UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2012 – 2013
Communicatie via het jaarverslag in de bouwsector
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie
Frederik Luyckx onder leiding van Prof. Ignace De Beelde
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2012 – 2013
Communicatie via het jaarverslag in de bouwsector
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie
Frederik Luyckx onder leiding van Prof. Ignace De Beelde
PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden , mits bronvermelding.
Frederik Luyckx
I
Woord vooraf Het schrijven van deze masterproef was een enorm leerrijke ervaring. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt steeds belangrijker in de bedrijfswereld en was daarom een zeer boeiend onderwerp. Vanwege mijn vooropleiding als Industrieel Ingenieur Bouwkunde heb ik gekozen om het onderzoek uit te voeren voor bedrijven uit de bouwsector. Het tot stand komen van de masterproef liep natuurlijk niet altijd even vlot daarom wil ik enkele personen bedanken voor de hulp die ze aanboden bij het uitvoeren van de masterproef. Als eerste wil ik mijn promotor Professor De Beelde bedanken voor de hulp en de raad die hij gaf bij het tot stand komen van deze masterproef. Ook wil ik Xavier Walthoff Borm bedanken bij wie ik terecht kon met enkele vragen. Verder wil ik Jonas Vandevelde speciaal vermelden en bedanken omdat hij op vraag van mezelf op vrijwillige basis twee jaarverslagen codeerde. Als laatste wil ik Lybaert Sander, Boterdaele Jeroen en Luyckx Willy bedanken voor het nalezen van mijn masterproef en mijn vrienden, ouders en zus voor de morele steun bij het schrijven van de masterproef
II
Inhoudstafel WOORD VOORAF .............................................................................................................. II
INLEIDING .......................................................................................................................... 1
1
LITERATUURSTUDIE ................................................................................................... 3
1.1
Vrijwillige publicatie van informatie in het jaarverslag ............................................................................. 3
1.1.1 1.2
Invloed van bedrijfskarakteristieken op vrijwillige publicatie in jaarverslagen ........................................... 4 Verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen .............................................................. 7
1.2.1
Maatschappelijk verantwoord ondernemen ............................................................................................... 7
1.2.2
Geschiedenis en ontstaan van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen ............... 7
1.2.3
Het doel en de voordelen van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen................ 9
1.2.4
Twee benaderingen waarop bedrijven hun verslaggeving aanpakken ..................................................... 11
1.3
2
Maatschappelijk verantwoord ondernemen en verslaggeving in de bouwsector ....................................13
EXPERIMENTEEL ONDERZOEK ................................................................................ 15
2.1
Onderzoeksvragen ...................................................................................................................................15
2.1.1
De omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen .................................... 15
2.1.2
Het effect van de bedrijfsgrootte .............................................................................................................. 16
2.1.3
Het effect van de winstgevendheid van een bedrijf .................................................................................. 17
2.1.4
Het effect van de leverage van een bedrijf ............................................................................................... 17
2.1.5
Het effect van het systematisch risico van een bedrijf .............................................................................. 18
2.2
Methodologie ..........................................................................................................................................18
2.2.1
Data verzameling ....................................................................................................................................... 18
2.2.2
Inhoudsanalyse .......................................................................................................................................... 19
2.2.3
Coderingstructuur ..................................................................................................................................... 20
2.2.4
Coderingproces .......................................................................................................................................... 22
2.2.5
De onafhankelijke variabelen .................................................................................................................... 23
2.3 2.3.1
Resultaten ...............................................................................................................................................25 Beschrijvende statistiek ............................................................................................................................. 25
III
2.3.2
Omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen ......................................... 26
2.3.3
Invloed van de onafhankelijke variabelen op de omvang van rapportering ............................................. 28
2.4
3
Discussie ..................................................................................................................................................31
BESLUIT...................................................................................................................... 34
3.1
Algemeen besluit .....................................................................................................................................34
3.2
Beperkingen van het onderzoek ..............................................................................................................35
3.3
Verder onderzoek ....................................................................................................................................36
LITERATUURLIJST ............................................................................................................ VI
BIJLAGEN ......................................................................................................................... XII Bijlage 1: Voorbeeld van de output voor de codering van een jaarverslag .......................................................... XII Bijlage 2: SPSS output ........................................................................................................................................ XIII SPSS output voor enkelvoudige lineair regressie: onafhankelijke variabele Size .................................................. XIII SPSS output voor enkelvoudige lineaire regressie: onafhankelijke variabele ROA ............................................... XIV SPSS output voor enkelvoudige lineaire regressie: onafhankelijke variabele Leverage ......................................... XV SPSS output voor enkelvoudige lineaire regressie: onafhankelijke variabele Risico ............................................. XVI SPSS output voor meervoudig lineair regressiemodel ........................................................................................ XVIII
IV
Lijst met tabellen Tabel 1: Bouwkundige bedrijven die behoren tot het onderzoek ............................................................. 19 Tabel 2: Coderingstructuur gebruikt in het onderzoek .............................................................................. 22 Tabel 3: Samenvattende tabel voor de maateenheid van de onafhankelijke variabelen ......................... 24 Tabel 4: Beschrijvende statistiek voor de afhankelijke variabele .............................................................. 25 Tabel 5: Beschrijvende statistiek voor de onafhankelijke variabelen ........................................................ 26 Tabel 6: Omvang van verslaggeving per categorie..................................................................................... 27 Tabel 7: Omvang van verslaggeving voor subcategorie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk .... 27 Tabel 8: Omvang van verslaggeving voor subcategorie ecologie en milieu............................................... 28 Tabel 9: Omvang van verslaggeving voor subcategorie productverantwoordelijkheid............................. 28 Tabel 10: ANOVA tabel voor het meervoudig lineair regressiemodel ....................................................... 29 Tabel 11: Samenvatting resultaten voor de enkelvoudige lineaire regressies van de onafhankelijke variabelen ................................................................................................................................................... 31
V
Inleiding Bedrijven nemen een belangrijke rol in de maatschappij in. Ze zorgen immers voor tewerkstelling, welvaart, productontwikkeling, infrastructuur, enzovoort. Bedrijven worden echter ook steeds meer verantwoordelijk geacht voor hun sociale en ecologische impact op de samenleving (Gray, Javad, Power & Sinclair, 2001). Terwijl er vroeger weinig vragen werden gesteld bij de activiteiten van bedrijven, wordt de impact van de activiteiten van de bedrijven op de samenleving en het milieu tegenwoordig steeds belangrijker voor consumenten. Deze trend werd ingezet door een aantal milieurampen, zoals de kernramp in Chernobyl, die een enorme impact hadden op het leefmilieu en de samenleving en die veroorzaakt werden door de nalatigheid van bedrijven (Herzig & Schaltegger, 2006). Het verhoogd bewustzijn van de publieke opinie manifesteert zich ook in andere domeinen. Zo werden grote kledingmerken en winkelketens in confectie de laatste jaren meermaals geconfronteerd met publieke kritiek over de erbarmelijke arbeidsomstandigheden waarin deze kledij soms gemaakt wordt. Veel van deze kledij wordt geproduceerd in fabrieken in ontwikkelingslanden waar de lokale bevolking voor een hongerloon wordt tewerkgesteld (agy, 2013). De herhaaldelijke kritiek toont de verscherpte aandacht van de maatschappij voor de sociale impact van bedrijven. Volgens Ho & Tayler (2007) houden consumenten steeds meer rekening met de ecologische en sociale prestaties van de bedrijven waar ze hun diensten en producten kopen. Deze bewustwording vertaalt zich bovendien in hun koopgedrag. Daarnaast krijgen sociale en ecologische standpunten ook een steeds grotere invloed op investeringsbeslissingen (Ciliberti, Pontrandolfo & Scozzi, 2008). Aan de hand van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen willen bedrijven inspelen op de verscherpte aandacht op dit gebied en willen ze tonen aan hun stakeholders en de samenleving dat ze zich bewust zijn van de sociale en ecologische gevolgen van hun activiteiten. De bedrijven rapporteren daarom graag de extra inspanningen waarmee ze de negatieve impact van hun activiteiten op de samenleving reduceren. Met deze verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen proberen bedrijven om hun reputatie op gebied van duurzaam ondernemen te verhogen en zo eventueel extra investeerders en consumenten aan te trekken. Ook in de bouwsector doen deze ontwikkelingen zich voor en wordt er steeds meer aandacht besteed aan de gevolgen op sociaal en ecologisch vlak van hun activiteiten. Bouwbedrijven zijn van groot belang voor de maatschappij daar zij bijdragen tot de vorming van gemeenschappen en bovendien hebben hun activiteiten een belangrijke ecologische impact (Fairclough, 2012). Zo hebben sommige van hun 1
activiteiten een directe impact op het milieu door middel van stof- en CO2-uitstoot, bouwafval en overmatig gebruik van water (Tam et al., 2006). Deze masterproef heeft als doel om de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen voor bedrijven uit de bouwsector die actief zijn in België in kaart te brengen. Er wordt eerst onderzocht welke gebieden van maatschappelijk verantwoord ondernemen bij bouwkundige bedrijven het meest aan bod komen in de jaarverslagen en daarnaast word de invloed van bedrijfskarakteristieken bedrijfsgrootte, winstgevendheid, leverage en risico op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen onderzocht. Deze masterproef bestaat uit een experimenteel onderzoek dat wordt vooraf gegaan door een literatuurstudie. Het eerste deel van de literatuurstudie is gewijd aan de vrijwillige publicatie van informatie in jaarverslagen. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hierbij wordt gekeken naar het ontstaan en de voordelen van de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het laatste deel van de literatuur handelt over het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de bouwsector.
2
1 Literatuurstudie 1.1 Vrijwillige publicatie van informatie in het jaarverslag Vrijwillige publicatie is de extra informatie die bedrijven verschaffen aan de stakeholders die niet vereist is door regelgeving. Het is een vrije keuze van het management om relevante informatie te voorzien waarvan geacht wordt dat ze voldoet aan de behoeften van de stakeholders (Meek, Gray & Roberts, 1995). Bedrijven hebben verschillende redenen om te voorzien in vrijwillige informatie. Foster (1986) concludeerde dat investeerders extra informatie verlangden om de timing en de onzekerheid van toekomstige cashflows in te schatten zodat ze de waarde van het bedrijf konden bepalen en met deze extra informatie hun investeringsbeslissing konden maken. Bedrijven leveren daarom deze extra vrijwillige informatie met als doel extern kapitaal aan te trekken met de best mogelijke voorwaarden. Foster (1986) besprak meer in het algemeen dat de beslissing tot het verschaffen van extra vrijwillige informatie beïnvloed wordt door een set aan krachten van vraag en aanbod. Aan de vraagzijde bevinden zich de werknemers, klanten, overheden en investeerders die allemaal verschillende informatie verlangen. Het aanbod dat bedrijven voorzien aan vrijwillige informatie hangt dan weer af van zaken zoals de kosten die gepaard gaan met de publicatie. Voorbeelden van deze kosten zijn kosten om informatie te verzamelen en bedrijfskosten. Een voorbeeld van het belang van deze bedrijfskosten blijkt uit interviews met bedrijfsleiders door Choi & Levich (1990). De bedrijfsleiders gaven aan dat de voordelen van een lagere kapitaalkost, als gevolg van vrijgave van extra vrijwillige informatie, afgewogen worden tegenover de kost voor het verzamelen van informatie en de gevolgen van de publicatie op hun concurrentiële status. Bedrijven zullen dus vrijwillige informatie leveren als de voordelen ervan de directe en indirecte kosten die de publicatie als gevolg heeft overschrijden.
