Studentenuitgave van Medisch Contact
Pas op voor het tuchtrecht Oog in oog met je eerste echte patiënt
Studenten naar de Spelen
2
juni 2008
Rubrieken
coverbeeld: Michiel Vijselaar
in dit numm
er
6
è
In augustus in Peking doen in ieder geval een aios en twee Nederlandse geneeskundestudenten mee aan de Olympische Spelen. Ze bezien de wedstrijden koelbloedig. ‘Ik studeer in de tijd dat het me uitkomt.’ Linda van Tilburg
13
‘Tja, jij moet het ook leren, hè’
Je eerste ervaring met echte patiënten krijg je tijdens je coschappen in het ziekenhuis. Dan kunnen zich opeens lastige situaties voordoen, bijvoorbeeld omdat een patiënt niet door een co wil worden behandeld. Xander Bronkhorst
‘Minder spectaculair, maar toch intensive care’
‘Dit vak is fascinerend omdat je met heel de mens werkt’. Zo beveelt Jan L avrijsen het vak verpleeghuisarts aan. En vanwege de vergrijzing is een geriatrisch specialisme sowieso geen slechte keuze.
Redactieraad: Deepak Balak, Tim Boymans, Ronak Delewi, Edwin van Dellen, Wendelien van der Gaag, Robin de Groot, Judith Hanemaayer, Monique Heeren, Florence de Man, Sybren Rynja, Lidewij Warris, Chantal Zevenbergen (studenten), Mirjam Leers, Flip Vuijsje (VVAA), Majanka Keijer, Mirjam Koning (KNMG)
5
Column
9
Zoekplaatje
9
Weg
10
Kwik
16
De leukste bijbaan
17
24
Hollandse Nieuwen zoeken maatjes
Voor artsen met een buitenlandse artsenbul is het niet makkelijk om in Nederland aan de slag te gaan. ‘Het grootste probleem is dat niemand je uitlegt hoe het onderwijssysteem werkt’. De KNMG is voor het buddysysteem. Edwin van Dellen, Ron van Oosterhout, Ehsan Parsen, Sybren Rynja en L idewij Warris
28
Omdat artsen mensen zijn
Anton van Tuyl
de volgende Arts in Spe verschijnt 15 augustus
Majanka Keijer
Aan dit nummer werkten verder mee: Xander Bronkhorst, Edwin van Dellen, Marjo van der Goot, Majanka Keijer, Andrea Kooiman, Ron van Oosterhout, Ehsan Parsen, Sybren Rynja, Anton van Tuyl, Saskia van Vugt, Lidewij Warris
Agenda
Vorig jaar onderzochten de tuchtcolleges 1400 (vermeende) fouten van artsen. Zodra je bent ingeschreven in het BIG-register is het tuchtrecht ook op jou van toepassing. Tijd dus om wat zekerheid in te bouwen.
21
Redactie: Ben Crul, Joost Visser, hoofdredactie Albert van der Horst, Kees Klaver, Chris Linssen, Hedwig Neggers, eindredactie Bibian Harmsen (art direction), Ineke Schouten, vormgeving Wendy Westerhof, beeldredactie Robert Crommentuyn, Heleen Croonen, Henk Maassen, Eva Nyst, Simone Paauw, Ingrid Lutke Schipholt, Evert Pronk journalisten
4
Portret Kris Verburgh 18
Optimistisch en koelbloedig
Arts in Spe is de studentenuitgave van Medisch Contact het weekblad van de KNMG en verschijnt vier keer per jaar. Arts in Spe wordt gratis verspreid onder medisch studenten en toegezonden aan student-leden van de KNMG.
Kortkortkort
Redactieadres: Mercatorlaan 1200, postbus 20052, 3502 LB Utrecht. tel: 030 2823 384 E-mail:
[email protected] www.artsinspe.nl Druk: Senefelder Misset; oplage 18.000 Uitgever: Elsevier Gezondheidszorg, onderdeel van Reed Business ISSN: 1871-3181 Jaargang: 4 De redactie is onafhankelijk en werkt op basis van een redactiestatuut. De artikelen van de KNMG en VVAA op pagina 21 t/m 30 verschijnen onder directe verantwoordelijkheid van hun besturen. Het is niet toegestaan om, zonder voorafgaande toestemming van de redactie, gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan over te nemen, te (doen) publiceren of anderszins openbaar te maken of te verveelvoudigen.
Verhuisd, afgestudeerd? Wijzig zelf je gegevens op www.artsinspe.nl of stuur een mail naar
[email protected]
juni 2008
3
kortkortkort Geen geld weggooien Iedere student die lid is van de KNMG, krijgt behalve deze Arts in Spe ook wekelijks Medisch Contact in de bus. Gratis. Maar helaas niet voor ons. Niet elk MC wordt door jullie gelezen. In heel wat studentenhuizen liggen ongeopende nummers van MC. Maar wekelijks tienduizend MC’s drukken en naar jullie versturen kost wel een half miljoen euro per jaar. Helaas hebben we geen financiers om dat bedrag op te hoesten. Ja, als jullie afgestudeerd zijn, recepten mogen uitschrijven, verzekeringen nodig hebben en dat met een stevig salaris, dan zijn jullie interessant voor adverteerders. Jullie studentenplatform heeft constructief met mij meegedacht. Zij delen mijn visie: ‘Alleen MC voor studenten die dat daadwerkelijk willen, anders is het geld weggooien’. Vanaf 1 juli zullen wij MC daarom alleen nog sturen naar die studentleden die hebben aangegeven dat ook echt te willen. Je kunt dat doen op www.artsinspe.nl onder ‘wijziging contactgegevens’. Doe je dat niet dan gaan wij ervan uit dat je voorlopig MC niet meer wilt ontvangen. Je houdt wel online toegang tot MC en vier keer per jaar krijg je ter herinnering samen met AiS MC toegestuurd. Het gratis abonnement geldt voor één kalenderjaar; je moet het jaarlijks opnieuw via de site aanvragen. Je krijgt daarvan automatisch bericht. Een gedeelte van het vrijkomende budget zullen wij gebruiken om Arts in Spe verder te verbeteren. Ik ben ervan overtuigd dat je tegen het einde van je studie het vakje ‘wil MC ontvangen’ zult invullen. Je kunt Arts in Spe dan vaarwel zeggen. Of je kunt AiS nog een jaartje langer krijgen als je basic-lid van de KNMG wordt in combinatie met het LAD-, Orde- of LHV-lidmaatschap. Een afkick- en groeimodel, net als de medische studie.
Ben V.M. Crul, arts, hoofdredacteur
[email protected]
Clown in Ghana
Een ziek Ghanees jongetje met een rode clownsneus pronkt op de winnende foto van de Arts in Spe-fotowedstrijd. De onlinefotowedstrijd (www.artsinspe.nl) had als thema ‘Patiënt in het buitenland’. Er kwamen tientallen mooie platen binnen, voornamelijk foto’s genomen in Afrikaanse landen. De jury van Arts in Spe roemt het universele karakter van de winnende foto. Via de clownsneus wordt de aandacht naar zijn ogen geleid, die een zekere mate van afhankelijkheid uitstralen. De Nijmeegse tweedejaars geneeskundestudent Marijke Kingma maakte de winnende foto. Zij werkte verschillende keren als vrijwilliger in Ghanese ziekenhuizen, waar ze de plaat schoot. Kingma ontvangt binnenkort de prijs, een tropenkit. Een selectie van de inzendingen is te zien op de website. Daar is ook het nieuwe dossier Buitenland te vinden. (ILS)
4
juni 2008
Beste coschap
Het coschap dermatologie in Ziekenhuis Amstelland in Amstelveen is uitgeroepen tot beste van 2008. Het was voor het eerst dat VUmc-studenten kozen voor het beste coschap van dat jaar. Op de nummers twee en drie eindigden heelkunde in het Rode Kruis Ziekenhuis Beverwijk en gynaecologie in het VUmc. De andere Amsterdamse universiteit, de UVA, kiest ook een beste coschap. Tijdens de Medische Carrièredag op 4 juni wordt bekend wie met de eer zal strijken. Leidse coschappers kiezen in december het beste coschap. Ook de Rotterdammers houden een verkiezing. De beste opleider van het VUmc is gynaecoloog Kitty Heins. Zij kreeg hiervoor de Jan Heijlmanprijs. Beste aios is Sandra Bakker van de afdeling Interne van het Zaans Medisch Centrum. (HC)
Meer studenten met handicap opgespoord Het aantal studenten met een handicap was afgelopen jaar groter dan de jaren daarvoor. Dit blijkt uit een enquête van Choice, Centrum Hoger Onderwijs Informatie. In 2007 zei 8,8 procent van de studenten te kampen met een handicap. In onderzoek in de jaren daarvoor was dat iets meer dan 6 procent. Mogelijk wordt de stijging veroorzaakt door de wijze van enquêteren. In 2007 konden deelnemers via internet reageren, voorheen werden zij opgebeld. Studenten gaven via internet minder genuanceerde kritiek dan in een telefonische enquête, zo merkten de onderzoekers. Mannen met handicaps hebben vooral last van concentra-
agenda 31 mei
tieproblemen, gezichtsbeperkingen en dyslexie; vrouwen van een energietekort, pijnklachten, bewegingsbeperking en chronische ziekten (zie www.choi.nl) Bij 81 procent van de geënquêteerde gehandicapte studenten is sprake van een diagnose en/of een daaruit volgende studieregeling. Studenten met handicaps lijken iets minder begrip van docenten te krijgen dan voorgaande jaren. Studenten met een gezichtsbeperking mogen op de meeste compassie rekenen, concentratieproblemen krijgen het minste medeleven. Docenten van de universiteiten in Nijmegen en Leiden hebben het meeste begrip voor studenten met een handicap. De enquête is gehouden onder 659 gehandicapte studenten, zowel hbo’ers als wo’ers. Ook de geneeskundestudie kent studenten met een handicap; de enquêteurs vonden er 22. Studenten met een handicap hebben recht op een aangepaste studie. Mogelijkheden zijn onder meer extra tentamentijd, voor langere tijd studiefinanciering, aanpassing van studietijd en roosters. (ILS)
Wachten op een coschap Studenten van het VU medisch centrum (VUmc) in Amsterdam wachten gemiddeld acht weken op een coschap. Tot voor kort konden ze uitwijken naar Leiden, maar dat deed bijna niemand. Volgens onderwijsmanager Albert de Voogd zijn de wachttijden ontstaan doordat veel studenten nog in het oude curriculum willen afstuderen. Dit betekent dat meer studenten dan normaal hun coschappen willen starten. Verder draagt de verruimde numerus fixus bij aan de huidige wachttijden.
