STUDENTENHANDLEIDING PORTFOLIO FdP 2002
INLEIDING De afgelopen decennia is er steeds meer belangstelling gekomen voor en geëxperimenteerd met een verscheidenheid aan beoordelingstechnieken. Eén van de beoordelingstechnieken die in de belangstelling is komen te staan, is het portfolio. De term portfolio is afkomstig uit de wereld van kunstenaars en architecten. Mensen uit deze beroepsgroepen maken gewoonlijk een selectie van hun werk en presenteren dit in een map: een portfolio. Het portfolio is bedoeld om een representatief beeld te geven van de kwaliteiten van de persoon die het portfolio heeft samengesteld en kan bijvoorbeeld worden gebruikt bij eventuele sollicitaties. Het portfolio blijkt niet alleen een handig instrument voor kunstenaars om hun werk te presenteren, maar ook voor studenten een goed middel om hun eigen leerproces zichtbaar te maken. Naast het zichtbaar maken van het leerproces is het portfolio ook een belangrijk instrument om het leerproces van studenten te verbeteren en te individualiseren. Het samenstellen van een persoonlijk portfolio levert bovendien een positieve bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling van studenten door een verhoogde motivatie en een beter inzicht in sterke en zwakke punten en mogelijkheden voor de toekomst (Mabry, 1999). Tijdens je studie psychologie word je op verschillende momenten beoordeeld op vaardigheden en competenties die van belang zijn voor academici, in het bijzonder voor afgestudeerden in de psychologie. Om je kennis en vaardigheden op peil te houden (ook nadat je bent afgestudeerd), is het van groot belang dat je in staat bent zelfstandig te analyseren welke gebieden (extra) aandacht behoeven. Met andere woorden, het is belangrijk dat je vanaf het begin van je opleiding op een effectieve manier leert te leren. Om dit te kunnen, is het noodzakelijk dat je goed inzicht hebt in je eigen leerproces. Het samenstellen van een portfolio is daarvoor een geschikt instrument. Een portfolio is een soort dossier waarin je op een gestructureerde manier bewijzen van eigen kunnen verzamelt. Materialen die als bewijsmateriaal kunnen worden aangevoerd, zijn o.a. toetsresultaten, werkstukken, presentaties, practicumverslagen en audiovisueel materiaal. Naast bovengenoemde ‘producten’ kan je portfolio ook evaluaties van docenten en medestudenten bevatten, alsmede zelfreflecties op je prestaties waaruit persoonlijke leerdoelen voor de (nabije) toekomst voortvloeien. Bij het samenstellen van je portfolio ben je niet verplicht slechts gebruik te maken van opdrachten die je binnen je studieprogramma hebt gemaakt.Het is goed denkbaar dat je ook naast je studie allerlei activiteiten verricht die bijdragen aan de ontwikkelingen van bepaalde vaardigheden of competenties. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan bestuurswerk, organisatorische activiteiten voor een vereniging of activiteiten in het kader van een student-assistentschap. Wanneer je dat kunt onderbouwen, kunnen dus ook extra-curriculaire activiteiten deel uitmaken van je portfolio. Competenties ontwikkel je niet van de ene op de andere dag, daar is een proces voor nodig. Als student ben je zelf verantwoordelijk voor het verloop van je leerproces. Een kritische analyse van het materiaal dat je voor je portfolio verzamelt, leidt tot inzicht in je sterke en zwakke punten. Aan de
2
hand daarvan kan je zelf bepalen waar je de nadruk op wilt leggen tijdens je leerproces. Waar ben je al goed in? Op welke gebieden valt er nog iets te sleutelen aan je vaardigheden? Zoals al eerder gezegd is het portfolio een beoordelingsinstrument. Het gaat er dus niet alleen om dat je op gestructureerde wijze (bewijs) materiaal kunt verzamelen en vast leggen: het door jou samengestelde portfolio zal tevens op meerdere momenten tijdens je studie worden beoordeeld. Logischerwijs neem je in ieder geval je beste werk op in je portfolio. Echter, aangezien het portfolio een instrument is om inzicht te geven in je leerproces, is het ook belangrijk om ontwikkelingen in dit proces te laten zien. Wanneer je bijv. voor een werkstuk niet direct een voldoende hebt behaald, maar voor een verbeterde versie van het werkstuk wel, dan is het zinvol om (delen van) beide werkstukken in je portfolio op te nemen, zodat je de voortgang zichtbaar kunt maken. Het is ook goed denkbaar dat je bepaald materiaal in je portfolio gedurende je studie vervangt door ander materiaal, dat een betere weergave vormt van de mate waarin je een bepaalde competentie al dan niet beheerst. Het belangrijkste doel van het samenstellen van een portfolio is dus, dat je jouw eigen ontwikkeling in de gaten gaat houden. Op die manier kom je te weten hoe je het beste kan leren en wat je sterke en zwakke punten zijn. Aangezien het leren niet ophoudt bij het afronden van je studie, is het belangrijk om te weten hoe je kunt blijven leren als je met je studie klaar bent. Dat is nu precies waar het portfolio voor dient.
