STUDENTENARBEID IN DE BOUWSECTOR Met de schoolvakantieperiode voor de deur zal het aantal studenten dat in de bouw zal tewerkgesteld worden tijdelijk toenemen. Het lijkt ons daarom nuttig u te herinneren aan de reglementering inzake de tewerkstelling van studenten. Op 15 april ll. is het federale kernkabinet akkoord gegaan met een hervorming van de studentenarbeid. Daarbij zou het jaarlijkse contingent van aan de solidariteitsbijdrage voor de RSZ onderworpen dagen op 50 worden vastgelegd, dat kan gespreid worden over het ganse jaar. Het nieuwe stelsel wordt echter pas per 1 januari 2012 van kracht en heeft dus geen enkele weerslag op de prestaties van jobstudenten in de loop van dit kalenderjaar en in het bijzonder van deze zomer!
1 WIE KAN ALS STUDENT TEWERKGESTELD WORDEN? Het begrip "student" is niet in de wet omschreven. Daarom wordt aangenomen dat iedereen die secundair, technisch-, kunst-, hoger of universitair onderwijs volgt, in aanmerking komt voor het afsluiten van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten. Een uitzondering wordt echter gemaakt voor de volgende categorieën van personen, die niet als student mogen tewerkgesteld worden: minderjarigen beneden 15 jaar of zij die nog onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht. De voltijdse leerplicht loopt tot 15 jaar wanneer men de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs met volledig leerplan heeft gevolgd. Voor diegenen die niet aan dit criterium voldoen, loopt ze sowieso op 16 jaar af; de studenten die sedert een periode van zes maanden werken en daardoor geregelde werknemers geworden zijn (gewone arbeidsovereenkomst); de studenten die ingeschreven zijn in een avondschool of die onderwijs volgen met beperkt leerplan: het betreft hier studenten die een beroeps-, technische-, pedagogische- of artistieke opleiding volgen van maximum 15 uur per week. Tijdens de zomervakantie kunnen de studenten die enkel deeltijds onderwijs of een deeltijdse vorming volgen en niet genieten van een overbruggingsuitkering, wel studentenarbeid verrichten; de studenten die als stage onbezoldigde arbeid verrichten die deel uitmaakt van hun studieprogramma. Het gaat om een stage die noodzakelijk is om een diploma te behalen en die als dusdanig deel uitmaakt van de aangegane studies.
2 DE OVEREENKOMST VOOR TEWERKSTELLING VAN STUDENTEN 2.1
DEFINITIE
De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten is gereglementeerd door Titel VII van de wet van 3 juli 1978 (artikel 120 tot 130ter). Bij het afsluiten van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten verbindt de student zich ertoe om tegen loon arbeid te verrichten onder het gezag van een werkgever. De overeenkomst kan zowel tijdens het schooljaar als in de vakantieperiode worden gesloten. Al naargelang de aard van het gepresteerde werk gaat het om een arbeidsovereenkomst voor werklieden, voor bedienden of voor handelsvertegenwoordigers, waarop een aantal bijzondere bepalingen van toepassing zijn. Met andere woorden, de algemene regels die gelden voor alle
arbeidsovereenkomsten, gelden ook voor de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, behalve als er bijzondere regels zijn.
