Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere Onderzoek in het kader van de LEA Almere
Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere Onderzoek in het kader van de LEA Almere
Opdrachtgever: De Almeerse schoolbesturen en de gemeente Almere Utrecht, augustus 2010 © Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres:
[email protected]
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
3
Inhoudsopgave Managementsamenvatting ................................................................................................................... 5 1
Inleiding, werkwijze en leeswijzer ................................................................................................ 9 1.1 Inleiding .................................................................................................................................... 9 1.2 Werkwijze ................................................................................................................................. 9 1.3 Respons ................................................................................................................................. 10 1.4 Leeswijzer .............................................................................................................................. 10
2
De voorspellende waarde van het schooladvies in Nederland (literatuurstudie) ................. 11 2.1 Werkwijze literatuurstudie en expertconsultatie ..................................................................... 11 2.2 Uitkomst van de literatuurstudie ............................................................................................. 12 2.3 Aanvullende beschouwingen ................................................................................................. 12
3
Totstandkoming van het schooladvies in Almere .................................................................... 15 3.1 Werkwijze bij het opstellen van het schooladvies .................................................................. 15 3.2 Wie worden er betrokken bij het opstellen van het schooladvies? ........................................ 15 3.3 Welke informatie weegt mee in het schooladvies? ................................................................ 17 3.4 Afwijking tussen advies en eindtoets; een veel voorkomend verschijnsel in Almere ............ 18 3.5 Tevredenheid van ouders over de advisering ........................................................................ 20 3.6 Conclusies over de totstandkoming van het schooladvies .................................................... 22
4
Schoolkeuze- en aanmeldingsprocedure in Almere ................................................................ 24 4.1 De aanmeldingsprocedure volgens het PO ........................................................................... 24 4.2 De aanmeldingsprocedure volgens het VO ........................................................................... 26 4.3 De schoolkeuze en aanmeldingsprocedure volgens ouders ................................................. 29 4.4 Conclusies over de schoolkeuze- en aanmeldingsprocedure in Almere .............................. 31
5
Plaatsing van leerlingen in het Almeerse VO ........................................................................... 33 5.1 Welke informatie weegt mee bij het plaatsen van leerlingen? ............................................... 33 5.2 Samenhang tussen advies en brugklas ................................................................................. 34 5.3 Procedure bij afwijking tussen VO-advies en de CITO-eindtoets .......................................... 34
6
Het gebruik van Digidoor ná de aanmelding ............................................................................ 36 6.1 Monitoring door scholen in het PO......................................................................................... 36 6.2 Gebruik van leerlinggegevens in het VO ............................................................................... 36
7
De voorspellende waarde van het schooladvies in Almere .................................................... 38 7.1 Inleiding .................................................................................................................................. 38 7.2 Feitelijke schoolloopbaan van Almeerse leerlingen ............................................................... 38 7.3 Schoolloopbanen en wijze van adviseren .............................................................................. 40
8
Hoofdconclusies en aanbevelingen........................................................................................... 42 8.1 De manier waarop Almeerse basisscholen het VO-advies vaststellen ................................. 42 8.2 Aanmelding, plaatsing en overdracht op Almeerse VO-scholen ........................................... 43 8.3 De voorspellende waarde van het schooladvies in Almere ................................................... 44 8.4 De kwaliteit van het advies..................................................................................................... 44
Bijlage 1 Voorbeelden van PO-VO procedures ............................................................................ 45
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
4
Bijlage 2
Cohort-onderzoeken ....................................................................................................... 51
Bijlage 3
Literatuur .......................................................................................................................... 53
Bijlage 4
Welk advies bij welke CITO-score? ............................................................................... 56
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
5
Managementsamenvatting Inleiding De verbetering van de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs is één van de speerpunten op de Almeerse Lokale Educatieve Agenda. Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar de huidige gang van zaken rondom de overgang van PO naar VO in Almere. In dit onderzoek staan de volgende aspecten centraal: 1. De manier waarop Almeerse basisscholen het schooladvies vaststellen. 2. De procedure van aanmelding en plaatsing van leerlingen op Almeerse VO-scholen en de tevredenheid van ouders hierover. 3. Het gebruik van DigiDoor bij de aanmelding en toelating van leerlingen en bij het vormgeven van onderwijs en zorg ná de aanmelding. 4. De voorspellende waarde van het schooladvies voor later schoolsucces. Op grond van deze aspecten kunnen we ook uitspraken doen over de kwaliteit van het schooladvies. Omdat bovenstaande aspecten 2 en 3 nauw samenhangen, presenteren wij deze twee aspecten hieronder tezamen.
Werkwijze Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van diverse bronnen: • Een digitale enquête onder betrokkenen bij de overgang PO-VO in het Almeerse basisonderwijs (respons 77% onder directeuren, 77% onder intern begeleiders). • Een digitale enquête onder betrokkenen bij de overgang PO-VO in het Almeerse voortgezet onderwijs (respons 92%). • Een digitale enquête onder ouders van leerlingen die vorig jaar zijn overgestapt van het PO naar VO (respons 378 ouders). • Een analyse van bestanden afkomstig uit het systeem Digidoor. De gegevens hebben betrekking op de schooljaren 2005/06 tot en met 2008/09. • Een zestal interviews met docenten en intern begeleiders van Almeerse basisscholen. • Interviews met twee ‘poortwachters’ vanuit het Almeerse VO. • Een literatuurstudie over de manier waarop in andere steden omgegaan wordt met de overgang van het PO naar VO. • Een literatuurstudie uitgevoerd over de voorspellende waarde van het schooladvies in Nederland.
Onderzoeksbevindingen en advies 1. De manier waarop Almeerse basisscholen het schooladvies vaststellen •
Leerkracht groep 8 en intern begeleider bepalen het schooladvies; inmenging van ouders geen groot knelpunt voor het PO. Het vaststellen van het schooladvies is op de meeste Almeerse scholen vooral een zaak van de leerkracht groep 8 en de intern begeleider. In sommige gevallen wordt ook de directie bij de adviezen betrokken. De mate waarin en wijze waarop ouders betrokken worden bij het vaststellen van het advies verschilt per school. Sommige scholen informeren ouders enkel over het schooladvies, terwijl andere scholen ouders ook daadwerkelijk consulteren over het advies. Hoewel basisscholen het verschijnsel wel herkennen, wordt het ‘afdwingen’ van een hoog advies door ouders niet als een groot probleem ervaren door Almeerse basisscholen. Wel is het zo dat ouders regelmatig te hoge verwachtingen hebben ten aanzien van het advies. Veel scholen
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
6
proberen deze verwachtingen te temperen door reeds in groep 7 een ‘voorlopig’ advies te geven. De meeste ouders zijn uiteindelijk tevreden over het schooladvies van hun kind en de wijze waarop dit tot stand is gekomen. •
Bescheiden plaats voor CITO-eindtoets bij het schooladvies. Bij het opstellen van het VO-advies baseren leerkrachten en IB-ers zich vooral op de resultaten van LOVS-toetsen. Daarnaast hechten leerkrachten veel waarde aan de werkhouding en motivatie van leerlingen. De CITO-eindtoets neemt in de advisering in Almere een bescheiden plaats in. In veel gevallen is dit niet het resultaat van een bewuste keuze van basisscholen, maar vooral een gevolg van de stedelijke BOVOprocedure. Leerlingen moeten zich al inschrijven voor een VO-school voordat de resultaten van de CITO-eindtoets bekend zijn. Hierdoor kan het oordeel van de leerkracht en de gegevens uit het leerlingvolgsysteem minder worden gestaafd dan op veel andere plekken in Nederland. Behalve dat de CITO-eindtoets het VO-advies kan verrijken, geeft dit ook meer duidelijkheid voor ouders. Een mogelijke oplossing is om de scholen meer tijd te geven om het advies vast te stellen, door de deadlines in de inschrijvingsprocedure op te schuiven van 1 maart naar begin of medio april. Bezien moet dan worden of dit ook voor VO-scholen haalbaar is.
•
Veel schooladviezen zijn hoger dan de CITO-aanbevelingen. Schooladviezen van Almeerse basisscholen wijken vaak af van de aanbevelingen van het CITO; Zo’n 40% van de leerlingen krijgt een advies dat hoger is dan op basis van de CITO-score aanbevolen wordt (ter vergelijking: slechts 5% van de Almeerse leerlingen krijgt een advies dat lager is dan de CITO-aanbeveling). Desgevraagd blijkt dat basisscholen zich maar weinig bewust zijn van deze relatief grote afwijking. Het zou goed zijn dat scholen en hun besturen zich beter op de hoogte stellen van de feitelijke gegevens die hierover in Digidoor zijn opgenomen.
•
Rekenregels Digidoor. Digidoor bepaalt op grond van vastgestelde ‘rekenregels’ welk advies past bij een bepaalde Cito-score. Deze rekenregels wijken af van de criteria die het CITO zelf hanteert. Dit leidt in Almere soms tot discussies (met ouders) over welk advies nu voortvloeit uit de CITOeindtoets. Het zou goed zijn om de criteria van Digidoor af te stemmen op die van het CITO, ofwel hier beredeneerd van af te wijken.
•
Onderscheid BBL/KBL. In Almere wordt in de advisering door het basisonderwijs geen onderscheid gemaakt tussen de beroepsbegeleide leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg. Dit terwijl leerkrachten uit groep 8 aangeven dit onderscheid wel in leerlingen te herkennen. Het valt te overwegen om het advies BBL/KBL -in navolging van de andere gecombineerde adviezen- ook te splitsen.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
7
2. Aanmelding, plaatsing en overdracht op Almeerse VO-scholen •
Aanmeldingsprocedure verbeterd door Digidoor en heeft nog groeipotentie. De invoering van Digidoor heeft er volgens betrokkenen toe geleid dat leerlinggegevens veel beter beschikbaar zijn, waardoor de overdracht van leerlingen veel soepeler verloopt. VO-scholen gebruiken de gegevens uit Digidoor ook voor het vormgeven van hun onderwijs- en begeleidingsaanbod. Wel kan het gebruiksgemak van het systeem de komende jaren nog worden verbeterd door verbeterde koppeling met LOVS-systemen en verbeteringen in de mailfunctionaliteit (bijlagen en meerdere ontvangers). Ook is het goed om nieuwe gebruikers meer wegwijs te maken in het systeem.
•
Knelpunten rondom aanmelding zorgleerlingen. In de overgang van PO naar VO zijn er vooral knelpunten in de procedure rond zorgleerlingen. Basisscholen hebben behoefte aan meer inzicht over de wijze waarop VO-scholen leerlinggegevens omtrent mogelijkheden en beperkingen gebruiken en aan terugkoppeling over de ontwikkeling van oud-leerlingen. Andersom vinden betrokkenen op het VO dat het PO onvoldoende op de hoogte is van het verschil in setting tussen het PO en VO (en de gevolgen daarvan voor leerlingen die veel zorg en structuur nodig hebben). Deze knelpunten kunnen voor een deel worden opgelost door het vernauwen van de banden tussen PO en VO op persoonlijk niveau. Bijvoorbeeld door wat vaker ‘bij elkaar op bezoek’ te gaan. Mogelijk kunnen hiermee eerste ervaringen worden opgedaan binnen het project onderwijstijdverlenging, dat ook binnen Almere van start is gegaan.1
•
Schooladvies is doorslaggevend bij de plaatsing van leerlingen. Bij de plaatsing van leerlingen baseren VO-scholen zich in eerste plaats op het VO-advies van de basisschool en minder op de score op de CITO-eindtoets. Als aanvulling hierop vindt op veel scholen een ‘warme overdracht’ van leerlingen plaats. Uit het onderzoek blijkt ontevredenheid van VO-scholen over de kwaliteit van de Almeerse VO-adviezen. Toch plaatsen VO-scholen leerlingen in de praktijk overwegend in een brugklas die past bij het VO-advies van de basisschool, ook wanneer leerlingen een advies krijgen dat hoger is dan de norm die in Digidoor wordt gehanteerd.
