Studentenuitgave van Medisch Contact
CV-building voor opleidingsplek Praktiseren in het buitenland Chirurg: droom of nachtmerrie
3
augustus 2007
www.artsinspe.nl
coverbeeld: De Designpolitie
Rubrieken Rubrieken Kortkortkort
4
Agenda
5
Column
9
Zoekplaatje
9
in dit numm
er
è
6
Weg
10
Kwik
16
De leukste bijbaan 17 Portret
Kruiwagens en kloeke keuzes
Onder coassistenten doen spookverhalen de ronde over het bemachtigen van een opleidingsplek. Zo zou je tot de ‘inner circle’ moeten behoren om tot neurochirurg te worden toegelaten. Arts in Spe zocht uit wat echt helpt om de gewenste plek te krijgen. xander bronkhorst
13
18
24
Aan de poort van de faculteit
Om een studieplaats aan de medische faculteit te krijgen, moet je eerst een zenuwslopend selectieproces overleven. Door de bachelor-masterstructuur krijg je misschien met nog een selectieronde te maken voordat je je arts mag noemen. ron van oosterhout en sybren rynja
De grens over na het artsexamen
Door Europese afspraken over de geneeskundeopleiding is het makkelijker geworden om in een ander Europees land het artsenvak te praktiseren. Liggen je ambities echter in Amerika, dan zul je eerst de nodige hindernissen moeten nemen. john ekkelboom
21
Heelkunde: zwaar maar boeiend
Chirurg worden is al lang niet meer alleen weggelegd voor mannen. Maar om een opleidingsplek in de wacht te slepen moet je wel heel wat in je mars hebben. En je moet tegen de fysieke belasting zijn opgewassen. majanka keijer
Arts in Spe is de studentenuitgave van Medisch Contact, het weekblad van de KNMG, en verschijnt vier keer per jaar. Arts in Spe wordt gratis verspreid onder medisch studenten en toegezonden aan studentleden van de KNMG. Redactie: Redactie: Ben Crul, Joost Visser, hoofdredactie Albert van der Horst, Kees Klaver, Chris Linssen, Hedwig Neggers, eindredactie Bibian Harmsen, Ineke Schouten, Tamar Smit, vormgeving Wendy Westerhof, beeldredactie Robert Crommentuyn, Henk Maassen, Eva Nyst, Ingrid Lutke Schipholt, Evert Pronk, journalisten
28
Publiceren voor dummy’s
Eenvoudig is het niet, het schrijven van een wetenschappelijke publicatie. Door de wol geverfde onderzoekers vertellen wat zij doen om hun verhaal kernachtig te houden en hoe ze ervoor zorgen dat ze niet verdwalen in een overvloed aan data. ilse kuiper
de volgende Arts in Spe verschijnt 15 november
Redactieadres: Mercatorlaan 1200, postbus 20052, 3502 LB Utrecht. tel: 030 2823 384 E-mail:
[email protected] www.artsinspe.nl Druk: Thieme rotatie, Zwolle; oplage 18.000 Uitgever: Elsevier Gezondheidszorg, onderdeel van Reed Business
Medisch Contact
ISSN: 1871-3181
Jaargang: 3 Aan dit nummer werkten verder mee: P. Breslau, Xander Bronkhorst, John Ekkelboom, Majanka Keijer, Ilse Kuiper, Ron van Oosterhout, Sybren De redactie is onafhankelijk en werkt op basis van een redactiestatuut. Rynja, V. Schelfhout-van Deventer, Elmar Veerman, Anouck Visscher De artikelen van de KNMG en VVAA op pagina 21 t/m 30 verschijnen Redactieraad: Deepak Balak, Tim Boymans, Judith Dekker, Ronak Delewi, onder directe verantwoordelijkheid van hun besturen. Het is niet Robin de Groot, Judith Hanemaayer, Marlies Morsink, Ron van Oostertoegestaan om, zonder voorafgaande toestemming van de redactie, hout, Sybren Rynja, Lidewij Warris, Sanne Zinkstok (studenten), Colette gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan over te nemen, te (doen) Bekker, Mirjam Leers (VVAA), Majanka Keijer, Mirjam Koning (KNMG) publiceren of anderszins openbaar te maken of te verveelvoudigen.
Verhuisd, afgestudeerd? Wijzig zelf je gegevens op www.knmgstudent.nl of stuur een mail naar
[email protected]
augustus 2007
kortkortkort Schrijven, gewoon doen ‘Wat niet opgeschreven is, bestaat niet’. Bondiger kan ik het niet formuleren. Als ik dit jullie alleen maar had gezegd en het niet had opgeschreven, was er misschien een welles-nietesdiscussie ontstaan. ‘Ja maar ik heb horen zeggen dat...’ Maar nu kom ik er niet onderuit, het staat er gewoon. Punt uit. Juristen hebben in hun studie geleerd om teksten woord voor woord uit te pluizen en om elkaar daarna met dat geschreven woord in de haren te vliegen. Ze kúnnen niet anders dan alles opschrijven. Hun zinnen zijn vanwege de vele mitsen en maren meestal veel te lang. Voordat een jurist een punt achter een zin zet, pffff. Bij artsen gaat dat anders. Hoe korter, hoe liever, lijkt het devies. Kijk maar eens in patiëntenstatussen en consultaanvragen. Geen woord te veel, eerder te weinig. Die telegramstijl van artsen is regelmatig de oorzaak van fouten. Bijvoorbeeld omdat zaken onvolledig of niet aan een andere arts worden overgedragen. Medische tuchtcolleges tikken artsen daarvoor regelmatig op de vingers. Dat je zaken die je observeert en meemaakt, duidelijk en leesbaar opschrijft, is dus gewoon een must, ook in de geneeskunde. Dat opschrijven houdt niet op bij het invullen van een medisch dossier. Al diegenen die nu nog de medische vakbladen en handboeken volschrijven, zijn straks met pensioen en hebben - ook ik - opvolgers nodig. Dus oefen jezelf ook in het schrijven en laat je niet ontmoedigen als je schrijfsels niet direct worden gepubliceerd. Op onze vernieuwde Arts in Spe-website kunnen we jouw columns en forumbijdragen plaatsen, maar voor het serieuzere werk zou ik je aanraden eerst het artikel op bladzijde 28 door te lezen. En voor de ware liefhebber, zoals ooit Anouck Visscher, hebben we af en toe een stageplek op de redactie van MC beschikbaar.
Ben V.M. Crul, arts, hoofdredacteur
[email protected]
Gevangen in een holle ruimte
Wat sommigen alleen in een nachtmerrie meemaken, overkwam de Fransman Jean-Dominique Bauby in het echt: hij raakte nagenoeg volledig verlamd. De hoofdredacteur van het blad Elle kreeg in 1995 een beroerte en kon daarna alleen nog maar communiceren door met zijn linkerooglid te knipperen. Hij vergelijkt zijn ‘locked-in sydrome’ met leven als in een duikerklok. Uitstapjes maakt hij met zijn geest, want die is zo vrij als een vlinder. Dat verklaart de titel van het boek dat hij vanaf zijn ziekbed schreef: The Diving-bell and the Butterfly. Het verhaal is zo bizar dat regisseur Julian Schnabel er een film van maakte, met Mathieu Amalric als Bauby en Emmanuelle Seigner als zijn ex. Schnabel kreeg dit jaar op het filmfestival in Cannes de prijs voor de beste regie. Auteur Bauby heeft de roem van zijn boek en de film nooit mogen proeven. Twee jaar na zijn eerste beroerte overleed hij aan een tweede aanval. De Frans-Amerikaanse film gaat in Nederland op 13 september in première. (ILS)
movie art >>> negative film
02
02
>>>
augustus 2007
movie art >>> negative film
Medemenselijkheid topmotief studiekeuze Medemenselijkheid is het belangrijkste motief voor studenten bij hun keuze voor de geneeskundestudie. Dat blijkt uit de rapportage ‘Carrièrewensen van geneeskundestudenten’ van de Universiteit van Utrecht. Er waren 1478 studenten ondervraagd. In de eerste plaats willen de geneeskundestudenten ‘liever met mensen werken dan met dingen’, in de tweede plaats willen zij ‘anderen helpen’. Pas in de derde plaats noemen zij ‘willen genezen/ voorkomen van ziektes’ als motivatie voor hun studie. Bij de keuze voor een vervolgopleiding is de motivatie anders. Daar is de interesse voor het vakgebied de grootste motivatie. Op twee staat de inhoud van de toekomstige functie, gevolgd door menselijke interesse/ zingeving. Overigens is een heelkundig georiënteerde opleiding het meest populair. Van de mannen ambieert meer dan de helft (51%) een snijdend specialisme en van de vrouwen 40,3 procent. Vrouwen kiezen ook graag
>>>
agenda 4 en 18 september 2007
Training: solliciteren voor voor een beschouwend specialisme (39,4%). Een derde van de mannen ziet een carrière in deze richting zitten. De invloed van mentoren blijkt bij het maken van de keuze voor de vervolgopleiding zeer gering te zijn. Studieadviseurs opereren vraaggestuurd en zijn overbelast. (ILS)
Utrecht ongekend populair De geneeskundestudie in Utrecht is uitzonderlijk populair onder toekomstige studenten. Dat blijkt uit cijfers van de Informatie Beheer Groep. Dit jaar tekenden 1228 kandidaten zich in voor de geneeskundestudie in de Domstad, terwijl er maar 304 plaatsen te vergeven waren. Dat betekent dat Utrecht 75,2 procent van de intekenaars moest teleurstellen. Als zij elders ingeloot waren, konden ze via de ruilbeurs nog een poging wagen in het Utrechtse aan hun studie te beginnen. Achttien studenten probeerden dit. Tevergeefs, want geen enkele Utrechtse nuldejaars bood aan zijn plaats te ruilen. Ook de IB-groep gaf de studenten weinig hoop omdat deze instelling bij de toelating al rekening hield met de voorkeur die de studenten hadden opgegeven bij de aanmelding. Bart de Heij van de Utrechtse studievereniging MFSU Sams noemt drie redenen voor de populariteit van Utrecht: ‘Ten eerste ligt Utrecht centraal. Bijna alle studenten wonen op kamers, maar door de centrale ligging is het relatief gemakkelijk om in de weekeinden naar huis te reizen. Verder is het een studentenstad
met heel veel studies, waardoor je goed contact kunt onderhouden met middelbareschoolgenoten. De kans is groot dat je ze in Utrecht tegenkomt. Een ander voordeel van Utrecht is dat je hier al in het derde jaar de kliniek in mag. Bij veel andere geneeskundestudies mag dat pas in het vierde jaar. Door klinische ervaring kun je ontdekken of geneeskunde echt iets voor je is.’ Nog wat cijfers: bij de geneeskundeopleiding van de Vrije Universiteit moest 62,9 procent van de kandidaten worden teleurgesteld. Deze studie eindigt daarmee op de tweede plaats op de lijst van populaire geneeskundeopleidingen. Op drie staat de Universiteit van Amsterdam die 60,2 procent van de aanmeldingen niet kon honoreren. Het minst populair is de studie in Rotterdam. Daar werd ‘slechts’ 48,8 procent afgewezen. In totaal meldden 6926 kandidaten zich aan voor de geneeskundestudie. Er waren 2780 plaatsen te vergeven. (ILS)
Studenten trainen Sudanezen Vijftien Nederlandse geneeskundestudenten maken honderd leeftijdgenoten in Zuid-Sudan vertrouwd met trainingsmethodes over gezondheidsvoorlichting. Het is de bedoeling dat deze Sudanese community mobilizers vervolgens hun leeftijdgenoten informeren. ‘Vergelijk ons werk met de rimpelingen die een vallende druppel in het water veroorzaakt’, zegt Robbert Duvivier, woordvoerder van de internationale organisatie voor geneeskundestudenten
IFMSA en zelf geneeskundestudent. ‘We geven informatie over gezondheid, hygiëne, voeding en seksuele voorlichting door aan leeftijdgenoten en zij weer aan nog meer leeftijdgenoten.’ De vijftien Nederlandse studenten gaan in twee groepen. De eerste groep was er deze zomer en stelde samen met de Sudanezen een voorlichtingsprogramma op. De tweede delegatie vertrekt in september en past het door hun collega’s bedachte programma toe. Studenten die al zover in hun studie zijn dat ze stages lopen, kunnen studiepunten krijgen voor deze werkzaamheden. De studenten houden - onregelmatig want internetten is in ZuidSudan lastig - een weblog bij op www.ifmsa.nl/mpower. (ILS)
coassistenten. Kosten: 55 euro (leden), 140 euro (niet-leden) Wie: KNMG Waar: Domus Medica, Utrecht Info: www.artsinspe.nl
19 september 2007 ymposium: Studenten leren S over genderdysforie. Sprekers uit Nijmegen, Rotterdam en Amsterdam belichten het probleem ‘Hoe word ik man/vrouw?’ vanuit somatisch en psychiatrisch oogpunt. Kosten: 1-5 euro. Wie: Werkgroep Sekse Specifieke Geneeskunde (WSSG) Waar: Hippocrateszaal, Medische Faculteit Nijmegen Info: www.ru.nl/wssg
3 en 7 oktober 2007 orkshop: Leren solliciteren. W Kosten: 20 euro Wie: VVAA Waar: Universiteit van Amsterdam Info: www.vvaa.nl
Aanvullingen en correcties
6 en 7 oktober 2007
• Het is jammer voor coassis tenten, maar voorschrijven van recepten is nu en straks alleen voorbehouden aan echte artsen. In kortkortkort (AiS, mei 2007, blz. 4) schreven we nog dat niet-artsen in de nabije toekomst wel geneesmiddelen mochten voorschrijven. KNMG-juristen wezen ons op deze fout. Op www.artsinspe.nl staat hun brief. • Behalve geneeskunde faculteiten in Amsterdam, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Utrecht en Rotterdam (AiS, mei 2007, blz. 13) biedt ook de Groningse faculteit keuzeonderwijs aan. Naast het aanbod van het UMCG kunnen studenten ook een keer een algemeen vormend vak bij een andere faculteit volgen. Meer informatie: www.artsinspe.nl.
