Overgang MBO naar HBO
Overgang Voortgezet Onderwijs naar MBO
Overgang Primair naar Voortgezet Onderwijs Overgang Voorschool naar Vroegschool
Protocol Advies Voortgezet Onderwijs Almere 1
2
INHOUDSOPGAVE DEEL 1 PROTOCOL ADVIES VOORTGEZET ONDERWIJS ALMERE
5
INLEIDING & OVERWEGINGEN
5
WERKWIJZE EN BEPALENDE ELEMENTEN
6
DE PROFESSIONALS: ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN
7
DE TIJDSFASERING VAN DE STAPPEN IN HET ADVIESPROCES
10
HET GEBRUIK VAN GEGEVENS BIJ DE ONDERBOUWING VAN HET ADVIES
11
DE WEGING VAN DE RESULTATEN VAN HET LEREN MET BEHULP VAN TOETSGEGEVENS
13
DE BEREDENEERDE AFWIJKING
13
DE ROL VAN OUDERS BIJ HET VASTSTELLEN VAN HET ADVIES
13
DE JAARLIJKSE TERUGKOPPELING VAN VOORTGEZET- NAAR PRIMAIR ONDERWIJS
14
HET VOLGEN EN BESPREKEN VAN TRENDS IN DE RESULTATEN VAN DE GEGEVEN ADVIEZEN
15
DE KOPPELING MET DE PROCEDURE ZORGLEERLINGEN VAN DE SLA-VO
15
DE TOOLBOX
15
DEEL 2 AANMELDEN BIJ HET VOORTGEZET ONDERWIJS
17
PROCEDUREBESCHRIJVING VOOR HET BASISONDERWIJS
17
DEEL 3 BIJLAGEN
21
FORMAT 1: GESPREKSVERSLAG
21
FORMAT 2: VOORBEELDBRIEF UITSTROOMPERSPECTIEF GROEP 6
22
FORMAT 3: ADVIESFORMULIER PO - VO
24
FORMAT 4: PROCES NIVEAU-ADVISERING
25
FORMAT 5: CHECKLIST VOOR LEERLINGEN: KENMERKEN VO-NIVEAU
26
3
DEEL 1 PROTOCOL ADVIES VOORTGEZET ONDERWIJS ALMERE
INLEIDING & OVERWEGINGEN Beste lezer, Voor u ligt het ‘Adviesprotocol primair onderwijs’. Het is de uitwerking van afspraken die tot stand zijn gekomen via de Lokaal Educatieve Agenda (LEA). Afspraken die scholen en schoolbesturen en de gemeente Almere samen hebben gemaakt om de onderwijskwaliteit in Almere naar een hoger niveau te brengen. Met dit protocol willen we de kwaliteit van de werkwijze van het basisschooladvies verder versterken. Met als doel dat de leerlingen optimaal en op het juiste niveau het voortgezet onderwijs instromen. Gezamenlijke inzet Elke leerling op het juiste niveau laten instromen in het voortgezet onderwijs. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Uiteindelijk is de inzet dat kind, ouders én school samen bepalen op welk vo-niveau de leerling het best tot zijn of haar recht komt. En vooral de beste kansen heeft voor een volwaardige en eigen plek in de maatschappij. Ook daarom is dit protocol geschreven. In gezamenlijkheid zorgen voor onze kinderen. Inzicht voor de ouders Dit protocol biedt ook handvatten om de ouders meer helderheid en inzicht te geven in de overwegingen die horen bij het basisschooladvies. Wettelijk gezien moet er overeenstemming zijn met de ouders over het advies van de basisschool. Het woord ‘advies’ zelf impliceert een zekere mate van vrijblijvendheid. De ervaring leert dat het schooladvies en de verwachtingen van de ouders ten aanzien van hun kind niet altijd in evenwicht zijn. Dat kan leiden tot fricties en misverstanden tussen ouders en school. Als wij als basisscholen ouders tijdig betrekken bij het adviesproces voorkomen we dat we hen voor voldongen feiten stellen. Door openheid en helderheid kunnen school en ouders de inzichten en verwachtingen goed op elkaar afstemmen. Met als resultaat een voor iedereen bevredigend eindadvies. En een voor de leerling evenwichtig en optimaal instroomniveau. Cito vs Rendement Met de komst van de wettelijk verplichte rendementstoets in het basisonderwijs, zullen basisscholen naar verwachting de Cito Eindtoets minder gaan gebruiken. Dat maakt laatstgenoemde toets minder relevant voor het uiteindelijke advies dat de basisschool geeft. Maar wat is dan wel de objectieve toets? De Rendementstoets is een meetinstrument om de kwaliteit van de basisschool te meten en niet een objectieve methode om
4
de ontwikkeling en capaciteiten van het kind te meten; de basis voor het vervolgadvies. Nu die onderbouwing van het advies wegvalt, zullen we dus met zijn allen moeten zoeken en bepalen welke gegevens we wel en welke we niet kunnen gebruiken voor een goed onderbouwd schooladvies. Van denken naar doen Dit jaar gaan de basisscholen voor het tweede jaar aan de slag met het protocol, te beginnen met de jaarlijkse planning van het adviesproces. Gezien de inhoud van het protocol, zal dat in stappen gebeuren en gaan we geleidelijk toe naar de werkwijze zoals beschreven in dit protocol. Om ouders te betrekken bij het adviesproces, leggen de basisscholen het protocol uit aan de ouders. Ook de vo-scholen en de diverse platforms in de stad die betrokken zijn bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs, ontvangen exemplaren van het protocol. Een brede verspreiding is een voorwaarde voor maximaal resultaat. Voortschrijdend inzicht In dit protocol staan de afspraken voor een heldere en eenduidige werkwijze voor het basisschooladvies. Door op dezelfde manier te adviseren, kunnen we de resultaten met elkaar vergelijken en evalueren. Op basis van die gegevens kunnen we het adviesproces verder verbeteren. Zo ontstaat een cyclus van plannen, uitvoeren en evalueren. Tot slot willen we iedereen die betrokken is geweest bij de totstandkoming van dit protocol hartelijk danken voor hun inzet. Namens BOVOC, Oktober 2012
