CONCEPT 1 JULI 2005
Convenant onderwijshuisvesting Voortgezet Onderwijs Almere Partijen: 1. de deelnemende schoolbesturen voortgezet onderwijs (VO), verder te noemen: "het bevoegd gezag"; 2. de wethouder Onderwijs van de gemeente Almere, handelend namens het college van burgemeester en wethouders, verder te noemen: "de gemeente". verklaren te zijn overeengekomen zich te houden aan de verplichtingen, voortvloeiende uit onderliggend convenant, inhoudende:
Artikel 1. Regelingen 1.1
De gemeente:
a.
realiseert in de convenantperiode: een op de Almeerse situatie toegesneden prognosemethodiek voor het VO, een adequate intern-gemeentelijke afstemming tussen de diverse diensten in het onderwijshuisvestingsproces;
b.
levert jaarlijks in april een leerlingenprognose voor het VO, gebaseerd op de methodiek zoals bepaald in bijlage II van dit convenant;
c.
hanteert voor de onderwijshuisvesting in het VO de vaste voet, zoals bepaald in bijlage III van dit convenant;
d.
gaat voor de capaciteit van de per 1 januari 2005 bestaande permanente schoolgebouwen voor VO uit van de te huisvesten leerlingaantallen zoals weergegeven in bijlage V;
e.
gaat voor de capaciteit van de per 1 januari 2005 geplande nieuwbouw en beschikbare tijdelijke bouw uit van de te huisvesten leerlingaantallen, zoals weergegeven in bijlage VI;
f.
zorgt aan de hand van de leerlingprognose VO ervoor dat in Almere macro tijdig en voldoende huisvesting wordt gerealiseerd om alle VO leerlingen te huisvesten, waarbij voor de beschikbare capaciteit wordt uitgegaan van de te huisvesten leerlingaantallen zoals gespecificeerd in bijlagen V en VI.
1.2
Het bevoegd gezag:
a.
levert jaarlijks per 1 oktober aan de gemeente de 1 oktober tellingen per instelling voor het VO en alle buitenreguliere tellingen ten behoeve van scholen die zich bevinden in een groeisituatie;
b.
neemt bij herstel van constructiefouten aan de binnenzijde van een gebouw voor het VO het drempelbedrag per leerling voor eigen rekening zoals bepaald in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Almere.
c.
lost onevenwichtigheid in groei of verdeling van leerlingen zelf op binnen de bestaande schoolgebouwen of, in overleg met andere schoolbesturen, door medegebruik ('inhuizen').
d.
streeft naar een evenwichtige verdeling van de LWOO leerlingen over de Almeerse scholen.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
1
CONCEPT 1 JULI 2005
Artikel 2. Overlegstructuren Het bestuurlijk overleg over de uitvoering van de regelingen uit dit convenant vindt plaats in het Bestuurlijk Overleg Schoolbesturen Almere (BOSA).
Artikel 3. Wijzigingen in de omstandigheden 3.1
Indien wettelijke regelingen of jurisprudentie daartoe aanleiding geven, moet onderliggend convenant met inachtneming van die nieuwe bepalingen worden gelezen;
3.2
Partijen kunnen ieder afzonderlijk voorstellen tot wijziging van onderliggend convenant doen. Wijzigingen in deze zin dienen te worden bekrachtigd door de ondertekenaars van dit convenant. De wijzigingen worden schriftelijk vastgelegd en maken vervolgens onderdeel uit van dit convenant.
Artikel 4. Evaluatie Jaarlijks vindt op initiatief van de gemeente in samenspraak met partijen een evaluatie over het convenant plaats, mede ter bewaking van de voortgang. Deze evaluatie wordt aan partijen voorgelegd en op bestuurlijk niveau besproken in bovengenoemde overlegstructuren. Desgewenst kunnen partijen besluiten het convenant te wijzigen en / of aan te vullen.
Artikel 5. Werkingsduur 5.1
Het convenant wordt, na ondertekening door alle partijen, van kracht voor een periode van een jaar ingaande 1 augustus 2005. Na een jaar wordt het convenant, na bijstelling, opnieuw vastgesteld voor een periode van twee jaar met stilzwijgende verlenging van opnieuw twee jaar.