2.2
VERPLICHTE VERMELDINGEN
Bij de indienstneming van een student moet een individuele, schriftelijke studentenovereenkomst worden opgesteld, uiterlijk op het tijdstip waarop de student in dienst treedt. Deze overeenkomst moet volgende gegevens vermelden: de identiteit, de geboortedatum, de woonplaats, en eventueel de verblijfplaats van de partijen; de begin- en einddatum van de tewerkstelling; de plaats van de uitvoering van de overeenkomst; een beknopte beschrijving van de uit te oefenen functie(s); de arbeidsduur per dag en per week; de uitdrukkelijke verwijzing naar de toepasselijkheid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers; het overeengekomen loon, en ingeval dit niet vooraf kan vastgesteld worden, de wijze van berekening en de basis van het loon; het tijdstip waarop het loon wordt uitbetaald en de wijze van betaling; het eventuele beding van de proeftijd (zie 4); de plaats van huisvesting wanneer de werkgever er zich toe verbonden heeft de student te huisvesten; het bevoegd paritair comité. In de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten moeten volgende vermeldingen ook opgenomen worden, tenzij het arbeidsreglement dat verplicht aan de studenten overhandigd moet worden, deze vermeldingen bevat. In dit geval volstaat het in de arbeidsovereenkomst naar het arbeidsreglement te verwijzen. de aanvang en het einde van de gewone arbeidsdag, het tijdstip en de duur van de rusttijden, de dagen van regelmatige onderbreking van de arbeid; de plaats waar en de manier waarop de persoon te bereiken is, die overeenkomstig het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B) is aangewezen om de eerste hulp te verlenen; de plaats waar de bij hetzelfde reglement vereiste verbandkist zich bevindt; in voorkomend geval, de namen en contactmogelijkheden van de werknemersvertegen1 woordigers in de ondernemingsraad ; in voorkomend geval, de namen en de contactmogelijkheden van de werknemersverte1 genwoordigers in het comité voor preventie en bescherming op het werk ; in voorkomend geval, de namen en contactmogelijkheden van de leden van de syndicale afvaardiging; het adres en het telefoonnummer van de interne en externe dienst(en) voor preventie en bescherming op het werk;
1
In de bouwsector vervullen de leden van de syndicale afvaardiging de taken van de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk.
het adres en het telefoonnummer van de Inspectie van de Sociale Wetten van het district waarin de student wordt tewerkgesteld (voor Antwerpen is dit: Italiëlei 124 bus 56 te 2000 Antwerpen (tel.: 03/213.78.10); voor Mechelen: Louisastraat 1 te 2800 Mechelen (tel.: 015/45.09.80)). Een model van een studentenovereenkomst kunt u op de website van de Confederatie Bouw (www.confederatiebouw.be leden modeldocumenten personeelsbeheer overeenkomst voor tewerkstelling van studenten) terugvinden.
2.3
SANCTIES
Indien de voormelde bepalingen niet worden nageleefd of de DIMONA-aangifte gebeurt niet (zie 3), kan de overeenkomst door de student te allen tijde beëindigd worden zonder naleving van een opzeggingstermijn en zonder schadevergoeding. De werkgever zal echter steeds de opzeggingstermijn voor een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur moeten eerbiedigen (arbeiders of bedienden volgens de aard van het werk).
2.4
BEWARING ALS SOCIAAL DOCUMENT
De studentenovereenkomst is een sociaal document. De werkgever moet het studentencontract daarom tijdens de tewerkstelling bijhouden. Na de tewerkstelling moet het nog 5 jaar bewaard worden.
3 FORMALITEITEN BIJ DE AANWERVING 3.1
DIMONA-AANGIFTE
Alle werkgevers moeten een DIMONA-aangifte aan de RSZ doen voor alle studenten die zij tewerkstellen. Bij de aangifte van de indiensttreding van de student moet de werkgever volgende bijkomende gegevens meedelen: de aanduiding van de hoedanigheid van de student; de plaats van tewerkstelling (indien dit adres verschilt van het adres dat als maatschappelijke zetel van de onderneming aan de RSZ is meegedeeld); de datum van het einde van de studentenovereenkomst. Een uitdiensttreding van een student moet door de werkgever dus niet meer aan de RSZ gemeld worden, tenzij de uitdiensttredingsdatum verschilt van de bij de indiensttreding meegedeelde einddatum. Door de veralgemening van de DIMONA-aangifte zijn de ondernemingen niet meer verplicht om een kopie van de studentenovereenkomst samen met een afschrift van het bewijs van ontvangst door de student van het arbeidsreglement aan de Inspectie van Sociale Wetten te sturen.
3.2
DE C 3.2.A-CONTROLEKAARTEN VOOR STUDENTEN DIE ALS ARBEIDER IN DE BOUW WORDEN TEWERKGESTELD
Voor een student die als arbeider in de bouw zal tewerkgesteld worden, moeten er twee nietnominatieve C 3.2.A-controlekaarten opgemaakt worden (één voor de lopende maand; één voor de volgende maand). De nummers van beide C 3.2.A-controlekaarten worden in de DIMONA-aangifte opgenomen. Beide C 3.2. A-controlekaarten moet de werkgever aan de student-arbeider overhandigen. De student-arbeider moet de controlekaart iedere werkdag invullen vooraleer hij effectief start met zijn normale arbeidstaak op de bouwplaats.