5
WERKWIJZE EN BEPALENDE ELEMENTEN Adviseren blijft mensenwerk. Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens scheppen ruimte voor interpretatieverschillen. De route naar het uiteindelijk advies zal dus procedureel accuraat moeten zijn. De werkwijze om tot het advies te komen, vormt eigenlijk de ruggengraat. Een zorgvuldige uitvoering, levert een consistent eindresultaat. Om dat te bereiken, hebben we voor het formuleren van het advies een aantal bepalende elementen vastgesteld. Dat zijn: 1) De professionals. Wie zijn bij het opstellen van het advies betrokken? 2) De tijdsfasering van de stappen in het advies proces. Wanneer vindt welke actie plaats in het adviesproces? 3) Het gebruik van gegevens bij de onderbouwing van het advies. Welke gegevens gebruiken we voor het advies? 4) De weging van de resultaten van het leren met behulp van toetsgegevens. Is er een logische weging aan te geven? 5) De beredeneerde afwijking. Wat is de onderbouwing om het advies van beschikbare gegevens te laten afwijken? 6) De rol van de ouders bij het vaststellen van het advies. Welke rol spelen zij in het adviesproces? 7) De jaarlijkse terugkoppeling van het voortgezet onderwijs naar het primair onderwijs. Hoe vindt een systematische terugkoppeling plaats? 8) Het volgen en bespreken van trends in de adviesresultaten. Wat gebeurt er met de resultaten? 9) De koppeling met de procedure zorgleerlingen in de SLA-vo. 10) D e toolbox. Welke hulpmiddelen zijn er beschikbaar voor gebruik bij de advisering?
In dit hoofdstuk geven we een verdere toelichting op bovenstaande, bepalende elementen.
6
DE PROFESSIONALS: ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN Bij het opstellen van het advies zijn de volgende professionals betrokken: De directeur van de basisschool De directeur van de basisschool beoordeelt (conform artikel 39.4, WPO) of de ‘...grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd...’. Leerlingen die hier aan voldoen verlaten aan het einde van het schooljaar de school, ‘...mits hierover met de ouders overeenstemming bestaat...’. De directeur is eindverantwoordelijk en bewaakt in die zin actief de werkwijze in de school om zorgvuldig tot het advies te komen. Bij het bewaken van die werkwijze hoort ook het planmatig evalueren van de gevolgde werkwijze; het op peil houden van de expertise in de school over de inrichting van het vervolgonderwijs en het beoordelen van de afgegeven adviezen over langere termijn. De adviesprocedure begint in groep 6. Zo kunnen scholen vroegtijdig, transparant en onderbouwd tot het advies te komen. Voor leerlingen in groep 6 kan men in het algemeen een indicatie geven over het uitstroomniveau. Dat is echter geen garantie. Het is en blijft een eerste indicatie die in de volgende twee groepen keer op keer bevestigd dient te worden. De gesprekken met de ouders in groep 6, 7 en 8 leggen de scholen schriftelijk op juiste wijze vast en ze ondertekenen de gespreksverslagen. Dat voorkomt dat ouders de tussentijdse uitstroomindicaties als absoluut gegeven beschouwen. Echter door vanaf groep 6 het gesprek aan te gaan over de wederzijdse verwachtingen, neemt voor ouders de duidelijkheid over de uitstroomindicatie van de leerling toe. In de daaropvolgende jaren, bevat de uitstroomindicatie natuurlijk steeds minder onzekerheden. In bijlage 1 (pagina 22) vindt u het format van een gespreksverslag. In bijlage 2 (pagina 23) hebben we een voorbeeldbrief uitstroomperspectief groep 6 opgenomen. De leerkracht van groep 6 Samen met de intern begeleider bespreekt de leerkracht van groep 6 de algemene stand van zaken in relatie tot een indicatie van het uitstroomniveau ( het bereikte leerstofniveau) van de leerling. Dit gesprek vindt plaats aan het einde van het schooljaar. Gegevens uit het leerlingvolgsysteem vormen de leidraad. Daarna volgt een gesprek met de ouders.