ongres: ‘Van Kennis tot Kunde’ C is een aanvulling op de basisopleiding en een voorbereiding op de tijd erna. Uiteenlopende onderwerpen als conflicthantering, ECG interpreteren en reanimatie komen aan bod. Kosten: 20-50 euro Wie: Landelijk Overleg Co-Assistenten en Movir Waar: Hotel Zuiderduin, Egmond aan Zee Info: www.movirenco.nl
6 november 2007 orkshop: Arbeidsvoorwaarden W en onderhandelen voor co assistenten. Kosten: 20 euro Wie: KNMG, LAD, VVAA Waar: Domus Medica, Utrecht Info: www.artsinspe.nl
Heb je ook een interessant evenement te melden? Mail naar
[email protected]
augustus 2007
Kruiwagens en Veroveren opleidingsplek
Je kan er doodnerveus van worden. Medestudenten bouwen
vereist netwerken en
flink aan hun cv. Jouw commissies, bijbaantjes en onderzoeks
strategische cv-building
ervaringen steken daar schril bij af. En het ergste is: jouw vader is géén specialist. De kans op een opleidingsplek lijkt bij voor baat al verkeken. Of toch niet? Xander Bronkhorst
‘j
e merkt de verandering’, zegt Lotte van Loenhout, vierdejaarsstudent in Groningen. ‘Na de eerste coschappen begint de bezorgdheid over opleidingsplekken plots te leven. Ik word ook wel wat ongerust als ik hoor wat mensen allemaal doen.’ Derdejaars Renée Walhout (Utrecht) herkent dat beeld: ‘De opleidingsplek wordt gezien als iets wat once in a lifetime voorbijkomt. Wil je die mogelijkheid grijpen, dan is je bul alleen niet goed genoeg.’ Wie de cijfers er nog eens op naslaat, ziet dat een plek als aios zeker niet voor iedereen is weggelegd. In de vorige uitgave berichtte Arts in Spe over een onderzoek van het KNMG Studentenplatform waaruit blijkt dat twee derde van alle geneeskundestudenten medisch specialist wil worden. Volgens het Capaciteitsorgaan studeren vanaf 2010 jaarlijks 2280 basisartsen af. Een veelzeggend gegeven, zeker omdat het aantal nieuwe opleidingsplaatsen per jaar op dit moment 1046 bedraagt en er politieke bewegingen zijn om de instroom te beperken. Begrijpelijk dus dat onder coassistenten veel spookverhalen de ronde doen. Over kindergeneeskunde bijvoorbeeld, waar je twee jaar voor zou moet wachten. Of over neurochirurgie, waar je tot een inner circle zou moeten behoren om te worden toegelaten. Gladjes door de selectie
Hoe kom je er tussen? Argwanend wordt soms gekeken naar studenten die pa, ma of andere familieleden in het ziekenhuis hebben rondlopen. Zo maakt een student melding van een zoon van een hoogleraar kindergeneeskunde die eerst een mooie buitenlandse stage deed in Amerika, samen met zijn vader publiceerde, en daarna opvallend gladjes door de selectie voor de opleidingsplek rolde. ‘Sommige medestudenten hebben vast gesmoezeld toen ik werd toegelaten’, zegt Monique Slee-Valentijn, internist in opleiding in het Bronovo-ziekenhuis en dochter van Rob Valentijn, opleider in Leiden en voormalig voorzitter van de Nederlandse Orde van Medisch Specialisten. ‘Maar ik weet dat ik er hard voor heb gewerkt en dat ik het gewoon goed heb aangepakt.’ De aios ontkent niet baat te hebben gehad bij een vader die thuis was in het ziekenhuis. Maar er is een keerzijde. ‘Ik wist waarschijnlijk beter dan een ander hoe het er achter de schermen aan toegaat, maar tegelijkertijd heb ik altijd het gevoel
augustus 2007
gehad dat ik me extra moest bewijzen. Ik reageer heel fel als mensen suggereren dat ik het zo gemakkelijk heb gehad als doktersdochtertje.’ De meeste studenten hebben er overigens wel vertrouwen in dat de toelating tot de opleiding niet in de Rotaryclub wordt geregeld. De Utrechtse vijfdejaarsstudent Niek van der Aa: ‘Dat familie, vriendjes of milieu in dat stadium nog doorslaggevend kunnen zijn, dat geloof ik niet. Je moet laten zien dat je iets kan.’ En het inschakelen van familieleden voor onschuldige zaken als het regelen van een ingangetje voor een onderzoek of stage? Dat mag. Pa, ma, oom, tante: ze vormen gewoon naast de studentenvereniging of de sportclub een van de informele netwerken die je kunt gebruiken. Niet vreemd misschien als je bedenkt dat geneeskunde studeren af en toe veel weg lijkt te hebben van een erfelijke afwijking. ‘In een werkgroep met tien studenten
Geneeskunde studeren lijkt een erfelijke afwijking kunnen er zomaar vijf zijn uit een artsenfamilie’, vertelt Van Loenhout. Haar vader, een oom en een tante zijn specialist. ‘Het zou best kunnen dat ik hen eens om iets vraag. Bijvoorbeeld of zij meer zicht hebben op het aantal opleidingsplekken in een bepaalde richting. Maar uiteindelijk zal ik me zelf moeten bewijzen.’ In de stress
Dat je behoorlijk wat in huis moet hebben om bij een sollicitatiegesprek boven het maaiveld uit te steken, staat vast. Het lijstje met de belangrijkste selectiecriteria van de Groningse opleider Rijk Gans liegt er niet om: onderzoekservaring met publicaties, vrijwilligerswerk, facultaire functies, tweede studie, topsport en hoge cijfers. En dan moet je ook nog eens de tijd hebben gevonden om de krant en een goed boek te lezen.
kloeke keuzes Dat is veel, heel veel. Maar studenten zijn vooral onzeker over hun onderzoekservaring, aldus Niek van der Aa: ‘De meerderheid van de studenten heeft zich nog helemaal niet bezig gehouden met publiceren, laat staan met promoveren. Maar door degenen die dat wel al hebben gedaan, schiet iedereen in de stress.’ In Groningen hebben enkelen het geluk mee te mogen draaien in de Junior Scientific Masterclass die studenten de mogelijkheid biedt al tijdens de basisopleiding te promoveren. Bert Holvast en Marit Tanke nemen er vanaf hun eerste jaar aan deel. ‘Niet omdat we toen al dachten aan een specialistenplek, maar omdat we het onderzoek leuk vonden’, zegt Holvast. Nu zien ze de voordelen van het promotietraject. Tanke, die onderzoekt
welke neurobiologische mechanismen depressies veroorzaken: ‘Hierdoor heb ik zeker meer kans om in opleiding te komen bij Psychiatrie. Maar ook als ik straks solliciteer bij een opleiding die niet aansluit op mijn onderzoekservaring, kan ik aantonen dat ik weet wat onderzoek doen is en dat ik over doorzettingsvermogen beschik.’ Elders proberen studenten op andere manieren wetenschapservaring te vergaren, binnen of buiten het curriculum. De bijna afgestudeerde UU-studente Annemarie van Deursen deed gynaecologisch onderzoek in Ghana. Volgens Van Deursen is een publicatie mooi, maar gaat het studenten ook om de contacten die onderzoek opleveren. ‘Ik wist dat de hoogleraar die mij kon begeleiden niet alleen aansprekende artikelen op zijn
beeld: IStockphoto
Belangrijke selectiecriteria zijn bijvoorbeeld onderzoekservaring, vrijwilligerswerk, facultaire functies, een tweede studie, topsport en hoge cijfers.
augustus 2007
naam heeft staan, maar ook een belangrijke positie binnen de opleiding inneemt.’ Inlikken
Naamsbekendheid is dus belangrijk als je straks gaat solliciteren. Behalve door onderzoek te doen, krijg je die door in de smaak te vallen tijdens de coschappen van het gewenste specialisme. En dan vooral tijdens de ‘oudste’ coschappen of semi-artstage. ‘Hard werken, altijd op tijd zijn, perfecte verslagen maken en de extra stapjes zetten die eigenlijk niet bij je werk horen’, zo vat Van Deursen de strategie samen. Inlikken is niet voor niets een bekend werkwoord in het vocabulaire van gevorderde geneeskundestudenten. Ambitieuze coassistenten zouden er een sport van maken om een wit voetje te halen, bijvoorbeeld door uitjes te organiseren of borrels te bezoeken. Het klinkt niet sjiek: ‘inlikken’, maar positief geformuleerd gaat het gewoon om jezelf laten zien en contacten leggen. En daar is in feite niet veel mis mee, als het tenminste niet op een geforceerde manier gebeurt. Jonas de Jong, aio en onderzoeker op de afdeling Cardiologie van het AMC, ondervindt geregeld dat studenten ‘geïnteresseerd’ naar zijn onderzoek vragen. ‘Dat is dan duidelijk een move, maar ik snap het wel. Coassistenten zijn zenuwachtig en willen zich in een helder daglicht stellen. Maar vraag dan ook door: bijvoorbeeld hoe onderzoekers worden aangenomen.’ Snijdend of niet
De Utrechtse opleider interne geneeskunde Edith ter Braak denkt dat studenten een grotesk beeld hebben van de contacten die zij tijdens hun coschappen moeten leggen. ‘Dat zal misschien komen door dat boek De co-assistent van Anne Hermans. Studenten zijn bang dat hun kansen verkeken zijn als ze niet in de picture komen.’ Ter Braak benadrukt dat studenten eerst en vooral zelf moeten beslissen welke artsencarrière ze willen. Het maken van bewuste keuzes in een vroeg stadium is volgens haar noodzakelijk, zeker gezien de ambitie om specialistenopleidingen nauwer te laten aansluiten op de basisartsopleiding. ‘Welke loopbaan ambieer ik? Welk specialisme ligt me: snijdend of niet? Welke eisen stel ik met het oog op mijn privéleven en eventueel toekomstig ouderschap? Het valt vaak niet mee om dergelijke zaken op jonge leeftijd op een rijtje te krijgen. Maar pas dan kun je met overtuiging voor een keuze-coschap en een onderzoekstage in een bepaalde richting kiezen en een netwerk opbouwen. Natuurlijk helpt het als je voor een sollicitatiecommissie staat en er zijn mensen die jou kennen.