5.2
Bestaande afspraken over onderwerpen uit in dit convenant, die tussen partijen vóór ondertekening van dit convenant gemaakt zijn, en waarin dit convenant voorziet, vervallen op de datum waarop de overeenkomst door alle partijen is ondertekend. De in het convenant gemaakte afspraken kunnen niet door schoolbesturen worden gebruikt om met terugwerkende kracht financiële claims neer te leggen bij de gemeente in relatie tot de voorzieningen voor onderwijshuisvesting
5.3
De in dit convenant gemaakte afspraken over capaciteit worden herzien bij relevante wijzigingen in het rijksbeleid, verbouwing en herinrichting van gebouwen, en/of het niet nakomen van de in het kader van het regionaal arrangement gemaakte afspraken. In bijlagen V en VI van dit convenant is de verdeling aangegeven van de aantallen en typen klaslokalen in de VO schoolgebouwen. De capaciteit wordt opnieuw berekend indien het gemiddelde percentage LWOO leerlingen buiten de bandbreedte treedt van 14% tot en met 18%.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
2
CONCEPT 1 JULI 2005
Aldus opgemaakt en ondertekend te Almere op [DATUM], Burgemeester en wethouders van Almere
Namens de betreffende schoolbesturen,
namens hen de wethouder Onderwijs, J. Haanstra
Bestuurscommissie openbaar onderwijs Almere (BCOO)
St. Aeres
St. Algemeen Bijzonder Voortgezet Onderwijs in Flevoland (SABVO)
St. Interconfessioneel Voortgezet Onderwijs Almere (SIVOA)
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
3
CONCEPT 1 JULI 2005
Bijlagen Bijlage I:
Toelichting op het Convenant onderwijshuisvesting VO Almere;
Bijlage II:
Systematiek berekening leerlingprognoses VO Almere;
Bijlage III:
Regeling vaste voet VO;
Bijlage IV:
Capaciteit per 1 januari 2005 van de permanente schoolgebouwen voor VO;
Bijlage V:
Overzicht klaslokalen per 1 januari 2005 bestaande permanente VO gebouwen;
Bijlage VI:
Capaciteit per 1 januari 2005 van nieuwbouw en tijdelijke bouw voor VO.
Afkortingen BOSA
Bestuurlijk Overleg Schoolbesturen Almere
HAVO
Hoger Algemeen Vormend Onderwijs
LWOO
Leerwegondersteunend onderwijs
OCW
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
RBM
Ruimte Behoefte Model
VMBO
Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
VO
Voortgezet Onderwijs
VWO
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
4
CONCEPT 1 JULI 2005
Bijlage I Toelichting op het convenant onderwijshuisvesting VO Almere Medio 2002 heeft het Almeerse college van burgemeester en wethouders besloten een project te starten om de onderwijshuisvesting in Almere blijvend op orde te krijgen. Het project had voor de korte termijn als oogmerk om zorg te dragen voor voldoende accommodatie om alle leerlingen per 1 augustus 2003 goed te huisvesten. Daarnaast was het doel om voor de lange termijn zorg te dragen voor verbetering van de voorwaarden waaronder de gemeentelijke organisatie kan functioneren, om in de toekomst tijdig te kunnen voorzien in de benodigde onderwijsaccommodaties. Tot de aanpak lange termijn behoorde het verbeteren van de prognosemethodiek, het opstellen van een Meerjaren Onderhoudsplan (MOP), het opstellen van een geactualiseerd Programma van Eisen, het aanscherpen van de budgetsystematiek, zorgdragen voor een betere intern-gemeentelijke afstemming tussen de diverse diensten en het organiseren van een afdeling Onderwijshuisvesting 'nieuwe stijl' (per 1 januari 2005 genoemd de afdeling Vastgoedontwikkeling & beheer). In dit convenant zijn afspraken neergelegd tussen gemeente en schoolbesturen over onderwerpen die in het kader van de lange termijn aanpak zijn uitgewerkt. Het gaat hierbij om zaken die nadere interpretatie vragen en onderwerpen die zonder een convenant mogelijk tot discussie leiden, met als risico dat de discussie leidt tot vertraging in de oplevering van het benodigde vastgoed. Voor de toekomst is een convenant een instrument om zaken – ook anders dan huisvesting – met elkaar overeen te komen. Daarom zal conform artikel 3, 4 en 5 van het convenant periodiek worden besproken of er behoefte is aan het vastleggen van nieuwe afspraken in het convenant. Zowel het onderwijsveld als de gemeente kunnen daartoe in het BOSA voorstellen aandragen. De gemeente Almere neemt het initiatief om nieuwe afspraken te vertalen naar concrete amendementen met betrekking tot het convenant. In het navolgende wordt een aantal artikelen nader toegelicht.