7
Dat zal vooral gaan over wederzijdse verwachtingen en is zoveel mogelijk gebaseerd op feiten. Dit gesprek is een eerste oriëntatie, niet een eerste advies. Deze werkwijze geldt ook voor zorgleerlingen. Leerkrachten voeren dan gesprekken aan de hand van het opgestelde ontwikkelingsperspectief. Zo kunnen we ook ouders van leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte in een vroeg stadium informeren. Ook is het gesprek met de ouders bedoeld om onderling af te stemmen over de verdere ontwikkeling van het kind. Zo ontstaat bij de ouders ten aanzien van de leerling een realistische verwachting. De leerkracht van groep 7 De leerkracht van groep 7 stelt zich aan het begin van het schooljaar op de hoogte van wat de leerkracht van groep 6 met de ouders heeft besproken. In het najaar van groep 7 verzorgt de leerkracht van groep 7 samen met de intern begeleider het voorlopig uitstroomperspectief (de niveau-indicatie vo). Het uitstroomperspectief is gebaseerd op de dan beschikbare gegevens. Aan het einde van het schooljaar beoordelen de leerkracht en de intern begeleider opnieuw het voorlopig uitstroomperspectief. Ze kunnen deze eventueel herzien op basis van de in de loop van het jaar verzamelde gegevens. Vervolgens vindt over het resultaat een gesprek met de ouders plaats. Zorgleerlingen worden uiterlijk 3 weken voor de zomervakantie aangemeld via Digidoor. Het onderwijskundig rapport wordt begin groep 8 met ouders besproken, ondertekend en in Digidoor afgesloten, vervolgens door gestuurd naar de PCL-vo. De leerkracht van groep 8 Bij de start van het schooljaar in groep 8 bespreekt de leerkracht van groep 7 het voorlopig uitstroomperspectief met de leerkracht van groep 8. De leerkracht van groep 8 bespreekt de verwachtingen aan het begin van het schooljaar met de leerling, zodat ook op dat niveau afstemming plaatsvindt. Eventueel kan de leerkracht nog nadere accenten in het leerstofaanbod geven. Voor een leerling in groep 7 die is aangemeld als zorgleerling (zie verder p. 17) geldt dat het onderwijskundig rapport uiterlijk in de vierde week van het schooljaar in Digidoor is geplaatst. Uiteraard moet dit rapport door de ouders zijn ondertekend. In het najaar in groep 8 formuleert de leerkracht het voorlopig advies voortgezet onderwijs. Hierbij is ook de intern begeleider betrokken. Dit advies bespreekt de leerkracht met de ouders en de leerling. Het definitief advies voortgezet onderwijs bespreekt de leerkracht met ouders en leerling. Het voorlopig advies wordt vastgelegd in een document (bijlage 3, p. 24), dat bij inschrijving op een vo school wordt overhandigd. Het definitieve advies staat vanaf half maart in Digidoor. Deze werkwijze voorkomt dubbele inschrijvingen en inschrijvingen op een vo-school anders dan volgens het advies.
8
De intern begeleider De intern begeleider heeft als taak, naast de gebruikelijke werkzaamheden, de procedure, zoals hierboven beschreven te bewaken op tijdigheid, zorgvuldigheid en consistentie. Het bewaren van het overzicht over de achtereenvolgende stappen door de jaren heen is van het grootste belang. Door de wat meer afstandelijke rol van de intern begeleider is deze bij uitstek de professional die zowel inhoudelijk op juistheid kan toetsen als de uitspraken van de leerkrachten over de jaren heen op consistentie kan beoordelen. Met tijdigheid bedoelen we dat scholen en leerkrachten alle aspecten van de procedure op het juiste moment en zorgvuldig uitvoeren. Dat houdt in dat de scholen de afgesproken gegevens gebruiken en dat ze een goede interpretatie in acht nemen. Met consistentie bedoelen we dat de uitspraken die leerkrachten doen samenhangend zijn, gebaseerd op afgesproken gegevens. Ook mogen deze uitspraken niet in zichzelf tegenstrijdig zijn.
9
DE TIJDSFASERING VAN DE STAPPEN IN HET ADVIESPROCES Op basis van de beschrijving in hoofdstuk 1 ontstaat de onderstaande activiteitenkalender. BEGIN
MEDIO
Groep 6
EIND Gesprek leerkracht groep 6 en ib-er. Gesprek leerkracht groep 6 en ouders.
Groep 7
Bepalen uitstroomperspectief door leerkracht en ib-er.
Verspreiden ouderfolder “Aanmelding voor het vo”.
Beoordeling/herziening uitstroomperspectief door leerkracht en ib-er. Gesprek leerkracht groep 7 en ouders over uitstroomperspectief. Aanmelding potentiële lwoo-, pro-, en zorgleerlingen in Digidoor, uiterlijk 3 weken voor het einde van het schooljaar.
Groep 8
Bespreking van het uitstroomperspectief door leerkracht groep 7 en leerkracht groep 8. Bespreking van het uitstroomperspectief met de leerling. Uiterlijk in de vierde week van het schooljaar plaatst de school het door ouders voor gezien ondertekend onderwijskundig rapport van een zorgleerling in Digidoor en stuurt het door naar de PCL-vo’.
November: bespreking voorlopig advies door leerkracht groep 8 met ouders en leerling. Februari: bespreking definitief advies met ouders en leerling.
Leerkracht groep 8 completeert het dossier in Digidoor vóór 15 maart, met het oog op inschrijvingen in het vo. Ouders ontvangen een brief met advies. De brief levert men in bij de gekozen vo-school.
10
HET GEBRUIK VAN GEGEVENS BIJ DE ONDERBOUWING VAN HET ADVIES Het basisonderwijs telt een veelheid aan instrumenten om de ontwikkeling van de leerling te volgen. Om die reden schrijven we niet voor welke instrumenten scholen gebruiken bij het opstellen van het advies. Om te komen tot een evenwichtig advies, is het wel noodzakelijk afspraken te maken over het type gegevens dat scholen gebruiken. Deze gegevens komen uit vijf bronnen: Het leerlingvolgsysteem (LVS) Het LVS levert via methodeonafhankelijke toetsen objectieve informatie over de leerprestaties van leerlingen, in termen van het beheersingsniveau. In verband met de onderbouwing van het advies gebruiken scholen gegevens op het gebied van rekenen, technisch- en begrijpend lezen en taal/spellen. Via individuele groeicurven volgen scholen de prestaties van leerlingen. Het voorspellen van het vervolg van de leerontwikkeling is een hachelijke zaak. Door bandbreedtes te gebruiken, kan men wel inzicht verschaffen in de bereikbaarheid van hogere niveaus. Dit kan het gesprek over het uitstroomperspectief met ouders illustreren en de onderbouwing kracht bij zetten. Methodegebonden toetsen Deze toetsen geven informatie over de mate van beheersing van een bepaald deel van een aangeboden en verwerkt leerstofgebied. Het onderwijsleerproces kan men met deze gegevens adequaat bijsturen. Ook geeft het de leerkracht informatie over het tempo waarin de leerling leert, de mate van beheersing van het leerstofonderdeel en eventueel specifieke fouten. Anders dan de LVStoetsen, geven deze toetsen dus vooral informatie die bruikbaar is voor het inrichten van het vervolg van het leerproces. Observatie door de leerkracht Tijdens het werken met de leerling doet de leerkracht al of niet gesystematiseerde indrukken van de leerling op. In dit verband zijn vooral van belang de informatie over de motivatie voor leren en de werkhouding van de leerling. In de praktijk van alledag is het niet mogelijk hierover objectieve gegevens te verzamelen. Het beeld van elke leerling bouwen scholen op in een reeks van jaren en door de ervaring van verschillende leerkrachten. Dat maakt de interpretatie en het vormen van een totaalbeeld niet altijd even gemakkelijk. Dit beeld zal wel robuuster zijn, wanneer scholen gebruik kunnen maken van systematische observatie.