3
1.1.1 Invloed van bedrijfskarakteristieken op vrijwillige publicatie in jaarverslagen In de literatuur worden er verschillende studies terug gevonden over de invloed van bedrijfskarakteristieken op het niveau van vrijwillige publicatie van informatie. De meest onderzochte variabelen zijn bedrijfsgrootte, land/regio, leverage, internationaliteit, winstgevendheid en genoteerd zijn op een buitenlandse beurs. Hieronder zullen deze variabele die reeds onderzocht werden in de literatuur besproken worden. Bedrijfsgrootte In de literatuur wordt er waargenomen dat de bedrijfsgrootte een positieve relatie heeft op de omvang van vrijwillige publicatie van informatie. Onder andere Cooke (1989,1991), Foster (1986), Meek et al. (1995) concludeerden dat bedrijfsgrootte een belangrijke factor is om de variatie in vrijwillige publicatie van informatie in jaarverslagen te verklaren. Bij grotere bedrijven liggen de kosten voor het verzamelen van informatie lager en bij deze grote bedrijven zullen ook de kosten voor het competitief nadeel ten gevolge van de publicatie lager liggen (Foster, 1986). Grotere bedrijven hebben een complexere structuur en een bredere eigenaarspreiding dan kleinere firma's (Meek et al., 1995). (Leftwich, Watts & Zimmerman, 1981) verklaren de positieve invloed van de bedrijfsgrootte op de omvang van publicatie van informatie aan de hand van de agency theorie. De agency theorie stelt dat bij een scheiding van eigenaarschap en beheer van het bedrijf er potentiële agency kosten ontstaan door interesse conflicten tussen de opdrachtgevers en de uitvoerders (Jensen & Meckling,1976). Daarom zullen grotere bedrijven meer vrijwillig informatie vrijgeven om deze agency kosten te reduceren (Leftwich et al., 1981). Grotere bedrijven hebben ook de neiging meer gevolgd te worden door analisten dan kleinere bedrijven en worden daarom onderworpen aan een grotere vraag naar informatie (Lang & Lundholm, 1993). Volgens Firth (1979) is een reden waarom kleine bedrijven minder vrijwillige informatie publiceren dat kleinere bedrijven voelen dat volledige publicatie van hun activiteiten een concurrentieel nadeel oplevert ten opzichte van de grotere bedrijven in dezelfde industrie. Meek et al. (1995) deelden in hun onderzoek de vrijgegeven informatie op in strategische, financiële en niet-financiële informatie. Uit dit onderzoek werd geconcludeerd dat bedrijfsgrootte enkel een positieve invloed heeft op de hoeveelheid financiële en niet-financiële informatie vrijgegeven maar dit geldt niet voor strategische informatie.
4
Leverage Om aan de behoefte naar informatie van schuldeisers te voldoen, is de vraag naar informatie groter bij bedrijven met een groter aandeel vreemd vermogen (Alsaeed, 2006). Bedrijven met een groter aandeel vreemd vermogen in hun kapitaalstructuur hebben hogere agency kosten, omdat bovendien hogere agency kosten leiden tot het vrijgeven van meer vrijwillige informatie, kan men verwachten dat vrijwillige publicatie van informatie stijgt met het aantal schulden (Jensen & Meckling, 1976), (Leftwich et al., 1981). In de literatuur worden er echter tegenstrijdige resultaten terug gevonden. Chow & Wong-Borne (1987), Wallace, Naser & Mora (1994), Craswell & Taylor (1992) vonden geen significante relatie tussen leverage en de publicatie van vrijwillige informatie. Terwijl Bradbury (1992), Malone, Fries & Jones (1993) en Hossain, Perera & Rahman (1995) leverage identificeren als een positieve factor op de hoeveelheid van vrijwillige publicatie.
Internationale beursgenoteerdheid Bedrijven die aandelen hebben op internationale beurzen krijgen met extra druk van de kapitaalmarkten te maken om informatie vrij te geven in vergelijking met bedrijven die enkel beursgenoteerd zijn in hun thuisland. (Meek et al., 1995) Cooke (1989, 1991) vond in zijn onderzoek naar Zweedse en Japanse bedrijven een positief effect op de vrijwillige informatie vrijgave wanneer bedrijven genoteerd zijn op een internationale beurs. Gray, Meek & Roberts (1993) kwamen tot eenzelfde conclusie in een onderzoek naar bedrijven uit de VS, GrootBrittannië en continentale Europese bedrijven, en Hossain et al. (1995) voor bedrijven uit NieuwZeeland. Zoals al eerder vermeld splitsten Meek et al. (1995) de informatie op in 3 subgroepen. Uit hun onderzoek werd geconcludeerd dat internationale beursgenoteerdheid enkel invloed heeft op de hoeveelheid strategische en financiële informatie en niet op niet-financiële informatie.
Winstgevendheid Winstgevende bedrijven willen zich onderscheiden van minder winstgevende bedrijven om gemakkelijker extern kapitaal aan de bestvoorhande voorwaarden binnen te halen. Deze bedrijven kunnen zich onderscheiden door extra informatie vrij te geven. (Foster, 1986) 5
Het management van een winstgevend bedrijf zal meer informatie vrij geven om aan te tonen dat ze de aandeelhouderswaarde kunnen maximaliseren (Shinghvi & Desai, 1971). Uit eerder empirisch onderzoek van McNally, Eng & Hasseldine (1982) in Nieuw Zeeland, Wallace et al.(1994) in Spanje, Meek et al. (1995) voor Europese en Amerikaanse bedrijven en Alsaeed (2006) in Saoedi-Arabië werd er echter vastgesteld dat de winstgevendheid niet significant was om variatie in vrijwillige informatie vrijgave te verklaren. Camffermann & Cooke (2002) vonden zelfs een negatieve relatie tussen de winstgevendheid en de omvang van vrijwillige publicatie.
Land/regio Meek & Gray (1989) vonden nationale karakteristieken in de vrijwillige publicatie bij hun onderzoek naar Europese bedrijven. In Meek et al. (1995) wordt echter opgemerkt dat voorspellingen over vrijwillige informatie vrijgave niet onafhankelijk zijn van publicatievereisten in de verschillende landen. De variatie in vrijwillige publicatie houdt verband met wettelijke normen en regelgevingen over verplichte publicatie van informatie (Meek et al., 1995). Uit onderzoek van Meek et al. (1995) bleek dat continentale Europese bedrijven meer strategische informatie publiceren dan Amerikaanse en Britse bedrijven. Op gebied van niet-financiële informatie wordt geconcludeerd dat Europese en Britse bedrijven meer informatie vrijgeven dan Amerikaanse omdat deze vorm van publicatie beter ontwikkeld is in Europa. Internationaliteit van het bedrijf Internationale bedrijven krijgen extra vraag naar informatie ten opzichte van de vraag die ze in hun thuisland hebben. Het aantal buitenlandse stakeholders wordt groter naarmate de internationale activiteiten van het bedrijf toenemen. De vraag naar verschillende informatie zal toenemen en er kan dus een stijgend niveau van vrijwillige publicatie verwacht worden (Choi & Mueller, 1992). Meek et al. (1995) vonden echter geen relatie tussen de internationaliteit van een bedrijf en de omvang van vrijwillige informatie in jaarverslagen.
6
1.2 Verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen
1.2.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen Voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bestaat er geen academische uniforme definitie. Er is echter wel een algemene eensgezindheid dat 3 p's ( people, planet and profit) de basis vormen voor maatschappelijk
verantwoord
ondernemen.
Bedrijven
hebben
naast
hun
economische
verantwoordelijkheid ook een ecologische en sociale verantwoordelijkheid (Elkington, 1997).
1.2.2 Geschiedenis
en
ontstaan
van
verslaggeving
over
maatschappelijk
verantwoord ondernemen Financiële rapportering is ontstaan in de 19de eeuw en was enkel gefocust op financiële principes. In de jaren zeventig werd de financiële rapportage voor het eerst aangevuld met sociale aspecten (Herzig & Schaltegger, 2006). De inkomsten namen toe en daarnaast veranderde de focus van de samenleving en de politiek naar de kwaliteit van het leven, terwijl de negatieve effecten van de economische groei en productie processen een centrale rol begonnen te spelen in Europa (Wysocki, 1981).Het doel was de interne en externe stakeholders te informeren over de bedrijfsactiviteiten en de positieve of negatieve sociale impact ervan (Herzig & Schaltegger, 2006). Op het einde van de jaren zeventig verdwenen echter de verslagen over de sociale impact grotendeels. Redenen voor deze verandering volgens Dierkes (1976) en Hemmer (1996) zijn de volgende: •
De verslagen waren onvoldoende gericht tot de doelgroep
•
De stakeholders waren niet geïnteresseerd in de sociale verslagen die vooral wetenschappelijk waren opgesteld en niet waren aangepast aan de realiteit van het leven van de stakeholders
•
De instrumentalisatie van de sociale verslagen verminderde de geloofwaardigheid
•
Onvoldoende integratie van de sociale en de financiële verslaggeving
•
De positieve ontwikkeling van de economie en politiek in Europa zorgde voor job verschuivingen naar de dienstensector en zorgde voor betere werkomstandigheden
Ongeveer tien jaar later op het einde van de jaren tachtig en begin van de jaren negentig ontstond de ecologische verslaggeving. Deze verslaggeving verving grotendeels de sociale rapporteringsactiviteiten. De focus bij ecologische verslaggeving lag hoofdzakelijk op het rapporteren over het absolute niveau van 7
de impact op het milieu zoals water- en luchtvervuiling, hoeveelheid afval,... . Deze plotselinge opkomst van ecologische verslaggeving kan gezien worden als een reactie op enkele wereldwijde bedrijfsongelukken met een grote negatieve ecologische impact zoals Chernobyl, Schweizerhalle en Bhopal. Als gevolg van deze rampen daalde de geloofwaardigheid en het vertrouwen in de industrie bij het grote publiek aanzienlijk. Om geen maatschappelijk legitimiteit te verliezen, starten bedrijven, gedeeltelijk verplicht door nieuwe wetten, vrijwillig met het voorzien van informatie en verslagen over hun activiteiten en relevante impact ervan op het milieu. Sindsdien zijn het aantal verslagen met betreffende het milieu, de kwaliteit ervan en de aandacht in de media significant gestegen. (Herzig & Schaltegger, 2006) Sinds midden de jaren negentig zijn bedrijven in hun verslagen meer informatie gaan vrijgeven over de relatie tussen economische output en ecologische input (Schaltegger et al., 2002). Dit wordt in de literatuur eco-efficiëntie genoemd. In vergelijking met de rapportage over eco-efficiëntie wordt opgemerkt door Schaltegger et al.(2002) dat socio-efficiëntie (de link tussen het sociale en het economische) in de verslaggeving verwaarloosbaar is. Verklaringen hiervoor kunnen de bezwaren zijn die aanwezig waren tijdens de beginperiode van de sociale verslaggeving en de moeilijkheden die werden ondervonden bij het kwantificeren van sociale rapporten. Eind de jaren negentig steeg het aantal bedrijven enorm dat in hun verslaggeving de drie dimensies van duurzaamheid (sociaal, ecologisch en economische) combineerden (Kolk, 2004). Deze bedrijven willen een algemeen beeld schetsen van hun duurzame activiteiten en hun stakeholders informeren in welke mate ze bijdragen tot duurzame ontwikkeling. Bedrijven trachten de ecologische, sociale en financiële informatie te integreren op verschillende manieren. (Herzig & Schaltegger, 2006). De volgende drie duurzame verslaggevingstrategieën kunnen onderscheiden worden (Herzig & Schaltegger, 2006): •
Specifieke duurzame verslaggeving bovenop de financiële verslagen: Deze verslagen zijn een toevoeging op de financiële verslagen en vormen een eenmalige publicatie die gelijktijdig informatie verschaft over de ecologische, sociale en economisch duurzame activiteiten en prestaties van de onderneming
•
Uitgebreide bedrijfs- en financiële verslagen: Door het toegenomen belang van het financiële aspect op het milieu en sociale kwesties integreren steeds meer bedrijvenduurzame aspecten in hun financiële verslaggeving of integreren ze zelfs hun volledige ecologische en sociale verslaggeving in hun bedrijfsrapporten
8
•
Meerdere verschillende verslagen: Sommige bedrijven publiceren een serie van verschillende bedrijfsrapporten. Deze omvatten steeds een specifiek onderwerp over duurzaam ondernemen dat gericht is aan verschillende stakeholders.
De meeste bedrijven zoeken naar een rapporterings- en communicatiestrategie die het beste past bij hun eigen doelstellingen (Herzig & Schaltegger, 2006). Belangrijke redenen voor deze integratie van ecologisch en sociale informatie in financiële verslagen en het jaarverslag zijn de stijgende interesse van investeerders en analisten en de regelgeving hieromtrent (Hesse, 2010). KPMG voert sinds 1993 elke drie jaar een onderzoek uit in een tiental landen in de wereld naar welk percentage van de 100 grootste bedrijven per land een duurzaamheidsverslag publiceren. Uit deze resultaten concludeerde Kolk (2004) dat er duidelijk een stijgend aantal bedrijven rapporteert over maatschappelijke verantwoord ondernemen. Van een gemiddeld aantal van 12% van de bedrijven die een duurzaamheidsverslag publiceren in 1993 steeg dit tot 17% in 1996 over 24% in 1999 tot 28% in 2002 (Kolk, 2004).
1.2.3 Het doel en de voordelen van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen Verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen en externe bedrijfscommunicatie spelen een belangrijke rol in duurzame bedrijfsvoering. Aan de ene kant zijn bedrijven afhankelijk van stakeholders voor het aanbod van middelen. Om acceptatie van de stakeholders te verkrijgen tracht het management openlijk te communiceren over de duurzame effecten van hun activiteiten en de voordelen die het bedrijf hierdoor creëert voor de maatschappij. Aan de andere kant is er participatie van de stakeholders nodig bij de uitvoering van een duurzame ontwikkeling en daarom dient er gerapporteerd en gecommuniceerd te worden over de duurzame zaken en duurzame activiteiten waarmee het bedrijf bezig is. Er is namelijk geen participatie mogelijk zonder de communicatie over de duurzame ontwikkeling waar het bedrijf met bezig is (Herzig & Schaltegger, 2006).
