om voor een instelling deze vertaling te maken. Je geeft een advies voor de implementatie van een concreet onderdeel van het beleidsplan. Welke accenten denken jullie dat voor de instelling
57
58
Studiegids 2013-2014
belangrijk zijn en waarom? Hoe moet het worden aangepakt? Je gaat daarbij uit van de concrete situatie binnen de instelling en de daarbij behorende kaders (personeel, financieel, huidige stand van zaken, cultuur binnen de organisatie). Het implementatieplan bevat de resultaten van eigen onderzoek, bevat vernieuwende, inspirerende inzichten en praktische oplossingen passend bij de organisatie. De erfgoedinstelling fungeert als opdrachtgever, maar ook de Reinwardt Academie stelt kwaliteitscriteria waaraan het plan moet voldoen. Voor de uitwerkingen van de verschillende onderdelen maak je gebruik van de opgebouwde kennis binnen de opleiding. Daarbij is kennis over de recente ontwikkelingen en een visie op de ontwikkelingen in de toekomst van belang. Het project bestaat uit het analyseren van schriftelijke documentatie van de instelling, waarbij inzicht verkregen wordt in de bestaande organisatie, hun plannen en hun financiële en personele kaders. Die vul je aan met onderzoek en inzichten uit eigen waarneming, ter plekke, uit interviews en breed literatuuronderzoek. Je maakt uitgebreid kennis met de opdrachtgever en onderhoudt contact tijdens het project. Als eindproduct lever je een advies aan de instelling waar zij de komende jaren concreet mee aan de gang kan. Toets: beroepsproduct Studiepunten: 9 stp
Erfgoedtheorie: Erfgoedtheorie en professionaliteit
Coördinerend docent: Léontine Meijer Wat is en betekent professionaliteit vanuit een theoretisch, praktisch, maar vooral ook ethisch perspectief? Reflectie op ethisch en zakelijk ondernemen. Toets: prestatie Studiepunten: 1 stp
Vrije studieruimte: Culturele contacten
Coördinerend docent: Edwin van der Veldt In dit blok staan culturele ontmoetingen en interculturele contacten uit de geschie-
denis centraal. Dat kunnen conflicten zijn (culture-clashes) maar ook wederzijdse bewondering en beïnvloeding. Het vak biedt een cultuurhistorische beschouwing van contacten tussen culturen aan de hand van Europese ontmoetingen met ‘anderen’ in de periode 1450-1950. Hoe hebben Europeanen op deze ontmoetingen gereageerd en op welke manier heeft dat het denken over andere culturen in Europa beïnvloed? Wat is van deze denkbeelden vandaag de dag nog te zien? Hoe kan jij daar als erfgoedprofessional op een andere manier, verantwoord mee omgaan? Toets: kennistoets Studiepunten: 3 stp
Basisvaardigheden: Adviseren door erfgoedprofessionals
Coördinerend docent: Gerdie Borghuis Adviseren is een essentiële competentie voor een erfgoedprofessional om er voor te zorgen dat goede ideeën en plannen door collega’s en het management worden onderkend. De beste plannen blijven in een bureaulade liggen als je deze niet goed voor het voetlicht kunt brengen. Binnen de bijeenkomsten leer je de verschillende mogelijkheden om in te spelen op een situatie of een organisatiecultuur. Daarnaast leer je hoe een adviestraject werkt en op welke momenten je het beste iets kunt doen of juist laten. Maar bij adviseren werk je altijd vanuit jezelf. Daarom is kijken naar jezelf en onderkennen van sterke en zwakke kanten een belangrijk onderdeel. Toets: kennistoets Studiepunten: 2 stp
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek Dit jaar richt studieloopbaanbegeleiding zich op jouw individuele ontwikkeling als student en als toekomstig professional. Daarnaast is er aandacht voor studiekeuzes, bijvoorbeeld de vierdejaars stage.
VT 3 - blok 3 & 4
VT 3
blok 3 & 4 Minoren Een minor is een keuzeprogramma van 30 studiepunten ter verbreding of verdieping van je studie. Een minor duurt een semester (twee blokken) en omvat 6 modulen van 5 studiepunten. Je kiest en volgt een minor in het derde jaar van je opleiding. In de minor is ruimte voor meer theorie en nieuwe ontwikkelingen uit het vakgebied die in de major niet of in mindere mate aan bod zijn gekomen. De minoren sluiten aan op actuele ontwikkelingen in het veld en zijn continue in ontwikkeling. De volgende minoren worden, onder voorbehoud van wijzigingen, in het tweede semester aangeboden: • Minor Archieven (in samenwerking met de HvA) Coördinerend docent: Els van den Bent • Minor Collectiemanagement Coördinerend docent: Martijn de Ruijter • Minor Cultureel Ondernemen Coördinerend docent: Marjan Otter • Minor Exhibition Direction Coördinerend docent: Mario Jellema • Minor Publiek en Media Coördinerend docent: Ruben Smit Naast de minoren die de Reinwardt Academie aanbiedt, kun je ook een minor volgen aan een andere hbo-instelling. Ook zijn sommige minoren aan universiteiten toegankelijk voor hbo’ers. De externe minor moet aansluiten bij de major, een samenhangend geheel vormen, van voldoende niveau zijn en een omvang van 30 studiepunten hebben. In het eerste semester van het derde jaar wordt het definitieve minor-aanbod van de opleiding bekendgemaakt. De Examencommissie beoordeelt de aanvragen voor minoren, zowel voor interne als externe minoren en/of losse modulen. Alle aanvragen lopen via Studiepunt.
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek Dit jaar richt studieloopbaanbegeleiding zich op jouw individuele ontwikkeling als student en als toekomstig professional. Daarnaast is er aandacht voor studiekeuzes, bijvoorbeeld de vierdejaars stage en het afstuderen.
59
60
Studiegids 2013-2014
Literatuur Hieronder staan, per leerlijn, de boeken die in het derde jaar gebruikt worden. Via de leertaken in Blackboard zal aanvullende literatuur bekend gemaakt worden. Literatuur voorgeschreven in de minoren wordt via de leertaken bekend gemaakt. De Koninklijke Bibliotheek biedt via een (studenten)abonnement toegang tot een zeer uitgebreide collectie wetenschappelijke uitgaven in de Ebook Library. Boeken zijn hier digitaal in te zien via de webbrowser. ePUB- en PDF-bestanden zijn voor een bepaalde periode te leen (daarvoor moet eerst het gratis programma Adobe Digital Editions gedownload worden). Van geleende boeken kan een deel geprint worden. Projectmanagement (meerdere leerlijnen) Binnen dit blok wordt in principe alle literatuur uit de voorgaande jaren gebruikt. Daarnaast: -- Bos, Jo, Ernst Harting & Marlet Hesselink. PMC Compact: projectmatig creëren binnen handbereik. Schiedam: Scriptum, 2011. ISBN: 9055947083. Management -- Zee, A. van de, red. Management voor de culturele sector. Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2011. ISBN: 9789046902103. -- Grit, R. Zo maak je een ondernemingsplan. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2011. ISBN: 9789001790974. -- Mulder, R. De kunst van cultuurmarketing. Bussum: uitgeverij Coutinho, 2008. ISBN: 9789046901250. -- Verhage, B. Inleiding tot de marketing. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2005. ISBN: 9789020733082.
Adviseren door erfgoedprofessionals -- Grit, Roel, en Marco Gerritsma. Competent adviseren: Professioneel aan het werk!. 2e druk. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2012. ISBN: 9789001814205. -- Nathans, Hannah. Adviseren als tweede beroep. Deventer: Kluwer, 2009. ISBN: 9789013028805. Erfgoedtheorie -- Kieskamp, A. red. Sense and Sensitivity. The Dutch and Delicate Heritage Issues. Rotterdam: ICOM Netherlands, 2010. ISBN: 9789081404419. -- Odding, Arnoud. Het Disruptieve Museum. Den Haag: O dubbel d, 2011. ISBN: 9789080848405. Vrije studieruimte -- H. Dibbits e.a. Immaterieel erfgoed en Volkscultuur. Almanak bij een actueel debat. Amsterdam: Amsterdam University Press. 2011. ISBN: 978 90 89641618. (bij: immaterieel erfgoed en volkscultuur) -- Burke, Peter. Cultural Hybridity. Cambridge: Polity Press. 2009. ISBN: 9780745646978. (bij: culturele contacten) Studiereis Londen -- Syllabus studiereis Londen. Amsterdam: Reinwardt Academie, 2013. Studieloopbaanbegeleiding -- Grit, R. e.a. Sociaal Competent. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2011. ISBN: 9789001797126. -- Onderwijs- en examenregeling 2013-2014. Amsterdam: Reinwardt Academie, 2013.
VT 4 - blok 1 t/m 4
VT 4
blok 1 t/m 4 Afstudeerstage
Coördinator afstudeerstage: Mirjam Wijnands Doelen Door middel van de afstudeerstage toon je aan zelfstandig in staat te zijn een project in het beroepenveld te verwerven, ontwikkelen en uitvoeren. Je bent in staat een projectvoorstel te schrijven, een planning op te stellen, het project te realiseren en evalueren. Eindtermen Bij de afstudeerstage wordt zowel aandacht besteed aan persoonlijke professionele kwaliteiten als verschillende competenties. Voor beide geldt dat een hoog niveau bereikt dient te worden. De inhoud van het stageproject bepaalt welke competenties van toepassing zijn. Daarnaast is een kritische reflectie van groot belang. De afstudeerstage De afstudeerstage betreft het uitvoeren van een eigen project of twee deelprojecten op een specifiek terrein in opdracht en mede onder begeleiding van de stageverlenende instelling. Je stage vindt plaats bij een erfgoedinstelling, een overheidsinstelling gelieerd aan de erfgoedsector of een bedrijf dat werkzaam is voor het erfgoedveld (bijvoorbeeld een tentoonstellingsbureau). Het is mogelijk geconcentreerd in één semester of in deeltijd over een heel studiejaar stage te lopen. Je schrijft individueel een voorstel voor je afstudeerstage, een plan van aanpak en een verslag. Daarnaast verzorg je een presentatie. De stage bij de instelling beslaat 560 uur. Je verantwoordt je stagecontacturen. Je stage wordt begeleid door zowel een medewerker van de stage-instelling, als door een docent van de Academie. Je bent zelf verantwoordelijk voor het zoeken van een stageplaats.
De Reinwardt Academie beschikt over een aanbod van stageplaatsen en relevante informatie voor de werving van een stageplaats. Toetsvorm: beroepsproduct (stageverslag en presentatie) Studiepunten: 30 stp
Afstudeeronderzoek
Coördinator afstudeeronderzoek: Gerdie Borghuis Doelen Door middel van het afstudeeronderzoek toon je aan een maatschappelijk relevant beroepsprobleem op het terrein van het cultureel erfgoed te kunnen signaleren en oplossen. Je kunt een onderzoeksvraag formuleren, systematisch analyseren en er over rapporteren. Daarnaast ben je in staat over het afstudeeronderzoek te reflecteren, door middel van het formuleren van een eigen standpunt over het betreffende onderwerp. Eindtermen Met je afstudeeronderzoek, dat door middel van je afstudeerscriptie en het eindgesprek beoordeeld wordt, toon je aan te beschikken over alle door de Reinwardt Academie geformuleerde competenties op het eindniveau. Daarnaast toon je aan te beschikken over de door de Reinwardt Academie geformuleerde persoonlijke professionele kwaliteiten op het hoogste niveau. Het afstudeeronderzoek Afsluiting van de studie door middel van een zelfstandig uitgevoerd afstudeeronderzoek. Het afstudeeronderzoek kan verschillende onderdelen bevatten, zoals een literatuuronderzoek, een publieksonderzoek of een praktisch project. In de verslaglegging wordt aandacht besteed aan de theorie, de relevantie voor het vakgebied, de gevolgde onderzoeksmethodiek, de resultaten van het onderzoek en een kritische reflectie. Het afstudeeronderzoek resulteert minimaal in een rapportage met een beredenering van het onderwerp en de relevantie ervan, de werkwijze en de resultaten en een kritische evaluatie ervan. Wanneer sprake is van een praktisch-uitvoerende component staat het
61
62
Studiegids 2013-2014
eindproduct daarvan mede ter beoordeling. Belangrijk criterium bij de eindbeoordeling is dat het handelen reflectief, empirisch, logisch, methodisch en systematisch, verifiërend, zorgvuldig, ethisch en transparant is. Uitgangspunten 1. Je hebt een goedgekeurd voorstel voor je afstudeeronderzoek. 2. De Examencommissie heeft een begeleider toegewezen. 3. Je hebt een door je begeleider goedgekeurd plan van aanpak. 4. Je voldoet aan de formele eisen om toegelaten te worden tot het vierde jaar (zie OER 2013 - 2014). Uitvoering In het proces naar je afstudeerscriptie heb je zelf de regie. Je zult moeten aantonen dat je voldoende niveau hebt om af te studeren en dat je gekwalificeerd bent als beginnend erfgoeddeskundige. In deze laatste fase zijn echter ook verschillende begeleidingsonderdelen, deze zijn zowel inhoudelijk als procesgericht. Een deel van de begeleiding vindt individueel plaats, een deel in groepsverband. Individuele begeleiding De toegewezen begeleider zal je uitnodigen voor een eerste gesprek. Met hem/haar maak je afspraken over de invulling van de individuele begeleiding en de tijdsinvestering/planning. Op tafel ligt je goedgekeurde voorstel voor je afstudeeronderzoek en het door jou geschreven plan van aanpak. Aan de hand hiervan wordt de methode van onderzoek besproken. Groepsbijeenkomsten Binnen ieder blok van het 4e jaar wordt een groepsbijeenkomst georganiseerd waarbij je onder andere overleg hebt met medestudenten die dezelfde begeleider hebben. Binnen de groepsbijeenkomsten komen veelal procesmatige zaken binnen het afstuderen aan de orde. Toets: beroepsproduct (afstudeerscriptie en eindgesprek) Studiepunten: 30 stp
Studieloopbaanbegeleiding
Coördinerend docent: Marijke Leek Het is mogelijk om een individueel gesprek aan te vragen met een studieloopbaanbegeleider over je eigen gewenste ontwikkeling, studievoortgang, studie- en beroepskeuze en studiehouding.