COMPETENTIES BINNEN VERSCHILLENDE DOMEINEN Als afgestudeerd academicus wordt van je verwacht dat je verschillende vaardigheden en competenties beheerst. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in eisen die aan alle academici worden gesteld en eisen die specifiek zijn voor een bepaalde beroepsgroep. Binnen de opleiding psychologie in Maastricht worden drie competenties van belang geacht: 1. academische vaardigheden 2. communicatieve en PGO-vaardigheden 3. vakinhoudelijke vaardigheden. In het navolgende zal voor alle drie de competenties worden uitgelegd wat ermee wordt bedoeld en wat de eisen zijn die aan jou als student aan deze opleiding voor elke competentie worden gesteld. 1. Academische vaardigheden De opleiding psychologie aan de Universiteit Maastricht is een opleiding met een wetenschappelijk en exact karakter. Tijdens je studie kom je veelvuldig in aanraking met het wetenschappelijke profiel. Middels actieve deelname aan de verschillende onderwijsvormen, dien je aan het eind van je studie goed bekend te zijn met het opzetten, uitvoeren en beschrijven van wetenschappelijk onderzoek binnen
3
het domein van de psychologie. Tevens dien je een kritisch-wetenschappelijke denkwijze te ontwikkelen. Eisen: • • • • • •
Algemeen gebruik van de universiteitsbibliotheek en het op efficiënte wijze zoeken van relevante informatie betreffende een wetenschappelijk onderwerp. Het op een begrijpelijke en wetenschappelijk correcte manier kunnen overdragen van relevante wetenschappelijke informatie, d.m.v. het schrijven van een werkstuk en/of het geven van een presentatie. Ontwikkelen van een kritische houding ten aanzien van wetenschappelijke literatuur en het onderzoek waarvan verslaglegging is gedaan. Bekend zijn met en kunnen omgaan met verschillende methoden van onderzoek. Bekend zijn met en kunnen omgaan met statistische technieken en methoden van analyse. Computervaardigheden.
2. Communicatieve en PGO-vaardigheden Zowel in de wetenschappelijke als beroepspraktijk zijn communicatieve en sociale vaardigheden van groot belang. Binnen de wetenschap gaat het dan hoofdzakelijk om de vraag hoe informatie over te dragen op een manier die begrijpelijk is en waarmee je een bijdrage levert aan de wetenschap. In Maastricht wordt gewerkt met probleem gestuurd onderwijs. Dit type onderwijs vereist ook een aantal communicatieve vaardigheden van studenten om op prettige wijze in groepen te kunnen samenwerken. Eisen: • • • • • • • • •
Bekend zijn met de normen die binnen de wetenschap worden gehanteerd op het gebied van schriftelijke informatieoverdracht (o.a. APA-normen). De binnen de wetenschap gestelde normen kunnen hanteren bij het schrijven van een wetenschappelijk werkstuk. Het kunnen voorbereiden en geven van een goede presentatie. Algemene gespreksvaardigheden. Op correcte wijze een groepsgesprek kunnen leiden. Kunnen samenwerken in een groep. Project- en time-management. Kunnen omgaan met feedback van anderen. Op correcte wijze kunnen geven van feedback aan anderen. 3. Vakinhoudelijke vaardigheden
Naast algemene academische vaardigheden wordt er uiteraard ook van je verwacht dat je competenties hebt ontwikkeld die wat meer specifiek gebonden zijn aan de inhoud van de opleiding die je hebt gevolgd. In dat kader wordt van je verwacht dat je (basis-)kennis hebt van belangrijke theorieën en onderzoeken binnen het domein van de psychologie. Daarnaast spelen in de verschillende praktijksituaties die je voor ogen kunt hebben na de opleiding psychologie (onderwijs, voorlichting, klinische setting, etc…) sociale- en diagnostische vaardigheden een grote rol. Afhankelijk van de
4
gekozen afstudeerrichting kan het ook belangrijk zijn om een taakanalyse te kunnen uitvoeren, om een psychofysiologische meetopstelling te kunnen bouwen of om valide en betrouwbare toetsen te kunnen maken. Eisen: • • • • • • •
Kennis hebben van theorieën en onderzoeken die binnen het domein van de psychologie een belangrijke rol spelen. Kennis hebben van de grondslagen van de biologische en cognitieve psychologie. Het kunnen uitvoeren van een anamneseonderzoek en de bevindingen hieruit op heldere wijze kunnen communiceren. Op correcte en effectieve wijze observaties kunnen doen. Bekend zijn met testanalyse en testconstructie. Kunnen werken met psychologische meetmethoden in het algemeen. Algemene blokspecifieke eisen.