9
De voornaamste doelen en voordelen van het rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn volgens Herzig & Schaltegger (2006): •
Het creëren van legitimiteit voor operationele activiteiten, producenten en diensten met sociale en ecologische impact.
•
Het opbouwen van een goede relatie met de stakeholders en zo een competitief voordeel opbouwen.
•
Het verbeteren van de bedrijfsreputatie en merkwaarde
•
De mogelijk tot vergelijken met de concurrentie kan een drijvende factor zijn voor de ontwikkeling om aan verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen te doen.
•
Creëren van transparantie en verantwoordelijkheid binnen het bedrijf
•
Motivering van de werknemers
Een eerste belangrijke reden voor het informeren van de belangrijkste stakeholders over niet-financiële zaken is het verzekeren, onderhouden of herstellen van de legitimiteit van de beheersactiviteiten, producten en diensten die een ecologische en sociale impact hebben. Dit geldt zowel voor de publieke acceptatie
voor
het
bedrijf
in
het
algemeen
als
voor
de
acceptatie
van
specifieke
managementbeslissingen (Herzig & Schaltegger, 2006). Een tweede voordeel is dat door het rapporteren over niet-financiële beheersactiviteiten de bedrijven bereidheid tonen om te communiceren over en het handelen met sociale zaken. Dit kan helpen om een sterke en continue relatie op te bouwen met de stakeholders van het bedrijf. Bedrijven die gezien worden als succesvol in hun markt en door de samenleving, kunnen minder problemen ondervinden in hun relaties met leveranciers, verkopers, openbare instanties en andere stakeholders. Hierdoor kan een bedrijf een competitief voordeel proberen opbouwen ten opzichte van bedrijven die niet investeren in duurzame ontwikkeling of er niet genoeg over communiceren (Herzig & Schaltegger, 2005). Een ander mogelijk voordeel van het rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen kan de verbetering zijn van de bedrijfsreputatie (Bebbington, Larrinaga & Moneva, 2008). De bedrijfsreputatie kan verbeterd worden door het rapporteren over sociale en ecologische projecten die niet beschouwd worden als deel van de kernactiviteiten van het bedrijf. Een uitstekende bedrijfsreputatie gaat vaak gepaard met een hogere merkwaarde (Fombrun, 1996). Uit interviews met Zweedse bedrijven merken Hedberg & Malmborg (2003) op dat sommige bedrijven vinden dat ze een onterecht slechte reputatie op duurzaam vlak hebben en daarom duurzame verslaggeving publiceren.
10
Een vierde reden volgt uit de stijgende standaardisatie van de duurzaamheidsverslagen waardoor de mogelijkheid om relevante duurzame bedrijfsprestaties te vergelijken verbetert. Deze externe benchmarking kan een drijvende factor vormen voor het management om aan verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen te doen (Herzig & Schaltegger, 2006). Ook kunnen bedrijven interne benchmarkingprocessen gebruiken om business units, productie plaatsen en andere aspecten te vergelijken. Hierbij kan duurzaamheidverslaggeving een belangrijke rol spelen in het creëren van transparantie over de verantwoordelijkheden van het bedrijf. Door de verzameling en analyse van informatie en het creëren van een grotere transparantie, kan verslaggeving over duurzame activiteiten en processen interne informatie- en controleprocessen ondersteunen. Verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen kan dan ook het bewustzijn en de motivatie van werknemers en managers verbeteren met als mogelijk gevolg de verbetering van de ondernemingsprestaties (Gond & Herrbach, 2006). Bedrijven zijn afhankelijk van hun stakeholders die verschillende economische, ecologische en sociale doelen hebben. Deze stakeholders verwachten dan ook dat de vrijgegeven informatie gerelateerd is aan deze persoonlijke doelen. Duurzaam ondernemingsmanagement moet dus niet enkel instaan voor het beheer van economische, ecologische en sociale effecten van hun bedrijfsactiviteiten maar ook de stakeholders voorzien van informatie over hoe de bedrijven omgaan met deze economische, ecologische en scoiale effecten van de bedrijfsactiviteiten (Schaltegger & Burrit, 2005). Verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen is dus een belangrijke schakel in de duurzame ontwikkeling van bedrijven en is in hoofdzaak belangrijk voor het informeren van stakeholders over de effecten die de bedrijfsactiviteiten met zich meebrengen (Herzig & Schaltegger, 2006).
1.2.4 Twee benaderingen waarop bedrijven hun verslaggeving aanpakken Volgens Herzig & Schaltegger (2006) kan de duurzaamheidsverslaggeving van een bedrijf aangepakt worden vanuit twee benaderingen Outside-in benadering: De bedrijven analyseren hun gesprekken met stakeholders en screenen deze gesprekken op de vraag naar informatie van de stakeholders om de belangrijkste items voor de verslaggeving en de dataverzamelingsprocessen te bepalen. Bedrijven willen zo voldoen aan de vraag naar externe informatie en zo de informatie meedelen waarin de stakeholders geïnteresseerd zijn. (Schaltegger & Wagner, 2006). 11
Vanuit deze benadering wordt de rapportering over maatschappelijk verantwoord ondernemen geoptimaliseerd in relatie met de voorkeuren van de stakeholders. Deze benadering is echter meer reactief dan de inside-out benadering. Er is ook een risico dat de verzamelde informatie, die de stakeholders leveren, niet voldoende kritisch wordt bestudeerd en zo niet past in de duurzame ontwikkeling van het bedrijf. Externe stakeholders hebben namelijk niet altijd voldoende kennis en inzicht in de bedrijfsprocessen (Herzig&Schaltegger, 2006).
Inside-out benadering: Managers analyseren eerst de zwaktes van het bedrijf op vlak van duurzaamheid, ontwerpen hier dan oplossingen voor en vestigen dan een meet- en indicatorsysteem om uiteindelijk verslaggeving te doen over de actuele situatie, de prestaties en de doelen voor een toekomstige verbetering (Schaltegger & Wagner, 2006). Vanuit deze benadering worden de verslaggevingactiviteiten gebaseerd op de strategische prioriteiten van de onderneming. Bij het gebruik van deze benadering kunnen echter bepaalde duurzame kwesties, die voor de stakeholders belangrijk zijn, verwaarloosd worden door het bedrijf door onvoldoende te communiceren met de stakeholders en de samenleving (Herzig&Schaltegger, 2006).
12
1.3 Maatschappelijk verantwoord ondernemen en verslaggeving in de bouwsector Sinds the Rio earth Summit in 1992 is duurzaamheid vooraan komen te staan op de publieke agenda van de bouwsector. Twee redenen voor deze publieke aandacht zijn enerzijds de sociale en ecologische impact van de bouwsector en anderzijds het feit dat de bouwsector altijd ver achter zit op andere sectoren. In het Verenigd Koninkrijk kan dit worden waargenomen door de verschillende initiatieven die vanuit de overheid gelanceerd werden om de bouwsector te reorganiseren. Er is namelijk een noodzaak tot verandering van de traditionele versplinterde processen naar een meer klantgerichte aanpak. En er is een aanmoediging nodig om over te gaan tot modernisering en het inbrengen van duurzame aanpakken (Meyers, 2005). Er wordt opgemerkt dat de impact op de kwaliteit van het dagelijkse leven door de bouwsector steeds toeneemt. De bouwsector draagt bij tot het bepalen van het karakter, de functies en de gedaante van steden en het platteland. Ze dragen echter ook bij tot de vorming van gemeenschappen en hebben een belangrijke ecologische impact. Verantwoordelijke bedrijven worden daarom aangemoedigd om het slechte publieke en politieke imago van de bouwsector aan te pakken door het enthousiast naar buiten brengen van nieuwe verwezenlijkheden op gebied van duurzaamheid en maatschappelijke verantwoord ondernemen. Dit is belangrijk omdat de bouwsector vaak als een gevaarlijke sector en als ouderwets beschouwd wordt (Fairclough, 2002). Deze slechte reputatie van de bouwsector geeft aanleiding tot veel kritiek op de bouwsector. De samenleving neemt de bouwsector waar als weinig respectvol voor het milieu en onverschillig ten opzichte van de samenleving (Barthorpe, 2010). Daarnaast wordt de bouwsector ook vaak geassocieerd met het verbruik van grote hoeveelheden middelen en energie. Bouwactiviteiten hebben vaak een nadelige impact op het milieu, met typische stof- en CO2-uitstoot, geluidsoverlast, productie van een grote hoeveelheid afval en overmatig gebruik van water (Tam et al., 2006). Er kan ook vanuit een ander standpunt gekeken worden naar de vraag waarom bouwbedrijven publiceren over hun duurzame activiteiten of hun maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er heerst namelijk een grote concurrentie in de bouwsector en bouwondernemingen gebruiken
13
de duurzame verslaggeving als middel om hun bedrijfsimago en competitief voordeel te vergroten(Zhao, Shen & Zuo, 2009). Op basis van de publiek verkrijgbare informatie wordt er in onderzoek van (Meyers, 2005) echter geconcludeerd dat de erkenning van duurzaamheid beperkt blijft tot een klein aantal zeer grote bouwbedrijven. Ze herkennen dat een bedrijf niet langer enkel wordt beoordeeld op basis van zijn de economische waarde van zijn activiteiten maar ook op de sociale en ecologische waarde dat ze toevoegt.
14
2 Experimenteel onderzoek In dit deel wordt een onderzoek uitgevoerd naar de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het jaarverslag bij bouwkundige bedrijven die actief zijn in België. Eerst worden de onderzoeksvragen opgesteld, vervolgens wordt de toegepaste methode van het onderzoek uiteengezet en tenslotte worden de resultaten weergegeven en besproken.
2.1 Onderzoeksvragen 2.1.1 De
omvang
van
verslaggeving
over
maatschappelijk
verantwoord
ondernemen Eind de jaren negentig was er geen standaardisatie of uniformiteit over wat de verschillende bedrijven rapporteren of zouden moeten rapporteren op gebied van omvang en mogelijke onderwerpen. Door dit gebrek aan standaardisatie startten verschillende niet-gouvernementele organisaties met het ontwerpen van modellen voor het rapporteren over duurzaam ondernemen. De global reporting initiative (GRI) wordt beschouwd als het meest uitgebreid model (Everaert et al., 2007). GRI ontwikkelde een model voor de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het model wordt gezien als een algemeen aanvaard systeem voor de verslaggeving over de economische, milieu gerelateerde en sociale prestaties van een organisatie. De GRI richtlijnen deelt de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen op in zes categorieën. De eerste vier categorieën betreffen sociale prestaties, de vijfde categorie betreft de milieu gerelateerde prestaties en de zesde categorie betreft het economische luik. De verslaggeving van het sociale luik bestaat uit volgende vier categorieën:
arbeidsomstandigheden
en volwaardig
werk, mensenrechten,
samenleving
en
productverantwoordelijkheid (Global Reporting Initiative). Deze opdeling in verschillende onderdelen past binnen het kader van de research naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. Godfrey & Hatch (2007) argumenteert dat de verschillende activiteiten apart moeten beschouwd worden om de algemene betrokkenheid op gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen te meten. De bouwsector heeft vaak kritiek gekregen dat het te weinig aandacht schenkt aan het milieu (Zhao et al., 2012). Bouwactiviteiten hebben vaak een directe en nadelige impact op het milieu en de omgeving zoals stof- en CO2-uitstoot, geluidsoverlast, overvloedig productie van afval en overmatig gebruik van water (Tam et al., 2006). Ciliberti et al.( 2008) suggereert dat steeds meer consumenten producten en
15
diensten verkiezen van bedrijven die aandacht hebben voor het milieu en dat investeerders voor dezelfde reden deze bedrijven zullen prefereren. Er implementeren steeds meer bedrijven op vrijwillige basis de international environmental management standard (EMS) ISO140000 om hun ecologische prestaties te verbeteren (Zhao et al., 2012). Er kan dus verwacht worden dat bouwkundige bedrijven in hun jaarverslagen veel informatie zullen publiceren over de categorie ecologie en milieu. Vanuit een sociaal oogpunt merkt Zhao et al. (2012) op dat de bouwsector een kritieke rol speelt op de arbeidsmarkt door de creatie van een groot aantal jobs. Het zijn echter vaak risicovolle beroepen en er wordt niet altijd evenveel belang gehecht aan de arbeidsveiligheid. Zo zijn er in het algemeen veel meer arbeidsongevallen bij werknemers in de bouwsector dan in andere industrieën (Jones, Comfort & Hillier, 2006). Bedrijven zullen door extra aandacht voor de arbeidsomstandigheden van de werknemers hun sociale imago en reputatie kunnen vergroten (Zhao et al., 2012). Everaert et al. (2007) onderzocht de jaarverslagen van Belgische beursgenoteerde bedrijven naar de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Uit dit onderzoek blijkt dat bedrijven het meest rapporteren in hun jaarverslagen over de categorieën arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, ecologie en milieu. Hieruit volgt de eerste hypothese. H1: Bedrijven in de bouwkundige sector rapporteren in hun jaarverslag het meest over maatschappelijk
verantwoord
ondernemen
op
gebied
van
ecologie
en
milieu
en
arbeidsomstandigheden en volwaardig werk.