Het probleem speelt landelijk, maar het omgekeerde komt ook voor: faculteiten kopen coschappen in, maar hebben te weinig studenten die ervan gebruik willen maken. De Voogd. ‘Studiegedrag blijkt slecht voorspelbaar. We versturen de roosters voortaan een half jaar eerder, zodat studenten eventuele gaten kunnen opvullen met een wetenschappelijke of een internationale stage.’ (HC)
ECG-wiki voor studenten Het medische wiki-front breidt uit. Geneeskundestudenten die zich verdiepen in de cardiologie kunnen hun voordeel doen met ECGpedia (http:// nl.ecgpedia.org/wiki/Hoofdpagina), een site gemaakt door artsen in opleiding tot specialist (aios) van het AMC. Studenten mogen zelf informatie aanpassen en toevoegen. De websites worden volledig door vrijwilligers gemaakt. De aios controleren de wijzigingen op relevantie en inhoud. Alle afbeeldingen zijn gratis te kopiëren en te gebruiken voor onderwijsdoelen. Heel handig zijn de kant-en-klare PowerPoint-presentaties. Verder staan er veel voorbeeld- en oefen-ECG’s op. (ILS)
Coschappen in Zambia Studenten die coschappen in het buitenland willen lopen, kunnen meelezen met de avonturen van de Rotterdamse studenten Feike en Marije. Op het weblog www.feikeenmarije.reismee.nl schrijven de studenten over hun coschappen in het Our Lady’s Hospital Chilonga in Zambia. Op
2 april zijn de studenten uit Nederland vertrokken en op 23 juni komen ze terug. Het Zambiase ziekenhuis heeft 200 bedden, twee operatiekamers, röntgen- en echofaciliteiten en een opleidingsinstituut voor verpleegkundigen en verloskundigen. Het is het dichtstbijzijnde ziekenhuis voor ruim 65.000 mensen, die tot wel 200 kilometer afleggen om naar het ziekenhuis te komen. Feike zit op dit moment op de outpatients department en Marije loopt mee op de kinderafdeling. (HC)
Meer geld voor vervolgopleidingen De overheid gaat meer geld besteden aan medische vervolgopleidingen. Tot 2013 komt er maar liefst 42 miljoen euro bij. Hoeveel extra plaatsen voor de opleiding tot medisch specialist dit oplevert, is nog niet bekend. De toename van het aantal opleidingsplaatsen moet nog precies worden berekend, mede aan de hand van de toename van het aantal nurse practitioners. Vooralsnog komen er in 2009 en 2010 wel 84 opleidingsplaatsen voor huisartsen bij. De numerus fixus voor de studie geneeskunde blijft met 2.850 plaatsen gelijk. Het kabinet wil een overschot aan opleidingsplaatsen hebben nu de zorg meer vraaggestuurd wordt. Zodoende kunnen opleidingen kiezen tussen verschillende kandidaten. De plannen van het kabinet stroken met het advies dat het Capaciteitsorgaan gaf. Dit orgaan adviseert over het evenwicht tussen vraag en aanbod van artsen en paramedische beroepsgroepen. (ILS)
Congres: Medisch Studenten Congres over tropengeneeskunde. Het programma bestaat uit lezingen, workshops, informatiemarkt en forum. Nieuw dit jaar is een sessie met onderzoekspresentaties van studenten. Hiermee is 500 euro te winnen. Kosten: 4 euro voor Sams-leden, 5,50 euro voor niet-leden. Waar: UMC Utrecht Info: www.medischstudentencongresutrecht.nl
3 tot 6 juni Congres: Het International Student Congress of Medical Sciences (ISCOMS) is een bruisend internationaal forum waar veelbelovende (bio)medische studenten hun wetenschappelijk onderzoek presenteren. Hiermee zijn geldprijzen (voor nader onderzoek of congresbezoek) te winnen. Ook bekende wetenschappers, zoals Nobelprijswinnaar Günter Blobel, geven lezingen en workshops. Kosten: 15-17,50 euro Waar: UMC Groningen Info: www.iscoms.nl
9 juni Debat: Geneeskundestudenten debatteren over moslimvrouwen die een mannelijke arts weigeren. Een aantal prominenten, onder wie Kamerlid Khadija Arib en oud-MC-columnist Floris Sanders, treden op als gastspreker Kosten: gratis Waar: AMC, Amsterdam Info: www.mvmozaiek.nl
11 september Workshop: Solliciteren voor coassistenten deel 1 - deel 2 volgt 25/9. In groepjes van maximaal twaalf deelnemers leer je een pakkende sollicitatiebrief schrijven en een curriculum vitae opstellen. Gedurende het tweede dagdeel oefen je je presentatie met een acteur. Kosten: 55 euro voor student leden, 140 euro voor nietstudentleden Waar: Domus Medica, Utrecht Info: www.artsinspe.nl
Heb je ook een interessant evenement te melden? Mail naar
[email protected]
juni 2008
5
Optimistisch en koelbloedig Twee geneeskundestudenten en een aios doen in augustus zeker
Olympische artsen in spe
mee aan de Olympische Spelen in Peking. Krap zeventig dagen
op weg naar Peking
nog scheiden hen van het toernooi der toernooien. Maar zenuwen zijn er niet. ‘Gewoon potje voor potje spelen en zo ver mogelijk proberen te komen.’ Linda van Tilburg
h
et is zeventig dagen vóór het toernooi waar een beetje sporter jaren, zo niet zijn hele leven, naar uitkijkt. In Nederland tellen maar liefst vijf artsen in spe af naar dat ene moment: de dag in augustus dat ze in Peking zullen aantreden op de Olympische Spelen. Twee van hen, de Utrechtse geneeskundestudenten Carlijn Welten en Michelle van der Pols, zitten in de voorlopige selectie van het da-
Dex Elmont (24)
beeld: De Beeldredaktie,Bas Beentjes
6
meshockeyteam. Zij horen binnenkort of ze definitief in de Oranjeploeg worden opgenomen. De andere drie, heren, kan het ticket naar China niet meer ontglippen. En dan is er eigenlijk maar één vraag van belang. ‘Hoe de vorm is? Goed’, meldt roeier Geert Cirkel vanuit Italië. Hij is met de olympische equipe op trainingskamp in de buurt van Milaan en klinkt zelfverzekerd. ‘Ik ben zelf in goede vorm
Vierdejaars geneeskunde VU Amsterdam Judoka (gewichtsklasse tot 66 kg) Droomt van: goud. Verwacht: goud. Goed ziek als: ik niet met een medaille thuiskom.
juni 2008
Epke Zonderland (22)
beeld: De Beeldredaktie, Jaap Schaaf
Tweedejaars geneeskunde RU Groningen Turner (rekstok) Droomt van: een superoefening. Het liefst resulterend in een medaille, maar de sportieve topprestatie is het belangrijkst. Verwacht: redelijkerwijs denk ik de finale te halen, een plek bij de beste acht dus. Goed ziek als: mijn oefening mislukt om redenen die ik zelf niet in de hand heb. Afgeleid worden door iets in het publiek, of een materiaalfout. Dat is veel erger dan een tegenvallende prestatie bij optimale inzet en omstandigheden.
en mijn ploeggenoten van de Holland Vier ook. We hebben net een wedstrijd achter de rug in Rome en daar hebben we één dag gewonnen van Italië, een van onze grootste concurrenten. Op het laatste WK wonnen zij zilver en wij brons. Dus dat biedt perspectief.’ Turner Epke Zonderland zit thuis, in Heerenveen. Uitgerekend met een schouderblessure - wat voor een man aan de rekstok een ramp moet zijn. ‘Nee, vreemd genoeg is het juist de meest gunstige blessure die me kon treffen’, reageert hij opgewekt. ‘Het onderdeel van mijn schouderspier waarmee ik mezelf optrek, mankeert niets. En dat gebruik ik het meest. Eind mei moet ik op een wereldtoernooi vormbehoud tonen om helemaal zeker te zijn van kwalificatie. Dat is een eis van NOC*NSF, in principe een formaliteit. Ik moet daar bij de eerste zestien eindigen en dat zal geen probleem zijn.’ Blessureleed is er ook in Amsterdam, bij judoka Dex Elmont. In april liep hij tijdens de EK een lichte hersenschudding en een overstrekte arm op. Maar net als Zonderland maakt hij zich daar niet druk erover. ‘Na het EK kreeg ik een rustperiode, waar ik nu
nog in zit. Het gaat alweer beter, ik voel me fit. Niet topfit, maar fit genoeg voor nu. Ik moet gewoon even niet judoën - je moet sowieso nooit té veel trainen. Ik vertrek morgen naar Florence. Lekker even vijf dagen vakantie.’ Niks speciaals
Optimisme en koelbloedigheid, dat tekent de stemming onder de olympische artsen in spe. Nu hebben ze al geruime tijd kunnen wennen aan het idee dat ze naar Peking gaan. Alle drie de heren kwalificeerden zich in 2007. Maar toch. Het is niet gewoon de zoveelste wedstrijd in hun sportcarrière die voor de deur staat. ‘Nou, in feite is dat wel zo’, zegt Geert Cirkel, die er vier jaar geleden in Sydney ook al bij was. ‘Je moet het in ieder geval zo zien, dat is de beste voorbereiding. Sommige topsporters gaan in een olympisch jaar opeens allerlei dingen anders doen. Ze zwichten voor fabrikanten of uitvinders van de zoveelste nieuwe trainingsmethode die in zo’n olympisch jaar op je afkomen. Want die willen allemaal een graantje meepikken van een eventueel succes. Maar juist als je de normale voeding en
juni 2008
7
Geert Cirkel (29)
beeld: De Beeldredaktie, Evelyne Jacq
Parttime aios Pancreatitis Werkgroep Nederland (UMCU) Roeier (Holland Vier) Droomt van: goud. Verwacht: onze perfecte race te varen. Goed ziek als: er niet uitkomt wat erin zit.
training aanpast, gaat het vaak mis. Onze equipe doet maar één ding anders: we slikken een betrouwbaar voedingssupplement dat beschikbaar is gesteld door een van onze sponsors.’ Debutanten Elmont en Zonderland zien de olympische strijd ook als een gewoon toernooi. Althans, daar doen ze hun best voor. ‘Ik doe niks speciaals qua voorbereiding’, zegt Dex Elmont. ‘Het wordt in Peking hetzelfde als op andere toernooien: gewoon potje voor potje spelen en zo ver mogelijk proberen te komen. Al moet ik wel toegeven dat de Spelen in mijn hoofd
Kijkagenda 9 augustus:
finalekwalificatie rekstok (Epke Zonderland) 9 augustus: eerste wedstrijd Holland Vier (Geert Cirkel) 10 augustus: judotoernooi (Dex Elmont) 13/14 augustus: halve finales roeien (Geert Cirkel) 16/17 augustus: finales roeien (Geert Cirkel) 19 augustus: rekstokfinale (Epke Zonderland)
8
juni 2008
een grotere impact hebben.’ Epke Zonderland: ‘Qua trainingsuren zat ik al aan de top van wat je fysiek aankunt: 29 uur in de week. Het enige verschil met andere jaren is dat ik dit jaar meer rust heb genomen buiten de trainingen.’ Maar ook Zonderland is toch wel opgewonden dat hij op het toernooi der toernooien staat. ‘Toen ik me had gekwalificeerd, heb ik een feestje gevierd. En ik heb ook heel veel zin om het allemaal mee te maken straks in Peking. Zo’n olympisch dorp bijvoorbeeld, en het Holland House waar het elke avond feest schijnt te zijn. Tot aan de rekstokfinale op 19 augustus ga ik me gedeisd houden. Daarna heb ik nog een kleine week om te genieten. Dan wil ik gaan feesten en proberen naar wedstrijden te gaan. Liefst van de hockeyers, de zwemmers of Jong Oranje.’ Laag pitje
Komt er in een olympisch jaar nog iets terecht van studeren? Het aios-bestaan van Geert Cirkel staat op ‘een heel laag pitje’, vertelt hij. ‘Mijn beroep is in eerste instantie topsporter. Dat is bijna niet te combineren met ander werk.’ De andere twee gaan opvallend genoeg gewoon door met studeren. ‘Waarom niet? Ik volg geen ander programma dan normaal en dan combineer ik studie en topsport ook’, zegt Dex Elmont. ‘Ik train zes dagen in de week. Meestal besteed ik de ochtenden aan krachttraining en de avonden aan judo. In de uren daartussen studeer ik. Dat gaat prima. Ik kan alleen soms niet bij prac-
Verplicht weekje vrij tica zijn, en die zijn verplicht. Maar dan mag ik op een ander moment bij een andere groep aanschuiven of een vervangende opdracht doen. Ik moet voor de zomer nog twee tentamens doen, één over ouder worden en één over opgroeien. Dat gaat lukken, want ik heb geen toernooien.’ Epke Zonderland: ‘Ik heb het hele jaar net zo gestudeerd als anders: vooral zelfstandig studeren in de tijd dat het mij uitkomt. De colleges staan bij mijn opleiding op internet, heel handig. Alleen de verplichte uren van werkgroepen en practica zijn lastig, maar dat los ik op door te spreiden. In het vierde blok, van maart tot en met juni, heb ik de meeste wedstrijden. Van dat blok doe ik dan of alleen de theorie of alleen de verplichte uren het andere deel schuif ik een jaar op. Zo heb ik vorig jaar 80 procent van het eerste jaar kunnen halen. Ik vond wel dat het vierde blok nu wel erg dicht tegen de Spelen aan ligt. Daarom heb ik besloten het dit keer in zijn geheel een jaartje uit te stellen.’ Supporters
Hoewel de vaderlandse eer wordt verdedigd door ten minste drie van hun collega’s zullen de olympische tribunes straks niet vol zitten met Nederlandse artsen in spe. Roeier Geert Cirkel weet zich als enige vergezeld van zijn ‘vaste meereizende circus’ van familie en vrienden. Voor de andere aanhang is de trip naar China te duur. ‘Mijn vrienden kunnen dat helaas onmogelijk betalen’, zegt turner Zonderland. ‘Mijn familie riep in eerste instantie dat ze allemaal zouden meegaan, maar dat was een beetje voorbarig. Mijn vader, een vriend van hem en een oom komen in ieder geval. Verder misschien mijn zus en een van mijn broers, maar dat is nog niet zeker.’ Dex Elmont moet het in Peking helemaal zonder supporters stellen, maar daar zit hij totaal niet mee. Integendeel zelfs. ‘Ik heb iedereen afgeraden om te komen. Die reis is zo belachelijk duur - en dan zie je nog niets van het land. Nee, van dat geld kunnen mijn vrienden beter een wereldreis maken.’
