Studentenuitgave van Medisch Contact
Tips voor je portfolio
4
november 2007
Studenten en goede doelen Uitgekeken op je studie
Rubrieken
coverbeeld: De Designpolitie
6
in dit numm
er
è
Profijt van je portfolio
Volgens critici is het portfolio vooral een bureaucratisch blok aan het been. Maar ondertussen krijgen wel steeds meer studenten ermee te maken. Daarom verzamelde Arts in Spe tien tips om maximaal van het portfolio te profiteren. Heleen Croonen
13
Stoppen met je studie
Niet elke student die de numerusfixusdrempel is gepasseerd, kijkt met tevredenheid terug op zijn keuze om dokter te worden. Bij sommigen begint de twijfel te knagen. Is dit wel wat je wilde?
Column
9
Zoekplaatje
9
Weg
10
Kwik
16
De leukste bijbaan 17 18
24
Burn-out onder co’s
Er lopen niet alleen co’s met blije gezichten rond. Sommigen valt de coschappen zo zwaar dat ze dit deel van hun studie af en toe volstrekt niet zien zitten. De begeleiders op de faculteiten denken overigens dat ze voldoende beschikbaar zijn voor ondersteuning.
Structureel goeddoen in een stichting
Als je ervan houdt om het medische vak in de volle breedte te beoefenen en goed met allerlei mensen kunt omgaan. Als je er daarnaast mee kunt leven dat je af en toe onzeker bent over de juistheid van je handelen, dan ben jij geknipt voor het huisartsenvak.
Sommige geneeskunde studenten willen meer dan stage lopen in een ontwikkelingsland, ze willen een meer structurele bijdrage leveren. Ze hebben bijvoorbeeld een stichting opgericht die geld inzamelt om Nepalese kankerpatiëntjes te behandelen. Ilse Kuiper
Linda van TilburG
Redactieraad: Deepak Balak, Guido Bossers, Tim Boymans, Judith Dekker, Ronak Delewi, Robin de Groot, Judith Hanemaayer, Ron van Oosterhout, Sybren Rynja, Lidewij Warris, Sanne Zinkstok (studenten), Mirjam Leers (VVAA), Majanka Keijer, Mirjam Koning (KNMG)
5
28
Huisartsgeneeskunde: doorvragen en onderhandelen
Aan dit nummer werkten verder mee: Maarten Anderegg, Majanka Keijer, Mirjam Koning, Ilse Kuiper, Florise Lambrechtsen, Linda van Tilburg, Anouck Visscher, Erlangga Yusuf
Agenda
Maarten Anderegg
21
Redactie: Ben Crul, Joost Visser, hoofdredactie Albert van der Horst, Kees Klaver, Chris Linssen, Hedwig Neggers, eindredactie Bibian Harmsen artdirectie; Ineke Schouten, vormgeving; Wendy Westerhof, beeldredactie Robert Crommentuyn, Heleen Croonen, Kathelijne Groeneveld (stagiaire), Henk Maassen, Ingrid Lutke Schipholt, journalisten
4
Portret
Ingrid Lutke Schipholt
Arts in Spe is de studentenuitgave van Medisch Contact het weekblad van de KNMG en verschijnt vier keer per jaar. Arts in Spe wordt gratis verspreid onder medisch studenten en toegezonden aan student-leden van de KNMG.
Kortkortkort
de volgende Arts in Spe verschijnt in februari
Redactieadres: Mercatorlaan 1200, postbus 20052, 3502 LB Utrecht. tel: 030 2823 384 E-mail:
[email protected] www.artsinspe.nl Druk: Senefelder Misset; oplage 18.000 Uitgever: Elsevier Gezondheidszorg, onderdeel van Reed Business
Medisch Contact
ISSN: 1871-3181 Jaargang: 3 De redactie is onafhankelijk en werkt op basis van een redactiestatuut. De artikelen van de KNMG en VVAA op pagina 21 t/m 30 verschijnen onder directe verantwoordelijkheid van hun besturen. Het is niet toegestaan om, zonder voorafgaande toestemming van de redactie, gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan over te nemen, te (doen) publiceren of anderszins openbaar te maken of te verveelvoudigen.
Verhuisd, afgestudeerd? Wijzig zelf je gegevens op www.artsinspe.nl of stuur een mail naar
[email protected]
november 2007
3
kortkortkort Zelf besturen
Contract voor Rotterdamse studenten
Je kúnt natuurlijk je uiterste best doen om zo veel mogelijk kennis over anatomie, pathologie en fysiologie, over diagnoses en behandelwijzen in je hoofd te stampen. Hoe zeldzamer hoe meer je zult imponeren en mogelijk erover publiceren. Je kúnt ook het studeren minimaliseren tot dát niveau waarmee het thuisfront nog net tevreden is om je verblijf in het studentenmilieu financieel te ondersteunen. Of je kúnt die geweldige bijbaan scoren waardoor je nooit op zwart zaad zit en veel zult genieten ‘nu het nog kan’. Zie hier een beperkt aantal variaties op het studentenleven. De ene biedt wat meer kans op een vervolgopleiding dan de andere. Ik adviseer een soort mix plus. Die ‘plus’ staat voor het in je opleiding al leren besturen. Dat klinkt niet sexy, maar is wel nodig en als je het onder de knie hebt ook gewoon leuk. Als er één type dokter is waar we behoefte aan hebben, dan is het de dokter die óók kan besturen, onderhandelen en leiding geven. Competenties die je kúnt leren, soms met vallen en opstaan. Dat ‘op je bek’ gaan, kan je beter niet doen als je net tot maatschapvoorzitter bent benoemd of de leiding van een afdeling hebt gekregen. Als je die laatste functie alleen krijgt omdat je nu eenmaal de dokter bent, voorspel ik je slapeloze nachten en veel onnodige ruzie. Artsen reageren namelijk vaak emotioneel waar zakelijkheid geboden is. Onderhandelingen en leiding geven hebben een spelelement in zich. Op het juiste moment troeven, bluffen, onnozel kijken, intuïtie gebruiken, overtuigen en luisteren. Het geeft een extra dimensie aan het artsenvak en maakt jou en je collega’s minder kwetsbaar. De eerstvolgende bestuursfunctie is dus voor jou.
Geneeskundestudenten van het Erasmus MC moeten waarschijnlijk al vanaf het collegejaar 2008/2009 een contract ondertekenen waarmee ze aangeven integer en professioneel te zullen handelen. Studenten die zich hieraan onttrekken, kunnen in uitzonderlijke gevallen uit de opleiding worden gezet. Johan Lange, onderwijsdirecteur van het Erasmus MC, wil de nieuwe ‘Erasmuscode’ samen met studenten opstellen. ‘De berichtgeving dat het erom zou gaan moslima’s te dwingen om mannen te onderzoeken, klopt niet. We denken onder andere aan een feestelijke bijeenkomst zoals de white coat ceremony in Amerika.’ Hierbij leggen studenten voor de start van hun co-schappen in een publiekelijke ceremonie een eed af en krijgen ze van een ouderejaars hun witte jas overhandigd. ‘Bovendien willen we na het eerste blok studenten voor hun verantwoordelijkheid ten aanzien van onderzoek en patiëntenzorg laten tekenen.’ Ron van Oosterhout, voorzitter van het KNMG Studentenplatform, vindt het jammer dat hiervoor kennelijk een contract nodig is, ‘Bij de keuze voor de studie zouden studenten zich bewust moeten zijn van de eisen die bij het professioneel gedrag van het artsenvak horen.’ (KG)
Ben V.M. Crul, arts, hoofdredacteur
[email protected]
Amerikaanse zorg om te huilen
4
november 2007
Start internationale geneeskunde
beeld: A-film
De film Sicko van de Amerikaanse documentairemaker Michael Moore (ook bekend van Bowling for Columbine en Fahrenheit 9/11) is er een met een ongewone combinatie van ingrediënten. Het is een politiek pamflet dat genadeloos gehakt maakt van het Amerikaanse gezondheidszorgsysteem, waarin geld verdienen belangrijker lijkt dan gezond maken. Tegelijkertijd is het ook een pure Hollywood-tear-jerker waarin eenvoudige mensen heldendaden verrichten om uiteindelijk toch aan het kortste eind te trekken. En af en toe is het gewoon een hilarische komedie. Na 123 minuten op het puntje van je stoel heb je gelachen en gehuild en ben je voor eeuwig overtuigd van de zegeningen van een sociaal zorgstelsel zoals wij dat kennen. Alhoewel? Kan het echt waar zijn dat elke medische handeling in de Verenigde Staten een vermogen kost en schier onbereikbaar is terwijl in Frankrijk, Engeland, Canada en Cuba alles gratis en drempelloos toegankelijk is? Zo simpel zit de wereld toch niet in elkaar? Oordeel zelf. Sicko draait vanaf 22 november in de Nederlandse bioscopen. (RC)
In Maastricht zijn de eerste geneeskundestudenten gestart met een ‘Honours programma’ internationale geneeskunde. De twintig pioniers volgen het programma naast hun studie en halen daarmee 15 extra
agenda 7 december
studiepunten in de bacheloren in de masterfase. Kandidaten voor het programma in het propedeusejaar geselecteerd. Het programma biedt onder meer een cursus ‘internationale gezondheidszorgsystemen’, die de studenten volgen in het Britse Birmingham. Het is niet de bedoeling deze studenten tot tropenarts op te leiden, maar dat zij later als arts optimaal kunnen werken in een internationale omgeving. Het programma is ontstaan vanuit het internationaal traject geneeskunde, waaraan onlangs de eerste studenten zijn afgestudeerd. (HC)
Officiële vertegenwoordiging studenten
Het KNMG Studentenplatform is de officiële belangenvertegenwoordiger van geneeskundestudenten. Dat is mogelijk na een statuutwijziging tijdens de eerste openbare algemene ledenvergadering. Met bijna 10.000 leden heeft het nu op drie na de grootste achterban binnen de KNMG. Tijdens de bijeenkomst konden de aanwezigen meepraten over het beleid van het Studentenplatform. Na enige aarzeling ontstonden kritische discussies. Zo vroeg men zich af of je in de vroege fase van je studie wel klaar bent voor coschappen of ‘dat je dan alleen een soort appendix van de assistent bent’. Dat er geen massale opkomst was, maakt volgens Merel Lambregts, secretaris van het Studentenplatform niet uit. ‘Het gaat om de kwaliteit, niet om de kwantiteit.’ Paul de Laat van het Landelijk Medisch Studenten Overleg (LMSO) denkt dat het niet hip is om je met onderwijs bezig te houden.
‘Ik hoop dat alle organisaties die dat wel doen, meer gaan samenwerken om studenten te vertegenwoordigen.’ (KG)
Geen discriminatie De Universiteit Utrecht maakt geen onderscheid tussen mannen en vrouwen, zo luidt het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling. De Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen had bij de commissie geklaagd over de Utrechtse hoogleraar Gerda Croiset. De hoogleraar had in haar oratie gezegd dat bij gelijke geschiktheid een mannelijke student de voorkeur heeft voor de opleiding tot arts. Vrouwen nemen steeds meer de overhand bij de studie geneeskunde, maar de maatschappij heeft ook mannelijke dokters nodig, aldus de hoogleraar. De feminisering van het beroep zou slecht zijn voor het aanzien en de populariteit van het beroep. De Commissie Gelijke Behandeling oordeelde dat de wet hiermee niet is overtreden, omdat de universiteit geen voorkeursbeleid heeft voor mannelijke studenten en dit in de toekomst ook niet gaat doen. (HC)
Meike Vernooy in NEJM
De Rotterdamse geneeskunde student Meike Vernooy haalde een aantal jaren geleden het nieuws omdat ze driemaal achtereen was uitgeloot voor de studie geneeskunde. Opzienbarend, omdat ze een gemiddeld eindexamencijfer van 9,6 had. Vernooy kon uiteindelijk toch geneeskunde gaan studeren doordat ze als werknemer van de Erasmus universiteit de studie ge-
neeskunde nodig had voor haar werk als wetenschapper aan een onderwijsinstelling. Nu haalt Vernooy opnieuw de krantenkoppen met haar eerste auteurschap van een artikel dat in The New England Journal of Medicine is gepubliceerd (NEJM 2007; 357:1821-8). Vernooy bekeek MRI-scans van 2000 mensen uit de Rotterdamse wijk Ommoord. Van hen bleek 7,2 procent een klein herseninfarct te hebben doorgemaakt, zonder dat zij hiervan symptomen hadden. (HC)
Wat deden dokters voor mij?