Literatuur Hieronder staan de boeken die in het vierde jaar gebruikt worden. Overige literatuur en andere schriftelijke, digitale en mondelinge bronnen, zijn afhankelijk van het afstudeeronderwerp. De Koninklijke Bibliotheek biedt via een (studenten)abonnement toegang tot een zeer uitgebreide collectie wetenschappelijke uitgaven in de Ebook Library. Boeken zijn hier digitaal in te zien via de webbrowser. ePUB- en PDF-bestanden zijn voor een bepaalde periode te leen (daarvoor moet eerst het gratis programma Adobe Digital Editions gedownload worden). Van geleende boeken kan een deel geprint worden. -- Grit, R. Projectmanagement. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2011. ISBN: 9789001790929. -- Bos, Jo, Ernst Harting & Marlet Hesselink. PMC Compact: projectmatig creëren binnen handbereik. Schiedam: Scriptum, 2011. ISBN: 9055947083. -- Verhoeven, Nel. Wat is onderzoek? Praktijkboek voor methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Boom, 2011. ISBN: 9789059316713. -- Feijen, Erik en Pepijn Trietsch. Snel afstuderen, Stap voor stap naar een geslaagde scriptie, Coutinho, Bussum, 2010. ISBN: 9789046900031.
naam_hoofdstuk
63
64
Studiegids 2013-2014
Eindtermen De bacheloropleiding De bacheloropleiding richt zich op het ontwikkelen van competenties die een erfgoedprofessional nodig heeft om de taken van erfgoedinstellingen over de volle breedte uit te voeren en in een erfgoedomgeving schakel- en scharnierfuncties te vervullen.
Competenties Competentie 1: Kan erfgoedinformatie managen Het beheren, verpakken en distribueren van erfgoedinformatie is een kerntaak van de erfgoedprofessional. De omvang en het belang van die kerntaak zijn sterk toegenomen door een aantal ontwikkelingen. Erfgoed kan een fysiek object zijn, maar ook een virtueel object of een verhaal. In het beheer en de communicatie van erfgoed verschuift het accent van het fysieke object naar de betekenis van dat object, naar informatie over het object. Het beheer van erfgoedobjecten is steeds meer ook het beheer van de informatie over die objecten. Het beheer van de informatie over objecten is in toenemende mate verbonden met de communicatie van die informatie binnen en buiten de organisatie. De erfgoedprofessional integreert in zijn nieuwe rol van erfgoedinformatiemanager de bekwaamheden van de registrator, de archivaris en de informatiekundige en verwerft zich een positie ten opzichte van de domeindeskundige, de communicatiespecialist en de webmaster. Deelcompetenties 1.1 Kan erfgoedinformatie vastleggen, waarderen en interpreteerbaar maken. 1.2 Kan het logistieke en intellectuele management van erfgoedinformatie organiseren en helpen uitvoeren. 1.3 Kan de behoeften van erfgoedinstellingen
en/of van specifieke doelgroepen aan erfgoedinformatie onderzoeken en bepalen. 1.4 Kan standaards voor het beschrijven van erfgoed helpen ontwikkelen, beoordelen en implementeren. 1.5 Kan vaststellen aan welke eisen applicaties op het gebied van het beheer van erfgoedinformatie moeten voldoen. 1.6 Kan doelgroepgerichte producten en diensten leveren waarmee interne en externe gebruikers worden ondersteund bij het vinden en interpreteren van erfgoedinformatie. Beroepscontext / beroepsrol De manager van erfgoedinformatie verricht in de rol van informatiebeheerder de taken van registrator, archivaris en andere beheerders van erfgoedinformatie en verzorgt bovendien de communicatie en de presentatie van die informatie binnen en buiten de instelling. Vaardigheden en beroepshandelingen • Erfgoedinformatie vastleggen, ontsluiten, bewerken, (her)verpakken en distribueren. • Erfgoedinformatie en – informatiesystemen analyseren en waarderen. • Gebruikersonderzoek doen. Beroepsproduct • Een goed werkend erfgoedinformatiesysteem (relatie met collectiebeheer). • Een effectief erfgoedinformatienetwerk (relatie met collectiebeheer en publieksbegeleiding). • Programma’s van eisen voor applicaties waarmee erfgoedinformatie wordt geregistreerd, gearchiveerd en gecommuniceerd (relatie met collectiebeheer). • Inventarisaties van behoeften van de gebruikers van collectie-informatie (relatie met publieksbegeleiding).
Eindtermen
• Beschrijvingsmodellen voor erfgoedmetadata. • Producten en diensten waarmee interne en externe gebruikers worden ondersteund bij het effectief omgaan met erfgoedinformatie en informatiebronnen (relatie met publieksbegeleiding). Kritische reflectie en body of knowledge • Kennis en inzicht van: Erfgoedwetenschappen, in het bijzonder met betrekking tot Informatiemanagement ondersteunende disciplines voor bedrijfsvoering benodigde disciplines (organisatiekunde, projectmanagement).
Competentie 2: Kan erfgoed analyseren, interpreteren en waarderen Wat als erfgoed kan worden aangemerkt en wat zijn betekenis en waarde is, dringt zich niet aan de beschouwer op, maar is de uitkomst van een onderzoek naar de betrokken fysieke en virtuele objecten, naar de omgeving van die objecten en in het bijzonder naar de mensen die met die objecten een duurzame relatie zijn aangegaan. Wie zulk onderzoek wil doen, moet zijn spontane manier van kijken naar objecten kunnen relativeren en objecten vanuit verschillende invalshoeken en verschillende denkmodellen kunnen observeren, analyseren en interpreteren. De kern van het werk van een erfgoedprofessional is keuzes maken en keuzes maken is waarderen. In alle bedrijfsprocessen tussen verwerven en afstoten waardeert een erfgoedprofessional erfgoed. Als hij/zij dit op een professionele manier wil doen, moet hij/zij een intuïtieve behoefte om de absolutie waarde van een object vast te stellen bewust terzijde stellen en vervangen door methodische en controleerbare manier van waarderen, waarin de waarde van het ene object binnen een gegeven context tegen de waarde van het andere object wordt afgewogen en waarin een helder onderscheid wordt gemaakt tussen
waarderingsdoelstellingen, waarderingsmethoden en waarderingscriteria. Erfgoedprofessionals kiezen voortdurend, interpreteren voortdurend en waarderen voortdurend. Kiezen voor een interpretatie is ook alternatieve interpretaties uitsluiten. Het is niet alleen de professionele verantwoordelijkheid van erfgoedprofessionals dat ze interpretaties methodisch en ethisch verantwoorden, maar ook ze mogelijkheden tot herinterpretatie zo groot mogelijk laten. Deelcompetenties 2.1 Kan toegepast onderzoek op erfgoedgebied opzetten, uitvoeren en evalueren en onderzoeksresultaten interpreteren. 2.2 Kan de fysieke of virtuele verschijningsvorm en de toegekende en potentiële betekenissen van erfgoed vanuit verschillende gezichtspunten analyseren en interpreteren. 2.3 Kan een afgewogen beoordeling maken van de huidige en toekomstige relatieve waarde van erfgoed binnen de contexten (van ontstaan, beheer en gebruik). 2.4 Kan op basis van een afgewogen oordeel over de relatieve waarde van erfgoed verantwoorde beslissingen (helpen) nemen over verwerving, conservering, ontsluiting, beschikbaarstelling en afstoting. 2.5 Kan de keuzes die hij of zij gemaakt heeft bij het interpreteren en waarderen van erfgoed en bij het nemen van beslissingen over de verwerving, conservering, ontsluiting, beschikbaarstelling en afstoting van erfgoed methodisch en ethisch verantwoorden. Beroepscontext / beroepsrol De erfgoedprofessional analyseert, interpreteert en waardeert in alle beroepsrollen. Vaardigheden en beroepshandelingen De erfgoedprofessional analyseert, interpreteert en waardeert in alle handelingen die hij/ zij verricht.
65
66
Studiegids 2013-2014
Beroepsproduct Elk product dat een erfgoedprofessional voortbrengt is de vrucht van analyse, interpretatie en waardering.
deze risico’s. Daartoe behoort zowel zorg voor de veiligheid van het erfgoed als zorg voor de veiligheid van erfgoedprofessionals en gebruikers.
Kritische reflectie en body of knowledge • Erfgoedwetenschappen • Ondersteunende disciplines: geschiedenis, cultuur- en kunstgeschiedenis, antropologie • Kan visie omzetten in actie • Kan keuzes maatschappelijk verantwoorden
Deelcompetenties 3.1 Kan op professionele wijze de fysieke conditie van een object of collectie herkennen en kan van daar uit voorstellen doen voor het verbeteren, dan wel bestendigen van deze conditie, en aanwijzingen geven voor het gebruik. 3.2 Kan op professionele wijze vaststellen in hoeverre de omgeving van een object of collectie het behoud ervan beïnvloedt en kan van daar uit voorstellen doen voor het verbeteren, dan wel bestendigen van de situatie. 3.3 Kan bij iedere handeling een afweging maken tussen nut en risico.