Tja, eigen schuld, denk ik, terwijl ik, met een lichaam vol respectievelijk maculae, papulae, vesiculae en crustae, de verspreidingsroute van het varicellazostervirus bestudeer. Aerogeen of door direct (slijmvlies)contact. Toch zei de verpleging toen ik een bloedgasje ging prikken bij die mevrouw met uitgebreide gordelroos en een varicellazosterencefalitis: ‘Och nee, als je haar niet van top tot teen gaat wassen, hoef je geen handschoenen aan of mondkapje voor.’ Ik vond het ook al een beetje raar dat je een paar dagen later wel geheel in geel schort met bijpassende blauwe handschoenen en mondkapje naar binnen moest. Maar goed, toen was het kwaad al geschied. Precies volgens het boekje, twee weken later, begon het met een griepachtig beeld met koorts, lymfklierzwellingen en na enkele dagen de verlossende rode bultjes. Wel grappig hoe smerig mensen je dan kunnen aankijken, alsof je de viezigheid in een verstopt putje bent. Terwijl anderen je als een interessant studieobject zien. In ieder geval is een week verplicht vrij nog niet eens zo raar. Beetje jammer van die jeuk en de pijn, om nog maar te zwijgen over hoe het eruitziet. Al met al weer een leerzame ervaring. Dit zal me in ieder geval beter bijblijven dan dat ene lesuurtje hygiënische preventie: handen wassen, ja ja, voor elke patiënt (of was het nou erna?), mondkapje voor, steriele handschoenen aantrekken, en dan weer alles uit, en altijd als laatste je handen weer desinfecteren. Zonde van alle materialen, vond ik. Maar had ik toch maar beter opgelet. Ach, ik kan er tenminste nog hoop uit putten dat ik niet de enige was die werd betrapt op een foutje in de hygiënische maatregelen. De arts-assistent van de afdeling heeft ook een weekje verplicht vrij.
Marjo van der Goot
column
zoekplaatje Rode wang
Een Tanzaniaanse patiënte toont een laesie die vrijwel de gehele rechterwang en onderkaak bedekt en uitloopt in de hals. Ze vermeldt dat de plek verdwijnt met de therapie van de huisarts. De laesie komt na behandeling steeds iets groter terug, misschien wat minder rood aan de rand. De plek jeukt niet en doet geen pijn. De laesie is vrijwel huidkleurig, mogelijk met minimale hypopigmentatie en heeft een duidelijke licht erythemateuze, papuleuze rand. Op de wang iets duidelijker dan in de hals. De rand noch het centrum
schilferen. Het valt op dat de huid van het gelaat iets lichter is dan men zou verwachten, de rest van het lichaam in ogenschouw nemend. Wat is je diagnose? a. bacteriële huidinfectie b. tinea incognita c. eczema nummulare d. granuloma van Miescher Kijk op bladzijde 16 voor de juiste diagnose. Met dank aan Ben Naafs, dermatoloog in het LUMC en in het Regional Dermatology Training Centre in Moshi Tanzania. Bijdragen aan deze rubriek zijn welkom via
[email protected].
juni 2008
9
weg
Visite lopen in
de krottenwijken beeld: Agence Vu, HH
n
a zes jaar studeren op het menselijk lichaam ga ik mijn laatste weken als student een Mongoolse huisarts assisteren die op dat moment in haar eentje een praktijk voor vier artsen runt. Na een tiendaagse treinreis sta ik ten slotte naast haar, in mijn witte doktersjas, in het provinciestadje Choibalsan in Noordoost-Mongolië.
Rookwalm Hoe anders Mongolië ook moge zijn, een huisartsen systeem hebben ze wel. In de praktijk waar ik als coassis tent aan de slag ben gegaan, komen vooral veel zwangere vrouwen ter controle en moeders met zieke kinderen, die tegen de grieperigheid (gelukkig) geen antibioticumkuur krijgen, maar vitamine- en calciumtabletten. Alle andere patiënten die de huisartsenpraktijk bezoeken, moeten eerst hun schoenen uitdoen in het kader van de metingen voor mijn onderzoek naar de cardiovasculaire risicofactoren onder de Mongoolse bevolking. Gewillig laten ze zich vervolgens helemaal doormeten: van lengte, gewicht en bloeddruk, tot bloedsuiker en cholesterolwaarden. Over hun eerlijkheid heb ik echter mijn twijfels: slechts een enkeling geeft toe te roken en ook over hun alcoholgebruik zwijgen ze liever. En dat terwijl ze vaak een rookwalm om zich heen hebben hangen of beschonken van de weegschaal tuimelen. Het onderzoek blijkt toch ook enig direct nut te hebben: ik heb in enkele dagen al verscheidene hypertensiepatiënten opgespoord en zelfs wat diabeten gevangen, die bij navraag ook de typische polydipsie en polyurie vertoonden. Verder komen er ook steeds meer patiënten vragen om gezondheidsadvies over het goed houden van gewicht, bloeddruk en bloedsuiker. Het onderzoek is hét gespreksonderwerp van de dag: hoewel mijn Mongools nog niet heel veel voorstelt, hoor ik in de wachtkamer continu het woord sahriin (suiker) vallen.
Bittere armoede Samen met de huisarts en een verpleegkundige trek ik mee de krottenwijken in om de meest zieke patiënten thuis te bezoeken. Dit is dé manier om de hermetisch omschutte en bewaakte erfjes te betreden en het leven in de krottenhuisjes - vanbinnen behaaglijk warm gestookt en zelfs stuk voor stuk uitgerust met tv - te aanschouwen. Het Mongoolse leven openbaart zich, en daarmee de bittere armoede die schuilgaat achter de goedgeklede patiënten met mobiele telefoontjes die de praktijk bezoeken.
10
juni 2008
De bittere armoede gaat schuil achter goedgeklede patiënten met mobiele telefoontjes
Ik voel een reusachtige knobbellever bij een man met een daverend levercarcinoom (te veel wodka gedronken), zie de kruidenblokjes en -zakjes die nog de enige thera pieoptie zijn voor een man met hersenmetastasen bij prostaatkanker, test de visus bij oude glaucoompatiënten en bewonder na een kraambezoek de kunst van het babybakeren-tegen-de-Mongoolse-koude. Vaak ook moeten we meteen blijven eten: tijdens het meten van de bloeddruk zijn dan namelijk de poods (vette vleesballen), suu tei tsai (thee) en brokken aarol (geharde melkbrokken) klaargezet en gaat het schaap rond, zodat iedereen eraf kan klieven naar behoefte. Ook wordt mij na een aantal bezoeken duidelijk waarom de verpleger mee is: zijn bijdrage bestaat uit het erf hondvrij maken, zodat wij veilig en zonder verwondingen de huisjes kunnen binnengaan.
Bloed Ondertussen verbaas ik me over de patiëntenzorg hier. Zo moet een zwangere vrouw door minstens acht specialisten in het ziekenhuis worden gecontroleerd: van gynaecoloog tot tand- en oogarts. En bij een dame die op haar hoofd is gevallen, wordt bloed uit de arm afgenomen, vervolgens gemixt met penicillinepoeder en dan teruggespoten in een heupvat. ‘Mongolian treatment’, reageert dokter Algaa trots op mijn verbaasde blik.
Saskia van Vugt, basisarts, PhD student UMC Utrecht
‘Tja, jij moet het ook leren, hè’ De eerste stappen als dokter
En daar ga je dan eindelijk. Fris uit de collegebanken mag je de kliniek in. Je weet dat je al heel wat hebt geleerd, maar vooral ook dat je heel veel niet weet. En in het ziekenhuis wachten de patiënten. Zullen die je niet te dom vinden, of te jong, te man, te moslim? Xander Bronkhorst
m
ijn moeder had me gewaarschuwd. Zij is huisarts en kreeg als co geregeld dingen als “zo meisje, weet je wel wat je aan het doen bent?” te horen.’ Zo expliciet spraken patiënten tegen Charles Helsper (28) hun argwaan niet uit, ‘maar je merkt als co heus wel dat sommige mensen je niet meteen serieus nemen’. Helsper die inmiddels aiotho (arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker) is, vervolgt: ‘En zo gek is die afwachtende houding natuurlijk niet, je bent ook nog erg jong. Vooral ouderen denken bij een dokter toch eerder aan een grijzende professor.’ Dat vooral vrouwelijke coassistenten lijden onder die hardnekkige associatie is geen geheim. Laatstejaarsstudente aan de Universiteit Utrecht Britta Nijsse (24) zag vooral in het begin van haar coschappen patiënten zich verwonderen over de wel erg jeugdige dokter. ‘Ik zie er inderdaad jong uit. Het enige wat je dan kunt doen, is uitleggen dat je op je achttiende bent begonnen met je studie, dat je al je tentamens haalt, en dat in Utrecht derdejaarsstudenten al aan hun coschappen beginnen. En dan is er natuurlijk ook altijd de ‘verpleegsterverwarring’. De Groningse zesdejaarsstudente Ananja Middel (25): ‘Je bent toch snel degene die even moet helpen met de toiletgang of aan wie ze een verhaal kwijt moeten. “Ach meisje”, beginnen ze dan. Meestal zeg ik dan dat ik de zuster wel even zal roepen. Maar soms doe ik ook gewoon wat ze vragen en zeg ik niets. Dan vind ik het eigenlijk wel lief van die oudere generatie.’ Charles Helsper wijst er overigens op dat niet alleen een generatiekloof tot lastige situaties kan leiden. ‘In een van mijn eerste coschappen was er op de poli een meisje van ongeveer mijn leeftijd met niet al te ernstige klachten. Door de drukte op de SEH hadden we veel tijd om wat te kletsen. Aan het eind van het consult vroeg ze de arts om een borstonderzoek, omdat er bij haar tante net borstkanker was geconstateerd. Dat de arts mij toen opdroeg dat onderzoek te verrichten, was best ongemakkelijk.’ Cas van ‘t Hullenaar (27), coassistent in Utrecht, heeft een soortgelijke ervaring. ‘Toen ik op de poli gynaecologie een goede vriendin van mijn vriendin in de wachtkamer zag zitten,
heb ik maar even gevraagd of ik met een andere dokter mocht meelopen. Gevoelens van vriendschap zijn lastig te combineren met professionaliteit.’ Meer tijd
De begeleidend artsen kunnen volgens de co’s de houding van de patiënt tegenover hen in belangrijke mate beïnvloeden. Cas van ‘t Hullenaar: ‘De internist tijdens mijn coschappen in Woerden deed dat heel goed. Hij riep de patiënt zelf uit de
Tips - Leg altijd uit wie je bent, wat je bent en waarom de patiënt met jou te maken krijgt. - Zeg altijd dat iemand ook nog een gediplomeerd arts te zien krijgt. - Haal bij problemen altijd die arts erbij. - Ga niet in discussie na een afwijzing of minder prettige bejegening; accepteer het en vat het niet persoonlijk op. - Zorg ervoor dat de arts je fatsoenlijk introduceert. - Probeer zo veel mogelijk te weten te komen over de situatie van de patiënt.