Voor studenten die willen weten wat illustere dokters vóór hen presteerden, is er op 7 december een symposium over medische geschiedenis. De Rotterdamse en Groningse studenten zullen in de organisator een bekend gezicht zien: professor Mart van Lieburg, hoogleraar medische geschiedenis aan zowel de Erasmus Universiteit Rotterdam als aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van Lieburg is eveneens bibliothecaris van de Biblio theca Medica Neerlandica van de KNMG, een grote bron van informatie voor medischhistorisch onderzoek. Een aantal wetenschappelijke verenigingen onder de KNMG hebben commissies die in de geschiedenis van hun vak graven, zoals bijvoorbeeld de urologen, de neurologen en de gynaecologen. Stichting Historia Medicinae kijkt op dit symposium geneeskundebreed naar de medische geschiedenis en wel op 7 december van 10.00-16.30 uur in Domus Medica. Aanmelden kan via: BijeenkomstSHM@ medischegeschiedenis.nl. De inschrijfkosten bedragen 25 euro, inclusief de lunch. (HC)
Gezondheidsmarkt en een congres: Obesitas. Naast een biomedische invalshoek is er aandacht voor sociaal-culturele ontwikkelingen die samenhangen met obesitas. Kosten: geen Wie: KNMG, Arts in Spe, SWG Arts en Werk, VVAA Waar: stadion Galgenwaard, Utrecht Info: www.cbo.nl/obesitasdag
18 december / 15 januari Workshop: ‘Persoonlijke presentatie’ Een workshop voor studenten waarin je leert hoe je een goede indruk maakt en hoe je je boodschap goed overdraagt. Kosten: 15 euro Wie: VVAA Waar: 18 december in Groningen en 15 januari in Utrecht Info: www.vvaa.nl, kies ‘studeren’ en dan ‘overzicht workshops’
25 januari Gala: Het Landelijk ‘Movir Medisch Benefiet Gala’ wil studenten bewustmaken van de aidsproblematiek in de wereld en geld ophalen voor Dance4life. Verder komen er bandjes en dj’s, een casino en een fotograaf. Kosten: 35 euro Wie: alle faculteitsverenigingen Waar: Lexion Venue in Zaandam Info: www.megala.nl
16 februari Beurs: ‘Reis door carrièreland’ biedt informatie over alle vervolgopleidingen, workshops, lezingen, potentiële werkgevers, gadgets, cv-check, vacatureoverzichten en informatie over verzekeringen, hypotheken en andere zaken. Kosten: 15 euro (KNMG-leden), 60 euro (niet-leden) Wie: KNMG, Arts in Spe, SWG Arts en Werk, VVAA Waar: Domus Medica, Utrecht Info: www.knmgcarrierebeurs.nl
Heb je ook een interessant evenement te melden? Mail naar
[email protected]
november 2007
5
Profijt van je ‘Formuleer je manco’s en je leerdoelen’
Steeds meer geneeskundefaculteiten werken met het portfolio. Heel veel administratieve rompslomp zonder resultaat, verzuchten de critici. Niet nodig, want met deze tien tips haal je meer uit je portfolio. Minder papier en meer gericht op jouw ontwikkeling. Heleen Croonen
w
beeld: Klaartje Berkelmans
aar de architect een map bouwtekeningen en het fotomodel een map foto’s laat zien, presenteert de geneeskundestudent een map verslagen en beoordelingen. Het portfolio is al sinds 2005 verplicht voor alle artsen in opleiding tot specialist (aios), maar steeds meer faculteiten laten de studenten er nu ook mee werken. De geneeskundefaculteit van de Universiteit Maastricht is begonnen met het portfolio voor studenten en de andere faculteiten volgen.
6
Het portfolio biedt voordelen voor iedereen, juichen de voorstanders. De beoordelaar krijgt een objectiever beeld van wat de student heeft geleerd. De student krijgt inzicht in zijn sterke punten, maar ook in zijn zwakke, en kan zo het onderwijsprogramma naar zijn persoonlijke wensen inrichten. Alsof dat ook echt gebeurt, honen de tegenstanders. Zij hebben een broertje dood aan de immense administratie die het portfolio met zich meebrengt. Verder menen zij dat geen enkele begeleider zo gek is om in zijn schaarse tijd die enorme stapel papier te lezen. Begeleiders hebben het vaak al te druk voor een korte klinische beoordeling, laat staan dat zij portfolio’s gaan lezen of het onderwijs aanpassen. Voorstander of tegenstander, feit is dat de meeste studenten geneeskunde tot het portfolio zijn veroordeeld. De hele map en het gesprek zijn vaak goed voor een studiepunt. Een bekend voorstander van het portfolio is Erik Driessen, voorzitter van de werkgroep Portfolio van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs. Driessen schreef twee jaar geleden voor Medisch Contact het artikel ‘Een rijker beeld’ over alle voordelen van het portfolio (MC 27-28/2005: 1172). Steven Vermunt pionierde destijds als een van de eerste studenten met het portfolio in Maastricht. Hij schreef een kritische brief naar aanleiding van het artikel van Driessen. Te veel administratie en niemand heeft tijd om het te lezen, was zijn kritiek. Dit kwam ook tot uiting in de enquête die hij met een aantal medestudenten hield onder 48 jaargenoten. Antonio Iglesias del Sol was in 2005 geen boze student, maar een boze aios. Het portfolio waartoe hij verplicht was, is onpraktisch en leidt tot een immense administratie, zo staat in de kritische brief die ook hij schreef naar aanleiding van het artikel van Driessen. Iglesias del Sol werkt inmiddels als internist en kent het portfolio daarmee nu ook van de andere kant. Arts in spe ging te rade bij deze drie deskundigen voor tips hoe je het meeste haalt uit je portfolio.
Het porfolio: geen enkele begeleider is zo gek om in zijn schaarse tijd een enorme stapel papier te lezen.
november 2007
portfolio Tip 1: Houd je portfolio slank
Tijdens je studie genereer je enorme hoeveelheden papier. Denk aan beoordelingen, verslagen, voortgangsgesprekken, presentaties, observaties en patiëntbesprekingen. Deze hoeven niet allemaal in het portfolio. ‘Voorkom dat het portfolio een papierwinkel wordt’, waarschuwt Erik Driessen. ‘Tijd is het grote probleem bij klinisch onderwijs. Wij horen dan ook terug dat een slank portfolio beter werkt.’ ‘Dikke portfolio’s worden niet gelezen’, vult Steven Vermunt aan. ‘De mentoren die je begeleiden, zijn meestal artsen. Zij hebben weinig tijd, dus het portfolio wordt beter gelezen als het alleen de conclusies bevat.’ Tip 2: Kies voor kwaliteit, niet kwantiteit
‘Eerlijk gezegd heb ik mij er tijdens de opleiding een beetje aan onttrokken’, geeft Antonio Iglesias del Sol toe. ‘Studenten vinden het bijhouden van een portfolio nog steeds niet leuk. Sommigen zetten alles erin, uit angst dat ze incompleet zijn. Het portfolio moet echter een leidraad zijn waarmee je een gesprek kunt voeren. Ga niet kijken of je wel voldoende briefjes en samenvattingen hebt. Het gaat meer om de kwaliteit dan de kwantiteit.’ Kwaliteit is het credo voor de geneeskundestudent, vindt ook Driessen: ‘Er zijn collega’s die vinden dat alles in het portfolio moet zitten, maar ik ben het niet met hen eens. Het portfolio moet geen ritueel zijn, of een opsomming van zaken waarvan je denkt dat je begeleider die wil horen. Het portfolio is er voor je eigen leerproces. Als je geïnteresseerd bent in een bepaald type patiënten, kun je daarover aan de hand van je
alles hoeft
‘Niet erin te zitten’
portfolio afspraken maken. Het portfolio is geen methode om te wijzen op een onvoldoende. Geneeskundestudenten zijn gemotiveerd en functioneren meestal goed.’ Tip 3: Selecteer zelf aan de hand van het doel
Een doelgericht portfolio wordt beter en efficiënter bijgehouden door studenten, zo blijkt uit een recente systematische literatuuranalyse van de Universiteit Maastricht. De faculteit bepaalt het overkoepelende doel van het portfolio en kiest voor een indeling die hierbij past. Wanneer het doel is gericht op de beoordeling van de student, is het meestel een compleet en dik portfolio met veel materiaal. Als begeleiding het voornaamste
De faculteit bepaalt het doel, de student selecteert wat er in het portfolio komt.
doel is, komen er meer reflecties in. Wanneer het erom gaat overzicht te houden, bevat het portfolio veel overzichten. Driessen: ‘De faculteit bepaalt het doel, maar ik ben er voorstander van dat de student selecteert wat er in het porfolio komt. Hij kan daarover voor een bepaalde periode afspraken maken.’ Tip 4: Boycot zo nodig het format van je universiteit
Als je faculteit kiest voor een te uitgebreid of onpraktisch portfolio, dan is er nog tip 4: boycot het format van je universiteit. Vermunt heeft dit gedaan en ondervond geen problemen. ‘Het gaat erom dat je goed nadenkt over waar je bent in je studie. Aan de hand daarvan schrijf je je leerdoelen helder op’, aldus Vermunt. ‘Boycot dus zo nodig het format van de universiteit. Als je laat zien dat je er op een goede manier mee bezig bent, zullen ze je alternatief moeten accepteren.’ Maastricht werkte tot voor kort ook met een uitgebreid format. Vermunt merkte dat dit bijdraagt aan het bureaucratisch karakter van het portfolio. Op dit moment hebben sommige faculteiten nog altijd een uitgebreid format. Driessen: ‘Alleen al voor het lezen van de handleiding moet je een avond uittrekken. Uit eigen ervaring weet ik dat je daarvan heel boze studenten krijgt.’
november 2007
7
Tip 5: Liever elektronisch dan papier
Het is onzin om al die papieren uit te printen voor een port foliomap, vindt Iglesias del Sol. Bij de Vrije Universiteit werken aios met een portfolio op een memorystick. ‘Het werkt prima, de aios vullen in feite een groot Word-document in, dat op de stick staat’, aldus Iglesias del Sol. Ook Driessen merkt bij evalua tie van de portfolio’s dat veel begeleiders een elektronisch portfolio prettiger vinden dan een papieren map. Tip 6: Vraag feedback
‘Het probleem van leren in de praktijk is dat je dezelfde fout kunt blijven maken, met steeds meer zelfvertrouwen’, zegt Driessen. ‘Met het portfolio kun je beter vragen om feedback en zo ingeslopen fouten onderkennen.’ Iglesias del Sol is positief over de feedbackmogelijkheid die het portfolio biedt voor aios. ‘Je krijgt een beter overzicht van de opleiding en je persoonlijke groei. Ook als een opleider een
‘Betrek meer mensen van de afdeling bij je portfolio’ aios niet goed kent, kan hij toch, aan de hand van het port folio, een goed jaargesprek voeren. Het biedt ingangen om een gesprek te voeren.’ De stagebegeleider moet wel de tijd hebben om gesprekken te voeren met studenten. Wanneer de stagebegeleider geen tijd heeft, kan de student feedback vragen aan iemand anders, volgens Driessen. ‘Betrek meer mensen van de afdeling bij je portfolio.’ Tip 7: Geef de ruimte aan feedbackformulieren
Feedbackformulieren zijn een nuttig onderdeel van het portfolio, dit in tegenstelling tot alle verslagen, presentaties en allerhande zelfbeoordelingen, volgens Vermunt. ‘Wanneer meerdere artsen en verpleegkundigen met dezelfde feedback op een
Het portfolio geeft inzicht in het functioneren van student én mentor.
aspect van je functioneren komen, is dat een signaal. Tijdens de coschappen krijg je stapels met feedformulieren. Schrijf op basis daarvan zo kort mogelijk op waar je manco’s liggen en formuleer kort en krachtig je leerdoelen.’ Tip 8: Gebruik het portfolio als oefening voor de opleiding tot specialist
Na het halen van de artsenbul is het portfolio verplicht bij de opleiding tot specialist. Het maken van een goed portfolio tijdens de studententijd biedt een voorsprong tijdens de opleiding. Je hebt er immers al een paar jaar mee kunnen stoeien.