3. De voorspellende waarde van het schooladvies in Almere •
Relatief veel afstroom bij Almeerse leerlingen. In Almere komt één op de drie leerlingen na twee jaar op een ander niveau in het VO terecht dan waarvoor zij op de basisschool zijn geadviseerd. Vijf procent blijft zitten en de rest stroomt een niveau op of af. Beide komen ongeveer even vaak voor. De kans op afstroom is echter een stuk groter als leerlingen een schooladvies hebben dat boven hun score op CITO-eindtoets ligt, met name bij leerlingen met een VMBO-t- of HAVO-advies bij een relatief lage CITO-score. Daarbij komt dat het VO in meerderheid niet tevreden is over het gegeven advies door de basisschool. Hier moet iets aan gedaan worden, Het lijkt er enerzijds op dat basisscholen onvoldoende beeld hebben in welke situatie leerlingen in het VO terecht komen. Anderzijds verdient het aanbeveling dat basisscholen beter inzicht krijgen in de schoolloopbaan van hun oud-leerlingen in het VO.
1
Voor nadere informatie zie http://www.onderwijstijdverlenging.nl. Het doel van dit project is naast het realiseren van extra onderwijstijd ook de verbetering van de overgang tussen het primair en voortgezet onderwijs.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
8
4. De kwaliteit van het advies •
Kwaliteit van advies voor verbetering vatbaar. Op basis van het voorgaande kunnen we concluderen dat de kwaliteit van het schooladvies in Almere voor verbetering vatbaar is. Op basis van dit onderzoek doen we daarom de volgende aanbevelingen: o Laat de CITO-eindtoets een volwaardiger rol spelen in de totstandkoming van het schooladvies. Niet als ‘op zichzelf staand’ gegeven, maar als laatste meting uit de toetskalender. De CITO-eindtoets levert gezamenlijk met eerdere metingen uit het CITO-LOVS en de CITO-Entreetoets een ‘schoolvorderingenscore’. 2 o Verschuif de deadline voor aanmelding op VO-scholen van 1 maart naar begin of medio april teneinde voldoende recht te doen aan de uitkomst op de CITO-eindtoets. o Maak bij twijfelgevallen gebruik van een capaciteitentoets, zoals bijvoorbeeld een intelligentietoets. Het gaat dan bijvoorbeeld om leerlingen waarbij een grote afwijking is tussen de schoolvorderingenscore en het advies en/of leerlingen met een grillig verloop in toetsscores in bijvoorbeeld de periode eind groep 6 tot en met medio groep 8. Maak de uitslag van de capaciteitentoets in die twijfelgevallen doorslaggevend voor het uiteindelijke advies. o Ga periodiek na of de criteria zoals die nu zijn opgenomen in Digidoor niet strenger of soepeler zijn dan het landelijke overgangspatroon (vergelijk de Cito-tabel in bijlage 4) en of daartoe nog aanleiding is. o Blijf de advisering en doorstroom monitoren en koppel de voortgang van leerlingen in het VO terug aan basisscholen. Scholen (en besturen) kunnen daardoor beter reflecteren op hun wijze van adviseren. Basisscholen geven zelf ook aan behoefte te hebben aan inzicht op de voortgang van hun oud-leerlingen. Een aantal VO-scholen geeft deze terugkoppeling, maar dit geldt niet voor alle VO- scholen. Het zou goed zijn hier stedelijke afspraken over te maken. Digidoor zou bijvoorbeeld kunnen worden gebruikt om een gestandaardiseerde terugkoppeling te maken per school / bestuur.
2
Als de Cito-eindtoets zou opschuiven in de tijd, waarover nu discussie plaatsvindt, kunnen de medio 8-toetsen Begrijpend Lezen en Rekenen worden gebruikt, idem voor scholen die de CITO-eindtoets niet afnemen.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
1
9
Inleiding, werkwijze en leeswijzer
1.1
Inleiding
De gemeente Almere en de Almeerse schoolbesturen hebben binnen de Lokale Educatieve Actieagenda een viertal programmalijnen uitgezet om de kwaliteit van het Almeerse onderwijs te verbeteren. Eén van die programmalijnen is: goede overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs. Om te bepalen op welke punten deze overgang kan worden verbeterd, hebben de gemeente en schoolbesturen een onderzoek laten uitvoeren naar het verloop van dit proces. In het onderzoek zijn een aantal aspecten betrokken: • De manier waarop Almeerse basisscholen het schooladvies vaststellen. • De procedure van aanmelding en plaatsing van leerlingen op Almeerse VO-scholen en de tevredenheid van ouders hierover. • Het gebruik van DigiDoor bij de aanmelding en toelating van leerlingen en bij het vormgeven van onderwijs en zorg ná de aanmelding. • De voorspellende waarde van het schooladvies voor later schoolsucces. Op grond van deze aspecten kunnen we ook uitspraken doen over de kwaliteit van het schooladvies. Deze moet vooral blijken uit de mate waarin het advies een goede voorspeller is van de schoolcarrière.
1.2
Werkwijze
Voor het onderzoek naar de overgang van het primair naar voortgezet onderwijs in Almere hebben wij gebruik gemaakt van diverse bronnen: • Een literatuurstudie over de manier waarop in andere steden omgegaan wordt met de overgang van het PO naar VO • Een digitale enquête onder betrokkenen in het basisonderwijs • Een digitale enquête onder betrokkenen in het voortgezet onderwijs • Een digitale enquête onder ouders van leerlingen die vorig jaar zijn overgestapt van het PO naar VO • Een analyse van bestanden afkomstig uit het systeem Digidoor. De gegevens hebben betrekking op de schooljaren 2005/06 tot en met 2008/09 3 4 • Een zestal interviews met docenten en intern begeleiders van Almeerse basisscholen. • Interviews met twee ‘poortwachters’ vanuit het Almeerse VO
3
4
Scholen voor basis- en voortgezet onderwijs in Almere maken bij de overgang van leerlingen van het PO naar VO gebruik van het systeem Digidoor. Via dit systeem worden leerlingengegevens verstrekt aan de VO school. De basisschool voert hierbij voor elke leerling het schooladvies in en eventuele relevante opmerkingen voor de overdracht van leerlingen. Van leerlingen die hebben deelgenomen aan de CITO-eindtoets voert de basisschool tevens de score op die toets in. De aanvraag voor beschikkingen/toekenningen voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs verlopen eveneens via Digidoor. Door de gegevens uit Digidoor te analyseren, wordt een beeld verkregen van de onderwijsloopbaan van leerlingen vanuit het PO naar de eerste jaren in het VO.
Incidenteel is door Almeerse scholen het advies ‘LWOO’ gegeven, hoewel dit feitelijk geen onderwijstype is (een leerling kan alle leerwegen van het VMBO volgen met leerwegondersteunend onderwijs). In deze gevallen hebben wij het advies beschouwd als VMBO BBL/KBL, aangezien het leeuwendeel van de leerlingen met LWOO instroomt in de beroepsgerichte leerwegen van het VMBO.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
1.3
10
Respons
Uit de deelname aan het onderzoek blijkt de grote betrokkenheid van scholen bij het onderwerp. De digitale enquête is door 57 van de betrokken basisscholen ingevuld (77%). Op 58 basisscholen (eveneens 77%) is door intern begeleiders de digitale enquête met betrekking tot de plaatsing van zorgleerlingen ingevuld. Van de Almeerse VO-scholen hebben zelfs 11 van de 12 scholen/locaties deelgenomen (responspercentage 92%).5 De ouderenquête is in totaal door 378 ouders ingevuld. Aangezien niet bekend is hoeveel ouders de enquete hebben ontvangen, kunnen wij hierbij geen responspercentage weergeven. Tabel 1 geeft het aantal responderende ouders per school weer. Tabel 1.
Respons ouders naar school (Bron: Enquête ouders)
Antwoord
Aantal
Arte college
37
Baken Stad
12
Baken Park
15
Baken Trinitas
24
Buitenhout college
27
Echnaton
25
Groenhorst college
18
Helen Parkhurst / Villa Parkhurst
69
Montessori lyceum
25
Meergronden
33
Oostvaarders college
91
Totaal
1.4
378
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 beschrijven we de resultaten van een literatuurstudie en expertconsultatie naar de voorspellende waarde van het schooladvies in Nederland. In de daaropvolgende hoofdstukken beschrijven we achtereenvolgends de wijze waarop Almeerse basisscholen het Schooladvies opstellen (hoofdstuk 3), het proces van schoolkeuze en de aanmeldingsprocedure (hoofdstuk 4), de plaatsing van leerlingen (hoofdstuk 5), het gebruik van Digidoor ná de aanmelding (hoofdstuk 6), en de schoolloopbaan van leerlingen in Almere (hoofdstuk 7). We sluiten af met overkoepelende conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 8).
5
De respons is als volgt verdeeld over de schoolbesturen(aantallen compleet ingevuld): PO: ASG (34/46), Prisma (10/14), SKOFV (8/10), Overig (0/4) VO: ASG (5/5), Amarantis (3/3), ABVO Flevoland (2/3), Aeres (1/1)
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
2
11
De voorspellende waarde van het schooladvies in Nederland (literatuurstudie)
In 52% van de gemeenten in Nederland staat het thema ‘Doorstroom PO-VO’ op de Lokale Educatieve Agenda (LEA).6 Afspraken rondom de doorstroom PO-VO kunnen zijn vastgelegd in de vorm van een onderling overeengekomen beschrijving van de te volgen procedure. Doel van dergelijke procedures is om een bijdrage te leveren aan een optimale overgang van het PO naar het VO. Centraal element daarin is dat een leerling terecht komt op een voor hem of haar meest passende plaats in het VO. De inhoud van dergelijke afspraken en procedures wint aan kracht als deze is gebaseerd op de inzichten uit (wetenschappelijk) onderzoek. Om die reden is binnen het onderzoek naar de overgang van PO naar VO in Almere ook een literatuurstudie en expertconsultatie verricht om een actueel antwoord te krijgen op de volgende vraag: Wat is de relatie tussen de daadwerkelijke schoolloopbaan in het VO, het VO-advies en het ‘geschiktheidsonderzoek’? Met het geschiktheidsonderzoek bedoelen we behalve de Cito-eindtoets ook de Cito-entreetoets (groep 7) en het Cito-leerlingvolgsysteem. Ook toetsen die gebruikt worden in plaats van of als aanvulling op de CITO-eindtoets, zoals intelligentietoetsen, vallen binnen de vraagstelling. De belangrijkste bevindingen van deze literatuurstudie en expertconsultatie zijn in het vervolg verwoord. Eerst wordt kort ingegaan op de gevolgde werkwijze, waarna we de onderzoeksvraag beantwoorden op basis van onze bevindingen. We sluiten af met een aantal conclusies en aanbevelingen. In aanvulling hierop beschrijven wij de BOVO (of POVO) procedure in een aantal gemeenten in Nederland. Ten behoeve van de leesbaarheid is die beschrijving opgenomen in bijlage 1.