augustus 2007
Maar ook dan moet je voor 100 procent zeker weten dat je die plek wilt hebben en dat ook uitstralen.’ Dat is ook de boodschap van Desiré van Teeffelen, die drukbezochte sollicitatietrainingen geeft aan coassistenten en basisartsen die specialist willen worden. ‘Geneeskundestudenten vergeten soms naar zichzelf te kijken.’ Maar Van Teeffelen onderkent ook het belang van netwerken. Niet voor niets adviseert zij cursisten een sollicitatiebrief te beginnen met een verwijzing naar een ‘warm contact’. ‘Sommige studenten weten niet dat ze
Studenten zijn wat bleu gewoon om een referentie moeten vragen als een coschap of een stage goed is verlopen. Dan gaan ze weg en hebben geen idee hoe ze het hebben gedaan.’ Van Teeffelen ziet bovendien dat studenten vaak bang zijn hun ambities te bespreken met begeleiders en opleiders. Ter Braak, instemmend: ‘Wat dat betreft zijn studenten toch wat bleu. Waarom zou je niet op iemand afstappen en vragen hoe de zaken in zijn of haar discipline in elkaar zitten?’ Slee-Valentijn: ‘Coassistenten praten weinig over wat ze willen. Ze denken dat arts-assistenten daar niet op zitten te wachten, terwijl we het alleen maar leuk vinden als mensen enthousiast zijn.’ Warme contacten
Enige onderzoekservaring is tegenwoordig voor veel vakken een sine qua non. En warme contacten zijn zeer aanbevolen. Toch hoeft het nog niet de doodsteek te zijn als je medische carrière tijdens de basisartsopleiding nog niet op stoom komt. Want hoewel niemand wil dat de artsenopleiding al te veel tijd in beslag neemt, is er altijd nog gewoon de route via een assistentschap-niet-in-opleiding, benadrukt voormalig opleider heelkunde Paul Breslau, thans secretaris van de Medisch Specialisten Registratie Commissie. ‘Een excellente student hoeft nog geen excellente dokter te zijn. Kennis is maar één van zeven competenties waar een moderne arts over moet beschikken. Je kunt wel promoveren en briljant zijn, maar kun je ook een arm om iemand heenslaan? Dat is net zo belangrijk. En dat leer je misschien het beste door een tijdje de praktijk in te gaan.’ Of je moet al hebben bewezen dat je competenties op andere vlakken hebt verzameld. Dan kan het bijvoorbeeld helpen als je topsporter bent. De Groningse hoogleraar Gans geeft dat criterium een prominente plaats op zijn lijstje. Ter Braak: ‘Veel opleiders zien daarin een bewijs van doorzettingsvermogen. Maar die wilskracht kan ook uit andere activiteiten blijken. Bijvoorbeeld het bespelen van een muziekinstrument. Of wat te denken van mensen die om nare redenen naar Nederland komen, snel de taal leren en ook nog eens goede studieresultaten halen?’ Donororganen
De doorsneestudent zal het voor zijn profilering vooral moeten hebben van bijbaantjes en lidmaatschappen van besturen of commissies. Bloed prikken en werken in de thuiszorg zijn misschien wel de bekendste studentenbaantjes voor geneeskundestudenten. Voor de meeste studenten moet een job in de eerste plaats geld opleveren en flexibel zijn, maar sommigen val-
len met hun neus in de boter. Stefan Hoyng (Leiden) werkte tot voor kort voor Eurotransplant, een organisatie die de uitwisseling van donororganen regelt voor een aantal Europese landen. ‘Dat is min of meer een traditie voor geneeskundestudenten bij Minerva. En ik vond het echt gaaf. Ik heb nu al enige ervaring met het omgaan met medische gegevens en gezien hoe het er in de medische wereld aan toegaat. Het mooiste was dat ik een keer met de chirurg mee mocht naar een orgaanuitname in Engeland. Door zulke ervaringen raakte ik geïnteresseerd in de chirurgie. En ja, door mijn bijbaan heb ik inmiddels inderdaad wat mensen leren kennen.’ Bestuurslid
Van bestuursfuncties, zeker bij de ‘goede’ verenigingen, hebben studenten echter hogere verwachtingen als het op cv-building aankomt. ‘Een voltijds bestuurslidmaatschap van een grote studenten- of studievereniging, dat betekent wel wat’, zegt Van der Aa. ‘Er zijn vast studenten die zoiets doen omdat het goed staat op hun cv. Ik was ook bestuurslid bij mijn studievereniging. Dan leer je echt samenwerken en organiseren. Of tegen stress kunnen.’ Ter Braak hecht zeer aan extracurriculaire activiteiten. ‘Maar dan moeten studenten er wel een verhaal bij hebben. Opgeklopte dingen, daar prik je zo doorheen.’ Van Deursen ziet de ironie er wel van in. ‘Pas aan het eind van je studie ontdek je wat de verschillende disciplines belangrijk vinden. Voor psychiatrie kan het goed zijn dat je een poos in het buitenland hebt gezeten. Dan heb je jezelf ontwikkeld. In de chirurgie waarderen ze een jaar bestuurservaring erg hoog. Maar ja, als je dat nu nog niet hebt gedaan, is het een beetje laat om dat soort dingen nog voor elkaar te krijgen.’
zoekplaatje Pijn in de heup Een patiënt klaagt over ondraaglijke pijn in zijn heup. Wat is er aan de hand? a. heupkopfractuur b. botnecrose van het caput femoris c. heupkomfractuur d. bekkenvleugelfractuur Kijk op bladzijde 16 voor de juiste diagnose. Op www.artsinspe.nl vind je de uitgebreide uitleg bij dit zoekplaatje. Met dank aan Pieter Heres www.heelmeester.nl
Stage@Medisch Contact In mijn eerste e-mail aan de redactie van Medisch Contact stelde ik me voor als studente geneeskunde die in haar laatste jaar wat wilde rondneuzen buiten het ziekenhuis. Keuzestages bieden je de kans iets te doen met interesses die in de studie niet aan bod komen. Vrij snel kreeg ik antwoord. Ik was welkom en werd uitgenodigd langs te komen voor een kennismakingsgesprekje. In de lift - destijds hield Medisch Contact kantoor in een penthouse boven een bejaardenhuis - bedacht ik me hoe het er op de redactie van een medisch tijdschrift aan toe zou gaan. Een hoop hectiek, dacht ik: journalisten die met een potlood achter hun oor en een perskaart om hun nek bijna onzichtbaar achter stapels papieren gejaagd zaten te typen. Of journalisten die met de telefoon tegen het oor geklemd kritische vragen afvuurden op iemand aan de andere kant van de lijn. Ik verwachtte maar af en toe iets te kunnen vragen, want anders zouden de journalisten door mij hun deadline niet halen. Een zeer oude bewoonster, die ‘wel vaker voor de lol de lift nam naar de zesde verdieping’, stelde me gerust. Ze bleek gelijk te hebben. Ik kreeg een werkplek aan een groot en nog erg leeg bureau. Ik begon met het schrijven van medisch-inhoudelijke berichtjes voor de rubriek MediSein en boek recensies voor de mediarubriek Scoop. Toen dat steeds makkelijker ging, volgden de meer journalistieke stukjes voor de actualiteitenpagina’s. Daarvoor moest ik vaak mensen bellen voor een interview of achtergrondinformatie. De meesten die ik benaderde, wilden me maar al te graag te woord staan. Er bleek geen sprake van de hiërarchische verhoudingen, iets waar je als coassistent af en toe tegenaan loopt. Het meeste plezier heb ik beleefd aan het schrijven van een artikel van zo’n vier pagina’s. Ik was vrij om zelf het onderwerp te kiezen, daar twee autoriteiten over te interviewen en vervolgens het stuk te schrijven. Ook mocht ik meedenken over de opmaak en de foto’s. Behalve het werk voor Medisch Contact, moest er ook worden nagedacht over de inhoud van Arts in Spe. Als student behoor je tot de doelgroep en het is een uitgelezen kans om onderwerpen aan te dragen. Het was lastig om na drie maanden mijn inmiddels over volle bureau weer leeg te ruimen, het potlood achter mijn oor vandaan te pulken en de witte jas weer aan te trekken.
Anouck Visscher
column
Zit je in het laatste jaar van je studie en heb je belangstelling voor een stage medische journalistiek bij Medisch Contact/Arts in Spe? Meld je dan bij Evert Pronk, 030 2823 757,
[email protected].
augustus 2007
weg
Spartelen in
Suriname
h
et is idealistisch om naar Suriname te gaan met het idee daar wel even een goed coschap gynaecologie te doen. Waar je in Nederland soms al hard moet werken voor een plekje in de geoliede machine van een ziekenhuisafdeling, geldt dat in Suriname dubbel zo sterk. Of nog meer.
Bakra Om te beginnen is er in het ziekenhuis sprake van een strikte hiërarchie. Daarin staat de patiënt helemaal onderaan en de arts helemaal bovenaan. Als coassistent sta ik bij binnenkomst heel, heel dicht bij de positie van de patiënt. Natuurlijk ben ik een bakra: een blanke en toch wel bijzondere verschijning voor de gemiddelde patiënt. Maar voor het ziekenhuispersoneel ben ik slechts een van de honderden coassistenten. In het begin negeren de mensen met wie ik moet samenwerken mij. Ze willen me niet kennen en laten me links liggen. Een poging om wat naderbij te komen door me voor te stellen en een gesprek aan te knopen, strandt al snel. De verpleegkundigen lijken in mijn ogen allemaal op elkaar en hebben namen die ik niet in één keer kan onthouden. Ze doen geen moeite om me te leren kennen. Zelfs de arts, mijn direct leidinggevende, laat me hopeloos rondspartelen. Ik vraag me af waar ik aan ben begonnen. Na een aantal dagen kom ik erachter dat deze houding voortkomt uit het verleden, waarin er coassistenten waren die zich superieur gedroegen en het uitgaansleven meer aandacht toebedeelden dan het werk in het ziekenhuis. Een blanke arrogante feestvierende co wordt dus niet (meer) geaccepteerd.
Elke seconde Omdat ik toch echt naar het buitenland ben gekomen om wat te leren, vind ik dat ik niet zomaar de andere kant uit kan kijken. Ik start gesprekken over Surinaamse zaken, toon interesse in de mensen, vertel het een en ander over mezelf, blijf wat langer om te helpen. Door mijn enthousiasme voor het vak te delen en mij aan te passen, groeit er iets. Waar samenwerken aanvankelijk heel moeizaam was, gaat dat nu steeds makkelijker. Uiteindelijk blijkt die investering elke seconde van de moeite waard. Ik leer de mensen om me heen kennen. Op den duur vragen ze me zelfs mee op tripjes in het prachtige binnenland. Collega’s nodigen me uit om te komen eten, vragen me mee te gaan sporten, feesten en zelfs om mee te rouwen. Zelfs in het ziekenhuis krijg ik opeens kansen om van alles te doen en mee te maken.
10
augustus 2007
Navelstreng Ook op medisch gebied was het wennen. De principes van alles wat ik had geleerd over patiëntencontacten, procedures, communicatie, veiligheid en steriliteit lijken hier nooit te zijn geland en/of geaccepteerd. Onvoorstelbare taferelen spelen voor mijn ogen af. Van patiënten die op de operatietafel vragen wat er gaat gebeuren (omdat ze niet zijn ingelicht over het feit dat ze zullen worden geopereerd), tot en met urenlang met mijn hand inwendig een navelstreng proberen vrij te houden in afwachting van een OK-team, dat veel te laat komt. Die ervaringen frustreren me behoorlijk en leveren momenten van onbegrip op. Toch is deze gang van zaken hier de manier van leven. Het motto lijkt: ‘Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat.’ Hoe moeilijk en lastig dat soms ook is, ik kan weinig anders dan het te accepteren en me ernaar proberen te voegen. En toch: ondanks de (start)moeilijkheden heb ik een prachtige tijd gehad in Suriname. Ik heb meegemaakt waar ik uiteindelijk toch ook voor was gekomen: het proeven en leren van een andere (medische) cultuur.
Jaap-Peter Schuurman, vierdejaars geneeskundestudent, Universiteit Utrecht
Schrijven voor Arts in Spe Heb je ook een buitenlandervaring die je aan andere geneeskundestudenten wilt beschrijven, zet je verhaal dan op schrift en mail dat naar
[email protected]. Heb je een uitgesproken mening over de geneeskundestudie of iets wat daarmee samenhangt, schrijf dan een ‘column’ voor Arts in Spe. Het is mogelijk om je ‘column’ onder pseudoniem te schrijven. Ook deze tekst kun je mailen naar
[email protected]. Alle inzendingen worden eerst door de redactie beoordeeld voordat ze kunnen worden gepubliceerd.