Competentie 3: Kan erfgoed behouden Deze kerntaak heeft betrekking op het behoud van cultureel erfgoed in de volle breedte. De basis is respect voor de fysieke, functionele, contextuele en conceptuele integriteit van objecten. Het gaat daarbij enerzijds om maatregelen gericht op het erfgoed zelf (actieve conservering) en anderzijds om maatregelen gericht op de condities rond het erfgoed (passieve conservering). Maatregelen kunnen nooit leiden tot maximaal behoud, wel kan gestreefd worden naar optimaal behoud, waarbij optimaal is gerelateerd aan het doel waarvoor het erfgoed wordt behouden. Behoud impliceert dus het maken van keuzes (zie hiervoor competentie 2). Al naar gelang de keuzes doen zich verschillende mogelijkheden voor behoud voor: in situ - ex situ, statisch - dynamisch, etcetera. Vragen die hiermee verbonden zijn, zijn bijvoorbeeld: Is het, gezien de risico’s voor het behoud, opportuun een bepaalde site op te graven? In hoeverre kan een onroerend monument hergebruikt worden? Wanneer is het acceptabel dat een historisch vliegtuig in bedrijf wordt genomen? Ethiek is een belangrijk aandachtspunt. In toenemende mate dient rekening gehouden te worden gehouden met de opvattingen van de source community bij het zoeken naar een adequate vorm van behoud. Het beschikbaar stellen van erfgoed houdt risico’s in. Duurzaam behoud houdt ook rekening met
Beroepscontext / beroepsrol Iedere erfgoedprofessional is zich bewust van de risico’s die beschikbaarstelling met zich meebrengt. Richtinggevend is de intentie een evenwicht te vinden tussen duurzaam behoud en duurzaam gebruik. De erfgoedprofessional met speciale zorg voor het behoud, is verantwoordelijk voor het duurzame behoud van het erfgoed. Dit impliceert zowel aandacht voor het erfgoed als zodanig als voor de omgevingscondities, op de plek waar het erfgoed bewaard wordt, op de plek waar het toegankelijk is en tijdens het transport van de ene naar de andere plek. Vaardigheden en beroepshandelingen • Het bepalen van de conditie van object en collectie • Het formuleren van voorstellen tot verbetering van de conditie van object en collectie • Het in kaart brengen van de omgevingsfactoren • Het formuleren van voorstellen tot verbetering van de omgevingsfactoren • Het afwegen van de risico’s van beschikbaarstelling
Eindtermen
• Voorbereiden en begeleiden van transport, inclusief in- en uitpakken • Inschatten van risico’s van braak, brand, overstroming en andere calamiteiten en het opstellen van een preventieplan, alsmede een plan hoe te handelen tijdens en na de calamiteit • Het inrichten van een depot Beroepsproduct • Conditierapport • Plan van aanpak voor conservering en restauratie • Collectiebeleidsplan • Collectiebeheersplan • Inrichtingsplan depot • Veiligheidsplan • Calamiteitenplan • Vervoersplan • Plan uitvoering Arbowet Kritische reflectie en body of knowledge • Erfgoedwetenschappen, in het bijzonder kennis en inzicht betreffende: • Theorie en ethiek van conservering en restauratie • Kennis van materialen en technieken • Basiskennis betreffende fysica en chemie voor zover relevant voor behoudsvraagstukken Specifieke vaardigheden in dit verband: • Is in staat te anticiperen op onverwachte calamiteiten en kan snel en adequaat handelen wanneer zich een calamiteit voordoet • Kan in een (multidisciplinair) team het belang van het behoud van erfgoed verdedigen • Kan het belang van de zorg voor erfgoed vertalen in beleid
Competentie 4: Kan beschikbaar stellen Deze kerntaak heeft betrekking op het beschikbaar stellen van cultureel erfgoed als zodanig, maar ook op het toegankelijk maken van informatie betreffende het erfgoed. Het kan gaan om beschikbaar stellen en
toegankelijk maken in situ en om werkvormen ex situ, fysiek (zoals bijvoorbeeld een tentoonstelling), virtueel (zoals een website) of in druk (zoals een catalogus). In feite gaat het om het werkzaam maken van erfgoed en erfgoedinformatie in het heden als bijdrage aan een duurzame ontwikkeling van de samenleving. Speciale aandacht heeft het beschikbaar stellen en het toegankelijk maken voor een zo groot mogelijke verscheidenheid van doelgroepen (social inclusion). Dat vereist reflectie op relevantie en kennis van algemene en doelgroepspecifieke overdrachtstechnieken. De kerntaak impliceert ook een afweging van de risico’s van beschikbaarstelling voor het duurzame beheer van het erfgoed. De kerntaak omvat mede de traditionele werkterreinen museum- en erfgoededucatie en publiekbegeleiding. Deelcompetenties 4.1 Kan een activiteit ontwikkelen gericht op het beschikbaar stellen van cultureel erfgoed. 4.2 Kan een op specifieke doelgroepen gericht beleidsplan publieksbegeleiding en een toegankelijkheidsplan voor een instelling van cultureel erfgoed opstellen en bijdragen aan de implementatie van dat plan. Beroepscontext / beroepsrol De medewerker die verantwoordelijk is voor beschikbaarstelling zal zijn activiteiten gewoonlijk verrichten in teamverband. Andere teamleden zijn bijvoorbeeld inhoudelijk deskundigen (onderzoekers, conservatoren), deskundigen op het gebied van fysiek beheer en informatiebeheer, vormgevers, tekstschrijvers, technici. De specifieke rol die hoort bij kerntaak 4 is het aansturen van het team vanuit de vooraf bepaalde doelstelling en doelgroep. Als audience advocate bewaakt de medewerker de maatschappelijke relevantie van de activiteiten.
67
68
Studiegids 2013-2014
Beroepshandeling • Het ontwikkelen van activiteiten ten aanzien van het beschikbaar stellen van cultureel erfgoed als zodanig en het toegankelijk maken van informatie betreffende het erfgoed • Het ontwikkelen van een visie op de samenhang tussen de verschillende publiekgerichte activiteiten. • Het aansturen van projectteams • Het bewaken van de relevantie van de activiteiten in termen van doelstelling(en) en doelgroep(en) • Het onderkennen van mogelijke ethische problemen en het ontwikkelen van een beleid in dit opzicht • Het uitvoeren van deelaspecten van bedoelde activiteiten • Het systematisch documenteren van proces en product
Competentie 5: Kan een instelling voor cultureel erfgoed positioneren
Beroepsproduct • Beleidsplan beschikbaarstelling • Beargumenteerd voorstel voor een publiekgerichte activiteit • Plan van aanpak voor een publiekgerichte activiteit • Een gerealiseerde publiekgerichte activiteit
Deelcompetenties 5.1 Kan bijdragen aan de organisatie en ontwikkeling van het strategisch beleid van een instelling van cultureel erfgoed. 5.2 Kan bijdragen aan de nationale en internationale positionering van een instelling voor cultureel erfgoed.
Kritische reflectie en body of knowledge Erfgoedwetenschappen in het bijzonder kennis en inzicht betreffende: • Theorie van communicatie • Theorie van betekenisgeving (semiotiek) • Theorie van leren • Theorie en ethiek van het beschikbaar stellen • Theorie en praktijk van social inclusion • Ondersteunende disciplines: geschiedenis, cultuur- en kunstgeschiedenis Voor bedrijfsvoering benodigde disciplines: • Is in staat projecten te managen • Is in staat in multidisciplinaire teams te werken en deze teams aan te sturen • Kan doelgroepanalyse maken • Is in staat doelgroepgerichte teksten te schrijven
Beroepscontext / beroepsrol Strategisch beleid wordt periodiek opgesteld. Instellingen voor cultureel erfgoed hebben in de regel van doen met overheidsbeleid en overheidsinterventie (ministerie, gemeente, provincie, toezichthouders). Instellingsbeleid wordt opgesteld door bevoegd gezag, directie, managers. De professional stelt tevens plannen op voor implementatie van het beleid op deelgebieden.
Deze kerntaak heeft betrekking op het beleid van de instelling voor cultureel erfgoed als geheel. De professional moet bij kunnen dragen aan het strategisch beleid van een instelling voor cultureel erfgoed en moet inzicht hebben in de gevolgen daarvan voor de bedrijfsvoering. Hij/zij betrekt hierbij actuele maatschappelijk politieke zwaartepunten en thema’s zoals activering van collecties, ethiek van het verzamelen en verbreding van doelgroepen. Hij/zij houdt rekening met financiële en andere praktische beperkende randvoorwaarden. Positioneren houdt ook in het opbouwen van nationale en internationale samenwerkingsverbanden van instellingen voor cultureel erfgoed, het bijdragen aan het opstellen van codes etc.
Beroepshandeling • Beleid ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met draagkracht, draagvlak, interne en externe stakeholders en financiën • Beleid omzetten naar concrete plannen op deelgebieden • Opzetten en onderhouden van een (internationaal) netwerk
Eindtermen
Beroepsproduct • Beleidsplan • Ondernemingsplan • Implementatieplan Kritische reflectie en body of knowledge • Erfgoedwetenschappen • Kennis en inzicht in het beroep en beroepenveld • Kent internationale instellingen voor cultureel erfgoed • Kent actueel overheidsbeleid op het gebied cultureel erfgoed • Heeft kennis van en inzicht in de ethische aspecten van het werk Voor bedrijfsvoering benodigde disciplines: • Heeft kennis van de eisen die worden gesteld aan een effectief beleids-, ondernemings- en implementatieplan • Heeft kennis van de financiële bedrijfsvoering van een erfgoedinstelling, kan een begroting voor een organisatie of project maken en analyseren • Kan onderzoek verrichten naar actuele ontwikkelingen • Kan (internationale) samenwerkingsverbanden opbouwen • Kan een gestructureerde, heldere en foutloze beleidsnotitie schrijven zowel in de Nederlandse als Engelse taal
Kritische reflectie en body of knowledge Eerder zijn de eindkwalificaties beschreven. Per kerntaak zijn steeds ook de vereiste kennis en vaardigheden beschreven. De Reinwardt Academie wil graag kennis en inzicht apart expliciteren: body of knowledge en de ‘kritische reflectie’. Dit om te benadrukken dat kennis en inzicht essentieel zijn èn om te voorkomen dat bepaalde kennisgebieden niet voldoende worden gethematiseerd. In de dagelijkse praktijk van het onderwijs verwerft de student een deel van deze kennis via aparte, ondersteunende of autonome vakonderdelen en een deel aan de hand van werken aan beroepsproducten, beroepshandelingen e.d. 1. Heeft kennis van de erfgoedwetenschappen (erfgoedtheorie) De student heeft kennis van en inzicht in (de verschillende onderdelen van de) erfgoedwetenschappen en kan deze kennis en inzichten toepassen in de uitvoering van alle kerntaken. Onder de erfgoedwetenschappen rekenen wij met name museologie en archiefwetenschap. 2. Heeft kennis van de ondersteunende disciplines De Reinwardt Academie gaat ervan uit dat een erfgoedprofessional met name kennis en inzicht van de ondersteunende disciplines heeft verworven ten behoeve van de uitoefening van de kerntaken. De Academie richt zich niet op kennisverwerving ten aanzien van specifieke verzameldomeinen. Die kennis wordt later in de beroepspraktijk verworven. Dat neemt niet weg dat de verworven kennis en inzicht wel bij kunnen dragen aan de opbouw van kennis op verzameldomeinen. De student heeft kennis van en inzicht in (de verschillende onderdelen van de) wetenschappen die vanuit hun specifieke
69
70
Studiegids 2013-2014
invalshoek kunnen bijdragen aan de interpretatie en waardering van objecten en kan deze kennis en inzichten toepassen in de uitvoering van alle kerntaken. Het betreft met name geschiedenis, cultuur- en kunstgeschiedenis en antropologie.
Persoonlijke professionele kwaliteiten
3. Heeft kennis van de voor de bedrijfsvoering benodigde specifieke disciplines Heeft kennis van en inzicht in (de verschillende onderdelen van de) disciplines die relevant zijn voor een optimale uitvoering van de beleids- en ondersteunende processen en kan deze kennis en inzichten toepassen in deze bedrijfsprocessen. Het betreft met name Nederlands Recht, commerciële economie, organisatiekunde, projectmanagement en managementtheorie.
Buiten werken aan ontwikkeling van het verrichten van handelingen, producten en het verwerven van the body of knowledge and skills, meent de opleiding dat het niveau van een professional ook wordt bevorderd door de ontwikkeling van een aantal meer algemene persoonlijk professionele vermogens. Hieronder geeft de opleiding een beeld van wat voor haar de essentiële persoonlijk professionele vermogens zijn. In de eerste zin is het eindresultaat, het niveau van de professional geformuleerd. In de opsomming daarna zijn de kwaliteiten geformuleerd vanaf het niveau van de beginner tot aan het niveau dat grenst aan dat van de professional.
4. Kent het beroep en het beroepenveld Heeft kennis van en inzicht in de ontwikkeling, de organisatie, de besturing, de regulering en de relevante maatschappelijke en politieke omgeving van het beroepenveld, de beroepsuitoefening en de betrokken beroepsgroepen. 5. Kan visie omzetten in actie Kan een visie ontwikkelen en uitdragen en op basis van die visie verantwoorde en samenhangende keuzes maken, een actieve rol spelen in het nationale en internationale debat over erfgoed en vernieuwende activiteiten op het vakgebied initiëren. 6. Kan keuzes maatschappelijk verantwoorden Kan alle professionele keuzes maken vanuit de eigen professionele verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij en zich dus gedragen in overeenstemming met de professionele gedragscodes. Om dit te kunnen is hij/zij bekend met een breed perspectief van aan cultureel erfgoed verbonden ethische vraagstukken.