2.1.2 Het effect van de bedrijfsgrootte In de literatuur wordt waargenomen dat bedrijfsgrootte een positieve invloed heeft op verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Onder andere in studies van Ho & Taylor (2007) met data uit Japan en USA, Brammer & Pavelin (2006) en Gray et al. (2001) in de UK, Gao, Heravi & Xiao (2005) in Hong Kong werd vastgesteld dat bedrijfsgrootte een positief effect heeft op de omvang van verslaggeving over sociale en ecologische informatie. Grote bedrijven zijn doorgaans meer zichtbaar voor het grote publiek en zijn doorgaans meer onderhevig aan externe politieke druk (Patten, 2002). Zoals vermeld in de literatuurstudie in het deel over vrijwillige publicatie van informatie zijn de agency kosten bij grotere bedrijven groter en zullen bedrijven om deze kosten te reduceren meer informatie vrijgeven. Dit leidt tot de tweede hypothese. H2:De grootte van het bedrijf heeft een positieve invloed op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen 16
2.1.3 Het effect van de winstgevendheid van een bedrijf In de literatuur wordt geargumenteerd dat managers van winstgevendere bedrijven meer informatie zullen vrijgeven om hun winstgevende situatie aan de stakeholders mee te delen (Lang & Lundholm, 1993). Dit is in overeenstemming met de legitimiteittheorie, waarbij meer winstgevende bedrijven willen gezien worden als maatschappelijk verantwoord (Cormier, Magnan & Van Velthoven, 2005). Winstgevende bedrijven voorzien managers van middelen waarmee de kost voor het verzamelen en publiceren van sociale en ecologische prestaties betaald kan worden (Brammer & Pavelin, 2006). Eerder empirisch onderzoek resulteerde echter in tegenstrijdige resultaten. Ho & Tayler (2007) vond een negatieve relatie tussen winstgevendheid en de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Brammer & Pavelin (2006), Bouten, Everaert & Roberts (2012), Cormier et al. (2005) en Aerts & Cormier (2009) vonden geen significante relatie met de winstgevendheid van een bedrijf. Terwijl Everaert et al. (2007), Cormier & Magnan (2003) en Gray et al. (2001) een positieve relatie tussen winstgevendheid en de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen vonden. Deze tegenstrijdige resultaten uit vorige studies leiden tot volgende hypothese. H3: Er is een relatie tussen de winstgevendheid van een bedrijf en de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen
2.1.4 Het effect van de leverage van een bedrijf Als schuldeisers zichzelf kunnen beschermen door beperkende leningsvoorwaarden op te leggen aan het bedrijf dan zullen bedrijven met een groter aantal schulden hun omvang van verslaggeving vergroten om agency kosten te reduceren (Ho & Tayler, 2007). Brammer & Pavelin (2006) argumenteren echter dat bedrijven met weinig schulden minder druk van schuldeisers voelen, waardoor ze gemakkelijker fondsen kunnen vinden voor de verslaggeving over milieu gerelateerde items en zich zo volledig zelfstandig kunnen richten op organisatorische activiteiten zoals de vrijwillige verslaggeving. In eerder empirisch onderzoek naar de invloed van leverage worden er verschillende resultaten waargenomen. Ho & Taylor (2007), Cormier et al. (2005) en Aerts & Cormier (2009) vonden geen significante relatie tussen leverage en de omvang van verslaggeving. Cormier & Magnan (2003), Brammer & Pavelin (2006) vonden een negatieve relatie, terwijl Richardson & Welker (2001) en Bouten et al. (2012) met data over Amerikaanse bedrijven een positief verband vonden tussen leverage en de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze tegenstrijdige resultaten uit vorige studies leiden tot volgende hypothese. H4: Er is een relatie tussen leverage en de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen 17
2.1.5 Het effect van het systematisch risico van een bedrijf Hoe hoger het risico van een bedrijf, hoe moeilijker het is voor de investeerders om de waarde van het bedrijf te bepalen en hoe meer kosten ze moeten maken om het risico van een bedrijf in te schatten (Foster, 1986). Investeerders in risicovolle bedrijven verminderen hun informatiekosten als ze voorzien worden van extra ecologische informatie door het bedrijf (Lang & Lundholm, 1993). Empirisch onderzoek van Cormier & Magnan (2003), Cormier et al.(2005), en Bouten et al. (2012) met data over Amerikaanse bedrijven, bevestigde de positieve relatie tussen het risico van een bedrijf gemeten door de bètacoëfficiënt voor het systematisch risico van een bedrijf en de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Enkel in onderzoek van Bouten et al. (2012) met data over Belgische bedrijven werd geen significante relatie gevonden. Dit leidt tot hypothese 5. H5: Er is een positieve relatie tussen het systematisch risico van een bedrijf en de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen
2.2 Methodologie 2.2.1 Data verzameling Het empirisch onderzoek spitst zich specifiek toe op bedrijven in de bouwsector. Hieronder vallen onder andere bouwondernemingen, baggerbedrijven en producenten van bouwmaterialen. De studie richt zich op maatschappelijk verantwoord ondernemen in het jaarverslag en houdt dus geen rekening met aparte duurzaamheidsverslagen. Het jaarverslag is immers het belangrijkste middel waarmee bedrijven communiceren met de stakeholders (Gray, Kouhy & Lavers, 1995). Bovendien verkiezen de meeste Belgische bedrijven een integratie van de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het jaarverslag boven een alleenstaand duurzaamheidsverslag naast het jaarverslag (KPMG, 2005). Bedrijven in de bouwsector die actief zijn in België werden gecontacteerd. De jaarverslagen werden verkregen via email of werden gedownload via de website van de onderneming. Aangezien er slechts weinig bouwkundige bedrijven, die actief zijn in België, beursgenoteerd zijn en bovendien slechts een gering aantal niet beursgenoteerde bedrijven een jaarverslag opstellen omvat de studie slechts een gering aantal jaarverslagen. Ongeveer vijftig bedrijven werden per e-mail meermaals gecontacteerd waarvan ruim de helft niet heeft geantwoord. De grote meerderheid van de bedrijven die wel antwoordde, meldde dat ze geen jaarverslag opstelden. In tabel 1 worden de bedrijven waarvan er een jaarverslag is verkregen weergegeven. 18
Tabel 1: Bouwkundige bedrijven die behoren tot het onderzoek Bedrijf BAM Besix Betonac Bouygues Construction CEI-DeMeyer CFE Eiffage Benelux Eurovia DEME Heijmans Jan DeNul Recticel Rockwool Saint-Gobain Strabag Wienerberger
2.2.2 Inhoudsanalyse Inhoudsanalyse is een methode voor het analyseren van grote hoeveelheden tekst en het systematisch identificeren van de eigenschappen van de tekst. Holsti (1969) definieerde inhoudsanalyse als volgt: ‘ een techniek voor het maken van conclusies door het objectief en systematisch identificeren van specifieke karakteristieken van berichten’. In de literatuur worden verschillende methoden gebruikt voor de uitvoering van een inhoudsanalyse. Bij een eerste methode wordt de aanwezigheid van specifieke informatie bepaald. Als een item aanwezig is in de tekst krijgt dit item de waarde 1 en anders de waarde 0. Het nadeel hierbij is dat de omvang van verslaggeving over een specifiek item niet wordt gemeten (Gao et al., 2005). Deze methode werd gebruikt in onderzoek van Brammer & Pavelin (2006) waarin de nadruk ligt op de kwaliteit van de informatie en niet op de hoeveelheid van de informatie. Ook bij Ho & Tayler (2007) werd deze methode gebruikt. Bij een tweede methode worden het aantal woorden, zinnen of pagina’s geteld en toegewezen aan een categorie. Hierdoor wordt niet enkel de aanwezigheid maar ook de omvang van verslaggeving over een specifiek item gemeten en kan men inzicht krijgen over welke items de bedrijven het meest informatie vrijgeven. Het nadeel hierbij is dat zinsbouw, paginaopmaak en lettertype een belangrijke invloed heeft op de omvang van verslaggeving. Een ander nadeel is dat op een pagina of in een zin informatie kan staan die tot verschillende categorieën behoort (Gao et al., 2005). Deze methode werd
19
gebruikt in eerder onderzoek van Gray et al (2001), Gao et al. (2005) en Everaert et al. (2007). Een nadeel van beide methodes is dat algemene of specifieke informatie gelijk behandeld worden (Bouten et al., 2012). Een methode die vaak gebruikt wordt om deze kritiek te overkomen wordt gebruikt in onderzoek van Cormier et al. (2005) en Cormier & Magnan (2003). Deze meet welke items over maatschappelijk verantwoord ondernemen aanwezig zijn in de verslaggeving en over welk type informatie het gaat (bv. Algemeen kwalitatief, specifiek kwalitatief en kwantitatief). In Cormier et al. (2005) en Cormier & Magnan (2003) wordt hiervoor volgend schema gebruikt. Een item krijgt de index (+3) voor kwantitatieve informatie, (+2) voor specifiek kwalitatieve informatie en (+1) voor algemeen kwalitatieve informatie. Het toekennen van deze indexen is echter zeer subjectief. Dit is een veel gebruikte kritiek op deze methode (Marston & Shrives, 1991). Een ander nadeel is dat bij deze methode ook de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen niet wordt gemeten. In het uitgevoerde empirisch onderzoek ligt de nadruk op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen bij bouwkundige bedrijven. De methode die in het onderzoek zal gebruikt wordt is daarom de methode waarbij het aantal zinnen van een tekstdeel wordt geteld en toegewezen aan een categorie van de coderingsindex.
2.2.3 Coderingstructuur De coderingstructuur voor het meten van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen voor bouwkundige bedrijven die in deze studie gebruikt zal worden, is gebaseerd op coderingstructuur die in Everaert et al.( 2007) wordt gebruikt .Deze codering structuur is gebaseerd op de Global Reporting initiative (2006) Global reportinginitiative (GRI) ontwikkelde een model voor de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het ontwikkelde richtlijnen voor de verslaggeving van de economische, milieu gerelateerde en sociale prestaties van een organisatie. Deze richtlijnen vormen de basis van de coderingstructuur. Er zijn verschillende redenen waarom het interessant is om GRI richtlijnen als uitgangspunt te nemen voor de coderingstructuur. Ten eerste is GRI gericht op de ontwikkeling van een kader voor vrijwillige verslaggeving waarbij er wordt getracht de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen op eenzelfde niveau te brengen als de financiële verslaggeving op gebied van strengheid, controleerbaarheid, vergelijkbaarheid en algemene acceptatie. Ten tweede zijn de vooropgestelde richtlijnen ontwikkeld door GRI bedoeld voor elk soort bedrijf. Ten derde bevat de GRI richtlijnen voor zowel het kwalitatief deel van de informatie als het kwantitatief deel van de publicatie.
20
Tenslotte levert de GRI een gestructureerd model gebaseerd op de basis inhoud van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (Everaert et al., 2007). In Everaert et al. (2007) worden volgende stappen onderscheiden tot het bekomen van de coderingstructuur. In eerste instantie worden vijf categorieën van de GRI overgenomen. Enkel het economische deel wordt niet opgenomen omdat de studie van toepassing is op het verslag geven over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Na het coderen van vijf jaarverslagen werden echter enkele aanpassingen aan de coderingsstructuur gemaakt. De hoofdcategorieën mensenrechten en samenleving werden niet meer opgedeeld in subcategorieën omdat deze te gedetailleerd zijn. Aan de hoofdcategorie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk wordt er een extra subcategorie toegevoegd namelijk werknemerstevredenheid. Aan de hoofdcategorie productverantwoordelijkheid wordt nog een subcategorie toegevoegd namelijk klanttevredenheid. Deze coderingstructuur van Everaert et al. (2007) werd als basis gebruikt voor dit onderzoek. Aan deze structuur werden vervolgens nog verdere aanpassingen gedaan. Na het coderen van enkele jaarverslagen werd beslist een extra categorie aan de coderingstructuur toe te voegen. Er was nood aan een categorie waarin tekstdelen konden toegewezen worden die in het algemeen over maatschappelijk verantwoord ondernemen gingen en die moeilijk konden toegewezen worden aan één specifieke categorie. De categorie wordt algemeen MVO genoemd. Aan deze categorie worden tekstdelen toegewezen zoals bijvoorbeeld: met ons uitgebreid programma op gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen willen wij meer doen dan hetgeen wat verplicht is; Wij zetten ons in voor maatschappelijk verantwoord ondernemen over de volledige breedte van de organisatie; Niet voor niets zeggen wij ‘duurzaamheid duurt het langst’ want dat is waar wij als onderneming voor staan. Deze aanpassing leidt tot volgende coderingstructuur die te zien is in tabel 2.