beeld: Shutterstock
De
grens over na het artsexamen
Meer internationale afstemming van curricula
Met de voortschrijdende internationalisering wordt het voor Nederlandse basisartsen steeds eenvoudiger om elders in Europa aan de slag te gaan. Maar wie daarbuiten aan de slag wil, wacht vaak een aparte beoordeling en soms zelfs een examen. John Ekkelboom
e
en student geneeskunde die in Nederland zijn artsexamen heeft gehaald en zich vervolgens heeft ingeschreven in het BIG-register, kan in principe in vrijwel heel Europa een baan gaan zoeken. Immers, alle landen van de Europese Economische Ruimte (EER) erkennen elkaars artsdiploma. Tot de EER behoren de 27 landen van de Europese Unie, evenals Noorwegen, Liechtenstein en IJsland. Zwitserland, dat niet is aangesloten bij de EER, heeft ook ingestemd met deze wederzijdse automatische erkenning van het artsdiploma. In al deze landen hoeft een arts met de nationaliteit van en een artsdiploma uit een ander aangesloten land, zich alleen te laten inschrijven bij de registratieautoriteit. Of Nederlandse basisartsen ook daadwerkelijk gebruikmaken van deze mogelijkheden, is volgens dr. Lourens Kooij moeilijk in te schatten omdat exacte cijfers ontbreken. Hij is coördi-
De
meesten
vertrekken
niet definitief nerend secretaris van KNMG Opleiding en Registratie. ‘Als je in het Nederlandse BIG-register staat ingeschreven, hoef je niet te melden dat je in het buitenland gaat werken. Bovendien houden artsen die in het buitenland hun vak gaan uitoefenen, hun BIGregistratie meestal in stand. Want de meesten vertrekken niet definitief, maar gaan slechts voor een periode. Emigratie zie je doorgaans alleen als de partner uit een ander land komt. Voor
Nederlandse basisartsen en specialisten is er overigens ook geen financiële reden om elders te gaan werken. De inkomens zijn hier buitengewoon goed en beter dan in de meeste landen om ons heen.’ Tekort
Ook de verschillende universiteiten in ons land hebben geen exacte aantallen van studenten geneeskunde die na het artsexamen Nederland verlaten. Professor Albert Scherpbier, wetenschappelijk directeur van het Onderwijsinstituut van de Universiteit Maastricht, weet uit ervaring dat het weinig voorkomt. Zijn universiteit stimuleert studenten overigens wel om tijdens de studie stage te gaan lopen in het buitenland, zodat ze ook andere culturen en een andere omgeving leren kennen. Om de stap naar het buitenland te vergemakkelijken betaalt de Maastrichtse onderwijsinstelling zelfs hun reiskosten. Hoewel er relatief veel gebruik wordt gemaakt van deze regeling, blijven de studenten meestal na hun studie in Nederland werkzaam. Scherpbier denkt dat dit in de nabije toekomst wel eens kan veranderen. ‘Alle faculteiten geneeskunde hebben in een snel tempo meer studenten opgeleid, maar het aantal plekken voor vervolgopleidingen is niet toegenomen. Als dit laatste niet snel gebeurt - en daar ziet het naar uit - dan is er over enkele jaren een tekort. In dat geval zullen meer basisartsen voor een vervolgopleiding naar het buitenland vertrekken.’ Titjana Ruygt, manager van BKV Artsen Intermediair in Oosterhout, merkt dat die tendens al gaande is ten gevolge van het beperkte aantal opleidingsplaatsen. BKV is een nationaal en internationaal werving- en selectiebureau voor artsen en specialisten. Ruygt schat dat ongeveer 85 procent van de plaat-
augustus 2007
13
urens Re beeld: La
Laurens Reitsma (35), voorheen werkzaam op de afdeling Heelkunde van het Spaarne Ziekenhuis in Heemstede, emigreerde in 2002 naar Noorwegen. Daar woont hij nu in Skien samen met zijn Noorse vrouw, die ook arts is, en vier kinderen. Het duurde zes maanden voordat hij een opleidingsplaats kreeg in de algemene/orthopedische chirurgie. Reitsma laat weten dat Noorwegen enige problemen kan opwerpen voor basisartsen uit Europa die daar willen gaan werken. De Noorse opleiding geneeskunde duurt namelijk anderhalf jaar langer dan die in de meeste Europese landen. ‘Tegenwoordig is het, denk ik, nog moeilijker. De arbeidsmarkt trekt aan en er is Laurens Reitsma : Noorw meer aanbod van jonge Noorse artsen egen ka n wat p robleme die in het buitenland hun opleiding n voor b asisartse n uit Eu hebben gedaan. Buitenlandse artsen ropa op werpen . krijgen, ondanks de afspraken binnen de Europese Economische Ruimte, pas een licentie als ze anderhalf tot twee jaar werkervaring hebben opgedaan. Dat geldt ook voor de Noren zelf die in het buitenland zijn opgeleid. Velen nemen daarom de Zweedse route, die in het kader van Scandinavische afspraken wel wordt erkend. Daarbij laat je je artsenbul eerst omzetten naar een Zweedse. Mijn vrouw heeft dat na haar opleiding in Nederland ook gedaan. Dit is een formaliteit omdat Zweden wel deel uitmaakt van de EU. Daarna is het eenvoudiger een Noorse autorisatie te krijgen.’
itsma
Zweedse route
http://home.c2i.net/artsinnoorwegen/
singen door BKV - met ongeveer 9000 ingeschreven artsen marktleider in Nederland - binnen onze landsgrenzen gebeurt en de rest daarbuiten. In Europa zijn België en Duitsland de belangrijkste trekpleisters. Duitsland is voor opleidingsplaatsen in opmars en in de ziekenhuizen zijn Nederlandse artsen van harte welkom omdat het land kampt met een schrijnend tekort. Ruygt: ‘In het buitenland stijgt de vraag naar artsen fors. Wat wij nu zien, is dat steeds meer artsen in Nederland daarop reageren. Vanwege deze ontwikkeling gaan we binnenkort een speciale website in het leven roepen: www.docsworldwide.com. Dit is een internationaal circuit waarbinnen alle artsen en opdrachtgevers elkaar kunnen ontmoeten. Hiermee gaan we dit jaar nog van start.’ Medine
Dat een Europese basisarts op dit moment vrijwel overal in Europa kan werken, betekent nog niet dat de medische opleidingen in de betrokken landen inmiddels hetzelfde zijn. Margit Sivirsky, studieadviseur en adviseur internationalisering van de Radboud Universiteit Nijmegen, vindt het gelijkstellen van de curricula een spannend proces. Deze gelijkstelling komt voort uit de wens van de Europese Commissie dat zo veel mogelijk studenten hun onderwijs voor een deel in een ander land binnen Europa gaan volgen. Om deze uitwisseling en de onderwijsnivellering te bevorderen, zijn er al enkele conferenties geweest, waarvan de eerste in Bologna.
14
augustus 2007
‘Een van de voorstellen is om overal in Europa een bachelormasterstructuur in te voeren’, vertelt Sivirsky. ‘Europees gezien loopt geneeskunde op dit gebied achter op andere studies. Nederland loopt echter wel voorop. Bijna alle medische faculteiten hebben hier een bachelor-masteropleiding, terwijl in de meeste andere landen die ontwikkeling heel traag op gang komt. De internationale organisatie Medine, dat staat voor Medical Education in Europe, heeft nu als taak om alle geneeskundecurricula
In het
buitenland
stijgt de vraag naar
artsen fors
met elkaar te vergelijken en op elkaar af te stemmen. Dat is een lastige opdracht omdat ieder land te maken heeft met een eigen raamplan. Over die tuning is lang niet iedereen het eens. Het is zeker nog geen gelopen race.’ Is het werkterrein van Europese basisartsen tegenwoordig dus vrijwel heel Europa, buiten dit werelddeel wordt hun artsdiploma niet zonder meer erkend. Zo zal in bijvoorbeeld Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten
eerst een examen moeten worden afgelegd om toegang te krijgen als klinisch arts. Het bekendste voorbeeld is het United States Medical Licensing Examination (USMLE). Volgens dr. Erik van den Berg is het afleggen van dat examen een vrij ingewikkeld, tijdrovend en kostbaar proces. Hij is educational advisor van het Fulbright Center in Amsterdam, een kennis- en expertisecentrum dat het hoger onderwijs in de Verenigde Staten promoot en de uitwisseling van studenten, wetenschappers en docenten tussen Nederland en Amerika bevordert. ‘Je moet eerst drie examens doorlopen, waarbij je telkens uitvoerig op je medische kennis wordt getoetst. Pas nadat je die hebt gehaald, kun je solliciteren voor een residency, waarbij je onder supervisie moet werken. Zo’n trainingsprogramma duurt nog eens drie tot vier jaar, en daarna mag je je pas Amerikaans arts noemen. Vervolgens moet je een vergunning bemachtigen om in die hoedanigheid te mogen werken. En daarmee is de
Het
behalen
van het
Amerikaanse artsendiploma is
tijdrovend en kostbaar
klus nog niet geklaard. Iedere deelstaat kan nog eens afzonderlijk een examen laten afnemen. De eisen zijn per staat heel verschillend.’ Alle afgestudeerde artsen vanuit de hele wereld die een vaste baan in de Verenigde Staten ambiëren, moeten deze certificeringsprocedure doorlopen. Van den Berg schat dat vijftig tot honderd Nederlandse artsen dit jaarlijks proberen en dat slechts een enkeling uiteindelijk een residency-plaats weet te bemachtigen. Weinig animo
Om studenten alvast voor te bereiden op een mogelijke USMLE besloot het Universitair Medisch Centrum Utrecht enkele jaren geleden om daar in de opleiding aandacht aan te besteden. Prof. dr. Jan Borleffs, opleidingsdirecteur geneeskunde, benadrukt
dat dit onderdeel alleen was opgenomen in SUMMA, dat staat voor Selective Utrecht Medical Master. Deze vierjarige opleiding biedt studenten na een bachelor biomedische wetenschappen of een verwante opleiding, de kans om basisarts én wetenschappelijk onderzoeker te worden. De afgelopen jaren heeft SUMMA zich als pilot ontwikkeld en sinds 2006 is de opleiding officieel geaccrediteerd. De selectieprocedure is zeer streng en jaarlijks worden slechts veertig studenten toegelaten. Aanvankelijk was het plan om een deel van het onderwijs van SUMMA te koppelen aan de vragen uit het USMLE.
Pittig examen Volgens BKV Artsen Intermediair is Australië erg in trek bij Nederlandse artsen. Een van hen is Nadine Goodman-Nadall (31), die geneeskunde studeerde aan de Universiteit van Amsterdam. Zij woont sinds 2005 samen met haar Australische man in Toowoomba, waar ze op de afdeling Spoedeisende Hulp werkt van het lokale ziekenhuis. Volgens haar is het niet moeilijk een baan in Australië te krijgen vanwege het tekort aan artsen, met name buiten de grote steden. Ze solliciteerde bij het ziekenhuis en kreeg daar meteen een betrekking. Is het krijgen van een baan eenvoudig, er moet nog wel een examen worden afgelegd alvorens een opleiding te mogen beginnen. En dat is een hele klus, laat ze weten. ‘Dit Australian Medical Council-exam bestaat uit twee delen. Het begint met theorie, die nogal pittig is. Voor het tweede gedeelte moet je zestien gespeelde patiënten beoordelen die je acht minuten krijgt te zien. Tevoren mag je je twee minuten inlezen. Op dit moment is de wachttijd om het tweede gedeelte te kunnen doen maar liefst achttien maanden. Ik ben er gelukkig bijna doorheen, maar het hele examen heeft me straks wel 2725 euro gekost.’ Als het examen achter de rug is, wil zij de huisartsopleiding gaan doen, in combinatie met de (nieuwe) opleiding tot rural generalist.
beeld: N adine G oodma n-Nada ll
Op de site www.indekliniek.nl onder ‘interviews’ staat een interview met Nadine Goodman-Nadall.
Nadine Goodm an-Nad moeilijk all: Me een ba t name an als a buiten rts te k de grote rijgen. steden is h
et in Au
stralië n
iet
augustus 2007
15
Borleffs: ‘We wilden op die manier de mogelijkheid bieden dat studenten zich optimaal kunnen voorbereiden op dat Amerikaanse artsexamen. Maar onze ervaring is dat heel weinig studenten de ambitie hebben om naar Amerika te gaan. Ze willen niet veel energie in die voorbereiding steken. Daarom hebben we dat onderdeel verlaten. En willen deze ambitieuze studenten alsnog als onderzoeker naar de Verenigde Staten, dan kan dat ook zonder dat artsexamen.’ Dat de Verenigde Staten en andere landen buitenlandse basisartsen onderwerpen aan een toets, vindt Kooij niet vreemd. Elk land heeft het recht om eisen te stellen en te achterhalen of een buitenstaander hetzelfde niveau heeft als de artsen die in dat land zelf worden opgeleid. Om die reden moet een basisarts van buiten Europa sinds een aantal jaren ook een toelatingsexamen, een assessment, afleggen in Nederland. Voorheen gaf
gouden standaard is niet in een vloek en een Een
Naar de psycholoog
Artsen zouden hun patiënten voor het uitvoeren van een esthetische ingreep naar de psycholoog moeten verwijzen.
Annelies Immink, zesdejaars Leiden Eens. De keuze voor een esthetische ingreep hangt met name bij jonge adolescente vrouwen vaak samen met een vertekend zelfbeeld. De huidige beeldcultuur zorgt voor een vertekend en daardoor negatief zelfbeeld. Veel jonge meiden zien chirurgie als oplossing; voor hen staat een ideaal lichaam gelijk aan gelukkig zijn. Mensen die in hun gezonde lichaam willen laten snijden, maar met een vertekend zelfbeeld in hun hoofd, moeten wat mij betreft in eerste instantie worden behandeld door een psycholoog. Een mentaal probleem lost zich niet op door een fysieke verandering. Hoeveel gelukkiger wordt de patiënt er werkelijk van en hoe groot is de kans dat de patiënt negatieve gevoelens ontwikkelt over een ander deel van het lichaam? De Romeinse filosoof Seneca zei hierover: ‘Je moet van geest veranderen, niet van horizon’.
zucht geregeld
de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV) op verzoek van de minister een verklaring van vakbekwaamheid af op basis van papieren dossiers. De CBGV, waarin Kooij zelf ook zat, vond deze aanpak buitengewoon onbevredigend. ‘Je oordeelt op basis van een dikke stapel papier over mensen. Je moet aan de hand daarvan ook een uitspraak doen over hun vakbekwaamheid ten dienste van het publiek in Nederland. Daarom hebben we besloten om zoals in de Verenigde Staten een examen in te voeren, maar dan specifiek gericht op onze situatie en ons niveau van het artsdiploma. Dat is veel eerlijker en efficiënter.’ Gouden standaard
Onlangs reisde Kooij naar Nieuw-Zeeland om te praten over de verschillende toelatingsexamens die in diverse landen worden gehanteerd. Een aantal van die landen - Nederland niet omdat de invoer ervan nog te vers is - hebben die examens eens naast elkaar gelegd en met elkaar vergeleken. Daaruit bleek dat ze wel onderling afwijken maar in grote lijnen toch hetzelfde zijn. Kooij: ‘We zijn nu met een clubje aan het kijken of het mogelijk is om tot een gouden standaard te komen voor zo’n examen. Dat is natuurlijk niet in een vloek en een zucht geregeld. Maar als het eenmaal zover is en je slaagt, dan kun je in alle aangesloten landen terecht zonder telkens een nieuw examen te moeten afleggen. Zo’n gemeenschappelijk toetsinstrument zou het voor alle betrokkenen een stuk eenvoudiger maken.’
antwoord zoekplaatje Het goede antwoord luidt: a. Een heupkopfractuur kan ontstaan door indirect geweld via het collum en het caput femoris. Therapie bestaat uit heelkundige reconstructie.
