Strategische visie op onderwijshuisvesting van het voortgezet onderwijs in Eindhoven Bijlage IHP 2014-2026
Eindhoven, 20 juni 2013
Inhoudsopgave
Voorwoord
1.
Inleiding
2.
Strategische visie op onderwijshuisvesting in Eindhoven 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt Duurzaamheid ICT Technologie & design Multifunctionele en flexibele gebouwen
3.
Proces van afstemming
4.
Het huisvestingsplan 2014-2026
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
2/10
Voorwoord Eerdere besprekingen over onderwijshuisvesting tussen schoolbesturen voortgezet onderwijs en de gemeente Eindhoven hebben in 2011 geleid tot een gezamenlijke notitie over de strategische visie op onderwijshuisvesting . In het kader van de besprekingen over de totstandkoming van een Integraal Huisvestings Plan voor de periode 2014-2026 is deze notitie niet alleen geactualiseerd, maar ook inhoudelijk sterk aangepast. Belangrijk om te vermelden is dat de aanpassingen vooral het gevolg zijn van een steeds verder gaande constructieve onderwijskundige samenwerking tussen de schoolbesturen onderling en met de gemeente. Het voorliggende meerjaren strategisch onderwijshuisvestingsplan is dan ook gebaseerd op een gedeelde onderwijskundige visie van de gezamenlijke schoolbesturen en de gemeente, waarbij tevens rekening is gehouden met de (bedrijfsmatige) toekomstbestendigheid van de individuele scholen. Het is een richtinggevend kader voor de planvorming van de schoolbesturen en een instrument om – intern – de (investeringen in) nieuwbouw, verbouwing en onderhoud over meerdere jaren te sturen en te beheersen en – extern – met andere schoolbesturen en met de gemeente te communiceren over de plannen voor de toekomst. Het document is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 wordt de achtergrond van de strategische visie toegelicht. Daarna komt in hoofdstuk 2 de strategische visie aan de orde. Hoofdstuk 3 beschrijft het proces van afstemming tussen de gemeenten en schoolbesturen. Tenslotte worden in hoofdstuk 4 de concrete resultaten vermeld, waarover schoolbesturen met elkaar en met de gemeente bestuurlijk overeenstemming hebben bereikt.
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
3/10
Hoofdstuk 1 Inleiding Onderwijs is een vitale speler in een samenleving die sterk in beweging is. Scholen voor voortgezet onderwijs zijn van fundamenteel belang voorde totale ontwikkeling van kinderen tot jongvolwassenen. In de kern zijn scholen onderwijsinstellingen waar kennis en vaardigheden overgedragen worden. Daarnaast is het schoolgebouw ook een plaats om elkaar te ontmoeten en te ontspannen, om samen te werken en om organisaties uit de wijk en het bedrijfsleven te ontvangen. Juist vanwege de diverse didactische en maatschappelijke functies van een schoolgebouw is adequate onderwijshuisvesting van groot belang. De zorg voor goed onderwijs en adequate onderwijshuisvesting is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel gemeente als schoolbesturen. Beide hebben daarin hun eigen rol: de gemeente borgt het publieke belang; de scholen zorgen voor goed opgeleide jongeren die hun weg kunnen vinden in de maatschappij. Historie In 1997 heeft het Rijk de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van scholen in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs overgedragen aan gemeenten (decentralisatie). Via een algemene uitkering uit het gemeentefonds krijgen de gemeenten hiervoor financiële middelen overgedragen. De gedachte achter de decentralisatie was dat gemeenten beter dan het rijk in staat zouden zijn om op lokaal niveau invulling te geven aan de huisvesting van scholen (maatwerk). In de afgelopen jaren heeft onderzoek plaatsgevonden en hieruit blijkt dat het weghalen van de kunstmatige scheiding tussen investeren en exploiteren van schoolgebouwen belangrijke voordelen kan opleveren voor zowel de scholen als de gemeente. Door vergroting van de autonomie via budgetafspraken of een vorm van doordecentralisatie zijn schoolbesturen beter in staat zijn om het onderwijs te moderniseren en met hun huisvesting in te spelen op maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen. Constructieve samenwerking tussen schoolbesturen onderling en met de gemeente leidt tot een efficiëntere inzet van middelen en kwalitatief betere huisvesting. De belangrijkste doelstelling is dat het huisvestingsbeleid