1. Kan zijn of haar werkzaamheden zorgvuldig, betrouwbaar en met oog voor kwaliteit uitvoeren 1.0 Besteedt geen aandacht aan de organisatie van zijn/haar werk 1.1 Houdt het eigen materiaal netjes, houdt een toegankelijk dossier bij van het project en het proces 1.2 Houdt werkruimte overzichtelijk en georganiseerd, zorgt voor orde en netheid 1.3 Controleert stukken op fouten 1.4 Doet onderzoek naar verdere onzekerheden en werkt met projecteigen aanpak van kwaliteitszorg (evalueert zelf en regelmatig) 2. Kan zijn of haar taken uitvoeren vanuit een geïnteresseerde, probleemanalyserende en probleemonderzoekende grondhouding 2.0 Stelt vragen 2.1 Onderzoekt persoonlijk 2.2 Graaft dieper 2.3 Doet research 2.4 Zet eigen middelen in
Eindtermen
3. Kan zijn of haar taken uitvoeren met een dienstverlenende instelling tegenover interne en externe klanten 3.0 Voert alleen eigen plannen uit, heeft alleen oog voor eigen product 3.1 Voert verzoeken/behoeften van klanten uit 3.2 Onderhoudt open communicatie 3.3 Neemt zelf verantwoordelijkheid, handelt om verbeteringen aan te brengen 3.4 Heeft langdurige relatie met de klant en kan namens deze advies geven 4. Kan conceptualiseren en abstraheren 4.0 Handelt voor elke zaak opnieuw en direct 4.1 Herkent patronen 4.2 Past complexe concepten toe 4.3 Vereenvoudigt complexiteit 4.4 Creëert nieuwe concepten 5. Kan het gedrag van anderen beïnvloeden 5.0 Maakt een ongerichte indruk, spreekt eigen mening niet uit 5.1 Kan intentie, richting uitspreken maar handelt nog niet 5.2 Neemt stappen om mensen te overtuigen van de gewenste richting 5.3 Neemt stappen om mensen te beïnvloeden (in de gewenste richting) 5.4 Onderneemt complexe beïnvloedingsstrategieën om de richting gerealiseerd te krijgen 6. Kan toekomstgerichte initiatieven nemen 6.0 Stelt zich afwachtend op 6.1 Kan taken doorzetten 6.2 Gaat in op zich aandienende niet geplande maar relevante problemen 6.3 Handelt met het oog op toekomst (2 maanden) 6.4 Handelt gericht om in een niet nabije toekomst effect te realiseren
7. Kan omgaan met onzekerheid 7.0 Volgt anderen 7.1 Heeft zelfvertrouwen en handelt of besluit zo nodig tegen anderen in 7.2 Ziet zichzelf als een expert 7.3 Is helder m.b.t. eigen positie in conflicten, maakt deze positie kenbaar 7.4 Werpt zich op als vrijwilliger bij uitdagingen e.d. 8. Kan omgaan met stress 8.0 Laat zich meevoeren 8.1 Weerstaat verleiding 8.2 Controleert emoties, antwoordt kalm 8.3 Managet stress effectief 8.4 Antwoordt constructief en kalmeert anderen 9. Kan feedback genereren 9.0 Werkt niet samen, levert geen bijdrage 9.1 Werkt samen, deelt informatie, drukt positieve verwachtingen uit, levert een bijdrage aan debat en product 9.2 Stimuleert medegroepsleden tot prestaties 9.3 Waardeert en beoordeelt andermans inbreng 9.4 Lost samenwerkingsproblemen en conflicten op, doet actief aan teambuilding 10. Kan zich inleven in andere mensen, andere culturen, in de eigen organisatie en in andere organisaties 10.0 Normeert vanuit eigen cultuur 10.1 Toont interesse in andere cultuur 10.2 Verdiept zich in andere cultuur 10.3 Spant zich in gesprekken te kunnen voeren met vertegenwoordigers uit een andere cultuur 10.4 Spant zich in m.b.t. gedrag zonder daarbij de eigen waarden en normen weg te cijferen
71
72
Studiegids 2013-2014
OER 2013-2014
Onderwijs- en examenregeling 2013/2014 Reinwardt Academie Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) Bachelor Cultureel erfgoed Master Museology Vastgesteld op: 7 mei 2013
1 Algemeen Artikel 1 Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Cultureel erfgoed en de masteropleiding Museology. Deze opleidingen worden verzorgd binnen de Reinwardt Academie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK). 2. Deze regeling geldt voor alle studenten die staan ingeschreven in het studiejaar 2013/2014. 3. In gevallen waarin de regeling niet voorziet, wordt verwezen naar het Studentenstatuut van de AHK.
Artikel 2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en de wijzigingswet van 2009; b. student: hij/zij die als student of extraneus is ingeschreven aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van de bachelor- of masteropleiding. NB: ook zij die zich in de loop van het studiejaar hebben uitgeschreven worden aangemerkt als ‘student’. c. hogeschool: de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten;
d. Examencommissie: de commissie, als bedoeld in artikel 7.12 van de wet, belast met het afnemen van examens, de organisatie en de coördinatie van de toetsing en het toetsbeleid; e. opleiding: de bacheloropleiding Cultureel erfgoed of de opleiding Master of Museology; f. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, als bedoeld in artikel 7.8 van de wet; g. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding, dat volgt op de propedeuse; h. blok: een onderwijsperiode van 9 weken. Het studiejaar is verdeeld in 4 blokken; i. onderwijseenheid: een afgeronde eenheid waarin bepaalde leerstof of opdrachten worden aangeboden. Een eenheid wordt afgesloten met één of meerdere toetsen. Aan elke onderwijseenheid wordt één cijfer toegekend. j. toets: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Een toets kan verschillende vormen hebben (schriftelijk tentamen, opdracht, mondelinge presentatie, verslag, actieve deelname etc.); k. examen: het propedeutisch examen en/ of het afsluitend examen, welk laatste examen in deze regeling wordt aangeduid met eindexamen; l. major: het gedeelte van het onderwijsprogramma dat voor elke student gelijk is; m. minor: een samenhangend pakket van onderwijseenheden dat een student kiest om de vrije studieruimte mee in te vullen; n. keuzevak: een vak, niet deel uitmakend van een minor, dat binnen de faculteit of door een instelling buiten de faculteit wordt aangeboden en kan dienen ter invulling van de vrije studieruimte; o. vrije studieruimte: algemene term voor het gedeelte van de opleiding dat door een student binnen bepaalde regels vrij kan worden ingevuld;
73
74
Studiegids 2013-2014
p. stage: een onderwijseenheid waarin de student praktische werkervaring opdoet binnen het erfgoedwerkveld; q. studiepunt: één studiepunt staat voor een studiebelasting van 28 uur; r. voldoende: een cijfer 6 of hoger; s. studentenstatuut: het statuut van de hogeschool (AHK) waarin de algemene rechten en plichten van de student zijn omschreven (versie juni 2010); t. directie: de directeur van de Reinwardt Academie; u. leiding: de directeur van de Reinwardt Academie en de studieleiders van de bachelor en masteropleiding.
Artikel 3 Omschrijving van het onderwijs 1 In de bacheloropleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeuse; b. het afsluitend examen aan het einde van de bacheloropleiding. 2. In de masteropleiding kan een afsluitend examen worden afgelegd. 3. Beide opleidingen worden voltijds aangeboden. 4. Het majorgedeelte van het bacheloronderwijs is voor alle studenten gelijk (met uitzondering van de stages, de vrije studieruimte en het afstudeerproject). In de major worden de competenties ontwikkeld die een startende professional in het beroepenveld nodig heeft. 5. In het derde leerjaar van de bacheloropleiding wordt naast de major een minor van 30 studiepunten ingevuld. De minor geeft de studenten de mogelijkheid de competenties die in de major worden ontwikkeld te verbreden of te verdiepen. 6. De voertaal in de bacheloropleiding is Nederlands. Een deel van de colleges en de literatuur wordt aangeboden in het Engels. De voertaal in de masteropleiding is Engels (mondeling en schriftelijk).
Artikel 4 Startcompetenties van een erfgoedprofessional Voor de opleidingen waarop deze OER betrekking heeft, zijn eindtermen geformuleerd. Deze zogenaamde ‘startcompetenties van een erfgoedprofessional’ en de competenties voor de Master of Museology staan vermeld in de bijlage bij deze OER. De bijlage maakt onderdeel uit van de regeling.
2 Toelating en inschrijving bacheloropleiding en masteropleiding Artikel 5 Toelatingseisen bacheloropleiding 1. Potentiële studenten met minimaal een havo-, vwo- of mbo-4-diploma of een gelijkwaardig buitenlands diploma kunnen worden toegelaten tot de propedeuse van de bachelor Cultureel erfgoed. 2. Voor toelating tot de bacheloropleiding Cultureel erfgoed kan vanaf het studiejaar 2014/2015 een numerus fixus/capaciteitsfixus worden ingesteld. De opleiding zal geheel of gedeeltelijk studenten zelf selecteren op eigen criteria. In de selectie zal worden gekeken naar kennis, vaardigheden en motivatie. 3. Een potentiële student die niet beschikt over de onder lid 1 genoemde diploma’s en op 1 oktober van het komende studiejaar de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, kan meedoen met de zogenaamde 21+toets. Het toelatingsexamen 21+ bestaat uit de onderdelen Nederlands en Engels. Deze toets is op het niveau van een havo‐eindexamen. De toets wordt uiterlijk 15 juni voorafgaande aan het studiejaar schriftelijk afgenomen. De kandidaten die slagen voor de 21+toets
OER 2013-2014
kunnen vervolgens meedoen aan de selectie genoemd onder lid 2 van dit artikel of, indien er geen sprake is van selectie, zich direct inschrijven. 4. Een kandidaat met een buitenlands diploma, zal getoetst worden op zijn taalbeheersing. Deze dient zowel in het Nederlands als het Engels op hbo-aanvangsniveau te zijn (toetsing via IELTS: 6.5, gemiddeld cijfer van de academische variant).
Artikel 6 Toelatingseisen masteropleiding De minimumvereisten voor toelating tot de masteropleiding Museologie zijn: een universitaire graad (bachelor of een gelijkwaardige graad) in welk vak dan ook, een bachelor van een technische universiteit of hogeschool van de kunsten (Nederlands hbo-niveau), vloeiend Engels (in schrift en woord), een equivalent van IELTS 6.5 (gemiddeld cijfer van de academische variant) en voldoen aan de financiële verplichtingen van het programma. Kandidaten die nog niet afgestudeerd zijn, kunnen worden toegelaten mits zij aantoonbare kennis hebben op het niveau van de gevraagde vooropleiding en over minstens vijf jaar werkervaring in het museumvak beschikken. Alle kandidaten die aan de bovengenoemde vereisten voldoen, worden beoordeeld door een toelatingscommissie.
Artikel 7 Inschrijving en beëindiging inschrijving Voor deze artikelen wordt verwezen naar het Reglement Inschrijving en het Reglement Beëindiging inschrijving van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK), beide vastgesteld juni 2010.
3 Propedeuse bacheloropleiding Artikel 8 Samenstelling propedeuse bacheloropleiding De propedeuse van de bacheloropleiding omvat 4 blokken van elk 15 studiepunten. Voor de inhoud van de onderwijseenheden en de wijze van toetsing wordt verwezen naar de desbetreffende hoofdstukken uit de studiegids.
Artikel 9 Toets- en overgangsregeling propedeuse bacheloropleiding 1. Voor het halen van het propedeutisch diploma moeten studenten alle toetsen met een voldoende hebben afgesloten. Met een voldoende wordt bedoeld: het cijfer 6 of hoger (zie ook artikel 22 lid 3). 2. Om tot het tweede studiejaar toegelaten te worden dient de student minimaal 52 studiepunten uit het eerstejaars curriculum behaald te hebben. De toelating is een besluit van de Examencommissie. Het besluit wordt genomen uiterlijk 15 juli van het lopende studiejaar. Indien er sprake is van een overmachttoets na de zomervakantie (zie artikel 9 lid 5) zal het besluit niet later dan 1 september worden genomen. 3. De wijze van toetsing van een onderwijseenheid wordt aangegeven in de studiegids. 4. Voor iedere toets wordt één herkansing aangeboden aan het eind van het daaropvolgende blok. De herkansingen van het laatste blok vinden binnen twee weken na afsluiting van dat blok plaats. 5. De Examencommissie beslist of een student een overmachttoets krijgt aangeboden. Deze eerstejaars-toets zal vóór de zomervakantie plaatsvinden. De eerstejaars-overmachttoetsen voor het
75
76
Studiegids 2013-2014
vierde blok worden direct na de zomervakantie aangeboden. Een overmachttoets wordt aangeboden wanneer er sprake is van aantoonbare overmacht (bijvoorbeeld ziekte) die deelname aan de eerste en/of tweede toets heeft verhinderd. De student is, in geval van overmacht, verplicht zich vóór de toets per e-mail af te melden bij Studiepunt. De student is verplicht, zo snel als mogelijk doch uiterlijk twee weken voor de cijfervergadering die plaatsvindt na de tweede toetsweek aan het eind van blok 4, een schriftelijk bewijs van overmacht te overleggen aan de decaan. De student gebruikt daartoe het op het intranet geplaatste formulier ‘aanvraag overmacht’. 6. Een overmachttoets kan alleen worden aangevraagd als de student geen gebruik heeft kunnen maken van de eerste en/of de tweede kans voor een toets. 7. De student die niet is toegelaten tot het tweede studiejaar hoeft de onderwijseenheden die voldoende zijn afgesloten niet over te doen. 8. De tweedejaars student die een eerstejaarstoets wil afleggen, moet rekening houden met het feit dat de inhoud van de toetsstof en vorm van de toets gewijzigd kan zijn. De student kan alleen aan de reguliere toetsen meedoen. 9. De maximale inschrijvingsduur in de propedeuse bedraagt twee jaar.