Maastrichtse studenten portfoliomoe De Maastrichtse geneeskundestudenten zijn kritisch over het portfolio, maar blij met hun mentor. Dit bleek uit een enquête van de studenten Toon Boselie, Bart Pijls, Hanneke van Heerbeek en Steven Vermunt. In juni 2006 legden zij 18 stellingen voor aan meer dan tweehonderd jaargenoten. Van hen stuurden er 48 de ingevulde enquête terug. ‘Ik ben portfoliomoe’, verzuchtte 85 procent van de studenten. En 70 procent vond het portfolio geen waardevolle toevoeging aan de opleiding tot basisarts. Het portfolio had voor driekwart van de studenten geen positieve invloed op
8
november 2007
carrièreplanning, oftewel de keuze voor een specialisatie. Het is dat er studiepunten mee zijn gemoeid, want zonder deze beloning zouden de studenten er minder tijd en moeite aan besteden, gaf meer dan 80 procent toe. Over het mentorsysteem zijn de studenten positiever. De helft van de studenten vond het een waardevolle toevoeging aan de opleiding tot basisarts. ‘Mijn mentor is gemotiveerd’, stelt driekwart van de studenten. De meesten vonden dat het mentorsysteem kan functioneren zonder het portfolio.
Het speelt echter nauwelijks een rol bij je sollicitatie naar een opleidingsplaats, volgens Iglesias del Sol. ‘Een coassistent moet de kans krijgen om te groeien. Ik ben er daarom geen voorstander van om het portfolio te beoordelen bij een sollicitatie voor een aios-plek.’ Tip 9: Maak het portfolio persoonlijk
Het portfolio moet passen bij de persoon over wie het gaat, vindt Vermunt. ‘Schrijf het portfolio in je eigen stijl. Wanneer de faculteit een bepaalde opzet verplicht, verbuig je deze. Laat zien dat je er serieus mee bezig bent, maar wel op je eigen manier. Richt je op dingen die voor jou van belang zijn. Als je moeite hebt met slechtnieuwsgesprekken, besteed daar dan aandacht aan.’ Tip 10: Koester je mentor
‘Een mentor praat terug, een portfolio niet’, benadrukt Vermunt. ‘Je mentor houdt de vinger aan de pols in je opleiding. Aan een goede mentor heb je heel veel.’ Driessen adviseert om duidelijke afspraken met hem te maken, te beginnen met: hoe gaan we het aanpakken en wat verwachten wij van elkaar? Wat nu als je een vervelende mentor hebt die geen tijd wil steken in het portfolio? Driessen: ‘Er zijn voorbeelden van ongemotiveerde mentoren die het de student heel lastig maken. Wij proberen daaraan wat te doen met cursussen voor mentoren. Het portofolio geeft de student iets in handen om er wat aan te doen. Het geeft inzicht in het functioneren van student en mentor.’ Iglesias del Sol signaleerde twee jaar geleden nog dat mentoren geen tijd hebben voor portfolio’s. Inmiddels is er veel veranderd en hebben de gesprekken een plaats gekregen. Opleiders en mentoren begrijpen dat ze het moeten invullen en maken steeds meer tijd.
zoekplaatje Pijn bij het lopen Een patiënt klaagt over pijn onder de bal van de voet bij het lopen. Wat is er aan de hand? a. keratosis actinica b. verruca plantaris c. lentigo solaris d. melanoom Kijk op bladzijde 22 voor de juiste diagnose.
Een grote sprong Vandaag had ik een terugkomdag in het UMCG. Omdat ik al mijn coschappen in Deventer loop, moest ik voor dag en dauw op. Ik ben terug in de stad waar ik vijf jaar studeerde en geniet van het weerzien. Ondanks het nog steeds nostalgische gevoel als ik de weg naar het ziekenhuis loop, merk ik hoe ver het hoofdstuk ‘Groningen’ alweer achter me ligt. Ik heb een grote sprong gemaakt en ‘werk’ nu iedere dag. In mijn hockeyteam praten ze over trouwen en kinderen. Ik observeer de wereld om me heen vol nieuwsgierigheid en vaak met verbazing. Wat leer ik veel! Ieder coschap is weer een nieuwe ontdekkingstocht. Al die invalshoeken, de verschillen tussen artsen, de meest fantastische mensen die voorbijkomen als patiënt. Het is een voorrecht dit te mogen meemaken. Ik voel me steeds meer arts. De grote transformatie is in volle gang. Aan het eind van de dag duik ik het terras op. Wie zal ik eens bellen? Als ik hier toch ben, is het wel leuk wat vriendinnen te zien. Terwijl ik me met een koude Spa in de zon installeer, zie ik de eerste bekende al langs fietsen. Rosa: volgend jaar bestuur en daarna naar Japan voor stage. Zoveel leuks te doen! Over een jaar moet ik die felbegeerde opleidingsplek zien te bemachtigen. Ik wil gynaecoloog worden. Eng nog, om dat zo op te schrijven. Keuzes zijn niet mijn sterkste kant: er is veel wat ik wil. Waarom zou ik me ook niet eerst nog verder mogen ontwikkelen? Ik ben 23, wil heus niet gaan lanterfanten, maar heb wel nog heel veel plannen. Stage bij Wereldgezondheidsorganisatie WHO, terug naar Afrika... In de trein terug lees ik de column in Arts in Spe. Waarom heb ik dat nog nooit gedaan? Nu, denk ik, nu of nooit! Thuisgekomen poets ik mijn tanden, steek een kaars aan en terwijl ik in gedachten al schrijf, installeer ik me met pen en papier en een dik kussen in mijn rug in bed. Het was een mooie dag. Ik ben weer wat verder in mijn ontdekkingstocht. Eén ding kan ik alvast weer van mijn lijstje schrappen. Ik voel dat ik binnenkort zover ben dat ik zeg: ‘Dit wil ik, en ik ga het doen ook. Wat nou naïviteit? Eén, twee, drie, ik ben niet bang, één, twee, drie, ik spring!
Florise Lambrechtsen
column
Jouw column in Arts in Spe Heb je een uitgesproken mening over de geneeskundestudie of iets wat daarmee samenhangt, schrijf dan een ‘Column’ voor Arts in Spe. Het is mogelijk om deze onder pseudoniem te schrijven. Je tekst kun je mailen naar
[email protected].
Met dank aan: Pieter Heres/heelmeester.nl
Alle inzendingen worden eerst door de redactie beoordeeld voordat ze kunnen worden gepubliceerd.
november 2007
9
weg
Scannen in San Francisco beeld: Erlangga Yusuf
t
attoos kunnen een contra-indicatie vormen voor een MRI-scan. Weinig medisch studenten weten dat. Radiologie krijgt, ondanks haar belangrijke rol, nog steeds te weinig aandacht in de medische curricula. Mede daarom koos ik voor een keuzecoschap radiologie. Omdat ik ook de sfeer van de VS wilde proeven, zocht ik via internet naar de mogelijkheden. Na alle correspondentie en papierwerk kwam ik terecht bij de University of California San Francisco (UCSF), een van de beste medical schools in de VS voor een coschap radiologie van vier weken. Ik zat er samen met negen anderen: twee coassistenten uit Duitsland en Zwitserland en verder laatstejaars coassistenten van de UCSF zelf. In de VS is radiologie populair. Het verkrijgen van een opleidingsplaats daarvoor is er moeilijker dan bijvoorbeeld eentje In de VS is het verkrijgen van een opleidingsplek voor voor chirurgie, interne of kindergeneeskunde. radiologie nog moeilijker dan voor kindergeneeskunde. In het begin krijgen we veel lessen in de anatomie van de lichaamsdelen die zichtbaar worden gemaakt met beeldvormende technieken als een X-foto, CT-scan, echo of MRI. Ook wordt onderwezen over de driedimensionaal visualiseren van lichaamsdelen. Met fysica van radiologie, stralingsgevaren, contraststoffen, een speciale 3D-bril krijg je het gevoel dat je echt in het interventie- en kinderradiologie. Daarna mogen we in de lichaam kunt kijken. Die techniek hebben ze samen met diensten meelopen met dienstdoende radiologen en artsonder andere Pixar ontwikkeld, een animatiefilmbedrijf assistenten (residents). Zo maak ik kennis met de hectiek dat films als Toy Story en The Incredibles heeft gemaakt. achter de schermen van het ziekenhuis.
Brandwonden Kerleylijnen
10
november 2007
Aan het eind van dit coschap houden we een presentatie over een interessante casus. Ik sprak over radiologische beeldvorming van de hersenen bij het shaken-baby syndrome. De voordracht werd goed gewaardeerd door de andere coassistenten en onze begeleider. Na dit coschap kan ik grote afwijkingen in afbeeldingen vinden. Ook weet ik welke beeldvormende technieken ik moet aanvragen in bepaalde klinische situaties. Trouwens, nog even terug naar die tattoos. Ze kunnen namelijk gevaarlijk zijn bij een MRI vanwege het kobalt, een metaal dat in tattookleurstoffen zit. Dat kan door het magnetische veld van een MRI worden verhit, met brandwonden als gevolg.
Erlangga Yusuf, coassistent Academisch Medisch Centrum Amsterdam
beeld: shutterstock
In de diensten worden de radiologen bijna elke vijf minuten met heel verschillende vragen gebeld door hun klinische collega’s. Elke dag bespreken we de beelden die we hebben gezien tijdens onze diensten. De residents begeleiden ons daarbij. Ook worden radiologische casussen besproken door verschillende docenten, residents, radiologen en zelfs gepensioneerde radiologie professoren. Eén van hen, professor Stanely B. Reich, heeft ooit samengewerkt met dr. Peter J. Kerley, een beroemde naam in de radiologie, van de Kerley-lijnen bij hartfalen. Bijna alle casusbesprekingen verlopen interactief. De radiologen stellen heel veel vragen en daarom moet ik elke dag mijn anatomieatlas raadplegen. We maken ook kennis met hun onderzoeken, leren buikecho’s bij elkaar maken en gaan aan de slag met het
Stoppen met je studie Geneeskundestudenten zijn geluksvogels omdat ze een zeer
Toch maar geen arts
gewilde studieplaats hebben bemachtigd. Maar bij sommigen slaat al snel de twijfel toe. Is dit het wel? Ingrid Lutke Schipholt
v
rijwel iedereen die aan de geneeskundestudie mag beginnen, is dolblij een plaatsje te hebben bemachtigd. Afgelopen jaar deden ruim 6900 mensen mee aan de loting, terwijl er plaats is voor 2780 nieuwe studenten. De numerus fixus zorgt ervoor dat wie is ingeloot, ook echt aan de studie begint: hoewel er soms twijfel bestaat, is de druk om door te gaan met de studie erg groot. Toch besluiten jaarlijks zo’n 300 geneeskundestudenten te stoppen met de opleiding. ‘Arts worden is een roeping, maar niet de mijne’, zegt geneeskundestudent Susan Jansen. Ze weet het zeker, na dit studiejaar stopt ze. De keuze valt haar zwaar. Intimi zijn al op de hoogte, maar kennissen en docenten nog niet. Ze verwacht onbegrip
van mensen uit haar omgeving. Daarom wil ze niet met haar eigen naam worden genoemd. Die angst is wel begrijpelijk. Ook Annemarie Stoffer-Brink liep tegen een muur van onbegrip op toen ze na haar vierde jaar geneeskunde stopte met de studie. ‘Ik moest mijn besluit verdedigen tegenover sommige docenten en studenten. Een paar docenten vonden mij een afvallige. Mijn familie en vrienden toonden wel begrip. Zij steunden mij.’ Niet toegeven
Annemarie twijfelde eigenlijk al vanaf het begin van de studie, want ze had niet het gevoel dat het doel van de geneeskundestudie, arts worden, haar ambitie was. Maar ze werd bij de eerste
‘Arts worden is een , maar niet de mijne’
beeld: iStockphoto
roeping
loting al ingeloot. ‘Dus ging ik als achttienjarige geneeskunde studeren, omdat ik vond dat ik die unieke kans moest aangrijpen.’ In het vierde jaar werd haar twijfel heel groot. ‘Ik was ervan overtuigd dat ik geen dokter wilde worden. Leren vond ik wel leuk, maar werken met patiënten zag ik niet zitten. Dat merkte ik tijdens de coschappen. De ernstige twijfel begon tijdens een bijeenkomst van een coachingsgroepje, een onderdeel waaraan iedereen meedoet in het vierde jaar. We moesten nadenken over het specialisme dat we wilden kiezen.’ Toch ging Annemarie door met de studie. ‘Ik wilde niet
november 2007
13
beeld: iStockphoto, Shutterstock, AIS
Soms leidt de geneeskundestudie tot het inzicht dat je helemaal geen dokter wilt worden.
