CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34 GDS bijzondere raadgevende commissie Bouw
HET CONJUNCTUURVERLOOP IN DE BOUWSECTOR IN 2007
Brussel 10 december 2007
2
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
ALGEMEEN OVERZICHT In 2006 beleefde de Belgische economie naar Westerse normen een jaar van hoogconjunctuur. Volgens de laatste cijfers van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) bedroeg de groei van het Belgische bbp in 2006 2,9%1, hoofdzakelijk gedragen door een sterke binnenlandse vraag. Uit dezelfde cijfers blijkt dat de gunstige conjunctuur aanhield tijdens de eerste zes maanden van 2007 met een jaargroei van 2,8% op het einde van het tweede kwartaal. Belangrijkste motor van de economische activiteit betrof opnieuw de binnenlandse bestedingen van de gezinnen en de investeringen van de ondernemingen. Opgesplitst naar bedrijfstak gedroeg de bouwsector zich in 2006 als de locomotief van de Belgische economie met een groei van de bruto toegevoegde waarde met 9,1% of het drievoudige van het algemene groeicijfer. De voorbije maanden bleef de activiteit in de bouwnijverheid onderhouden en stevent de sector af op een groei van ongeveer 4% in 2007. Hiermee zou de groei van de bouwsector voor het vijfde jaar op rij boven het algemene groeipeil van de economie eindigen en dus opnieuw een netto-bijdrage leveren aan de toename van het bruto binnenlands product. De componenten van de sterke groeiprestatie van de bouwsector zijn inmiddels genoegzaam bekend: de zwakke economische conjunctuur binnen de Eurozone verplichtte de Europese Centrale Bank in 2004 en 2005 tot een opeenvolgende reeks rentedalingen waardoor ook de lange termijnrente afnam en de banken steeds lagere rentevoeten gingen hanteren bij de toekenning van hypothecaire kredieten. Deze evolutie stimuleerde de vraag in de rentegevoelige bouwsector naar nieuwe woningen, aangezien de lagere rentevoeten de gezinnen in staat stelden om grotere bedragen te ontlenen en te besteden aan woningen. Bovendien bezorgden de hogere koopkracht door de fiscale hervormingen in de personenbelasting en de steeds langere looptijden voor hypothecaire kredieten, nog eens extra zuurstof aan de huishoudens om hun bouwplannen te verwezenlijken. De gezinnen stonden echter niet alleen aan de vraagzijde voor meer nieuwbouw. Na het uiteenspatten van de dotcombubbel waren immers heel wat beleggers en investeringsmaatschappijen op zoek naar interessante beleggingsalternatieven. Aangetrokken door de snelle evolutie van de vastgoedprijzen, gingen zij massaal investeren in appartementsgebouwen. De residentiële bouw was de belangrijkste pijler in de economische prestaties van de bouwnijverheid. Sinds het begin van 2007 is de conjunctuur in deze sector op zijn terugweg, al zijn de orderboekjes bij de aannemers nog steeds goed gevuld. In de niet-residentiële bouw was de economische dynamiek veel zwakker. Maar na de herneming van de conjunctuur in de Eurozone in het laatste kwartaal van 2005, lijken de bedrijven alvast meer zin te hebben om te investeren in gebouwen. Daarnaast ontvouwden de regionale overheden in 2007 investeringsplannen in dit segment door middel van publiek-private samenwerkingsverbanden. Dezelfde financieringstechniek zou moeten worden gebruikt bij hun plannen voor de infrastructuurwerken, investeringen die dringend noodzakelijk zijn indien België zijn positie als logistiek zenuwcentrum wil behouden. Het zijn net deze plannen die mogelijk wat perspectieven bieden aan de sector van de burgerlijke bouwkunde, nu de lokale verkiezingscyclus is afgelopen en de gemeenten worden genoodzaakt om in de komende jaren te rijden met een opgetrokken financiële handrem.
1
INR, Nationale Rekeningen – Kwartaalrekeningen 2007-II.