Artikel 10 Bacheloropleiding: regeling studieadvies propedeuse en afwijzing door de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten in het eerste jaar van inschrijving 1. Elke student wordt aan het einde van de propedeutische fase door of namens de faculteitsdirectie geadviseerd over het vervolg van de opleiding. 2. Aan het studieadvies aan de student die het propedeutisch diploma nog niet heeft gehaald, kan een afwijzing voor
onbepaalde tijd worden verbonden indien hij/zij minder dan 52 studiepunten heeft behaald. Dit Negatief Bindend Studieadvies houdt in dat de student niet opnieuw kan worden ingeschreven. 3. Het Negatief Bindend Studieadvies wordt namens het College van Bestuur van de AHK gegeven door de faculteitsdirectie, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student. De persoonlijke omstandigheden zijn uitsluitend: a. ziekte van de betrokkene; b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornissen van betrokkene; c. zwangerschap van betrokkene; d. bijzondere familieomstandigheden; e. het lidmaatschap, daaronder begrepen het voorzitterschap, van de Hogeschoolraad, de Faculteitsraad of een andere formele facultaire commissie; f. andere door de hogeschool aan te geven omstandigheden waarin betrokkene activiteiten ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van de zaken van de hogeschool; g. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel van een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit. In dit geval komen uitsluitend de functies van voorzitter, secretaris en penningmeester in aanmerking. 4. Voorafgaand aan het Negatief Bindend Studieadvies, wordt betrokkene door of namens de faculteitsdirectie niet later dan 1 maart van het lopende studiejaar schriftelijk gewaarschuwd. 5. Als de faculteitsdirectie de intentie heeft namens het College van Bestuur een Negatief Bindend Studieadvies te geven, stelt zij de decaan schriftelijk in kennis van dit voornemen. Deze krijgt de
OER 2013-2014
gelegenheid om binnen vijf werkdagen al dan niet advies uit te brengen aan de faculteitsdirectie. De student wordt tegelijkertijd op de hoogte gesteld van het voornemen en de mogelijkheid bij de decaan een beroep te doen op persoonlijke omstandigheden. 6. De student die melding maakt van persoonlijke omstandigheden als bedoeld in het derde lid, voorziet de decaan van de benodigde bewijsstukken. Bij ziekte, bijzondere familieomstandigheden, lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of zwangerschap van betrokkene dient een medische verklaring te worden overlegd. 7. Indien de student geen beroep doet op persoonlijke omstandigheden stelt de decaan de faculteitsdirectie daarvan tijdig op de hoogte. Vervolgens deelt de directie zijn beslissing schriftelijk aan de student mee en stuurt een afschrift aan de decaan. 8. Indien de student een beroep heeft gedaan op persoonlijke omstandigheden, legt de faculteitsdirectie het voornemen tot het geven van een Negatief Bindend Studieadvies voor aan het College van Bestuur. In deze gevallen beslist het College van Bestuur over het verstrekken van het Negatief Bindend Studieadvies en deelt zijn beslissing schriftelijk aan de student mee, met een afschrift aan de faculteitsdirectie en de studentendecaan. 9. Het Negatief Bindend Studieadvies wordt gegeven aan het eind van de laatste onderwijsperiode (blok 4) doch uiterlijk 15 juli van het lopende studiejaar. 10. Verzending van het besluit geschiedt naar het adres zoals dat laatstelijk door de betrokkene is doorgegeven aan de centrale studentenadministratie. Het besluit van de faculteitsdirectie, dan wel het College van Bestuur vermeldt de beroepsgang. 11. Een Negatief Bindend Studieadvies kan worden gegeven zolang de student in de propedeutische fase is ingeschreven. 12. Een Negatief Bindend Studieadvies wordt
tevens gegeven indien de student aan het einde van zijn tweede jaar van inschrijving zijn propedeutisch diploma nog niet heeft gehaald. Artikel 10 lid 3 tot en met 10 zijn daarbij van overeenkomstige toepassing. 13. Een Negatief Bindend Studieadvies wordt tevens gegeven indien de student zich in de loop van het eerste jaar heeft uitgeschreven en op dat moment niet 52 studiepunten heeft behaald. Artikel 10 lid 3 tot en met 10 zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
4 Postpropedeuse bacheloropleiding Artikel 11 Inhoud
a. Tweede jaar Het programma van het tweede jaar omvat een aantal projecten en vakken, een stage en een buitenlandse studiereis. Alle onderdelen worden apart getoetst. Voor de gedetailleerde beschrijving van onderwijseenheden en toetsing wordt verwezen naar de studiegids. b. Derde jaar Het programma van het derde jaar omvat een aantal projecten en vakken, een minor en een buitenlandse studiereis. De minor is een samenhangend pakket van onderwijseenheden, aangeboden door de Reinwardt Academie of een andere onderwijsinstelling. Voor de samenstelling van de minor heeft de student toestemming nodig van de Examencommissie. Voor de gedetailleerde beschrijving van onderwijseenheden en toetsing wordt verwezen naar de studiegids. c. Vierde jaar Het vierde jaar omvat de afstudeerstage en het afstudeeronderzoek. Voor de gedetailleerde beschrijving van onderwijseenheden en toetsing wordt verwezen naar de studiegids.
77
78
Studiegids 2013-2014
Artikel 12 Toets- en overgangsregeling postpropedeuse, algemeen 1. De wijze van toetsing is opgenomen in de studiegids. 2. Voor iedere toets geldt dat het vermelde aantal studiepunten slechts wordt toegekend als aan alle verplichtingen voor de toets is voldaan. 3 Voor elke onderwijseenheid wordt tijdens het studiejaar twee maal een toets aangeboden. 4. De Examencommissie beslist of een student nog een overmachttoets krijgt aangeboden. De overmachtronde voor postpropedeuse-toetsen vindt plaats na de zomervakantie. Een overmachttoets wordt aangeboden wanneer er sprake is van aantoonbare overmacht (bijvoorbeeld ziekte) die deelname aan de reguliere toetsen heeft verhinderd. De student is, in geval van overmacht, verplicht zich vóór de toets per e-mail af te melden bij Studiepunt. De student is verplicht, zo snel als mogelijk doch uiterlijk twee weken voor de cijfervergadering die plaatsvindt na de tweede toetsronde aan het eind van blok 4, een schriftelijk bewijs van overmacht te overleggen aan de decaan. Hij/zij gebruikt daartoe het op het intranet geplaatste formulier ‘aanvraag overmacht’. 5. Een overmachttoets kan alleen worden aangevraagd als de student geen gebruik heeft kunnen maken van de eerste en/of de tweede kans voor een toets. 6. De student die niet is toegelaten tot het volgende studiejaar hoeft de onderwijseenheden uit het vorige jaar die voldoende zijn afgesloten, niet over te doen, met inachtneming van artikel 24. 7. De student die een toets uit een voorgaand jaar wil afleggen, moet rekening houden met het feit dat de inhoud van de toetsstof en vorm van de toets gewijzigd kan zijn. De student kan alleen meedoen aan de reguliere toets. 8. Onderwijseenheden hoeven niet in een
bepaalde volgorde te worden gevolgd, echter met inachtneming van artikel 12 lid 9 t/m 10 en artikelen 13 t/m 16. 9. Onderwijseenheden worden gevolgd op het moment dat de opleiding deze aanbiedt. Het programma staat vermeld in de studiegids van het lopende studiejaar. 10. Artikel 12 lid 9 heeft nadrukkelijk ook betrekking op de stages in het tweede en vierde jaar. Afwijking van de in de studiegids genoemde stageperioden is alleen mogelijk na toestemming van de Examencommissie. De Examencommissie zal bij de besluitvorming kijken naar noodzaak tot afwijking, begeleidingsmogelijkheden en gevolgen voor de studievoortgang. 11. Besluiten over de overgang naar een volgend jaar van een individuele student worden genomen door de Examencommissie. 12. In bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij vrijstelling voor een aantal omvangrijke studieonderdelen) kan de Examencommissie besluiten om een student eerder in het studiejaar te bevorderen naar een hoger jaar. Dit gebeurt alleen als de studievoortgang anders ernstig wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de Examencommissie.
Artikel 13 Toets- en overgangsregeling, specifiek van tweede naar derde jaar Om tot het derde studiejaar toegelaten te worden dient de student de propedeuse afgerond te hebben, de tweedejaarsstage (22 studiepunten) en de helft van de overige vakken uit het tweede jaar met een voldoende te hebben afgesloten (19 van 38 punten, totaal 41 studiepunten in het tweede jaar).
Artikel 14 Toets- en overgangsregeling, specifiek van derde naar vierde jaar Om tot het vierde studiejaar te worden toegelaten dient de student het propedeutisch
OER 2013-2014
diploma behaald te hebben, het tweede jaar en, van het derde jaar, de helft van de minor (15 van 30 studiepunten) en de helft van de major (15 van 30 studiepunten).
Artikel 15 Toets- en overgangsregeling, specifiek afsluiting postpropedeuse De controle op de af te leggen verplichte toetsen van de postpropedeuse zal voorafgaand aan de uitreiking van het diploma plaatsvinden.
5 Masteropleiding Artikel 16 Inrichting van de opleiding en overgang naar het tweede jaar (masteropleiding) 1. Het eerste jaar bestaat uit 7 modules en een stage. Elk onderdeel dient met een voldoende afgerond te zijn. De wijze van toetsing staat beschreven in de studiegids. 2. De volgorde van de studieonderdelen van de masteropleiding ligt vast. Afwijken van deze volgorde is alleen mogelijk met toestemming van de Examencommissie. 3. Studenten die het eerste jaar van de masteropleiding hebben afgerond (60 studiepunten) worden in de gelegenheid gesteld om hun eindscriptie te schrijven (30 studiepunten). Afwijken hiervan is alleen mogelijk met toestemming van de Examencommissie.
6 Afleggen van toetsen Artikel 17 Gang van zaken tijdens tentamens 1. Studenten die later dan dertig minuten dan het vastgestelde aanvangstijdstip
van een tentamen verschijnen, worden niet meer in de gelegenheid gesteld het tentamen af te leggen. In verband met het bovenstaande kan een kandidaat de ruimte waar het tentamen wordt afgenomen niet eerder verlaten dan een half uur na aanvang. 2. Een student moet zich tijdens het tentamen legitimeren met collegekaart of identiteitsbewijs. 3. Het is niet toegestaan om te eten tijdens het tentamen. Toiletbezoek is niet toegestaan. De student dient zijn mobiele telefoon uit te schakelen. 4. De student die goedkeuring heeft gekregen om het tentamen op een computer af te leggen, zorgt ervoor dat er op de computer geen software of data staan die voor het afleggen van het tentamen van nut kan zijn en dat de netwerkverbinding is uitgeschakeld, tenzij anders is afgesproken met de Examencommissie. Zie ook artikel 35 over fraude en plagiaat.
Artikel 18 Vorm van de toetsen 1. De toetsen van de onderwijseenheden worden afgelegd op de in de studiegids aangegeven wijze. Op verzoek van de student kan de Examencommissie, op advies van de decaan, toestaan dat een toets op een andere wijze wordt afgelegd. 2. Aan studenten met een lichamelijke of psychische functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de toets op een zoveel mogelijk aan hun individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint advies in bij de decaan en zo nodig bij de coördinator Studie en handicap van de AHK alvorens te beslissen.