16
augustus 2007
Arjan Visscher, derdejaars Vrije Universiteit Amsterdam Oneens. Ik denk dat verwijzen naar een psycholoog alleen in bepaalde gevallen nodig is, bijvoorbeeld bij gender-chirurgie of ingrepen met een grote kans op complicaties. Dan is het goed om eens rustig met de patiënt om de tafel te zitten en ook aandacht te geven aan de psychologische motivatie achter zijn of haar verzoek. Maar over de meeste esthetische ingrepen denken mensen vaak jaren na. Het is echt niet iets waartoe je na een middagje op de bank besluit. Bovendien gaat een verplichte doorverwijzing naar een psycholoog veel extra tijd en werk kosten. Het zou wel goed zijn eens te onderzoeken hoeveel patiënten psychische problemen of spijt krijgen na zo’n ingreep. Dan kan je ook weer meer zeggen over het nut van een psycholoog voordat mensen voor een esthetische ingreep onder het mes gaan.
Robbert Slooff, tweedejaars Utrecht Oneens. Als een patiënt twijfels heeft over een esthetische ingreep, moet de specialist deskundig genoeg zijn om de voor- en nadelen en andere eventuele bijkomstigheden met de patiënt te bespreken. Als het verplicht wordt om patiënten door te sturen, krijgen psychologen het een stuk drukker met zaken waar ze niet eens alles van weten. Bovendien duurt de hele procedure voor de patiënt langer, en het zal ook duurder zijn om nog een consult van een psycholoog te doen, bovenop de esthetische ingreep. Als de specialist het echt nodig vindt om door te verwijzen, kan dat altijd nog. (AV) Wil je ook eens je mening geven in deze rubriek, mail dan je telefoonnummer naar
[email protected].
kwik
de leukste bijbaan General manager bij een studentenuitzendbureau Kun je het werk goed met je studie combineren?
beeld: De Beeldredaktie, Johannes Abeling
‘Het is passen en meten. Ik ben er elke dag een paar uur mee bezig. Overdag moet dat tussen de studieverplichtingen door, via de telefoon of e-mail. ‘s Avonds besteed ik er nog eens anderhalf uur aan en een keer per maand een heel weekend’.
Hoe combineer je dat met je coschappen? ‘Als een klant direct iemand nodig heeft, kan ik niet pas aan het einde van de dag terugbellen omdat ik coschap loop. Als het kan, loop ik daarom af en toe naar buiten om mijn mobiel te checken en klanten terug te bellen. Maar als ik bijvoorbeeld poli meeloop kan dat niet en daar baal ik dan wel van.’
Het je tijdens je studie wat aan de ervaring die je opdoet als general manager?
Mark van Heijl (25) is zesdejaars student geneeskunde in Utrecht. Naast zijn studie runt hij als general manager het uitzend bureau Studentflex. Anouck Visscher Wat doe je precies? ‘Studentflex is een uitzendbureau voor studenten aan de hogeschool en de universiteit. We hebben vaste klanten, maar we doen ook veel tijdelijke evenementen en projecten. Ik werf de uitzendkrachten, rooster ze in, onderhoud het contact met klanten en voer de onderhandelingen met hen. Eigenlijk doe ik alles behalve de contracten opstellen en het overmaken van salarissen. Dat doen de twee eigenaren.’
Wanneer ben je met deze bijbaan begonnen? ‘De eigenaren van Studentflex zijn twee vrienden. Zij kochten het bureautje 7,5 jaar geleden. Via hen kwam ik in mijn vierde jaar bij Studentflex terecht. Ik begon met het inroosteren van de studenten. Met de jaren kwam er eigenlijk steeds meer verantwoordelijkheid bij: ik geef nu leiding aan twee accountmanagers en drie recruiters. Die vrienden van mij hebben nu elders een fulltime baan en zijn alleen nog maar aandeelhouder.’
‘Ik heb erdoor geleerd mijn tijd zo efficiënt mogelijk in te delen. Daar heb ik nu al wat aan tijdens het doen van mijn wetenschappelijke onderzoek. Als ik later als assistent een afdeling moet runnen, komt het vast ook van pas.’
Wil je eigenlijk nog wel dokter worden? Ja, ik zou het liefst promotie willen doen binnen de chirurgie en daarna in opleiding gaan. Maar toen ik in het vierde en vijfde jaar van geneeskunde zat, heb ik serieus overwogen van Studentflex mijn baan te maken. Toch heb ik destijds besloten verder te gaan met geneeskunde, want dat is mijn passie. Al is het runnen van een bedrijfje met twee goede vrienden ook hartstikke leuk. Hopelijk kan ik het voorlopig blijven combineren.’
Kan je andere geneeskundestudenten aanraden manager van een uitzendbureau te worden? Hoewel geneeskunde een drukke studie is met veel ver plichtingen, zou ik het andere geneeskundestudenten zeker niet afraden. Je leert een heleboel zaken die in de studie helemaal nooit aan bod komen. Maar het kost veel tijd en daarom moet je het alleen doen als je cijfers ernaar zijn. Ik heb af en toe wel wat met mijn rooster geschoven maar mijn studieresultaten hebben er niet onder geleden. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik de prioriteit bij geneeskunde leg.’
In de vorige AIS is bij de Leukste Bijbaan de naam van de fotograaf verkeerd geschreven. De credits hadden moeten zijn: www.hermanvangestel.com
è
augustus 2007
17
Joep Lange hoeft niet meer zo nodig Van jongs af geïnteresseerd in infectieziekten
doktertje
De plotselinge opkomst van aids heeft hem een bliksemcarrière bezorgd. Joep Lange was er vanaf het begin bij en werd een hiv-bestrijder met internationaal aanzien. Zijn belangrijkste missie: de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden verbeteren. En Nederland? ‘Dat gezeur van patiënten, daar kan ik niet tegen.’ Elmar Veerman
h
ij is op vakantie in Frankrijk, maar een interview tussendoor vindt hij geen probleem. Aidsbestrijder Joep Lange (1954) is onder meer hoogleraar inwendige geneeskunde in het AMC, oprichter en bestuurder van de stichting PharmAccess, directeur van het centrum voor Armoedegerelateerde Overdraagbare Ziekten en van het Internationaal Antiviraal Therapie Evaluatie Centrum (IATEC). Heeft u nog tijd voor vakantie?
‘Eh, nou, ik ben hier nu drie dagen, dan moet ik even naar New York en daarna heb ik nog drie dagen.’ Wilde u altijd al arts worden?
‘Nee. Ik koos voor geneeskunde omdat een paar schrijvers die ik bewonderde dat ook hadden gestudeerd. En ik was in die tijd erg bezig met de wereld; ik wilde geen vuile handen maken in het moreel verwerpelijke bedrijfsleven. Heel naïef en puberaal.’ U ziet geen patiënten meer?
‘Niet als behandelend arts. Hoewel ik het altijd met plezier heb gedaan, hoef ik nu niet meer zo nodig doktertje te spelen. Ik vind het heerlijk om erover te lezen of een visite mee te lopen in een Afrikaans ziekenhuis, maar verder houd ik me vooral bezig met klinisch onderzoek en organisatorische zaken.’ Wanneer kwam aids in uw leven?
‘Een jaar na mijn artsexamen in 1981 verscheen de eerste aidspatiënt in het AMC, waar ik in opleiding was tot internist. Gaandeweg was ik het omgaan met patiënten steeds leuker gaan vinden, maar ik was ook van jongs af aan geïnteresseerd in beestjes - als mijn familie er niet zo neerbuigend over had gedaan, was ik waarschijnlijk biologie gaan studeren. Infectieziekten vond ik geweldig interessant. En toen was er ineens aids. Ik was de enige bij Interne Geneeskunde die iets met infectieziekten had.’ Wat was er toen over de ziekte bekend?
‘Weinig, al kenden we wel verhalen over Amerikaanse homo’s met vreemde huidinfecties. Het was één grote ontdekkings-
18
augustus 2007
reis. Spannend, met al die onbekende ziekten die erbij kwamen kijken. En ook het hele sociale gebeuren eromheen, die homowereld, dat was voor mij allemaal nieuw. Geweldig interessante mensen waren het. Maar de meesten gingen dood. Dus het was ook wel een heel deprimerende tijd. Als je de kamer van een nieuwe patiënt binnenkwam, wist je al dat hij het niet lang zou maken.’ Had u toen gedacht dat aids 25 jaar later zo’n groot probleem zou zijn?
‘Nee, niemand voorzag dat. Een oudere, beroemde hoogleraar zei tegen mij: je hebt geen carrièreperspectief met zo’n nichtenziekte. Dat het zo groot zou worden, begon pas te dagen in de late jaren tachtig, toen werd ontdekt hoe enorm het uit de hand liep in Afrika. Ik had inmiddels een bliksemcarrière gemaakt, want er was gewoon geen concurrentie.’ En toen ging u internationaal aan de slag?
‘Ik wil werken waar de nood het hoogste is. De wereldgezondheidsorganisatie WHO zocht iemand om klinische onderzoeken rond aids op te zetten en ik werd daarvoor aangenomen. Dat was in 1992. Mijn eerste bezoek aan een Afrikaanse kliniek was een eye-opener. Het was zó schrijnend. De meest elementaire middelen ontbraken. De ziekenhuizen puilden uit, twee tot drie mensen per bed, mensen op de vloer, allemaal met aids. En er was eigenlijk niks wat kon worden gedaan. Echt shockerend.’ Wat kon u doen?
‘Ik heb een aantal klinische trials opgezet. Waaronder ook nutteloze hoor. Aan de grootste trial ging de helft van mijn budget op, dat was een vreselijke tragedie. Het ging om Kemron; in feite gewoon interferon alfa in een homeopathische dosering. Een onzinmiddel, dat was direct duidelijk. Het was ontdekt in Kenia, door een best gerespecteerde onderzoeker en het werd onder druk van de president gepresenteerd als wondermiddel. Dat werd een hype in heel Afrika. Mensen verkochten hun huis ervoor. De WHO kan natuurlijk niet roepen dat zo’n staatshoofd de zaak aan het flessen was, dat ligt veel te gevoelig. Dus de nutteloosheid moest wetenschappelijk worden aangetoond.
portret
te spelen We hebben dat gedaan met voortreffelijke Oegandese onderzoekers, met wie ik sindsdien goed ben blijven samenwerken.’
Waarbij u volop samenwerkte met het ooit zo verfoeide bedrijfsleven.
‘Inderdaad. Met bedrijven zit er meer schot in de zaak en kun je doelgerichter werken dan met overheden. Tegelijk moet je wel je onafhankelijkheid bewaren. Dat gaat heel goed. Het IATEC is
Voelde u zich wel thuis bij de WHO?
Achteraf gezien niet. De expertmeetings waren geweldig. Daar komt iedereen die wat te betekenen heeft in het aidsonderzoek. En de trials liepen prima. Maar de cultuur, nee, daarvoor ben ik te weinig politiek en te tegendraads. De politieke correctheid was bijna onverdraaglijk. Toch had ik in 1995 net besloten te blijven, toen het AMC met een aanbod kwam: ik kon hoogleraar worden. Daarover hoefde ik niet lang na te denken.’
‘Mensen in Afrika
verkochten hun huis voor een
Terug naar de Nederlandse patiënt?
‘Nou... ja, ik heb nog jarenlang patiënten in het AMC behandeld, maar mijn hart lag er niet meer. De hoogactieve antiretrovirale therapie, HAART, in 1996 was echt een doorbraak: levensreddende pillen. Maar je moest er wel dertig op een dag slikken en dat vond men veel te veel. Als je dan ziet dat mensen elders creperen met een herpeszweer, waarvoor ze niet eens acyclovir krijgen, dan wordt het gewoon heel moeilijk om je tijd te besteden aan dat soort gezeur. Ik hield me steeds meer bezig met onderzoek in ontwikkelingslanden.’
een onafhankelijk bedrijf geworden, omdat het vanuit het AMC niet slagvaardig kon opereren. De opdrachtgevers zijn een mix van publiek en privaat - de Verenigde Naties, stichtingen en bedrijven.’ Is er veel geld voor onderzoek naar hiv?