Toelichting artikel 1.1, onder b, leerlingenprognose VO De schoolbesturen en de gemeente zijn een prognosemodel overeengekomen voor het primair onderwijs en het VO, die aansluit op de Almeerse groei van het onderwijs. Het model houdt rekening met specifieke factoren die van invloed zijn op behoefte aan onderwijshuisvesting in Almere, zoals sterke groei in korte tijd, sterke binnengemeentelijke migratie na oplevering van nieuwe wijken en onderwijs volgen op het 'vaste land'. De prognosemethodiek is uitgewerkt door werkgroepen, samengesteld uit vertegenwoordigers van het onderwijsveld en gemeente, aangevuld met een externe deskundige. Deze werkgroepen hebben tevens een procedure uitgewerkt voor het samenstellen van de prognoses voor het VO en het primair onderwijs. De methodiek wordt nader omschreven in bijlage II.
Toelichting artikel 1.1, onder c, vaste voet VO De vaste voet wordt volgens de verordening alleen toegepast voor nieuwbouw van hoofdvestigingen. Gelet op het beleid van schoolbesturen om geen nieuwe instituten meer te stichten, maar de leerlingengroei op te vangen in zelfstandig functionerende nevenvestigingen van bestaande scholen, wordt in het convenant een regeling overeengekomen met betrekking tot het toekennen van een vaste voet. Deze regeling is als bijlage III van het convenant opgenomen. Toekenning van de vaste voetregeling leidt niet tot een claim van schoolbesturen bij de gemeente vanwege hogere exploitatielasten, maar wel tot hogere huisvestingskosten voor de gemeente.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
5
CONCEPT 1 JULI 2005
Toelichting artikel 1.1, onder d en e en artikel 5.3, capaciteit gebouwen Voorheen was er vaak discussie over de capaciteit van de gebouwen ten aanzien van het te huisvesten aantal leerlingen. Voor de bestaande gebouwen is overeengekomen om de capaciteit te bepalen volgens een door de schoolbesturen voorgestelde berekening, die als bijlage IV is opgenomen. Voor de nieuw op te leveren gebouwen is uitgegaan van de bestaande afspraken over de capaciteit van deze gebouwen. Voor tijdelijke gebouwen zijn separaat afspraken gemaakt over de capaciteit. In bijlage V en VI van het convenant wordt de capaciteit van elk gebouw genoemd. Voor de nog op te leveren schoolgebouwen geldt dat bij de oplevering de capaciteit wordt aangehouden zoals aangegeven in het overzicht van bijlage VI. Artikel 5.3 beschrijft de condities waarbij in het BOSA aan de orde wordt gesteld in hoeverre een bijstelling van de vastgestelde capaciteit is vereist.
Toelichting artikel 1.1, onder f en g en artikel 1.2 onder c, opvang van groei Indien er in Almere macro voldoende huisvestingscapaciteit beschikbaar is, dan maken de schoolbesturen onderling afspraken over de verdeling van leerlingen over gebouwen en het opvangen van groei. In lijn met deze afspraak zal de gemeente geen gebruik maken van de mogelijkheid die de verordening biedt, om ervan uit te gaan dat de capaciteit op tijdelijke basis 10% hoger kan zijn.