bijdraagt aan een optimaal leerklimaat van alle Eindhovense leerlingen. Visie op onderwijs in Eindhoven In de visie van schoolbesturen en de gemeente Eindhoven kunnen scholen voor voortgezet onderwijs niet los gezien worden van de totale ontwikkeling van kinderen tot jongvolwassenen. Scholen zijn in de kern onderwijsinstellingen waar kennis en vaardigheden overgedragen worden. Daarnaast moet het schoolgebouw ook de plaats zijn om anderen te ontmoeten en om fysiek samen te werken. Schoolgebouwen moeten naast de plaats voor onderwijs ook een plaats zijn voor ontmoeting en ontspanning. Niet alleen zijn die ruimtes beschikbaar overdag, maar ook buiten de onderwijstijd. Eindhoven geldt als industriestad, maar is ook een centrum van kennisuitwisseling op alle denkbare niveaus. De erkenning van Eindhoven als ‘brainport’ is daarbij een krachtige stimulans. Daarnaast loopt Eindhoven voorop in design en technologie. Daar liggen kansen en uitdagingen voor de toekomst van de stad en daarmee ook voor het voortgezet onderwijs. Naast de samenwerking met het bedrijfsleven, liggen er ook kansen in samenwerking met de wijk en met andere onderwijs- en kennisinstellingen. Er zijn via een Letter of Intent al concrete afspraken gemaakt over doorlopende leerlijnen en specifiek het techniekonderwijs. VMBO De Burgh gaat zich verder ontwikkelen als vakcollege, VMBO SEN heeft gekozen voor toptechniek. Beide scholen bieden in hun toekomstige nieuwbouw basisscholen de ruimte om hun leerlingen al in een vroeg stadium op een positieve manier kennis te laten maken met het techniekonderwijs. Daarvoor kunnen gemeenschappelijke programma’s worden ontwikkeld. Wanneer partijen in de stad elkaar weten te versterken creëren we waarde voor Eindhoven als innovatieve kennis- en talentenstad. Eindhoven als Brainportstad De ambitie van (de regio) Eindhoven om zich te onderscheiden als kennisregio Brainport betekent voor onderwijshuisvesting dat de instellingen voor voortgezet onderwijs zijn toegerust om die ambitie waar te kunnen maken. Dit betekent voor het vmbo dat scholen moeten kunnen beschikken over goede onderwijsruimten voor de beroepsgerichte vakken. Met name voor dit type onderwijs zijn het uitzetten van betekenisvolle opdrachten in een realistische omgeving een waardevermeerdering voor het te geven onderwijs. Voor de meer kennisgerichte onderwijstypen als havo en vwo geldt dat de ambitie van Brainport alleen kan worden waargemaakt als leerlingen een hoger kennisniveau hebben, beter voorbereid zijn, meer Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
4/10
ambitie en motivatie hebben dan leerlingen uit de rest van Nederland. Het realiseren van de Brainport ambitie begint niet in het bedrijfsleven of het hoger en wetenschappelijk onderwijs, maar in het hoger algemeen vormend onderwijs en in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Scholen behoren daarom over topdocenten te beschikken en behoren ook medewerkers van hogescholen, universiteiten en bedrijfsleven “in huis” te kunnen ontvangen. Eisen en ambities rondom onderwijshuisvesting Bouwkundige eisen die ten grondslag liggen aan onderwijshuisvesting worden enerzijds beschreven in het vigerende bouwbesluit en anderzijds in de huisvestingsverordening, die in oorsprong gebaseerd is op de Leidraad van het Ministerie uit 1994. Beide documenten bieden onvoldoende kaders om de ambities van de scholen en de gemeente op het gebied van modern en eigentijds onderwijs vorm te geven. Actuele thema’s als Brainport, duurzaamheid, ICT, technologie en flexibel bouwen vormen geen of slechts een beperkt onderdeel van het bouwbesluit en de huisvestingsverordening. In de strategische visie van de scholen en de gemeente ligt het basisniveau van adequate onderwijshuisvesting dus hoger dan de vigerende normen. In het volgende hoofdstuk worden de ambities en specifieke ontwikkelingsrichtingen beschreven. Gelet op de historische ontwikkeling, de feitelijke situatie en de huidige ambitie van de gemeente Eindhoven met het voortgezet onderwijs wensen de gemeente en schoolbesturen gezamenlijk te investeren in de totstandkoming van afspraken over verantwoordelijkheden rondom onderwijshuisvesting waarbij vergroting van de autonomie van het voortgezet onderwijs via budgetfinanciering of een vorm van doordecentralisatie de meest geschikte wijze lijkt op basis van de samen opgestelde kaders.