2.1
Werkwijze literatuurstudie en expertconsultatie
Voor deze literatuurstudie en expertconsultatie is langs twee wegen gezocht naar relevante informatie.7 Allereerst is een uitvoerige literatuurstudie verricht. In bijlage 3 is een opsomming opgenomen van de meest relevante literatuur. Op de tweede plaats zijn enkele informanten telefonisch geraadpleegd. Het doel hiervan was drieledig: • nagaan of geen voor de hand liggende relevante (met name actuele) literatuur is gemist; • een eerste verifiëring van het beeld dat uit de literatuurstudie naar voren komt; • zicht krijgen op andere toetsen dan alleen Cito-gerelateerd. De volgende personen/instellingen zijn telefonisch geraadpleegd: 1. dhr. Anton Béguin (CITO / indirect, methodologie en contactpersoon COOL 5-18); 2. mw. Judith Rood (Boom uitgeverijen, i.v.m. NIO-toets); 3. mw. Femmelien Busstra (Gemeente Den Haag); 4. mw. Mattanja Kats (regionaal BOVO coördinator Haaglanden, SWV VO Haaglanden); 5. dhr. Hans Kuyper (GION); 6. mw. Riny Mayer (CITO, project eindtoets en entreetoets), bij afwezigheid van mw. van der Lubbe; 7. mw. Lia Mulder (ITS); 8. dhr. Jaap Roeleveld (Kohnstamm instituut); 9. Gemeente Zoetermeer / leerplicht (kader: gebruik ISI). 6 7
Bron: De lokale educatieve jaaragenda 2009, Ontwikkeling van de LEA in Nederlandse gemeenten. Oberon, 2009. Het grootste deel van het onderzoek is uitgevoerd door dhr. J.Vreuls, in opdracht van Oberon. De resultaten en conclusies vallen onder verantwoording van Oberon.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
2.2
12
Uitkomst van de literatuurstudie
Het aantal publicaties waarbij wordt ingegaan op de voorspellende waarde van het schooladvies én de CITO-eindtoets is beperkt. In dit hoofdstuk beschrijven we de belangrijkste bevindingen uit deze publicaties en de interviews die hebben plaatsgevonden. Eerst is het belangrijk om vast te stellen dat de strekking van al deze bevindingen in dezelfde richting wijst: 1. Het schooladvies is de beste voorspeller voor de verdere schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs, beter dan de Cito-eindtoets en ook beter dan andere taal- en rekentoetsen Op zich is deze constatering niet echt verrassend. Een aantal factoren spelen daarbij een rol: • de eindtoets is een momentopname die door uiteenlopende factoren een afwijkend beeld kan opleveren; • de eindtoets meet voornamelijk cognitieve aspecten; • het schooladvies is gebaseerd op kennis over de leerling over een langere periode; • in het schooladvies worden aspecten verdisconteerd die in gezamenlijkheid tot een meer afgewogen oordeel leiden. Naast verdiscontering van het resultaat op de CITO-eindtoets spelen ook mee (zie ook Kuyper en van der Werf, 2002): - intelligentie (al dan niet gemeten met een toets8); - motivatie; - achtergrond, in het bijzonder de inschatting van de ondersteuning die de leerling vanuit huis geboden krijgt. 2. Er zijn nauwelijks andere zoekgegevens beschikbaar over de vraag of een trits van Cito-LOVS-toetsen of de Cito-entreetoets waardevollere voorspellers zijn dan de Citoeindtoets. Er is op zich al nauwelijks informatie voorhanden over bijvoorbeeld de relatie tussen de entreetoets en de eindtoets zelf. 3. Er zijn geen onderzoeksresultaten beschikbaar ten aanzien van de stelling dat een intelligentietest een betere voorspeller is dan de Cito-eindtoets (of het vo-advies). Er zijn wel veronderstellingen dat deze ongeveer eenzelfde voorspellingskracht kan hebben.
2.3
Aanvullende beschouwingen
Er is een aantal belangrijke aanvullende beschouwingen te maken ten aanzien van de gevonden onderzoeksresultaten. Hiermee worden de onderzoeksbevindingen sterk gerelativeerd en wordt duidelijk dat gegeven de huidige onderwijspraktijk en het uitgevoerde onderzoek, er in feite geen scherpe conclusies kunnen worden getrokken over de zelfstandige voorspellingswaarde van alleen een Cito-eindtoets of alleen een advies of alleen een intelligentietoets. Dit zijn de volgende beschouwingen: • In de regel wordt bij het schooladvies ook de uitkomst van de Cito-eindtoets in de uiteindelijke beoordeling van de leerkracht meegewogen (zie Inspectie, Aansluiting, 2007 p.11). Dat draagt er mede aan bij dat de voorspellende waarde van het advies hoger is dan die van de Cito-eindtoets. Hoe komt dit te liggen als schooladvies en CITO-eindtoets in de tijd zo geprogrammeerd worden dat het advies voorafgaat aan de eindtoets (waardoor het resultaat op die eindtoets niet meer kan worden meegewogen)? Momenteel is het zo dat ongeveer bij tweederde van de klassen in 8
Wel onder de voorwaarde dat sprake is van een goede toets. Wordt gebruik gemaakt van een niet geschikte toets, dan werkt dat verstorend op de analyses (zie Kuyper en van der Werf, 2001).
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
13
Nederland de mogelijkheid bestaat dat het advies wordt bijgesteld, afhankelijk van de uitkomst op de Cito-eindtoetsscore (Driessen e.a., 2005). • Enkele aspecten die ons inziens relevant zijn, blijven in de onderzoeken/literatuur onderbelicht: - Aard, omvang en impact van het fenomeen waarbij het schooladvies (al dan niet in combinatie met de Cito-eindtoets) een self-fulfilling prophecy blijkt te zijn. Zie ook Terwel (2006): Het advies van de basisschool blijkt dus een betere voorspeller van succes in de loopbaan van het voortgezet onderwijs dan de prestatiescores zoals rapportcijfers of de CITO-eindtoets. Voor een groot deel van de leerlingen bepaalt het advies de schoolloopbaan. Is het advies daarmee een krachtige voorspeller of is het een profetie die zichzelf waarmaakt? - De combinatie entreetoets-eindtoets en de voorspellende waarde van die combinatie op de verdere schoolloopbaan. Dit vanuit de gedachte dat de entreetoets in groep 7 voornamelijk als doel heeft om te inventariseren waar een leerling een relatieve achterstand heeft en bijsturing behoeft. Komt dat in de praktijk ook uit de verf en zorgt dat ervoor dat een schoolloopbaan in het VO beter verloopt (en wellicht ook beter is te voorspellen omdat niet sprake is van één meetmoment maar van twee die –in elk geval vanuit de opzet geredeneerd- een verband met elkaar zouden moeten hebben). - Een soortgelijke exercitie zou kunnen worden uitgevoerd voor de combinatie Cito-LOVS– Cito-eindtoets, met een te verwachten hoge correlatie tussen beide. - De relatie tussen de voorspellende waarde en de kwaliteit van de overdracht ligt voor de hand. Ligt een knelpunt bij de voorspellende waarde of wordt de kwaliteit met name bepaald door een goed en betrouwbaar OKR. • Wat zijn verstorende factoren op de ‘zuivere lijn’ van advies (al dan niet in combinatie met Cito) enerzijds en anderzijds de uiteindelijke schoolkeuze? Denk bijvoorbeeld aan: - de invloed van ouders op het advies; - een (beoogd) positieve beïnvloeding van de uitkomst van de Cito-eindtoets door veelvuldig oefenen; - schuivende panelen voor wat betreft de selectiecriteria bij het VO; neerwaartse bijstelling om er zo voor te zorgen dat de klassen gevuld blijven, opwaartse bijstelling om loting te ontlopen. - Hoe groot is de invloed van die verstorende factoren, hoe onwenselijk zijn zij, welke van deze factoren zijn beïnvloedbaar en wat kunnen we op deze factoren aan beleid in zetten om de voorspellende waarde positief te beïnvloeden. - Bij de analyse van dit vraagstuk zou je nog kunnen onderscheiden naar de volgende fasen: de fase tot en met het advies (inclusief Cito-eindtoets), de fase van advies naar uiteindelijke plaatsing en de fase daarna, nadat het voortgezet onderwijs is begonnen. Dan komen ook andere potentieel verstorende factoren in beeld. Wat zijn die factoren, zijn die onwenselijk en zo ja: zijn zij beïnvloedbaar en wat is er dat geval aan te doen? • In het verlengde van de eerdere constatering onder ‘nuanceringen’ dat het advies lang geen perfecte voorspeller is dient zich de vraag aan hoe de uitkomsten precies te interpreteren. Wat voor een waarde moet worden toegekend aan een correlatie ‘x’? De hoogste correlatie staat voor de beste voorspellende waarde, maar hoeveel is er nog in potentie te winnen? In dit verband speelt ook de vraag: in hoeverre kan je over kinderen zinvolle voorspellingen over hun verdere schoolcarrière doen. Children’s ablility at the age of 10 and assessment at the end of primary school both have an enormous impact on the educational selection process. However, the validity of educational ability at the age of 10 as the sole selection criterion for directing children in different school environments is questionable given the children develop skills at different stages of their childhood and may therefore have the potential for catching up after primary schooling , i.e. long after the selection has taken place. …. However it is often assumed that the shortcomings of the selection process ‘ability
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
14
at age 10’ will be balanced out by the ability for a child to switch school-tracks after completion of each successive school grade. (Innocenti working papers no 92, Schnepf 2002). Deze conclusies liggen in het verlengde van recent vergelijkend Europees onderzoek naar onderwijsachterstanden, waaruit blijkt dat migrantengroepen veel hogere schooltypen behalen in landen waar de schooltype-keuze pas op latere leeftijd plaats vind. Onderwijssysteem-variabelen hebben dus invloed op schoolsucces en dus ook op de relatie tussen eindniveau basisonderwijs (advies, toetsmode) en schoolloopbanen in het VO.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
3
15
Totstandkoming van het schooladvies in Almere
In dit hoofdstuk bekijken we hoe Almeerse scholen het schooladvies opstellen, wie hierbij betrokken worden en welke informatie meespeelt. Tenslotte bekijken we de tevredenheid van ouders over het (opstellen van het) advies.
3.1
Werkwijze bij het opstellen van het schooladvies
Op de meeste Almeerse basisscholen zijn er vaste werkwijzen voor het vaststellen van het Schooladvies. Het betreft hier vaak mondelinge afspraken. Op een deel van de scholen is de werkwijze ook daadwerkelijk schriftelijk vastgelegd. Op de scholen waar dit het geval is, zijn de afspraken meestal opgenomen in een apart protocol of regels voor groep 8. Slechts op twee scholen is de werkwijze van het vaststellen van het schooladvies beschreven in de schoolgids (zie onderstaande twee tabellen). Tabel 2.
Is er op uw school een vaste werkwijze voor het vaststellen van het VO-advies? (Bron: Enquête PO) (N=60)
Antwoord
Percentage
Aantal
Ja, hierover zijn alleen mondelinge afspraken Ja, deze is schriftelijk vastgelegd Nee
52% 40% 8%
31 24 5
Totaal
100%
60
Tabel 3.