21
Tabel 2: Coderingstructuur gebruikt in het onderzoek Algemeen MVO Ecologie en milieu:
Materialen Energie Water Biodiversiteit Uitstoot, uitstraling en afval Recycleren van producten en diensten Algemene investering voor het milieu
Arbeidsomstandigheden en volwaardig werk:
werkgelegenheid Verhouding werkgever/werknemer Gezondheid en veiligheid op het werk Training en opleiding Diversiteit en gelijke kansen Arbeidstevredenheid
Productverantwoordelijkheid:
Klantenveiligheid en gezondheid Etikettering van producten en diensten Privacy van klanten Marketing communicatie Klanttevredenheid
Mensenrechten: Samenleving:
2.2.4 Coderingproces Het toewijzen van tekstdelen in het jaarverslag aan een categorie is een redelijk subjectieve taak. Om dit subjectief gegeven voor een deel weg te werken, worden in studies, waarbij inhoudsanalyse gebruikt wordt, de jaarverslagen of andere rapporten door verschillende personen gecodeerd en worden de resultaten vergeleken. Op deze manier wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot. In het empirisch onderzoek in deze masterproef wordt de codering echter door één persoon uitgevoerd. Aangezien de codering zoals eerder vermeld een redelijk subjectief gegeven is, werden twee jaarverslagen ook gecodeerd door een tweede persoon. Nadat deze persoon twee jaarverslagen gecodeerd had, werden de resultaten voor deze twee jaarverslagen vergeleken en de verschillen werden bediscussieerd. Bedrijven in de bouwsector zijn vaak ook actief in de milieusector of hebben hun activiteiten gericht op hernieuwbare energie of passief wonen. Daarom moet er duidelijk een onderscheid gemaakt worden 22
tussen wat operationele activiteiten zijn voor een bedrijf en wat activiteiten zijn die bedrijven zelf organiseren om zich in te zetten voor het milieu. Deze lijn tussen de operationele activiteiten en de eigen initiatieven op ecologisch gebied is soms wel zeer dun en hier werden dan ook een aantal verschillen tussen de twee coderingen door verklaard. Voor de categorie materialen, een subcategorie van ecologie en milieu, werd vastgelegd dat items enkel worden toegewezen wanneer duidelijk vermeld staat dat het bedrijf zelf initiatief neemt om duurzame materialen te gebruiken. Een voorbeeld hierbij is dat een bedrijf beslist om enkel nog duurzaam hout te gebruiken voor zijn projecten. Ook voor de categorieën energie en uitstoot, uitstraling en afval worden items enkel toegewezen indien duidelijk vermeld staat dat het bedrijf zelf initiatief neemt om bijvoorbeeld de uitstoot van gassen of het verbruik van energie te reduceren. Dus indien een bedrijf in zijn jaarverslag rapporteert over een project voor een klant waarbij het een installatie installeert die het energie verbruik verlaagt dan zal dit niet worden opgenomen in de codering. Een ander voorbeeld waarbij de informatie niet wordt toegewezen is wanneer het verwerken van afval een operationele activiteit is voor het bedrijf. Nadat de verschillen uitgeklaard zijn, wordt de codering van alle jaarverslagen vervolgens op dezelfde besproken manier uitgevoerd. Hierdoor wordt de subjectiviteit van het coderen gedeeltelijk verlaagd en wordt de betrouwbaarheid verhoogd. In Excel wordt een tabel gemaakt met de coderingstructuur waarin dan het aantal zinnen per subcategorie wordt weergegeven. In de Bijlage wordt er een dergelijke tabel weergegeven.
2.2.5 De onafhankelijke variabelen bedrijfsgrootte De bedrijfsgrootte wordt gemeten op basis van de natuurlijke logaritme van de totale activa van het bedrijf. Dit is in overeenstemming met eerder onderzoek van onder andere Brammer & Pavelin (2006), Cormier et al. (2005), Cormier & Magnan (2003), Aerts & Cormier (2009), Everaert et al. (2007) en Bouten et al. (2012). De totale activa van de bedrijven wordt verkregen door middel van het raadplegen van de jaarrekeningen van de bedrijven. winstgevendheid Winstgevendheid wordt gemeten aan de hand van de ‘return on total assets’ ratio. Hierbij wordt het resultaat van het jaar voor belastingen gedeeld door het totaal aantal activa. Zowel voor het resultaat voor belastingen als voor het totaal activa worden de jaarrekeningen van de bedrijven geraadpleegd. De 23
‘return on assets’ ratio als maatstaf voor het bepalen van de winstgevendheid van een bedrijf wordt toegepast in eerder onderzoek van Brammer & Pavelin (2006), Ho & Tayler (2007), Aerts & Cormier (2009). Leverage De leverage van een bedrijf wordt gemeten aan de hand van de lange termijn schulden ten opzichte van het eigen vermogen. Zowel de lange termijn schulden als het eigen vermogen worden terug gevonden in de jaarrekeningen van de bedrijven. Ook in onderzoek van Cormier et al. (2005), Cormier & Magnan (2003) en Aerts & Cormier (2009) wordt voor het bepalen van de levarege van het bedrijf de verhouding van lange termijn schulden ten opzichte van het eigen vermogen gebruikt. Risico Het risico van het bedrijf wordt gemeten op basis van de coëfficiënt voor het systematisch risico van het bedrijf. Het systematisch risico wordt uitgedrukt in de bètacoëfficiënt. Deze is een maat voor het risico van een bedrijf en is voor elk bedrijf verschillend. In Cormier & Magnan (2003), Cormier et al. (2005) en Bouten et al. (2012) wordt het risico van een bedrijf ook gemeten aan de hand van het systematisch risico. Er werd echter maar voor 10 bedrijven een bètacoëfficiënt voor het systematisch risico gevonden. In onderstaande tabel worden de onafhankelijk variabelen nogmaals overzichtelijk weergegeven.
Tabel 3: Samenvattende tabel voor de maateenheid van de onafhankelijke variabelen
Variabele
Maateenheid
Bedrijfsgrootte Winstgevendheid Leverage Riscio
Ln(totaal activa) Return on assets Lange termijnschulden/eigenvermogen Systematisch risico (Bèta)
24
2.3 Resultaten 2.3.1 Beschrijvende statistiek In tabel 4 wordt de beschrijvende statistiek weergegeven voor de afhankelijk variabele. Er is duidelijk een verschil merkbaar in omvang van verslaggeving tussen de verschillende categorieën van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Als we alle categorieën optellen komen we aan het totaal aantal zinnen die in een jaarverslag wordt gespendeerd aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. De verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen varieert van 39 tot 230 zinnen met een gemiddelde van 121 zinnen en een standaardafwijking van 61. Het meest aantal zinnen wordt gemiddeld besteed aan arbeidsomstandigheden en volwaardig werk (gemiddeld 60 zinnen met een standaardafwijking van 32) gevolgd door de categorie ecologie en milieu (gemiddeld 27 zinnen met een standaardafwijking van 17). Uit tabel 4 volgt ook dat op gebied van mensenrechten zeer weinig wordt gerapporteerd (gemiddeld 1 zin en een standaardafwijking van 2) en dat er ook over productverantwoordelijkheid met een gemiddelde van 6 zinnen en een standaardafwijking van 5 weinig wordt gerapporteerd.
Tabel 4: Beschrijvende statistiek voor de afhankelijke variabele
Aantal zinnen gespendeerd aan:
N
Min
Max
Gemiddelde
standaardafwijking
Algemeen MVO Milieu en ecologie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk
16 16
1 3
46 51
12 27,2
13,0 16,6
16
19
117
59,9
32,0
productverantwoordelijkheid mensenrechten samenleving TOTAAL
16 16 16 16
0 0 0 39
17 7 38 230
5,9 1 14,8 120,9
5,4 1,8 12,6 61,1
In tabel 5 wordt de beschrijvende statistiek voor de onafhankelijke variabelen weergegeven. De onafhankelijke variabele bedrijfsgrootte wordt gemeten door de natuurlijk logaritme van de totale activa. Tabel 5 toont een gemiddelde voor de natuurlijk logaritme van de totale activa van 21,511€. Voor ‘return on assets’, dat een maat is voor de winstgevendheid, wordt een gemiddelde van 0,036 weergegeven. Leverage, gemeten door de verhouding van de lange termijn schulden tot het
25
eigenvermogen, toont een gemiddelde van 0,675. En tot slotte wordt voor het systematisch risico een gemiddelde van 1.582 weergegeven.
Tabel 5: Beschrijvende statistiek voor de onafhankelijke variabelen
Bedrijfskarakteristieken ln(totaal activa) ROA Leverage systematisch risico (Bèta)
N 16 16 16 10
Min Max 17,958 24,557 -0,025 0,075 0 2,116 1,240 1,860
Gemiddelde 21,511 0,036 0,675 1,582
standaardafwijking 1,640 0,024 0,603 0,210
2.3.2 Omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen In tabel 6 wordt de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen per categorie weergegeven bij de bouwbedrijven in het onderzoek. In totaal worden er 1934 zinnen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen besteed in de jaarverslagen van de 16 bedrijven die tot het onderzoek behoren. Tabel 6 geeft ook inzicht in de verdeling van de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen in de verschillende categorieën. Zo kan er opgemaakt worden over welke categorieën van maatschappelijk verantwoord ondernemen bouwkundige bedrijven het meest publiceren in hun jaarverslag. Uit tabel 6 blijkt dat dit het meest is voor de categorie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, 49,6% van de zinnen gespendeerd aan maatschappelijk verantwoord ondernemen behoren tot deze categorie. Het is duidelijk dat items die behoren tot deze categorie het populairst zijn als we kijken naar de omvang van informatie die hierover aanwezig is in het jaarverslag. De categorie milieu en ecologie volgt op de tweede plaats, 22,5 % van alle zinnen over maatschappelijk verantwoord ondernemen behoren tot deze categorie. De hoeveelheid ligt duidelijk lager dan bij categorie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk maar steekt toch nog boven de andere categorieën uit. Er kan dus gesteld worden dat bouwkundige bedrijven het meest rapporteren in hun jaarverslagen over de categorieën arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, ecologie en milieu. Dit kon in eerste instantie ook afgeleid worden uit tabel 4 met de beschrijvende statistiek van de afhankelijke variabele. Hieruit blijkt dat een bouwkundig bedrijf gemiddeld het meest aantal zinnen aan deze twee categorieën spendeert. Deze resultaten bevestigen hypothese 1 (H1) dat bouwkundige bedrijven het meest verslag geven in hun jaarverslag over de categorieën arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, ecologie en milieu.
26
Tabel 6: Omvang van verslaggeving per categorie Categorie Algemeen MVO milieu en ecologie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk productverantwoordelijkheid mensenrechten samenleving TOTAAL
Aantal zinnen
%
192 435 959 95 16 237 1934
9,9% 22,5% 49,6% 4,9% 0,8% 12,3% 100%
In tabellen 7, 8 en 9 worden de resultaten voor de omvang van verslaggeving weergegeven voor de subcategorieën. Een meer gedetailleerde weergave van de resultaten voor de belangrijkste categorieën geeft verder inzicht over de verslaggeving in deze categorieën. Uit tabel 7 blijkt dat met 36% de subcategorie gezondheid en veiligheid op het werk de grootste bijdrage levert in de categorie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk. Ook de subcategorie opleiding en training met 26% levert een aanzienlijke bijdrage ten opzichte van de andere subcategorieën. Voor de categorie ecologie en milieu wordt er in tabel 8 aangetoond dat de subcategorie uitstoot, uitstraling en afval en de subcategorie algemene investering milieu met elke 27% de grootste bijdrage leveren. Tenslotte kan er uit tabel 9 afgeleid worden dat klantentevredenheid duidelijk de grootste bijdrage levert in de categorie productverantwoordelijkheid.