DE OPBOUW VAN EEN PORTFOLIO 1. Curriculum Vitae Je portfolio begint altijd met je Curriculum Vitae (CV). In je CV geef je een presentatie van jezelf. Vaste onderdelen van een CV zijn: je personalia, een opsomming van de opleidingen die je hebt gevolgd met daarbij behaalde diploma’s en een weergave van opgedane werkervaring. Vermeld ook cursussen, hobby’s en andere persoonlijke interesses waarvan de relevantie voor de opleiding die je nu volgt misschien niet direct duidelijk is. Zorg ervoor dat je CV altijd actueel blijft, zodat het document op elk moment bruikbaar is voor eventuele sollicitaties. 2. Competenties In het voorafgaande heb je kunnen lezen dat er van je wordt verwacht, dat je op tenminste 3 verschillende terreinen bepaalde competenties ontwikkelt. Het is de bedoeling dat je in je portfolio, per domein, laat zien hoe ver je ontwikkeling in bepaalde competenties al gevorderd is. Kijk hierbij goed naar de eisen die per domein worden gesteld en beantwoordt aan de hand van je bewijsmateriaal de vragen: •
Wat zegt mijn bewijsmateriaal over de vereiste competentie?
•
Waar liggen mijn sterke en zwakke punten?
•
Wat zijn nog leerdoelen voor mij m.b.t. bepaalde competenties?
Kijk ook terug op wat je een vorige keer als bewijsmateriaal hebt aangevoerd en geef aan of er ontwikkeling zit in de verwerving van betreffende competentie.
5
3. Bewijsmateriaal en sterkte-/zwakteanalyse Per domein maak je dus een verslag waarin je de vorderingen in je leerproces (proces van ontwikkeling) zichtbaar probeert te maken. In je verslag kijk je terug op het materiaal dat je hebt verzameld: wat heb ik er van geleerd? Als het goed is laat het verzamelde materiaal inhoudelijk zien wat je hebt gepresteerd, in je zelfreflectie op het materiaal gaat het er om dat je inzicht krijgt in de stappen die je in je leerproces hebt gezet en de problemen die je daarbij hebt ondervonden. Voor je verslag maak je gebruik van eventuele feedback die je van docenten en/of medestudenten hebt ontvangen. Besteed niet alleen aandacht aan de zwakke kanten, maar laat ook duidelijk zien over welke punten je al wel tevreden bent en waarom. Wees kritisch en eerlijk. Het gaat om jouw leerproces. Alleen wanneer je op een eerlijke wijze je sterke en zwakke kanten analyseert, kan je er je voordeel mee doen in je verdere ontwikkeling van je competenties.
4. Persoonlijke leerdoelen De analyse van je sterke en zwakke punten moet uiteindelijk leiden tot de formulering van persoonlijke leerdoelen. Over welke punten ben je nog niet tevreden? Wat wil je in het vervolg anders aanpakken en hoe? Probeer steeds zo duidelijk mogelijk aan te geven waar je staat in het ontwikkelingsproces.