zomaar opgeven, niet aan de twijfel toegeven. Het laatste coschap, kindergeneeskunde, ging ik neutraal in. Ik wilde het leuk vinden, maar toch vond ik mezelf geen dokter. Het heeft met verantwoordelijkheden te maken. Als arts maak je keuzes over leven en dood. Je staat voor dilemma’s, met de consequentie dat je schade aan anderen toebrengt. Toekijken en beoordelen vanaf een afstand vind ik prima, maar niet om zelf aan het roer te staan.’ Massaal
Ook voor Susan begon de studie leuk. De eerste weken van haar studie had ze het naar haar zin: de nieuwe indrukken, al vroeg
Eerste hulp bij twijfels Praat over je twijfels met mensen die je vertrouwt Check je twijfels bij medestudenten Steek je licht op bij de studieadviseur of decaan Als je in je eerste jaar wilt stoppen, doe dat dan voor 1 februari om ‘beursschade’ te beperken l Onderzoek welke studie je wel leuk vindt. l l l l
14
november 2007
in de weer met patiënten en het eerste - en voorlopig ook enige - snijpracticum. Snel daarna dienden de eerste tekenen van twijfel zich al aan. De opleiding bleek niet te zijn wat ze er van had verwacht. Ze had gedacht dat er naast de klinische vakken veel aandacht zou zijn voor psychologie, ethiek en wetenschapsfilosofie. Maar dat viel tegen. Ze moest werken in massale werkgroepen van zestig man. De samenhang in het onderwijs was soms erg onduidelijk. Dat komt, denkt ze, door het zogenoemd geïntegreerd onderwijs, waarbij studenten geen onderwijs in afzonderlijke vakken krijgen. Het viel allemaal tegen. ‘Geneeskunde staat bekend als een zware studie, dus ik had verwacht dat we toch wel zo’n veertig uur per week onderwijs zouden hebben. Dat was niet zo. We hadden maximaal vijftien tot twintig uur les, veelal in grote groepen. De roosters waren iedere week anders en veranderden vaak zomaar. En het nakijken van tentamens duurde erg lang. Soms wel zes weken.’ Susan haalde haar propedeuse zonder ook maar één her kansing. Maar ondanks de goede leerresultaten, sloeg de twijfel toe. ‘Bij geneeskunde moet je veel uit je hoofd leren. Er was weinig aandacht voor analytische vraagstukken. Dat miste ik erg.’ Februari
Er twijfelen veel mensen tijdens het eerste studiejaar, maar heel veel gaan toch door omdat geneeskunde een zeer gewilde nu-
merus fixusstudie is, denkt Susan. Reacties op signalen om te stoppen zijn derhalve afwijzend. ‘Ik raad studenten aan zich daar iets van aan te trekken. Het slimste is om voor februari te stoppen, vanwege de beurs. Je hebt dan nog alle tijd om een nieuwe studie te kiezen. Dat is beter dan ongemotiveerd en mogelijk onsuccesvol met geneeskunde doorgaan.’ Studenten die twijfelen, moeten daar wat mee, zo stellen de meeste studieadviseurs. Vrijwel elke student presenteert zijn
twijfels, doe daar dan iets mee’
‘Heb je
twijfel op zijn eigen manier. Studieadviseur Guido Tans, van de geneeskundefaculteit in Maastricht, heeft studenten met de meest uiteenlopende signalen zien langskomen. ‘Sommigen
maken uit zichzelf een afspraak om erover te praten, anderen wordt door een docent - meestal de mentor - aangeraden eens te komen praten. Weer anderen komen vanwege onvoldoende studieresultaten. Daarbij kan het gaan om een gebrek aan motivatie. Of soms, maar dat is zelden zo, het niet aankunnen van de studie. Langdurige ziekte komt nogal eens voor, bijvoorbeeld een chronische ernstige depressie, een angststoornis of een ernstige eetstoornis. Een enkeling komt na een geslaagde behandeling na jaren weer terug en maakt de studie alsnog af. Maar we zien hier ook studenten die geen patiëntencontacten willen. Zij verkiezen bijvoorbeeld een technischer, wetenschappelijker beroep, terwijl anderen juist veel dichter bij de patiënt willen staan en een hbo-opleiding verkiezen.’ Susan maakt het nu zelf allemaal mee. Zij was erbij gebaat om erover te praten en adviseert andere twijfelaars dit ook te doen: praten met ouders of familie, vrienden, medestudenten, de decaan of studieadviseur. ‘Doe er in ieder geval iets mee’, zegt ze. ‘Het kan best zijn dat je medestudenten net als jij moeten wennen aan de studie en de universiteit. Misschien is de twijfel iets heel gewoons. Maar het kan ook dat je niet op de goede
Stoppen of doorgaan - de aantallen studiejaar
2006
2005
2004
2003
2002
1
206
110
100
87
105
2
122
90
67
50
55
3
88
48
46
20
36
4
97
38
25
32
22
5
118
23
21
17
6
6
84
25
23
108
11
>6
167
68
52
52
54
totaal aantal uitvallers
882
402
334
366
289
totaal aantal studenten
19.422
20.491
19.893
18.928
17.488
Het aantal uitvallers per studiejaar (van september tot september) en (onderin) het totaal aantal geneeskundestudenten per academisch jaar. De aantallen van 2006 zijn vertekend doordat nog niet alle gegevens (zoals inschrijvingen voor 2007) zijn verwerkt. In werkelijkheid zullen de cijfers voor 2006 lager uitvallen. Bron: Informatie Beheer Groep
november 2007
15
plek zit en je talent beter elders kunt benutten. Het is echt belangrijk onderscheid te maken tussen die twee opties.’ Duidelijk idee
Tans legt uit wat twijfelaars van studieadviseurs kunnen verwachten. ‘Wij kunnen helpen om te verhelderen wat er precies aan de hand is en wat de student zelf kan doen om tot een weloverwogen beslissing te komen. Samen neem je nog eens het oorspronkelijke keuzeproces door. En als de student zelf nog geen initiatief heeft genomen in die richting, kunnen we doorverwijzen naar het studentenloopbaancentrum. Daarbij maakt het wel uit of de student die wil stoppen een duidelijk idee heeft wat hij wel wil of dat hij alleen weet dat geneeskunde het niet is.’ Het beste moment om te stoppen is moeilijk te duiden. Tans: ‘Feitelijk is hier maar één antwoord mogelijk: als de student overtuigd is van zijn beslissing. Niet eerder. Maar soms wel iets later, bijvoorbeeld om toch de bachelorfase af te ronden, het doctoraal, en soms om de studie wel helemaal af te maken. Vaak komt dan het besluit om niet als arts te gaan werken, maar een andere vervolgopleiding of werkkring te kiezen. Overigens wijzen wij studenten erop dat ze te allen tijde het recht hebben om terug te komen en de studie opnieuw aan te vangen of voort te zetten. Wij kennen geen bindend studieadvies. Dat kan soms de beslissing vereenvoudigen, want veel studenten denken dat stoppen voor altijd de weg afsluit.’ Nooit arts
beeld: Shutterstock
Annemarie stopte twee jaar geleden, heel bewust, toen ze haar doctoraal op zak had. ‘Ik heb nu toch iets afgerond. Dat geeft een goed gevoel. Ik moest mijn bul bij het secretariaat ophalen. Dat vond ik wel een beetje suf.’ Achteraf denkt Susan dat ze al veel eerder, al op het VWO, beter had moeten letten op signalen uit haar omgeving. ‘Mijn schoolvriendinnetjes, oud-leraren en familie zeggen nu, enkele jaren later, dat zij mij nooit arts zagen worden. Ze hebben dat toen nooit met zoveel woorden gezegd omdat ze dachten dat ik het zo graag wilde. Nu zeggen ze dat ze mij altijd wel iets bedrijfskundigs zagen doen.’ Hiermee geeft Susan aan dat reacties van de naaste omgeving in eerste instantie helemaal niet negatief hoeven te zijn. ‘Toch weten anderen vaak al veel eerder dan jijzelf dat een studie niet bij je past. Ik wil nu economie studeren.’ Annemarie sprak met studieadviseurs die haar voorlichtten over andere studies. Maar omdat zij in december haar doctoraal haalde, moest ze tot september het jaar erop wachten voordat ze daarmee verder kon. ‘In de tussentijd kreeg ik een baan bij een poli. Toen zag ik een advertentie bij het Integraal Kankercentrum Amsterdam. Daar werk ik nu als projectmedewerker. Ik verzorg onder ander het ambtelijk secretariaat van een aantal netwerken en werkgroepen van professionals in de oncologie en palliatieve zorg, zoals psychologen en verpleegkundigen. Daarvoor moet je een academische vooropleiding hebben. In de loop der tijd heb ik mijn taken uitgebreid. Ik ondersteun en adviseer sinds kort alle tien regionale netwerken voor palliatieve zorg. Hier heb ik het erg naar mijn zin. Ik heb geen spijt van mijn keuze.’
16
november 2007
Bindend studieadvies Hoge cijfers maken nog geen goede dokter. Toch krijgt de opleiding geneeskunde vanaf september 2009 te maken met het bindend studieadvies: je moet minimaal 35 zogeheten ECTS-punten (European Credit Transfer Systems) halen om door te gaan naar het tweede jaar. Is dit een goede zaak? Marissa van Balen, tweedejaars, Utrecht: Hoge cijfers maken nog geen goede dokter; hier ben ik het helemaal mee eens. Het artsenberoep gaat niet alleen om wetenschappelijke kennis, maar ook om mensenkennis en sociale vaardigheden. Je kunt nog zoveel kennis hebben, als patiënten zich niet bij je op hun gemak voelen, schiet je er alsnog niets mee op. Dit neemt niet weg dat een zekere hoeveelheid basiskennis aanwezig moet zijn om de juiste diagnose te stellen en behandelingen in te zetten; daarom ben ik wel voorstander van het bindend studieadvies. Je hebt mijns inziens namelijk weinig aan sociale vaardigheden, als je mensen uiteindelijk door een gebrek aan expertise niet kunt helpen of van de regen in de drup helpt door een verkeerde behandeling. Silvan Egger, tweedejaars, Utrecht: Hoge cijfers maken inderdaad niet per definitie een goede dokter, maar een dokter zonder enige parate kennis is ook niet goed. In mijn ogen zijn hoge punten direct verbonden aan meer parate kennis; kennis die levens redt. Een medisch student met hogere punten heeft een betere kans om een goede arts te worden. Het bindend studieadvies is een geschikte manier om studenten die bereid zijn er echt voor te gaan te onderscheiden van studenten die er de kantjes van aflopen. Het is ook een onterechte zaak dat iemand die geen moeite doet voor de studie een plaats bezet voor een uitgelote student die misschien wel voldoende aandacht aan zijn studie zou hebben besteed. Mits de norm niet onhaalbaar hoog ligt, is het bindend studieadvies een goede zaak. Laura Seeber, zesdejaars, Utrecht: De universiteit lijkt te vergeten dat er in het eerste jaar nog meer gebeurt in het leven van een student. Wat te denken van verhuizen, een nieuwe stad leren kennen en een eventueel lidmaatschap van een vereniging en daarbinnen actief zijn. Zo’n bindend studieadvies zet nog meer druk op de eerstejaars. En het zou studenten wel eens kunnen ontmoedigen om een commissie of bestuur te doen, omdat ze die tijd aan de studie moeten spenderen. Geneeskunde is al een vrij specifieke studie en een bindend studieadvies perkt de eerstejaars in die zich op ander terrein willen ontwikkelen. (Anouck Visscher) Wil je ook eens je mening geven in deze rubriek? Mail dan je telefoonnummer naar
[email protected].
kwik
de leukste bijbaan
VIP-stewardess beeld: Capital Photos, Gerald van Daalen
Sarah Christiaans (24 jaar), vijfdejaars geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam, werkt naast haar studie als stewardess. Kathelijne Groeneveld Wat doe je precies? ‘Ik ben stewardess op zakelijke vluchten en in privévliegtuigen. Deze zijn meestal van bedrijven, maar ook van bekende personen, zakenmensen en politici. Discretie is heel belangrijk, dus ik mag geen namen noemen. Ik geef instructies over de vliegveiligheid (werking van de gordels en positie van de nooduitgang), verzorg de maaltijden en ben persoonlijk assistent van de klanten. De vluchten die ik maak, gaan naar allerlei wereldbestemmingen en kunnen enkele weken duren.’ Hoe ben je aan deze baan gekomen? ‘Ik wist altijd al dat ik arts wilde worden. Na de middelbare school wilde ik eerst een jaar wat van de wereld zien, maar ik ben niet zo’n backpacktype. Ik heb toen gesolliciteerd bij een bedrijf dat is gespecialiseerd in zakelijke vluchten. Daar heb ik een interne opleiding van zes weken gevolgd en een jaar fulltime gevlogen voor ik ging studeren. Bij die opleiding leer je onder andere over veiligheid en een brandje blussen, het opbrengen van make-up en serveren van drankjes.’ Kun je deze bijbaan goed combineren met je studie? ‘Omdat ik niet op lijnvluchten werk, is het altijd goed te combineren geweest, want vliegtijden van privévliegtuigen zijn veel flexibeler. Als het tijdens een vlucht rustig is, pak ik er vaak een leerboek bij. Op langere vluchten zitten we vaak een paar dagen in een hotel, waar ik dan genoeg tijd heb om te studeren. Het vergt wat passen en meten en veel discipline, maar het is me altijd gelukt. Ik ga nu bijna aan mijn coschappen beginnen, dus dan moet ik helaas stoppen met vliegen.’