Artikel 19 Inschrijven voor toetsen Een student dient zich voor herkansingen van toetsen in te schrijven bij Studiepunt. De instructies voor inschrijving staan in de studiegids.
79
80
Studiegids 2013-2014
Artikel 20 Werkstukken en presentaties 1. Voor werkstukken gelden de in de studiegids vermelde inlevermomenten en plaats van inleveren. Afwijkingen van inlevermoment en plaats van inleveren, zijn alleen mogelijk met toestemming van de Examencommissie. 2. Te laat inleveren wordt beschouwd als niet inleveren. De beoordeling van een te laat ingeleverd werkstuk wordt opgeschort tot het volgende, vastgestelde inlevermoment. 3. Voor presentaties geldt dat de student op het in het rooster aangegeven tijdstip aanwezig moet zijn. Te laat komen, wordt beschouwd als afwezigheid. Indien er sprake is van meerdere presentaties door groepen, zijn de studenten bij alle presentaties aanwezig tenzij dit door de betrokken docent uitdrukkelijk anders is geregeld.
Artikel 21 Excursies en studiereizen Deelname aan excursies en studiereizen is verplicht. De Examencommissie kan in bijzondere situaties toestemming verlenen om niet aan een excursie of studiereis deel te nemen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: a. De student dient schriftelijk een met redenen omkleed verzoek in bij de Examencommissie. b. Het verzoek moet, behoudens overmacht, minimaal vier weken voor de vertrekdatum worden ingediend. c. De Examencommissie vraagt in alle gevallen advies aan de decaan. Als een student aangeeft om financiële redenen niet mee te kunnen, wordt ook advies gevraagd aan de faculteitsdirecteur. Deze gaat na of er een betalingsregeling kan worden getroffen. d. De Examencommissie stelt de student minimaal een week voor de vertrekdatum op de hoogte van haar beslissing. e. Indien toestemming wordt verleend, zorgt
de coördinerende docent van de excursie of studiereis voor een vervangende opdracht. Deze opdracht komt qua belasting en inhoud overeen met de betreffende excursie of studiereis. De deadline voor het inleveren van de vervangende opdracht ligt in de toetsweek van het desbetreffende blok.
7 Toetsuitslag Artikel 22 Becijfering 1. De wijze waarop een cijfer voor een onderwijseenheid wordt vastgesteld, wordt voor de start van een blok bekendgemaakt. 2. De cijfers van onderwijseenheden van de bacheloropleiding worden afgerond op hele getallen, met dien verstande dat een gemiddelde met 0,50 of meer achter de komma naar boven wordt afgerond.
Artikel 23 Vaststelling en bekendmaking uitslag 1. De docent stelt de uitslag van een toets binnen 20 werkdagen na de dag waarop deze is afgelegd vast en draagt er zorg voor dat de cijferadministratie vervolgens direct op de hoogte wordt gebracht. De cijferadministratie verwerkt cijfers binnen maximaal vijf werkdagen na de genoemde 20 werkdagen en zorgt dat deze daarna direct raadpleegbaar zijn door de studenten. 2. In afwijking van lid 1 kan de Examencommissie besluiten de gestelde termijnen te verkorten dan wel te verlengen ten behoeve van een goed verloop van het cursusjaar. De betreffende studenten worden van dit besluit direct op de hoogte gebracht waarbij de reden voor de aanpassing wordt vermeld. 3. De Examencommissie bewaakt de genoemde termijnen. Bij overschrijding van de termijn van 20 werkdagen zal door de Examencommissie uitleg worden ge-
OER 2013-2014
vraagd aan de verantwoordelijke docent. De betreffende studenten worden door de Examencommissie op de hoogte gebracht van de duur van de vertraging en de eventuele maatregelen die worden genomen ten behoeve van een goed verloop van hun cursusjaar. 4. Bij de masteropleiding geldt dat de beoordeling van de scriptie plaatsvindt binnen een periode van maximaal 3 maanden na inleveren.
Artikel 24 Geldigheidsduur en tijdelijke studieonderbreking 1. De geldigheidsduur van behaalde resultaten is twee jaar in de propedeutische fase van de bachelor en vier jaar in de masteropleiding en de postpropedeutische fase van de bachelor. De Examencommissie kan in individuele gevallen, indien daartoe aanleiding bestaat, de geldigheidsduur verlengen. Verlenging wordt in de regel alleen gegeven als er sprake is geweest van aantoonbare persoonlijke studiebelemmerende omstandigheden zoals langdurige ziekte. De Examencommissie zal hierover advies vragen aan de decaan. 2. Een student kan een met redenen omkleed verzoek doen voor een tijdelijke studieonderbreking. De Examencommissie beslist of deze wordt toegestaan. De maximale duur van een onderbreking is 12 maanden. Van te voren worden afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder de student de opleiding kan hervatten (tijdstip, eventuele aanpassing van de geldigheidsduur behaalde resultaten, etc.). Indien geen afspraken zijn gemaakt, of indien de student van deze afspraken afwijkt, geldt de standaard geldigheidsduur zoals bepaald in artikel 24 lid 1. 3. Opnieuw inschrijven voor de opleiding is alleen mogelijk met toestemming van de faculteitsdirecteur, op advies van de examencommissie.
Artikel 25 Inzagerecht en beroep Gedurende ten hoogste een jaar na bekendmaking van de uitslag van een toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk, de vragen of de opdracht en de gehanteerde beoordelingsnormen.
8 Vrijstelling en vrije studieruimte Artikel 26 Vrijstelling van toetsen 1. De Examencommissie kan op verzoek van een student en op advies van de betreffende docent vrijstelling verlenen van een toets van een onderwijseenheid. Daarbij moet voldaan zijn aan een van de volgende voorwaarden: a. Een bij een andere hogere beroepsof universitaire opleiding behaalde toets van een onderwijseenheid, die qua competenties overeenkomt met de onderwijseenheid waarvoor men vrijstelling vraagt, dit per geval ter beoordeling van de Examencommissie; b. Een bewijs van elders in de praktijk verworven competenties die overeenkomen met de competenties van de onderwijseenheid waarvoor men vrijstelling vraagt, dit per geval ter beoordeling van de Examencommissie. 2. Een student die vrijstelling heeft gekregen voor een bepaalde onderwijseenheid, volgt niet de colleges behorende bij deze onderwijseenheid, tenzij hij/zij daar toestemming voor heeft gekregen van de verantwoordelijke docent. Een vrijstelling voor een stage betekent dat de student geen stage meer kan lopen. 3. In alle gevallen zal de student het bewijs moeten leveren dat hij de bij een onderwijseenheid behorende competenties beheerst. 4. Voor het aanvragen van vrijstelling gebruikt de student een via intranet beschikbaar aanvraagformulier. Dit
81
82
Studiegids 2013-2014
formulier bevat tevens informatie over de procedure. 5. Een student ontvangt geen vrijstelling voor delen van onderwijseenheden. 6. Indien een student voor een onderwijseenheid vrijstelling heeft, staat op de cijferlijst bij deze onderwijseenheid ‘vrijstelling’.
Artikel 27 Vrije studieruimte bacheloropleiding De student dient voor de invulling van de vrije studieruimte (inclusief minors) vooraf schriftelijk toestemming te vragen bij de Examencommissie. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: a. Studenten dienen in alle gevallen een voorstel in bij de Examencommissie. b. Bij een voorstel moet worden aangegeven wat de relevantie is binnen het aandachtsgebied van de opleiding cultureel erfgoed. c. Aanvragen moeten vooraf worden ingediend met gebruikmaking van een daarvoor bestemd formulier (beschikbaar via intranet). d. Net als bij andere onderwijseenheden is vrijstelling mogelijk. Van vrijstelling kan sprake zijn op grond van eerdere opleiding of praktische ervaring. e. Studiepunten worden pas toegekend op basis van een toetsbriefje of andere vorm van bewijs dat de onderwijseenheid voldoende is afgerond of dat het praktische werk voldoende inhoud en omvang heeft gehad. f. In geval van onderwijseenheden die aan andere onderwijsinstellingen worden aangeboden wordt het aantal studiepunten overgenomen. g. Voor praktisch werk geldt dat 28 uur werk staat voor 1 studiepunt. Het maximum aantal studiepunten voor praktisch werk binnen de vrije studieruimte is 5. h. Een teveel aan studiepunten, behaald binnen de vrije studieruimte, kan niet dienen ter compensatie van onderwijseenheden uit het majorprogramma.
9 De Examencommissie Artikel 28 Samenstelling Examencommissie 1. De Examencommissie bestaat uit minimaal vier docenten. De docenten in de Examencommissie maken geen onderdeel uit van de leiding van de faculteit. De zittingstermijn van de leden is maximaal vier jaar. In bijzondere gevallen is verlenging mogelijk. De Examencommissie wordt benoemd door de faculteitsdirectie namens het College van Bestuur. 2. De faculteitsdirectie benoemt een lid van de Examencommissie tot voorzitter en een ander lid tot secretaris. De secretaris treedt tevens op als plaatsvervangend voorzitter. 3. De taken en bevoegdheden van de Examencommissie staan vermeld bij de desbetreffende regels in deze Onderwijsen examenregeling. In het algemeen speelt de Examencommissie een rol bij afwijkingen van de regeling of het onderwijsprogramma, niet te voorziene omstandigheden en geschillen. 4. De voorzitter van de Examencommissie is bevoegd om namens de Examencommissie besluiten te nemen. 5. De Examencommissie controleert de toetsing via de daartoe gemandateerde Toetscommissie. 6. De Examencommissie legt jaarlijks verantwoording af van zijn werkzaamheden in de vorm van een jaarverslag. De Examencommissie verstrekt het verslag aan de faculteitsdirectie en het College van Bestuur van de hogeschool. Het verslag verschijnt aan het einde van het studiejaar en bevat in ieder geval informatie over de uitreiking van diploma’s, de aanwijzing van examinatoren, de borging van de kwaliteit van toetsen en examens, de behandeling van bezwaren en de behandeling van gevallen van fraude.
OER 2013-2014
10 Examen en getuigschrift Artikel 29 Het afleggen van examens bacheloropleiding 1. De student is geslaagd voor het propedeutisch examen indien alle onderwijseenheden uit de propedeusefase met een voldoende zijn afgesloten. 2. De student heeft de bacheloropleiding met een diploma afgesloten indien alle studiepunten van de opleiding zijn behaald. Uitreiking van het getuigschrift vindt plaats als de Examencommissie heeft vastgesteld dat het vereiste aantal studiepunten is behaald en dat aan de voorwaarden voor een geldige inschrijving en alle betalingsverplichtingen is voldaan. 3. Het getuigschrift vermeldt de door de Examencommissie namens het College van Bestuur aan de student verleende graad: ‘Bachelor of Cultural heritage’. NB: Artikel 30 en 31 zijn vervallen.
Artikel 32 Inhoud van het eindexamen masteropleiding 1. Na een succesvolle afronding van alle modules en de stage, wordt de student in het tweede jaar van de opleiding de gelegenheid geboden een scriptie te vervaardigen. De student heeft de vrije keuze ten aanzien van het onderwerp. 2. De student dient een scriptievoorstel in te leveren bij de coördinator masteropleiding. Dit voorstel omvat een korte beschrijving van het onderwerp (circa 500 woorden), met een tijdsplanning, een opsomming van de doelstellingen en een verslag van de te volgen methodologie. 3. De Examencommissie geeft binnen drie weken na inlevering van het voorstel toestemming (verder) te werken aan
de scriptie. Indien het voorstel niet goedgekeurd wordt, dient de student een nieuw voorstel in te dienen dan wel het oorspronkelijke voorstel aan te passen aan de hand van de commentaren van de commissie. 4. Gedurende de onderzoeksperiode treedt een docent van de masteropleiding dan wel een expert op het betreffende terrein op als begeleider van de student. De student wordt geacht de begeleider regelmatig op de hoogte te brengen van de voortgang. 5. De scriptie moet een omvang hebben van minimaal 20.000 en maximaal 35.000 woorden, exclusief bibliografie, voetnoten en appendices. 6. Vier exemplaren van de scriptie dienen ingeleverd te worden bij Studiepunt, uiterlijk op de in de studiegids aangegeven datum. Daarnaast zorgt de student ervoor dat uiterlijk op dezelfde datum een digitale versie wordt ingeleverd op de daarvoor in de studiegids aangemerkte locatie. Deze digitale versie dient volledig identiek te zijn aan de geprinte versie. 7. Per eindexamen stelt de Examencommissie een beoordelingscommissie vast. De beoordelingscommissie bestaat uit een lid van de Examencommissie, die optreedt als voorzitter van de beoordelingscommissie, en een externe deskundige. Het lid van de Examencommissie is niet de begeleider van de student bij de scriptie. 8. De student ontvangt binnen drie maanden na inleveren schriftelijk de beoordeling en de bijbehorende argumentatie. 9. In het geval dat de kandidaat het oneens is met de beslissing van de beoordelingscommissie, heeft de kandidaat de mogelijkheid in beroep te gaan tegen deze beslissing bij de Examencommissie (zie artikelen 37 en 38). 10. Nadat de scriptie met een positief resultaat is afgesloten, ontvangt de student het einddiploma van de International Master’s Degree Programme in Museology.