STERKTE-/ZWAKTEANALYSE PER DOMEIN 1. Domein van academicus Aan de hand van de eisen die aan je worden gesteld als afgestudeerd academicus, zijn er een aantal richtvragen te formuleren die je kunnen helpen bij het analyseren van je sterke en zwakke punten. Het is zeker niet de bedoeling dat je in je sterkte-/zwakteanalyse alle onderstaande vragen letterlijk beantwoordt. Richtvragen voor dit domein zouden kunnen zijn: ¾ Welke moeilijkheden ondervind je bij het zoeken van literatuur in de bibliotheek? Van welke informatiebronnen maak je vooral gebruik? Hoe ziet je zoekstrategie er uit? ¾ Wat vind je moeilijk aan het schrijven van een wetenschappelijk werkstuk? Op welke dingen moet je extra letten? Geef verschillen en overeenkomsten aan in je manier van werken bij het schrijven van een opstel of een wetenschappelijk werkstuk. ¾ Hoe lees je een wetenschappelijk artikel? Wat vind je moeilijk bij het lezen van wetenschappelijke literatuur? In hoeverre neem je alle aangeboden
6
informatie direct voor waar aan cq. denk je nog eens na over literatuur die je hebt gelezen? ¾ Wat vind je moeilijk en makkelijk bij het bedenken en opzetten van een onderzoek? ¾ Wat vind je moeilijk aan het vak statistiek? Hoe zou jij jouw studiebelasting voor het vak statistiek omschrijven? Mogelijke informatiebronnen die je als bewijsmateriaal kan aanvoeren zijn: werkstukken, feedbacken beoordelingsformulieren van docenten en medestudenten, beoordeling (onderzoeks-)practica, toetsuitslagen, zoekprofielen uit de bibliotheek, wetenschappelijke literatuur die je hebt bestudeerd, statistiekoefeningen, deelname aan symposia, etc…
2. Domein van communicatieve en PGO-vaardigheden Uiteraard zijn ook op het gebied van de communicatieve vaardigheden een aantal richtvragen te bedenken die je kunnen helpen bij het analyseren van jouw sterke en zwakke punten op dit terrein. Richtvragen voor dit domein zouden kunnen zijn: ¾ Wat zijn je sterke en zwakke punten bij het schrijven van een werkstuk? Wat vind je moeilijk? Hoe moeilijk is het jouw gedachten en ideeën goed onder woorden te brengen? Hoe wordt jouw werk door anderen (docenten /medestudenten) beoordeeld? In hoeverre leer je iets van de feedback die anderen op je werk geven? ¾ Wat zijn dingen die je moeilijk en makkelijk vindt bij het geven van een presentatie? Hoe belangrijk is een goede voorbereiding hierbij? Wat vind je ervan om voor een groep een presentatie te moeten geven? Hoe goed kan je (al) omgaan met verschillende presentatietechnieken? Welke feedback krijg je van anderen op je presentaties? ¾ Welke kennis heb je over algemene gesprekstechnieken? Welke ervaringen heb je met het voeren van gesprekken met cliënten? Wat vind je moeilijk en wat vind je makkelijk aan het voeren van gesprekken in de vorm van cliëntencontact? Hoe zag de feedback van een ‘cliënt’ over je gespreksvaardigheden eruit? ¾ Hoe zou je je functioneren in onderwijsgroepen omschrijven? In hoeverre ben je je tijdens onderwijsgroepen bewust van je communicatieve en sociale vaardigheden? ¾ Wat zijn voor jou moeilijke punten als het gaat om het geven van feedback? Wat is moeilijk bij het ontvangen van feedback? In hoeverre ben je bekend
7
met de regels die gehanteerd kunnen worden bij het op een juiste manier omgaan met feedback? Mogelijke informatiebronnen die je als bewijsmateriaal kan aanvoeren zijn: werkstukken, presentaties, feedback- en beoordelingsformulieren, etc.. 3. Domein van vakinhoudelijke vaardigheden De opleiding psychologie in Maastricht is een vrij breed georiënteerde opleiding. Vaardigheden die je zou moeten beheersen na afronding van deze opleiding liggen dan ook ver uit elkaar. Competenties die specifiek behoren tot het domein waarbij de inhoud van de opleiding van belang is, zijn moeilijk te verwoorden. Het zal duidelijk zijn dat je in ieder geval een bepaald kennisniveau op het gebied van de psychologie moet hebben bereikt. Algemene richtvragen die je kunt gebruiken bij het maken van je sterkte-/zwakteanalyse zijn moeilijk te geven. Om de gedachten te bepalen kun je denken aan de volgende richtvragen bij een blok over toetsing: ¾ Hoe heb je voortgang geboekt in je kennis bij de voortgangstoetsen? Wat zijn duidelijke sterke en zwakke gebieden? Hoe ziet je invulstrategie er uit? Heb je verschillende strategieën geprobeerd? Vul je meestal meer of minder vragen in dan je jaargenoten? Wat zijn je ervaringen met deze manier van toetsen? ¾ Komen de resultaten op de voortgangstoetsen overeen met de resultaten die je haalt voor bloktoetsen.? Is er een overeenkomst in sterke en zwakke gebieden? Hoe verhouden de resultaten op beide toetsvormen zich tot je feitelijke beheersingsniveau van de stof? Heb je moeite met de wisselende manier van toetsing? Welke toetsvorm ligt je het beste, waarom?