Hoe is de werkwijze voor het vaststellen van het VO-advies vastgelegd? (meerdere antwoorden mogelijk) (Bron: Enquête PO) (N=24)
Antwoord Via een apart protocol In aparte regels voor groep 8 In het kwaliteitssysteem of kwaliteitshandboek van de school of het bestuur (ook) anders : document toegevoegd aan zorgplan handboek van school In de schoolgids
3.2
Percentage 50% 38% 17%
Aantal 12 9 4
8%
2
8%
2
Wie worden er betrokken bij het opstellen van het schooladvies?
Niet geheel verrassend neemt de leerkracht van groep 8 op alle Almeerse scholen deel aan het vaststellen van het advies. Ook de intern begeleider (IB’er) speelt op de meeste scholen een rol in de advisering. Op sommige scholen is de IB’er echter in het geheel geen partij. Scholen verschillen onderling sterk wat betreft de betrokkenheid van de directeur bij het vaststellen van het advies. Op een deel van de scholen is dit altijd het geval, terwijl dit bij een ander deel zelden of nooit gebeurt.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Tabel 4.
16
Welke betrokkenen nemen bij u op school deel aan het vaststellen van het VO-advies? (Bron: Enquête PO) (N=59) Zelden / Nooit
De leerkracht(en) van groep 8 Een intern begeleider De ouders van de leerling De directeur / directie Andere leerkracht(en) Een externe deskundige • Stichting Gewoon Anders (14x) • Schoolbegeleidingsdienst (3x) • PCL (2x) • Orthopedagoog/psycholoog Anders • De leerling • Verschilt van geval tot geval
Soms
Meestal
Altijd
0% 5% 32% 22% 17%
0% 12% 20% 32% 44%
0% 10% 10% 10% 10%
100% 73% 37% 36% 29%
49%
47%
2%
2%
94%
4%
0%
2%
De rol van ouders: geen groot knelpunt voor basisscholen De mate waarin ouders bij het vaststellen van het schooladvies worden betrokken, verschilt sterk tussen scholen, zo blijkt uit de enquête onder basisscholen (zie bovenstaande tabel). Ook de manier waarop ouders betrokken worden verschilt per school, zo blijkt uit de interviews met basisscholen. Op sommige scholen worden ouders uitsluitend geïnformeerd over het advies en hebben zij geen inbreng in de advisering. Andere scholen betrekken ouders actiever in de advisering. Op deze scholen worden ouders gezien als een belangrijke bron van informatie wat betreft de capaciteiten van hun kind. Op scholen komt het incidenteel voor dat ouders een hoger advies willen ‘afdwingen’. Als leerlingen een lager advies krijgen dan de ouders hadden verwacht, onderbouwen leerkrachten hun advies met objectieve toetsgegevens zoals de entreetoets of gegevens uit het leerlingvolgssysteem. Vaak zijn ouders ontvankelijk voor een dergelijke toelichting. Slechts een enkele ouder blijft ontevreden met het advies en is het ook op het moment van het definitieve advies nog oneens met de basisschool. Scholen lossen dit op door opnieuw om de tafel te gaan met ouders, leerlingen en eventueel het voortgezet onderwijs met als doel tot overeenstemming van het advies te komen. Basisscholen gaan in dergelijke gevallen niet zomaar overstag en blijven meestal vasthouden aan hun advies. Wel komen scholen de ouders in de periode voorafgaand, tijdens of na de advisering op verschillende manieren tegemoet. Voorbeelden zijn het afwachten van de CITO-resultaten voordat het definitieve advies wordt gegeven of het in Digidoor vermelden dat de leerling graag wil opstromen in het voortgezet onderwijs. Ook kiezen scholen ervoor om eind groep 7 al een voorlopig advies te geven. Hierdoor worden ouders in groep 8 minder vaak verrast door een laag advies. Bovendien stelt dit scholen in staat om afspraken te maken met ouders en leerlingen om het onderwijsniveau in groep 8 nog te verbeteren. Bij het vaststellen van het uiteindelijke schooladvies krijgen leerlingen bij kleine verschillen het voordeel van de twijfel. Echter, uit de interviews blijkt dat dit een laatste optie is, waar verschillende gesprekken met ouders, leerkrachten en leerlingen aan vooraf zijn gegaan. Zelfs als leerlingen een, in de optiek van ouders, te laag advies krijgen, proberen maar weinig ouders hun kind te laten plaatsen in een brugklas boven het advies. Bovendien is het dan nog maar de vraag of ouders er in slagen hun kind op het onderwijsniveau van hun keuze te plaatsen. Volgens de leerkrachten en intern begeleiders hechten de Almeerse scholen voor voortgezet onderwijs veel waarde aan het advies van de basisschool. VO-scholen gaan in dit soort situaties vrijwel altijd op het advies van de basisschool af.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
3.3
17
Welke informatie weegt mee in het schooladvies?
‘Harde gegevens’ Op vrijwel alle scholen spelen toetsen in het kader van het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) een grote rol in het vaststellen van het VO-advies. Op een grote meerderheid van de scholen spelen de entreetoets van groep 7, en toetsen binnen de op school gehanteerde methode(n) een grote rol. Het VO-advies is in Almere daarmee niet iets dan in het laatste jaar ‘bevochten’ moet worden (via de CITO-eindtoets), maar is een optelsom van informatie die in de voorgaande jaren (soms zelfs hele schoolloopbaan) worden verzameld. Tabel 5.
Welke instrumenten spelen op uw school een grote rol bij de bepaling en de onderbouwing van het VO-advies? (meerdere antwoorden mogelijk) (Bron: Enquête PO) (N=58)
Antwoord Methode-onafhankelijke toetsen (LOVS-toetsen) Entreetoets groep 7 Methodegebonden toetsen CITO-Eindtoets of een andere eindtoets Resultaten van sociaal-emotionele toetsen (zoals bijvoorbeeld de Schoolvragenlijst, Viseon, Scol) Geschiktheidsonderzoek (zoals bijvoorbeeld Nederlands Intelligentietest voor Onderwijsniveau) Anders
Percentage Aantal 93% 54 79% 46 76% 44 53% 31 33%
19
5%
3
26%
15
Uit de interviews met de scholen blijkt dat eind groep 7, nadat de resultaten van de entree-toets bekend zijn, een voorlopig VO-advies wordt gegeven. Scholen geven nadrukkelijk aan dat het om een voorlopig advies gaat en het uiteindelijke advies kan afwijken. Sommige scholen gaven voorheen pas bij het eerste rapport van groep 8 het voorlopige advies. Omdat steeds meer ouders negatief verrast waren over het advies, werd besloten ouders al in groep 7 een indicatie van het advies te geven. Op drie van de geïnterviewde scholen wordt er bewust voor gekozen dit voorlopige advies wat lager aan te houden, met name als er twijfel bestaat tussen twee niveaus. Dit voorkomt volgens scholen teleurstellingen bij het definitieve advies en stimuleert tevens de inzet van leerlingen in het laatste leerjaar. Opvallend genoeg speelt voor Almeerse scholen de CITO-eindtoets voor slechts de helft van de scholen een grote rol, terwijl meer dan 80% van de Almeerse scholen de toets wel afneemt. Dit is mogelijk het gevolg van de bijzondere situatie in Almere. In Almere moeten leerlingen namelijk al vóór 1 maart worden ingeschreven op een VO-school. De resultaten van de CITO-eindtoets zijn echter op dat moment nog niet bekend. Ouders laten zich bij de keuze voor een VO-school leiden door een eerder advies van de school (op de geïnterviewde scholen in januari vastgesteld), waarin de resultaten van de CITO-eindtoets nog niet zijn meegewogen. De CITO-eindtoets krijgt daarmee in Almere de vorm van een ‘second opinion’, die vaak alleen bij grote afwijking leidt tot bijstelling van het advies. In veel andere gemeenten in Nederland kunnen leerlingen zich tot begin of half april inschrijven voor een VO-school. De advisering is dan vaak al afgerond voordat leerlingen zich definitief moeten inschrijven bij een VO-school. In die gevallen dient de CITO-eindtoets vaak als sluitstuk in de diagnose. Uit de interviews met leerkrachten en intern begeleiders komt naar voren dat de Almeerse praktijk van adviseren soms moeilijk uit te leggen is aan ouders. Veel ouders begrijpen niet dat de CITO-eindtoets niet meegenomen wordt in het advies. Anderzijds geven alle geïnterviewde leerkrachten en intern begeleiders aan dat scores op de Cito-eindtoets vrijwel altijd overeen komen
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
18
met het reeds gegeven advies.9 Een advies wordt slechts in enkele gevallen aangepast op basis van de CITO-resultaten. ‘Zachte gegevens’ Ook informatie die niet wordt verkregen via tests en toetsen speelt een grote rol in het bepalen van het advies. Het oordeel van de leerkracht (en voorgaande leerkrachten) speelt een belangrijke rol. Vaak gaat het hierbij om een oordeel over werkhouding, gedrag en inzet; de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling en diens zelfstandigheid. Van de niet-cognitieve aspecten zijn werkhouding, taakgerichtheid, inzet en zelfstandigheid de belangrijkste bij het bepalen van het advies. Ook in interviews met leerkrachten en intern begeleiders wordt het belang van een goede werkhouding en motivatie van leerlingen onderschreven. Vooral wanneer voor de school twijfel bestaat tussen twee niveaus zijn werkhouding, inzet en motivatie van de leerling belangrijke factoren. Een aantal scholen geeft aan bij dit soort twijfelgevallen ook naar de thuissituatie van de leerling te kijken. Wanneer de leerling van huis uit ondersteuning kan verwachten,wordt dit als compenserende factor meegenomen. Voor leerlingen waarvan duidelijk is dat ze een bepaald niveau aankunnen, speelt de thuissituatie een minder belangrijke rol in de overwegingen van de leerkracht. Andere gegevens uit het leerlingdossier die een grote rol spelen bij het vaststellen van het advies zijn bijvoorbeeld dyslexieverlaring- en adhd-indicatie. Ten slotte noemen enkele scholen de sociaalemotionele ontwikkeling van leerlingen (los van toetsen) als belangrijke factor bij het opstellen van het schooladvies. In een open opmerkingenveld benadrukken zes scholen dat zij hopen dat het schooladvies en de visie van de leerkracht altijd boven het resultaat op de CITO-eindtoets zal gaan. Eén directeur ziet hierin tot zijn spijt een tendens bij VO-scholen: “Ik heb de indruk dat scholen steeds meer bij voorkeur uitsluitend afgaan op [het resultaat op de] eindtoets en steeds meer huiverig zijn op kinderen met een lager advies vanuit eindtoets op te nemen. Ik heb de indruk dat dit te maken heeft met het scherpere toezicht vanuit Inspectie.”. Anderzijds wordt in de interviews benadrukt dat basisscholen zich tot dusver gesteund voelen door VO-scholen wanneer hun advies afwijkt van de CITO-scores. Verder geven scholen in de enquête en tijdens de interviews aan dat er onvoldoende mogelijkheid is om de resultaten van de CITO-eindtoets te vervlechten in het advies. “Het is niet handig als de uitslag van de eind-CITO pas binnenkomt wanneer de leerkrachten al hun advies hebben moeten geven.”, aldus een directeur.