83
84
Studiegids 2013-2014
11. Het getuigschrift vermeldt de door de Examencommissie namens het College van Bestuur aan de student verleende graad: ‘Master of Museology’.
Artikel 33 Aantekening ‘met lof’ Studenten komen in aanmerking voor de vermelding ‘met lof’ op het propedeutisch, dan wel einddiploma (bachelor en master) als alle toetsen zijn afgesloten met minimaal een 8 (acht). Eventuele vrijstellingen of beoordelingen die zijn gebaseerd op aanwezigheid (bijvoorbeeld excursies) worden hierin niet meegerekend.
Artikel 34 Extraneus in bacheloropleiding De Onderwijs- en examenregeling is ook van toepassing op diegene die als extraneus is ingeschreven, voor zover de bepalingen betrekking hebben op het afleggen van toetsen en examens.
Artikel 35 Fraude en plagiaat bij tentamens en examens 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of het nalaten van handelingen door een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 2. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan: a. Tijdens een tentamen raadplegen van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen, het internet etc.), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan. b. Tijdens het tentamen afkijken of, uitwisselen van informatie. c. Zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders. d. Zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen.
e. Zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de opgaven van het desbetreffende tentamen. f. Vervalsen van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens. 3. Onder plagiaat wordt in ieder geval verstaan: a. Het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding, volgens de methode die expliciet door de opleiding is aangegeven. b. Het presenteren als eigen werk of eigen gedachten van de structuur dan wel het centrale gedachtegoed uit bronnen van derden, zelfs indien een verwijzing naar andere auteurs is opgenomen. c. Het niet duidelijk aangeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten in het werk werden overgenomen, zelfs met een correcte bronvermelding. d. Het parafraseren van de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen; e. Het overnemen van beeld- of geluidsmateriaal, software en programmacodes van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk. f. Het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen. g. Het overnemen van werk van medestudenten en dit laten doorgaan voor eigen werk. h. Het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die (al dan niet tegen betaling) door iemand anders zijn geschreven. 4. Indien het overnemen van werk van
OER 2013-2014
medestudenten gebeurt met toestemming en/of medewerking van de medestudent is deze laatste medeplichtig aan plagiaat. Wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde. Zowel de pleger als de medepleger van fraude en/of plagiaat (kunnen) worden bestraft. 5. Bij de detectie van plagiaat in teksten wordt gebruik gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. 6. Wanneer fraude en/of plagiaat wordt geconstateerd deelt de verantwoordelijke docent of surveillant dit direct mee aan de student en tevens schriftelijk aan de Examencommissie onder overlegging van de schriftelijke stukken en bevindingen. De Examencommissie stelt de student binnen een termijn van 10 werkdagen in de gelegenheid te worden gehoord. Van het horen wordt een verslag gemaakt. De Examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties, conform het bepaalde in artikel 35 lid 7, mede binnen een termijn van 4 weken, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid. Indien plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een bepaald werkstuk, kan de Examencommissie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan een dergelijk onderzoek mee te werken en kan worden verplicht digitale versies van eerdere werkstukken aan te leveren. 7. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 35 volgt in ieder geval ongeldig verklaring van de ingeleverde toets/ het ingeleverde werkstuk In bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij herhaling) volgt
volledige uitsluiting van deelname aan alle toetsen en examens voor een periode van maximaal 12 maanden. Bij zeer ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 8. Indien na onderzoek blijkt dat eerder plagiaat is gepleegd, kan de Examencommissie besluiten eerder behaalde resultaten van onderdelen waarbij plagiaat is vastgesteld, ongeldig te verklaren. 9. De Examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding.
11 Studiebegeleiding Artikel 36 Studievoortgang en studiebegeleiding 1. De faculteitsdirectie draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat een student de actuele resultaten online kan raadplegen, met inachtneming van artikel 23. 2. De faculteitsdirectie draagt zorgt voor studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven. Deze begeleiding wordt verzorgd door de studieloopbaanbegeleiders en de decaan. 3. In geval van studenten met een functiebeperking zorgt de faculteitsdirectie waar mogelijk voor hulp bij onderwijs en toetsing.
85
86
Studiegids 2013-2014
12 Klachten, beroep en bezwaar
13 Slot- en invoeringsbepalingen
Artikel 37 Klachtenprocedure intern
Artikel 40 Wijziging
Een student die klachten heeft over een beoordeling bespreekt deze in eerste instantie met de betreffende docent. Indien de klacht niet wordt opgelost, kan deze worden voorgelegd aan de Examencommissie. De Examencommissie doet binnen drie weken nadat alle partijen zijn gehoord een bindende uitspraak.
1. Wijzigingen van deze regeling worden door de faculteitsdirectie bij afzonderlijk besluit vastgesteld, doch niet dan nadat het voorgenomen besluit de instemming heeft verkregen van de Faculteitsraad (FR). 2. Gedurende het lopende studiejaar kunnen alleen veranderingen in deze regeling worden aangebracht wanneer de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. De Examencommissie is bevoegd om in individuele gevallen in het voordeel van de student een uitzondering te maken op de Onderwijs- en examenregeling, indien hier zwaarwegende redenen voor zijn.
Artikel 38 Klachtenprocedure extern Indien een klacht niet binnen de faculteit kan worden opgelost, kan de student terecht bij het College van Bestuur van de AHK. De regelingen staan beschreven in het Studentenstatuut.
Artikel 39 Klachten t.a.v. seksuele intimidatie en agressie De AHK heeft een Klachtenregeling seksuele intimidatie en agressie. Daarnaast zijn vertrouwenspersonen aangesteld om studenten en medewerkers die zich door ongewenst gedrag geïntimideerd voelen, terzijde te staan. De namen van de vertrouwenspersonen staan vermeld in de studiegids en op het intranet.
Artikel 41 Bekendmaking De faculteitsdirectie draagt zorg voor een tijdige bekendmaking van deze regeling, alsmede van wijzigingen van deze stukken. De regeling wordt in ieder geval gepubliceerd op het intranet.
Artikel 42 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt daarmee op deze datum de Onderwijs- en examenregeling 2012/2013.
naam_hoofdstuk
87
88
Studiegids 2013-2014
Summary The Reinwardt Academy was founded in 1976 and is named after Caspar Reinwardt (17731854), professor at the University of Leiden and a pioneer in the development of museums. The Reinwardt Academy initially offered a Bachelor of Museology Degree programme. In 1987 the Reinwardt Academy became part of the Amsterdam School of the Arts and Amsterdam has been its home since 1992. In 1994 the international Master of Museology Programme was added to programmes offered and in 2006 its Cultural Heritage Professorship was established. The name of the Bachelor of Museology Degree was changed to Bachelor of Cultural Heritage in 2008. In the intervening years the Academy has developed into an important participant in the (inter)national discourse about professionalism. Our graduates are to be found not only in the museum world but also in the broader heritage field. The management of heritage as well as the promotion of the role of heritage in society will become increasingly a field for heritage communities – in other words, networks of stakeholders and interested parties. This will lead to a blurring of the differences between professionals and non-professionals. This will require the redefinition of the qualifications profile of heritage professionals. Over the years, the Academy has constantly renewed and updated its curriculum in relation to developments in society and in the field. Apart from training heritage professionals, the Reinwardt Academy is evolving activities which are capable of identifying, analysing and supporting developments such as the organising of meetings, the production of publications and the carrying out of research. As a centre of learning, the Academy aims to contribute to the quality of the professional heritage field and, in this way, influence the selection, the management and conservation and the sustainable use of heritage. In all its activities, the Academy is motivated by the recognition of responsibility for sustainable development in society.
Aims The Reinwardt Academy aims to educate and train well-rounded responsible heritage professionals who are capable of making a unique contribution to the management, conservation and sustainability of cultural heritage. This is best learned in an environment which most closely approximates the work environment and which, together with fellow students, allows for the development of the necessary qualities in a way which best suits the abilities and interests of the student. The Reinwardt Academy provides just such a learning environment, which is also a forum for topic-related debates involving students and professionals. The Academy focuses on giving students the greatest possible responsibility in their sphere of learning and learning process so that students develop the competencies required for their future. Furthermore, the Reinwardt Academy aims to be an important platform for debate about cultural heritage in the Netherlands and an academic forum for professionals both at home and abroad.
Cultural Heritage The concept of cultural heritage points to everything, regardless of its original function, which is used as an information carrier for memories of people, places and times. Every object and
Summary
each representation of an object – imbued with memories – may be regarded as cultural heritage. The term is mainly used for objects but can also refer to immaterial matters which represent a shared memory for a large group of people. The objects or matters chosen are largely determined by cultural heritage institutions. Immaterial heritage also provides opportunities to link the Academy’s focus with opportunities provided by other faculties of the Amsterdam School of the Arts and those offered by other partners. Cultural heritage institutions are organisations which were specifically formed to manage and conserve cultural heritage: museums, archives, documentation centres, historical libraries, etc. Together with support institutions they form the heritage field. That heritage arena has always been divided into various disparate heritage sectors, each with its own professional practice. In its programmes the Academy strives towards an approach which both transcends the various related disciplines and also respects them. Cultural heritage is far more extensive than what the traditional cultural heritage institutions manage. Apart from all forms of private management of heritage, new forms of institutional management are constantly coming into being. Increasingly the management of heritage is spoken of in terms of networks of heritage communities. The Reinwardt Academy aligns itself with this trend and does not limit itself to traditional heritage institutions.
Programme Structure
Croho code: 34735 Degree: Cultural Heritage Bachelor’s Degree (Bachelor of Cultural Heritage) Credits: 240 credits Programme language: Dutch The Reinwardt Academy is the only university of applied sciences in the Netherlands to offer a four-year Bachelor’s Degree in Cultural Heritage. This bachelor’s programme prepares students to carry out professional activities in museums, archives and other heritage institutions. Graduates take up coordinating and executive functions in the field of collection management, the provision of information, presentation and public services. As project leaders or project managers they collaborate with experts such as conservators, restorers, exhibition designers and information managers. The bachelor’s degree qualification allows graduates access to a variety of master’s degree programmes within the Netherlands or abroad, whether they have completed other complementary programmes or not. One of these master’s degree programmes is that of the International Master of Museology offered by the Reinwardt Academy itself.
Principles Developments in the professional field, in education and in society are reflected in educational programmes. The starting point for educational renewal is a balance between theory, practice and professional ethics. On graduation students have a sound theoretical basis. Expertise in a specific field enables the student and (future) professional to critically and creatively analyse their own particular field and to be able to apply this knowledge in practical situations. Professional proficiency means that the student is capable of developing specific professional products and/or of implementing them. These professional skills are directly related to their
89
90
Studiegids 2013-2014
societal context. Professionalism also involves an awareness of social developments and ethical questions. In order to evolve a theoretical foundation as well as professionalism in the form of ethical awareness the student needs to evolve an inquiring mind. Precisely because the training provided at the Reinwardt Academy deals with the entire heritage field and not simply one specific heritage sector, our graduates are able to fulfil a bridging function between the various sectors. An added factor is that we do not train students for one particular function but for all positions and functions in the field of heritage collecting, managing, exhibiting and communicating.
Qualification Targets/Descriptors Qualification targets or norms are brief descriptions of the knowledge, insights and skills which a student must acquire by the end of her/his training. The stated qualification targets applied by the Reinwardt Academy meet the requirements of the Dublin descriptors, the general description of the required graduate level of higher education in Europe. The descriptors have been incorporated into the final level required for both the bachelor’s and master’s degree programmes as points of reference in the accreditation framework of the Accreditation Organisation of the Netherlands and Flanders (NVAO). The Reinwardt Academy has organised its qualification descriptors as follows: competencies, critical reflection, body of knowledge and personal professional qualities.