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
5/10
Hoofdstuk 2 Strategische visie op onderwijshuisvesting in Eindhoven In het kader van de besprekingen over het meerjaren IHP hebben de gemeente en de scholen met elkaar gesproken over de visie op onderwijshuisvesting voor het VO in Eindhoven. Aangezien een budget- of doordecentralisatie overeenkomst in ieder geval voor enkele decennia wordt afgesloten, betreft het een visie op hoofdlijnen. Doordecentralisatie van onderwijshuisvesting is in principe alleen mogelijk als doorlopende overeenkomst met tussentijdse evaluatie en bijstelling. Er worden immers verplichtingen aangegaan voor een complete afschrijvingstermijn van gebouwen. De gemeente en de schoolbesturen hebben gezamenlijk ambities geformuleerd op een vijftal terreinen: aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt, duurzaamheid, ICT, Technologie & design en multifunctionele en flexibele gebouwen. In de paragrafen die volgen worden de ambities op deze vlakken toegelicht.
2.0 Geen kind tussen wal en schip Uitgangspunt is dat in de onmiddellijke leefomgeving van potentiële leerlingen een breed palet van scholen te vinden is met een diversiteit aan didactische, onderwijskundige en denominatieve concepten. Een gevarieerd aanbod doet recht aan de verschillende leerbehoeften van leerlingen en aan ontplooiingskansen voor docenten. De scholen zijn er gezamenlijk verantwoordelijk voor dat elk kind onderwijs kan volgen.
2.1 Aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt Het voortgezet onderwijs en de gemeente Eindhoven willen zich nog sterker dan voorheen richten op het optimaliseren van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Dit willen zij doen door enerzijds aan te sluiten op de ambities in de Brainportregio en de daaraan gelieerde beroepsdomeinen en anderzijds door onderwijs concreet aan te laten sluiten bij maatschappelijke vraagstukken (zoals het tekort aan personeel in de zorg of het vergroten en versterken van het aantal kenniswerkers). Geen talent blijft onbenut. Belanghebbenden spreken het bedrijfsleven aan op hun verantwoordelijkheid om ook jongeren met een lagere, op de praktijkgerichte opleiding, arbeidsmarktkansen te bieden (bijvoorbeeld via leerwerkplekken en stageplaatsen). Daar waar dat onmogelijk is, bijvoorbeeld omdat de leerling te jong is, vragen belanghebbenden aan het bedrijfsleven om de beroepscontext in het schoolgebouw te realiseren. Door deze leeromgeving zo beroepsrealistisch en beroepsauthentiek mogelijk te maken komt de leerling alsnog direct in aanraking met de beroepspraktijk. Dit is van belang om jongeren een goede kans te geven op een arbeidsplaats en hen de mogelijkheid te bieden om op de maatschappelijke ladder te stijgen. Concreet zetten scholen en gemeente gezamenlijk in op: 1. Versterken van match tussen arbeidsmarkt en het onderwijs, met als doel de (keten)partners in de stad beter op elkaar te laten aansluiten en de onderlinge strategische samenwerking gericht op de instroom in de arbeidsmarkt binnen de Brainportregio verder te verstevigen. 2.