Tabel 7: Omvang van verslaggeving voor subcategorie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk
Arbeidsomstandigheden en volwaardig werk tewerkstelling verhouding werkgever, werknemer gezondheid en veiligheid op het werk training en opleiding diversiteit en gelijke kansen arbeidstevredenheid TOTAAL
Aantal zinnen
%
140 50 342 253 128 46 959
15% 5% 36% 26% 13% 5% 100%
27
Tabel 8: Omvang van verslaggeving voor subcategorie ecologie en milieu
Ecologie en milieu materialen energie water biodiversiteit uitstoot, uitstraling, afval recycleren van producten en diensten algemene investering milieu TOTAAL
Aantal zinnen
%
47 94 9 31 116 21 117 435
11% 22% 2% 7% 27% 5% 27% 100%
Tabel 9: Omvang van verslaggeving voor subcategorie productverantwoordelijkheid
Productverantwoordelijkheid klantenveiligheid en gezondheid Etikettering van producten en diensten marketing communicatie privacy van klanten klanttevredenheid TOTAAL
Aantal zinnen
%
11 10 25 1 48 95
12% 11% 26% 1% 51% 100%
2.3.3 Invloed van de onafhankelijke variabelen op de omvang van rapportering Om de invloed van de onafhankelijke variabelen op de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen te meten wordt er een meervoudige lineaire regressie uitgevoerd. Hiervoor wordt volgende regressie model opgesteld: Omvang van rapportering = β0 + β1X1 + β2X2 + β3X3 + β4X4+ ε X1= Ln (totaal activa) X2 = ROA X3 = Leverage X4 = Risico Na het uitvoeren van de meervoudige lineaire regressie wordt echter geconcludeerd dat het opgestelde model niet significant is. Tabel 10 toont de ‘ANOVA’ tabel voor het meervoudige lineaire regressiemodel. In de laatste kolom van deze tabel wordt een p-waarde van 0,110 weergegeven. Deze
28
waarde is groter dan 0.05. Aangezien p=0,05 als grens voor statistische significantie wordt gehanteerd, is de nulhypothese geldig en is het model niet zinvol. Het heeft dus geen zin om verdere conclusies te trekken uit de resultaten voor de coëfficiënten van het model en de ‘adjusted R square– waarde’. Voor de onafhankelijke variabele risico werd slechts voor 10 bedrijven een bètacoëfficiënt gevonden waardoor het model slechts bestaat uit een steekproef van 10 bedrijven omdat er voor de onafhankelijk variabele risico zes missing value’s zijn terwijl voor de andere onafhankelijke variabelen voor alle 16 bedrijven waarden worden gevonden. Deze kleine set van gegevens kan een mogelijke verklaring zijn voor het niet significant zijn van het model.
Tabel 10: ANOVA tabel voor het meervoudig lineair regressiemodel a
ANOVA Model
1
Sum of Squares
df
Mean Square
F
Sig.
Regression
27294,023
4
6823,506
3,333
,110
Residual
10237,577
5
2047,515
Total
37531,600
9
b
a. Dependent Variable: Rapportering b. Predictors: (Constant), RISK, LEV, ROA, Size
Omdat het meervoudig lineair regressie model niet zinvol is en er dus geen conclusies kunnen getrokken worden voor de onafhankelijke variabelen wordt er voor elke variabele een enkelvoudige lineaire regressie uitgevoerd. Deze methode werd ook toegepast in onderzoek van Gray et al. (2001). Het nadeel van het uitvoeren van enkelvoudige lineaire regressies is het feit dat er geen resultaat wordt gevonden voor de hoeveelheid aan variatie van de afhankelijke variabele kan worden verklaard door alle onafhankelijke variabelen samen. Uit de enkelvoudige lineaire regressies worden volgende resultaten teruggevonden. In tabel 11 worden deze resultaten voor de enkelvoudige lineaire regressies tussen de afhankelijk variabele en de onafhankelijke variabelen samengevat. De tweede kolom van tabel 11 geeft een p-waarde weer van 0,002 voor de onafhankelijke variabele‘Size’. Aangezien dit kleiner is dan 0,05 en er een positieve waarde wordt teruggevonden voor de regressiecoëfficiënt kan er geconcludeerd worden dat bedrijfsgrootte een significante positieve invloed heeft op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Verder toont de R square dat bedrijfsgrootte 50,7 % van de variatie in de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen verklaart. Deze
29
resultaten bevestigen hypothese 2 (H2) dat de bedrijfsgrootte een positieve invloed heeft op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen bij bouwkundige bedrijven. Voor de onafhankelijke variabele ‘return on assets’, dat een maat is voor de winstgevendheid van een bedrijf, wordt in tabel 11 een negatieve waarde teruggevonden voor de regressiecoëfficiënt. Dit duidt op een negatieve invloed op de omvang van rapportering. Tabel 11 toont in de 2de kolom echter een pwaarde van 0,119. Deze waarde is duidelijk groter dan 0,05 dus kan er geconcludeerd worden dat de winstgevendheid van een bedrijf geen significante invloed heeft op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze resultaten leiden tot het verwerpen van hypothese 3 (H3). De resultaten voor de onafhankelijke variabele leverage tonen in tabel 11 een p-waarde van 0,004. Deze waarde is lager dan 0,05 dus de leverage van een bedrijf heeft een significante invloed op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. De 3de kolom van tabel 11 geeft een positief getal weer voor de regressiecoëfficiënt dus kan er geconcludeerd worden dat leverage een positieve invloed heeft. De R-square geeft aan dat 45,3% van de variatie in de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt verklaard door de leverage van een bedrijf. Uit deze resultaten kan er dus geconcludeerd worden dat leverage een positieve invloed heeft op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hypothese 4 (H4), die stelt dat er een relatie is tussen de leverage van een bedrijf en de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt dus bevestigd en kan zelfs gespecificeerd worden naar een positieve relatie. Tot slotte worden in tabel 11 ook de resultaten weergegeven voor de onafhankelijke variabele ‘risico’. In de laatste kolom wordt een p-waarde weergegeven van 0,959. Deze waarde ligt ver boven 0,05. Er kan dus geconcludeerd worden dat er geen lineair verband aanwezig is en dat risico niet significant is om de omvang over maatschappelijk verantwoord ondernemen te verklaren. Dit resultaat leidt tot het verwerpen van hypothese 5 (H5). Het risico van een bedrijf heeft geen invloed op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen.
30
Tabel 11: Samenvatting resultaten voor de enkelvoudige lineaire regressies van de onafhankelijke variabelen Onafhankelijke variabele Size ROA Leverage Risico
Sig.
Regressiecoefficient β
R square
0,002 0,119 0,004 0,959
26,538 -1046,56 68,218 -5,736
0,507 0,165 0,453 0
2.4 Discussie De resultaten bevestigden hypothese 1 dat als bouwkundige bedrijven in hun jaarverslagen iets publiceren over maatschappelijk verantwoord ondernemen dit vooral over de categorieën arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, ecologie en milieu gaat. Deze resultaten zijn overeenkomstig aan de resultaten van Everaert et al. (2007) in onderzoek naar Belgische beursgenoteerde bedrijven Uit de resultaten blijkt dat de subcategorie gezondheid en veiligheid op het werk, met 36 % van de verslaggeving over arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, het meest bijdraagt tot deze hoofdcategorie. Deze bevinding is niet onlogisch aangezien de arbeidsveiligheid niet altijd even strikt wordt nageleefd en er vaak problemen optreden met de veiligheid in de bouwsector , zoals reeds in de hypothesevorming werd aangehaald. Uit de grote bijdrage van de subcategorie gezondheid en veiligheid op het werk kan er wel geconcludeerd worden dat bouwkundige bedrijven duidelijk bewust zijn van het belang van de gezondheid en veiligheid op het werk en hierover duidelijk veel rapporteren. Uit de studie valt echter niet af te leiden of de bedrijven daadwerkelijke inspanningen doen om de veiligheid te verhogen of ze hierover enkel wat oppervlakkig rapporteren om hun reputatie op sociaal vlak te verhogen. In een vergelijking met de studie van Everaert et al. (2007) wordt er opgemerkt dat gezondheid en veiligheid op het werk met 19% pas als derde meest bijdraagt tot arbeidsomstandigheden en volwaardig werk. Een oorzaak van dit grote verschil van rapportering over gezondheid en veiligheid op het werk kan gezocht worden in het feit dat in die studie bedrijven van verschillende sectoren opgenomen zijn. Het lijkt logisch dat er potentieel meer onveilige situaties kunnen voorkomen in de bouwsector dan bij bedrijven uit de bankensector of financiële sector. Met als gevolg dat er in de bouwsector hier ook meer aandacht voor is en er meer wordt over gerapporteerd.
31
In de hypothesevorming wordt ook aangehaald dat bouwkundige een directe impact hebben op het milieu door onder andere uitstoot van gassen en afvalproductie. In de resultaten wordt teruggevonden dat op het gebied van ecologie en milieu het meest wordt gerapporteerd over de subcategorie uitstoot, uitstraling en afval. Dit bevestigt dat de bouwbedrijven zich daarvan bewust zijn en hun reputatie op dit gebied willen verbeteren door uitvoerig hun inspanningen op dit gebied te rapporteren in hun jaarverslag. Dat steeds meer bouwkundige bedrijven op vrijwillige basis de environmental management standard implementeren en andere initiatieven ten behoefte van het milieu uitvoeren zoals Zhao et al. (2012) vermeld, komt tot uiting in de grote bijdrage van de subcategorie algemene investering in het milieu. Gilberti et al. (2008) suggereerde al dat steeds meer consumenten en investeerders een voorkeur geven aan bedrijven met aandacht voor het milieu. Door hierover uitvoerig te rapporteren in hun jaarverslag proberen bouwbedrijven zich als een bedrijf met aandacht voor het milieu te profileren en zo extra consumenten en investeerders aan te trekken. Uit de resultaten van de lineaire regressie blijkt dat de bedrijfsgrootte een significante invloed heeft op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze resultaten bevestigen de eensgezindheid in de literatuur over de invloed van de bedrijfsgrootte op de omvang van rapportering. Naast de bedrijfsgrootte heeft de leverage van een bedrijf ook een significante invloed op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit resultaat is in overeenstemming met eerder onderzoek van Richardson &Welker (2001) en Bouten et al. (2012) voor de Amerikaanse bedrijven. Deze resultaten ondersteunen dus de agency theorie die stelt dat bedrijven met een complexere structuur extra informatie publiceren om de agency kosten te reduceren. De winstgevendheid van een bedrijf blijkt geen invloed te hebben op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit is overeenkomstig met eerder onderzoek van Brammer & Pavelin (2006), Bouten et al. (2012), Cormier et al. (2005), Aerts & Cormier (2009). Lang & Lundholm (1993) argumenteerden dat managers van meer winstgevende bedrijven meer informatie zullen vrijgeven aan hun stakeholders. Er wordt verwacht dat deze bedrijven extra informatie zullen vrijgeven om hun winstgevende positie in de verf te zetten (Foster, 1986). Er kan gesteld worden dat om de winstgevendheid van een bedrijf aan te tonen er vooral financiële informatie zal vrijgegeven worden. Het onderzoek uitgevoerd in deze masterproef behandeld echter de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. De economische informatie werd niet opgenomen in de coderingstructuur. Dit kan een verklaring vormen voor het feit dat er geen invloed van winstgevendheid op de omvang van verslaggeving wordt gevonden. Cormier et al. (2005) meldde dat volgens de legitimiteittheorie meer winstgevende bedrijven willen gezien worden als maatschappelijk verantwoord. Dit werd in het onderzoek dus niet bevestigd. Een verklaring hiervoor kan zijn dat in het huidige economische klimaat 32
bedrijven hun middelen niet gebruiken om extra informatie te verzamelen en te rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen maar liever hun winstgevende en positieve cijfers rapporteren om zich zo te onderscheiden. Het risico van een bedrijf heeft geen significante invloed op de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit resultaat is tegenstrijdig met onderzoek van Bouten et al. (2012) voor de Amerikaanse bedrijven, Cormier & Magnan(2003) en Cormier et al. (2005). Dit resultaat is wel overeenkomstig met onderzoek van Bouten et al. (2012) voor de Belgische bedrijven. Een mogelijke verklaring in dit onderzoek is de zeer kleine dataset, er werden immers maar voor 10 bedrijven een bètacoëfficiënt gevonden.
33
3 Besluit In dit hoofdstuk wordt er een algemeen besluit gevormd, de beperkingen van het onderzoek weergegeven en worden enkele aanbevelingen voor verder onderzoek meegedeeld.
3.1 Algemeen besluit In deze masterproef werd een onderzoek uitgevoerd naar de omvang van verslaggeving over maatschappelijke
verantwoord
ondernemen
bij
bedrijven
actief
in
de
bouwsector.