Sarah Christiaans heeft bekende mensen ontmoet die ze anders nooit zou ontmoeten.
Wat is het leukste aan jouw bijbaan? ‘Het vliegen naar verre bestemmingen! Ik ben op plekken geweest waar ik anders nooit zou komen, zoals Dubai. En ik heb bekende mensen ontmoet die ik anders nooit zou ontmoeten, terwijl ik er ook nog voor wordt betaald. Je leeft tijdelijk in een heel andere wereld.’
Is vliegen nog wel leuk? ‘Na meer dan honderd vluchten kan ik niet meer warm of koud worden van vliegen, terwijl toeristen het vaak toch nog bijzonder of spannend vinden. Maar het is wel leuk om in de cabine te zitten en te weten wat stewardessen achter de schermen allemaal doen.’
Het verdient zeker goed? ‘Het verdient meer dan een gemiddeld studentenbaantje, maar ik noem liever geen bedragen. Als ik ergens een paar dagen moet verblijven, krijg ik bovendien daggeld om van te kunnen leven. Daar staat tegenover dat je echt hard moet werken. Je werkt vaak op rare tijden en moet altijd blijven lachen. Bovendien maak je extra kosten voor koffers, schoenen en werkkleding.’
Is er net als bij artsen en verpleegkundigen aantrekkingskracht tussen de piloten en stewardessen? ‘Net als in een ziekenhuis zijn er in de lucht natuurlijk spanningen tussen de vaak mannelijke piloten en vrouwelijke stewardessen. Maar ik denk dat dit bij iedere beroepsgroep het geval is waar een machtsverschil tussen mannen en vrouwen bestaat. Je brengt veel tijd met elkaar door in een hotel, zeker als je lang op een volgende vlucht moet wachten.’ Op de vraag of Sarah hier zelf wel eens iets van heeft gemerkt, reageert zij lachend: ‘Als je tijdens het vliegen lid wilt worden van de Mile è High Club, lukt dat zeker wel.’
Wat voor arts wil je later worden? ‘Het liefst word ik chirurg. Door mijn werk heb ik veel gezien van de wereld. Hierdoor ben ik zelfverzekerder geworden en
heb ik een sterke persoonlijkheid ontwikkeld. Dat komt mij ten goede in mijn toekomstige loopbaan.’
november 2007
17
‘Zoek een bijbaan in Bestuursvoorzitter Louise Gunning-Schepers van het AMC vindt
Bedremmelde studenten groeien uit tot volleerde bestuurders
dat geneeskundestudenten naast hun studie ook bestuurlijk actief moeten zijn. ‘Daarvan leer je heel veel. En als je geld wilt verdienen, ga dan geen vakken vullen maar ga helpen op de prikpoli of kies voor een onderzoeksassistentschap.’ Henk Maassen
l
ouise Gunning-Schepers (1951) is druk bezet. Het kost moeite een gaatje in haar agenda te vinden voor een interview. Die volle agenda is verklaarbaar: sinds 1 januari 2001 is ze voorzitter van de raad van bestuur van het AMC en geeft ze leiding aan zevenduizend mensen. Daarvoor was ze vanaf 1991 hoogleraar sociale geneeskunde bij het AMC en onder andere lid van de invloedrijke Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Ze schreef mee aan het verkiezingsprogramma van de PvdA. Ze is ook decaan van de faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. Je hoort van studenten dat het nieuwe curriculum nog niet op rolletjes loopt. Maar daarmee is Louise Gunning het niet eens. ‘Misschien loopt het nog niet voor 100, maar wel voor 98 procent. Ik heb veel waardering voor de mensen die dat voor elkaar hebben gekregen. Van oudsher kunnen we hier bij het AMC rekenen op de inbreng van onze boegbeelden: de toppers uit de kliniek en de fundamentele research. Zij zijn als zodanig voortdurend aanwezig geweest bij de introductie van het nieuwe curriculum. Ook tijdens de colleges in het eerste jaar. Om duidelijk te maken dat onderwijs niet als laatste komt in de verdeling van taken daarvoor is het te belangrijk.’ Is er veel veranderd, sinds de dagen dat u studeerde?
‘Ja. Ik begon mijn studie in 1970 in Groningen. Toen was het nog heel gebruikelijk dat studenten niet naar college gingen, het handboek bestudeerden en zo hun tentamen haalden. Nu
Maatschappelijke
verantwoordelijkheid
serieus nemen
is dat heel anders. De socialisatie van studenten begint meteen. Vrijwel direct komen ze in aanraking met patiëntenzorg en onderzoek. De meeste studenten kiezen welbewust voor het vak. Door de numerus fixus en de loting krijgen ze natuurlijk ook het gevoel dat het om iets kostbaars gaat.’ Zelf ben u uiteindelijk geen dokter geworden.
‘Na mijn kandidaats (vroeger de afsluiting van de preklinische fase, red.) ben ik met mijn echtgenoot naar de Verenigde Staten gegaan. Ik wilde daar mijn studie afmaken aan de George
18
november 2007
Washington Universiteit. Ik werkte ondertussen bij het stads ziekenhuis van Washington DC. Wat ik daar als consulent planned parenthood aantrof, was een grote schok. Ik maakte kennis met de werkelijkheid van een zwarte onderklasse: veel ellende rond zwangerschap, onverzekerden, abortus. Mede onder invloed van die ervaring deed ik een masters public health aan de Johns Hopkins Universiteit. Dat bleek een fantastische opleiding.’ Sociale geneeskunde is onder studenten niet de meest populaire tak van geneeskunde.
‘Het is maar hoe je het bekijkt. Het vak valt in twee deelgebieden uiteen. Aan de ene kant heb je epidemiologie, preventie en public health. Aan de andere kant: beleid, wetgeving en managementactiviteiten. Toen ik als hoogleraar onderwijs gaf in het eerste jaar zat de collegezaal altijd vol. Studenten vonden het een leuk vak, vooral als het ging over public health. Maar zodra ik het had over financiering en wetgeving sloeg de verveling toe. Ik begrijp het wel: als geneeskundestudenten net zijn begonnen, vinden ze het best interessant om wat te leren over de geschiedenis van de volksgezondheid, bijvoorbeeld over hoe de bestrijding van infectieziekten aanleiding is geweest voor vrij zware preventieve overheidstaken. Dat geeft een achtergrond bij de meer klinische onderwerpen. Dat andere aspect wordt pas interessant als ze een eigen praktijk hebben of in een maatschap zitten. Of als ze geïnteresseerd raken in de maatschappelijke kant van de gezondheidszorg.’ Heeft uw keuze voor de sociale geneeskunde uw politieke voorkeur beïnvloed?
‘Ja, maar niet zozeer een partijpolitieke. Wel wat betreft het type oplossingen dat ik nastreef. Neem de geschiedenis van de Nederlandse moeder- en kindzorg, die honderd jaar geleden begon. Dat is een vorm van sociale betrokkenheid en maatschappelijk ondernemen waarop we trots mogen zijn. Het is deel van een traditie die wil dat professionals patiënten nooit in de steek laten, ook niet als ze onverzekerd zijn. Ik vind: artsen en verpleegkundigen worden eerder dan wie ook aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Studenten horen dat serieus te nemen en dat doen ze ook. Je ziet het ook aan de mate waarin artsen hun professie serieus nemen: er is geen vakgebied in Nederland, geen groep van afgestudeerden, waarvan zo’n groot percentage promoveert en waarvan zo’n groot percentage, ook als ze niet academisch werken, is geabonneerd op één of meer wetenschappelijke tijdschriften.’
de zorg’ Toch kan er veel worden verbeterd aan de gezondheidszorg, vindt bijvoorbeeld de hoogste man van KPN, Ad Scheepbouwer. Hij schreef vorig jaar een rapport over de zorg, waarover u nogal boos was. Waarom?
‘Hier spelen feiten en emoties. Ik erken dat de geneeskunde kan leren van andere disciplines. De anesthesiologie kijkt naar luchtvaart om te leren hoe je de patiëntveiligheid beter kunt bewaken. Misschien moeten we dat meer doen. Dan de emoties. Die hebben te maken met de manier waarop mensen uit het bedrijfsleven soms naar ons ‘bedrijf ’ kijken. Stel dat ik de directeur van een ijsfabriek zou adviseren over hoe hij zijn bedrijf moet leiden. Dan zou hij toch ook zeggen: u weet niets van ijsjes maken. Misschien zou hij van me kunnen leren, maar als ik zomaar binnenkom en van wal steek dan valt dat niet meteen in te zien.’ Ook managers van ziekenhuizen en dokters lijken soms uit verschillende werelden te komen.
portret
‘Ik kan eerlijk gezegd niet zo goed beoordelen of vrouwen zoveel harder moeten knokken dan mannen. Ik denk wel dat leidinggevende vrouwen steeds minder uitzonderlijk zullen zijn.’ U vindt dat vrouwelijke artsen niet alles tegelijk moeten doen: promoveren, specialiseren, kinderen krijgen.
‘Goed weten wat je belangrijk vindt, daar gaat het om. Ik wist zeker dat ik heel graag kinderen wilde. Die heb ik vroeg gekregen en dat bleek achteraf een voortreffelijke keuze. Die keuze kan uiteraard niet iedereen maken. Kinderen krijgen is een feest, maar het is ook een feest tijd en aandacht aan ze te geven. Ik vind het dus helemaal geen probleem dat vrouwen gedurende een aantal jaren parttime werken. Ik heb het zelf ook gedaan. Ik hoop dat het normaal wordt dat vrouwelijke artsen in staat zijn hun werk zo te organiseren dat ze van hun kinderen kunnen genieten, want het is doodzonde als ze dat niet doen. Toen ik tien jaar geleden in de raad van bestuur kwam, werden zwangerschappen onder assistenten langzaam een onderwerp van overleg. We hebben het probleem intussen organisatorisch opgelost, maar ik geef toe, het systeem werkt niet perfect. Mijn stelling is: de vertraging van twee of drie jaar die je met zwangerschap en jonge kinderen oploopt, is op een heel leven betrekkelijk gering. Daarvan moet de maatschappij dus helemaal niet zo’n probleem maken.’
‘Professionals moeten zelf bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen. Want zij weten waarover het gaat en kennen de professionele dilemma’s. Soms moet je in het algemeen belang beslissingen nemen waarmee directe beroepsgenoten niet blij zijn. Niet iedereen begrijpt dat. Als de ouders van de eerstejaars hier zijn op de jaarlijkse kennismakingsdag, zeg ik altijd weer: “Ik weet dat jullie je zorgen maken of ze de studiepunten wel binnenhalen”. Dat vond ik bij onze kinderen ook altijd heel spannend. Maar het is minstens zo belangrijk voor ze dat ze tijdens hun studie bestuurlijke taken op zich AMC-bestuursvoorzitter Louise Gunning-Schepers: ‘Ik denk dat leidinggevende vrouwen nemen. Daarvan leren ze heel veel. Het bestuur steeds minder uitzonderlijk zullen zijn.’ van ons onderwijsinstituut bestaat uit drie docenten en twee studenten. Telkens weer zie ik beeld niet beschikbaar voor internet hoe een aanvankelijk bedremmelde student in twee jaar uitgroeit tot een volleerd bestuurder. Hoe meer studenten zulke dingen oefenen, hoe beter het is. Dat geldt ook voor andere bijbanen. Aan het begin van het jaar zeg ik altijd tegen ze: als je geld wilt verdienen, ga dan niet vakken vullen, maar doe iets waarvan je later profijt hebt: helpen op de prikpoli, een onderzoeksassistentschap.’ U heeft eens gezegd: als je als vrouw hogerop wil, trek dan tijdens een congres iets leuks aan en houd dat twee dagen vol, dan herkennen ze je ook op die tweede dag nog als de vrouw die een briljante opmerking maakte. Heeft u uw carrière strategisch aangepakt?