Bevorderen van het behalen van startkwalificaties en (hogere) niveaus van competent handelen en de doorstroom in de onderwijs-beroepskolommen te verbeteren en dientengevolge de aansluiting op de arbeidsmarkt te realiseren.
3.
Doorontwikkeling van zogenoemde Centres of Expertise (excellence), waarin onderwijs, overheid en het bedrijfsleven gezamenlijk inspelen op de vraag van de markt en daarvoor integrale innovatieve oplossingen en producten bedenken, dan wel via het WO de wetenschappelijke basis daarvoor leggen.
4.
Behouden, versterken en doorontwikkelen van innovatief technisch vakmanschap en de daarmee verwant zijnde beroepsgroepen en sectoren, ook - of wellicht juist - bij economische tegenwind.
5.
Ondersteuning bij het realiseren van beroepsrealistische fysieke leeromgevingen, zodat deelnemers actief gestimuleerd en beroepsauthentiek worden ondersteund bij het ontwikkelen van hun beroepsvaardigheden (competenties).
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
6/10
2.2 Duurzaamheid Schoolgebouwen behoren de menselijke maat te respecteren. Toch zijn het relatief grote gebouwen die vele jaren zullen meegaan. Scholen hebben een voorbeeldfunctie voor hun leerlingen en andere bezoekers. De ambitie van de gemeente Eindhoven is om een energieneutrale stad te worden. De scholen en de gemeente streven bij het bouwen van schoolgebouwennaar duurzame gebouwen en ‘Integrated Life Cycle Design’ (geïntegreerde levensduurbenadering). Wanneer blijkt dat er in de huisvestingsbudgetten c.q. doordecentralisatievergoeding geen extra middelen voor investeringen in duurzaamheid meegenomen kunnen worden, zullen de scholen zich inspannen om de investeringen in duurzaamheid op een andere wijze te financieren. Er zal sprake zijn van een gezamenlijke inspanning van scholen en gemeente om hiervoor creatieve oplossingen te vinden. Mogelijkheden hiervoor zijn: a) Voorfinanciering met terugverdieneffecten; b) Financiering door middel van projectsubsidies die beschikbaar worden gesteld door de gemeente, provincie, het Rijk of de Europese Gemeenschap voor specifieke duurzaamheidsprojecten; c) Financiering vanuit de middelen van de school, omdat deze bijvoorbeeld bijdragen aan de eigen profilering. De (geïntegreerde) levensduurbenadering gaat uit van een kosten-batenanalyse die rekening houdt met alle kosten en baten die zich tijdens de levensduur van een gebouw voordoen. Daarbij worden vier hoofdgroepen onderscheiden: 1. de investering 2. de periodiek negatieve kasstroom 3. de periodiek positieve kasstroom 4. de restwaarde
De uitgaven voor toekomstige technische, functionele en esthetische aanpassingen dienen in de kasstroomschema's opgenomen te worden en in relatie te worden gebracht met de inkomsten zodat kan worden bepaald wat de economische implicaties zijn van "het hebben" c.q. bouwen van een schoolgebouw. Hiermee ontstaat inzicht in de geldstromen over de gehele levensduur van het gebouw. Vanuit deze berekening kan bepaald worden welke jaarlijkse binnenkomende geldstromen noodzakelijk zijn om de uitgaande geldstromen te dekken. Er dient naar gestreefd te worden om baten en lasten met elkaar in evenwicht te krijgen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met indexatie van de kosten en baten en dient de huidige waarde (contante waarde) van de kasstromen te worden bepaald. De werkgroep duurzaam, waaraan vertegenwoordigers van de schoolbesturen en gemeente hebben deelgenomen heeft haar ambities m.b.t. de kwaliteit van de onderwijshuisvesting expliciet in een rapport vastgelegd. Dit rapport zal een onderdeel van het IHP-convenant vormen.