De
gegevensverzameling bevatte 16 jaarverslagen van bedrijven uit de bouwsector die actief zijn in België. Er werd onderzocht welke gebieden van maatschappelijk verantwoord ondernemen bij bedrijven in de bouwsector het meest aanbod komen. Hiervoor werd de verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen op basis van eerder onderzoek van Everaert et al. (2007) in zes categorieën opgedeeld namelijk. : algemeen MVO, ecologie en milieu, arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, productverantwoordelijkheid, mensenrechten en samenleving. Vervolgens werd er een studie uitgevoerd naar de invloed van de bedrijfskarakteristieken bedrijfsgrootte, winstgevendheid, leverage en risico op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven uit de bouwsector die verslag geven over maatschappelijk verantwoord ondernemen in hun jaarverslag dit vooral doen over ten eerste arbeidsomstandigheden en volwaardig werk en ten tweede over ecologie en milieu. Met respectievelijk 49,6 % en 22,6 % staken deze categorieën boven de andere categorieën uit. Een meer gedetailleerde kijk op de categorie arbeidsomstandigheden en volwaardig werk toont dat er vooral items over gezondheid en veiligheid op het werk aangehaald worden in de verslaggeving over arbeidsomstandigheden en volwaardig werk. Verslaggeving over ecologie en milieu spitst zich vooral toe op informatie over de subcategorie uitstoot, uitstraling en afval en de subcategorie algemene investering in het milieu. Voor de invloed van de bedrijfskarakteristieken werd een lineaire regressie analyse uitgevoerd. Uit de resultaten voor het meervoudig lineair regressiemodel werd geconcludeerd dat het model niet significant was en dus niet zinvol om de resultaten te interpreteren. Daarom werd er voor elke onafhankelijke variabele een enkelvoudige lineaire regressie uitgevoerd. Uit deze resultaten bleek dat de bedrijfskarakteristieken bedrijfsgrootte en leverage een significante positieve invloed hebben op de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord 34
ondernemen. De resultaten ondersteunen dus de agency theorie die stelt dat bedrijven met een complexere structuur extra informatie publiceren om de agency kosten te reduceren. Voor de winstgevendheid van het bedrijf werd geen significante invloed op de omvang teruggevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat bedrijven hun winstgevende situatie rapporteren op gebied van financiële cijfers en niet op gebied van extra informatie over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er kan dus niet geconcludeerd worden dat winstgevende bedrijven in de bouwsector extra inspanningen doen op gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en hierover meer rapporteren dan minder winstgevende bedrijven. Ook het risico van een bedrijf heeft volgens deze studie geen significante invloed op de omvang van rapportering over maatschappelijk verantwoord ondernemen in tegenstelling tot wat andere studies aantonen. Een mogelijke oorzaak hiervan kan echter zijn dat er slechts voor 10 bedrijven een coëfficiënt voor het systematisch risico werd gevonden waardoor de dataset wel zeer klein wordt en er mogelijk daarom geen significante invloed wordt gevonden.
3.2 Beperkingen van het onderzoek Het uitvoeren van een inhoudsanalyse waarbij tekstdelen worden toegewezen aan bepaalde categorieën is een nogal subjectief gegeven. Daarom worden dit soort analyses door minstens twee personen onafhankelijk van elkaar uitgevoerd en achteraf vergeleken. Dit verlaagt de subjectiviteit van het onderzoek en verhoogd de betrouwbaarheid. In deze masterproef werd de inhoudsanalyse slechts door één persoon uitgevoerd. Om de subjectiviteit toch gedeeltelijk weg te werken zijn er twee jaarverslagen door een tweede persoon op vrijwillige basis gecodeerd. Vervolgens werden voor deze twee jaarverslagen de resultaten vergeleken en besproken en werd getracht om voor de overige jaarverslagen de besproken verschillen en opmerkingen toe te passen. Het lijkt echter duidelijk dat door deze methode niet alle subjectiviteit kan worden weggewerkt. Een tweede beperking is de kleine dataset die gebruikt is in dit onderzoek. Er zijn slechts weinig bouwbedrijven actief in België die ook beursgenoteerd zijn. Omdat daarboven veel nietbeursgenoteerde bedrijven geen jaarverslag publiceren leidde dit tot deze kleine dataset. Er is dus terughoudendheid geboden bij de interpretatie van de bekomen resultaten. Omdat bovendien in de dataset enkel informatie over Belgische bedrijven is gebruikt, moet men voorzichtig zijn in het extrapoleren van de resultaten en conclusies buiten het studiegebeid. Een grotere dataset die een groter studiegebied omvat is nodig om deze tekortkomingen op te lossen. 35
In dit onderzoek werd gekozen om in de gegevensverzameling enkel jaarverslagen van bedrijven op te nemen. Sommige bedrijven publiceren echter ook nog aparte duurzaamheidsverlsagen. De inbreng van deze extra verslagen in de dataverzameling zouden wel een invloed kunnen hebben op de resultaten voor de omvang van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen.
3.3 Verder onderzoek Om conclusies te kunnen trekken over maatschappelijk verantwoord ondernemen in de bouwsector lijkt het interessant om een onderzoek uit te voeren met bedrijven uit verschillende landen zodat er een grotere gegevensverzameling kan gebruikt worden. De resultaten zullen dan meer kunnen vertellen over de huidige toestand van verslaggeving over maatschappelijk verantwoord ondernemen in de bouwsector. Een ander voordeel van een internationale gegevensverzameling is dat er een vergelijking kan gemaakt worden tussen de verslaggeving van bedrijven uit verschillende landen. Daarnaast kan het ook interessant zijn om een longitudinale studie uit te voeren op basis van jaarverslagen over verschillende jaren. Zo kan er een evolutie geschetst worden over verslaggeving van maatschappelijk verantwoord ondernemen van bedrijven in de bouwsector.
36
Literatuurlijst Aerts, W., & Cormier, D. (2009) Media legitimacy and corporate environmental communication, Accounting, Organisations and Society 34, 1-27 agy. (2013, mei 14) Fabrieksramp Dhaka schudt bedrijven wakker. De Standaard, p. 13 Alsaeed, K. (2006). The association between firm-specific characteristics and disclosure: The case of Saudi Arabia, Managerial Auditing Journal, Vol. 21, No. 5, 476-496 Barthorpe, S. (2010). Implementing corporate social responsibility in the UK construction industry, Property Management 28 (1), 4-17 Bebbington, J., Larrinaga, C., &Moneva, J. M. (2008). Corporate and social reporting and reputation risk management. Accounting, Auditing and Accountability Journal, 21, 337-361 Bouten, L., Everaert, P., & Roberts, R. W. (2012). How a Two-Step Approach Discloses Different Determinants of Voluntary Social and Environmental Reporting, Journal of Business Finance & Accounting 39 (5) & (6), 567-605 Bradbury, M. E. (1992). Voluntary Disclosure of Financial Segment Data: New Zealand Evidence, Accounting and Finance, Vol. 32, No. 1, 15-26 Brammer, S. & Pavelin, S. (2006). Voluntary Environmental Disclosure by Large UK Companies, Journal of Business Finance and Accounting 33 (7) & (8), 1168-1188 Camfferman, K., & Cooke, T. (2002). An analysis of disclosure in the annual reports of UK and Dutch companies, Journal of International Accounting, 1-28 Choi, F. D. S., &Levich, R. M. (1990). The capital market effects of international accounting diversity. Homewood, III.: Dow Jones Irwin Choi, F., & Mueller, G. (1992). International accounting, Englewood Cliffs, N.J.: Prentice Hall Chow, C. W., & Wong-Borne, A. (1987). Voluntary financial disclosure by Mexican corporations, Accounting Review, 533-541
VI
Cilibereti, F., Pontrandolfo, P., & Scozzi, B. (2008). Investigating corporate social responsibility in supply chains: a SME perspective, Journal of cleaner Production 16(15), 1579-1588 Cooke, T. E. (1989). Voluntary disclosure by Swedish Companies, Journal of International Financial Management and Accounting, Vol. 1, No. 2, 1-25. Cooke, T. E. (1991). An Assessment of Voluntary Disclosure in the Annual Reports of Japanese Corporations, The International Journal of Accounting, Vol. 26, No. 3, 174-189 Cormier, D., Magnan, M., & Van Velthoven, B. (2005). Environmental disclosure quality in large German companies: Economic incentives, public pressures or institutional conditions?, European Accounting Review, 14:1, 3-39 Cormier, D., & Magnan, M. (2003). Environmental reporting management: a continental European perspective, Journal of Accounting and Public Policy 22, 43-62 Craswell, A. T., & Taylor, S. L. (1992). Discretionary Disclosure of Reserve by Oil and Gas Companies: An Economic Analysis, Journal of Business Finance and Accounting, Vol. 19, No. 2, 295-308 Dierkes, M. (1976). Sozialbilanzen. Warten auf Gesetze Wirtschaftswoche No. 40, 76 Elkington, J. (1997). Cannibals with Forks: the Triple Bottom Line of 21st Century Business, (Capstone, Oxford) Everaert, P., Bouten, L., Van Liedekerke, L., De Moor, L., & Christiaens, J. (2007). Voluntary Disclosure of Corporate Responsibility by Belgian Listed Firms: A Content Analysis of Annual Reports, European Business Ethics Networdk, 19-21 Fairclough, J. (2002). Rethinking Construction Innovation and Research: A review of Government R&D Policies and Practices, available from: http://www.dti.gov.uk/construction/pdf/clough.pdf Firth, M. (1979). The Impact of Size, Stock Market Listing, and Auditors on Voluntary Disclosure in Corporate Annual Reports, Accounting and Business Research, Vol. 9, No. 36, 273-280 Fombrun, C. (1996) Reputation: Realizing value from the corporate image, Boston: Harvard Business Press Foster, G. (1986). Financial statement analysis. Englewood Cliffs, N.J.: Prentice-Hall Gao, S., Heravi, S., & Xiao J. Z. (2005). Determinants of Corporate Social and Environmental Reporting in Hong Kong: A Research Note, Accounting Forum 29, 233-242 VII
Global Reporting Initiative (GRI) (2006), Sustainable Reporting Guidelines G3 (Amsterdam: Global Reporting Initiative) Global Reporting Initiative: https://www.globalreporting.org Godfrey, P. C., & Hatch, N. (2007). Researching Corporate Social Responsibilitiy: An Angenda for the 21st Century, Journal of Business Ethics, 70(1), 87-98 Gond, J., &Herrbach, O. (2006). Social reporting as organisational learning tool? A theoretical framework, Journal of Business Ethics, 65, 359-371 Gray, S., Meek, G., & Roberts, C. (1993). Voluntary disclosure decision by U.S.,U.K. and continental European multinationals, Paper presented at Academy of International Business Annual Meeting, Hawaii Gray, R., Kouhy, R., & Lavers, S. (1995) Constructing a Research Database of Social and Environmental Reporting by UK Compenies, Accounting, Auditing and Accountability Journal, Vol. 8, No. 2, 78-101 Gray, R., Javad, M., Power D., & Sinclair C. D. (2001). Social and Environmental Disclosure and Corporate Characteristics: A research Note and Extension, Journal of Business Finance and Accounting 28 (3) & (4), 327-356 Hedberg, C. J., &Malmborg, F. (2003). The global reporting initiative and corporate sustainability reporting in Swedish companies, Corporate Social Responsibility and Environmental Management, 10, 153-164 Hemmer, E. (1996). Socialbilanzen. Das Scheitern einer gescheiterten Idee Arbeitgeber Vol. 23, No. 48, 796-800 Herzig, C., &Schaltegger, S. (2005). Nachaltigkeitsberichterstattung von Unternehmen, in Michelsen G andGodemann J, Nachhaltigkeitskommunikation, München, Oekom, 577-587 Herzig, C., &Schaltegger, S. (2006). Corporate sustainability reporting: An overview. In S. Schaltegger, M. Bennett & R. Burritt (Eds.), Sustainability accounting and reporting, 301-324. Berlin: Springer Hesse, A. (2010). Sustainable development key performance indicators: Minimum reporting standard for relevant sustainability information in annual reports/ Management commentaries of 68 industries. Münster: Sustainable development Management