3.4
Afwijking tussen advies en eindtoets; een veel voorkomend verschijnsel in Almere
Afwijking volgens de scholen Op basis van de CITO-Eindtoetsscores bepaalt het CITO voor welk brugklastype een leerling het meest in aanmerking komt. Het staat de school vrij hier in de advisering van af te wijken. Desgevraagd geven de meeste Almeerse basisscholen aan dat zij ‘soms’ van de aanbeveling van het CITO afwijken. Een kwart zegt dat dit zelden of nooit het geval is (zie onderstaande tabel). Ook in interviews laten betrokkenen op de PO-scholen blijken dat een afwijking tussen advies en cito-score uitzonderingsgevallen zijn.
9
Analyses op het systeem Digidoor ondersteunen deze inschatting echter niet. Verderop in deze rapportage lichten wij dit toe.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Tabel 6.
19
Hoe vaak komt het voor dat het VO-advies van uw school afwijkt van de aanbeveling van het CITO? (Bron: Enquête PO) (N=29)
Antwoord
Percentage
Aantal
23% 68% 0% 0% 3%
7 21 0 0 1
6%
2
100%
29
Zelden of nooit Soms Meestal Altijd Weet niet Niet van toepassing: wij nemen de CITO-eindtoets niet af Totaal
Afwijking ten opzichte van de ‘rekenregels’ van CITO Analyses van de gegevens uit Digidoor laten echter zien dat scholen vaker afwijken van de aanbeveling van het CITO dan hun antwoorden in de enquête doen vermoeden.10 Zo’n 40% van de leerlingen die deelnemen aan de CITO-eindtoets heeft in de afgelopen jaren een schooladvies gekregen dat hoger ligt dan de aanbeveling van het CITO (zie onderstaande tabel). Daarboven heeft 5% een advies gekregen dat lager ligt dan de aanbeveling van het CITO. Tabel 7.
Afwijking tussen schooladvies en aanbeveling van het CITO per jaar (Bron: analyse Digidoor)
Schooladvies < Aanbeveling CITO Schooladvies = Aanbeveling CITO Schooladvies > Aanbeveling CITO Eindtotaal
05/06 5% 56% 39% 100%
06/07 6% 53% 41% 100%
Schooljaar 07/08 08/09 5% 5% 55% 58% 40% 37% 100% 100%
Eindtotaal 5% 56% 39% 100%
De relatief hoge advisering komt met name voor bij leerlingen waarvoor het CITO de aanbeveling VMBO-kaderberoepsgerichte leerweg (KBL) geeft (zie onderstaande tabel). Almeerse scholen geven deze leerlingen vaak het advies VMBO-Theoretische leerweg (TL) of soms zelfs HAVO, terwijl hun CITO-eindtoetsscore op het niveau ligt van veel leerlingen op de kaderberoepsgerichte leerweg. Van leerlingen waarvan het CITO verwacht dat zij (gezien hun CITO-eindtoetsscore) het best tot hun recht komen op de beroepsbegeleide leerweg, krijgt 30% in Almere het schooladvies Theoretische leerweg. ‘Onderadvisering’ komt relatief vaak voor bij leerlingen met een CITO-eindtoetsscore op VWO-niveau; 10% van hen krijgt het schooladvies HAVO. Tabel 8.
Afwijking tussen schooladvies en aanbeveling van het CITO per CITO-aanbeveling, schooljaar 11 2008/09 (Bron: analyse Digidoor)
Schooladvies < Aanbeveling CITO Schooladvies = Aanbeveling CITO Schooladvies > Aanbeveling CITO Eindtotaal
10
11 12
BBL
KBL
-
-
70% 30%12 100%
35% 65% 100%
CITO-aanbeveling TL HAVO 6% 6% 53% 58% 40% 36% 100% 100%
VWO 10% 90%
100%
Eindtotaal 5% 58% 37% 100%
Een mogelijke verklaring voor het grote verschil tussen de zelfrapportage van scholen en de gegevens uit Digidoor is dat in Almere is afgesproken dat scholen in het systeem een advies kunnen noteren dat één niveau hoger of lager ligt dan het scorebereik. Zo bezien zou het kunnen zijn dat scholen leerlingen met een score in het TL-bereik en een HAVO-advies niet beschouwen als overadvisering, terwijl wij dit in het kader van het onderzoek wel doen. Leerlingen met schooladvies PrO zijn buiten beschouwing gelaten, omdat CITO het advies PrO niet toekent. Omdat in Almere bij de advisering geen onderscheid wordt gemaakt tussen BBL en KBL betekent dit cijfer dat 30% van de leerlingen die volgens het CITO gezien de toetsscore het meest in aanmerking komt voor BBL in Almere het advies TL of hoger krijgt.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
20
Afwijking ten opzichte van de ‘rekenregels’ van Digidoor Het systeem Digidoor berekent zelf ook op grond van de CITO-eindtoetsscore welk schooladvies hiermee het meest in lijn ligt. De ‘rekenregels’ die hierbij gehanteerd worden, wijken echter op een aantal aspecten af van die van het CITO13. Ook hierbij hebben scholen de vrijheid om af te wijken van dit ‘Digidoor-advies’. De procedure in Almere is echter zo dat basis- en VO-scholen verplicht moeten overleggen over leerlingen waarbij het schooladvies meer dan één niveau boven of onder het betreffende CITO-niveau ligt. Het gaat dan bijvoorbeeld om leerlingen die volgens de rekenregels in Digidoor het best passen op de theoretische leerweg, maar van de school het advies VWO krijgen. Scholen wijken nog vaker af van het advies van ‘Digidoor’ dan van de aanbeveling van het CITO. Ruim 40% van de leerlingen krijgt een hoger advies dan het advies dat volgens de rekenregels van Digidoor het best zou passen bij de CITO-score van de leerling (zie onderstaande tabel). Ook hier betreft het met name leerlingen met een CITO-score op het niveau BBL/KBL, maar ook veel leerlingen met een CITO-score in het TL-bereik krijgen een schooladvies van HAVO of hoger. Een aanzienlijk deel van de leerlingen met een CITO-score in het VWO-bereik krijgt een lager advies. Voor leerlingen met een score in het TL- en HAVO-bereik is dit veel minder vaak het geval. Tabel 9.
Afwijking tussen schooladvies en Advies volgens de rekenregels van Digidoor, schooljaar 2008/09 14 (Bron: analyse Digidoor)
Schooladvies < Digidoor-advies Schooladvies = Digidoor-advies Schooladvies > Digidoor-advies Eindtotaal
Advies volgens de rekenregels van Digidoor BBL/KBL TL HAVO VWO Eindtotaal 3% 7% 15% 5% 31% 48% 61% 85% 53% 69% 49% 33% 42% 100% 100% 100% 100% 100%
De score op de CITO-eindtoets heeft voor Almeerse leerlingen al met al dus een beperkte invloed op het schooladvies. De bijzondere situatie in Almere biedt hiervoor een verklaring; het feit dat in Almere de aanmelding voor een VO-school plaatsvindt vóórdat de resultaten van de CITO-eindtoets bekend zijn, leidt er mogelijk toe dat alleen bij grote afwijking het VO-advies wordt aangepast. De relatie tussen eindtoets en advies is daardoor minder nauw als in veel andere gemeenten.
3.5
Tevredenheid van ouders over de advisering
Aan het einde van de basisschool krijgt ieder kind een advies over welke vorm van voortgezet onderwijs het beste bij hem of haar past. De mate waarin ouders tevreden zijn over dit advies beschrijven we in deze paragraaf. Tabel 10.
Ja Nee Totaal
Is bij uw kind in groep 8 van de basisschool de CITO-eindtoets afgenomen? ( Bron: Enquête ouders) (N=402) Percentage 82% 18% 100%
Aantal 333 71 402
Bij de meeste kinderen is in groep 8 van de basisschool de CITO-eindtoets afgenomen. Bij slechts een vijfde van de kinderen van de respondenten is dit niet gebeurd.
13 14
In bijlage 4 vergelijken we de rekenregels uit Digidoor met die van het CITO en in andere lokale settings. Voor de vergelijkbaarheid met de vorige tabel zijn hier leerlingen met “Advies volgens de rekenregels van Digidoor” PrO/LWOO en leerlingen met schooladvies PrO buiten beschouwing gelaten.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
21
Een meerderheid van de ouders is betrokken geweest bij het schooladvies van hun kind. In de meeste gevallen hebben ze een gesprek gehad met de school toen hun kind in groep 8 zat. Maar ook toen hun kind in groep 7 zat. Tabel 11.
Op welke manier bent u betrokken geweest bij het schooladvies van uw kind? (meer antwoorden mogelijk) ( Bron: Enquête ouders) (N=390)
Toen mijn kind in groep 8 zat heb ik als ouder/verzorger een (vervolg)gesprek gehad Toen mijn kind in groep 7 zat heb ik als ouders/verzorger een gesprek gehad met de school Na de CITO-eindtoets heb ik als ouders/verzorger een gesprek gehad met de basisschool Anders, namelijk: • gesproken met contactpersoon PO van het VO • gedurende de gehele schoolperiode • toen mijn kind in groep 6 zat was al duidelijk waar hij naar toe wilde/kon • ik werk op de school van mijn kind • ik heb zelf het onderwijskundig rapport geschreven/eigen inzicht • in overleg naast CITO ook drempelonderzoek/LWOO toets/NIO laten doen Ik ben niet bij het schooladvies betrokken geweest
Percentage 72% 57% 56% 6%
2%
Over de manier waarop ze indertijd bij het schooladvies van hun kind zijn betrokken, zijn de meeste ouders (zeer) tevreden. Ze geven aan dat er veel en goed overleg is geweest tussen de school en de ouders, dat de school in het overleg met de ouders ook ruimte laat voor hun ideeën en dat de school in het overleg ook de leerling betrekt. De ouders zijn ook tevreden over het feit dat het advies niet alleen tot stand is gekomen op basis van toetsresultaten, maar dat er ook gekeken is naar de rest van de schoolloopbaan van de leerling. Het advies van de leerkracht kwam tenslotte overeen met het idee van de ouders. Een op de tien ouders was niet tevreden over de manier waarop ze bij het schooladvies van hun kind werden betrokken (niet als tabel opgenomen in dit rapport). In hun ogen is er alleen gekeken naar de CITO-eindtoets en niet naar de schoolloopbaan van de leerling, zijn de dyslexie en de eerder behaalde toetsresultaten niet meegenomen in het advies. Maar er zijn ook ouders die juist aangeven dat de school niet goed kijkt naar de CITO-eindtoets en juist een eigen advies geeft dat afwijkt van de CITO-eindtoets. Andere redenen waarom ouders niet tevreden zijn, zijn: • als ouder hebben we moeten aandringen op een gesprek en we kregen weinig inspraak; • het advies is uitgebracht zonder overleg met ons als ouders en kwam niet overeen met wat ons in eerste instantie was medegedeeld; • het advies is erg afhankelijk van de leerkracht; • het advies van de school is lager dan verwacht, ze zijn erg voorzichtig met adviseren, bang om verwijten te krijgen. Tabel 12.
Bent u tevreden met de manier waarop het schooladvies van uw kind tot stand is gekomen? ( Bron: Enquête ouders) (N=381)
Zeer tevreden Tevreden Niet tevreden/niet ontevreden Ontevreden Zeer ontevreden Totaal
Percentage 22% 50% 15% 8% 5% 100%
Aantal 83 192 58 29 19 381
De ouders zijn niet alleen tevreden over de manier waarop ze indertijd bij het schooladvies van hun kind betrokken zijn, maar ook met de uitkomst van het schooladvies. Ook hier geldt dat slechts een
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
22
tiende van de ouders destijds niet tevreden was. Almeerse ouders verschillen hierin maar weinig van het landelijke gemiddelde15 Tabel 13.