11
Aansluitend op de observatie van de leerkracht, gebruikt de school informatie over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling. Dit vooral in het perspectief van het leren. Scholen die instrumentarium gebruiken om dit systematisch in kaart te brengen, zullen goed in staat zijn bevorderende en belemmerende factoren met betrekking tot het leren in kaart te brengen. En dat kan men gebruiken bij het opstellen van het advies. Het is overigens ook voor het voortgezet onderwijs van praktisch nut goede informatie te ontvangen over de behoeften van een leerling om tot leren te komen. Entreetoets Het gebruik van de Entreetoets in groep 7 is, zo blijkt in de praktijk, een goed instrument. Zeker als het toetsmoment van de Cito Eindtoets vervalt, is er behoefte aan een andere objectieve referentie. De uitslag van de Entreetoets blijkt doorgaans een goede voorspeller voor de prestatie op de eindtoets. Ze kan ook indicaties geven voor reparatie-interventies voor de rest van het schooljaar in groep 8. Hoewel er geen stadbrede afspraken zijn wat betreft het gebruik van de Entreetoets, raden we aan deze te gebruiken. Achtergrondgegevens Relevante gegevens over de thuissituatie van de leerling kunnen van belang zijn in het afwegingsproces. Dat geldt zowel voor belemmerende als bevorderende factoren. Ook andere factoren die niet met de thuissituatie te maken hebben, maar een positieve dan wel negatieve invloed kunnen hebben op het succes in het voortgezet onderwijs moeten scholen benoemen en beoordelen. Onderbouwing van het advies Bovenstaande bronnen vormen de kwantitatieve en kwalitatieve input voor het opstellen van het advies. De feitelijke onderbouwing van het advies berust dus op de redenering dat scholen en leerkrachten deze bronnen gebruiken. Deze redenering dient zo sluitend mogelijk (valide) te zijn en voorzien van goede argumenten. De kwaliteitstoets voor deze onderbouwing is de begrijpelijkheid ervan voor ouders en andere buitenstaanders. Dat wil zeggen zonder het gebruik van gedetailleerd onderwijsjargon.
12
DE WEGING VAN DE RESULTATEN In het schooljaar 2011-2012 is voorgesteld een weging toe te kennen aan enkele basisvakken. Dit in de gedachte dat bepaalde vakken een beter voorspellende waarde hebben voor schoolsucces dan andere. Als vervolg hierop vindt een onderzoek plaats met gebruikmaking van de gegevens uit Digidoor. Het onderzoek loopt van voorjaar 2012 tot voorjaar 2013. De uitkomsten van dit onderzoek kan aanleiding geven tot aanpassing van dit protocol.
DE BEREDENEERDE AFWIJKING In Almere is het tot nu toe gebruikelijk dat in de advisering scholen maximaal één vo-niveau mogen afwijken van het leerniveau. Dat leerniveau blijkt uit LVS-gegevens en de Cito Eindtoets. In dat geval moet men de motivering daarvoor, dus de redenering, in Digidoor aangeven. In alle gevallen leidt dat tot overleg tussen de betrokken basisschool en vo-school. Onderzoek aan de gegevens uit Digidoor lijkt erop te wijzen dat over een reeks van jaren het advies van de leerkracht betrouwbaarder is dan de uitslag van de Cito Eindtoets. Voor dit moment lijkt er dan ook geen aanleiding de beredeneerde afwijking uit de adviesprocedure te schrappen. Leerkrachten motiveren de beredeneerde afwijking met gebruikmaking van dezelfde bronnen die ze gebruiken voor het vaststellen van het advies.