(Aarzelend) ‘Dat weet ik niet... Iedereen in een leidinggevende positie is daar terechtgekomen dankzij een beetje talent, het geluk dat de kans zich voordeed en het lef om deze te grijpen.’ Maar hebben vrouwen niet net wat meer lef, ambitie en doorzettingsvermogen nodig?
19
Huisartsgeneeskunde:
doorvragen en
onderhandelen
Geen dokter die zoveel verschillende ziektebeelden en patiënten te zien krijgt als de huisarts. Vind je het leuk een medische duizendpoot te zijn en ben je een goede communicator, dan is huisartsgeneeskunde helemaal jouw specialisme. Linda van Tilburg
b
Mededingers
De opleiding tot huisarts duurt drie jaar. In die periode volg je één dag in de week onderwijs aan een van de acht opleidingsinstituten. Vier dagen per week werk je in de praktijk. En omdat een huisarts in spe zich breed moet
beeld: De Beeldredaktie, Annemiek Mommers
aby’s met diarree, kinderen met oorpijn, moeontwikkelen, doe je dat niet alleen in huisartsenpraktijken. In ders met vermoeidheidsklachten en middelbare het tweede jaar loop je een halfjaar stage in een ziekenhuis, drie heren met pijn in de onderrug. Daarmee, en nog maanden in een verpleeghuis en drie maanden in de geestelijke veel meer krijg je als huisarts te maken in de gezondheidszorg. Het laatste jaar werk je, net als in het eerste spreekkamer. Bij sommige klachten is meteen jaar, in een huisartsenpraktijk. Daarnaast kun je je drie maanduidelijk wat er aan de hand is. Maar minstens zo vaak stuit den toeleggen op een bepaald aspect van het vak, zoals verlosde dokter op problemen die op verschillende ziektebeelden kunde, de zorg voor chronisch zieken of praktijkorganisatie. kunnen duiden of die in geen enkel medisch handboek zijn te Elk jaar zijn er landelijk 516 opleidingsplaatsen beschikvinden. Daar zal hij toch iets mee moeten. En dat op basis van baar. Het aantal sollicitanten bedraagt bijna het dubbele, dus slechts één consult, beperkt lichamelijk onderzoek en beperkt het is zaak je te onderscheiden van je mededingers. De selectievervolgonderzoek zoals röntgenfoto’s of laboratoriumresearch criteria zijn voor alle acht de opleidingen dezelfde. Commissies - waarvan de laatste twee dan ook nog door anderen worden kijken onder meer naar motivatie, kennis over huisartsgeneesgeïnterpreteerd. Dat maakt het vak boeiend, maar ook lastig. kunde en reeds opgedane ervaring in de geneeskunde. Dat ‘Hét verschil tussen een huisarts en een specialist in een ziekenhuis is dat Marieke IJzerman heeft onder meer voor huisartsgeneeskunde gekozen omdat ze zo de huisarts lang niet altijd een sluitende met de volle breedte van het medische vak te maken krijgt. diagnose kan stellen,’ zegt Herman Bueving, hoofd van de opleiding huisartsgeneeskunde in het Erasmus MC in Rotterdam. ‘Een specialist doet net zo lang onderzoek tot hij weet wat iemand mankeert of geen verklaring kan vinden. Een huisarts kan dat niet, zijn instrumentarium is beperkt. Hij ziet patiënten in een vroegtijdig stadium, waarin klachten op iets ernstigs kunnen duiden maar ook onschuldig kunnen zijn. Hij moet uitgaan van het meest waarschijnlijke scenario, wat kan betekenen dat hij zijn diagnose moet uitstellen of dat hij iets ernstigs mist. Dat is onvermijdelijk en daar moet je tegen kunnen als je dit vak wilt uitoefenen.’
november 2007
21
Marieke IJzerman (29), derdejaars haio in Maastricht: ‘Ik had altijd al een voorkeur voor huisartsgeneeskunde, maar ik heb me er tijdens mijn studie niet op blindgestaard. Mijn coschap heb ik in een huisartsenpraktijk in een achterstandswijk in Rotterdam gedaan. Daar voelde ik me als een vis in het water. Ik kreeg bijvoorbeeld met een gezin te maken waarvan de zoon verslaafd was aan drugs. Zijn moeder kwam bij me omdat ze er overspannen door was geraakt, de vader sprak met mij over zijn ongerustheid over beiden. Dan zie je de sociale context van een patiënt, je hoort wat iemand meemaakt naast het puur medische. Ik vind het leuk om zo dicht bij het leven van patiënten te staan. Daarnaast spreekt het brede medisch spectrum van de huisarts me aan. Die verrassing, telkens als je iemand binnenroept: “Waar zal deze patiënt weer mee komen?” Die brede oriëntatie heeft ook wel een keerzijde. Je moet het medische vak over de hele linie beheersen, je kunt je niet permitteren om ergens niets vanaf te weten. Studenten die deze specialisatie willen kiezen, raad ik dan ook aan om tijdens de studie bij te spijkeren waar ze niet goed in zijn. Dat heb ik zelf ook gedaan met mijn zwakke punt, interne geneeskunde. Nu ik als huisarts werk,
patiënt weer mee komen?’
‘Waar zal deze
kan in het vak huisartsgeneeskunde zijn, maar ervaring in bijvoorbeeld interne of chirurgie is volgens Herman Bueving zeker ook een pre. Een selectiecriterium dat bij sommige andere specialismen minder belangrijk is, is taalvaardigheid. ‘We kijken of iemand in staat is een goed consult te voeren’, legt Bueving uit. ‘Het consult is het belangrijkste instrument dat een huisarts heeft om samen met de patiënt zijn beleid te bepalen. Bij vage en onverklaarbare klachten moet je goed kunnen doorvragen om de hulpvraag van de patiënt te achterhalen. Ook moet je met patiënten kunnen onderhandelen. Bijvoorbeeld wanneer iemand staat op een doorverwijzing, terwijl het zinvoller is om nog even aan te zien hoe de klachten zich ontwikkelen.’
laten uitpraten. In het eerste jaar ligt de nadruk op het structureren van het gesprek en het achterhalen van de hulpvraag. In het laatste jaar oefen je slechtnieuwsgesprekken en moeilijke onderwerpen als euthanasie en erfelijkheidskwesties. De aandacht voor communicatie betekent niet dat medische vakken zijn ondervertegenwoordigd, benadrukt Bueving. ‘Vakinhoudelijke kennis staat voorop in de opleiding. De studenten verdiepen zich in de epidemiologie van de tien meest voorkomende klachten in de huisartsenpraktijk. Ook zijn er modules over het opzoeken van medische informatie. Welke bronnen bestaan daarvoor, hoe voer je een medische vraag in in een database en hoe beoordeel je de gevonden artikelen? Dat is een heel praktisch onderdeel van de opleiding.’
Gesprekstechnieken
Onzekerheid
In de opleiding is dan ook veel aandacht voor de communicatie tussen arts en patiënt. Je bespreekt video-opnamen van consulten die je hebt gevoerd op je stageplaats. Je leert gesprekstechnieken en -vaardigheden. Dat gebeurt aan de hand van steeds wisselende thema’s, zoals empathie, doorvragen en de patiënt
antwoord zoekplaatje Het goede antwoord luidt: b. verruca plantaris, een voetwrat. Indien spontane genezing uitblijft, wordt deze behandeld met vloeibare stikstof of andere aanstipvloeistoffen. Ook coagulatie of curettage wordt toegepast.
22
vind ik het het moeilijkst om het juiste beleid vast te stellen bij klachten waarvoor geen standaardoplossing is. Spier- en gewrichtsklachten bijvoorbeeld. Ik denk wel eens dat ik dan te vaak pijnstillers voorschrijf, terwijl oefeningen misschien ook goed kunnen helpen. Door pijnstillers voor te schrijven zit ik dan met een kanon op een mug te schieten. Te veel therapie is niet goed, maar ik vind het soms lastig om dé beste behandeling voor een klacht te kiezen. Wat me de meeste voldoening geeft in mijn werk, is de begeleiding van mensen die gaan sterven. Je krijgt dan nauw contact met de patiënt en zijn familie, je voert diepe gesprekken met hen, krijgt hun vertrouwen. Dat vind ik heel bijzonder. Vorig jaar heb ik palliatieve sedatie toegepast bij een man met terminale prostaatkanker. De patiënt en zijn familie wilden eigenlijk dat ik hem “een spuitje gaf”, maar achteraf waren ze heel dankbaar en tevreden over hoe ik het had aangepakt. En ik ook. Verkoudheden zijn niet de reden dat ik elke ochtend weer vroeg mijn bed uitkom, maar voor zulke ervaringen doe ik het.’
november 2007
Als huisarts moet je dus vakinhoudelijk op de hoogte zijn van een breed medisch spectrum en je moet goed kunnen communiceren. Is er ook een criterium voor absolute ongeschiktheid? ‘De meeste studenten die afhaken doen dat omdat ze niet tegen de onzekerheid kunnen die het vak met zich meebrengt’, weet Bueving. ‘Je moet klinisch redeneren: op basis van symptomen komen tot een besluit. Als je elke patiënt die binnenkomt met een sluitende diagnose naar huis wilt sturen, moet je geen huisarts worden.’
Meer informatie: www. knmg.nl bij Opleiding en registratie, www. artsencarriere.nl en www. sboh.nl.
Reis door Carrièreland Het artsendiploma is (bijna) gehaald. En wat dan? Welke ver volgopleiding kies je? Ga je op zoek naar een baan, wil je naar het buitenland of wil je helemaal niet aan de slag als arts? Met andere woorden is jouw koers al bepaald? Mirjam Koning
d
e KNMG organiseert zaterdag 16 februari 2008 de eerste nationale carrièrebeurs voor coassistenten en basisartsen ‘Reis door Carrièreland’. De beurs helpt coassistenten en basisartsen op weg bij het maken van de juiste keuze. Want dat is niet voor iedereen gemakkelijk, zo blijkt onder meer uit het Nivel-onderzoek uit 2005 ‘Artsen en hun carrièrewensen’. Het overgrote deel van de geneeskundestudenten wil na afronding van de initiële opleiding een medische vervolgopleiding volgen. Welke, is in de laatste fase van de opleiding nog niet helemaal duidelijk. Onvoldoende zicht op mogelijke specialisaties kan één van de redenen zijn. Chirurgie, interne en kindergeneeskunde zijn weliswaar populair, maar een opleidingsplaats voor één van deze specialismen is niet voor iedereen weggelegd. De realiteit is dat een deel van de afgestudeerde basisartsen terechtkomt in een ander specialisme dan het oorspronkelijk gewenste. Soms is dat een prima alternatief, soms valt een droom in duigen. Eén van de aanbevelingen uit het Nivel-onderzoek luidde dat het van belang is dat artsen (in spe), zowel tijdens hun studie als later in hun loopbaan, worden ondersteund in het maken van bewuste en gemotiveerde keuzen. De KNMG speelt daar op in. Vandaar deze nationale carrièrebeurs, als steuntje in de rug. Bagage
aios en opleiders om erachter te komen of de opleiding bij je past. Solliciteren naar een baan of opleidingsplaats? Laat je cv checken en informeer naar de sollicitatieprocedures. Als je al een keus hebt gemaakt, ga dan na wat de bank voor jou kan betekenen en hoe het zit met verzekeringen. Daarnaast kun je interessante workshops en leuke lezingen bijwonen, vind je er potentiële werkgevers met wie je in gesprek kunt, zijn er handige gadgets en informatie over verzekeringen, hypotheken en andere nuttige zaken. Maak gebruik van deze unieke kans en mis deze beurs niet!
Vragen? Neem contact op met het congresbureau 030 - 2823 841 of
[email protected].