Voor studenten die onder het bediendestatuut werken, geldt de verplichting tot aflevering van C 3.2. A 's niet. Een overzicht van de andere sociale verplichtingen die bij de tewerkstelling van studenten te pas komen, vindt u terug onder 8.
4 PROEFBEDING Indien de partijen overeenkomen een proefbeding in de overeenkomst in te lassen, mag de duur ervan niet korter dan zeven en niet langer dan veertien (kalender)dagen bedragen. Wanneer de uitvoering van de overeenkomst tijdens de proefperiode wordt geschorst, wordt de duur van de proefperiode - net als de minimumduur - met een duur gelijk aan deze van de schorsing, evenwel begrensd tot een maximum van zeven dagen, verlengd. Na het verstrijken van de minimumduur (= 7 dagen, behoudens verlenging) kan de overeenkomst tijdens de proefperiode zonder opzeggingstermijn of -vergoeding beëindigd worden.
5 SCHORSING VAN DE OVEREENKOMST TENGEVOLGE VAN ZIEKTE OF ONGEVAL De algemene regels betreffende het gewaarborgd loon zijn van toepassing wanneer de student arbeidsongeschikt wordt ingevolge ziekte of ongeval. Doorgaans zal geen gewaarborgd loon aan de student moeten betaald worden omdat art. 52 § 1, 6de lid van de wet van 3 juli 1978 bepaalt dat het recht op gewaarborgd loon slechts geldt wanneer de student-werkman tenminste één maand zonder onderbreking in dezelfde onderneming heeft gewerkt. Dezelfde regel geldt voor de studenten die als bediende voor een duur van minder dan drie maanden aangeworven worden (art. 71 van de wet van 3 juli 1978). In geval van arbeidsongeschiktheid tengevolge van ziekte of ongeval kan de werkgever een einde maken aan de overeenkomst indien de ongeschiktheid langer duurt dan zeven dagen, mits betaling van een vergoeding gelijk aan het loon overeenkomend met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het nog te lopen gedeelte van die termijn (art. 129 van de wet van 3 juli 1978).
6 EINDE VAN DE OVEREENKOMST Normaal wordt een arbeidsovereenkomst voor studenten gesloten voor een bepaalde duur en eindigt de overeenkomst op de vooraf afgesproken datum. Iedere partij heeft echter het recht de overeenkomst te beëindigen vóór de vervaldag mits naleving van een opzegtermijn. Voor een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten gelden volgende verkorte opzeggingstermijnen: Duur van de overeenkomst
Opzegging door de werkgever
Opzegging door de student
Tot 1 maand
3 kalenderdagen
1 kalenderdag
meer dan 1 maand
7 kalenderdagen
3 kalenderdagen
Op straffe van nietigheid dient de opzegging, met vermelding van begin en duur van de opzeggingstermijn, bij een deurwaardersexploot of een ter post aangetekend schrijven (dat uitwerking heeft de derde werkdag na datum van de verzending) te gebeuren, tenminste indien de opzegging uitgaat van de werkgever. Wanneer de student-werknemer wenst op te zeggen, kan de opzegging ook gebeuren door overhandiging van een geschrift, waarvan de werkgever het dubbel tekent voor ontvangst. De opzeggingstermijn vangt aan op de maandag die volgt op de week waarin de opzegging werd betekend.
7 BESCHERMENDE MAATREGELEN OP HET VLAK VAN VEILIGHEID EN ARBEIDSTIJD In de Codex over het Welzijn op het Werk (Titel VIII) en de Arbeidswet van 16 maart 1971 werden een aantal beschermende maatregelen ten voordele van de studenten voorzien, die wij hier kort toelichten.