3
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
De verminderde dynamiek in de sector en de minder gunstige vooruitzichten tastten de voorbije maanden het vertrouwen bij de bouwondernemers aan, wat duidelijk wordt weerspiegeld in de synthetische conjunctuurcurve van de Nationale Bank. Al lijkt het vertrouwen de laatste maand toch opnieuw te zijn toegenomen. Bouwsector: synthetische conjunctuurcurven, bruto (bru)- en afgevlakte (afg) gegevens : november 2007
nov/01
nov/02
nov/03
nov/04
nov/05
nov/06
nov/07 10
10
5
bru
5
afg 0
0
-5
-5
-10
-15
(bron: NBB, 27/11/07) )
-10
-15
Intussen gingen de omstandigheden in macro-economische context er het voorbije jaar op achteruit. Vooreerst is er de aanhoudende stijging van de olieprijzen die tegenwoordig met de $ 100-grens flirten. Anderzijds is er ook de steile klim van de grondstof- en voedingsprijzen die de laatste maanden een opstoot van het algemeen prijspeil in de Eurozone veroorzaakten (stijging van de inflatie met 3%), aansluitend op eigenlijk een relatief lange periode van lage prijsdruk. De Aziatische landen nemen de wereldeconomie nog steeds op sleeptouw2, maar in de Verenigde Staten dreigen de tanende vastgoedmarkt en de subprimecrisis toch een ernstige groeivertraging te veroorzaken, ondanks de dalende dollar en de ingrepen van de Federale Reserve om de rente te verlagen. Door de verpakking van risicovolle hypothecaire kredieten uit het subprimesegment in nieuwe financiële instrumenten (zoals hefboomfondsen) die wereldwijd worden verhandeld, ontstond de vrees dat de crisis ook de stabiliteit van het financiële systeem in andere landen zou aantasten. Dit leidde tot turbulentie op de financiële markten tijdens de zomermaanden en noopte de Europese Centrale Bank tot meerdere ingrepen om een liquiditeitscrisis te voorkomen.3 De laatste ramingen voorzien voor België voor 2007 een groei van 2,6%. Deze zou in 2008 echter verder vertragen tot een groeiritme van 1,9%, door een verzwakking van de binnenlandse vraag.4 Mogelijk belandt de bouwsector volgend jaar onder het groeipeil van het bbp. Maar wellicht zullen de activiteit en de tewerkstelling zich binnen de sector op een hoog niveau blijven handhaven.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) raamt de groei van de wereldeconomie voor dit jaar op 5,2%. Het risico op een kredietcrisis is voor de bouwsector geen onbelangrijk gegeven, zo bleek recent uit een rapport van het Kenniscentrum voor Financiering van KMO (KeFiK) en DEXIA. De resultaten van het rapport gaven aan dat heel wat bouwkmo’s voor hun financiering afhankelijk zijn van korte termijn kaskredieten. Het risico op een binnenlandse subprimecrisis lijkt dan weer zo goed als uitgesloten. Belgische banken volgen veel striktere regels bij het toekennen van hypothecaire kredieten. Volgens de Beroepsvereniging van het Krediet bedraagt het aantal slechte woonkredieten amper 0,5% van de totale hypotheekleningen. Bovendien is de uitstaande hypothecaire schuld van de Belgische huishoudens eerder klein in vergelijking met het buitenland. Voor België bedraagt deze ongeveer 34,7% van het bbp, terwijl het gemiddelde in de Eurozone 39% bedraagt. 4 Bron: Nationale Bank van België, Economische indicatoren voor België, wekelijkse publicatie n° 2007-49, 7/12/2007. 2 3
4
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