juni 2008
13
Zesdejaars RUG-studente Simône Langenberg (23) : ‘Ik heb altijd het gevoel dat mensen juist erg blij zijn dat er iemand is die wat meer
wachtruimte, stelde zichzelf voor, stelde vervolgens mij voor als jonge arts die bijna klaar is met zijn opleiding en het voorbereidende gesprek doet, en liep vervolgens helemaal mee naar de spreekkamer. Op zo’n manier wordt iemand niet “afgescheept met een co”. Integendeel, hij heeft het gevoel dat hij extra serieus wordt behandeld.’ De ervaring is echter dat patiënten, zelfs als sprake is van minder aandachtige begeleidend artsen, vaak opvallend welwillend zijn ten opzichte van co’s. De persoon met een overtuiging van ‘aan mijn lijf geen coassistent’ moet met een lampje worden gezocht. Vijfdejaars Trudy van Dijken (25) uit Utrecht: ‘Soms ben je jezelf heel erg bewust van het feit dat je op iemand bent afgestuurd, puur en alleen zodat jij iets kunt leren. Maar het is frappant dat mensen dat weinig uitmaakt.’ Britta Nijsse: ‘Ik heb maar één keer meegemaakt dat een patiënt iets niet wilde. Dat ging nota bene om het meten van de bloeddruk, wel het minste wat ik moet kunnen. Maar verder heeft kennelijk iedereen Grey’s Anatomy gezien en weten ze dat er in een ziekenhuis mensen worden opgeleid.’ Zesdejaars RUG-studente Simône Langenberg (23) voegt toe: ‘De meeste patiënten zeggen “Tja, jij moet het ook leren, hè”. Daarnaast heb ik altijd het gevoel dat
14
juni 2008
mensen juist erg blij zijn dat er iemand is die wat meer tijd en rust voor ze neemt.’ Dat het natuurlijk ook wel eens fout gaat tussen coassistent en ziekenhuisbezoeker, mag geen verrassing zijn. Maar ook deze voorbeelden van missers of miscommunicatie kunnen maar met moeite worden opgediept. Tekenend is misschien dat VU-hoogleraar Gezondheidsrecht Johan Legemaate geen jurisprudentie bekend is over incidenten tussen een patiënt en een co. ‘Ik heb zelfs nog nooit gehoord van een klacht bij een klachtencommissie. Logisch misschien ook wel. Uiteindelijk is de arts altijd verantwoordelijk is voor het gedrag en handelen van een co.’ Ramptoerist
In feite blijken er maar twee soorten situaties te bestaan waarin de co vaak de deur wordt gewezen. Bij de coschappen psychiatrie of huisartsgeneeskunde schermen artsen hen af van de persoonlijke drama’s en de zware psychiatrische gevallen, bij het coschap gynaecologie zijn er patiënten die hen weigeren. Van Dijken: ‘Toen ik het spreekuur huisartsgeneeskunde deed, verwonderde ik me er al over hoe mensen gewoon alles op
vrouw, in de eerste plaats als professional wil zien. De KNMG kreeg aardig wat kritiek vanwege de stellingname in deze kwestie, die de ‘moslimadiscussie’ is gaan heten. De organisatie stelde dat ziekenhuizen waar mogelijk moeten tegemoetkomen aan de vraag om een vrouwelijke dokter en zou daarmee volgens de criticasters teveel concessies doen (zie ‘Vrije artsenkeuze’ op www. knmg.nl/publicaties). Lastig dilemma
beeld: Getty Images
tijd en rust voor ze neemt.’
tafel leggen: hun gezin ligt in duigen, ze zijn hun baan kwijt, ze slapen niet meer. Die verhalen kunnen best belastend zijn voor een jonge co.’ Middel: ‘Bij persoonlijke gesprekken tussen arts en patiënt over zaken die al langer spelen, moet iemand die niets weet van de voorgeschiedenis wegblijven. Je wilt je als co ook geen ramptoerist voelen.’ Het coschap gynaecologie is een verhaal apart, vinden alle geïnterviewden. Niet in de laatste plaats omdat veel co’s zelf nogal huiverig zijn de patiënten te bevoelen. ‘De eerste keer dat je ontsluiting meet, voel je helemaal niets omdat je alleen maar bezig bent je over je gêne heen te zetten’, herinnert Langenberg zich. Van Dijken: ‘Dit is misschien ook het enige wat ik zelf liever niet door een co zou laten doen.’ Toch valt het co’s ook hier op dat patiënten vaak niet moeilijk doen. Middel: ‘Ik heb de afgelopen week uitstrijkjes genomen. Werkelijk niemand vindt dat erg.’ Maar dan gaat het wel om contact met een vrouwelijke co. Behoorlijk wat vrouwelijke ziekenhuisbezoekers, en zeker veel moslimvrouwen, hebben immers liever geen mannelijke arts of co in de buurt van hun intiemste lichaamsdelen. Een ongemakkelijke discussie voor een beroepsgroep die elke arts, man of
Cas van ‘t Hullenaar maakte tijdens zijn coschap in Hilversum meerdere keren mee dat hij lichamelijk onderzoek niet mocht bijwonen en zelfs de voorbereidingen daarop niet mocht verrichten. ‘Het enige wat je kunt doen, is dat respecteren. Ik zie het niet als een persoonlijke belediging of een aantasting van mijn professionele integriteit. Ik heb veel gereisd, ook in moslim landen. Daardoor weet ik dat in andere culturen anders tegen man-vrouwverhoudingen wordt aangekeken dan hier.’ Hullenaar verwoordt in grove lijnen de positie die veel co’s lijken in te nemen. Ze spreken van een ‘lastig dilemma’ en zeggen daarom een voorkeur te hebben voor een pragmatische oplossing, ook omdat lang niet alle moslima’s volgens hen een probleem maken van een mannelijke arts. Trudy van Dijken, die haar coschap gynaecologie liep in Mesos Medisch Centrum, locatie Oudenrijn, in de Utrechtse achterstandswijk Kanaleneiland, zegt: ‘In het ziekenhuis is het toch een beetje go with the flow. Als een vrouw graag een vrouwelijke arts wil en het is enigszins mogelijk dat te regelen, dan doe je dat gewoon. Zolang het geen noodsituatie betreft, is iedereen daarmee het beste af.’ Alleen Ananja Middel vindt de vrije artsenkeuze ‘een overbodige luxe’. ‘Dit past helemaal bij deze tijd. Niet dat ik terug wil naar het oude paternalisme, maar we gaan nu vaak wel erg ver mee met de wensen van de patiënt.’ Gynaecoloog in Medisch Centrum Haaglanden Jan Lind snapt de nuchtere houding van de co’s wel. ‘Zij ondervinden er de praktische, logistieke en financiële nadelen niet van. Dat komt pas als het je werk is.’ Lind wijst echter op de gevolgen voor de opleiding van de mannelijke co’s. ‘Het komt nu voor dat je een nachtdienst hebt met drie bevallingen waarvan jij er maar één mag bijwonen. Dat is toch vervelend.’ Voor vrouwelijke co’s zit er nu soms juist wat extra’s in het vat: ‘Noodgedwongen moet een vrouwelijke co soms dingen doen waarvoor ze nog helemaal niet is gekwalificeerd. Dan kijk ik van een afstandje toe om in te grijpen als het echt misgaat.’ Hoofddoek
Ook de Nijmeegse vijfdejaarsstudente Fatima Naib (22) spreekt zich uit voor een soepele reactie op de vraag van moslima’s of vrouwen in het algemeen om een vrouwelijke arts. ‘Als het gewoon gaat om alledaagse medische zorg en je hebt de mogelijkheid om daarmee mensen op hun gemak te stellen, waarom zou je dat dan laten?’ Naib heeft een blog op de site van een studievereniging voor moslimstudenten. In een vermakelijke bijdrage beschreef zij haar voorbereidingen op haar eerste coschappen. Zo zou ze haar hoofddoek net boven de oren opknopen opdat ze gemakkelijk een stethoscoop kon gebruiken. In een van de commentaren op dat ‘bakkebaardenhoofddoek’-artikel werd de moslimstudente gewaarschuwd: wacht maar eens af hoe mensen je in het ziekenhuis zullen ontvangen.
juni 2008
15
In English, please. ‘Klaarblijkelijk blijft die hoofddoek toch altijd een item’, constateert Naib. ‘Tijdens mijn tussentijdse beoordeling vroeg mijn mentor, meer uit nieuwsgierigheid, ook welke reacties ik had gekregen. Nou, ik kan zeggen dat ik in mijn eerste acht weken geen negatieve geluiden heb gehoord over mijn hoofddoek. Zo zat ik bij een consult en vroeg de patiënt na afloop bezorgd of ik het allemaal wel verstaan had, maar dat is alleen maar grappig.’ Cas van ‘t Hullenaar zegt echter dat moslimco’s door de hoofddoek in een netelige positie kunnen terechtkomen. ‘Ik heb wel degelijk meegemaakt dat patiënten niet door hen wilden worden behandeld.’ Naib zegt hierop te zijn voorbereid. ‘De wens van die patiënten kan ik alleen maar respecteren, maar ik zal altijd benadrukken dat die hoofddoek niet mijn professionaliteit in de weg staat. Ananja Middel maakte een keer het omgekeerde mee. Een allochtone man wilde haar geen hand geven en ook niet door haar worden onderzocht: ‘Ik moet zeggen dat het op de afdeling psychiatrie was en dat we niet zeker wisten of zijn houding geheel door zijn geloof was ingegeven of dat die ook deels door zijn aandoening werd veroorzaakt, maar ik was toch even van mijn stuk gebracht. Uiteindelijk kun je weinig anders dan je er maar bij neerleggen.’ In de hoek
Het valt dus klaarblijkelijk erg mee, maar er zijn natuurlijk altijd argwanende, hooghartige, naïeve, angstige, religieus-sensitieve of ronduit racistische patiënten die de co af en toe in de hoek willen zetten. Trudy van Dijken kan co’s die het gevoel hebben door patiënten niet op waarde te worden geschat een chirurgiecoschap in Kenia aanraden. Dan zullen ze snel zijn genezen. ‘Daar was ik de enige blanke in het artsenteam. Iedereen nam meteen maar aan dat ik het meeste wist en wilde door mij worden geopereerd. En dat terwijl de zwarte artsen gewoon goed waren. Dat vond ik erg moeilijk. Ik kon niets, ik stond in feite onderaan in de hiërarchie en dan vroegen de patiënten aan mij wat ik van het oordeel van de arts vond. Het was de omgekeerde wereld. Dat was wel een eyeopener.’
antwoord zoekplaatje Het goede antwoord luidt: b. Tinea incognita. Veel bleekcrèmes die in het land van herkomst en ook in Nederland worden verkocht, bevatten steroïden. De therapie van de huisarts was ook een steroïde. Deze steroïden onderdrukken de inflammatoïre reactie en de laesie verdwijnt. Het aspect, als de mycose toch zichtbaar wordt, is dan anders dan van een niet geïmmunosuppresseerde huid, daarom de naam Tinea incognita. De beautycrèmes bevatten 0,075% bètamethason en worden ook in de EU gemaakt (Italië, Engeland, Griekenland).
16
juni 2008
Studenten uit Saoedi-Arabië, Finland en Duitsland betreden de geneeskundefaculteiten. Nederlandse studenten vliegen uit over de hele wereld. Daarom deze keer de stelling: ‘Ik wil mijn hele studie volgen in het Engels’. Eens of oneens? Petra Ghuijs (20), tweedejaars in Maastricht ‘Eens. Met een studie in het Engels ben je veel beter voorbereid op het internationale circuit. Je wordt niet alleen goed begrepen door mensen uit Nederland, maar ook daarbuiten. Op de universiteit van Maastricht zijn in het tweede jaar de lezingen en casuïstiek van blok drie en vijf in het Engels. Voor de voertaal bij de onderwijsgroep en de practica kunnen studenten kiezen tussen Nederlands en Engels. Zelf heb ik gekozen voor de Engelse stroming. Als er Finse studenten in de groep zitten, wordt de voertaal automatisch Engels. Vanaf het vierde jaar kunnen studenten in Maastricht coschappen lopen in buitenlandse ziekenhuizen. Ik ben zeker van plan om dat te doen.’ Maaike Koopman (20), derdejaars in Groningen ‘Eens. Het lijkt me leuk om in het Engels te studeren en het staat goed op je cv. De studie internationaliseert steeds meer. Veel onderzoek is nu al in het Engels. Het merendeel van de Groningse geneeskundestudenten doet een stage of een coschap in het buitenland. En vanaf 2009 is het mogelijk om de bachelorfase in Groningen volledig Engelstalig te volgen. Keerzijde is dat je de medische begrippen in het Nederlands minder goed leert. Daarom zou het nog mooier zijn als je een deel van de studie in het Nederlands kunt blijven volgen.’ Ruben Brandsema (20), tweedejaars in Groningen ’Oneens. Medisch-technische termen lijken op elkaar in het Nederlands en het Engels, maar dat geldt minder voor woorden die je gebruikt in het patiëntencontact. Gevolg is dat studenten extra tijd moeten investeren om dat bij een geneeskundestudie in het Engels te leren. Een kleine groep studenten die het internationale pad op wil, profiteert ervan. Maar de doorsnee student zal door het taalverschil waarschijnlijk meer fouten maken. Daarom kunnen mensen met buitenlandse aspiraties beter zelf wat meer moeite doen om hun beheersing van het Engels te verbeteren. Zelf wil ik ook een stage lopen in het buitenland. Puur het feit dat er buitenlandse studenten in Nederland komen studeren, is geen reden om iedereen in het Engels les te geven. Je wordt immers opgeleid als arts voor Nederlandse patiënten.’ (HC)
Wil je ook eens je mening geven in deze rubriek? Mail dan je telefoonnummer naar
[email protected].