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
7/10
2.3 ICT Een school die midden in de samenleving staat, ervaart elke minuut van de dag de invloed en gevolgen die ICT heeft op het denken en handelen van medewerkers en niet in de laatste plaats van de leerlingen. De maatschappelijke trend is samen te vatten als “alle mogelijke informatie is altijd en overal te bereiken en te gebruiken”. Deze benadering raakt het primaire proces op een school in de kern. De beschikbaarheid van adequaat lesmateriaal gerelateerd aan niveau en leerstijl van leerlingen is zonder ICT bijna ondenkbaar geworden, waarbij naast interne ook externe verbindingen van steeds groter belang worden. En in zekere mate geldt dat ook voor de processen op het snijvlak van bedrijfsvoering en onderwijsproces: leerlingen- en resultatenadministratie, communicatie, leerlingvolgsysteem, email en website. Iedere school gebruikt leermaterialen ter ondersteuning van het onderwijs. Niet alleen in papieren vorm, maar in toenemende mate in digitale vorm. Het gebruik van digitale leermiddelen stelt de docent in staat steeds beter in te spelen op de actualiteit, de leefwereld en de leerstijlen van iedere individuele leerling. Leerlingen zijn gewend hun informatie en communicatie te regelen via sociale media en inmiddels spelen scholen in op die ontwikkeling. Steeds meer verschijnen er binnen de scholen, naast het gebruik van digitale schoolborden, projecten met laptoponderwijs. Leerlingen brengen hun eigen device mee naar school en de boeken en schriften verdwijnen meer naar de achtergrond. Aparte computerlokalen zullen verdwijnen uit de scholen. Ook de centrale mediatheken binnen de scholen zullen hun functie zien evolueren van informatiecentrum naar kenniscentrum. Deze ontwikkeling is van invloed op de inhoud van ons onderwijs, maar ook op de school als gebouw. Leren is niet langer gebonden aan tijd en plaats en de docent neemt in het gehele proces een andere rol in. Het is niet meer de rol van alwetende docent, maar van de arrangeur van lesmateriaal en begeleider van het leerproces. Doordat digitale middelen een snellere feedback geven op het leren door de leerling, kan eenvoudiger worden ingespeeld op de individuele verschillen tussen de leerlingen. Leertrajecten worden flexibeler en de traditionele klassenverbanden kunnen worden doorbroken. Uiteraard zijn onderwijs en leren gebaat bij contact tussen mensen. Leren is een emotioneel proces, waarbij de school fungeert als ontmoetingsplek. Het klassieke klaslokaal zal blijven bestaan, maar in combinatie met de digitalisering een veel flexibeler vorm moeten krijgen. In 2001 is door “Stichting ICT op School” het zogenaamde “Vier in Balans” model ontwikkeld. Dit model dat jaarlijks wordt geëvalueerd geeft aan dat een evenwichtige afstemming nodig is van visie, kennis, programmatuur en infrastructuur (gebouwlijke inrichting, bekabeling, hardware, etc). Het model laat zien dat het succes van ICT-ontwikkeling op de school afhankelijk is van de zwakste schakel. Vertaald naar een visie op gebouwen en budgetfinanciering c.q. doordecentralisatie mag het voorzieningenniveau op het terrein van infrastructuur geen belemmerende factor zijn, willen scholen nu en in de toekomst de complexe taak waarvoor zij zich gesteld weten naar behoren kunnen uitvoeren. Alles overziend biedt het schoolgebouw van de toekomst een goede wisselwerking tussen afstandsleren en contactleren, voorzien van een uitstekend draadloos netwerk. Lokalen die in grootte kunnen variëren naast werkplekken door de gehele school voor leerlingen en docenten. Het aantal m2 zal in de school anders worden gebruikt: meer (computer)werkplekken en minder standaard lokalen. De kwaliteit van de m2 zal in ieder geval heel anders moeten zijn dan in de huidige situatie.