Competencies The Reinwardt Academy formulates its final qualifications in terms of five competencies. The definition of a competency is: ‘The ability which includes knowledge, insight, attitude and skills that allow for the achievement, in concrete situations, of goals in a professional context.’ A competent student is able in a particular situation to choose the most appropriate actions and the appropriate means to carry out professional duties and to achieve the desired result. Each competency that the Reinwardt Academy uses is structured as follows: an explanation, sub-competencies, professional context, professional activities, professional products and critical reflection, and a body of knowledge. This definition clarifies the relationship between the final qualifications and professional practice. The Reinwardt Academy expects a graduating cultural heritage professional to be capable of carrying out the five defined competencies at the required level and so be able to implement the specified ‘products’ by using a professional approach. The student is also capable of acquiring the necessary knowledge and skills. The five competencies are: • Competency 1: Ability to manage heritage information • Competency 2: Ability to analyse, interpret and value heritage • Competency 3: Ability to manage and preserve heritage • Competency 4: Ability to make heritage available • Competency 5: Ability to ‘position’ an institution for cultural heritage.
Critical Reflection and Body of Knowledge The Reinwardt Academy distinguishes between knowledge and insight as: ‘critical reflection’ and ‘body of knowledge’. This is to emphasise that knowledge and insight are essential and to prevent certain areas of knowledge from being insufficiently classified thematically. The list (in Dutch) can be found on page 69. In the day to day business of the training the student gains some of this knowledge through separate, complementary or independent subjects and some of it by working on professional ‘products’.
Summary
Personal Professional Qualities Apart from focusing on the development of competencies through working on professional ‘products’ and the expansion of knowledge and insight, the Academy is of the opinion that a professional also grows by the development of a number of more general personal abilities. Not all competencies receive attention at each phase of the programme; however, the objective is that level of development with respect to one competency will also benefit the level of other competencies. The following is an outline of what the Academy considers essential personal professional qualities. The student: 1. Is painstaking, reliable and delivers high quality work. 2. Is committed, analytical and problem-solving. 3. Is service-oriented in dealings with internal or external clients as tasks are carried out. 4. Is capable of conceptualising and of abstract thought. 5. Is able to influence the behaviour of others. 6. Is able to take future-oriented initiatives. 7. Is able to deal with uncertainty. 8. Is able to deal with stress. 9. Is able to generate feedback. 10. Is capable of empathy towards individuals and other cultures, within her own and other organisations.
91
92
Studiegids 2013-2014
Courses
A ‘course’ is a cohesive group of subjects that cover the same field and progress from the initial exploratory first year level to a deeper understanding and finally to a professional standard, continuing throughout the entire learning programme. The courses are constantly evolving due to developments within society and the heritage sector. To this end, corresponding subjects are dealt with by specialist lecturers. The entire curriculum consists of the following courses.
Heritage Theory The heritage theory basis of the programme is explained in the Heritage Theory course. Obviously, the initial analysis examines the nature of heritage theory. Heritage theory is approached, in the first instance, from a museological perspective, along with attention being given to other heritage disciplines. Heritage exists because individuals and groups attach meaning to objects and phenomena (material or immaterial). How does this meaning come into being? What are the consequences of ascribing meaning? What relevance does ascribing meaning to objects or phenomena have for other individuals and groups? These questions are sub-divided into different categories of heritage, such as artefacts, art objects, archives, buildings, landscapes, traditions, etc. Attention is also given to specialised professional institutions which manage and care for heritage, such as museums, archives and the care of monuments. What choices do these institutions make and what is the significance if heritage is managed and maintained in an institution rather than in people’s homes? In both lectures and work-groups students are challenged to think about these issues and to form their own opinions. Of course, the history and theory of collecting are also dealt with in Heritage Theory courses; concepts such as representation and participation are examined, and attention is paid to the professional ethics which are involved in Collection Management and Care, and making heritage accessible to the public.
Collection Management and Care In the Collection Management and Care course students learn to make choices in the measures needed to prevent damage to objects and to limit their deterioration – this is conservation. The Collection Management and Care course is particularly concerned with preventative measures whereby damage to objects and collections is avoided; prevention is far cheaper than restoration. Three aspects are vital in the choices that must be made in Collection Management and Care: the object, its environment and the process that the object undergoes, for example, an exhibition, an investigative analysis, transportation or storage. A systematic approach to these three aspects provides insight into the making of well-considered choices for the conservation of collections.
Information Management Information is an essential foundation for various activities within a heritage institution. Whether it is an exhibition being mounted, a public activity organised, a website launched, the collection being maintained or organisation leadership – without information none of this possible. Information management deals with the organisation – the analysis, collection, storage, processing and use of information in both analogue and digital format. Clearly this depends on the target group, for example: colleagues in the organisation, researchers, peer specialists or
Summary
visitors. The purpose could be anything from locating objects to providing tour guides for the public or being accountable to management or a board of directors. Information management is therefore an integral part of different activities in a heritage institution: collection management, public activities, exhibitions, management and research. Furthermore, information can become ‘heritage’ itself in the form of archives which preserve the long-term memories of a person, a family, a community or an institution.
Management The management of organisations within the heritage sector requires specific knowledge and skills. A heritage professional can organise activities and understands the nature of institutions and work processes. The Management Course focuses on management and organisational abilities, cultural policy, financial management and law, among other aspects. Marketing also plays an important part in the course which enables the exploration of how a cultural institution can meet the demands of a desired public through the use of marketing products. The material covered in the first year consists of theoretical knowledge and practical information about real circumstances. The student is placed in practical situations during her/his internship in the third and fourth year of study, in the minor course titled Cultural Entrepreneurship, and in projects for which students are required to draw up a plan for a heritage institution. This plan is worked out in detail in the form of a business- and a project plan.
The Public The public’s involvement is the measure for all activities carried out in heritage institutions: without the public, heritage has no life. At the Reinwardt Academy we define the public as visitors to heritage institutions and ‘users’ of heritage. To be specific, this means all actual visitors, virtual and potential visitors, non-visitors – because they are potential visitors – as well as past and future visitors. This definition also includes colleagues (voluntary or not) in one’s own institution. In the course called The Public we examine who the public is, what their expectations are, how we can involve them in interacting with heritage, how and what the public learns from heritage and what the interaction is between heritage institutions and the public.
Exhibitions The Exhibition Course focuses on various forms of visual and spatial communication. Students learn to develop exhibitions aimed at a particular target group in conjunction with other forms of communication within practical constraints such as time, budget and aims. During the development process, emphasis is placed on acquiring a business-like and structured way of working. Apart from a practical attitude the Exhibition Course leads to the development of an attitude focused on finding effective and attractive ways of communicating with the target group. We strive for a basic level of conceptualising and design; here students work with diverse (digital) tools in order to convey these ideas to all those involved.
Cultural History Cultural History deals with all aspects of the past: politics, art, religion, technology, and so on. By exploring the relationship between these aspects within a particular period, the Cultural History course attempts to gain insight into the predominating characteristics of that time. Cultural History also provides the opportunity to follow developments over a long period of time which leads to a realisation that the present has its origins in the distant, or not too distant, past. Students also understand that great changes have sometimes taken place with the passage of time: the past is both the same and different. Because art is an important part of
93
94
Studiegids 2013-2014
heritage, extra attention is given to the study of the history of art. Besides evolving a sense of an (art) history context the students explore who and what has influenced or can influence the formation of an art collection. We also focus on the complexity of art history research and deal thoroughly with the outcomes. Cultural heritage can be placed within its rightful period and correctly interpreted through the insights provided by the Cultural History course.
Basic Skills A variety of skills and aspects of knowledge are provided by the Basic Skills course; the Reinwardt Academy considers these skills as the basis of Higher Professional Education. The subjects concerned are language proficiency (Dutch and English), research skills, communication (presentation skills; meetings and correspondence) and production techniques (such as ICT tools and AV tools). The knowledge and skills gained are applied in assignments in the semester programmes for all years of the training.
Additional Study Components Additional study components form an integral part of the training:
Academic Excursions Throughout the training various field trips within the Netherlands are scheduled as part of the programme – to museums, archives, knowledge centres, monuments, visitor centres, etc. There are also three academic excursions abroad. In the first year, students visit Paris. The focus is the structure of the city as heritage, with emphasis placed on cultural biography as a concept, the history of the museums, museum architecture, the collections, and the relationship between collection and building, and the collection and its representation. Berlin is visited in the second year. During this excursion the main points of interest are the structure of the city as heritage, with emphasis on the continuity of ideological structures, the culture of memory, ‘lieux de mémoire’ or places of memory, heritage and ideology, the ethics of restoration, authenticity and museum architecture (with a focus on new buildings). In the third year the students go to London and here the main focus is on the structure of the city as heritage with the specific attention for ‘Urban Regeneration’, museum architecture (emphasis on renewal), public orientation in all activities, cultural entrepreneurship and exhibition design. The academic excursions are mandatory and as such constitute an obligatory part of the training for which credits are awarded.
Second-Year Internship The second-year internship in the third and fourth block provides a first acquaintance with the field. The student does an internship at a heritage institution, a government institution allied with the heritage sector or a company that works in the field of heritage. The internship consists of carrying out practical tasks in the field. The approach of this internship is to integrate working and learning. During the internship period the student is given multiple assignments that are aimed at acquiring more insight into the various aspects of the internship institution and the student’s own development as a future museum professional. The student also attends a number of lectures at the Academy during the internship period. The internship is supervised by a tutor from the Academy, and is completed with a written report.
Summary
Flexible Study Component During the third year of their training programme, students may choose – in addition to their minor subjects – to earn a total of 6 credits in the form of elective courses. These 6 credits can be earned in a variety of ways. During the first semester, the Reinwardt Academy offers two courses that could be taken as electives, but various disciplines could be considered for this purpose. Electives offer students the opportunity to keep up with developments in their field every year, to devote attention to subjects from a research group programme, or to delve more deeply into a current theme or supplement their regular educational programme.
Minor Subjects A minor is an elective course aimed at broadening and/or deepening the student’s knowledge. Students take a minor in the second semester of the third year of the training. The minor course provides an opportunity to learn more theory and to discover new developments in the field which have either not been dealt with previously or have been dealt with less thoroughly. A student may also choose to extend his/her knowledge and experience by taking a number of minor subjects at another university of applied sciences or other university. All applications are assessed by the Examination Commission.
Graduation The fourth and final year of the programme is the graduation phase, consisting of a final internship and final graduation project. The student may choose to combine these or to complete them in succession. In addition to the individual internship and project, students also have the option to complete their graduation phase within the framework of the research group. The focus of the fourth-year final internship is bringing theory and acquired skills into practice. The internship consists of one project or two subprojects in a specific area and forms one completed whole. The student is partially responsible for the project, under supervision of the institute. If several students are involved in a large project, the tasks, duties and responsibilities are individually defined. The final internship is done at a heritage institution, a government institution that is allied with the heritage sector or a company that works in the heritage field. The final internship is linked to one or more of the competencies formulated by the Reinwardt Academy. By means of the final internship, the student demonstrates his/her ability to independently procure, develop and execute a project in the heritage field. The student has the ability to write a project proposal, formulate a plan, realise the project and evaluate it. The graduation project consists of executing an independent research project, reporting on it and a critical reflection of the issue. With this graduation project, the student demonstrates the ability to address a socially relevant issue in the field of heritage in a methodical way. The completion of the graduation project demonstrates that the student possesses the competencies and personal professional qualities at the level of a beginning heritage professional. In the graduation project the student demonstrates his/her ability to identify and to solve a socially relevant question. The student can formulate, systematically analyse and report on a research question. The student is also able to reflect on the process, through formulation of his/ her own perspective on the subject concerned.
95
96
Studiegids 2013-2014
Academic Supervision Professionalism is based in practical skills, a theoretical basis and a professional attitude. Academic supervision plays an important role in this regard, focused as it is on the development of self-awareness on the part of students and the acquiring of study skills. The academic supervisory programme is made up of workshops, group meetings and individual private discussions with an academic mentor. In the first year each class is assigned an academic supervisor. At scheduled times throughout the academic year students work in groups on the development of personal professional qualities, such as cooperative effort and planning. Apart from this, students also meet privately for individual discussions with their academic supervisor. In the second, third and fourth years, academic supervision is focused on the development of individual competencies and guidance in academic choices, such as the choice of minor, final internship and graduation project. Individual talks concerning the approach to study and academic progress may also be requested from the academic supervisors.