RECENTE ONTWIKKELINGEN 1. Activiteit 1.1 Gebouwen Het spectaculaire groeiresultaat van de bouwsector in 2006 is in de eerste plaats te wijten aan de sterke vraag naar nieuwbouw in de residentiële sector. Sinds 2002 leek het aantal toegestane bouwvergunningen voor nieuwe woningen alsmaar sneller te stijgen en begin 2006 werd de kaap van meer dan 60.000 eenheden (op jaarbasis) doorbroken. Het hoge vraagniveau hield het ganse jaar aan, waardoor onderstaande grafiek wordt gekenmerkt door een brede piek. Maar bij de aanvang van 2007 heeft de conjunctuur in de residentiële sector haar omslagpunt bereikt en gaat het vergunningsgemiddelde gestaag naar beneden. Op het einde van het eerste semester van 2007 lag het gemiddeld aantal vergunde woningen iets boven de 56.000 eenheden.5 Aangezien de terugval van de vraag naar nieuwe woongebouwen zich vooral voltrok tijdens het tweede semester van 2006 en zich in het voorjaar van 2007 veeleer stabiliseerde hebben we, mogelijk, de sterkste daling al achter de rug. De verklaring voor de stevige dynamiek in de woningsector van de voorbije jaren is een samenspel van factoren. Enerzijds inspireerden de historisch lage rentevoeten en de herzieningen in de personenbelasting de gezinnen om hun bouwplannen door te zetten. Anderzijds zagen beleggers en projectontwikkelaars onder impuls van de stijgende vastgoedprijzen brood in de residentiële sector en investeerden ze massaal in nieuwe woongebouwen. Tevens zouden er als gevolg van de fiscale amnestie van 2004 ook veel middelen uit het buitenland naar de Belgische vastgoedsector zijn teruggevloeid. Door de schaarste aan betaalbare bouwgronden (zeker in Vlaanderen), de wijzigende sociodemografische structuur van de Belgische bevolking en vanuit beleggingsmotieven werd er in de nieuwbouw ook steeds meer gekozen voor de bouw van appartementen. Ontwikkeling van de bouwvergunningen 2001/1-2007/6: nieuwe woningen (aantal, linkerschaal) en nieuwe utiliteitsgebouwen (1000 m3, rechterschaal) - voortschrijdende totalen over twaalf maanden 65000
65000 woningen
60000
60000
55000
55000
50000
50000
45000
45000
40000
40000
35000
35000
30000
utiliteitsgebouwen
(bron: CRB op basis FOD Economie)
25000
30000 25000
2007.1
2006.7
2006.1
2005.7
2005.1
2004.7
2004.1
2003.7
2003.1
2002.7
2002.1
2001.7
20000 2001.1
20000
Voortschrijdend gemiddelde over 12 maanden. Dit cijfer betreft het totale aantal wooneenheden die in de goedgekeurde bouwvergunningen zijn opgenomen. Zo kan een vergunning voor een appartementsgebouw bijvoorbeeld makkelijk 10 wooneenheden omvatten. 5
5
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
Het aantal toegekende vergunningen voor de woningbouw daalde tijdens het eerste halfjaar van 2007 met meer dan 15% in vergelijking met dezelfde periode van 20066. De neerwaartse trend was zowel zichtbaar in het segment van de eengezinswoningen (-13%) als bij de appartementen (-17,3%). Door de scherpere achteruitgang bij de appartementsgebouwen kwam er tevens een halt aan het toenemende belang van dit segment in de totale woningbouw: het aandeel liep lichtjes terug tot 54%. In 2006 bedroeg dit nog 56%. Daarnaast vertoont de vraag naar residentiële nieuwbouw ook interregionale verschillen. In tegenstelling tot de eengezinswoningen die in het Vlaamse en Waalse Gewest ongeveer even sterk achteruit gingen (bijna -13%), kende het aantal toegekende bouwvergunningen voor appartementen in het eerste semester van 2007 in Wallonië nog een behoorlijke toename (+13,5%). In Vlaanderen liep de vraag naar bouwvergunningen voor appartementen daarentegen sterk terug (-23,5%). In het Brusselse Gewest lijkt de woningbouw zelfs in vrije val te zijn met een dalingspercentage van –26,2% ten opzichte van de eerste zes maanden van 2006.7 De vertraging in de residentiële nieuwbouw blijkt tevens uit de statistieken met de aanvragen voor hypothecaire kredieten van de Nationale Bank. Op het einde van het derde kwartaal van 2007 lag het aantal kredietaanvragen voor nieuwbouw bijna 5% lager dan het jaar voordien. Tevens was ook het totaalbedrag aan aanvragen over dezelfde periode gedaald met 3,2%. Voor de renovatiewerken was de achtuitgang van de vraag naar hypothecaire aanvragen nog meer uitgesproken met percentages van respectievelijk -6,3% (aantal