Mogelijke informatiebronnen die je als bewijsmateriaal kan aanvoeren zijn: feedback- en beoordelingsformulieren, toetsuitslagen, practicumverslagen, etc..
STAPPENPLAN Om uiteindelijk te komen tot een portfolio dat aan alle vereisten voldoet, is het volgen van een stappenplan wellicht een goed hulpmiddel. In onderstaand schema worden 4 stappen beschreven die je kunt volgen bij het samenstellen en bijstellen van je portfolio.
8
Stap 1: Eisen en richtvragen Het is de bedoeling dat je eerst goed kennis neemt van de eisen die aan jou worden gesteld binnen de drie eerder genoemde domeinen (academisch, communicatief, inhoud van opleiding). Kijk daarbij ook goed naar de richtvragen die per domein zijn geformuleerd. Wanneer je een goed beeld hebt gevormd van de eisen waaraan je als afgestudeerde moet voldoen, denk je na over hoe jouw ontwikkeling ten aanzien van de vereiste competenties de afgelopen tijd is geweest. Een vraag die je hierbij in ieder geval voor jezelf moet beantwoorden is: heb ik de leerdoelen bereikt die ik mezelf gesteld heb? Logischerwijs volgen uit je denkproces conclusies over je ontwikkeling / leerproces. Vind je het moeilijk om structuur in je denkproces aan te brengen, dan kan je gebruik maken van de richtvragen die per domein zijn geformuleerd. Het is echter nadrukkelijk NIET de bedoeling dat je alle richtvragen letterlijk beantwoordt. Maak zelf een selectie van wat voor jou belangrijk is geweest in de ontwikkeling van verschillende competenties. Stap 2: Sterkte-/zwakteanalyse De conclusies die je hebt getrokken bij stap 1 vormen samen je sterkte-/zwakteanalyse. Neem vooral ook leerdoelen die je jezelf eerder hebt gesteld in je analyse in beschouwing. Zorg ervoor dat je de conclusies die je uit het proces van zelfreflectie trekt, altijd motiveert met bewijsmateriaal (zie ook stap 4). In je sterkte-/zwakteanalyse verwijs je steeds naar fragmenten van werkstukken, feedback van anderen, toetsuitslagen, etc.. die je in een bijlage hebt toegevoegd aan je portfolio. Op deze manier kan een beoordelaar altijd zien waarop je conclusies zijn gebaseerd. Stap 3: Leerdoelen Het is de bedoeling dat je aan de hand van de sterkte-/zwakteanalyse die hebt uitgevoerd, nieuwe leerdoelen formuleert voor de toekomst. Ook deze leerdoelen komen op papier te staan. Samen met degene die jouw portfolio beoordeelt, zal je nog eens terug komen op de leerdoelen die jij voor jezelf hebt geformuleerd. Heb je de juiste conclusies getrokken? Heb je zaken achterwege gelaten? Heb je voor jezelf haalbare leerdoelen geformuleerd? De resultaten uit het gesprek gebruik je om je leerdoelen aan te passen of aan te vullen. Je nieuwe leerdoelen vormen altijd weer het uitgangspunt voor een volgende leerperiode. Stap 4: Bewijsmateriaal Op gestructureerde wijze verzamel je gedurende je studie een veelheid aan materiaal dat kan dienen als bewijs van kunnen voor de verschillende competenties. Zoals je hebt kunnen lezen bij stap 2, verwijs je in je sterkte-/ zwakte analyse naar dit materiaal. Uiteraard is het voor het overzicht van belang dat je in je materiaal een logische volgorde aanbrengt en het materiaal voorziet van een datum. Zorg er altijd
9
voor dat voor de beoordelaar duidelijk is naar welk materiaal verwezen wordt. Het is niet altijd nodig je werkstukken en andere producten in hun totaliteit aan je portfolio toe te voegen. Selecteer je materiaal dus zorgvuldig bij het samenstellen van je portfolio. Het is goed denkbaar dat één bepaalde bron van informatie kan dienen als bewijsmateriaal voor je ontwikkeling in meerdere competenties. In dergelijke gevallen kan je volstaan met het toevoegen van het materiaal in enkelvoud.