kwik
de leukste bijbaan
Drager van doodskisten beeld: De Beeldredaktie, Joel van Houdt
De Leidse zesdejaars geneeskundestudent Mihaly de Bie (24) omringt zich regelmatig met treurende nabestaanden. Hij is doods kistendrager van het Leids Studenten Dragers Gilde van ALSV Quintus. Ingrid Lutke Schipholt Wat houdt het werk in? ‘De zes dragers van dienst moeten de rouwstoet opwachten, de kist binnendragen en later vervoeren naar de begraafplaats. Ik hoef de overledenen niet in de kist te leggen. Ik zou dat wel kunnen. Voordat ik aan deze baan begon had ik tijdens mijn eerste anatomieles al een lijk gezien.’ Wat wordt er zoal van je verwacht? ‘De dragers hoeven niet aan veel speciale eisen voldoen. Je moet wel stipt zijn. Het komt wel eens voor dat iemand te laat is. Maar als dat twee keer gebeurt, word je ontslagen. We proberen het te ondervangen door tijdig gezamenlijk met een busje naar de uitvaart te rijden zodat we tegelijk aankomen.’ Hoe was je eerste uitvaart? ‘Het was in de dorpskern van Leiderdorp. Ik weet niet meer wie er was overleden, maar ik weet nog wel met welke collega’s ik was. Er was een complicatie want het busje waarmee we naar het rouwcentrum gingen, wilde niet starten. Toen moesten er startkabels komen. Verder moest ik goed kijken en luisteren naar de oudste die de commando’s geeft. Het was spannend omdat ik goed in de maat moest lopen.’ Waarom doe je dit werk? ‘We hebben het als dragers onderling gezellig. De baan zelf is heel flexibel. Je wordt een dag van tevoren opgeroepen en dan kun je bepalen of je kunt werken of niet. Daarnaast verdient het beter dan werk in de kroeg. Hoeveel? Dat is niet belangrijk.’ Heb je er wel eens moeite mee? ‘Soms grijpt een begrafenis me aan. Dat wordt goed opgevangen door de collega’s. We zijn een hechte groep. Dat komt omdat we allen bij Quintus zitten. We hebben met de 35 dragers onze eigen feestjes. Tijdens een uitvaart zijn we serieus, maar als we moeten wachten, maken we lol. Er zijn twee uitvaarten die me zijn bijgebleven. Zo was er een uitvaart van een jong iemand. Tijdens de dienst hoorde ik dat de overledene een paar weken daarvoor zijn partner had verloren. Dat raakte me. Een andere uitvaart was van een lokaal bekende persoon. Daar kwamen veel mensen opdagen waardoor we extra aandacht voor de logistiek moesten hebben. Het was een excentrieke klus. De nabestaanden hadden
Mihaly de Bie: ‘Het verdient beter dan werk in de kroeg.’
veel geld: kosten nog moeite werden gespaard. Zo was er een stoet van koetsen en dure auto’s.’ Wat zeggen anderen over deze baan? ‘Ik krijg wel eens vreemde reacties van mensen uit mijn omgeving over deze bijbaan. Die vinden het luguber. Zelf heb ik daar geen last van. Ik heb me nooit zo beziggehouden met het contrast tussen mensen beter willen maken en doodskisten dragen.’ Hoe lang ga je dit werk nog doen? ‘Binnenkort stop ik met dragen, want ik word over enkele maanden arts. Ik hoop op een promotie- en opleidingsplaats bij cardiologie. Dan ga ik mensen beter maken.’
è
juni 2008
17
: h g r u b r e V s Kri
‘Ik ben niet geneigd Kris Verburgh is een fenomeen. In Vlaanderen, maar
Het succes van een boekenschrijvende student
onderhand ook in Nederland. Hij is pas 22 jaar, geneeskundestudent en heeft nu al twee dikke populairwetenschappelijke bestsellers op zijn naam staan. ‘Ik verwonder me elke dag’. Henk Maassen
h
ij schreef Schitterend! Over het universum en Fantastisch! Over het universum in ons hoofd. De boeken van Kris Verburgh getuigen van een grote belezenheid op het gebied van de moderne natuurwetenschap, onder het motto: ‘Omdat we niet alles kunnen weten over iets, is het beter iets te weten over alles.’ Ondertussen studeert hij geneeskunde, in Antwerpen. Vierdejaars is hij nu. Dat betekent dat hij aan het eerste van zijn vier masterjaren is begonnen. Daarna volgt specialisatie. Verburgh is een ongewone student. Hij geeft veel lezingen, trekt de aandacht van de media, maar loopt - zegt hij zelf - niet naast zijn schoenen. ‘Wie zich verdiept in de plaats van de mens in de werkelijkheid, die kan zichzelf niet geweldig vinden. Hoe meer we weten, hoe nederiger we worden. Ik heb niet de neiging mezelf op te hemelen.’ Waarom schreef u Fantastisch!?
‘Nu, de meeste boeken gaan over kosmologie, neurowetenschap of evolutietheorie afzonderlijk, een doorlopend verhaal is schaars. Een dergelijk boek heb ik proberen te schrijven om te laten zien hoe alles met elkaar is verbonden. Elke sterrenkundige kan vertellen dat wij bestaan uit sterrenstof. Bovendien zijn er veel misverstanden over de superioriteit van de mens. De evolutie kent geen doel en geen ladder waarop de mens bovenaan staat. De mens is niet het enige dier dat moraliteit kent. Ik wil de mens niet omlaag halen, maar onszelf ook niet omhoog steken.’ Hoe combineert u een drukke geneeskundestudie met dikke boeken schrijven?
‘Alles wat ik lees en interessant vind, onthoud ik ook goed. Dat is handig. En ik schrijf gemakkelijk. Als ik tijd vrij heb, lees en schrijf ik.’
18
juni 2008
Waarom heeft u eigenlijk voor geneeskunde gekozen, en niet voor filosofie, sterrenkunde of neurobiologie?
‘Dokter willen zijn zat er bij mij altijd al in. Vanaf mijn derde jaar. Als kleuter heb ik voor Sinterklaas al een skelet gevraagd. Ik ga graag om met mensen, maar vind de wetenschap ook boeiend. Geneeskunde is een van de weinige studierichtingen waarin persoonlijke gevoelens, spitstechnologie en wetenschap samenkomen. Ik vind vooral ook basisvakken als biochemie en fysiologie enorm fascinerend. Ze leren je inzien dat de mens een 1.70 meter grote nanomachine is. Alles wat we doen, gebeurt dankzij interacties op moleculair niveau. Dat is ongelooflijk: door dat te weten, verwonder ik me elke dag.’ Is de dokter dus een soort ingenieur?
‘Ja, aan de ene kant is hij een soort ingenieur van de meest com-
Geneeskundestudent Kris Verburgh: ‘In geneeskunde komen persoonlijke gevoelens, spitstechnologie en wetenschap samen.’
portret
mezelf op te hemelen’ plexe machine die er bestaat. Anderzijds is hij iemand die een goede sociale communicator moet zijn, die goed met zijn patiënten moet kunnen omgaan.’ Bent u optimistisch over wat de geneeskunde in de toekomst allemaal vermag?
‘Ja. De geneeskunde heeft de laatste twintig jaar al een paar prachtige sprongen vooruit gemaakt. In 1989 is de PCR-techniek ontdekt, het menselijk genoom is ontrafeld, het onderzoek naar de toepassing van stamcellen zit in de lift. En dat is nog maar een voorproefje van wat ons te wachten staat. De vooruitgang is niet te stoppen.’ Wat zegt u dan tegen dokters die wat sceptischer staan tegenover al die hooggespannen verwachtingen, die zeggen dat kanker, parkinson en alzheimer nog lang de wereld niet uit zijn?
‘Ik denk dat ze geen gelijk hebben. Zeker, kanker is een complexe ziekte. Toch is de genetica van kanker in de jaren negentig al deels ontrafeld, en sinds die tijd begrijpen we de ziekte steeds beter. Volgens mij bevinden we ons nu op een scharnierpunt, nu pas beginnen we te ontdekken welke mogelijkheden er zijn om wat tegen de ziekte te doen.’ Wat voor soort dokter wilt u worden?
‘Ik voel het meest voor een specialisatie in de psychiatrie, meer precies de neuropsychiatrie. Dat past bij mij omdat het over de menselijke hersenen gaat en omdat er nog veel te onderzoeken valt. Bovendien: wat mensen drijft, heeft me ook altijd geïnteresseerd, reden waarom ik graag romans lees.’ Een andere reden, heeft u eerder gezegd, is dat u het bewustzijn wilt verklaren. Kan dat eigenlijk wel?
beeld: Sara Engels
‘Ik denk het wel. Evolutie is een dom en simpel proces, maar als je het maar miljarden jaren de tijd geeft, kan het heel complexe zaken creëren. Het is een materieel proces, het zit verweven in de werkelijkheid en daarom zouden we het in principe moeten kunnen doorgronden. Verschillende cellulaire pathways kunnen er heel ingewikkeld uitzien, maar in principe zijn ze steeds weer te reduceren tot een domino-effect waarin het ene eiwit van structuur verandert, omdat een ander ermee reageert. Voor bewustzijn geldt iets soortgelijks, denk ik. Ofschoon ik soms ook wel eens twijfel. Misschien zijn we er niet voor gemaakt om ons bewustzijn te begrijpen, zoals een konijn ook nooit een schaakspel zal kunnen begrijpen. Neem de moderne kosmologie die zegt dat de oerknal uit het niets is ontstaan: het heelal als free lunch. Natuurkundig is dat mogelijk, maar onze hersenen kunnen een dergelijke verklaring niet bevatten.’ In uw laatste boek zegt u ‘De waarheid is nu eenmaal niets verschuldigd aan de mens met al zijn hoop en hartstochten’.
U bepleit de komst van emotioneel-rationele mensen. Voor geloof is dan eigenlijk geen plaats, vindt u.
‘Kun je bewijzen dat God bestaat? Die vraag wordt mij vaak gesteld. Discussies daarover zijn eigenlijk vrij zinloos. Maar als je de bestaande wetenschappelijke kennis neemt, de grote lijnen daarin ziet, dan lijkt het bestaan van God heel onwaarschijnlijk. Maar zwart-op-wit bewijs kan ik uiteraard niet geven. Dat is een persoonlijke visie.’ Hoe zou u als dokter omgaan met erg zieke patiënten die troost vinden in het geloof?
‘Ik respecteer het geloof van mensen en kan volledig begrijpen dat mensen dat nodig hebben. Waar ik moeite mee heb, is de gedachte dat als men de christelijke godsdienst zou afnemen, men niets meer heeft om op terug te vallen. Kijk maar buiten de
‘Een konijn zal nooit een schaakspel kunnen begrijpen’ christelijke cultuur. In het boeddhisme bijvoorbeeld is de mens een patroon dat kortstondig bestaat. Het taoïsme is een prachtige levensfilosofie, die verwondering put uit de werkelijkheid zonder dat er een God aan te pas komt. Er is geen schepper nodig, alles is vanzelf zo. Dat is een andere mentaliteit, maar even zinvol als in het westen.’ Heeft het succes van uw beide boeken u verbaasd?
‘Toen ik op mijn zeventiende Schitterend! schreef, had ik dat succes niet verwacht. Ik was al verbaasd dat ik een uitgever vond. Nu vind ik het al een stuk gewoner. Ik heb altijd graag mijn kennis met anderen gedeeld. In het lager onderwijs moest iedereen een keer per jaar een spreekbeurt houden, maar de meeste leerlingen deden dat niet graag. Ik niet, ik deed er vijf per jaar.’ Komt er nog een boek?