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
8/10
Van essentieel belang voor het vormen/optimaliseren van het ICT-beleid
Infrastructuur
Educatieve software en content
Visie op onderwijs Kennis en vaardigheden gebruikers
2.4 Technologie en design Eindhoven is een stad van technologie en design. De gemeente vindt het van belang dat de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van onderwijs(huisvesting) zichtbaar zullen zijn in de onderwijsgebouwen. Deze ambitie zal gerealiseerd worden met projectgelden. Enkele voorbeelden van recente ontwikkelingen op het vlak van technologie en design zijn: • Gebruik van het lichtsysteem SchoolVision, waarbij het licht een positief effect heeft op concentratie, motivatie en waardering van de leeromgeving van schoolkinderen. • Ambientexperience, waarbij nieuwe technologie omgeving en logistiek aanpast aan de belevingswereld van de gebruiker. • ‘The perfect schoolday’ (voorbereid bij Vakcollege Eindhoven)
2.5 (Multi)Functionele en flexibele gebouwen In het ideale geval bieden onderwijsgebouwen niet alleen een maximale ondersteuning aan het leerproces van scholen, maar passen ze ook goed binnen het bredere gebiedsgerichte beleid van de gemeente. Daarbij gaat het om een goede indeling van de beschikbare stedelijke ruimte (o.a. spreiding scholen) en om het realiseren van een samenhangende combinatie van maatschappelijke voorzieningen in buurten en wijken, waarbij zo multifunctioneel, flexibel en duurzaam mogelijk wordt gebouwd. De tijdshorizon voor onderwijskundige ontwikkelingen is vrij kort in vergelijking tot de levensduur van een schoolgebouw. Een schoolgebouw moet daarom in de toekomst ook aangepast kunnen worden aan andere (onderwijs)functies. Vandaar dat tijdens het ontwerpproces aandacht moet kunnen worden besteed aan de flexibiliteit ten aanzien van de indeelbaarheid en toegankelijkheid van het gebouw. Het ultieme gebouw is flexibel in gebruik (verschillende onderwijsconcepten), flexibel in omvang (groei, krimp en medegebruik door anderen), flexibel naar de toekomst (geschikt voor meerdere functies) en multifunctioneel (meerdere functies binnen één gebouw, al dan niet gelijktijdig). De regie op de multiinzetbaarheid van het schoolgebouw ligt bij de school. Ten aanzien van het opvangen van over- en ondercapaciteit van de gebouwen maken scholen onderling afspraken met elkaar. De scholen onderschrijven het maatschappelijk belang om bij leegstand ruimtes aan elkaar en andere organisaties te verhuren. Na doordecentralisatie hebben de scholen hier ook een financieel belang bij.
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
9/10
2.6 Passend Onderwijs Ofschoon de concrete inrichting van Passend Onderwijs nog niet is uitgekristalliseerd kunnen we al wel een aantal uitgangspunten hanteren die gebruikt kunnen worden bij het IHP. In 2012 zijn er al 610 leerlingen met een rugzakje (LGF) die het regulier onderwijs bezoeken en het is een realistische verwachting dat dit aantal toeneemt. Deze leerlingen hebben recht op individuele programma’s, remedial teaching en/of ortho-pedagogische ondersteuning. Veel gebouwen zijn hierop niet ingericht. Voor deze leerlingen (kleine groepen) zijn kleinere, flexibele lesruimten, spreekkamers, e.d. nodig. Met deze inpassing in het huidige reguliere onderwijs (het hoogste aantal zorgleerlingen in het reguliere onderwijs in onze regio in Nederland) zijn we er nog niet. Met de komst van passend onderwijs zal er nog een verschuiving van leerlingen uit het speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs plaatsvinden. Zoals