DE ROL VAN OUDERS In de feitelijke vaststelling van het advies spelen de ouders geen rol. Het behoort tot de verantwoordelijkheid en de professionaliteit van de basisschool een advies te formuleren dat recht doet aan de kwaliteiten van de leerling en de bereikte resultaten. Op basis van de gesprekken in groep 6 en 7 kunnen de ouders echter een belangrijke rol spelen in het goed afstemmen van de verwachtingen bij henzelf en hun kind. Ook spelen zij een rol in het stimuleren en motiveren van hun kind tot optimale prestaties. De school mag dit van de ouders verwachten, het hoort bij de opvoedkundige taak van ouders. De informatie uitwisseling in Digidoor wordt voor de ouders zichtbaar door middel van een eigen inlogaccount. Daarmee krijgen ze inzage en hebben de mogelijkheid een eigen zienswijze toe te voegen
13
DE JAARLIJKSE TERUGKOPPELING De terugkoppeling vindt nu nog incidenteel en in een grote verscheidenheid aan vormen plaats. Dat willen we systematiseren en er bindende afspraken over maken. Dat vergroot de waarde van de terugkoppeling door het voortgezet onderwijs. Dat is van groot belang voor het primair onderwijs. Het leereffect van de terugkoppeling draagt bij aan een betere advisering omdat de basisscholen dan vooral feitelijke feedback ontvangen. En een betere advisering heeft op haar beurt ook weer positieve gevolgen voor het voortgezet onderwijs. Dat vraagt van het primair en voortgezet onderwijs een gezamenlijke inspanning. Van het basisonderwijs om de terugkoppeling te gebruiken om de eigen adviespraktijk te beoordelen en verbeteren. Van het voortgezet onderwijs het structureel leveren van de benodigde gegevens via Digidoor. De basisschool heeft belang bij een kwantitatieve terugkoppeling van het voortgezet onderwijs. Op dit moment is dat gerealiseerd binnen Digidoor in de vorm van een jaarlijks overzicht van het niveau waar op de leerlingen zich bevinden. Een basisschool kan zich elk najaar via Digidoor informeren of leerlingen nog op hetzelfde niveau zitten als werd geadviseerd. Ook kunnen ze in Digidoor zien op welk niveau de leerlingen instroomden in het voorgezet onderwijs. Feitelijke plaatsing binnen het voortgezet onderwijs kan immers afwijken van het advies van de basisschool. Vooral afwijkingen op het eerste element (instroom op adviesniveau) geeft de basisschool informatie over de kwaliteit van haar advisering. Naarmate de leerlingen het voortgezet onderwijs verder doorlopen neemt de invloed van de inbreng van het basisonderwijs af. Daarmee zijn vooral de gegevens na het eerste jaar en in mindere mate na het tweede jaar voortgezet onderwijs van belang. In dit verband is voorjaar 2012 op basis van de gegevens in Digidoor een schoolgebonden onderzoek begonnen. Het onderzoek spitst zich toe op de factoren die in de verschillende scholen voor voortgezet onderwijs een rol spelen ten aanzien van de op- en afstroom. Binnen deze context zijn dan op afspraakniveau twee lijnen te onderscheiden: a. Basisscholen nemen in hun jaarlijkse planning een moment op om terug te kijken aan de hand van de actuele niveaugegevens uit Digidoor. Het doel is leren van de feedback op het gerealiseerde niveau na het eerste, respectievelijk het tweede jaar voortgezet onderwijs.
14
b. In het gesprek met het voortgezet komen vooral de afwijkingen aan de orde. Door aan de hand daarvan met elkaar te verkennen wat de oorzaken zijn voor de afwijking, leren beide partijen van elkaar.
HET VOLGEN EN BESPREKEN VAN TRENDS Voor schoolbesturen is een langjarig overzicht de trends in de resultaten van de gegeven adviezen van belang. Door analyse van de trends, kunnen besturen passende acties formuleren. Met als doel een optimale instroom van de basisschoolleerling in het voortgezet onderwijs. Een dergelijk langjarig overzicht op basisschoolniveau, op het niveau van het voortgezet onderwijs en op stadsniveau is samen te stellen met de gegevens uit Digidoor.
DE KOPPELING MET ZORGLEERLINGEN De procedure voor zorgleerlingen is in alle opzichten een andere procedure dan de reguliere adviesprocedure. Door een aansluiting te maken met de reguliere werkwijze, kunnen we het geheel van de advisering overzichtelijker maken voor ouders en scholen. De aanmeldingsprocedures voor een reguliere aanmelding en de aanmeldingen van een zorgleerling vindt u in deel twee van dit protocol.
DE TOOLBOX De toolbox bevat instrumenten die het adviesproces ondersteunen. U kunt daarbij denken aan bijvoorbeeld een gespreksformat voor gesprekken met ouders; een checklist met kenmerken van leerlingen in het voortgezet onderwijs enzovoorts. In dit protocol hebben we al een aantal instrumenten opgenomen. De toolbox zullen de scholen in de loop van de tijd verder vullen en actualiseren. Aansluiting van de toolbox op een digitale omgeving (Digidoor) ligt voor de hand. Als dat gerealiseerd is, geven we dit aan via de nieuwsbrief en via Digidoor.
15
DEEL 2 AANMELDEN BIJ HET VOORTGEZET ONDERWIJS
PROCEDUREBESCHRIJVING VOOR HET BASISONDERWIJS Het aanmelden van basisschoolleerlingen voor een vo-school loopt volgens een vaste procedure. In dit deel van het ‘Adviesprotocol primair onderwijs.’ geven we een toelichting op die procedure. Als alle scholen zich aan deze werkwijze houden, is er minder kans op fouten en is het voor ouders en scholen helder welke stappen men moet volgen om elk kind op een juiste onderwijsplek in het voortgezet onderwijs te laten instromen. In de aanmeldingsprocedure maken we een onderscheid tussen de reguliere leerlingenstroom en de procedure over zorgleerlingen. EEN REGULIERE AANMELDING Een reguliere aanmelding van een basisschoolleerling gaat in de volgende stappen: 1. De basisschool formuleert het advies vo zoals beschreven in het eerste deel van het protocol. 2. De basisschool vult het aanmeldingsformulier in Digidoor in, uiterlijk 1 maart van het betreffende schooljaar. Zonder deze gegevens is de leerling niet plaatsbaar. Het aanmeldingsformulier bevat een standaarddeel dat kan verwijzen naar achterliggende velden als er een specifieke hulp vraag bij het kind is waargenomen. 3. De basisschool voegt eventuele Cito-eindtoetsgegevens toe aan de gegevens van het aanmeldingsformulier. Ook andere aanvullende gegevens kunnen de scholen toevoegen. Het kan zijn dat er sprake is van een afwijking tussen het eindadvies van de basisschool en het niveau van de Cito-eindtoets. In dat geval onderbouwt de basisschool haar keuze met heldere argumentatie en toetsresultaten. Op pagina 14 van dit protocol vindt u daarover meer informatie onder het kopje ‘De beredeneerde afwijking’. Bij een beredeneerde afwijking neemt de school voor voortgezet onderwijs (vo) het initiatief tot een gesprek met de betreffende basisschool. De conclusies van dit gesprek leggen beide scholen schriftelijk vast. Het uiteindelijke eindadvies, al dan niet bijgesteld na het gesprek met de vo-school, van de basisschool is bepalend voor het instroomniveau van de leerling in het voortgezet onderwijs.