‘Met wat ik nu weet, zou ik nog wel een of twee boeken kunnen schrijven. Over hoe de hersenen functioneren, het menselijk lichaam. Maar momenteel ontbreekt de tijd. Ik heb een erg drukke studie.’ Fantastisch! Over het universum in ons hoofd, Uitgeverij Houtekiet, 576 blz., 24,90. euro. Schitterend! Over het universum, Pandora Pocket, 10,00 euro. Zie ook www.krisverburgh.com
juni 2008
19
‘Minder spectaculair, maar toch intensive care’ Verpleeghuisarts/sociaal geriater en klinisch geriater;
Werken in de ouderenzorg
het zijn beide specialismen waarbij je werkt met ouderen. Ten tijde van de vergrijzing geen slechte keuze. Over multi disciplinaire samenwerking, een brede kijk, zingeving en
a
lle medische geriatrische specialismen houden zich bezig met diagnostiek en behandeling van ouderen met complexe, multipele medische problematiek. Verschil is dat zij op verschillende plekken in de keten zorg verlenen.
Thuis blijven
Het vak verpleeghuisgeneeskunde is volop in beweging. Verpleeghuisartsen werkten van oorsprong in het verpleeghuis. Maar ouderen willen tegenwoordig, ook als zij complexe gezondheidsproblemen krijgen, het liefst thuis blijven en daar goede zorg ontvangen. Als verpleeghuisarts volg je daarom je patiënten en zet je je expertise steeds vaker in buiten het verpleeghuis: thuis, in het verzorgingshuis, bij kleinschalige woonvoorzieningen en in het ziekenhuis. Als sociaal geriater ondersteun je, vanuit de GGZ, mensen met psychogeriatrische problematiek die nog steeds thuis wonen. Verpleeghuisgeneeskunde en sociale geriatrie vormen sinds de fusie één breed geriatrisch specialisme. De opleiding is uitgebreid van twee naar drie jaar en artsen worden zowel in verpleeghuizen, in GGZ-instellingen als in ziekenhuizen opgeleid. Naar een nieuwe naam voor het vakgebied wordt nog gezocht.
beeld: De Beeldredaktie, Chris van Cromvoirt
visie. Majanka Keijer
Alleen in Nederland
Jan Lavrijsen is hoofd van de vervolgopleiding tot verpleeghuisarts in UMC St Radboud: ‘De uitbreiding van de opleiding en het vak wordt steeds aantrekkelijker voor aios. Het is een breed vak en maatschappelijk gezien ook heel belangrijk. En heel bijzonder: je kunt deze opleiding nergens anders ter wereld volgen.’ Hoewel je als verpleeghuisarts vooral oudere mensen behandelt, is een klein deel van de populatie (ca. 5%) jonger. Dit zijn vooral mensen met niet-aangeboren hersenletsel, jongdementerenden en andere zeer kwetsbare volwassenen. In het werk richt je je onder andere op revalidatie, somatische en psychogeriatrische zorg, palliatieve/terminale zorg, crisisinterventie, diagnostiek en advies. Als verpleeghuisarts/sociaal geriater zet je je expertise in, ongeacht de verblijfplaats van de patiënt. Waardevol
Tijdens de driejarige opleiding tot verpleeghuisarts staat het werken in de praktijk centraal. Dit neemt zo’n 80 procent van de opleidingstijd in beslag. Je doorloopt tijdens de opleiding vier
Dagmar Oude Lansink: ‘De belangrijkste reden voor mij om voor dit specialisme te kiezen, is dat je heel breed naar patiënten kijkt.’
leerwerkperioden: somatiek en psychogeriatrie in het verpleeghuis, ambulant (bij de GGZ) en stages in het ziekenhuis en
mei 2008
21
op een plaats naar keuze. Jan Lavrijsen wil zijn aios inspireren en enthousiasmeren. Bevlogen als hij praat over zijn vak, lukt hem dat ongetwijfeld. ‘Dit vak is fascinerend omdat je met de hele mens werkt. Achter de problemen en beperkingen die je op het eerste oog ziet, kan er nog zoveel wél. Díe mogelijkheden aanboren, dat is de kern van het vak. Daarnaast werk je in een multidisciplinair team, leer je mensen langdurig kennen en is het vak existentieel omdat het ook over zingeving gaat. Daarom zeg ik altijd: “het is minder spectaculair, maar toch intensive care”. Dat maakt het heel waardevol. Ook voor coassistenten of basisartsen die zich nog oriënteren op een keuze voor een specialisme is het verpleeghuis een leerrijke omgeving. Via de opleidingsinstituten is er altijd oriëntatie op het specialisme mogelijk.’ Overstap
Heb je interesse in de opleiding Verpleeghuisgeneeskunde? Dan kun je via de website van één van de opleidingsinstituten solliciteren naar een opleidingsplaats bij een verpleeghuis met opleidingserkenning. Voor 2008 zijn er 114 opleidingsplaatsen voor verpleeghuisgeneeskunde. Er zijn drie universitaire oplei-
‘Je kunt deze opleiding nergens anders ter wereld volgen’ dingsinstituten: het VU Medisch Centrum (Amsterdam), UMC St Radboud (Nijmegen) en het LUMC (Leiden). De opleidingen starten op 1 maart en 1 september. Waar wordt op gelet bij de sollicitatieprocedure? Jan Lavrijsen: ‘Wat wij belangrijk vinden, is dat sollicitanten zich goed hebben georiënteerd op het vak en de opleiding. Gemiddeld kent de opleiding wat oudere instromers, tussen de 33 en 36 jaar, die al diverse praktijkervaring achter de rug hebben. Bij hen vind ik het belangrijk te weten wat hen aantrekt in dit vakgebied, waarom ze de overstap willen maken. De motivatie is belangrijk. Maar we kijken ook naar de visie op het specialisme en of iemand goed kan samenwerken. Want het is nu eenmaal geen solistisch vak.’ Kwetsbare patiënt
Klinische geriatrie is het medisch specialisme voor de kwetsbare patiënt in het ziekenhuis (perifeer, academisch of psychiatrisch ziekenhuis). Het vakgebied legt zich toe op ouderen met meerdere aandoeningen tegelijkertijd. Vaak gaat het om lichamelijke, psychische en sociale problemen zoals verminderde mobiliteit, geheugenproblematiek, somberheid, eenzaamheid en continentieproblemen. Als klinisch geriater werk je vanuit een holistisch perspectief en in een multidisciplinair team. In Nederland zijn momenteel 140 klinisch geriaters werkzaam en 90 in opleiding. Kenmerkend voor de klinische geriatrie is dat deze een brugfunctie vervult tussen somatische en psychiatrische gezondheidszorg en tussen cure en care. De opleiding duurt vijf jaar. Daarvan doe
22
mei 2008
je twee jaar de vooropleiding Interne geneeskunde en drie jaar klinische geriatrie. Deze laatste periode is opgedeeld in twee jaar somatische geriatrie en één jaar psychogeriatrie. Hierbij doe je ervaring op diverse ziekenhuisafdelingen en in een psychiatrisch ziekenhuis op en leer je als consulent samen met verpleeghuisartsen complexe casuïstiek beoordelen. In 2008 kunnen er 24 mensen instromen in dit vakgebied. Tweemaal per jaar zijn er sollicitatieronden in de drie regionale opleidingsclusters. Verkeerd beeld
Dagmar Oude Lansink (28) is aios klinisch geriatrie in het Jeroen Bosch Ziekenhuis (Den Bosch). Dagmar: ‘De belangrijkste reden voor mij om voor dit specialisme te kiezen, is dat je heel breed naar patiënten kijkt. Je hebt te maken met somatische, psychiatrische en sociale aspecten. Die moet je zien te combineren en dat vind ik heel uitdagend. Het is leuk om in een ziekenhuis te werken, omdat je zoveel middelen en mensen tot je beschikking hebt. Als klinisch geriater houd je je onder andere bezig met het diagnostische traject’, vertelt ze. ‘Veel mensen hebben een verkeerd beeld van de ouderenzorg. Dat komt onder andere omdat niet iedereen er in de coschappen mee te maken krijgt. Onbekend maakt onbemind. Maar de coassistenten die wij zien, zijn na afloop erg enthousiast, ook als ze zich na hun studie op een heel ander specialisme richten. Uiteindelijk krijgt toch iedere arts te maken met de oudere patiënt, dus het is hoe dan ook goed om te weten wat het vak klinische geriatrie precies inhoudt en wanneer je een patiënt moet doorverwijzen naar een klinisch geriater.’ Dagmar zit in het tweede jaar van de opleiding. ‘Nu doe ik de vooropleiding Interne geneeskunde. Aan het einde van dit jaar keer ik terug naar de geriatrie. Daar kijk ik naar uit. Ik heb het erg naar mijn zin hier, maar stiekem mis ik het vak toch. Voordat ik aan deze opleiding begon, heb ik ruim een jaar gewerkt als anios Klinische geriatrie. Hoe ik mijn toekomst zie? Ik zou graag mijn opleiding tijdelijk willen onderbreken om promotieonderzoek te doen. Er is weinig goed onderzoek verricht onder ouderen, terwijl dat wel heel belangrijk is. Na de opleiding zie ik mezelf werken in een opleidings- of een academisch ziekenhuis. Hopelijk kan ik mijn werk als klinisch geriater combineren met een bestuursfunctie.’
Handige websites
Kijk voor een totaaloverzicht van de verschillen tussen de klinische geriatrie en verpleeghuisgeneeskunde op www.artsinspe.nl Vereniging voor Verpleeghuisartsen In Opleiding (VVIO): www.vvio.nl Beroepsvereniging van Verpleeghuisartsen en Sociaal Geriaters (NVVA) www.verpleeghuisartsen.nl Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG) www.nvkg.nl Meer informatie over vervolgopleidingen: www.artsencarriere.nl Er is ook nog het specialisme Internist ouderengeneeskunde. Informatie hierover vind je op: www.internisten.nl
Carrièrebeurs
groot succes Zaterdag 16 februari jl. vond de eerste natio nale Carrièrebeurs plaats: een enorm succes. Een nuttige en leuke dag waarop zo’n 800 geneeskundestudenten zich lieten adviseren over een van de moeilijkste beslissingen in hun loopbaan: het kiezen van een vervolgop leiding. Andrea Kooiman
d
e vele excursies (workshops) die op dit KNMGevenement in de Domus Medica in Utrecht werden aangeboden, boden ruim stof tot nadenken. Want als je eenmaal hebt besloten welke richting je uit wilt, hoe kom je dan aan een opleidingsplaats? Ook voor studenten die nieuwsgierig waren naar een bepaald specialisme of nog niet hadden gekozen, was er genoeg aanbod. Professionals uit de sector vertelden enthousiast over hun vakgebied. Wie nog twijfels had over hoe hij overkomt tijdens een sollicitatiegesprek of als arts op de patiënten, kon voor advies terecht bij image consultant Dyanne Beekman. Werkgevers
novatieve geneesmiddelen Nederland, was verrast over het enorme enthousiasme van de studenten. ‘Ik was bang dat er niemand zou komen, maar er bleek ook in mijn vakgebied een enorme interesse te zijn.’ Ester, vijfdejaarsstudent aan de VU: ‘Er kwam een hoop nieuwe informatie op me af. Je kon overal vragen stellen en je kreeg goed persoonlijk advies. De volgende keer ben ik er weer bij!’ Minder positieve geluiden waren er ook. Dat bleek wel uit de evaluatie die achteraf plaatsvond. Grootste punt van kritiek was dat er niet voor iedereen een plaats was bij de workshops. De KNMG neemt de kritiek ter harte om zo van de tweede carrièrebeurs een nog groter succes te maken, die beter aansluit op de wensen van de doelgroep. De tweede ‘reis door carrièreland’ vindt in het najaar van 2009 plaats. We houden je op de hoogte! Of neem af en toe een kijkje op www.knmgcarrierebeurs.nl. Hier vind je ook een samenvatting van de evaluatie.