het zich nu laat aanzien zal deze verschuiving vooral REC IV-leerlingen betreffen. Ongeveer 75 leerlingen zullen vanuit Cluster IV naar het regulier onderwijs (vmbo) overstappen. Met de nog te bouwen vmbo-scholen zal met dit gegeven rekening moeten worden gehouden. Een kleinere groep (enkele leerlingen) zal vanuit het mytylonderwijs een overstap maken. (Een grotere verschuiving zou een totale herinrichting van het gebouw vragen.) Van het ZML zal een twintigtal leerlingen overstappen naar het praktijkonderwijs. Het gebouw zal hiervoor aangepast moeten worden. Het onderwijs voor speciale doelgroepen, met doorstroom naar regulier onderwijs op termijn, zoals Pleinschool Helder en Antoon Schellenscollege blijft op de in het IHP genoemde aantal leerlingen gehandhaafd. In de zogenaamde ‘smalle’ scholen (havo/vwo) zal de instroom van zorgleerlingen beperkt zijn en zullen met name de kwaliteit en duurzaamheid van de ruimtes extra aandacht moeten krijgen (flexibel). Bij nieuwbouw, transformatie en upgrade zal rekening moeten worden gehouden met de gevolgen van passend onderwijs. Het gaat dan met name om de functionele indeling. Daarnaast zal er aandacht moeten zijn voor de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de scholen (met name halen, brengen, bereikbaarheid, e.d.) Ook zullen in sommige gebouwen interne aanpassingen als lift, verzorgingsruimte moeten worden meegenomen. In enkele scholen zal mogelijk het ‘brede’ school concept moeten worden gerealiseerd. 2.7 School en wijkontwikkeling Een aantal van onze scholen zijn gepositioneerd in een wijk. Ondanks dat een school voor VO haar leerlingen niet alleen rekruteert in de wijk waar de school staat, kan ze in bepaalde gevallen functioneren als ontmoetingsplek. Hiervoor is het noodzakelijk dat, op basis van een analyse van de wijk, de wijkbehoefte wordt geformuleerd. Deze behoefte kan dan worden gerelateerd aan het leerconcept van de school. Hierdoor kunnen op enkele scholen ‘Civic Centers’ ontstaan, ontmoetingsplekken in een wijk in de stad. De school kan tegelijkertijd een belangrijke drager zijn voor activiteiten op het gebied van onderwijs, wonen, cultuur, sport en economie. Verder kan ze een sociale functie vervullen door het ondernemen van activiteiten als: • sport • cultuur • ondernemingen • kinderopvang • internetondersteuning • maatschappelijk werk/buurtwerk • naschoolse activiteiten. Specifiek voor het vmbo-onderwijs (met ondersteuning van leerlingen) zijn activiteiten op het gebied van: • zorg en welzijn o persoonlijke verzorging o haarverzorging o maaltijdverzorging o internetcafé o …… • techniek en vakmanschap o kleine reparaties aan fiets, bromfiets, auto o klussen aan huis en op straat.
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
10/10
De kwaliteit van een wijk kan door zo’n ‘Civic Center’ worden verhoogd: de leefbaarheid kan een impuls krijgen en het buurtcontact kan worden verbeterd. Door een combinatie van functies kan een gebouw intensiever en duurzamer worden ingezet. Scholen die een dergelijke buurtfunctie willen en kunnen vervullen moeten hiervoor wel ondersteund en gefinancierd worden. Er zal een integrale benadering/ondersteuning moeten plaatsvinden vanuit de Gemeente door de afdelingen: • jeugd en welzijn • onderwijs en arbeidsmarkt • onderwijs en vastgoed • sport. Uitgangspunt is dat anderen gebruik kunnen maken van bestaande voorzieningen. Dat dit m.b.t. beheer consequenties heeft is duidelijk. Het zal duidelijk zijn dat dergelijke initiatieven van andere budgetten dan onderwijshuisvesting ondersteund moeten worden.