aanvragen) en –11,5% (bedragen) voor de eerste 9 maanden van 2007 in vergelijking met dezelfde periode van vorig jaar. Ook het aantal toegekende vergunningen voor woningrenovatie vertoont een dalende trend. Het totale aantal vergunde verbouwingen voor het eerste halfjaar van 2007 lag volgens cijfers van de FOD Economie ongeveer 7,6% lager dan een jaar geleden. De neerwaartse trend tekende zich af in elk gewest. Uiteraard is niet voor elke verbouwing een vergunning vereist. Toch geven dergelijke cijfers een indicatie dat er voor het beleid nog heel wat werk aan de winkel is op het vlak van de energiezuinigheid van Belgische woningen. Uit de laatste socio-economische enquête (SEE, 2001) bleek immers de hoge ouderdom van het Belgische woningpark (één op drie woningen is meer dan 60 jaar oud) die dikwijls niet beantwoorden aan de moderne normen van wooncomfort en niet of onvoldoende zijn geïsoleerd.8
Op jaarbasis. De recente evolutie in de vraag naar nieuwbouw in het Brusselse Gewest is nog opmerkelijker wanneer men de resultaten vergelijkt met de cijfers van het laatste semester van 2006. Gedurende de laatste zes maanden van vorig jaar lag het aantal aanvragen voor nieuwbouwwoningen (hoofdzakelijk appartementen) immers dubbel zo hoog dan in de eerste helft van 2006. Op het einde van het eerste semester van 2007 bedraagt het totale aantal bouwvergunningen voor woongebouwen slechts een derde van het aantal vergunningen dat werd uitgereikt gedurende het tweede semester van 2006. In Limburg deed zich een vergelijkbaar fenomeen voor in het begin van 2006 (ten opzichte van het tweede semester van 2005). 8 Vanneste D., Thomas I. & Goossens L., 2007, Woning en woonomgeving in België, sociaal-economische enquête 2001 monografie, 201 blz. Het ontoereikende isolatieniveau van woningen in het Waalse Gewest werd recent nog bevestigd door de ‘enquête sur la qualité de l’habitat en Région wallonne’. Bij amper 10% van de onderzochte woningen bleek het dak behoorlijk geïsoleerd te zijn en slechts 30% van de woningen beschikte over volledig geïsoleerde buitenmuren. Uit de enquête bleek bovendien dat de bewoners het isolatiepeil van de woning veelal overschatten. In Vlaanderen presenteerde Vlaams minister Crevits van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur op een persconferentie eind oktober de resultaten van een evalutatie van de energieprestatieregelgeving. Uit de studie bleek dat recente nieuwbouwwoningen overwegend wel beantwoorden aan de nieuwe energievereisten. Maar naar aanleiding van de Vlaamse klimaatconferentie, gehouden op 26 november, gaf ook zij toe dat er op het vlak van energie-efficiëntie in het huidige woningbestand nog heel wat progressie noodzakelijk is. 6 7
6
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
Nochtans bracht een recente studie naar de socio-technische factoren die een rol spelen in het huishoudelijke energiegebruik aan het licht, dat Belgische gezinnen over het algemeen goed zijn geïnformeerd over de klimaat- en energieproblematiek. Doch schijnt dit slechts in beperkte mate te leiden tot gedragswijzigingen in hun energieconsumptie. In feite lijkt het doorsnee huishouden nog steeds de voorkeur te geven aan ‘comfortverhogende’ investeringen dan werken te laten uitvoeren met het oog op energiebesparingen.9 Enkel in Vlaanderen werd de Europese energieprestatierichtlijn 2002/91/EG voor gebouwen tot op heden volledig in regionale wetgeving gegoten en lijkt zij stilaan haar eerste vruchten af te werpen (zie voetnoot 7). In het Waalse en het Brusselse Gewest werd het wettelijk kader voor de omzetting van de richtlijn pas recent gecreëerd.10 Beide gewesten dienen echter nog alle uitvoeringsbesluiten uit te vaardigen opdat de regelgeving in praktijk wordt gebracht. De bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf hoopt dan ook dat dit zo snel mogelijk gebeurt. In de niet-residentiële bouw werden er tijdens de eerste zes maanden van 2007 iets minder bouwvergunningen afgeleverd dan een jaar geleden (-3,3%). Dit in tegenstelling tot het vergunde volume voor niet-woongebouwen waar de trend wel positief is (+40%), vooral te danken aan een stevige groei in Vlaanderen (stijging met bijna 50%) en in mindere mate aan Wallonië (+20%).11 De niet-residentiële bouw kon in 2006 ongetwijfeld profiteren van de dynamiek in de bedrijfsinvesteringen (+ 3,9%)12, onder invloed van de gunstige algemene conjunctuur en de goede financiële resultaten bij de ondernemingen. Volgens ramingen van het Federaal Planbureau zou de groei van de bedrijfsinvesteringen in 2007 opnieuw rond de 3,9% uitkomen.13 In de investeringsenquête van de Nationale Bank tijdens het voorjaar van 2007 drukten ondernemers uit de verwerkende nijverheid alvast hun intenties uit om ook dit jaar verder te investeren in gebouwen. Ondanks de vaststelling dat de onderliggende trend zeker niet slecht is ging de synthetische conjunctuurindicator in de ruwbouw van de Nationale Bank er het voorbije jaar op achteruit. Al lijkt het vertrouwen bij de bouwondernemers in november opnieuw op te veren, vooral te wijten aan een positievere stemming over de uitgeoefende activiteit en het verloop van het orderbestand in de residentiële sector en in mindere mate in de niet-residentiële sector.
Bartiaux G., Vekemans G. et al., 2006, Socio-technical factors influencing residential energy consumption, CP 52, 222 blz. In Wallonië keurde het Waalse parlement op 19 april de ‘Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme, du patrimoine en de l’énergie’ (CWATUPE) goed. In Brussel werd de ordonnantie terzake op 1 juni 2007 aangenomen. 11 De cijfers van de maand juni waren voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog niet vrijgegeven door de FOD Economie, maar aangezien het doorgaans om zeer beperkte aantallen gaat is het weergegeven beeld van de economische evolutie voor het eerste semester van 2007 in de niet-residentiële bouw betrouwbaar. 12 Idem 1. 13 Federaal Planbureau, 2007, Economische vooruitzichten 2007-2012. 9
10
7
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
Ruwbouw van gebouwen: synthetische conjunctuurcurven, bruto (bru) -en afgevlakte (afg) gegevens : november 2007 nov/01 10
nov/02
nov/03
nov/04
nov/05
nov/06
5
nov/07 10
bru
5
afg 0
0
-5
-5 -10
-10 (bron: NBB, 27/11/2007)
-15
-15
Het laatste kwartaalonderzoek in de bouwnijverheid van de Nationale Bank in samenwerking met de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf geeft aan dat in het derde trimester 60,7% van de ruwbouwactiviteiten plaatsvonden in de woningbouw en 37,4% bij de niet-woongebouwen. Vlaanderen nam met 60,9% zoals gewoonlijk het leeuwendeel van de werkzaamheden voor haar rekening. Wallonië vertegenwoordigde 26,2% van de ruwbouwactiviteit. Voor Brussel bedroeg het aandeel 12,9 %.14 De driemaandelijkse enquête bij de architecten geldt als een goede voorlopende indicator voor de activiteit in de bouwsector. Volgens de enquêteresultaten voor het derde kwartaal van 2007 was het volume aan voorontwerpen bij de architecten voor de woongebouwen en niet-woongebouwen respectievelijk licht tot fors opwaarts georiënteerd. De vooruitzichten van het volume van de opdrachten in de residentiële sector vertoonden evenwel een neerwaartse trend. In de utiliteitsbouw waren de vooruitzichten minder pessimistisch.15 Voor 2008 voorziet men nog steeds een groei van 3,2% van de bedrijfsinvesteringen.16 Bovendien zouden vanaf volgend jaar ook de openbare werken voor nieuwbouw en renovatie van schoolgebouwen van start gaan die de regionale overheden door middel van pps-constructies zullen financieren. Hiermee lijken er