16
Mochten beide scholen geen compromis kunnen vinden, dan volgt er een test. Deze test wordt in overleg vastgesteld en is bepalend voor het definitieve instroomniveau van de leerling. DE AANMELDING VAN EEN ZORGLEERLING Bij de aanmelding van zorgleerlingen zijn er twee mogelijkheden, afhankelijk van de soort zorg die de leerling nodig heeft. Er zijn zorgleerlingen die in aanmerking komen voor Leerweg Ondersteunend Onderwijs (Lwoo) of Praktijk Onderwijs (PrO). Daarnaast zijn er zorgleerlingen die zorg nodig hebben, maar niet binnen de criteria vallen van Lwoo of PrO. Voor beide groepen leerlingen gelden andere criteria. Criteria Lwoo of PrO Leerlingen komen in aanmerking voor Lwoo of PrO als ze een leerachterstand hebben van meer dan 1 jaar voor 2 of meer vakken. Daarbij is in ieder geval één van de leerachterstanden begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen. De leerachterstand moet blijken uit de gegevens van het leerlingvolgsysteem. De volledige regelgeving vindt u op www.rvc-vo.nl. Voor deze groep zorgleerlingen heeft de vo-school een beschikking nodig. De Permanente Commissie Leerlingzorg Voortgezet Onderwijs (PCL-vo) test eerst of de leerling in aanmerking komt voor Leerweg Ondersteunend Onderwijs of Praktijk Onderwijs. Komt de leerling in aanmerking voor Lwoo of PrO, dan kan de vo-school een beschikking aanvragen. Criteria ´andere´ zorg Leerlingen die buiten de criteria van Lwoo of PrO vallen, maar in andere zin zorg behoeven, worden aangemeld als zorgleerling. Voor deze leerlingen gelden de volgende criteria: De leerling heeft een leerachterstand van meer dan 1 jaar bij één vakgebied, in combinatie met sociaal emotionele en/of werkhoudingproblemen. De leerling heeft geen leerachterstand, maar een (gediagnosticeerd) sociaal emotioneel probleem of een gedragsprobleem. De leerling heeft een indicatie van een Regionaal Expertise Centrum (REC). De leerling heeft een leerlinggebonden financiering (LGF) en krijgt ambulante begeleiding van de Stichting Gewoon Anders (SGA) of een andere organisatie. Let op: Er zijn ook leerlingen met een REC-indicatie en/of LGF die begeleid worden door SGA, die binnen de criteria van Lwoo of PrO vallen. Deze leerlingen vallen onder de eerste groep zorgleerlingen. Zij volgen het traject van onderzoek door de PCL-vo.
17
DE AANMELDINGSPROCEDURE VAN EEN ZORGLEERLING Aan het einde van het schooljaar voor groep 7 meldt de basisschool alle zorgleerlingen aan bij de PCL-vo. De aanmeldingen moeten uiterlijk 3 weken voor het einde van het schooljaar zijn opgenomen in het digitale overdrachtsysteem Digidoor. Deze aanmelding heeft de basisschool besproken met de ouders. Van dat gesprek maakt de school een schriftelijk verslag dat de ouders mede ondertekenen. Indien ouders een andere zienswijze hebben, staat dit ook in het verslag. De basisschool stuurt het gespreksverslag naar de PCL-vo. De basisschool levert uiterlijk in de vierde week van het nieuwe schooljaar het onderwijskundig rapport digitaal aan via Digidoor. De basisschool bewaart de door de ouders ondertekende papieren versie. Overige relevante informatie, waaronder in ieder geval de gegevens uit het Leerlingvolgsysteem, levert de school ook uiterlijk in de vierde week aan bij de PCL-vo. Dat kan digitaal of schriftelijk. Als de ouders en de leerling al een vo-school van voorkeur kunnen aangeven, dan wordt dit aangegeven in het onderwijskundig rapport. De orthopedagoog of psycholoog van de betreffende vo-school zal dan in het onderzoekstraject het dossier behandelen. Is er nog geen voorkeurschool bekend, dan worden deze dossiers verdeeld over de vo-scholen. De PCL-vo test de leerlingen die in aanmerking komen voor Lwoo en PrO in de periode oktober/november. De toetsuitslagen zijn in december via Digidoor beschikbaar. De uitslag van het PCL-onderzoek of de analyse van het dossier kan aanleiding zijn om een aanvullend onderzoek te doen. Dat kan noodzakelijk zijn voor het aanvragen van een beschikking of het plaatsen in een bepaalde onderwijssetting. Ook kan de PCL-vo de basisschool vragen om aanvullende gegevens via vragenlijsten aan te leveren of de betreffende leerling op niveau te toetsen. Uiterlijk 1 maart moeten ouders hun kind hebben ingeschreven op een vo-school. Ook als er nog geen definitief advies ligt of er nog een aanmeldingstraject loopt. De PCL-vo zorgt dat het dossier op de vo-school van aanmelding komt. Bij een afwijking tussen de uitslag van het PCL-onderzoek en de bevindingen van de basisschool, vindt overleg plaats tussen de basisschool en de PCL-vo. De vo-school die ouders in eerste instantie als voorkeurschool hebben aangegeven, nodigt de ouders van de geteste leerlingen uit voor een gesprek, waarin de uitslag van de test en het advies van de PCL-vo besproken wordt.