7.1
CODEX OVER HET WELZIJN OP HET WERK
7.1.1 Risicoanalyse en preventiemaatregelen De werkgever is verplicht, vooraleer hij een jongere in zijn bedrijf tewerkstelt, een risicoanalyse uit te voeren om exact te weten aan welke mogelijke risico’s (schadelijke agentia, procédés, werkzaamheden en plaatsen) deze jongere tijdens zijn werk kan blootgesteld worden. Op basis van deze risicoanalyse moet de werkgever vervolgens aangepaste preventiemaatregelen nemen. 7.1.2 Taken die niet door jongeren mogen uitgevoerd worden Bepaalde gevaarlijke taken mogen niet door jongeren worden uitgevoerd. Zo zijn volgende werken en plaatsen voor jongeren uitgesloten: taken die hun lichamelijke of psychische capaciteiten te boven gaan (bv. taken waarvan het tempo bepaald wordt door machines); taken die de jongeren blootstellen aan giftige of kankerverwekkende stoffen, stoffen die erfelijke genetische veranderingen veroorzaken; taken die de jongeren blootstellen aan ioniserende straling; taken die risicofactoren voor ongevallen inhouden waarvan vermoed kan worden dat jongeren deze meestal niet beseffen of kunnen voorkomen door hun gebrek aan inzicht in veiligheid, gebrek aan ervaring of gebrek aan opleiding; taken die de jongeren blootstellen aan extreme koude of hitte, aan lawaai of trillingen; het besturen van gemotoriseerde transportwerktuigen (hierop gelden echter een paar uitzonderingen voor de studenten-werknemers ouder dan 18 jaar, nl. voor het besturen van niet-stapelende gemotoriseerde transportwerktuigen met geringe hefhoogte - zie verder); vervaardiging, gebruik, distributie met het oog op het gebruik, opslag en vervoer van springstoffen of van projectielen, ontstekingsmiddelen of diverse voorwerpen die springstoffen bevatten; werk in persluchtcaissons en onder overdruk; taken waarbij gebruik wordt gemaakt van apparaten voor de vervaardiging, de opslag of het vullen van reservoirs met ontvlambare vloeistoffen en met samengeperste gassen, vloeibare of opgeloste gassen; werkzaamheden die een ernstige brand of zware ontploffingen kunnen veroorzaken; grond- en stutwerk bij uitgravingen van meer dan 2 m diep, waarvan de breedte op halve diepte kleiner is dan de diepte; werk dat instortingen kan veroorzaken; besturen van graafwerktuigen en -machines; besturen van machines voor het heien van palen; besturen van hefwerktuigen en het geleiden van de bestuurders ervan met signalen; slopen van gebouwen; oprichten en afbreken van stellingen; las- of snijwerk met de elektrische boog of met de brander in tanks; gebruik van schiethamers;
onderhoud, reiniging en herstelling van hoogspanningsinstallaties in transformatorhuisjes; arbeid met gevaren op het gebied van hoogspanningselektriciteit; werken met gevaarlijke machines zoals: houtbewerkingsmachines: cirkelzagen, lintzagen, vlakbanken, vandiktebanken, frezen, pennenbanken, kettingfrezen, gecombineerde machines; metaalpersen; persen voor het vormen van plastische stoffen; mechanisch bewogen metaalscharen en snijmachines; valhamers behalve wanneer deze machines vast voorzien zijn van afdoende beschermingssystemen die onafhankelijk werken van de bediener; schilderwerk waarbij gebruik wordt gemaakt van loodwit, loodsulfaat of enig product dat die pigmenten bevat, indien het loodgehalte groter is dan 2 gewichtsprocent berekend in metallische toestand; lokalen of bouwplaatsen waar door werken asbestvezels kunnen worden vrijgemaakt; werk aan of met kuipen, bassins, reservoirs of flessen die chemische agentia bevatten; en tenslotte - alhoewel niet expliciet vermeld in de Codex - werken op steile daken met een helling van meer dan 34°, torens en schoorstenen (de argumentering is hier dat enkel werknemers die in dit soort werken ervaren zijn en de geschiktheden bezitten voor het werk op hoogten, op deze plaatsen mogen werken - ARAB, art. 462.3.1). Afwijkingen op het verbod van tewerkstelling voor studenten-werknemers ouder dan 18 jaar. Studenten-werknemers die ouder zijn dan 18 jaar mogen de hierboven opgesomde activiteiten uitoefenen, indien volgende voorwaarden voldaan zijn: zij worden niet betrokken bij het besturen van gemotoriseerde transportwerktuigen; hun studierichting stemt overeen met de werkzaamheden waarvoor de verbodsbepaling geldt; de werkgever vraagt, alvorens de studenten-werknemers tewerk te stellen, het advies van het comité en de preventieadviseur(s) van de diensten voor preventie en bescherming op het werk. Onder bepaalde voorwaarden mogen ze niet-stapelende gemotoriseerde transportwerktuigen met geringe hefhoogte bedienen. Gezondheidstoezicht De werkgever onderwerpt de jongeren op het werk aan een medisch onderzoek: voor de eerste tewerkstelling, om hun aanpassing en integratie in het beroepsleven te bevorderen; voordat zij eventueel met nachtarbeid worden belast. Een jaarlijks, gericht medisch onderzoek is vereist voor jongeren die: een werk verrichten waarvan uit de risicoanalyse gebleken is dat het een specifiek risico inhoudt; nachtarbeid verrichten.