Was u destijds tevreden met het schooladvies van uw kind? ( Bron: Enquête ouders) (N=387)
Zeer tevreden Tevreden Niet tevreden/niet ontevreden Ontevreden Zeer ontevreden Weet niet Totaal
Percentage 24% 53% 9% 8% 5% 1% 100%
Aantal 94 205 35 30 21 2 387
Een jaar na dato blijkt dat voor twee derde van de leerlingen het advies precies goed was. Ze kunnen goed mee komen op school, behalen goede cijfers en voelen zich er prettig. Voor een kwart van de leerlingen geldt dat het advies te laag was. Zij hebben hoge cijfers en gaan in de tweede klas een hoger niveau onderwijs volgen. Een te hoog advies is in slechts een enkel geval gegeven, maar dit is opgelost door de leerling direct over te plaatsen naar een lager niveau, waar hij/zij nu prima presteert. De uitkomsten uit de ouderenquête wijken sterk af van de bevindingen uit Digidoor. Tabel 14.
Wat vindt u nu (bijna) een jaar later van het advies van de basisschool? ( Bron: Enquête ouders) (N=379)
Het advies was precies goed Het advies was te laag Het advies was te hoog Weet niet/geen mening Totaal
3.6
Percentage 68% 24% 2% 6% 100%
Aantal 258 90 9 22 379
Conclusies over de totstandkoming van het schooladvies
Voor relatief weinig Almeerse scholen speelt de CITO-eindtoets een grote rol bij het opstellen van het advies. Dit terwijl de overgrote meerderheid van de Almeerse scholen deze toets wel afneemt. Deze situatie is voor een groot deel het gevolg van de Almeerse BOVO-procedure: ouders moeten hun kind al aanmelden voor een vervolgschool als de resultaten van de CITO-eindtoets nog niet bekend zijn, en leerkrachten moeten het digitale leerlingdossier al voor 1 maart ingevoerd en als ‘compleet gemeld’ hebben. De CITO-eindtoets krijgt daarmee in Almere in de praktijk de vorm van een ‘second opinion’, die vaak alleen bij grote afwijking leidt tot bijstelling van het advies in plaats van het sluitstuk in de advisering (advies= leerkrachtoordeel + LOVS + CITO-Eindtoets16). In de praktijk zorgt dit ervoor dat relatief veel Almeerse leerlingen een schooladvies krijgen dat hoger is dan (landelijk) gebruikelijk is gezien hun CITO-eindtoetsscore. Scholen zelf hebben het idee dat hun advisering doorgaans in lijn is met de uitkomsten op de CITO–eindtoets. De waarde van de uitkomst van de CITO-eindtoets wordt nog minder transparant doordat het systeem Digidoor bij het ‘berekenen’ van het advies andere rekenregels hanteert dan het CITO zelf hanteert. Dit leidt in Almere soms tot discussies (met ouders) over welk advies nu voortvloeit uit de CITO-eindtoets. 15
16
Uit landelijk onderzoek blijkt dat 11% van de ouders het oneens is met het schooladvies van hun kind (Driessen, 2005). Wel zijn er verschillen tussen autochtone ouders en ouders van Turkse en Marokkaanse afkomst. Allochtone ouders zijn het veel vaker oneens met het advies (40% oneens) dan autochtone ouders (10% oneens). Of deze grotere mate van ontevredenheid met het schooladvies ook geldt voor allochtone ouders is Almere is op basis van de ouderenquête niet vast te stellen. Wel blijkt uit de interviews met basisschooldocenten dat allochtone ouders vaker (te) hoge verwachtingen hebben van de schoolprestaties en daarmee het schooladvies van hun kinderen. Voor zover deze wordt afgenomen.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Vrijwel alle ouders zijn tevreden over de uitkomst van het schooladvies en de manier waarop dit tot stand is gekomen. De tevredenheid van Almeerse ouders over het schooladvies ligt rond het landelijke gemiddelde. Een jaar na dato blijkt dat volgens ouders voor twee derde van de leerlingen het advies precies goed was. Voor een kwart van de leerlingen geldt dat het advies te laag was.
23
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
4
24
Schoolkeuze- en aanmeldingsprocedure in Almere
4.1
De aanmeldingsprocedure volgens het PO
Bekendheid en navolging van de aanmeldingsprocedure bij het PO In Almere is stadsbreed een procedure afgesproken voor de aanmelding van leerlingen bij het voortgezet onderwijs. Hierin is onderscheid tussen de reguliere leerlingstroom en de procedure omtrent zorgleerlingen (LWOO of Praktijkonderwijs). Jaarlijks wordt hierover een brochure uitgebracht voor scholen en ouders: de BOVOC-brochure. Uit de enquête onder basisscholen blijkt dat men op 90% van de scholen bekend is met de aanmeldingsprocedure zoals deze in de jaarlijkse BOVOCbrochure wordt beschreven. Op 10% van de scholen is men hiermee niet bekend. Nagenoeg alle scholen die de procedure kennen, zeggen deze ook te volgen. De scholen die hier zicht op hebben, geven vrijwel allemaal aan dat (ook) de VO-scholen de Almeerse procedure volgen.17 Eén basisschool ervaart dat niet alle Almeerse VO-scholen de procedure volgen. In gesprekken merkt de school dat de gegevens uit Digidoor onvoldoende of niet gelezen zijn, waardoor de investering van de school voor niets blijkt. Organisatorische knelpunten voor het PO In onderstaande tabel is te zien dat de meeste Almeerse basisscholen er naar eigen zeggen in slagen de deadlines in de BOVO-procedure te halen. Enkele scholen melden dat de ondertekening door ouders vaak een knelpunt is. Het blijkt moeilijk dit op tijd afgerond te krijgen. Tabel 15.
Worden de in de procedure vastgelegde deadlines gehaald? (Bron: Enquête PO) (N=52)
Antwoord Ja Nee, omdat/doordat • • • •
ondertekening door ouders niet altijd binnen de deadlines te halen is. (3x) er meestal nog meer dingen spelen dan alleen de toetsen. LWOO toetsing vaak later plaatsvindt dan de uiterste aanmeldingsdatum voor het VO tijdgebrek en de aparte situatie in Almere (advies moet al weg vóór CITO-score bekend is).
Weet niet Totaal
Percentage Aantal 79%
41
15%
7
8%
4
100%
52
De meeste basisscholen melden geen organisatorische knelpunten bij de stedelijk vastgestelde aanmeldingsprocedure (voor leerlingen zonder LWOO of Praktijkonderwijs). De vijf scholen die dit wel doen, wijzen echter allemaal op één knelpunt: de vroege aanmelding van 1 maart. Twee citaten: • “de inschrijfdatum van 1 maart is net een maand te vroeg” • “Ouders moeten hun kind voor 1 maart hebben aangemeld. Het definitieve advies is bij ouders nog niet bekend, omdat wij de uitslag van de CITO-Eindtoets afwachten. Voor ouders kan dit heel vervelend zijn, omdat niet elke stroming op iedere school aanwezig is.” Aan intern begeleiders (IB’ers) op de Almeerse scholen hebben we dezelfde vraag voorgelegd, maar nu met betrekking tot de procedure van zorgleerlingen. Zij melden duidelijk meer knelpunten dan hun collega’s die zich vooral met de reguliere leerlingstroom bezighouden.
17
Eén derde van de Almeerse basisscholen koos voor de optie ‘weet niet’ op de vraag ‘Wordt de BOVO-procedure in uw ervaring door alle Almeerse VO-scholen gevolgd? ‘.Op één school na antwoorden de overige scholen bevestigend.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
25
Drie scholen geven als knelpunt dat de aanmelding voor zorgleerlingen en het onderwijskundig rapport al vroeg in het schooljaar moet gebeuren.18 De leerkracht van groep 8 weet dan nog onvoldoende van de leerling om dit goed te kunnen doen. Sommige scholen lossen dit op door de aanmelding van zorgleerlingen door de ‘oude’ en ‘nieuwe’ leerkracht gezamenlijk te doen. Een ander knelpunt dat door meerdere scholen wordt genoemd is dat de resultaten van de toetsing pas laat bekend wordt (gemaakt). Eén IB’er zegt hier over: “Bepaalde tijdsafspraken zijn wel duidelijk, maar nadat de dossiers bij de diverse scholen beland zijn, is volstrekt onduidelijk wanneer een traject volledig afgerond is. Sommige worden al in oktober getoetst en eind april is er nog steeds geen duidelijkheid over deze kinderen. Dit leidt tot veel frustratie bij kinderen, ouders en leerkrachten!” Een ander stelt: “Na het afnemen van de LWOO toets duurt het voor een aantal leerlingen zeker een half jaar voordat duidelijk is naar welke vorm van onderwijs ze kunnen gaan. Dat is voor leerlingen en ouders niet prettig.”. Ook als de resultaten bekend zijn, duurt het soms een tijd voordat ouders worden geïnformeerd, aldus een IB’er: “Het moment waarop de ouders door de PCL worden geïnformeerd is soms erg laat. De uitslag is dan al lang binnen.”. Dit zorgt er soms ook voor dat voor de school lang onduidelijk is welke leerlingen wel of niet aan de CITO-eindtoets meedoen. In algemene opmerkingen geven enkele IB’ers aan dat zij graag beter op de hoogte gehouden willen worden van de voortgang van de procedure bij hun leerlingen: “[Wij missen een] goede terugkoppeling over hoe ver het staat in de procedure met zorgleerlingen: ouders komen vaak bij ons met vragen waarop wij geen antwoord weten, omdat wij de informatie niet hebben of niet mogen geven. Ook vernemen ouders afspraken, waar wij niets van weten (bijvoorbeeld voor een gesprek, onderzoek etc). Het zou handig zijn als wij als school een cc krijgen via Digidoor. De kinderen zitten tijdens de hele procedure nog "gewoon" bij ons op school en wij zijn er dan ook nog steeds verantwoordelijk voor. De onduidelijkheid zorgt ervoor dat ouders en kinderen in grote onzekerheid blijven zitten met alle gevolgen van dien.”, aldus een IB’er. Inhoudelijke knelpunten voor het PO De meeste inhoudelijke knelpunten met betrekking tot de aanmeldingsprocedure van leerlingen zonder LWOO of PrO, vallen globaal uiteen in twee categorieën. Vier scholen melden dat Digidoor door sommige VO-scholen niet gebruikt wordt als aanvulling op de warme overdracht, maar meer als een vervanger ervan. Dit gaat volgens de school ten koste van de kwaliteit van de overdracht. Sommige informatie vereist immers een mondelinge toelichting. Het omgekeerde komt ook voor: enkele basisscholen hebben het idee dat op sommige scholen niets wordt gedaan met de gegevens uit Digidoor en dat ze soms niet eens bekeken worden. Dit werkt frustrerend en vermindert de motivatie om Digidoor consequent te vullen. Een tweede categorie, door drie scholen genoemd, is een door de scholen ervaren ‘starheid’ van de kant van de VO scholen; volgens deze respondenten stellen de VO scholen strenge eisen aan de CITO-eindtoetsscore waar naar hun mening ‘het totaalplaatje’ belangrijker is. Voor IB’ers is de ‘koude’ overdracht van leerlinggegevens van zorgleerlingen een belangrijk inhoudelijk knelpunt. Volgens enkele IB’ers is de overdracht van dergelijke complexe informatie via Digidoor niet altijd geschikt. Zo stelt één IB’er “Doordat het allemaal per computer gaat, worden dingen soms heel anders geïnterpreteerd dan dat bedoeld is. Niet alle scholen van het VO gaan gesprekken aan met de basisscholen om de leerlingen goed over te dragen (wat ik vreemd vind).”. Een ander stelt “de overgedragen informatie via Digidoor kan al snel negatief worden opgevat”. Hoewel veel leerkrachten en IB’ers positief zijn over de warme overdacht die soms volgt na de overdracht via Digidoor, maakt een derde citaat duidelijk dat aanvullende contacten met het VO deze huivering niet helemaal wegneemt: “door de "warme "overdracht is [verkeerde interpretatie] wel te ondervangen, maar het blijft moeilijk wat je wel doorgeeft en niet, omdat je niet weet wat er met de 18