toch enige elementen te zijn die de activiteit in de utiliteitsbouw op de korte termijn ondersteunen. In de residentiële sector zou de groei van de gezinsinvesteringen in woongebouwen dit jaar terugvallen tot 3,8%, wat een duidelijke vertraging is in vergelijking met de vorige jaren (10,1% in 2005 en 7,4% in 2006). Door de langzame rentestijging, de duurdere bouwkosten en het verlies aan koopkracht zou het groeiritme in 2008 verder terugvallen tot op een niveau van 1,2%.17 Na enkele jaren van hoogconjunctuur is de landing in de woningbouw dus ingezet. Al wijzen steeds meer indicatoren niet in de richting van een economische achteruitgang van de sector. De activiteit zou zich veeleer stabiliseren op een langzamer groeipeil.
Bron: Nationale Bank van België, Driemaandelijks onderzoek in de bouwnijverheid – 3e kwartaal 2007. Bron: Nationale Bank van België, Driemaandelijkse enquête bij de architecten – derde trimester 2007. 16 Bron: Federaal Planbureau, Perscommuniqué 5/10/07. 17 Bronnen: Federaal Planbureau, Perscommuniqué 5/10/07 en INR, Nationale Rekeningen – Kwartaalrekeningen 2007-II. 14 15
8
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
1.2 Burgerlijke bouwkunde Volgens de resultaten van de laatste driemaandelijkse enquête van de Nationale Bank vertegenwoordigde de burgerlijke bouwkunde een aandeel van 16,8% in de totale activiteit van de bouwsector wat vergelijkbaar is met het activiteitsniveau in vorige kwartalen. Vanaf de maand mei richtte de synthetische conjunctuurcurve zich neerwaarts door een minder gunstige beoordeling van de uitgeoefende activiteit en het orderbestand. Maar vooral bij de aanvang van het derde kwartaal daalde het ondernemersvertrouwen in deze sector met ondermeer slechtere vooruitzichten op het vlak van werkgelegenheid. In november vertoont de maandelijkse bruto-indicator echter een opvallende opstoot en lijkt een meer gunstige perceptie van de economische bedrijvigheid het vertrouwen van de ondernemers te herstellen. Wegenwerken en burgerlijke bouwkunde: synthetische conjunctuurcurven, bruto(bru) en afgevlakte (afg) gegevens : november 2007
nov/01
nov/02
nov/03
nov/04
nov/05
nov/06
nov/07 15
15
10
10 bru
5
5 0
afg
-5
-5
-10
-10 -15
0
(bron: NBB, 27/11/2007)
-15
2007 betekende tevens de start van een nieuwe electorale cyclus bij de gemeenten met de lokale verkiezingen van 2012 als eindmeet. Traditioneel verhogen de lokale besturen in de aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen hun investeringsuitgaven met meestal veel aandacht voor openbare werken. Nadien vallen de bestedingen sterk terug. Op dit ogenblik bevindt men zich in de neerwaartse fase van de publieke investeringscyclus. Al is het niet duidelijk hoe scherp deze daling zal zijn, aangezien ook de toename van de investeringsinspanningen lager lag in vergelijking met eerdere verkiezingscycli.18 Het Federaal Planbureau becijferde dat de gezamenlijke investeringsquote van de Belgische overheden dit jaar zou uitkomen op 1,5% wat erg laag is in vergelijking met het gemiddelde in de Eurozone (2,5%). Maar ook in komende jaren zouden de overheidsinvesteringen nauwelijks stijgen met investeringsgemiddeldes van ongeveer 1,7%.19 Dergelijke ramingen bieden voor de volgende jaren dan ook weinig perspectieven aan de sector van de burgerlijke bouwkunde. Misschien kunnen de geplande pps-projecten voor infrastructuurwerken hier soelaas bieden. Zo lanceerde Via-Invest (Vlaamse overheid) in 2007 zes pps-projecten om de ontbrekende schakels in het Vlaamse wegennet weg te werken. Een ander voorbeeld is het Diaboloproject voor de aansluiting van
De gemeenten vertegenwoordigen ongeveer 50% van de totale overheidsinvesteringen. Dit cijfer geeft de jaarlijkse bestedingen van de overheid weer aan de bruto vaste kapitaalvorming als percentage van het bbp.