7.2
ARBEIDSWET VAN 16 MAART 1971
Voor "jeugdige" werknemers (= minderjarige werknemers die 15 jaar of ouder zijn en niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht) werden een aantal beschermende maatregelen opgenomen in de Arbeidswet van 16 maart 1971 (art. 30-38bis), die ook gelden voor minderjarige jongeren die tewerkgesteld worden met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten.
De belangrijkste daarvan zijn: jeugdige werknemers mogen niet meer dan 8 uur per dag en 40 uur per week werken; jeugdige werknemers mogen niet meer dan vier en een half uur ononderbroken arbeidsprestaties leveren; jeugdige werknemers die overuren verrichten, moeten daarvoor inhaalrust krijgen tegen het einde van de week volgend op de week waarin de overuren werden gepresteerd; principieel verbod tot nachtarbeid (d.w.z. tussen 20 en 6 uur) voor jeugdige werknemers beneden 16 jaar. Deze tijdsgrenzen lopen van 22 uur tot 6 uur voor jeugdige werknemers van meer dan 16 jaar. Versoepelingen hierop bestaan o.m. voor ploegenarbeid of voor werken die wegens hun aard niet mogen onderbroken of uitgesteld worden: voor jeugdige werknemers die ouder zijn dan 16 jaar, gelden in dit geval als tijdsgrenzen van 23 uur tot 7 uur; principieel verbod tot arbeid op zondag en op betaalde feestdagen behalve in zeer uitzonderlijke gevallen; de tijd tussen de beëindiging en de hervatting van de arbeid moet tenminste 12 achtereenvolgende uren bedragen.
8 SOCIALE VERPLICHTINGEN 8.1
LOON
Voor de studenten die als arbeider in de bouw worden tewerkgesteld, geldt er een nieuw barema vanaf 1 juli 2011. Het bedraagt: € 8,509 per uur voor studenten die geen bouwopleiding volgen; € 9,275 per uur voor studenten die wel een bouwopleiding volgen. Dit loon is het ganse jaar door geldig (ongeacht of de student tijdens de drie vakantiemaanden dan wel tijdens het schooljaar zal tewerkgesteld worden) en zal volgend jaar (op 1 juli 2012) een indexatie kennen.