Volgens de stedelijke procedure vindt de aanmelding van zorgleerlingen plaats aan het einde van groep 7 en het aanleveren van het Onderwijskundig rapport aan het begin van groep 8.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
26
informatie gebeurt.”. Bovenstaande opmerkingen wijzen er op dat het contact tussen IB’ers op basisscholen en zorgcoördinatoren (e.d.) op het VO kan worden verbeterd. Dit beeld wordt ook duidelijk herkend bij de leden van de PCL-VO. Dit helpt enerzijds bij de interpretatie van de verstrekte gegevens, en anderzijds wordt het voor IB’ers mogelijk beter duidelijk hoe men in het VO gebruik maakt van de zorgdossiers (en überhaupt welke zorg het VO kan bieden en waar een leerling terecht komt). Daarnaast kan dit de terugkoppeling (hoe gaat het met een oud-leerling?) verbeteren. Naast dit knelpunt noemen twee IB’ers dat sommige leerlingen moeilijk binnen de Almeerse procedure ‘passen’.19 Technische knelpunten voor het PO Bijna een derde van de scholen ondervindt technische knelpunten bij de aanmeldingsprocedure voor leerlingen zonder LWOO/PrO. Vijf scholen ervaren knelpunten in de koppeling tussen het leerlingvolgsysteem en Digidoor. Gegevens worden niet (volledig) overgenomen, waardoor veel gegevens handmatig per leerling moeten worden ingevoerd. Enkele andere scholen melden alleen dat Digidoor een bewerkelijk systeem is. Mogelijk hangt ook dit samen met de beperkte koppeling met het leerlingvolgsysteem. Een andere genoemd knelpunten is het ontbreken van een koppeling met reguliere e-mail. Berichten die vanuit Digidoor worden verzonden aan VO scholen worden soms pas laat gelezen of komen bij de verkeerde persoon aan en worden dan niet gelezen. Tenslotte meldt een school dat het gebruik van Digidoor te leiden heeft onder de door vele leerkrachtenwisselingen. Het zou volgens de school goed zijn als eens in de paar jaar een voorlichtingsdag over Digidoor georganiseerd zou worden om iedereen (weer) op de hoogte te brengen van het programma.20 De leden van de PCL-VO beamen dit; zij merken dat de procedure beter verloopt naarmate de betrokkene vanuit het PO meer ervaring heeft met de procedure. De technische knelpunten die voor de reguliere aanmeldingsprocedure worden geschetst, worden ook door IB’ers genoemd bij de aanmelding van zorgleerlingen. Juist voor leerlingen waarbij een goede overdracht van hun mogelijkheden en beperkingen van groot belang is, is het frustrerend als dossiers en berichten bij de verkeerde persoon binnen de school terecht komen. Als aanvullend genoemd knelpunt noemen enkele IB’ers dat het systeem soms ‘instabiel’ is; het systeem is soms niet toegankelijk en het komt voor dat de IB’er tijdens het invoeren wordt uitgelogd, waardoor gegevens niet worden opgeslagen. Een specifiek knelpunt voor zorgleerlingen in Digidoor (door drie scholen genoemd) is dat gegevens niet meer kunnen worden aangepast zodra een dossier is ‘overgedragen’ aan de PCL. “eenmaal aangemeld als zorgleerling, kan je een leerling niet meer terugplaatsen als reguliere leerling in Digidoor.”, aldus een IB’er. Volgens een ander maakt deze ‘vergrendeling’ het lastig om fouten te herstellen als dossier in behandeling is
4.2
De aanmeldingsprocedure volgens het VO
Net als bij het PO zijn vrijwel alle VO-scholen bekend met de stedelijk vastgestelde aanmeldingsprocedure (90% ; niet weergegeven in de tabel). De procedure wordt naar eigen zeggen ook trouw gevolgd door de VOscholen, zoals uit onderstaande tabel blijkt.
19
20
Het gaat dan bijvoorbeeld om leerlingen met een normaal of hoog cognitief vermogen, maar met gedragsproblematiek, ernstig dyslectische kinderen, kinderen met een storing binnen het autistisch spectrum en/of ernstige ADHD problematiek. Vanuit de PCL wordt jaarlijks voorlichting geboden, maar de ervaring is dat daarbij juist de mensen ontbrekend die het meest gebaad zijn bij de informatie.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Tabel 16. Antwoord Nooit Zelden Soms Meestal Altijd Weet niet Totaal Tabel 17. Antwoord Ja Nee Weet niet Totaal
27
Wijkt uw school af van aanmeldingsprocedure? (Bron: Enquête VO) (N=9) Percentage Aantal 44% 56% 0% 0% 0% 0% 100%
4 5 0 0 0 0 9
Wordt deze procedure in uw ervaring door alle Almeerse basisscholen gevolgd? (Bron: Enquête VO) (N=10) Percentage 60% 20% 20% 100%
Aantal 6 2 2 10
Van de respondenten die zicht hebben op de mate waarin de procedure door basisscholen wordt gevolgd, zeggen de meesten dat dit inderdaad het geval is. Eén respondent wijst er op dat scholen zich niet (altijd) aan het afgesproken tijdpad houden. Een ander wijst er op dat niet altijd alle zorgleerlingen zijn aangemeld voor het PCL-traject. De feitelijke indicatie voor aanvullende zorg start dan op zijn vroegst pas aan de start van de brugklas, terwijl deze zorg anders al van meet af aan gegeven had kunnen worden. Organisatorische knelpunten voor het VO Dat VO-scholen aangeven dat de procedure wordt gevolgd, wil niet zeggen dat de in de procedure vastgelegde deadlines worden gehaald. Volgens een meerderheid van de respondenten uit het VO worden de deadlines niet gehaald (zie onderstaande tabel). Vijf respondenten wijzen daarbij naar het basisonderwijs. Volgens hen zijn de leerlinggegevens niet (tijdig) in Digidoor verwerkt, of zijn dossiers nog niet vrijgegeven. Eén andere school wijst er op dat er altijd ouders zijn die hun kind ver na 1 maart aanmelden. Tenslotte is er een school die stelt: “Bij het overgrote deel van de dossiers [slaagt onze school er in de deadlines te halen], maar er zijn altijd complexe situaties die meer tijd vragen, ouders worden hiervan wel op de hoogte gesteld dat het langer kan duren”. Tabel 18. Ja Nee, Weet niet Totaal
Worden de in de procedure vastgelegde deadlines gehaald? (Bron: Enquête VO) (N=10) Percentage 30% 70% 0% 100%
Aantal 3 7 0 10
Het niet tijdig aanleveren van de leerlinggegevens (via Digidoor) geldt ook als belangrijkste (zo niet enige) organisatorische knelpunt. Zes van de tien VO-scholen noemen dit in de vragenlijst. Eén respondent legt uit: “doordat basisscholen onderwijsdoorstroomgegevens/Digidoor-gegevens te laat opleveren,wordt het in het VO moeilijk een betrouwbare prognose voor schoolindeling te maken.”. Behalve dat de overdracht via Digidoor, in de ogen van het VO, niet altijd volgens planning verloopt, komt de warme overdracht soms ook in de knel. “[De aanmelding ondervindt] soms vertraging vanwege moeilijk te bereiken personen van de basisschool, werkdagen/tijden komen niet overeen, verkeerd opgegeven contactpersoon of gegevens. Dit zorgt voor zeer veel tijdverlies en soms ook een beetje frustratie.”
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
28
Tot slot merkt één betrokkene op dat het voor hem/haar een verbetering zou zijn als niet de ouders, maar de basisschool de aanmelding van leerlingen voor het VO zou doen. Dit zou volgens de betrokkene heel wat onnodige discussies met ouders schelen.21 Inhoudelijke knelpunten voor het VO Een inhoudelijk knelpunt waar scholen tegenaan lopen is dat dossiers onvolledig zijn, met name op het gebied van leerlingzorg. De zorgbehoefte van leerlingen wordt nogal eens onderschat door basisscholen. De leden van de PCL zien hiervoor een aantal oorzaken/redenen: • Leerkrachten van groep 8 zijn onvoldoende op de hoogte van het verschil in setting tussen het PO en het VO. Een kind kan prima functioneren in een kleine, gecontroleerde omgeving, maar als het zelfde kind op een grote VO-school komt met verschillende vakdocenten kan het zo maar misgaan. Volgens de PCL-leden zou het goed zijn als betrokkenen bij de overstap van leerlingen vaker bij het VO zouden komen kijken hoe de VO-scholen in elkaar zitten. • Een andere oorzaak van onderschatting van de zorgbehoefte is de blinde vlek die leerkrachten soms hebben voor de uitgebreide zorg die ze zelf binnen hun school bieden. Vanuit hun betrokkenheid scheppen leerkrachten soms een situatie voor de leerling waaraan het VO (zonder aanvullende middelen) nooit kan voldoen. Het goede functioneren van de leerling op de basisschool is dan niet een op zichzelf staand gegeven, maar is het gevolg van de inspanningen die leerkracht doet. In het onderwijskundig rapportworden deze inspanningen soms niet aangegeven. • Tenslotte komt het voor dat scholen de zorgbehoefte van een leerling onder-rapporteren. Ze vinden dan dat de leerling een ‘nieuwe start’ verdient zonder het ‘stigma’ van een zorgindicatie. Ook druk van ouders kan hierbij een rol spelen. Gedragsproblemen worden dan niet ingevuld in het overdrachtsdossier. Positieve en negatieve eerdere ervaringen met de PCL, het praktijkonderwijs of het OPDC spelen hierbij (naast onbekendheid) een rol Verder meldt één school als aanvullend knelpunt dat er in Almere geen afspraken zijn op grond van welke criteria een basisschool een afwijkend advies kan onderbouwen. In andere gemeenten zijn hierover soms afspraken, bijvoorbeeld voorgeschreven gebruik van intelligentietoetsen (NIO) bij een grote afwijking tussen het advies en de CITO-eindtoets en gegevens uit het leerlingvolgsysteem.22 Tot slot blijkt uit de enquêtes en interviews dat er discussie bestaat over het gecomibeerde BBL/KBLadvies. In Almere is afgesproken om af te zien van gecombineerde adviezen (HAVO/VWO), maar wordt voor het advies BBL/KBL een uitzondering gemaakt. Een respondent meldt dat zij graag een splitsing zouden zien in de advisering voor de beroepsbegeleide leerweg (BBL) en de kaderberoepsgerichte leerweg (KBL). Ook leerkrachten in het PO geven aan dit onderscheid te kunnen en willen maken. Anderzijds geven de VO-scholen in de interviews aan dat basisschooldocenten weinig kennis hebben over de verschillen tussen de verschillende vmboniveaus. Meningen over de wenselijkheid van een dergelijke splitsing lopen dus uiteen. Wel kan opgemerkt worden dat de keuze voor BBL of KBL in de praktijk maar weinig effect zal hebben; vrijwel alle leerlingen met advies BBL/KBL starten in het eerste jaar in een BBL/KBL-brugklas of een vmbobrede brugklas. Technische knelpunten voor het VO Technische knelpunten spelen voor het VO een veel kleinere rol dan voor het PO. Eén school met meerdere locaties meldt dat het schakelen tussen de gegevens van de afzonderlijke locaties eerst uitloggen en dan weer inloggen vergt.