Om een goede keuze te maken, heb je de juiste bagage nodig. En die vind je op de beurs. Op de carrièrebeurs vind je alle nuttige informatie die je helpt bij jouw reis. Oriënteren op je specialisatie? Alle vervolgopleidingen zijn vertegenwoordigd. Praat met
De kwaliteit van het artsenvak en van de volksgezondheid! Daar maken wij ons als Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) sterk voor. De KNMG behartigt de belangen van artsen en studenten geneeskunde. Samen met het KNMG Studenten platform zetten we ons in voor goede medische (vervolg)opleidingen en verbetering van de positie van studenten geneeskunde. Word nu gratis lid van de KNMG! Vul de antwoordkaart uit dit blad in of kijk op www.artsinspe.nl.
november 2007
23
Het KNMG Studentenplatform is in mei 1996 opgericht als zelfstandig overlegorgaan van de Artsenfederatie KNMG. Doel van het platform is de positie van de huidige en toekomstige studenten geneeskunde te verbeteren.
Burn-out
onder
co’s
Ruim een derde van de coassistenten ziet de coschappen
Hoge werkdruk en een deuk in het zelfvertrouwen
regelmatig niet zitten. Ze worstelen met de hoge werkdruk en hebben meer dan eens het gevoel persoonlijk te falen. Op de faculteiten denkt men goed bereikbaar te zijn voor klachten van deze studenten en voldoende ondersteuning te bieden. Maar de co’s zelf zien dat heel anders. Maarten Anderegg
d
at werken binnen de medische beroepsgroep niet eenvoudig is, is een understatement. Er wordt dagelijks een beroep gedaan op het mentale en fysieke uithoudingsvermogen van de medisch professional. De Nederlandse media en de politiek hebben steeds meer aandacht voor de hoge werkdruk en het hieraan gerelateerde risico op medische fouten onder artsen, voornamelijk artsen in opleiding tot specialist (aios). Aanleiding voor de verontrustende berichten is een onderzoek van de Landelijke Vereniging van Assistent Geneeskundigen (LVAG) waaruit blijkt dat 20,6 procent van de aios voldoet aan de criteria van een burn-out. Bovendien rapporteerde een groot deel van de aios zodanige vermoeidheidsklachten dat ze tot medische fouten zouden kunnen leiden. Hoewel de werkdruk en de verantwoordelijkheid van aios en co’s van een andere orde van grootte zijn, is het denkbaar dat aan burn-out gerelateerde verschijnselen zich al tijdens de coschappen manifesteren. In die fase wordt een student immers geconfronteerd met emotioneel zwaar werk, neemt
Burn-out Burn-out is een syndroom van: emotionele uitputting; depersonalisatie (cynische, negatieve en/of onverschillige houding tegenover het werk); verminderde persoonlijke bekwaamheid (negatieve houding tegenover het eigen functioneren).
24
november 2007
de werkdruk sterk toe en vinden er rigoureuze veranderingen plaats in zijn sociale leven. Eerder al toonde buitenlandse literatuur aan dat dergelijke omstandigheden kunnen bijdragen aan emotionele uitputting, een negatieve houding ten opzichte van de coschappen en versterkte twijfel over het eigen functioneren, allemaal verschijnselen die samenhangen met burnout (zie kader Burn-out).1 2 Overigens tonen enkele van deze onderzoeken ook aan dat de mate van ervaren stress tijdens de geneeskundeopleiding voorspellend is voor de mate van ervaren stress tijdens de arts-assistentschappen.3 4 In Nederland is over deze kwestie helaas nog maar weinig bekend. Al met al voldoende aanleiding voor het KNMG Studentenplatform om de prevalentie van aan burn-out gerelateerde verschijnselen onder coassistenten in kaart te brengen (zie kader Studenten panel op blz. 26). Werkdruk en zelfvertrouwen
Om een reëel beeld te krijgen van de omvang van de met burnout samenhangende problemen tijdens de coschappen, zijn enkele vragen over dit onderwerp opgenomen in het studentenpanel van het KNMG Studentenplatform. De resultaten van deze jaarlijkse enquête tonen aan dat ook tijdens de coschappen zorgwekkend veel studenten op dit vlak moeilijkheden ervaren. Hoewel 94 procent van de deelnemende coassistenten (zeer) tevreden is met de studie, geeft ruim een derde van hen aan dat ze de coschappen regelmatig niet zien zitten wegens de hoge werkdruk en/of het gevoel meer dan eens persoonlijk te falen (zie figuur 1 en 2 op blz. 26). Van de coassistenten die meer dan 50 uur per week in het ziekenhuis werken (dit geldt voor 41% van de coassistenten), meldt een groter deel de coschappen regelmatig niet meer te zien zitten dan van de
co’s die minder dan 40 uur per week werken (43% vs 26%). Privéomstandigheden en de emotionele belasting van het werk zijn veel minder vaak de oorzaak van een negatieve houding tegenover de coschappen. Ondersteuning
Naast de coassistenten zijn ook studieadviseurs en studentenpsychologen van de acht Nederlandse geneeskundefaculteiten over dit onderwerp benaderd. Geen van deze faculteitsmedewerkers zegt ooit te zijn geconfronteerd met coassistenten met een klassiek beeld van burn-out waarop de drie hoofdklachten (emotionele uitputting, depersonalisatie en verminderde bekwaamheid) van toepassing zijn. Het komt echter wel voor dat co’s zich melden met (faal)angst, vermoeidheid, concentratieproblemen en gebrek aan motivatie. Volgens de meeste faculteitsmedewerkers zijn deze klachten echter niet zozeer het gevolg van de coschappen, maar moet de oorzaak vooral worden gezocht in privéomstandigheden. Deze veronderstelling is echter sterk in tegenspraak met de ervaringen van veel coassistenten, die via het studentenpanel zijn gepeild. Dat de beleving van de faculteitsmedewerkers in strijd is met de opvattingen van de coassistent, is overigens niet uniek. Terwijl alle faculteitsmedewerkers vinden dat zij voor klachten en/of problemen van co’s goed bereikbaar zijn, wordt dit volstrekt niet bevestigd door de uitkomsten van het studenten panel. Maar liefst de helft van de coassistenten geeft aan dat het in geval van emotionele problemen níet eenvoudig is om opleiders, docenten of vertrouwenspersonen te bereiken. Daarnaast beoordeelt ruim 30 procent van de ondervraagde co’s de emotionele steun die wordt geboden als onvoldoende.
Winants bevestigt dat het voor veel coassistenten moeilijk is te wennen aan de veranderingen die met het ingaan van de coschappen gepaard gaan. Zij pleit voor door faculteiten ingestelde peer groups tijdens de coschappen, waarin co’s hun ervaringen met elkaar delen en elkaar feedback geven op het individuele functioneren. Zo worden ze zich bewust van het feit dat ze niet alleen staan in het gewenningsproces dat de coschappen vereisen. Binnen de peer groups kunnen coassistenten elkaar helpen bij het ontwikkelen van strategieën om te voorkomen dat ze de coschappen uiteindelijk als negatief ervaren. Hierbij valt te denken aan het stellen van duidelijke grenzen, het zoeken van sociale steun en afleiding, het stellen van prioriteiten of een melding van het probleem bij opleiders/ docenten. Feedbacksysteem
Winants vindt verder dat aan het huidige attitudeonderwijs nog veel valt te verbeteren. ‘Door middel van goed attitudeonderwijs, waarbij investering in de emotionele intelligentie en weerbaarheid van de coassistent centraal staan, wordt een professionele houding ten opzichte van het eigen functioneren aangeleerd. Hierdoor krijgt de coassistent meer inzicht in
Emotioneel zwaar werk en toenemende werkdruk kunnen leiden tot burn-out.
Aanpak
Uit de resultaten van het studentenpanel blijkt dat ruim een derde van de coassistenten regelmatig is uitgekeken op de coschappen als gevolg van de hoge werkdruk en/of de angst
In
peer groups kunnen co’s ervaringen
met elkaar delen
beeld: shutterstock
om persoonlijk te falen. Een deel van de verklaring hiervoor is dat met de coschappen een nieuwe fase in de opleiding begint waarin alle verworven kennis ook daadwerkelijk klinisch moet worden toegepast. ‘Coassistenten moeten zich inpassen in een nieuwe culturele wereld van hiërarchie, nieuwe spelregels en sterk verschillende kennis- en vaardigheidsniveaus’, zegt Yvonne Winants, werkzaam als docent/onderzoeker bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht. In 1999 bracht zij haar proefschrift uit met de titel Coassistentschappen als inwijding in de medische beroepscultuur, waarin zij onder meer de emotionele en sociale druk tijdens de coschappen beschrijft.
november 2007
25
1. Ik zie de coschappen regelmatig niet meer zitten… …omdat ik meer dan eens bang ben persoonlijk te falen …omdat ik word geconfronteerd met een hoge werkdruk …vanwege privéomstandigheden …omdat ik word geconfronteerd met emotioneel zwaar werk
8%
27%
5%
17%
28%
2% 13% 1% 13%
25%
19%
14%
helemaal mee eens
23%
28%
mee eens
20%
42%
29%
neutraal
42%
29%
mee oneens
15%
helemaal mee oneens
2. Opleiders/docenten/vertrouwenspersonen… …kan ik eenvoudig bereiken
5%
…bieden mij voldoende emotionele ondersteuning en begeleiding tijdens mijn coschappen
3%
46% 23%
31% 36%
wat van hem/haar wordt verwacht, waardoor een belangrijk deel van de onzekerheid over het eigen functioneren kan worden weggenomen.’ Ten slotte ligt er nog een belangrijke taak voor de faculteiten op het gebied van de emotionele ondersteuning door opleiders/docenten/vertrouwenspersonen. Zoals gezegd is ruim de helft van de ondervraagde coassistenten ontevreden over de bereikbaarheid van deze personen en vindt eenderde dat de geboden hulp tekortschiet. Faculteiten zullen door een goed feedbacksysteem moeten zorgen voor een opleidingsmilieu waarin co’s durven aan te geven dat zij klachten ervaren of problemen tegenkomen. Vervolgens moet men op adequate wijze op dergelijke problemen inspringen door de coassistent te begeleiden in het ontwikkelen van strategieën om de coschappen beter te doorlopen. Met behulp van deze strategieën moet immers worden voorkomen dat de medische beroepsgroep waardevolle en gemotiveerde krachten al in de coschapfase verliest. Het KNMG Studentenplatform heeft zichzelf dan ook als doel gesteld de uitkomsten van het studentenpanel goed onder de aandacht te
Studentenpanel Elk voorjaar organiseert het KNMG Studentenplatform een digitale enquête onder de student-leden van de KNMG, het studentenpanel, waarin we de mening en ervaring van geneeskundestudenten en coassistenten vragen. Onderwerpen die in het studentenpanel aan bod komen, zijn onder andere burn-out onder coassistenten, de voortgangstoets, professionele autonomie en Cibastudenten. Op basis van de resultaten van dit panel formuleert het Studentenplatform standpunten en draagt die uit om de belangen van geneeskundestudenten zo goed mogelijk te behartigen. Ben je nog geen lid van de KNMG? Meld je dan aan via www.artsinspe.nl.
26
november 2007
17% 31%
2% 7%
brengen bij de faculteiten. Daarnaast wil het een bijdrage leveren in het ontwikkelen van nieuw beleid op dit gebied. Hierbij valt onder meer te denken aan de interventies die door Yvonne Winants zijn voorgesteld. Al met al staat voor het Studentenplatform één ding vast: deze uitkomsten vragen met klem om aandacht.
Noten 1. L.N. Dyrbye e.a. Personal life events and medical student burnout: a multicenter study. Acad Med 2006; 81: 374-84.; 2. M.E. Dahlin e.a. Burnout and psychiatric morbidity among medical students entering clinical training: a three year prospective questionnaire and interview based study. BMC Med. Educ. 2007; 7: 6. ; 3. R. Tyssen e.a. Factors in medical school that predict postgraduate mental health problems in need of treatment. Med. Educ. 2001 feb; 35 (2): 110-20.; 4. K.B. Finset e.a. Which young physicians are satisfied with their work? A prospective nationwide study in Norway. BMC Medical Education 2005; 5: 9.
Woordzoeker Uiteraard ontbreekt op de cover van deze Arts in Spe de woordzoeker niet. Tussen alle vaktermen staan er drie die niets met de voet van doen hebben. Zoek die drie termen op, mail ze naar
[email protected] onder vermelding van ‘woordzoeker’ en maak kans op een van twee iPod nano’s. Een van de drie gezochte vaktermen geven we cadeau op www.artsinspe.nl. Je kunt je oplossing tot 17 december insturen. Winnaars van de woordzoeker van augustus zijn: Rozemarijn de Rooij (Utrecht) en Jitske Hof (Groningen). De goede antwoorden waren: snurken, schizofrenie en arthritis.