8.2
ONDERWERPING AAN DE RSZ
8.2.1 Principe In het algemeen zijn de normale RSZ-bijdragen en -afhoudingen ook van toepassing op de bezoldigingen van de studenten. Hierop bestaan enkele uitzonderingen. 8.2.2 Vrijstelling voor occasionele arbeid Ten opzichte van studenten die "occasionele arbeid" verrichten, d.w.z. "arbeid die verricht wordt voor de behoeften van de huishouding van de werkgever of zijn gezin, voor zover die niet meer bedraagt dan acht uren per week voor één of meerdere werkgever(s)", geldt een vrijstelling van RSZ-werknemers- en werkgeversbijdragen. 8.2.3
De solidariteitsbijdrageregeling
8.2.3.1 Maximaal 46 arbeidsdagen per kalenderjaar Een student die tewerkgesteld wordt met een studentenovereenkomst, kan 46 arbeidsdagen per kalenderjaar werken aan een voordelig RSZ-tarief, de RSZ-solidariteitsbijdrageregeling genoemd. 8.2.3.2 Maximaal 23 arbeidsdagen tijdens de zomer, 23 arbeidsdagen tijdens de rest van het jaar
Deze 46 arbeidsdagen moeten opgesplitst worden in twee afzonderlijke periodes van 23 arbeidsdagen: maximaal 23 arbeidsdagen in de loop van de maanden juli, augustus en september: in dit geval is er een solidariteitsbijdrage van 7,5% toepasselijk, waarvan 5% ten laste van de werkgever en 2,5% ten laste van de werknemer; maximaal 23 arbeidsdagen tijdens de resterende 9 maanden van het jaar, op voorwaarde dat het hier om een periode van een niet-verplichte aanwezigheid in een onderwijsinstelling gaat. Onder “periodes van verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstellingen” wordt verstaan “de periodes waarbinnen een bepaalde student geacht wordt de lessen of activiteiten te volgen aan de onderwijsinstelling waaraan hij verbonden is”. De student mag dus niet werken op ogenblikken dat hij geacht wordt cursussen of andere activiteiten te volgen. In dit geval bedraagt de solidariteitsbijdrage 12,5% waarvan 8% ten laste van de werkgever en 4,5% ten laste van de werknemer. Het deel van de solidariteitsbijdrage dat ten laste van de werknemer valt, moet door de werkgever op de bezoldiging van de student ingehouden worden. Het moet, samen met het deel dat de werkgever verschuldigd is, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de socialezekerheidsbijdragen door de werkgever aan de RSZ overgemaakt worden. 8.2.3.3 Het begrip arbeidsdag Met “arbeidsdag” wordt bedoeld, elke dag die door de werkgever wordt betaald en binnen het kader van de studentenovereenkomst valt. Het gaat om: de normale effectieve werkdagen of werkuren; de dagen of uren die niet aan het werk worden besteed maar waarvoor de werknemer zijn recht op loon behoudt (feestdagen, gewaarborgd loon, kort verzuim, enz.); de inhaalrustdagen (recuperatie van overuren); de dagen en uren wettelijke vakantie voor arbeiders. Het gaat alleen om de werkdagen in de periode van tewerkstelling van de student (zo tellen de feestdagen tijdens de overeenkomst mee, terwijl de feestdagen die betaald moeten worden na het einde van de overeenkomst, niet meetellen). De dagen die aan het begrip werkdag voldoen, moeten worden opgeteld. Deze optelling is onafhankelijk van de datum waarop de overeenkomst begint en eindigt. Een jobstudentencontract kan bijvoorbeeld worden gesloten voor de periode van 1 juli tot 30 september: indien tijdens de loop van dit contract de grens van 23 werkdagen niet wordt overschreden, kan de tewerkstelling aan het voordelig tarief van de RSZ-solidariteitsbijdrage blijven. 8.2.3.4 Gevolgen van de overschrijding van de grenzen Het KB van 10 november 2005 regelt de gevolgen van overschrijding van het toegelaten aantal arbeidsdagen. Of bij de overschrijding van één van de grenzen voor alle gewerkte dagen de normale socialezekerheidsbijdragen moeten worden betaald, hangt af van het feit of de overschrijding van één van de grenzen gebeurt bij dezelfde of bij een volgende werkgever. Indien één van de grenzen wordt overschreden bij dezelfde werkgever, dan zijn de werkgever en de student voor de volledige periode van tewerkstelling bij deze werkgever (zowel tijdens als buiten de zomermaanden) onderworpen aan de gewone RSZ-bijdragen. Bovendien kan de student gedurende hetzelfde kalenderjaar niet meer in het systeem van de beperkte solidariteitsbijdrage worden tewerkgesteld. Voorbeeld ste