Toelichting 1.2, onder a, 1 oktober telling Voor de berekening van de prognose VO is de tijdige aanlevering van de 1 oktober tellingen bij de gemeente van belang om te kunnen garanderen dat de prognose uiterlijk in april van het navolgend jaar aan de schoolbesturen kan worden gepresenteerd.
Toelichting 1.2, onder b, herstel van constructiefouten Per 1 januari 2005 is de voorziening "aanpassing" overgeheveld van de gemeente naar de schoolbesturen. De gemeente heeft nog wel de zorgplicht voor de voorziening "herstel van constructiefouten". In het uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO is aangegeven hoe het drempelbedrag dient te worden bepaald, waarboven een schoolbestuur bij de gemeente aanspraak kan maken op de voorziening "herstel van constructiefouten". Het drempelbedrag wordt berekend door voor de betreffende school het aantal ingeschreven leerlingen per 1 oktober van het voorgaande kalenderjaar te vermenigvuldigen met ƒ 600,- (zeshonderd gulden). Deling van de uitkomst met 2,20371 levert het drempelbedrag in euro's op.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
6
CONCEPT 1 JULI 2005
Bijlage II Systematiek berekening leerlingprognoses VO Almere In maart 2003 zijn de gemeente Almere en de schoolbesturen in het primair onderwijs een systematiek overeengekomen voor het berekenen van leerlingenprognoses van het VO in Almere. Deze systematiek zal in het schooljaar 2003-2004 voor het eerst worden toegepast en wijkt af van de "Lange termijn methode" zoals die in 1999 in de modelverordening van de VNG is vastgelegd. Net als voor de prognoses voor het primair onderwijs is de reden om af te wijken van de landelijk gehanteerde methode gelegen in het feit dat de landelijke systematiek de groeisituatie van de gemeente Almere structureel onderschat.
Procedure Pr cedure De leerlingprognoses voor het reguliere VO1 wordt als volgt berekend. 1) Als basis voor de prognose wordt de volgende informatie verzameld: a) De volledige leerlingentellingen per schoolvestiging naar de stand per 1 oktober van de laatste zes jaren van de betrokken instellingen worden verzameld en in twee delen gesplitst: de leerjaren 1 t/m 4 en de leerjaren 5 en 6. b) De gemeentelijke gegevens worden verzameld over de aantallen kinderen van 12 t/m 15 jaar en van 16 en 17 jaar voor heel Almere per 1 januari volgend op de 1 oktobertelling. 2) Eerst wordt een prognose gemaakt van leerlingen op stads- en stadsdeelniveau en vervolgens een verdeling toegepast van geprognosticeerde leerlingen over bestaande en geplande nieuwe scholen. Als gebiedsindeling wordt de standaard wijkindeling van Almere gehanteerd, zoals die is vastgesteld door het college van B en W. Leerlingen van buitengebieden en van nieuwe wijken worden waar mogelijk ingedeeld bij een stadsdeel. Leerlingen van buiten Almere en van onbekende herkomst worden afzonderlijk geteld. Hiermee wordt de opslagfactor bepaald voor kinderen van buiten Almere. 3) Om tot een leerlingenprognose te komen worden tellingen opgebouwd naar leerjarengroep en stadsdeel over de afgelopen 5 jaar en worden de historische deelnamepercentages vastgesteld. Op stadsniveau wordt vervolgens bepaald hoe de deelnamepercentages zich verder de komende jaren zullen ontwikkelen. Hierbij wordt rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen zoals uitbreiding van het onderwijsaanbod. Na vaststelling hiervan kunnen prognoses worden berekend per jaar van leerlingen naar stadsdeel en naar leerjarengroep op basis van de bevolkingsprognoses van de betrokken basisgeneraties. Dit gebeurt tot maximaal 25 jaar vooruit. 4) Hierna vindt de verdeling plaats van geprognosticeerde aantallen leerlingen over de bestaande scholen en de geplande nieuwe scholen. Allereerst wordt op basis van het historische materiaal per school het belangstellingspercentage per leerjarengroep en stadsdeel bepaald. Hiermee ontstaat een beeld van de historische ontwikkeling van de belangstelling per school. Vervolgens worden aannames gedaan van de ontwikkeling hiervan de komende jaren per school en per leerjarengroep en stadsdeel, rekening houdend met trends uit het verleden en de komst van nieuwe scholen in nieuwe gebieden. 5) Voor nieuwe stadsdelen waar nog geen school(vestiging) is gepland wordt aangenomen dat een deel naar bestaande scholen zullen trekken, maar dat het grootste deel in een categorie "groei" 1 Voor het speciaal voortgezet onderwijs wordt een andere berekeningswijze gevolgd, gebaseerd op een zgn. regressievergelijking van deelnamepercentages.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