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
11/10
Hoofdstuk 3 Proces van afstemming Het uitgangspunt van de gemeente en van de schoolbesturen is om als gelijkwaardige partners op te trekken., Daarbij is het voor beide partijen van belang om de gezamenlijke uitgangspunten expliciet te maken in een strategische visie. Voor de scholen is deze strategische visie het richtinggevend kader voor hun eigen planvorming op het gebied van onderwijshuisvesting. Voor de gemeente is de gezamenlijke visie van belang om de bestuurlijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting te waarborgen. Ook bij autonomievergroting van de schoolbesturen blijft de gemeente een belangrijke partner als het gaat om het strategisch huisvestingsbeleid. Wettelijk houdt de gemeente de zorgplicht voor onderwijshuisvesting. Als gekozen wordt voor een model van doordecentralisatie betekent dit in feite het mandateren van de zorgplicht voor onderwijshuisvesting. Bij mandatering is het logisch en noodzakelijk dat er ook afspraken worden gemaakt en vastgelegd over de huisvestingsprestaties en het afleggen van verantwoording. Dat betekent dat schoolbesturen en gemeenten een convenant maken en vastleggen op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Omdat het zowel voor schoolbesturen als gemeente een nieuwe ontwikkeling betreft is het noodzakelijk om op basis van monitoring na elke periode van bijvoorbeeld 4 jaar in de praktijk ervaren knelpunten te benoemen en bespreken en uit het systeem te halen. Het is zowel voor de gemeente als schoolbesturen een uitdaging as het gaat om het realiseren van de ambities op velerlei terrein. Daarvoor is het noodzakelijk dat de vele initiatieven in samenhang beoordeeld en afgewogen kunnen worden. .
Hoofdstuk 4 Het huisvestingsplan 2014-2026 Op basis van de geformuleerde onderwijsvisie hebben de gezamenlijke schoolbesturen en de gemeente overeenstemming bereikt over de huisvestingsopgave voor een periode van twaalf jaar met een doorrekening van de financiële consequenties over de gehele afschrijvingsperiode. Er heeft een zogenaamde duiding van alle gebouwen plaatsgevonden, waarbij deze zijn beoordeeld op technische en functionele geschiktheid voor onderwijs, bereikbaarheid en veiligheid en toekomstwaarde. Schoolbesturen en gemeente hebben met elkaar vastgelegd welke schoolgebouwen in welk jaar in aanmerking komen voor nieuwbouw, transformatie of een upgrade. Het betreft een gehele afschrijvingsperiode van 50 jaar, waarbij de huisvestingsopgave voor de periode 2014-2016 zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin verder is geconcretiseerd. De schoolbesturen zijn onderling overeengekomen de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen te laten prevaleren boven het individuele schoolbelang. Het streven naar maximaliseren van leerlingenaantallen is daarbij geen issue. De pedagogisch-didactische visie vormt het belangrijkste uitgangspunt voor de scholen. Uit die visie volgt, zowel vanuit inhoudelijk als bedrijfsmatig oogpunt , een optimale schoolomvang. Deze gedeelde onderwijsvisie van de schoolbesturen heeft uiteindelijk geleid tot afspraken over leerlingenaantallen van scholen. Zo kan het Novalis College (Vrije school voor voortgezet onderwijs) hierdoor substantieel doorgroeien naar een school die beter exploitabel is. Verder heeft de samenwerking tussen schoolbesturen op dit vlak ook bijgedragen aan de intentie om te komen tot een fusie van het Christiaan Huygens College locatie Broodberglaan en Lyceum Bisschop Bekkers. Door deze afspraken over leerlingenaantallen is niet alleen het leerlingenbelang gediend, maar is ook de levensvatbaarheid van enkele scholen beter gewaarborgd. Op basis van deze afspraken is er zekerheid dat er niet gebouwd wordt voor leegstand c.q. dat overcapaciteit wordt teruggedrongen. De huisvestingsbehoefte voor de IHP-periode (gebaseerd op 15-jaarsprognoses en genoemde onderlinge afspraken tussen scholen) is gebaseerd op een structurele omvang van 14.000 leerlingen. Voor fricties is rekening gehouden met ongeveer 6% extra huisvestingsbehoefte. Afgesproken en vastgelegd is dat de schoolbesturen voor het opvangen van fricties op individuele scholen geen beroep zullen doen op de gemeente voor aanvullende middelen voor tijdelijke huisvesting. De scholen zullen, wanneer deze situaties zich zullen voordoen, met elkaar deze problemen oplossen.
Notitie strategische visie onderwijshuisvesting VO
12/10