de
Een student werkt in het 1 en 2 kwartaal bij dezelfde werkgever en overschrijdt in het de 2 kwartaal de toegestane 23 arbeidsdagen. In dit geval moeten voor beide kwartalen de
gewone RSZ-bijdragen worden betaald en kan de student niet meer in het systeem van beperkte de solidariteitsbijdrage worden tewerkgesteld tijdens de zomermaanden en in het 4 kwartaal. Voorbeeld Een student overschrijdt in de zomermaanden de 23 dagengrens. Dit heeft tot gevolg dat niet de enkel voor het 3 kwartaal maar ook voor de dagen tewerkstelling met een ste de studentenovereenkomst tijdens het 1 en/of het 2 kwartaal bij dezelfde werkgever de gewone de bijdragen gelden. De student kan evenmin in het 4 kwartaal bij deze werkgever worden tewerkgesteld met toepassing van de beperkte solidariteitsbijdrage. Voorbeeld de
Een student overschrijdt tijdens het 4 kwartaal de 23 dagengrens. Dit heeft tot gevolg dat alle prestaties die de student levert bij diezelfde werkgever - ook deze van de voorbije 3 kwartalen onderworpen zijn aan de gewone RSZ-bijdragen. Indien één van de grenzen wordt overschreden bij een volgende werkgever, dan zijn alleen de prestaties voor de werkgever die de student tewerkstelt op het ogenblik van de overschrijding of voor de werkgevers die de student tewerkstellen na de overschrijding, voor de hele duur van tewerkstelling aan de gewone socialezekerheidsbijdragen onderworpen. De arbeid die de student voordien bij een andere werkgever heeft verricht, blijft de gunstige solidariteitsbijdrage genieten. Hiermee wil de wetgever de werkgevers beschermen die de overschrijding van het aantal werkdagen niet hebben veroorzaakt en blijft de huidige billijkheidsregeling die door de RSZ wordt toegepast, behouden. Voorbeeld Een student wordt in juli door werkgever A tewerkgesteld voor een periode van 20 werkdagen. Werkgever B neemt dezelfde student in augustus in dienst voor een periode van 10 werkdagen. Werkgever B en de jobstudent zullen voor deze 10 werkdagen onderworpen zijn aan de gewone socialezekerheidsbijdragen. Wordt de student in augustus door werkgever C in dienst genomen voor 5 werkdagen, dan zal het loon eveneens aan de gewone socialezekerheidsbijdragen onderworpen zijn. De prestaties bij werkgever A tijdens de maand juli blijven onderworpen aan de beperkte solidariteitsbijdragen. Indien de student nadien opnieuw bij werkgever A zou gaan werken, zal ook deze werkgever voor alle prestaties die de student tijdens dat kalenderjaar bij hem heeft verricht, de gewone socialezekerheidsbijdragen moeten betalen. Indien de grenzen worden overschreden zijn de normale werkgevers- én werknemersbijdragen verschuldigd. Voor de periode gelegen vóór de aanwerving doet de werkgever er goed aan om de student een verklaring op eer te laten ondertekenen waarin deze meedeelt of hij in het kalenderjaar reeds studentenarbeid heeft verricht bij andere werkgevers en zo ja, gedurende welke periode en gedurende hoeveel kalenderdagen. In het nieuwe model van de studentenovereenkomst dat beschikbaar is op de website van de Confederatie Bouw werd de verklaring op erewoord opgenomen in art. 20 van het contract. Indien de student een valse verklaring ondertekent waarin hij beweert niet meer dan 23 dagen te hebben gewerkt, kan de werkgever die toch de normale socialezekerheidsbijdragen moet doorstorten aan de RSZ, van de student een schadevergoeding eisen.
8.3
STELSEL WEERVERLET- EN GETROUWHEIDSZEGELS
Er moeten geen getrouwheids- en/of weerverletzegels voor de studenten-bouwvakarbeiders betaald worden. Dit betekent een besparing van 9,12%, respectievelijk 2,10% op de uitgekeerde brutolonen.
8.4
ARBEIDSONGEVALLEN
De verzekeringsinstelling die het personeel tegen arbeidsongevallen verzekert, dient verwittigd te worden ten laatste bij de indienstneming van een student. Voor de student moet de premie arbeidsongevallen betaald worden.