7
CONCEPT 1 JULI 2005
terecht komt. Dit voorkomt dat leerlingen in nieuwe stadsdelen volledig aan bestaande scholen worden toegewezen en maakt de potentie zichtbaar voor een nieuwe vestiging op termijn in een groeigebied. 6) Na controle en vaststelling van de aangenomen ontwikkeling in belangstellingspercentages kan de prognose per school worden bepaald uit de geprognosticeerde leerlingenaantallen en belangstelling per stadsdeel en rekening houdend met de eerder genoemde opslag voor leerlingen van buiten Almere. 7) In dit verdeelmodel is dus géén onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe gebieden. Na berekening van de prognose per gebied kan op basis van de aannames over ieders belangstellingspercentage direct een prognose per school worden afgeleid. Hierbij worden de leerlingen uit nieuwe stadsdelen waar nog geen school is gepland geteld in een categorie "groei". Het deelnamepercentage is de verhouding tussen de schooltotalen en de omvang van de basisgeneratie van elke instelling. Met het deelnamepercentage wordt zichtbaar gemaakt welk aandeel de scholen in het voedingsgebied Almere hebben. Dit aandeel kan in de loop van de tijd fluctueren en vooral in en rond groeigebieden soms heftig fluctueren. Vooral de beperktheid in het aanbod, de schoolkeuze, heeft hier invloed op. In de berekening wordt hiermee rekening gehouden. Op basis van de ontwikkeling in het recente verleden en de verwachtingen in schoolaanbod in de toekomst worden veranderingen in deelnamepercentages doorgezet naar de toekomst. Het belangstellingspercentage is het aandeel dat elke school(richting) heeft in het totale aanbod van onderwijsdeelnemers in het voedingsgebied Almere. Als er onvoldoende historie op schoolniveau beschikbaar is wordt verondersteld dat de verdeling van het laatste jaar ongewijzigd zal blijven. Maar de praktijk is dat dit cijfer sterk wordt beïnvloed door de populariteit van een school en door veranderingen in het aanbod in de omgeving. Daarom moeten de uitkomsten op instellingsniveau worden gezien als een ontwikkeling in de tijd. Prognose-uitkomsten op wijkniveau en zeker op stadsdeelniveau hebben minder last van dit effect en bieden daardoor een betrouwbaarder beeld van de ontwikkeling in de tijd. Onzekere factoren die hier een rol spelen zijn een afwijkende bevolkingsontwikkeling door bijvoorbeeld vertraging in de woningbouw of een omslag in de economische ontwikkeling en in een verbreding van het onderwijsaanbod. Voor nieuwe gebieden wordt met het vanuit de stad bekende deelnamepercentage en de ontwikkeling daarin een afzonderlijke doorrekening bepaald, omdat hier een verdelingsmodel naar scholen nog niet aan de orde is. Wel is het zo dat er nieuwe wijken kunnen worden geïdentificeerd die zo dicht tegen bestaande wijken aanliggen dat het zinvol is om het effect daarvan op vlakbij gelegen bestaande scholen zichtbaar te maken. Dit kan door een toerekenmodel te maken op basis van belangstellingspercentages van de betrokken scholen. Hiermee kunnen beleidskeuzes inzake nieuwbouw of uitbreiding beter worden onderbouwd. De komende jaren zal deze systematiek worden toegepast. Op basis van de leerlingentellingen per 1 oktober zullen de prognoses door afdeling Onderzoek & Statistiek jaarlijks worden bijgesteld.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
8
CONCEPT 1 JULI 2005
Jaarlijkse procedure Wie
Wat
Wanneer
Betrokkenen
scholen
Aanleveren 1/10 telling Cfi aan afdeling Leerplichtzaken, inclusief gewichten, geboortedata, NAWgegevens en postcode*.