‘Nou, voor onafhankelijk geneesmiddelenonderzoek wordt in Nederland en Europa helaas veel te weinig uitgetrokken. Er is de laatste jaren wel veel meer geld gekomen voor hiv-preventie en behandeling in ontwikkelingslanden. In 2000 begonnen we met PharmAccess hiv-therapie naar ontwikkelingslanden te brengen. Eerst alleen voor de werknemers van grote bedrijven als Heineken en Shell; om te laten zien dat het kon. Gelukkig zijn die initiatieven vrij snel ingehaald door de ontwikkelingen en kwam er geld voor grotere programma’s. Nu is de uitdaging om de behandeling echt duurzaam te maken. Het grote probleem van Afrika is dat het allemaal geld van buiten is. Ter plaatse investeren de overheden en de private sector vrijwel niets in gezondheidszorg en in de logistiek eromheen. Zonder goede infrastructuur kost het heel veel om de pillen op de goede plek te krijgen. Dus de aanpak is veel breder geworden. We zijn nu bezig met een Nederlandse overheidssubsidie van honderd miljoen euro voor gesubsidieerde ziektekostenverzekeringen. Dat loopt sinds januari.’
Aidsbestrijder Joep Lange: ’Ik wil werken waar de nood het hoogst is’.
helaas is de foto niet beschikbaar
U bent in verzekeringen gegaan?
beeld: Merlijn Doomerik, HH
voor het web
onzinmiddel’
‘Ja, want dat bestaat in Afrika nog bijna niet. We beginnen ermee in Nigeria en Tanzania. Daar hebben we goede lokale partners. Voor mij is het weer een heel nieuwe draai aan mijn carrière. Daar hoort trouwens ook het nieuwe Centrum voor Armoedegerelateerde Overdraagbare Ziekten in het AMC bij. Het is heel leuk om aan simpele interventies te doen, bijvoorbeeld vaccineren tegen rotavirus, het voorkomen van sterfte rond de bevalling of de behandeling van hoge bloeddruk. Dat levert veel op voor weinig geld. Dat is nu mijn voornaamste aandachtsgebied aan het worden.’
augustus 2007
19
Heelkunde:
zwaar maar boeiend Chirurg worden: een droom of een nachtmerrie voor jou?
Specialiseren is een must!
Het vak chirurgie is divers, lichamelijk relatief zwaar, maar het wordt ook gekenmerkt door enorme technologische en medische ontwikkelingen. Een mooi beroep, als het bij je past. Majanka Keijer
j
e weet het zeker: je wilt aan de slag als chirurg. Eén ding staat vast: het aantal opleidingsplaatsen per jaar is klein. Voor 2007, evenals voor 2008, zijn er 56 opleidingsplaatsen voor heelkunde, verdeeld over acht regio’s. Twee keer per jaar zijn er sollicitatierondes: één voor de opleiding die op 1 juli begint en één voor de opleiding die in januari van start gaat. Dit is een landelijke procedure. Je kunt solliciteren in maximaal twee regio’s, maar dat wil niet zeggen dat je meer kans maakt op een opleidingsplaats. De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde kijkt altijd vooraf in welke regio een kandidaat eventueel wordt uitgenodigd voor een gesprek. Willem Bouma is chirurg en opleider in de Gelre Ziekenhuizen in Apeldoorn en krijgt twee keer per jaar zo’n vijftig sollicitatiebrieven onder ogen. Bouma: ‘Het gebeurt zelden dat iemand direct aansluitend aan zijn artsexamen voor de opleiding heelkunde wordt aangenomen. Wij vinden het belangrijk dat iemand eerst een jaar als agnio heeft gewerkt en ook wetenschappelijk iets heeft gepresteerd. Denk hierbij aan het publiceren van een of meer wetenschappelijke artikelen.’ In de regio van het AMC, waar ook de Gelre Ziekenhuizen onder vallen, zijn er gemiddeld zeven opleidingsplaatsen per
jaar. Alle perifere opleiders in de regio, in de regio AMC zijn dit er vijf, en de twee universitaire opleiders lezen de sollicitatiebrieven. Hier wordt een voorselectie uit gemaakt. Meestal worden ongeveer achttien mensen uitgenodigd voor een gesprek van een half uur met alle opleiders en vertegenwoordigers van de aios en uiteindelijk krijgen zeven mensen een opleidingsplaats. Over de opleiding
beeld: photos.com
De heelkundeopleiding is als volgt opgebouwd: er is een vooropleiding die twee jaar duurt. Deze opleiding is hetzelfde voor urologen, orthopeden, plastisch chirurgen en algemeen chirurgen. Per jaar moet een aios verplicht tien dagen onderwijs volgen. Daarna volgt de chirurgische vervolgopleiding die vier jaar duurt. Naast landelijke onderwijsmomenten vindt de opleiding plaats in de opleidingsziekenhuizen zelf. Als aios heb je tijdens de opleiding de mogelijkheid om een stage van maximaal drie maanden te lopen in de cardiothoracale chirurgie, orthopedie, plastisch chirurgie of urologie. Tijdens de opleiding heelkunde voer jij zelfstandig operaties uit, onder directe en indirecte supervisie. ‘Eenvoudige operaties mag een aios zelf uitvoeren, maar bij de zwaardere ingrepen is er óf een chirurg in de operatiekamer óf de chirurg is op afroep aanwezig. Een aios leert door heel veel te doen. ‘s Ochtends vroeg zijn er besprekingen, daarna werk je op de polikliniek of in de OK en aan het einde van de middag zijn er weer besprekingen. Zo word je de hele dag door opgeleid’, aldus Bouma. Hoe zit het met de vrouwelijke chirurgen in spe? Hebben zij er last van dat chirurgie van oorsprong een mannenvak is? Volgens Bouma is dat een achterhaald fenomeen. ‘In onze regio zijn er veel vrouwen in opleiding, misschien wel bijna de helft. Dit is een enorme ontwikkeling, chirurgie wordt steeds minder een mannenberoep. De gelijkgerechtigheid in de maatschappij vind je ook terug in het vak chirurgie. Feit blijft wel dat het voor vrouwen lastig wordt als ze zwanger raken. Dat is moeilijk te combineren met de opleiding, maar je hebt de mogelijkheid om de opleiding in deeltijd te volgen.’ ‘Het gouden randje’
In het zesde jaar van de heelkundeopleiding moet je kiezen voor één van de aandachtsgebieden: gastro-intestinale chirurgie, traumatologie, vaatchirurgie, chirurgische oncologie of
augustus 2007
21
beeld: Ewout Staantjes
‘Ik groei echt in mijn vak’ Elvira Flikweert (32) begon in 2002 aan de heelkunde opleiding en is nu vijfdejaars. Elvira: ‘Eigenlijk wilde ik eerst iets heel anders worden; huisarts of neuroloog. Maar tijdens mijn coschappen vond ik dit vak veel leuker en ook beter bij me passen. Na een keuzecoschap chirurgie heb ik daarom voor dit vak gekozen. Ik ben ongeveer twee jaar agnio geweest in twee verschillende ziekenhuizen en heb daarna nog een tijdje gereisd voordat ik aan de opleiding begon. Het is ontzettend leuk. Ik merk dat ik ieder jaar meer kan en dat ik echt groei in het vak. Na verloop van tijd worden de operaties steeds ingewikkelder. Ik vind het een leuk vak, je moet alleen wel zeker weten dat je dit wilt want je hebt een stuk minder vrije tijd dan in andere beroepen. Het leuke aan heelkunde is dat het een gevarieerd vak is. Het ene moment sta je te opereren, het andere moment werk je in de polikliniek of doe je zaalwerk. De sfeer onder chirurgen spreekt me aan. Iedereen is vrij nuchter en er wordt weinig gezeurd. Ik heb er totaal geen last van dat dit een mannenwereld is. Wel is het lastiger voor vrouwen om een baan te vinden. Er zijn namelijk nog altijd maatschappen die geen vrouw in hun team willen. De toekomst is moeilijk. Ik wil me eerst nog een paar jaar specialiseren, het liefst in de traumatologie, en dan hoop ik een leuke werkplek te vinden.’
longchirurgie. Na zes jaar studie ben je algemeen chirurg. Daarna kun je je eventueel nog extra bekwamen in een van de aandachtsgebieden. Dit is een vervolgopleiding die twee jaar duurt. Hierbij kan dan ook de keuze worden gemaakt voor de specialisatie kinderchirurgie. Gezien de huidige arbeidsmarkt beveelt Bouma een specialisatie van harte aan: ‘Vroeger deden chirurgen alles, maar tegenwoordig is het toch beter om je te specialiseren. Ik wil niet zeggen dat je als algemeen chirurg geen baan vindt, maar het is absoluut moeilijker. Deze verdere specialisatie wordt ook wel het ‘gouden randje’ genoemd. Vrijwel alle chirurgen vinden in Nederland een baan. Natuurlijk zijn er ook uitzonderingen, maar die heb je in ieder vak. Ik moet wel zeggen dat het een relatief zwaar lichamelijk vak is. Je hebt soms lange operaties waarbij je de hele tijd staat en operaties kunnen spannend zijn. Het kan daarom lastig zijn dit vak vol te houden op latere leeftijd of in combinatie met kinderen. Ik vind het een boeiend vak en zou zelfs, na vijfentwintig jaar chirurgie, niets anders willen doen. Maar het moet wel bij je passen. Wat leuk is, is dat de ontwikkelingen heel hard gaan. De huidige technologie is niet te vergelijken met die van de jaren negentig.’
Meer informatie over de opleiding heelkunde, over de opleidingseisen en sollicitatieprocedure is te vinden op http:// nvvh.artsennet.nl en op www.artsencarriere.nl. Informatie over de CAO en salariëring kun je vinden op http:// lad.artsennet.nl.
i
KNMG-congres over opleiden en kwaliteit Kwaliteit en opleiding. Dat zijn de twee pijlers van het KNMGcongres Opleiden voor kwaliteit. Hoe dokters goed opgeleid worden en blijven. Daarnaast staat het congres in het teken van het 75-jarig bestaan van de specialistenregistratie van de KNMG.
Student, coassistent of arts en net aan het werk? Laat je zien en horen op het congres dat gaat over jouw toekomst! En zie dit als de gelegenheid om je netwerk te vergroten!
Informatie Wat heeft het congres jou te bieden? Naast een plenair programma met interessante sprekers, onder wie minister van VWS Ab Klink en KNMG-voorzitter Peter Holland, heb je de keuze uit zes verschillende workshops. • Hoe tevreden ben je over de opleiding? Wat zou je graag anders zien? En wat verwacht je van de vervolgopleiding die je wilt volgen? Er zijn twee workshops over modernisering van de specialistenopleiding. • Een leven lang leren, daar gaat het tegenwoordig om. De workshop nascholing en accreditatie gaat in op de waarde van nascholing binnen het kwaliteitsbeleid. • Werken buiten de grenzen van de EU? Mogelijkheden en risico’s bij de erkenning van artsen en specialisten komen aan de orde in de workshop de (im)migratie van artsen. • In de workshop taakherschikking wordt gesproken over de consequenties van taakherschikking voor het toekomstig functioneren van artsen.
22
augustus 2007
Geïnteresseerd in het KNMG-congres Opleiden voor kwaliteit. Hoe dokters goed opgeleid worden en blijven op 11 oktober in de nieuwe Domus Medica in Utrecht? Op www.knmgcongres.nl vind je meer informatie, het complete programma en heb je de mogelijkheid om je direct online aan te melden. Schrijf je in vóór 1 september en maak gebruik van de vroegboekkorting voor studenten (€ 29,75 in plaats van € 35).
Veranderende
vervolgopleiding Tijdens je opleiding en met name tijdens de co-schappen kun je een kijkje nemen in de keuken van de vervolgopleidingen. Maar weet je ook welke regels er gelden in de vervolgopleidingen, waar je terecht kunt met vragen en welke veranderingen er gaande zijn?
d
e eisen waaraan de 27 medisch-specialistische opleidingen moeten voldoen, worden vastgesteld door het Centraal College Medische Specialismen (CCMS). Dit college, ingesteld door de KNMG en samengesteld uit praktiserende medisch specialisten, stelt deze eisen vast in nauw overleg met de wetenschappelijke verenigingen en andere bij de opleiding betrokken organisaties. Veranderingen
Op dit moment vinden er grote veranderingen plaats in de opleiding tot medisch specialist. Alle wetenschappelijke verenigingen zijn samen met het CCMS bezig hun opleidingsplannen te vernieuwen. Deze veranderingen zijn ingezet om de specialist van de toekomst beter toe te rusten op de moderne maatschappij. De toegenomen kennis van patiënten door de komst van internet, de diversiteit van zorgverleners, de verdergaande specialisatie en de toename van parttime werkende specialisten zijn enkele voorbeelden die vragen om andere vaardigheden van een specialist. De modernisering van de medische vervolgopleidingen is gestoeld op de gedachte dat naast het competentiegebied medisch handelen de vakoverstijgende competenties communicatie, samenwerken, kennis en wetenschap, organisatie, maatschappelijk handelen en professionaliteit noodzakelijk zijn om een goede specialist te worden. Daarnaast moet de opleiding een duidelijke structuur hebben, waarvan het beoordelen en geven van feedback aan de individuele arts in opleiding tot specialist (aios) deel uitmaakt. Het professionaliseren van opleiders en ook aios is één van de belangrijkste pijlers waarop de modernisering van de vervolgopleidingen leunt.