18 19
9
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
de luchthaven met de spooras Brussel-Mechelen-Antwerpen (waarde € 540 miljoen) waarmee Infrabel het grootste pps-project tot nu toe in België wil realiseren. 2. Werkgelegenheid Veruit de meest gunstige conjunctuurindicator in de bouwnijverheid betreft de evolutie van de werkgelegenheid. De kwartaalramingen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geven aan dat onder impuls van de hoogconjunctuur in de sector er in 2006 bijna 6000 werknemers bijkwamen (+3%). De groeitrend zette zich tijdens het eerste halfjaar van 2007 verder door en de tewerkstelling steeg nog maar eens met meer dan 2000 eenheden. Evolutie van het aantal tewerkgestelde werknemers naar activiteit van de werkgever in de Bouwnijverheid (Nace-BEL 45) 2006
I II III IV
196.410 198.330 201.242 202.340
2007
I II
204.530 204.700
Bron: RSZ, snelle ramingen van de tewerkstelling (groene brochure)
De bouwnijverheid blijft tevens een attractiepool voor startende ondernemingen. Volgens gegevens van het marktonderzoeksbureau Graydon Belgium werden er in de eerste negen maanden van dit jaar 6.970 nieuwe bouwvennootschappen ingeschreven. Dit zijn voornamelijk éénmanszaken en bvba ‘s die samen bijna 95% van de startende ondernemingen vertegenwoordigden.20 Het hoge aantal starters is meteen ook één van de verklaringen voor het relatief hoge aantal faillissementen binnen de sector. Op het einde van het derde kwartaal van 2007 lag het aantal falingen bij bouwbedrijven 7,3% hoger dan het jaar voordien.21 Omwille van het feit dat de huidige conjunctuurcyclus in de bouw in een nieuwe fase is beland, geloven waarnemers dat het gunstige effect op de tewerkstelling bijna is uitgewerkt. De statistieken voor de laatste kwartalen van 2007 zouden hierdoor veeleer een stabilisatie van de werkgelegenheid vertonen. Rekening houdend met het goed gevulde orderbestand zou de bouwsector haar hoge tewerkstellingsniveau dan ook behouden. Daarenboven wijzen de statistieken van de regionale agentschappen voor arbeidsbemiddeling (VDAB, FOREM) erop, dat de sector nog steeds kampt met moeilijkheden om heel wat openstaande bouwvacatures in te vullen. Ook in 2008 lijkt een terugval van de werkgelegenheid in de bouwsector weinig waarschijnlijk omwille van deze voortdurende spanning op de arbeidsmarkt. Intussen proberen de bouwondernemingen zelf aan de situatie te verhelpen door de vormingsinspanningen voor hun personeel te verhogen. Het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB) maakte bekend dat in de bouwnijverheid 2,63% (79 miljoen euro) van de loonmassa wordt geïnvesteerd in opleidingen en vorming, wat ruim boven de interprofessionele norm van 1,9% ligt.