oktober / november
afd. Leerlingzaken
afd. Leerlingzaken
Verwerking van de 1/10 tellingen.
oktober / november
schoolbesturen
Aanlevering 1/10 tellingen, voorzien van: NAW-gegevens; Geboortedata; afd. Leerlingzaken 15 november Jeugdvoorzieningen Opleiding (óók OPDC); Leerjaar; Zonodig locatiecode. Opdracht geven tot het opstellen van prognoses aan afd. Onderzoek & Statistiek. Jeugdvoorzieningen december afd. Onderzoek & Statistiek Aanleveren van 1/10 tellingen aan afd. Onderzoek & Statistiek voor de opstelling van de prognoses. Opstellen van leerlingenprognoses voor basisonderwijs, speciaal onderwijs en VO. afd. Onderzoek & Statistiek januari / februari Jeugdvoorzieningen Aanleveren prognosedata aan de afd. Vastgoedontwikkeling & beheer.. Vertaling van prognosedata naar afd. Vastgoedontwikkeling Jeugdvoorzieningen februari ruimtebehoefte & beheer Interpretatie van de gegevens en afd. Vastgoedontwikkeling Jeugdvoorzieningen verwerking daarvan in het februari / maart & beheer 2 integraal huisvestingsplan Presentatie en bestuurlijke Jeugdvoorzieningen april schoolbesturen bevestiging van de gegevens Jeugdvoorzieningen Zonodig bijstelling van de Schoolbesturen april gehanteerde aannames afd. Onderzoek & Statistiek
2
Voor een goede interpretatie en verwerking van de gegevens is het noodzakelijk dat de kwantitatieve gebouwgegevens voor onderwijs actueel gehouden worden. Aan de zijlijn van de procedure loopt voortdurend het actualiseren van het Masterplan waarin deze gegevens verwerkt zijn.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
9
CONCEPT 1 JULI 2005
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
10
CONCEPT 1 JULI 2005
Bijlage III Regeling vaste voet VO -
Gelet op het beleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap om voor het VO geen nieuwe instituten meer te stichten in Almere, maar de leerlingengroei op te vangen in (zelfstandig functionerende) nevenvestigingen wordt de regeling gehanteerd dat indien sprake is van een nevenvestiging, een vaste voet wordt toegekend van 550 m2.
-
Voor (tijdelijke) dislocaties wordt geen vaste voet toegekend.
Toekenning van de vaste voet regeling zal niet leiden tot een claim door de schoolbesturen bij de gemeente betreffende hogere exploitatielasten bij de scholen.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
11
CONCEPT 1 JULI 2005
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
12
CONCEPT 1 JULI 2005
Bijlage IV Capaciteit per 1 januari 2005 van de permanente schoolgebouwen voor VO Het gemeentebestuur en de schoolbesturen van scholen voor VO in Almere hebben een gemeenschappelijk belang: het vaststellen van de capaciteit van de huidige schoolgebouwen zodat de planning van onderwijshuisvesting op verantwoorde wijze kan geschieden. Voor nieuwbouw wordt de capaciteit bepaald aan de hand van de RBM systematiek (Ruimte Behoefte Model), die leidt tot een benodigd aantal m². De uitkomst van deze berekening doet echter geen recht aan bestaande gebouwen, die immers sterk zijn aangepast op de invoering van de tweede fase HAVO / VWO en de leerwegen in het VMBO. De gemeente en de schoolbesturen zijn daarom overeengekomen om de capaciteit van de bestaande gebouwen te bepalen aan de hand van een berekening gericht op het aantal leerlingen en het aantal klassen, uitgaande van de bestaande ruimte in de bestaande schoolgebouwen. Deze berekening heeft uitsluitend betrekking op de in deze bijlage genoemde schoolgebouwen voor VO, die destijds onder de verantwoordelijkheid van het rijk zijn gebouwd.