Opleidingen
Je kunt deze opleiding alleen volgen in ziekenhuizen die van de Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC) een erkenning hebben gekregen om aios in een bepaald specialisme op te leiden. De MSRC is ook ingesteld door de KNMG en bestaat uit praktiserende medisch specialisten uit elk van de 27 medische specialismen. Ga je in de toekomst een opleiding tot medisch specialist volgen, dan krijg je te maken met de MSRC. Wil je een medisch-specialistische vervolgopleiding gaan volgen, dan moet je solliciteren bij de betreffende wetenschappelijke vereniging òf bij een erkende opleider. De sollicitatieprocedure, die verschilt per wetenschappelijke vereniging, wordt dan aan je uitgelegd. Het verwerven van een opleidingsplaats vindt buiten het gezichtsveld van de MSRC plaats. Zodra je bent aangenomen voor een opleiding, is het zaak je in te schrijven in het opleidingsregister van de MSRC. Formeel start de opleiding namelijk dan pas. Hiervoor moet je onder andere een door de opleider goedgekeurd opleidingsschema indienen. Informatie over de modernisering van de vervolgopleidingen kun je vinden op www.medischevervolgopleidingen.nl. Informatie over het CCMS en de MSRC is te vinden op www. knmg.nl/ore. dr. P. Breslau, secretaris MSRC mr. V.J. Schelfhout-van Deventer, secretaris colleges
De kwaliteit van het artsenvak en van de volksgezondheid! Daar maken wij ons als Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) sterk voor. De KNMG behartigt de belangen van artsen en studenten geneeskunde. Samen met het KNMG Studenten platform zetten we ons in voor goede medische (vervolg)opleidingen en verbetering van de positie van studenten geneeskunde. Word nu gratis lid van de KNMG! Vul de antwoordkaart uit dit blad in of kijk op www.knmgstudent.nl.
augustus 2007
23
Het KNMG-Studentenplatform is in mei 1996 opgericht als zelfstandig overlegorgaan van de Artsenfederatie KNMG. Doel van het platform is de positie van de huidige en toekomstige studenten geneeskunde te verbeteren.
poort
Aan de van de
faculteit
Weet je het nog, het eindeloze wachten voordat je met je studie
Selectie voor en tijdens de
geneeskunde kon beginnen. Smachtend uitzien naar de IBG-
opleiding geneeskunde
envelop. Word ik ingeloot? Mogelijk is dit straks niet meer het enige spannende selectiemoment in de geneeskundestudie. Ron van Oosterhout en Sybren Rynja
e
lk jaar opnieuw bepaalt de minister van VWS hoeveel studenten aan de studie geneeskunde kunnen beginnen, de numerus fixus. Hij baseert zich hierbij op ramingen voor de opleidingsbehoefte door het Capaciteitsorgaan. De minister van OCW verdeelt vervolgens de plaatsen over de verschillende faculteiten. De overheid reguleert het aantal studenten dat wordt opgeleid om te voorkomen dat er een artsentekort of -overschot ontstaat. Omdat er ieder jaar meer mensen willen beginnen dan voor wie er plaats is, moet er worden geselecteerd. Manieren van selectie
Er zijn drie mogelijkheden om te worden toegelaten tot de opleiding geneeskunde: 1) rechtstreekse toelating bij een gemiddeld cijfer hoger dan of gelijk aan een acht, 2) centrale selectie via gewogen loting en 3) decentrale selectie. Bij de derde vorm gaat het om andere criteria dan eindcijfers. Geneeskunde is één van de studies in Nederland waarbij vóór aanvang een centrale selectie plaatsvindt op basis van middelbareschoolresultaten. Een ongewogen loting wordt als onrechtvaardig gezien. Als iedereen dezelfde kans heeft om te worden ingeloot, waarom zou je dan proberen hoge eindcijfers te halen? Door de gewogen loting is het systeem iets rechtvaardiger: hoe hoger je gemiddelde eindcijfer, hoe groter je kans om te worden ingeloot. Studies als tandheelkunde, diergeneeskunde en in sommige steden ook rechten en psychologie kennen eenzelfde procedure. Het voordeel van deze typisch Nederlandse manier is dat iedereen, ongeacht zijn cijfers, kans maakt op een plek in de opleiding. Bovendien worden, zoals gezegd, goede cijfers beloond met een hogere lotingskans. Het nadeel is dat je nooit helemaal zeker bent van een plaats, behalve als je gemiddelde eindcijfer een acht of hoger is. Deze laatste bepaling dateert van het einde van de jaren ‘90. Er ontstond toen veel commotie omdat een paar mensen met een gemiddelde van boven de negen werden uitgeloot.
24
augustus 2007
Het Erasmus MC, AMC/UvA en VUmc hebben ervoor gekozen een deel van hun opleidingsplaatsen toe te wijzen aan studenten die zij zelf hebben geselecteerd via zogeheten decentrale selectie. Het Leids Universitair Medisch Centrum overweegt een vorm van decentrale selectie binnenkort te herstarten. En in het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) selecteert men decentraal voor de SUMMA-opleiding (Selective Utrecht Medical Master). Deze manier van selectie gaat uit van de gedachte dat hoge middelbareschoolcijfers níet voorspellen dat iemand een goede dokter wordt. De opleidingen kiezen een deel van de instroom zelf op basis van de kennis van studenten en op basis van hun communicatieve en samenwerkingsvaardigheden en motivatie. Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam wordt zelfs
Frankrijk kan iedereen aan het eerste jaar beginnen In
50 procent van de studenten decentraal geselecteerd. De discussie of, en in hoeverre je VWO-prestaties voorspellen of je een goede dokter wordt, is dus nog niet afgerond. In het buitenland
Ook andere landen beperken het aantal geneeskundestudenten. Het Nederlandse systeem van gewogen loting wekt daar echter verwondering. Vooral het feit dat je ondanks goede cijfers toch kunt worden uitgeloot, stuit op onbegrip. In Frankrijk kan iedereen aan het eerste jaar van de geneeskundestudie beginnen. Daarna vindt echter selectie plaats, omdat vanaf jaar twee een beperkt aantal plaatsen beschikbaar is. De resultaten van een landelijk examen bepalen of je mag doorgaan naar jaar
twee. Door deze bottleneck kan dus niet iedereen de opleiding afmaken. In Spanje moet iedereen die geneeskunde wil studeren na het eindexamen nog een landelijk examen maken. De uitslag daarvan bepaalt of je mag starten met de studie. Het voordeel van de Spaanse methode is dat je niet afhankelijk bent van loting, maar puur van je eigen prestaties. Het nadeel is dat alleen naar je cijfers wordt gekeken en niet naar andere vaardigheden. Er zijn dus verschillende selectiemethoden mogelijk, alle met voor- en nadelen.
verdeling in het artsenvak recht te trekken en de status van het vak te garanderen. Het gaat hier weliswaar om een masteropleiding geneeskunde die moet opleiden tot arts-onderzoeker, toch wordt er blijkbaar over de noodzaak en gevolgen van selectie voor het begin van de master nagedacht. Ook over de selectiecriteria kan nog flink worden gediscussieerd; kennis, competenties, motivatie? En voor wie gaat de selectie dan gelden? Voor elke student of alleen voor studenten die hun bachelor elders hebben behaald? Ongetwijfeld gaan we hierover in de komende tijd nog meer horen.
Bachelor-master
Hoe nu verder?
Al met al kan en moet er zelfs worden gediscussieerd over een aantal belangrijke punten rond de selectie. Zoals gezegd heeft elk selectiesysteem voor- en nadelen. Het KNMG
beeld: IStockphoto
Met het ondertekenen van de Verklaring van Bologna in 1998 heeft Nederland ingestemd met een grotere mobiliteit onder Europese studenten. Het moest gemakkelijker worden een deel van je universitaire opleiding in het buitenland te volgen. Enkele voorwaarden hiervoor waren een Europees systeem van studiepunten (het ECTS-systeem), het in Europees verband erkennen van universitaire diploma’s en de invoering van het bachelormaster-(BaMa-)systeem. Bijna alle studies in Nederland hebben deze voorwaarden vrij snel ingevoerd; geneeskunde bleef echter lange tijd een uitzondering. Voor vakken, stages of coschappen in het buitenland krijg je ondertussen ECTS-punten en als afgestudeerde met een Nederlandse artsenbul mag je overal in Europa als arts werken (zie ook blz. 13). Het vervangen van de structuur van propedeuse-doctoraal-artsenbul naar bachelor-master gaat wat minder snel. In het collegejaar 2006-2007 hebben vijf van de acht faculteiten dat gerealiseerd. Verwacht wordt dat binnen twee
Mannelijke studenten
krijgen bij gelijke geschiktheid de
voorkeur
jaar minstens twee van de drie overige faculteiten ook de BaMa-structuur zullen invoeren. Daarna bestaat de opleiding formeel uit twee afgeronde delen: het bachelor-deel en het master-deel. Welke studieonderdelen in welk deel zouden moeten, is niet duidelijk. Ondanks deze tweedeling zal het hoofddoel van de opleiding geneeskunde niet veranderen: het opleiden van studenten tot professioneel werkzame artsen. Tussen de bachelor en de master kunnen faculteiten in theorie een extra selectiemoment invoeren. Het is dus mogelijk dat, om opgeleid te worden tot arts, studenten ook voor de master worden geselecteerd. Dan zou er, na de gewogen loting of de decentrale selectie voor het begin van je studie, dus nog een tweede selectie moment zijn. Studenten die niet door de selectie voor de master komen, hebben dan alleen het bachelordiploma geneeskunde. Dat dit niet helemaal toekomstmuziek is, blijkt uit een discussie die dit voorjaar ontstond. Professor Croiset, hoogleraar onderwijskunde aan het UMCU, gaf aan dat studenten voor de SUMMA-opleiding, een masteropleiding geneeskunde gericht op bachelorstudenten biomedische wetenschappen, zullen worden geselecteerd. Mannelijke studenten zouden bij gelijke geschiktheid de voorkeur krijgen om de man-vrouw-
augustus 2007
25
Studentenplatform heeft nu geen duidelijke voorkeur voor één van de genoemde methoden. In ieder geval ziet het platform de mogelijkheid van decentrale selectie als inhoudelijke aanvulling op de gewogen loting. Met de introductie van de BaMa en de mogelijkheid van een eventueel extra selectiemoment voor de master moet er wel op korte termijn worden gekeken naar de selectie voor de opleiding. Misschien is er door deze verandering een andere selectiemethode nodig dan de gewogen loting in combinatie met de
numerus fixus van nu. Of het feit dat je man of vrouw bent hierbij een rol zou mogen spelen, is nog onduidelijk. Bovendien moet er door de invoering van de BaMa-structuur ook worden nagedacht over de waarde van het bachelor diploma geneeskunde en de mogelijkheden die dat diploma biedt qua vervolgopleiding of werk. Met deze vragen gaan we ons als KNMG Studentenplatform de komende tijd bezighouden. Jullie mening is van groot belang en daarom zal in het volgende Studentenpanel (voorjaar 2008) naar jullie mening worden gevraagd!
Het KNMG Studentenplatform
zoekt jou! Het KNMG Studentenplatform heeft vacatures voor studenten van de faculteiten Utrecht, Nijmegen en de VU. Ben jij geïnteresseerd in beleidszaken op het gebied van de medische basisopleiding en wil je je inzetten voor de belangen van de geneeskundestudent? Dan is het KNMG Studentenplatform iets voor jou! Het KNMG Studentenplatform behartigt de belangen van geneeskundestudenten én vertegenwoordigt de student-leden binnen de KNMG. Het platform onderneemt actie of neemt stelling in als het gaat om onderwerpen waarmee geneeskundestudenten en coassistenten in heel Nederland te maken hebben. Zo heeft het platform zich beziggehouden met leerrechten, met ongewenste intimiteiten tijdens je studie en met het schakeljaar. Wij kijken dus verder dan de lokale situatie op de medische faculteiten. Hierbij richten wij ons op de maatschappelijke aspecten van de medische basisopleiding. Te denken valt aan zaken als (toetsing van) professioneel gedrag, internationalisering, seksuele intimidatie, stagevergoeding voor coassistenten en leerrechten.
4UVEFOUFOQMBUGP
SN
voor en do or student en Als gratis lid van de •ontvang je wekelijks KNMG: Med
•behartigt het KNMG
isch Contac t
Studentenp latf jouw belang orm en
•
krijg je vier keer per jaar Ar ts in Spe
Studen
tenu
itgave
van Med
isch
Con
tact
Gen in zakeeskundes en tudent en Bijvak diepga ken om ng te je stu geven die Surfen stroom in een inform atie
2
mei
Voor algemene informatie over het platform en de vacatures zie www.knmgstudentenplatform.nl. Voor vragen kun je mailen naar
[email protected].