Op de beurs was er volop gelegenheid om brandende vragen te stellen. In Opleidingencity waren alle vervolgopleidingen vertegenwoordigd en konden deelnemers praten met opleiders en aios van verschillende specialismen. In het financieel district werd geadviseerd over het managen van het toekomstige artsensalaris en bij Fashion Village was bij de modeshow de modernste en mooiste ziekenhuiskleding te zien. Job Valley gaf de bezoekers alvast de mogelijkheid zich onder potentiële werkgevers te begeven. Persoonlijk advies
De Carrièrebeurs bleek zowel voor de bezoekers als voor de sprekers een succes. Paul Wouters van Nefarma, vereniging in-
beeld: Hans Oostrum Fotografie mei 2008
23
Hollandse Nieuwen zoeken maatjes Meer begeleiding voor buitenlandse artsen in Nederland
Buitenlandse artsen die in Nederland aan de slag willen, moeten soms (een deel van) de geneeskundeopleiding overdoen en stuiten daarbij op problemen. Een betere begeleiding kan veel van die problemen oplossen. Edwin van Dellen, Ron van Oosterhout, Ehsan Parsen, Sybren Rynja en Lidewij Warris
e
en aantal geneeskundestudenten gaat na zijn studie in het buitenland werken. Zo storten jaarlijks vijftig tot honderd Nederlandse artsen zich op Amerikaanse examens om in de VS hun vak te mogen uitoefenen. Maar hoe staat met de belangstelling van jonge buitenlandse artsen voor Nederland en wat zijn de eisen die aan hen worden gesteld? En hoe is het om met buitenlandse studenten samen te werken? Voor artsen en geneeskundestudenten uit Europa geeft de komst naar Nederland weinig problemen. Iedereen die in de Europese Economische Ruimte (EER) een geneeskundediploma heeft gehaald, kan zich in het BIG-register laten registreren en vervolgens aan het werk in de Nederlandse zorg. Ze moeten natuurlijk wel solliciteren naar een baan of opleidingsplaats. De taal kan een struikelblok zijn, maar de kwaliteiten die je als arts moet hebben, worden niet meer getoetst. Het diploma dat iemand in een ander Europees land heeft gehaald, is hetzelfde waard als de Nederlandse artsenbul. De mensen die hun diploma buiten de EER hebben gehaald, moeten meer werk verzetten. Na een uitgebreide assessmentprocedure (zie kader Assessment-procedure op blz. 26) krijgen zij te horen of zij worden ingeschreven in het BIG-register of dat zij (een deel van) de opleiding moeten overdoen. Bij de assessmentprocedure en bij de instroom in de geneeskundeopleiding lopen de buitenlandse artsen tegen nogal wat problemen aan. Zo is er onduidelijkheid over het soort toetsen dat zij krijgen, ontbreekt voldoende begeleiding bij het onderwijs en missen de artsen een netwerk. Vlekkeloos
Ook de samenwerking met de buitenlandse arts die in de opleiding instroomt, verloopt niet altijd even vlekkeloos. Dat blijkt uit onderzoek van het KNMG Studentenplatform onder 6216 Nederlandse geneeskundestudenten. Tweederde van de studenten die heeft samengewerkt met een buitenlandse student ondervindt daarbij problemen. Het gaat dan vooral om taalproblemen en culturele verschillen (zie kader Studentenenquête). Overigens gaat het hier wel over de samenwerking met buitenlandse artsen die via de oude procedure in opleiding zijn gekomen.
24
juni 2008
Met het nieuwe assesment zouden veel valkuilen zijn gedicht.1-4 Zo zullen taalproblemen minder vaak vóórkomen door de centrale invoering van een taaltoets. Ook is de procedure nu
De KNMG Studentenenquête Het KNMG Studentenplatform vroeg in februari 2007 alle studentleden van de KNMG over hun ervaringen in de samenwerking met niet-Europese studenten. Eén op de drie had wel eens samengewerkt met een buitenlandse arts. Tweederde van hen ondervond hierbij problemen. Kijk ook op www.knmgstudentenplatform.nl. Onvoldoende kennis van de Nederlandse taal Culturele verschillen Gebrek aan klinische vaardigheden Gebrek aan medische kennis Onvoldoende computervaardigheden Anders Verschil in werkervaring 0%
20 %
40 %
60 %
80 % 100 %
Problemen die studentleden van de KNMG ervaren in de samenwerking met buitenlandse artsen.
beeld: wendy panders
Culturele verschillen zijn moeilijk in een toets te vangen
binnen een jaar afgerond, waar buitenlandse artsen voorheen vaak jaren bezig waren om duidelijk te krijgen welke aanvullende opleiding hij nu eigenlijk nodig had. Culturele verschillen zijn moeilijk in een toets te vangen. Uit de studentenenquête blijkt dat het vooral gaat om het verschil in omgang en bejegening van de patiënt. Theo van Berkestijn is als voorzitter van de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV) verantwoordelijk voor de instroom van de buitenlandse artsen. Hij zegt dat de culturele verschillen deels zijn te verklaren door een meer autoritaire artsenrol in het land van herkomst. ‘De overstap naar de status van student kan problemen geven. Iemand die in eigen land chef de clinique of professor was en hier weer student is, kan het daar moeilijk mee hebben.’ Daarnaast voelen buitenlandse artsen zich volgens Van Berkestijn vaak erg aan hun lot overgelaten. ‘In Nederland moeten zij, vaak veel meer dan in hun eigen land, zelfstandig beslissingen nemen. Verder voelen zij zich vaak niet goed voorbereid op de toetsing in de assessmentprocedure. Ook is er de wens om meer uitleg te krijgen over het reilen en zeilen van de Nederlandse opleiding en zorg.’ Dit laatste wordt bevestigd door Aleka van Hattum-Gous-
seva, een Russische geneeskundestudente die in januari 2007 instroomde in het vierde jaar van de geneeskundeopleiding in Leiden. ‘Het grootste probleem is dat niemand je uitlegt hoe het onderwijssysteem werkt. Bijvoorbeeld hoe en wanneer je jezelf kunt inschrijven voor practica en tentamens, of dat je soms een module moet hebben gehaald voordat je aan de volgende kunt beginnen.’ Deze onduidelijkheden houden niet op nadat een buitenlandse arts een erkend diploma op zak heeft. Hans Westgeest, inmiddels aios interne geneeskunde in het VUmc in Amsterdam, vertelt over een medestudent met wie hij coschappen liep. ‘Een buitenlandse collega dacht na anderhalf jaar coschappen dat hij zich nog gewoon kon intekenen voor een opleidingsplek tot specialist. Als dan blijkt dat je na je coschappen met vele anderen moet solliciteren en er géén garantie is op een vervolgopleiding, valt dat behoorlijk tegen.’ Buddysysteem
Verbetering van de begeleiding van buitenlandse artsen moet dan ook de volgende stap zijn na de invoering van de assessmentprocedure. Ook moet de organisatie van de gezondheidszorg en geneeskundeopleiding voor hen duidelijk in kaart
juni 2008
25
worden gebracht. Het KNMG Studentenplatform pleit voor een buddysysteem, waarbij de buitenlandse arts wordt gekoppeld aan een Nederlandse geneeskundestudent. De buddy kan uitleg geven over zowel de zorgsector als de organisatie van het onderwijs en is een ingang om in contact te komen met medestudenten. Aleka van Hattum-Gousseva is positief over dit idee: ‘Je hebt veel aan een ervaren Nederlandse studiepartner die al jaren succesvol aan jouw universiteit studeert en diverse vragen kan beantwoorden’. Voor Nederlandse geneeskundestudenten is dit een kans om meer te weten te komen over de gezondheidszorg in het buitenland en hun kennis van andere culturen te vergroten. Maar ook coaching- en samenwerkingsvaardigheden kunnen zij op deze manier verder ontwikkelen. Daarnaast zou het goed zijn een persoonlijke mentor of supervisor toe te wijzen aan de buitenlandse artsen. Hiermee zou de voortgang regelmatig kunnen worden besproken. Ook benadrukt het platform het belang om onderling contact tussen de buitenlandse artsen gemakkelijker te maken. De KNMG en de CBGV werken inmiddels samen aan een betere begeleiding. ‘Via de website van de KNMG wordt binnenkort aan buitenlands gediplomeerde artsen informatie aangeboden over de voorbereiding op het assessment’, vertelt KNMG-beleidsmedewerker Mirjam Koning. ‘Te denken valt aan informatie over de manier van toetsen, het beschikbaar stellen van proeftoetsen, maar ook informatie over de setting waarin wordt getoetst (huisartsenpraktijk of polikliniek). Tevens biedt de website de mogelijkheid om buitenlandse artsen met elkaar in contact te laten komen.’ Met de aanbeveling van het Studentenplatform wordt zeker iets gedaan, aldus Koning. ‘In samenwerking met de KNMGdistricten worden artsen gezocht die bereid zijn op te treden als een soort coach en de buitenlands gediplomeerde artsen een netwerk aan te bieden. Desiré van Teeffelen (Touch-coaching) heeft in opdracht van de KNMG voor deze doelgroep de training ‘Solliciteren naar een opleidingsplaats’ ontwikkeld met expliciete aandacht voor netwerken. Ook de Stichting voor Vluchteling-Studenten, het UAF, besteedt aandacht aan de buitenlands gediplomeerde artsen. Samen met de KNMG wordt na de zomer een pilot gestart om een groepje van zeven buitenlands gediplomeerde artsen (beter) voor te bereiden op de beroepsinhoudelijke toets van het assessment.’
Assessment-procedure De assessment-procedure bestaat uit twee delen. 1. Actuele Kennis- en Vaardighedentoets (AKV) l Kennis en vaardigheden van de Nederlandse taal l Engelse leesvaardigheid l ICT-vaardigheden l Kennis van de Nederlandse gezondheidszorg Indien geslaagd, dan deelname aan: 2. Beroepsinhoudelijke toets l Medische basiskennis l Klinische kennis l Klinische vaardigheden Meer info op www.ribiz.nl
Enkeling
In de Verenigde Staten wacht een Nederlandse arts een minstens zo zware procedure als het Nederlandse assessment. Bekend is een succesvolle instroom slechts voor een enkeling is weggelegd. Het KNMG Studentenplatform hoopt dat, met een betere begeleiding en het buddysysteem, het de Hollandse Nieuwen hier beter afgaat.
Referenties: 1. Kooij LR. Achter de artsentitel, Medisch Contact 2007; 62 (38): 1536-9. 2. Lutke Schipholt ILE. Op z’n Hollands, Medisch Contact 2007; 62 (40): 1624-7. 3. Croonen H. Poolse arts hoeft geen Nederlands te spreken, Medisch Contact 2007; 62 (41): 1672-4. 4. Cate ThJ ten, Kooij LR. Artsen met een buitenlands diploma in de Nederlandse patiëntenzorg: de nieuwe assessmentprocedure, NTvG 2008; 152: 899-902.
Het KNMG-Studentenplatform is de vertegenwoordiging van studenten binnen de Artsenfederatie KNMG. Doel van het platform is de positie van de huidige en toekomstige studenten geneeskunde te verbeteren.
Openbare vergadering Het KNMG Studentenplatform heeft op 27 maart de tweede openbare vergadering gehad met studentleden van de KNMG. Hierbij is het nieuwe beleid gepresenteerd. Daarnaast hebben we gediscussieerd over de bachelor-master-structuur, onderwijs tijdens de coschappen en medische kennis. Wil je meer weten over het beleidsplan van dit jaar of over het KNMG Studentenplatform in het algemeen? Kijk dan op www.knmgstudentenplatform.nl.
26
juni 2008
Bedankt! Hierbij willen we alle geneeskundestudenten bedanken die onze enquête hebben ingevuld. Jullie mening is essentieel voor ons om jullie goed te kunnen vertegenwoordigen! Wij gaan hard aan de slag met de resultaten en zullen van ons laten horen over: spoedeisende-hulponderwijs, tentaminering, medische kennis, vroege coschappen en de bachelor-masterstructuur.