Uitgangspunten Om te komen tot een berekening van het ideale aantal leerlingen per gebouw moet worden uitgegaan van de gebouwen zoals ze er op dit moment staan. In deze berekeningssystematiek speelt een aantal factoren een rol: -
Het aantal lokalen waar les kan worden gegeven: In dit getal zijn alle lokalen, dus ook alle vaklokalen meegenomen, met uitzondering van de gymzalen.
-
Het aantal lesuren per dag: Bij deze berekening wordt er van uitgegaan dat er maximaal 8 lesuren per dag worden gegeven.
-
Lesuren per week: Dit getal wordt berekend door het aantal lesuren per dag met 5 (aantal dagen per week) te vermenigvuldigen.
-
Bezettingsgraad: Aangezien 100% bezetting van de lesruimte per week niet mogelijk is in verband met de beschikbaarheid van specifieke ruimtes voor beroepsopleidingen, beschikbaarheid van docenten en roostertechnische zaken (bijvoorbeeld op het midden van de dag zijn alle leerlingen aanwezig), wordt uitgegaan van een bezetting van 87,5% (= 7 lesuren per dag).
-
Aantal klassen: Door het aantal lesuren per week te delen door 32 (het gemiddelde aantal lesuren per klas) wordt berekend aan hoeveel groepen (klassen) kan worden les gegeven.
-
Klassengrootte: Bij de bepaling van de klassengrootte worden de aantallen gebruikt die het ministerie gebruikt bij de berekening van de bekostiging. Ofwel 21,28 leerlingen per klas en 11 leerlingen voor een LWOO-klas.
-
LWOO: Om het aantal LWOO-leerlingen uit de onderbouw te bepalen wordt gebruik gemaakt van het percentage van 16% zoals dat in het rapport "Portret van het VO in Almere" 2003/2004 van Babeliowsky is vermeld.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
13
CONCEPT 1 JULI 2005
Berekening De berekening vindt als volgt plaats. Het aantal lokalen wordt vermenigvuldigd met het aantal lesuren per dag en vervolgens met 5 dagen. Dit getal (maximale lesuren per week) wordt vermenigvuldigd met het 0,875 (bezettingsgraad). Door het nu verkregen getal te delen door 32 (lesuren per klas) wordt berekend het aantal klassen (groepen) waaraan les kan worden gegeven. Van het totale aantal klassen wordt 16% vermenigvuldigd met 11 leerlingen (LWOO) en 84% met 21,28 leerlingen (regulier). De uitkomst van deze berekening is het aantal in een ideale bezetting te huisvesten leerlingen - de capaciteit - van een gebouw. Met uitzondering van de variabele "aantal lokalen" hebben de andere parameters een constante waarde. Daarmee wordt de capaciteit van een gebouw in feite bepaald door het aantal lokalen.
Resultaat De navolgende tabel geeft de uitkomst van de berekening weer. De totale capaciteit van de bestaande permanente schoolgebouwen is conform deze uitkomst vastgesteld op 8.675 leerlingen.