18
Aanvraag beschikking Bij het besluit om een beschikking aan te vragen voor Praktijkonderwijs, ondertekenen de ouders mede deze aanvraag. Ouders kunnen hun eigen zienswijze toevoegen aan dit formulier. Alle leerlingen waarvoor het hierboven beschreven traject is doorlopen en die voor 1 maart zijn aangemeld bij een vo-school, zijn verzekerd van een plek op een Almeerse school voor voortgezet onderwijs. Als ouders niet willen meewerken aan een aanmelding bij of onderzoek door de PCL-vo, dan meldt de basisschool dit bij het secretariaat van de PCL-vo. In goed overleg tussen basisschool, ouders en PCL-vo proberen we dit op te lossen. Er bestaat jurisprudentie over het niet plaatsen van een leerling op een vo-school, waarvan de ouders hebben geweigerd hun kind deel te laten nemen aan het onderzoek van PCL-vo. Zijn ouders het niet eens met het gegeven PCL-vo advies, dan kunnen zij een bezwaar indienen. Dat kan volgens een bezwaarstappenplan dat te vinden is op de site van Stichting Leerlingzorg Almere. Ouders kunnen ook een schriftelijk exemplaar aanvragen bij Stichting Leerlingzorg Almere.
19
DEEL 3: BIJLAGEN
1: GESPREKSVERSLAG
21
2: VOORBEELDBRIEF UITSTROOMPERSPECTIEF GROEP 6
22
3: ADVIESFORMULIER PO - VO
24
4: PROCES NIVEAU-ADVISERING
25
5: CHECKLIST VOOR LEERLINGEN: KENMERKEN VO-NIVEAU
26
20
1: GESPREKSVERSLAG GESPREKSVERSLAG UITSTROOMPERSPECTIEF
GEGEVENS
OPMERKINGEN
Naam leerling Groep Aanwezige ouders/verzorgers Naam leerkracht Datum Uitstroomperspectief Beschikbare informatie Te bespreken Reactie ouders/verzorgers 1e Vervolgafspraak volgens protocol Afronding, afspraken e.d.
Ondertekening Ouders/verzorgers Leerkracht Naam Handtekening
21
2: VOORBEELDBRIEF UITSTROOMPERSPECTIEF GROEP 6 Beste ouder(s)/verzorger(s) van leerlingen in groep 6, Binnenkort heeft u een rapportgesprek met de leerkracht over de ontwikkeling en voortgang van uw kind. Onderdeel van dat gesprek is het voorlopige uitstroomperspectief van uw zoon of dochter. Het uitstroomperspectief is een overzicht waarop u kunt zien hoe uw zoon of dochter zich ontwikkelt met betrekking tot de resultaten op de Cito-toetsen. Deze ontwikkeling van uw kind is een indicatie welke richting in het voortgezet onderwijs voor uw kind het meest geschikt is. Op de achterzijde van deze brief vindt u de vier richtingen in het voortgezet onderwijs. Om de ontwikkeling van uw kind goed te kunnen volgen, gebruiken de Almeerse basisscholen het Cito-leerlingvolgsysteem. Tijdens de komende rapportgesprekken ontvangt u van ons een grafiek uit dit systeem. Om deze grafiek goed te kunnen begrijpen helpt het als u voorafgaand aan het gesprek alvast de informatie hieronder leest. Ontwikkeling per vakgebied In de grafiek ziet u per vakgebied hoe uw kind zich ontwikkeld heeft en op welk niveau voortgezet onderwijs hij of zij zich bevindt als de ontwikkeling op deze wijze doorgaat. Als het goed is ziet u een stabiele lijn per vak, soms zien we echter ook schommelingen. U kunt daarin zien hoe stabiel de vorderingen van uw kind zijn op de Cito-toetsen. Per vakgebied kan het niveau verschillen. Schooladvies meer dan Cito alleen In het overzicht dat u van ons krijgt, ziet u alléén de uitkomsten van de Citotoetsen. Echter, het advies van de leerkracht welk voortgezet onderwijs het best bij uw kind past, is straks niet alleen gebaseerd op de Cito-toetsen. De leerhouding en de motivatie van uw kind weegt mee in het advies. En dat geldt ook voor de resultaten behaald met methodegebonden toetsen. Al deze factoren samen zijn straks van belang bij het schooladvies dat de leerkracht geeft . Van indicatie naar definitief advies Het ontwikkelingsperspectief dat u meekrijgt is een eerste indicatie van de ontwikkeling van uw kind. In twee jaar tijd, groep 7 en groep 8, kan er natuurlijk nog veel veranderen. Daarom blijven we de ontwikkeling en voortgang van uw kind volgen. Aan het einde van groep 7 nemen we de Entreetoets af.