Bron : Graydon Belgium, prospectbestanden. Deze cijfers moeten enigzins worden genuanceerd aangezien het dikwijls om bestaande ondernemingen gaat die hun activiteiten uitbreidden (ondermeer met het oog op de nieuwe vestigingswetgeving die van kracht werd op 1 september jl). 21 Bron: Belgostat online. 20
10
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
Tot slot evolueert volgens cijfers van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) ook de werkloosheid in de bouwnijverheid in de juiste richting. Het aantal niet-werkende werkzoekenden in de bouwsector was, volgens hun gegevens, in oktober bijna met 7% gedaald ten opzichte van het begin van het jaar.
11
CRB 2007-1507 DEF COB 07.10.34
VOORUITZICHTEN OP KORTE TERMIJN De bouwsector zit in de nazomer van de huidige conjunctuurcyclus, maar heeft op economisch vlak een prima jaar 2007 achter de rug dat, meer dan waarschijnlijk, opnieuw zal worden afgesloten met een mooie prestatie. De orderboekjes worden misschien wat minder dik dan een jaar geleden en de onzekerheden omtrent de algemene economische omstandigheden knagen aan het vertrouwen van de bouwondernemers. Toch ogen de conjunctuurindicatoren voor de korte termijn niet zo ongunstig. In de residentiële sector worden minder bouwvergunningen toegekend, maar het aantal vergunde woningen ligt nog steeds erg hoog. Bovendien maakte de ECB een einde aan de opeenvolgende rentestijgingen en het ziet er naar uit dat dit voorlopig zo zal blijven. Problematischer lijkt de opstoot van de inflatie te zijn, onder invloed van de stijgende olie-, grondstof- en voedingsprijzen die de koopkracht van de gezinnen feitelijk al langer aantastten. Laten we daarbij ook niet de snelle stijging van de bouwkosten vergeten die reeds in eerdere verslagen van de bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf aan bod is gekomen.22 De aangekondigde publiek-private samenwerkingsconstructies tussen de overheden en private partners lijken eindelijk te worden omgezet in concrete projecten en bieden gunstigere perspectieven in de nietresidentiële bouw en burgerlijke bouwkunde. Daarnaast bestaan er aanwijzingen dat het bedrijfsleven ook nog bouwplannen heeft. In een recente publicatie met de lange termijn energievooruitzichten voor België wees het Federaal Planbureau nog maar eens op het belang aan beheersing van het energieverbruik om te kunnen voorzien in de toekomstige energiebehoeften en om de broeikasemissies te beperken.23 De bouwsector wil hieraan zijn bijdrage leveren, opdat de nieuwe gebouwen aan de hoogste normen voldoen. Maar ook in het huidige gebouwenbestand kan op het vlak van energie-efficiëntie nog heel wat vooruitgang worden geboekt. De sector lanceert dan ook opnieuw de oproep tot een ambitieus energie- en klimaatbeleid met aandacht voor de energiebesparingsmogelijkheden in gebouwen. De voorbije jaren werden op dit vlak al inspanningen geleverd en maatregelen uitgevaardigd. Maar door de fragmentatie van de bevoegdheden is een meer gestructureerde en gecoördineerde aanpak vereist. De hoogconjunctuur in de bouwnijverheid van 2006 kan worden verklaard door een eerder uitzonderlijke samenloop van omstandigheden en het zal mogelijk een tijdje duren alvorens de bouwsector opnieuw eenzelfde groeiresultaat zal behalen. Toch lijkt de activiteit binnen de sector zich in de komende jaren te zullen handhaven en wordt het hoge tewerkstellingspeil daarmee verzekerd. Als nu ook de politici nog werk willen maken van een definitieve regering kunnen zij samen met de bouwsector, maar ook met andere maatschappelijke actoren verder bouwen aan een welvarende, evenwichtige en milieubewuste samenleving.
Zie ondermeer de conjunctuurnota van 19 juni 2007 (CRB 2007-654), die beschikbaar is op de website van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (http//:www.ccecrb.fgov.be). 23 Federaal Planbureau, 2007, Energievooruitzichten voor België tegen 2030 in een tijdperk van klimaatverandering, Planning Paper 102, 134 blz. 22