Structureel
goeddoen in een stichting Een stage of een onderzoek doen in een ontwikkelingsland is natuurlijk leerzaam en nuttig. Maar enkele voormalige geneeskundestudenten wilden een meer structurele bijdrage leveren. Zij richtten stichtingen op die een duurzame steun zijn voor de lokale bevolking én die een nuttige stageplek voor studenten bieden. Ilse Kuiper
g
eneeskundestudent Noëmi Nijsten (31) aan de Universiteit Maastricht (UM) weet nog precies waarom zij in 2002 naar Ghana wilde voor een stage. ‘Het was de uitdaging van het onbekende en de wens om een bijdrage te leveren aan de gezondheidszorg. Hoe je dat het beste kunt aanpakken, moet je ter plekke ervaren. Het bleek dat ik een duurzame bijdrage kon leveren aan de gezondheidszorg in Ghana door de uittocht van Ghanese artsen naar het buitenland tegen te gaan. Ik deed dat door ze extra scholing aan te bieden en hun werkomstandigheden te verbeteren. Tegelijkertijd wilde ik voor toekomstige co’s uit Maastricht een goed uitgedachte medische stage creëren. En zo ontstond de stichting Mustangh: een duurzame win-winsituatie tussen een Ghanees ziekenhuis en de Universiteit Maastricht.’ Met Mustangh (Maastricht University Students Twinning A North Ghanaian Hospital) dat in april 2004 werd opgericht, legden Noëmi Nijsten en collegastudent Gaël Pennings de basis voor een structurele samenwerking tussen de UM en het West Gonja Hospital in de noordelijke regio van Ghana. Eerst moesten de plannen van Noëmi en Gaël op haalbaarheid worden getoetst en moesten diverse instanties er hun goedkeuring aan geven. Met een uitgebreid projectvoorstel wisten de ambitieuze studenten alle partijen uiteindelijk achter zich te krijgen. De oprichting van de stichting zelf, was volgens Noëmi niet veel werk. ‘Na een aantal sollicitaties vonden we een geschikt studentenbestuur en niet veel later heeft een notaris onze
28
november 2007
stichting officieel gemaakt. De notariële standaardstatuten hebben we aangepast aan onze doelen en later aangevuld met een huishoudelijk reglement. Na de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en de opening van een bankrekening was alles rond en konden we ons richten op het schrijven van een beleidsplan.’ Vervolgens is het heel hard gegaan, vertelt Noëmi. ‘De studenten in het bestuur waren gemotiveerd en enthousiast en met z’n allen hebben we iets geweldigs neergezet. De fondswerving en de pr-activiteiten groeiden snel, dus er moesten commissies bij komen. De nieuwe stage vergde veel onderhandelingen met
‘De gezondheidszorg houdt niet op bij de muren van je spreekkamer’ de UM, maar heeft na enkele pilots een goedgekeurde zesdejaars stage opgeleverd.’ In Ghana liet de stichting een studentenhuis bouwen en tegelijkertijd werden bouwtekeningen voor het nieuwe ziekenhuis gemaakt door een TU-student. ‘Na veel tegenslagen, meevallers en frustraties is de bouw met financiering van onder meer de Universiteitskrant en Nederlandse overheidsgeld van start gegaan. Mustangh zelf wordt financieel gesteund door de Faculty
of Health, Medicine and Life Sciences (FMHL) van de universiteit van Maastricht. De FMHL betaalde het studentenhuis en de onderwijskosten en stelden eerst mij en later Yoka Cerfontaine en Ellen Kerkhofs aan als projectmanager voor een dag in de week.’ Pas toen Noëmi er alles aan had gedaan om de stichting op eigen benen te laten staan, kon zij met een gerust hart Maastricht verlaten om haar eigen carrière te vervolgen. Momenteel werkt ze tijdelijk als arts op een soa-poli in Den Haag. In april 2008 wordt ze projectmanager bij een stichting van het AMC die lokale artsen in ontwikkelingslanden onderwijs aanbiedt op het gebied van hiv/aids. Aan co’s geeft ze het volgende advies: ‘In de multiculturele maatschappij van vandaag houdt de gezondheidszorg niet op bij de muren van je spreekkamer. Creëer voor jezelf een kans om je blik op de wereld te vergroten en culturen te ontdekken die je in elke wachtkamer zult terugvinden.’ Regionale bekendheid
Mustangh is vandaag de dag een non-profitorganisatie die wordt geleid door een bestuur van zeven studenten van de UM, onder voorzitterschap van Yoka Cerfontaine en Ellen Kerkhofs. In totaal werken zestien studenten voor Mustangh. Het studentenbestuur wordt ondersteund door een raad van advies die halfjaarlijks bijeenkomt. De basisstructuur van Mustangh wordt gefinancierd door de FHML, leggen Yoka en Ellen uit. Daarnaast heeft de stichting een aparte pr-commissie. De promotieactiviteiten richten zich op het verkrijgen van lokale en regionale bekendheid. Zo staat Mustangh regelmatig met een stand op evenementen en verzendt de stichting een digitale nieuwsbrief. Mustangh heeft een acquisitiecommissie voor het inzamelen van fondsen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en materiële acquisitie - al staat de laatste vanwege de verzendingsproblematiek op een laag pitje. De financiële acquisitie richt zich onder meer op het schrijven van aanvragen voor specifieke projecten bij diverse stichtingen. Daarnaast worden diverse inzamelingsacties georganiseerd. Als doelen voor de toekomst richt Mustangh zich op het verder verbeteren van de faciliteiten in Ghana, kennisexport en aanvullende scholing, het vergroten van de naamsbekendheid en de uitbreiding van stages. Yoka: ‘We zijn met z’n allen heel enthousiast om deze doelen te verwezenlijken, zeker nadat we met eigen ogen in Ghana hebben gezien hoeveel goed werk we vanuit Nederland kunnen doen.’
Dienstverlening VVAA VVAA stimuleert ondernemerschap in de gezondheidszorg en heeft een reeks aan artikelen, checklists, producten en diensten samengesteld die naadloos aansluit op de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Voor meer informatie: www.vvaa.nl.
VVAA-tips voor studeren in het buitenland faculteit, het ziekenhuis en opleiders kunnen 1. De studenten die naar het buitenland willen, helpen bij de zoektocht naar een stage- of onderzoeksplaats. Daarnaast kan een netwerk zoals de International Federation of Medical Students’ Associations (IFMSA) uitkomst bieden (www.ifmsa.nl). Een tijdelijke verblijfs- en werkvergunning is altijd nodig - soms zelfs een visum. Informeer hiernaar bij de ambassade of het consulaat van het betreffende land. Vaak dekt de ziektekostenverzekering ook de medi sche kosten die je in het buitenland maakt, maar check dat even bij je ziektekostenverzekeraar. Met de ziektekostenverzekering van VVAA is alles in één keer goed geregeld. Veel ziektekostenverzekeringen kennen beperkingen in het buitenland. Een goede reisverzekering met een bagagedekking en een dekking voor eventuele medische kosten is dan handig. De VVAA-studentenreisverzekering (30 euro per jaar) dekt wereldwijd een aaneengesloten verblijf van zes maanden in het buitenland. Particuliere aansprakelijkheid in het buitenland is bij VVAA voor maximaal één jaar geregeld. Informeer bij je verzekeraar altijd wat er voor jouw WA-verzekering geldt. Voor beroepsaansprakelijkheid gelden aparte richtlijnen. Slechts in een beperkt aantal gevallen, is het mogelijk om in Nederland je aansprakelijkheid voor medisch handelen te verzekeren. Zorg dat het thuisfront weet waar je zit en hoe je bereikbaar bent.
2.
3. 4.
5.
6. In Ghana hebben de studenten onder meer gezorgd voor een studentenhuis.
november 2007
29
In Nepal wordt hulp geboden aan kinderen met leukemie.
Ernstig zieke kinderen
De stichting Medicine for all is begin 2004 opgericht door een groep Nederlandse coassistenten: drie uit Leiden en twee uit Amsterdam. De stichting zamelt geld en andere middelen in voor de behandeling van ernstig zieke kinderen in Nepal en dan met name die kinderen met acute lymfatische leukemie (ALL). Ward van Beers (28) is een van de Leidse oprichters en de voorzitter van het bestuur dat verder wordt gevormd door de andere oprichters. ‘Als vijfdejaars geneeskundestudent aan de Universiteit Leiden heb ik eind 2003 een stage gevolgd in het Kanti Children’s Hospital in Kathmandu, Nepal. Vanwege mijn strak ingeplande rooster koos ik voor de kortste stage van vier weken’, vertelt Ward. ‘In die vier weken volg je Engelstalig onderwijs en loop je mee op vier afdelingen: Chirurgie, Infectieziekten, Eerste hulp en Oncologie. De vier weken praktijkervaring bleken van essentiële waarde voor mijzelf als persoon, mijn loopbaan en mijn toekomst. Deze stage heeft mijn wereldbeeld enorm verbreed en veranderd. Ik was geschokt door de vele kinderen die nog overlijden aan goed behandelbare ziekten. Na deze stage heb ik
‘De stage in Nepal heeft mijn wereldbeeld enorm veranderd’ in het AMC gewerkt als artsonderzoeker (sikkelcelziekte) en nu volg ik een opleiding binnen interne geneeskunde.’ Samen met vier andere coassistenten die stage liepen in het kinderziekenhuis in Nepal besloot Ward structureel hulp te bieden en dan specifiek aan het Oncology Fund. Om dit te bewerkstelligen, werd de stichting Medicine for all opgericht. ‘We zijn erg onder de indruk geraakt van de manier waarop deze kinderen, ondanks de beperkte financiële mogelijkheden van de ouders en het ziekenhuis, worden geholpen.’ De medicijnen die de kinderen krijgen, zijn dezelfde als die kinderen met kanker in westerse landen krijgen. Omdat veel ouders de behandeling (350 dollar) niet kunnen betalen, worden zij financieel bijgestaan door het Oncology Fund. De lokale artsen diagnosticeren en stellen de behandeling voor. Het Oncology Fund maakt vervolgens de kosten voor de
30
november 2007
geneesmiddelen direct over aan de leverancier in Nepal. Dit drukt de prijs en voorkomt dat tussenhandelaren er geld aan verdienen. De stichting Medicine for all zamelt geld in voor dit fonds. De stichting heeft zich ten doel gesteld 50.000 euro op te halen; een vijfde van de 250.000 euro die het fonds in kas moet hebben. Van de rente (4%) die dat bedrag namelijk oplevert, kan het Oncology Fund jaarlijks 35 patiënten à 350 dollar behandelen. Een ander doel van de stichting is het werven van coassistenten voor het Kanti Children’s Hospital. Dit heeft een tweeledig doel. Enerzijds betalen coassistenten 35 doller leergeld per week, waarvan de helft naar het Oncology Fund gaat. Anderzijds probeert de stichting op deze manier de interesse te wekken bij toekomstige artsen voor Nepal. De hoop is dat een aantal zal besluiten om op een later moment enige tijd in Nepal te gaan werken. Doordat zij vaak gespecialiseerder zijn opgeleid dan hun Nepalese collega’s, beschikken zij over veel kennis en ervaring die zij op de lokale artsen kunnen overdragen. Dit leidt op den duur tot het verhogen van het niveau van de gezondheidszorg in Nepal. Free publicity
Volgens Ward was de oprichting van de stichting een fluitje van een cent. ‘We hebben eerst de doelstellingen geformuleerd en zijn daarna met z’n vijven naar de notaris gegaan en de oprichting was een feit. Vervolgens zijn we actief begonnen met pr en promotie. Onder meer door (studenten)tijdschriften aan te schrijven om op deze wijze free publicity te genereren. We hebben van alles en nog wat gedaan om geld in te zamelen: van benefietfeesten tot activiteiten op Koninginnedag. Tegenwoordig organiseren we elk jaar een cabaretvoorstelling. Daarnaast is onze eigen netwerk van primair belang.’ De inspanningen zijn niet zonder resultaat gebleven. ‘De 50.000 euro die we aanvankelijk als doel hadden, is inmiddels omgezet in structurele en directe hulp’, zegt Ward. ‘We ondersteunen tegenwoordig ook materiële zaken. Wat ik co’s wil adviseren die ook plannen hebben voor een stichting? Als je plannen hebt, praat dan met iedereen die je kent. Enthousiasmeer mensen. Blijf niet in je eentje rondlopen met een idee: je netwerk is groter dan je denkt.’