22
De resultaten uit de Entreetoets geeft ook een richting aan van het voortgezet onderwijs dat het meest bij uw kind zal passen. De resultaten van de Entreetoets zijn ook een onderdeel van het voorlopig advies. Aan het begin van groep 8 (november) bespreken we het voorlopig advies met u en uw kind. In februari van het daaropvolgende jaar bespreken we met u en uw kind het definitieve advies voor het voortgezet onderwijs. We hopen dat u met deze toelichting de grafiek straks goed kunt lezen. Met deze brief willen we ook meer inzicht geven hoe het schooladvies tot stand komt. Heeft u vragen, dan kunt u contact opnemen met de leerkracht van uw kind. Met vriendelijke groet,
PS: Op de achterzijde van deze brief staan de zes richtingen in het voortgezet onderwijs. De vier richtingen in het voortgezet onderwijs Praktijkonderwijs Vmbo, voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, niveau basis beroepsgerichte leerweg (mogelijk met of zonder Lwoo) Vmbo, voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, niveau kader beroepsgerichte leerweg (mogelijk met of zonder Lwoo) Vmbo, voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, niveau (gemengde) theoretische leerweg (mogelijk met of zonder Lwoo) Havo, hoger algemeen voortgezet onderwijs Vwo, voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
23
3: ADVIESFORMULIER PO - VO Naam basisschool:……………………………………………………………………………………… Naam leerling:……………………………………………………………………………………………. Naam vertegenwoordigende ouder:.................................................................. Naam leerkracht groep 8:…………………………………………………………………………...
Het definitieve advies luidt (één variant aankruisen): Vmbo basis beroepsgerichte leerweg Vmbo kader beroepsgerichte leerweg Vmbo theoretische en gemengde leerweg Praktijkonderwijs Havo Vwo
Handtekening voor akkoord ouder(s):
Handtekening voor akkoord leerkracht groep 8:
…………………………………………………
......................................................
Datum:……………………………………..
Dit formulier dient gelijktijdig met het aanmeldingsformulier te worden ingeleverd.
24
4: PROCES NIVEAU-ADVISERING PROCES NIVEAU ADVISERING PO vult Geel Formulier in
VO schrijft leerling in
PO geeft niveau-advies PO voltooit Geel Formulier
VO leest advies
VO accepteert niveau NIET VO neemt contact op met PO PO gaat akkoord met verzoek tot wijzigen VO ON voltooit Geel Formulier PO past niveau aan PO voltooit Geel Formulier
VO schrijft in op niveau
25
5: CHECKLIST VOOR LEERLINGEN: KENMERKEN VO-NIVEAU Vmbo basis beroepsgerichte Leerweg
Vmbo kader beroepsgerichte leerweg
• Je hebt veel duidelijkheid nodig.
• Je werkt het best met dingen die je kent.
• Je wilt veel bewegen.
• Je houdt van afwisseling in de
• Je werkt niet langer dan 5 minuten aan één stuk. • Je houdt van praktisch werk. • Je werkt soms met een beperkt vakkenpakket. • Je houdt niet zo van lezen. • Je werkt beter na het zien van voorbeelden.
opdrachten. • Je werkt het best na een korte uitleg. • Je hoort liever de opdracht dan dat je hem leest. • Je werkt beter na het zien van voorbeelden. • Je kunt minimaal 10 minuten aan één stuk werken.
• Je hebt veel aandacht nodig.
• Je hebt hulp nodig bij het plannen.
• Je leert het beste bij een leuke docent.
• Je werkt het best wanneer de opdracht
• Je leert in kleine ‘hapklare’ brokjes.
leuk is.
• Je plant niet of bijna niet.
• Je houdt van overzichtelijke leerstof.
• Je leert het beste in een gezellige
• Je werkt soms met een beperkt vak-
omgeving.
kenpakket.
• Je leert vooral door veel herhaling.
• Je wilt een MBO-opleiding gaan volgen.
• Je houdt van afwisseling tijdens de les.
• Je wilt graag horen of het goed gaat. • Je weet wanneer je hulp nodig hebt. • Je wilt geholpen worden bij nieuwe opdrachten.
26
Vmbo theoretische/gemengde leerweg
Havo/vwo
• Je kunt vertellen waar de opdracht over
• Je kunt je werk zelf gemakkelijk
gaat. • Je kunt eenvoudig schema’s maken. • Je kunt vertellen wat je niet begrijpt.
indelen. • Je kunt verbanden leggen tussen één en ander.
• Je kunt een hulpvraag formuleren.
• Je kunt goed abstract denken.
• Je kunt zelfstandig nakijken en
• Je begrijpt een ingewikkelde
verbeteren. • Je kunt minimaal 15 minuten aan één stuk werken. • Je gebruikt de leerstoflijn bij het leren. • Je kunt een paar dagen vooruit plannen • Je werkt het best met een enigszins beperkt vakkenpakket • Je wilt havo of mbo gaan volgen. • Je kent het verband tussen kennis en resultaat. • Je kunt een beetje abstract denken. • Je werkt het best in een duidelijke structuur. • Je houdt niet van al te grote opdrachten.
instructie. • Je bent heel erg zelfstandig. • Je kunt probleemoplossend denken. • Je kunt heel lang aan één stuk werken. • Je bent gericht op onderzoek. • Je vindt leren leuk en je weet hoe je leert. • Je planning ken je nagenoeg van buiten. • Je kunt zelf je leerproces bijstellen. • Je hanteert leerstrategieën. • Je kunt de kern van de leerstof benoemen. • Je hebt een gefundeerde eigen mening. • Je kunt kennis toepassen in een eigen situatie. • Je wilt een Hbo of universitaire opleiding gaan volgen. • Je kunt én wilt nog veel meer.
27
AFKORTINGENLIJST BOVOC: Basisonderwijs Voortgezet Onderwijs Commissie LEA:
Lokaal Educatieve Agenda
LGF:
Leerlinggebonden Financiering
LWOO: Leerwegondersteunend Onderwijs PCL-vo: Permanente Commissie Leerlingzorg voortgezet onderwijs PRO:
Praktijkonderwijs
REC:
Regionaal Expertsise Centrum
SGA:
Stichting Gewoon Anders
SLA-po: Stichting Leerlinzorg primair onderwijs Almere SLA-vo: Stichting Leerlingzorg voortgezet onderwijs Almere
28
29
30