lokalen
lesuren
LWOOklassen
92
3680
16
85
176
1.809
1.985
Echnaton
67
2680
12
62
132
1.319
1.451
Helen Parkhurst
68
2720
12
62
132
1.319
1.451
Baken Park Lyceum
52
2080
9
48
99
1.021
1.120
Baken Stad College
51
2040
9
47
99
1.000
1.099
2.219
73
2920
13
67
143
1.426
1.569
1.569
pand Oostvaarders- OVCcollege hoofdgebouw Echnaton en Helen Parkhurst
Het Baken
Meergronden
403
reguliere LWOO- reguliere capaciteit klassen leerlingen leerlingen panden
totalen
1.985
2.902
8.675
Voorwaarden 1) De capaciteit per gebouw is afhankelijk van het aantal lokalen ten opzichte van het totale aantal lokalen van alle permanente schoolgebouwen voor VO. In de capaciteitsbepaling wordt geen rekening gehouden met het aandeel LWOO leerlingen per school. Over het onderbrengen van LWOO leerlingen per school zijn door de schoolbesturen gezamenlijk afspraken gemaakt. 2) De onderhavige afspraak over de capaciteit van de in bovenstaande tabel genoemde scholen wordt herzien bij: a) relevante wijzigingen in rijksbeleid, b) substantiële herinrichting en verbouwingen, waardoor het aantal lokalen of de verhouding aan theorie- en vaklokalen met tenminste 10% wordt gewijzigd, c) het niet nakomen van de in het kader van het regionaal arrangement gemaakte afspraken.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
14
CONCEPT 1 JULI 2005
Bijlage V Overzicht klaslokalen per 1 januari 2005 bestaande permanente VO gebouwen
bouwjaar
postcode
lokalentotaal
1324 EL
67
26
1.451
1998
Bongerdstraat 1, 1326 AA Almere Stad
68
25
1.451
Scholengemeenschap De Meergronden
1978
Marktgracht 65, Almere Haven
1353 AL
73
33
1.569
SABVO
Oostvaarders college
1995
A. Boekenweg 3, 1333 VD Almere Buiten
92
31
1.985
SIVOA
Baken Park Lyceum
1997
Buñuellaan 4, Almere Stad
1325 PL
52
19
1.120
SIVOA
Baken Stad College
1983
Rooseveltweg 5, 1314 SJ Almere Stad
51
20
1.099
bestuur
locatie
adres
BCOO
Scholengemeenschap Echnaton
1983
Zwolleweg 1, Almere Stad
BCOO
Scholengemeenschap Helen Parkhurst
BCOO
403
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
capaciteit vak-lokalen (leerlingen)
8.675
15
CONCEPT 1 JULI 2005
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
16
CONCEPT 1 JULI 2005
Bijlage VI Capaciteit per 1 januari 2005 van nieuwbouw en tijdelijke bouw voor VO.
type
bouw jaar
bestuur
locatie
adres
Aeres groep
Groenhorst College *)
permanent
2006
Aeres groep
Tijd. huisvesting Groenhorst College
tijdelijk
onbe- Kerkgracht 98, kend Almere Haven
BCOO
Meergronden Poort
permanent
BCOO
Villa Parkhurst
tijdelijk
BCOO
Sfinx, Echnaton
tijdelijk
1980
BCOO
Noodlokalen Echnaton
tijdelijk
BCOO
Noodlokalen Meergronden (9+1)
BCOO
gebied 4C3, Almere Poort
postcode
lokalentotaal
n.v.t.
37
20
600
1354 AC
6
2
140
gebied 4E2 n.v.t. 2007 (Europakwartier) , Almere Poort Odeonstraat 2003 2002, Almere 1325 AL Stad
vakcapaciteit lokalen (leerlingen)
35
850
24
6
473
Harderwijkoever 1324 HA 3, Almere Stad
10
2
120
2003
Zwolleweg 1, Almere Stad
1324 EL
14
2
200
tijdelijk
2003
Marktgracht 65a, 1353 AL Almere Haven
8
1
154
Dependance Meergronden
tijdelijk
2003
Haak 58-60, Almere Haven
1353 AE
12
0
264
SABVO
Buitenhoutcollege
permanent
2005
3KN (Indische buurt), Buiten
n.v.t.
55
25
1.239
SABVO
Paalschool OVC
tijdelijk
2003
Boekenweg 3, Almere Buiten
1333 VD
11
5
250
SABVO
Noodlokalen
tijdelijk
2003
Boekenweg 3, Almere Buiten
1333 VD
7
0
97
SIVOA
International School Baken
tijdelijk
1987
Schelvisstraat 3, 1317 SG Almere Stad
8
0
100
n.v.t.
Annapark
permanent
2006
gebied 2Q3, Almere Stad
n.v.t.
40
20
800
n.v.t.
Odysseus
tijdelijk
2000
AZC, Almere Stad
1318 ED
4
2
50 5.337
*) Het Groenhorst college in Poort wordt een gebouw voor 900 leerlingen, waarvan 600 VMBO.
Convenant onderwijshuisvesting VO Almere
17