Omdat artsen mensen zijn Wat je moet weten over tuchtrecht en aansprakelijkheid
Regionale tuchtcolleges kregen vorig jaar ruim 1.400 tuchtklachten over (vermeende) fouten van artsen. Iedere arts krijgt in zijn loopbaan gemiddeld twee keer te maken met zo’n klacht. Is dat reden voor grote ongerustheid? En hoe zit het met verzekeringen voor tuchtzaken en aansprakelijkheid? Anton van Tuyl
a
ls arts werk je meer dan ooit in een glazen huis. Zo zond de Avro dit voorjaar acht nieuwe afleveringen uit van het tv-programma Missers. Hierin werden zaken behandeld waarbij de patiënt of nabestaanden de arts beschuldigden van een medische fout. Gemiddeld keken ruim één miljoen Nederlanders naar het programma. Ook op internet staat van alles over medische onvolkomenheden. Op www.tuchtcollegegezondheidszorg.nl zijn honderden uitspraken te vinden van de tuchtcolleges in Amsterdam, Den Haag, Zwolle, Groningen, Eindhoven en het Centraal Tuchtcollege. De casuïstiek - met geanonimiseerde artsen en patiënten - betreft medisch falen in de volle breedte. Een te laat onderkende blindedarmontsteking, een verkeerd behandelde borsttumor, miskende prostaatklachten et cetera. Ook sterfgevallen die mogelijk te vermijden waren geweest komen aan de orde. Volgens het vorig jaar verschenen rapport ‘Onbedoelde schade in Nederlandse ziekenhuizen’ zijn in 2004 ruim 1.700 mensen overleden door vermijdbare fouten. Dat cijfer is wat omstreden, maar duidelijk is dat artsen regelmatig fouten of zelfs blunders maken. Uit reconstructies blijkt dat een ernstige medische fout vaak wordt veroorzaakt door een noodlottige samenloop van omstandigheden, waarbij bijvoorbeeld ook tijd-
gebrek, communicatie en organisatie van zorg een rol spelen. Maar bedenk wel: ‘fout gegaan’ is niet altijd ‘fout gedaan’. De meeste klachten die door een tuchtcollege worden behandeld, zijn afkomstig van een patiënt of een familielid van de patiënt. Een enkele keer maakt een collega-arts of de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een zaak aanhangig. De inspectie (www.igz.nl) houdt namens de overheid onpartijdig toezicht op de gezondheidszorg in Nederland. Bij calamiteiten is de raad van bestuur van een ziekenhuis verplicht de calamiteit bij de inspectie te melden. Gebrekkige communicatie
Rode draad bij veel klachten is de gebrekkige communicatie tussen arts en patiënt. De ontevredenheid van de patiënt over de bejegening door de arts is niet altijd reëel. Soms zoekt de patiënt of zijn familie als het ware een zondebok voor het slechte nieuws. De ervaring leert dat een arts veel ellende kan voorkomen door duidelijke, invoelende communicatie over bijvoorbeeld ziektebeeld, medicijnen, bijwerkingen, prognoses en onzekerheden. Betrek bij die zorgvuldige communicatie niet alleen de patiënt, maar ook de familieleden die zijn betrokken bij de zorg van de patiënt. Realiseer je dat patiënten en hun familie kritischer en beter zijn geïnformeerd dan ooit. Even googelen om te achter-
Gemiste diagnose Na een val van een trapje bezeert een timmerman zijn pols. Hij gaat naar de spoedeisende hulp, waar hij wordt behandeld door de dienstdoende artsassistent chirurgie. Er worden röntgenfoto’s gemaakt. De arts-assistent en de radioloog zien geen afwijkingen. De diagnose luidt: een zware kneuzing van de pols. Als de patiënt na een week voor controle bij dezelfde artsassistent terugkomt op de gipspoli, is de patiënt zeer bezorgd. Hij heeft last van hevige pijn en vindt dat zijn hand scheef staat. Er worden vier foto’s ge-
28
juni 2008
maakt, maar de conclusie blijft gelijk: een zware kneuzing (‘het heeft zijn tijd nodig’). Ruim zeven weken later is de timmerman nog steeds bezorgd en gaat hij op eigen initiatief terug naar het ziekenhuis. De medeweker van de gipspoli vertrouwt het niet en regelt een afspraak met een traumatoloog. Die constateert dat een diagnose is gemist. Er is sprake van ontwrichting van het handwortelbeentje. Een operatie is noodzakelijk. Bovendien hoort de patiënt dat hij er zeker beperkingen
aan zal overhouden, omdat de pols nu al ruim tien weken verkeerd staat. De timmerman vraagt zich af of hij zijn vak nog wel goed kan uitoefenen. Hij dient een claim in die wordt behandeld door aansprakelijkheidsverzekeraar MediRisk. De verzekeraar keert uiteindelijk 11.206 euro uit. De patiënt ontvangt daarvan 7500 euro voor extra reiskosten, verlies van arbeidsvermogen, smartengeld en andere bijkomende schade. Het restant gaat op aan kosten voor advocaten en deskundigen.
beeld: photos.com
Veel ellende is te voorkomen door duidelijk en invoelend met patiënten te communiceren over ziektebeelden, medicijnen, bijwerkingen en onzekerheden.
halen waarop symptomen kunnen duiden, is geen uitzondering. Het tuchtrecht geldt voor alle artsen die zijn ingeschreven in het BIG-register. Voor coassistenten geldt het dus nog niet, maar voor arts-assistenten wel. In geval van een gegrondverklaring kan het tuchtcollege verscheidene maatregelen opleggen: een waarschuwing, een berisping, een boete van maximaal 10.000 euro, een (voorwaardelijke) schorsing, een tijdelijke beperking voor bepaalde verrichtingen of een doorhaling in het BIG-register. In het laatste geval - dat zelden voorkomt - mag je niet meer werken als arts. Van de ruim 1.400 klachten die in 2007 bij de tuchtcolleges zijn ingediend, is uiteindelijk bijna 60 procent ongegrond verklaard. Bij de overige klachten vormen waarschuwingen de hoofdmoot. Waarschuwingen en berispingen worden niet geregistreerd in het BIG-register, beperkingen, schorsingen en doorhalingen wel. Zodra je staat ingeschreven in het BIG-register, kun je te maken krijgen met tuchtzaken. Het is verstandig om daarvoor een rechtsbijstandverzekering af te sluiten, omdat de juridische kosten van een tuchtzaak al snel flink oplopen. Weliswaar hebben ziekenhuizen steeds vaker een collectieve rechtsbijstandverzekering voor hun werknemers, maar individuele medici vallen regelmatig tussen wal en schip. Bedenk dat patiënten en familieleden tot tien jaar na dato een tuchtklacht kunnen indienen. Als je inmiddels in een ander ziekenhuis werkt, kun je geen rechten meer ontlenen aan de collectieve verzekering van de oude werkgever of weigert de oude werkgever voor de kosten op te draaien. Zo’n weigering is bijvoorbeeld een gevolg van het te laat of onvolledig aanmelden van de casus bij de toenmalige
werkgever. Daarom is het als zelfstandig beroepsbeoefenaar goed een individuele rechtsbijstandverzekering af te sluiten. Informeer ernaar bij je verzekeraar. Aansprakelijk
Behalve het tuchtrecht is ook de aansprakelijkheid van belang. Patiënten en hun familieleden kunnen grote claims op tafel leg-
Actueel standpunt KNMG Voor ‘Omgaan met incidenten, fouten en klachten’ heeft de KNMG de volgende richtlijnen: l De arts meldt incidenten op de wijze die binnen zijn instelling of samenwerkingsverband gebruikelijk is. l De arts neemt deel aan regelmatige evaluatie gesprekken over zijn individueel functioneren. l De arts die bemerkt dat een collega schade of risico’s voor patiënten veroorzaakt, onderneemt stappen om dit probleem te verhelpen. l De arts bespreekt fouten en complicaties uit zichzelf met de patiënt en is daarover open en eerlijk. l De arts bevordert een klimaat waarin patiënten zich vrij voelen klachten te uiten en gaat op zorgvuldige wijze met de klachten om.
juni 2008
29
gen, vooral als een fout leidt tot blijvende invaliditeit of overlijden. Denk bijvoorbeeld aan de timmerman die na een verkeerde behandeling van zijn hand niet meer in staat is zijn werk goed te doen (zie kader Gemiste diagnose op blz. 28). Of denk aan de man die na het overlijden van zijn vrouw alleen achterblijft met drie jonge kinderen, waardoor hij korter moet gaan werken. Belangrijk is dat het ziekenhuis en hulpverleners zich onthouden van toezeggingen waaruit erkenning van aansprakelijkheid en daarmee een plicht tot schadevergoeding blijkt. Dat kan verkeerde verwachtingen wekken en het belang van de verzekeraar schaden. Ook zonder veroordeling door het tuchtcollege kan een claim door de verzekeraar worden gehonoreerd. Zo’n claim, die bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid, medische kosten, praktische aanpassingen, huishoudelijke hulp en gederfde levensvreugde betreft, kan oplopen tot honderdduizenden euro’s. Het is essentieel om voor beroepsaansprakelijkheid te zijn verzekerd. Alle ziekenhuizen in Nederland hebben voor al hun medewerkers die medische handelingen verrichten zo’n verzekering. Ook stagiairs, coassistenten en arts-assistenten vallen onder deze dekking. Als je in een ziekenhuis werkt, is je aansprakelijkheid dus automatisch verzekerd, maar als huisarts of in een andere zelfstandige functie moet je die aansprakelijkheid zelf verzekeren. Dossiervorming
Verzekeren is verstandig, maar wat kun je doen om alle ellende te voorkomen? Zorgvuldig medisch handelen en correct communiceren, natuurlijk. Win bij twijfel altijd advies in bij je supervisor of een meer ervaren collega. Zolang je in opleiding bent, is je supervisor verantwoordelijk voor je handelingen, maar je behoudt altijd een belangrijke eigen verantwoordelijkheid. Een goede overdracht naar je supervisor is daarom cruciaal. Dossiervorming is een ander punt dat wel eens wordt onderschat. Een goed ingevuld medisch dossier is medebepalend voor de kwaliteit van de zorgverlening. Deze informatie is immers van belang bij overdrachten, zorgt voor continuïteit en herleidbaarheid van het beloop van de behandeling. Diezelfde herleidbaarheid biedt jou als zorgverlener ook bescherming. Een onvolledig dossier kan bij een klacht of claim aanleiding zijn voor problemen. Noteer alle relevante bevindingen in het dossier van de patiënt, ook als ze niet alarmerend zijn (‘geen koorts’).
Checklist van VVAA Bijna afgestudeerd en wil je weten wat dat voor jou betekent? Kijk op www.vvaa.nl/studeren. Speciaal voor arts-assistenten is het VVAA StartersConcept ontwikkeld; een handige checklist over welke zakelijke verzekeringen je moet afsluiten in welke situatie en wanneer je al een dekking geniet (via bijvoorbeeld de beroepsorganisatie LAD). Informatie over de producten uit de checklist vind je uitgebreid terug in de brochure die je erbij vermeld ziet staan. Je kunt hier ook gratis het boekje Aansprakelijkheid rondom arts-assistenten en opleiders aanvragen.
Daarnaast werkt het in een tuchtzaak in je voordeel als het dossier op orde is. Niet alleen omdat je kunt aantonen dat je zorgvuldig hebt gehandeld, maar ook omdat de dossiervoering een apart aandachtspunt is bij de tuchtrechterlijke toetsing. Tuchtcolleges toetsen wat een arts op het bewuste moment had behoren te doen, afgemeten aan het niveau van een redelijk bekwame vakgenoot. Durven
Ondanks alle oplettendheid en voorzorgsmaatregelen maakt ieder mens soms een fout. Gelukkig gaat het in verreweg de meeste gevallen goed. Mimi Mulder, algemeen chirurg, vaatchirurg en panellid van het tv-programma Missers verwoordde het onlangs in Arts & Auto als volgt: ‘Op de dag dat ik als chirurg geen fout meer mag maken, leg ik mijn operatiemes neer’. Op www.medirisk.nl is meer informatie te vinden over aansprakelijkheidsverzekeringen. Wil je meer weten over tuchtzaken? Bel dan de Stichting Rechtsbijstand Gezondheidszorg (SRG), telefoon 030 2474 999. Als je een aansprakelijkheidsverzekering hebt afgesloten bij VVAA, wordt de zaak behandeld door juristen van deze vereniging. De rechtsbijstandverzekering wordt uitgevoerd door de juristen van SRG. MediRisk behandelt specifiek de claims van ziekenhuizen, ook als daarbij arts-assistenten of medisch specialisten zijn betrokken.
Online kook- en tv-tips van Arts & Auto Krijg je gasten en en ben je op zoek naar culinaire inspiratie? Zin in een luie avond op de bank, maar geen idee of er nog iets bijzonders is op tv? Kijk eens op www.artsenauto.nl. De website van Arts & Auto biedt namelijk elke week een tv-selectie van komende programma’s of films met een medische link. En onder de knop ‘eten & drinken’ staan de tien voor-, na- en hoofdgerechten van culinair journalist Merijn Tol, met een bijbehorend advies voor betaalbare wijn. Ben je daarnaast ook autoliefhebber? De auto’s die in elk nummer van Arts & Auto worden geportretteerd, kun je ook live zien (en horen) in een vijf minuten durend filmpje. Naast deze en andere lifestyle-items biedt www.artsenauto.nl. natuurlijk ook nieuws en informatie over de gezondheidszorg. Zo kun je op de site de wekelijkse columns lezen van Maria Winter, een vijfdejaarsstudent geneeskunde die schrijft over haar ervaringen en belevenissen tijdens coschappen in verscheidene ziekenhuizen.
30
juni 2008