VIII
Ho, L. C., & Taylor M. (2007). An Empirical Analysis of Triple Bottom-Line Reporting and its Determinants: Evidence from the United States and Japan, Journal of International Financial Management and Accounting 18(2), 123-150 Holsti, O. R. (1969). Content Analysis for the Social Sciences and Humanities ( Addison-Wesey, Reading, MA) Hossain, M., Perera, M., & Rahman, A. (1995) Voluntary disclosure in the Annual Reports of New Zealand Companies, Journal of International Financial Management and Accounting, 69-87 Jensen, M. C., & Meckling, W. H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs and ownership structure, Journal of Financial Economics, Vol. 3, No. 3, 305-360 Jones, P., Comfort, D., & Hillier, D. (2006). Corporate social responsibility and the UK construction industry, Journal of Corporate Real Estate 8 (3), 134-150 Kolk, A. (2004). A Decade of Sustainability Reporting: Developments and Significance, International Journal for Environmental and Sustainable Development, Vol. 3, No. 1, 51-64 KPMG (2005) KPMG international Survey of Corporate Responsibility Reporting 2005 (Amsterdam: KPMG International) Lang, M., & Lundholm, R. (1993). Cross Sectional Determinants of Analysts Ratings of Corporate Disclosure, Journal of accounting Research, Vol. 31, No. 2, 246-271 Leftwich, R., Watts, R. L., & Zimmerman, J. L. (1981). Voluntary corporate disclosure: The case of interim reporting, Journal of Accounting Research, 50-77 Malone, D., Fries, C., & Jones, T. (1993). An empirical investigation of the extent of corporate financial disclosure in the oil and gas industry, Journal of Accounting and Auditing & Finance, Vol. 8, 249-273 Marston, C. L., & Shrives, P. J. (1991). The Use of Disclosure Indices in Accounting Research: A Review Article, British Accounting Review, Vol. 23, No. 3, 195-210 McNally, G., Eng, L., &Hasseldine, R. (1982). Corporate financial reporting in New Zealand: An analysis of user preferences, corporate characteristics, and disclosure practices for discretionary information, Accounting and Business Research, 11-20
IX
Meek, G., & Gray, S. (1989). Globalization of stock markets and foreign listing requirements: Voluntary disclosures by continental European companies listed on the London stock exchange, Journal of International Business Studies, 315-338 Meek, G., Gray, S., & Roberts, C. (1995). Factors influencing voluntary annual report disclosures by US, UK and continental European multinational corporations, Journal of International Business Studies, Vol. 26 No. 3, p555-570 Meyers, D. (2005). A review of construction companies attitudes to sustainability, Construction Management and Economics, 23:8, 781-785 Patten, D. (2002) The relation between environmental performance and environmental disclosure: a research note, Accounting, Organizations and Society 27, 763-773 Richardson, A. J., & Welker, M. (2001). Social disclosure, financial disclosure and the cost op capital, Accounting, Organizations and Society 26 (7) & (8), 597-616 Schaltegger, S., Herzig, C., Kleiber, O.,& Müller, J. (2002). Sustainability Management in Business Enterprises, Concepts and Instruments for Sustainable Development Berlin Schaltegger, S., & Burrit, R. (200). Corporate Sustainabilitiy, in Folmer H and Tietenberg , International Yearbook of Environmental and Resource Economics, Cheltenham, Edward Elgar 245-289 Schaltegger, S., & Wagner, M. (2006). Integrative management of sustainability performance, measurement and reporting. International Journal of Accounting, Auditing and Performance Evaluation, 3, 1-19 Shinghvi, S. & Deasai, H. B. (1971) An empirical analysis of the quality of corporate financial disclosure, Accounting Review, Vol 46, 621-632 Tam, V. W. Y., Tam, C. M., Zeng, S. X., & Chan, K. K. (2006). Environmental performance measurement indicators in construction, Building and Environment 41 (2), 164-173 Wallace, R. S. O., Naser, K., & Mora, A. (1994). The relationship between the comprehensiveness of corporate annual reports and firm characteristics in Spain, Accounting and Business Research, Vol. 25, No. 97, 41-53 Wysocki, K. (1981). Inhalt und Formen gesellschaftsbezogener Berichterstattung Stuttgart, New York, Fischer
X
Zhao, Z. Y., Shen, L. Y., & Zuo, J. (2009). Performance and strategy of Chinese contractors in the international market, Journal of Construction Engineering and Management 135 (2), 108-118 Zhao, Z. Y., Zhao, X. J., Davidson, K., & Zuo, J. (2012). A corporate social responsibility indicator system for construction enterprises, Journal of Cleaner Production 29-30, 277-289
XI
Bijlagen Bijlage 1: Voorbeeld van de output voor de codering van een jaarverslag
aantal zinnen 17
algemeen MVO
17 Ecologie en milieu:
materialen energie water biodiversiteit uitstoot, uitstraling, afval recycleren van producten en diensten algemene investering milieu
10
tewerkstelling verhouding werkgever, werknemer gezondheid en veiligheid op het werk training en opleiding diversiteit en gelijke kansen arrbeidstevredenheid
6 4 29 16 7 6
6 2 8
26 arbeidsomstandigheden:
68 product verantwoordelijkheid:
klantenveiligheid en gezondheid product en diensten labeling marketing communicatie privacy van klanten klanttevredenheid
2 1 6 9
mensenrechten 0 samenleving TOTAAL
35 155
35 155
XII
Bijlage 2: SPSS output SPSS output voor enkelvoudige lineair regressie: onafhankelijke variabele Size Descriptive Statistics Mean Rapportering
Std. Deviation
N
120,8750
61,12269
16
21,5112
1,63978
16
Size
Correlations Rapportering Rapportering
Size
1,000
,712
,712
1,000
.
,001
,001
.
Rapportering
16
16
Size
16
16
Pearson Correlation Size Rapportering
Sig. (1-tailed)
Size
N
Variables Entered/Removed Model
1
Variables
Variables
Entered
Removed
Size
a
Method
b
. Enter
a. Dependent Variable: Rapportering b. All requested variables entered.
Model Summary Model
R
1
,712
R Square
a
Adjusted R
Std. Error of the
Square
Estimate
,507
,472
44,42906
a. Predictors: (Constant), Size
a
ANOVA Model
1
Sum of Squares
df
Mean Square
Regression
28404,577
1
28404,577
Residual
27635,173
14
1973,941
Total
56039,750
15
F 14,390
Sig. ,002
b
a. Dependent Variable: Rapportering b. Predictors: (Constant), Size
XIII
Coefficients Model
a
Unstandardized Coefficients
Standardized
t
Sig.
Coefficients B (Constant)
Std. Error
Beta
-449,983
150,897
26,538
6,996
-2,982
,010
3,793
,002
1 Size
,712
a. Dependent Variable: Rapportering
SPSS output voor enkelvoudige lineaire regressie: onafhankelijke variabele ROA Descriptive Statistics Mean Rapportering
Std. Deviation
N
120,8750
61,12269
16
,0363
,02371
16
ROA
Correlations Rapportering
ROA
Rapportering
1,000
-,406
ROA
-,406
1,000
.
,059
,059
.
Rapportering
16
16
ROA
16
16
Pearson Correlation Rapportering
Sig. (1-tailed)
ROA
N
Variables Entered/Removed Model
1
Variables
Variables
Entered
Removed
ROA
a
b
Method
. Enter
a. Dependent Variable: Rapportering b. All requested variables entered.
Model Summary Model
1
R
,406
R Square
a
,165
Adjusted R
Std. Error of the
Square
Estimate ,105
57,81891
XIV
a. Predictors: (Constant), ROA a
ANOVA Model
Sum of Squares Regression
1
df
Mean Square
9237,381
1
9237,381
Residual
46802,369
14
3343,026
Total
56039,750
15
F
Sig.
2,763
,119
t
Sig.
b
a. Dependent Variable: Rapportering b. Predictors: (Constant), ROA
Coefficients Model
a
Unstandardized Coefficients
Standardized Coefficients
B (Constant)
Std. Error
Beta
158,881
27,050
-1046,560
629,593
5,874
,000
-1,662
,119
1 ROA
-,406
a. Dependent Variable: Rapportering
SPSS output voor enkelvoudige lineaire regressie: onafhankelijke variabele Leverage Descriptive Statistics Mean Rapportering
Std. Deviation
N
120,8750
61,12269
16
,6753
,60312
16
LEV
Correlations Rapportering Rapportering
LEV
1,000
,673
,673
1,000
.
,002
,002
.
Rapportering
16
16
LEV
16
16
Pearson Correlation LEV Sig. (1-tailed)
Rapportering LEV
N
XV
Variables Entered/Removed Model
1
Variables
Variables
Entered
Removed
LEV
a
Method
b
. Enter
a. Dependent Variable: Rapportering b. All requested variables entered.
Model Summary Model
R
1
R Square
,673
a
Adjusted R
Std. Error of the
Square
Estimate
,453
,414
46,78829
a. Predictors: (Constant), LEV
Coefficients Model
Unstandardized Coefficients
a
Standardized
t
Sig.
Coefficients B
Std. Error
Beta
(Constant)
74,810
17,882
LEV
68,218
20,030
4,184
,001
3,406
,004
1 ,673
a. Dependent Variable: Rapportering
SPSS output voor enkelvoudige lineaire regressie: onafhankelijke variabele Risico Descriptive Statistics Mean Rapportering RISK
Std. Deviation
N
137,8000
64,57691
10
1,5820
,20996
10
XVI
Correlations Rapportering
RISK
Rapportering
1,000
-,019
RISK
-,019
1,000
.
,480
,480
.
Rapportering
10
10
RISK
10
10
Pearson Correlation Rapportering
Sig. (1-tailed)
RISK
N
Variables Entered/Removed Model
1
Variables
Variables
Entered
Removed
RISK
a
Method
b
. Enter
a. Dependent Variable: Rapportering b. All requested variables entered.
Model Summary Model
R
1
,019
R Square
a
Adjusted R
Std. Error of the
Square
Estimate
,000
-,125
68,48225
a. Predictors: (Constant), RISK
a
ANOVA Model
Sum of Squares Regression
1
df
Mean Square
13,056
1
13,056
Residual
37518,544
8
4689,818
Total
37531,600
9
F
Sig. ,003
,959
b
a. Dependent Variable: Rapportering b. Predictors: (Constant), RISK
Coefficients Model
Unstandardized Coefficients
a
Standardized
t
Sig.
Coefficients B (Constant)
Std. Error
146,875
173,355
-5,736
108,721
Beta ,847
,421
-,053
,959
1 RISK a.
-,019
Dependent Variable: Rapportering
XVII
SPSS output voor meervoudig lineair regressiemodel
Descriptive Statistics Mean Rapportering
Std. Deviation
N
137,8000
64,57691
10
Size
21,9877
1,35326
10
ROA
,0252
,02196
10
LEV
,8407
,65923
10
RISK
1,5820
,20996
10
Correlations Rapportering Rapportering
Pearson Correlation
N
1
RISK
-,209
,602
-,019
Size
,654
1,000
,208
,449
,500
ROA
-,209
,208
1,000
,155
,365
LEV
,602
,449
,155
1,000
-,002
RISK
-,019
,500
,365
-,002
1,000
.
,020
,281
,033
,480
Size
,020
.
,282
,097
,071
ROA
,281
,282
.
,335
,150
LEV
,033
,097
,335
.
,497
RISK
,480
,071
,150
,497
.
Rapportering
10
10
10
10
10
Size
10
10
10
10
10
ROA
10
10
10
10
10
LEV
10
10
10
10
10
RISK
10
10
10
10
10
Variables
Variables
Entered
Removed
RISK, LEV, ROA, Size
LEV
,654
Variables Entered/Removed Model
ROA
1,000
Rapportering
Sig. (1-tailed)
Size
a
Method
. Enter
b
a. Dependent Variable: Rapportering b. All requested variables entered.
XVIII
b
Model Summary Model
R
1
R Square
,853
a
Adjusted R
Std. Error of the
Square
Estimate
,727
,509
45,24948
a. Predictors: (Constant), RISK, LEV, ROA, Size b. Dependent Variable: Rapportering
a
ANOVA Model
1
Sum of Squares
df
Mean Square
F
Regression
27294,023
4
6823,506
Residual
10237,577
5
2047,515
Total
37531,600
9
Sig.
3,333
,110
b
a. Dependent Variable: Rapportering b. Predictors: (Constant), RISK, LEV, ROA, Size
Coefficients Model
Unstandardized
Standardiz
Coefficients
ed
t
a
Sig.
Correlations
Collinearity Statistics
Coefficients B
Std. Error
Beta
Zero-
Partial
Part
order (Const
-471,515
269,276
Size
33,005
15,094
ROA
-924,415
LEV RISK
Toleran
VIF
ce
-1,751
,140
,692
2,187
,080
,654
,699
,511
,545
1,834
749,700
-,314
-1,233
,272
-,209
-,483
-,288
,839
1,192
33,285
27,200
,340
1,224
,276
,602
,480
,286
,708
1,413
-76,559
92,413
-,249
-,828
,445
-,019
-,347
-,193
,604
1,655
ant) 1
a. Dependent Variable: Rapportering
Collinearity Diagnostics Model
Dimension
Eigenvalue
Condition Index
1
a
Variance Proportions (Constant)
Size
ROA
LEV
RISK
1
4,382
1,000
,00
,00
,01
,01
,00
2
,331
3,637
,00
,00
,78
,15
,00
3
,278
3,974
,00
,00
,10
,56
,00
4
,008
23,990
,11
,02
,11
,03
,80
5
,001
61,699
,89
,98
,00
,24
,19
a. Dependent Variable: Rapportering
XIX
a
Residuals Statistics Minimum Predicted Value
Maximum
Mean
Std. Deviation
N
46,1648
213,7325
137,8000
55,06968
10
-52,05281
39,77268
,00000
33,72697
10
Std. Predicted Value
-1,664
1,379
,000
1,000
10
Std. Residual
-1,150
,879
,000
,745
10
Residual
a. Dependent Variable: Rapportering
XX