REFERENTIES Mabry, L. (1999). Portfolio plus: A critical guide to alternative assessment. Thousand Oaks, California: Corwin Press, Inc.
10
JE ELEKTRONISCHE PORTFOLIO: WERKEN MET PUBLIC FOLDERS
Start de Internet Explorer Ga vervolgens naar de site: http://mail.unimaas.nl Type in het veld “Log On” je ID-nummer
Nadat je op “Enter” hebt geklikt moet je inloggen. Gebruik daarvoor je username en password dat je ook gebruikt voor het inloggen op het netwerk.
Je komt nu in jouw Inbox. Selecteer in de linkerbalk “Public Folders”
11
Je krijgt nu een lijst te zien van Public Folders die voor jou toegankelijk zijn. Selecteer de folder “PSYCHOLOGY (PSYCHOLOGY)” en vervolgens “EFolio (PSYCHOLOGY)”
Je ziet nu een folder die dezelfde naam heeft als jouw ID-nummer. In deze folder en in de subfolder ‘portfolio’is het mogelijk om een bericht met een evt. attachment te plaatsen. Selecteer daarvoor het “Compose new post message”-icoon (NB Verwar de Compose new post message button niet met de Compose new mail message button.) Vul je message zo volledig mogelijk in.
12
Om aan je message een attachment te hangen selecteer je het TAB-blad “Attachments”. Via de Browse-knop kun je het betreffende document op je computer selecteren. Door vervolgens op de knop “Add Attachment Now” te klikken wordt er een kopie van dat document in je message geplaatst. Je message is nu gereed om gepost te worden. Selecteer daarvoor het ”Post”-icoon. Controleer of de message in orde is door op het icoon “Check for new mail” te klikken.
In de efoliofolder vind je de volgende documenten als attachments bij gelijknamige post messages: handleiding_efolio.doc (studentenhandleiding) en efolio.doc Dit laatste Word-document vormt de basis van je portfolio. Het dient uiteindelijk naast een CV een nog aan te vullen verzameling eisen te bevatten, die de faculteit wenst te stellen ten aanzien van het verwerven van academische en beroepsvaardigheden. Wanneer je vaker met het portfolio werkt, zal het document naast een CV een hoeveelheid bewijsmateriaal bevatten en jouw reflectie op je ontwikkeling als professional. Het Word-document vormt voor beoordelaars of begeleiders de ingang tot (jouw reflectie op) het bewijsmateriaal, dat je verzameld hebt. Om je portfolio aan te passen, zul je dit bestand moeten downloaden (na een dubbelklik op de naam van het bestand.) Nadat je wijzigingen in het bestand heeft aangebracht, post je een nieuwe boodschap met het aangehechte portfoliobestand in de bijbehorende subfolder (genaamd “portfolio”). Een docent heeft overigens leesrechten, maar geen schrijfrechten in deze folder. Commentaar op bewijsmateriaal of op het portfolio zelf, zal de beoordelaar posten in je hoofdfolder. Bewijsmateriaal dat je tijdens dit blok ter beoordeling wenst voor te leggen aan een beoordelaar, moet je posten in de hoofdfolder. Zorg er voor dat je in het Subject veld duidelijk aangeeft wat de aard is van het aangehechte bestand. Je bent zelf verantwoordelijk voor het verwerken van het bewijsmateriaal en de docentfeedback in je portfolio. Op het moment dat je nieuw bewijsmateriaal toevoegt aan de portfolio-subfolder, zul je daar in het portfoliodocument naar verwijzen en over rapporteren. Na iedere mutatie post je het bijgewerkte portfoliobestand zoals boven beschreven in de bijbehorende portfolio-subfolder. Eerder geposte boodschappen met oudere versies van het bestand kun je dan verwijderen. Ten slotte: de omvang van je portfolio dient beperkt te blijven tot maximaal 5 Mb. Let er dus op tijdens het vergaren van bewijsmateriaal als afbeeldingen, presentaties of gescande formulieren, dat dit materiaal niet te veel ruimte inneemt. Zorg er bijvoorbeeld voor dat je tijdens het scannen van formulieren of afbeeldingen een lage resolutie kiest: 75 dpi volstaat meestal om een gescande tekst leesbaar op het beeldscherm te krijgen.
13