2007
WWWKNMGS TUDENTENPL ATFORMNL
Openbare Vergadering KNMG Studentenplatform Dé openbare vergadering van het KNMG Studentenplatform wordt donderdag 25 oktober gehouden in de Domus Medica in Utrecht. Deze vergadering is de mogelijkheid voor studentleden van de KNMG om mee te denken en mee te beslissen over allerlei onderwerpen die relevant zijn voor geneeskundestudenten. Er zal worden gediscussieerd over seksuele intimidatie van geneeskunde-
26
augustus 2007
studenten en coassistenten, de voortgangstoets, ciba-artsen en burn-out. De volledige agenda staat op www.artsinspe.nl. Ben je geïnteresseerd? Meld je dan per e-mail aan bij de secretaris van het Studentenplatform via
[email protected] of kijk voor meer informatie op de site www.knmgstudentenplatform.nl.
Publiceren voor
dummy’s Als academisch werkzaam arts onderzoek doen en daarover publiceren, dat is de olie die de machine draaiende houdt, aldus neuroloog-immunoloog dr. Rogier Hintzen. De afgelopen jaren verzorgde hij ruim honderd weten schappelijke publicaties. Hintzen: ‘Het zijn minieme bouwsteentjes voor het vakgebied’. Maar hoe pakken hij en anderen dat aan? Ilse Kuiper
p
ubliceren tijdens de opleiding, de coschappen en daarna is een cruciaal onderdeel van het artsen- en specialistenbestaan. Helaas blijkt in de praktijk maar al te vaak dat auteurs in hun schrijfwerk vastlopen. Het kost moeite om te focussen, de onderzoeksvraag te formuleren en structuur aan te brengen in de overvloed aan informatie of om een helder, leesbaar artikel te produceren. Vandaar dat VVAA ruim zeven jaar geleden het initiatief nam voor de organisatie van de workshop ‘Schrijven van een wetenschappelijke publicatie’. De workshop wordt gegeven door neerlandicus Annemarie van der Zeeuw. Zij geeft alweer 25 jaar cursussen schriftelijke communicatie in de meest uiteenlopende vakgebieden. Ondubbelzinnige onderzoeksvraag
‘Kernachtig en helder formuleren is bij publiceren van groot belang’, zegt Van der Zeeuw. ‘Veel mensen beginnen te schrijven voordat ze weten wat ze willen zeggen. Een heldere onderzoeksvraag is de kapstok van een wetenschappelijke publicatie. Als er geen doordachte en ondubbelzinnig geformuleerde onderzoeksvraag is, is de tekst gedoemd te mislukken. Hypotheses, stellingen en beschouwingen waarin de resultaten worden gewogen, geven in de publicatie antwoord op die centrale onderzoeksvraag.’ Tijdens het schrijven kan de auteur volgens Van der Zeeuw veel houvast hebben aan de vaste opbouw van een wetenschappelijke publicatie: een stramien van inleiding en vaste paragrafen, dat in alle boekjes wordt genoemd. ‘Dat moet je goed in je hoofd hebben voordat je begint,’ adviseert zij. ‘Specialisten zijn vaak gevangen in een strak referentiekader van wetenschappelijk taalgebruik dat exact, objectief en onderbouwd moet zijn. Dat communiceert lastig. Mijn advies: probeer een evenwicht te vinden tussen communiceren binnen het vakgebied en prettige leesbaarheid.’ Het leren schrijven van wetenschappelijke publicaties moet al gedurende de opleiding gemeengoed worden, vindt Van der Zeeuw. ‘Zeker voor
28
augustus 2007
specialisten is het noodzakelijk om te publiceren. Als je niet laat weten waarmee je bezig bent, besta je in feite niet.’ Succes en mislukking
Die mening wordt gedeeld door dr. Rogier Hintzen, als neuroloog en immunoloog verbonden aan de afdeling Neurologie van het Erasmus MC en ErasMS, het Rotterdamse MS-centrum voor patiëntenzorg en onderzoek. Voor hem staan liefde en fascinatie voor het vakgebied aan de basis van goed onderzoek - en dus ook aan het publiceren daarover. De afgelopen twintig jaar schreef hij ongeveer honderd wetenschappelijke publicaties. Naast bevlogenheid is kwalitatief hoogwaardige informatievoorziening en het gebruik van de juiste bronnen essentieel, nog voordat je begint aan de publicatie, aldus Hintzen. ‘Je moet goed geïnformeerd zijn over het betreffende onderwerp. Dat klinkt logisch. Maar het kan complex zijn om in de brei van informatie je weg te vinden. Er ontstaat vaak verwarring door het lezen van vage bladen. Ik zou zeggen: concentreer je op de kwaliteitsvakbladen. Blijf kritisch en houd gezonde argwaan. Kijk op de lijst van impactfactoren naar bladen binnen de top-tien. Vergeet niet de overzichtsartikelen te lezen
‘Er ontstaat vaak verwarring door het lezen van vage bladen’ in algemene bladen als The Lancet en The New England Journal of Medicine. En schroom voor preklinisch onderzoek niet Nature en Science te screenen.’ Succes en mislukking liggen dicht bij elkaar, stelt Hintzen. ‘In mijn vakgebied zie ik maar al te vaak dat mensen willen scoren door als eerste iets aan te tonen. Helaas komt het dan nogal eens voor dat door snelheid en onzorgvuldigheid allerlei
relativerende en controleaspecten worden weggelaten. Vervolgens zijn anderen dan weer jaren bezig om te bewijzen dat de conclusie voorbarig was.’ Bierviltje
Veel aios zijn angstig om iets op te schrijven. ‘Begin dan met een schets op een bierviltje en bedenk onmiddellijk welke figuren en tabellen je zou willen laten zien, de displayed items’, zegt Hintzen. ‘De boodschap is: gewoon beginnen en niet bang zijn om te falen. Natuurlijk moet je wel op tijd kijken naar de regels en randvoorwaarden van het tijdschrift waarin je wilt publiceren. En het is van belang dat je bent gekoppeld aan iemand die je op weg helpt.’ Hintzen ziet ook regelmatig gebeuren dat een onderzoek of publicatie langere tijd terzijde wordt geschoven omdat er ‘iets
‘Begin gewoon en wees niet bang om te falen‘ anders’ tussendoor komt. ‘Voor een goede publicatie moet je bereid zijn om minder relevante zaken te laten schieten. Als je een artikel een paar weken laat liggen, komt het nooit af. Dan wordt het een eindeloos karwei.
Wat hebben de vele publicaties hem trouwens opgeleverd? ‘Heel veel voldoening. Je helpt het vakgebied langzaam vooruit, met millimeterstapjes. Als je mazzel hebt met wat grotere stappen. Daarbij gaat het zowel om nieuwe kennis als het ontzenuwen van verkeerde inzichten. Je draait mee in een internationaal netwerk, waardoor productieve interacties met vakgenoten plaatsvinden. Het is onacceptabel om als academisch werkzaam arts níet te publiceren.’ Uitleggen
Drs. Rob Bourez, assistent-geneeskundige radiologie bij Zieken huisgroep Twente, heeft zo zijn eigen methode om snel een onderzoeksvraag te formuleren. ‘Voordat ik aan een wetenschappelijke publicatie begin, stel ik me de vraag wat ik wil bewijzen en hoe ik dat wil doen. Een goed onderzoeksprotocol en literatuuronderzoek zijn daarbij een must. Daardoor zit je goed in de stof. En als je samen met anderen onderzoek doet, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van data of patiënten, kun je goed uitleggen wat je wilt en waarom. Ook publiceren over je uitkomsten is dan makkelijker. En je behoedt jezelf voor onderzoek naar iets wat anderen al hebben gedaan.’ Dat het formuleren van de onderzoeksvraag veel tijd kan kosten, weet ook drs. Nanno Kleefstra uit ervaring. Hij is arts-onderzoeker bij het Diabetes Kenniscentrum van de Isala klinieken in Zwolle en verzorgde tot nu toe 21 wetenschappelijke publicaties, veelal in een groep met drie tot acht coauteurs. ‘Het nadenken over en het formuleren van een
beeld: Corbis
helaas is de foto niet beschikbaar voor het web
augustus 2007
29
goede onderzoeksvraag kost meer tijd dan het schrijven van een artikel zelf ’, stelt Kleefstra, die zijn naam tot nu toe bij dertien publicaties op PubMed zag verschijnen. ‘De meeste publicaties schrijf ik met een groep. Ze zijn gebaseerd op onderzoek naar aspecten waar we in de praktijk tegenaan lopen. We maken van daaruit een vertaalslag naar een onderzoeksvraag, zoals bij de laatste publicatie naar aanleiding van een placebogecon-
‘Het is onacceptabel om
als academisch werkzame arts
niet te publiceren’
troleerde studie waarbij ik samen met anderen de effecten van chroomsuppletie op het bloedsuikergehalte onderzocht. Ik was eerste auteur en daarmee eindverantwoordelijk voor de publicatie.’ Diabetes Care
Eenmaal uitgevoerd, was het streven om het onderzoek geplaatst te krijgen in een gerenommeerd tijdschrift. Kleefstra: ‘Bijvoorbeeld Diabetes of Diabetes Care. Het zo ‘hoog’ mogelijk publiceren is overigens niet het primaire doel. Het verrichten van een goed onderzoek is dat wel. Een goede opzet is daarvoor cruciaal. Die krijg je onder meer door het volgen van het Consort-statement, dat op internet is te vinden.’ Ook vatten Kleefstra en zijn collega’s hun aanpak samen en plaatsten die voor aanvang van het onderzoek op een online register. ‘Door
p-tien
o Adviezen t
erp waarin een onderw
unt én
je je goed k
1. Kies ed pen. van een go wilt verdie t het doen ijf bl l oe d maire . 2. Het pri publiceren ige ek, niet het zo er dubbelzinn d on on en te h ac rd oo d n leer ee 3. Formu eksvraag. zo het straer d on uis bent in . elemaal th h je at d g p e ublicatie 4. Zor schappelijk en et w n tussen com mien van ee t te vinden h ic w en ev er een prettige 5. Probe akgebied en voor het v en er ic n u m d. maar blijf leesbaarhei akbladen, r je op de v ee tr n ce on 6. C at te zetten: la kritisch. beer door ro p en n gewoo liggen. 7. Begin ele weken ie niet enk at ic bl u regels van p e e d ie in over d at rm fo in oraf . 8. Win vo t publiceren aarin je wil w ad bl et h flexibel r! en ga daar 9. Delegee ke punten ak zw je en 10. (H)erk mee om.
30
augustus 2007
dit traject kunnen we de publicatie later in veel verschillende vaktijdschriften plaatsen.’ Volgens deze arts-onderzoeker is zijn Nederlandse achtergrond bij Engelse vertalingen echter onuitwisbaar. ‘Nu schrijf ik de stukken vaak in het Nederlands en laat ik de tekst vertalen door een vertaler gespecialiseerd in medisch jargon. Dat is betaalbaar en het scheelt een hoop tijd. Bij een wetenschappelijke publicatie moet je je sterke en zwakke punten goed herkennen en erkennen.’
Workshop wetenschappelijk schrijven VVA A hecht belang aan een goed geschoolde arts, ook op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en managementvaardigheden. Vandaar dat VVA A zich met specifieke activiteiten en ondersteunin g richt op studenten en een eigen opleidingsschool voor artsen kent. VVA A organiseert speciaal voor stud enten workshops sollici teren, persoonlijke presentatie en conflicthantering. Dit najaar zal de VVA A opnieuw ook de workshop ‘Schrijven van een wetenschappe lijke publicatie’ aanbieden. In deze workshop kom en de volgende deelonderwerpen aan de orde - De opbouw van een helder wete nschappelijk artikel; -h et opstellen van een scherpe en duidelijke onderzoeksvraag; - Het op een aantrekkelijke wijz e beschrijven van casuïstiek; - Schrijven volgens een vast en begrijpelijk patroon. De invalshoek van deze cursus is taalkundig. De eendaagse workshop wordt in een kleine groep voor VVA A-leden gehouden op 27 sept ember in Utrecht. Een verkorte versie, speciaal voor stud enten, wordt in de avonduren in de universiteitsstede n gegeven. Kijk voor data en locaties op www.vvaa.nl/ studeren.
Woordzoeker Ook op deze Arts in Spe weer een woordzoeker. Tussen de vaktermen op de cover staan er drie die niets met het hart van doen hebben. Zoek die drie termen op, mail ze naar
[email protected] onder vermelding van ‘woordzoeker’ en maak kans op een van twee iPod nano’s. Je kunt je oplossing tot 10 september insturen. Winnaars van de woordzoeker van mei zijn: Charlotte Rosenbaum (Utrecht) en Elke Ribbens (Rotterdam). De goede antwoorden waren: pes planus, cor pulmonale en liesbreuk.