8.5
RECHT OP KINDERBIJSLAG
Sedert het academiejaar 2005-2006 zijn er belangrijke wijzigingen ingevoerd wat betreft het behoud van kinderbijslag wanneer men als jobstudent werkt. Er wordt niet langer onderscheid gemaakt tussen een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten en een gewone arbeidsovereenkomst. Van belang is de periode waarin de student werkt: tijdens de zomervakantie of daarbuiten. Tijdens het academiejaar (d.w.z. het eerste, het tweede en het vierde kwartaal) geldt de 240 urenregel: men krijgt kinderbijslag voor een heel kwartaal, op voorwaarde dat de student in dat kwartaal niet meer dan 240 uren heeft gewerkt. Is de norm in een kwartaal overschreden, dan gaat de kinderbijslag voor de drie maanden van dat kwartaal verloren. Tijdens de zomervakantie (d.w.z. juli, augustus en september) tussen twee academiejaren mag de student onbeperkt werken. Opgelet! De student heeft maar recht op kinderbijslag tijdens de zomervakantie (derde kwartaal) als deze ook gedurende het tweede kwartaal (d.w.z. het kwartaal dat de zomervakantie voorafgaat) recht had op kinderbijslag. Het aantal gewerkte uren wordt gecontroleerd via de DMFA-aangifte door de werkgever. Let wel: deze bepalingen gelden niet als de student reeds ingeschreven is als werkzoekende. In dergelijk geval gelden andere toepassingsmodaliteiten.
9 FISCALE VERPLICHTINGEN 9.1
DE STUDENT ALS KIND TEN LASTE
De beroepsinkomsten van de student-werknemer worden nooit samengevoegd met de belastbare inkomsten van de ouders. De student-werknemer blijft fiscaal ten laste van de ouders indien zijn netto belastbaar inkomen niet hoger ligt dan € 2.890 (of vóór de aftrek van de forfaitaire beroepskosten € 3.612,50 bruto belastbaar). Indien de vader of de moeder van de student voor het fiscaal recht als alleenstaande wordt beschouwd, blijft hij fiscaal ten laste indien zijn netto belastbaar inkomen minder dan € 4.170 (of € 5.212,50 vóór aftrek van de forfaitaire beroepskosten) bedraagt. Deze bedragen mogen met € 2.410 bruto verhoogd worden voor die inkomsten die een jongere verdiend heeft in uitvoering van de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten. Indien de student voor zijn vakantiewerk echter door zijn ouders wordt betaald, is hij niet meer ten laste van zijn ouders en dit vanaf de eerste door hem verdiende eurocent. Dit geldt uiteraard alleen indien de ouder de beroepsactiviteit uitoefent als zelfstandige of in een éénmanszaak. Indien de student tewerkgesteld is in de onderneming van de ouders (NV, BVBA), valt men terug in het algemeen stelsel van € 2.890 netto (of € 4.170 indien de vader of de moeder als alleenstaande wordt beschouwd).
9.2
BEDRIJFSVOORHEFFING
De lonen van de student zijn in principe onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing. Er moet echter geen bedrijfsvoorheffing worden toegepast indien:
de tewerkstelling plaatsheeft tijdens de maanden juli, augustus of september en maximaal 23 arbeidsdagen bedraagt; de tewerkstelling tijdens de periodes van de niet-verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstelling, met uitzondering van juli, augustus of september, mag de duur van 23 arbeidsdagen niet overschrijden; de tewerkstelling gebeurt met een schriftelijke overeenkomst voor tewerkstelling van studenten; geen socialezekerheidsbijdragen, met uitzondering van de RSZ-solidariteitsbijdrage, verschuldigd zijn (zie 8.2). In het kader van de tewerkstelling van de student moet er een fiscale fiche 281.10 opgemaakt worden.
9.3
BELASTINGAANGIFTE
Indien de bedrijfsvoorheffing werd toegepast op de inkomsten die de student heeft verdiend, heeft deze laatste er alle belang bij een aangifteformulier (te vragen en) in te vullen voor het inkomstenjaar waarin hij heeft gewerkt. De student krijgt de door de werkgever ingehouden bedrijfsvoorheffing volledig of gedeeltelijk terug. Ze wordt volledig terugbetaald wanneer het netto belastbaar inkomen op jaarbasis niet hoger ligt dan € 6.830 (€ 8.690,11 bruto). Boven de grens is de student belastingen op zijn inkomsten verschuldigd. Hij zal echter een aanzienlijke teruggave van de bedrijfsvoorheffing krijgen omdat er voor de laagste inkomensgroepen weinig belasting wordt geheven. Meer informatie? Contacteer Wim Bogaert, adviseur sociale wetgeving,
[email protected]