21 22
Een dergelijk systeem wordt in Utrecht gehanteerd Na instemming door de ouders
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
29
De leden van de PCL-VO ervaren vooral technische knelpunten wat betreft de mail-functionaliteit binnen Digidoor: • Mails komen regelmatig niet aan bij de juiste persoon binnen de school, of er wordt geen melding van een nieuw bericht gegeven, hoewel deze functionaliteit wel aanwezig is in het systeem. Mails in Digidoor komen niet binnen in de reguliere mailprogramma’s die op scholen en de PCL worden gebruikt. De leden van de PCL-VO krijgen daardoor regelmatig geen reactie op dossiers. Het gevolg is dat zij de scholen moeten nabellen. Bij een grote caseload kan dit er toe leiden dat sommige minder in het oog springende dossiers tijdelijk aan de aandacht ontsnappen. • Een ander gemis in de mail van Digidoor is het ontbreken van de mogelijkheid om bijlagen te versturen. Gegevens uit het LOVS systeem moeten daardoor worden overgetypt in een opmerkingen veld. Dit is foutgevoelig, inefficiënt en verslechtert de leesbaarheid van de dossiers.
4.3
De schoolkeuze en aanmeldingsprocedure volgens ouders
De overgang van de basisschool naar de middelbare school Zoals hierboven reeds beschreven staat wordt ieder jaar voor zowel scholen als ouders de BOVOCbrochure uitgebracht waarin de procedure omtrent de aanmelding van leerlingen bij het voortgezet onderwijs uiteen wordt gezet. Daarnaast geeft ook het basisonderwijs informatie over de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. De mate waarin ouders informatie ontvangen over de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs beschrijven we in deze paragraaf. Tabel 19.
Heeft u informatie ontvangen over de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs? (Bron: Enquête ouders) (N=379) Percentage 74% 26% 100%
Ja Nee Totaal
Aantal 279 100 379
Drie kwart van de ouders heeft informatie ontvangen over de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. In de meeste gevallen via een informatieavond op de basisschool, maar ook via de Almeerse gids, een gesprek met de basisschool leerkracht van hun kind en/of via schriftelijke informatie van de basisschool. De BOVOC-brochure hebben relatief de minste ouders gebruikt om informatie te verzamelen over de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. Tabel 20.
Op welke manier heeft u informatie ontvangen over de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs? (meer antwoorden mogelijk) ( Bron: Enquête ouders) (N=278)
Informatieavond van de basisschool De Almeerse gids Gesprek met de basisschool leerkracht van mijn kind Schriftelijke informatie van de basisschool BOVOC-brochure Anders, namelijk: • bezoek informatieavond VO • informatie van ouders/bekenden met kinderen op het VO • schoolbrochures • wendagen op het VO waar kinderen heen konden
Percentage 62% 46% 46% 25% 16% 9%
Over de manier waarop ouders informatie hebben ontvangen over de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs zijn de meesten (zeer) tevreden. De informatie is duidelijk en geeft uitleg over welke mogelijkheden er zijn. Op de informatiebijeenkomsten was voldoende ruimte voor ouders om vragen te stellen en waren leerkrachten aanwezig van verschillende scholen voor
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
30
voortgezet onderwijs, zodat je als ouders een vergelijking kon maken. Met de leerkrachten van de basisschool bestond verder een korte lijn, waardoor er voor ouders ook ruimte was voor een persoonlijk gesprek. Slechts een enkele ouder geeft aan niet tevreden te zijn. Zij vinden de informatie te minimaal (er werd alleen een boekje verstrekt), te algemeen en te weinig toegespitst op kinderen met een bepaalde aandoening. Daarnaast vinden ze dat niet alle mogelijkheden worden besproken en dat verschillen tussen scholen niet duidelijk worden. Ze hadden het gevoel als ouder nog veel zelf op onderzoek uit te moeten. Tabel 21.
Bent u tevreden over de manier waarop u informatie heeft ontvangen over de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs? ( Bron: Enquête ouders) (N=278)
Zeer tevreden Tevreden Niet tevreden/niet ontevreden Ontevreden Zeer ontevreden Totaal
Percentage 15% 70% 14% 1% 0% 100%
Aantal 41 195 38 4 0 278
Het aanbod van middelbare scholen in Almere Het aanbod aan scholen voor voortgezet onderwijs is divers in Almere. In deze paragraaf besteden we hier aandacht aan. Tabel 22.
Heeft u informatie ontvangen over het aanbod aan scholen voor het voortgezet onderwijs in Almere? ( Bron: Enquête ouders) (N=378) Percentage 86% 14% 100%
Ja Nee Totaal
Aantal 324 54 378
De meeste ouders geven aan informatie te hebben ontvangen over het aanbod aan scholen voor voortgezet onderwijs in Almere. Deze informatie hebben ze met in de meeste gevallen ontvangen door naar informatieavonden en open dagen van de scholen te gaan. Andere manieren waarop ze informatie hebben ontvangen zijn via de websites van de scholen, via schriftelijke informatie van de scholen en via de Almeerse gids. Tabel 23.
Op welke manier heeft u informatie ontvangen? (meer antwoorden mogelijk) ( Bron: Enquête ouders) (N=316)
Op open dagen van scholen geweest Op informatieavonden van scholen geweest Gekeken op websites van scholen Schriftelijke informatie van scholen (brochure, schoolgids) De Almeerse gids Gesproken met ouders van een leerling op een school voor voortgezet onderwijs Gesproken met leerlingen op een school voor voortgezet onderwijs Gekeken op kwaliteitskaarten van de onderwijsinspectie Met scholen gebeld Anders, namelijk: • een advertentie in de krant/poster op school • via één van mijn andere kinderen die al op het VO zitten • gesproken met een leerkracht uit het VO • tijdens de pauze een kijkje genomen
Percentage 82% 79% 60% 58% 48% 40% 26% 20% 4% 6%
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
31
Over de manier waarop ouders informatie hebben ontvangen over het aanbod aan scholen voor voortgezet onderwijs in Almere zijn de meeste ouders (zeer) tevreden. De informatie is duidelijk en toegankelijk, zowel de brochures, de open dagen, de informatieavonden als de mee draai dagen voor leerlingen geven een goed beeld van de scholen. Er is volgens de ouders meer dan voldoende informatie te vinden, als je er voor open staat en er tijd in steekt. Een verantwoordelijkheid die je volgens deze ouders ook gewoon hebt richting je kind. De ouders hebben nog wel een tip ten aanzien van de open dagen. Deze zijn nu veelal op dezelfde dag en het zou prettig zijn als dit iets meer gespreid wordt. Daarnaast geven ze aan dat de informatie af en toe wel iets meer toegespitst mag worden op de leerlingen zelf en dat de scholen minder verwikkeld moeten zijn in de strijd om wie de beste school is. Slechts een enkele ouder geeft aan niet tevreden te zijn. Zij geven aan dat er weinig verteld wordt over de verscheidenheid van de scholen. De manier van presenteren verschilt enorm en daarom dus ook de informatie. Daarnaast geven ze aan dat de scholen zich profileren als vooruitstrevend, vernieuwend en gemotiveerd, maar dat je geen informatie krijgt over hoe de dingen op school gaan. Tabel 24.
Bent u tevreden over de manier waarop u informatie heeft ontvangen over het aanbod aan scholen voor voortgezet onderwijs in Almere? ( Bron: Enquête ouders) (N=316)
Zeer tevreden Tevreden Niet tevreden/niet ontevreden Ontevreden Zeer ontevreden Totaal
4.4
Percentage 14% 78% 7% 1% 0% 100%
Aantal 45 245 22 4 0 316
Conclusies over de schoolkeuze- en aanmeldingsprocedure in Almere
Het Primair en Voortgezet onderwijs in Almere zitten in een tijdklem. Het PO heeft vaak moeite om de advisering op tijd (vóór 1 maart) af te ronden en er is door de procedure geen tijd om de resultaten van de CITO-eindtoets goed mee te laten wegen in de advisering. Anderzijds ondervinden de toelatingsprocedures in het VO vertraging doordat leerlinggegevens pas na 1 maart beschikbaar komen of dat ouders hun kinderen pas laat aanmelden. Dit knelpunt verdient nadere afstemming van (vertegenwoordiging van) het PO en VO. Mogelijk dat het opschuiven van de deadline naar begin of medio april het PO voldoende lucht geeft en in het VO een ‘valse start’ voorkomt. Inhoudelijke knelpunten zijn er vooral in de procedure rond zorgleerlingen. Het PO heeft behoefte aan meer inzicht over de wijze waarop VO-scholen leerlinggegevens omtrent mogelijkheden en beperkingen gebruiken en terugkoppeling over de ontwikkeling van oud-leerlingen. Andersom vinden betrokkenen op het VO dat het PO onvoldoende op de hoogte is van het verschil in setting tussen het PO en VO (en de gevolgen daarvan voor leerlingen die veel zorg en structuur nodig hebben). Deze knelpunten kunnen voor een deel worden opgelost door het vernauwen van de banden tussen PO en VO op persoonlijk niveau. Bijvoorbeeld door wat vaker ‘bij elkaar op bezoek’ te gaan. Betrokkenen constateren dat dit de laatste jaren ook steeds vaker gebeurt. Volgens betrokkenen heeft de invoering van Digidoor ertoe geleid dat leerlinggegevens veel beter beschikbaar zijn, waardoor de overdracht van leerlingen veel soepeler verloopt. Het gebruiksgemak van het systeem kan de komende jaren nog worden verbeterd. Voorbeelden zijn een verbeterde
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
32
koppeling met LOVS-systemen en verbeteringen in de mailfunctionaliteit. Ook is het goed om nieuwe gebruikers meer wegwijs te maken in het systeem. Vrijwel alle ouders zijn tevreden over de schoolkeuze en aanmeldingsprocedure. De knelpunten waar scholen mee te maken krijgen, blijven grotendeels buiten het zichtveld van de ouders.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
5
33
Plaatsing van leerlingen in het Almeerse VO
5.1
Welke informatie weegt mee bij het plaatsen van leerlingen?
Voor de niveau-indeling van leerlingen gebruiken VO-scholen een veelheid aan gegevens. Voor alle scholen speelt het VO-advies een rol (zie onderstaande tabel). Ook aan de CITO-eindtoetsscore wordt een groot belang gehecht. De gegevens van toetsen uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem en geschiktheidsonderzoek spelen eveneens relatief vaak een rol bij de niveau-indeling op VOscholen. Tabel 25.
In hoeverre spelen de volgende gegevens een rol bij de niveau-indeling van leerlingen op uw school?(Bron: Enquête VO) (N=11) N.v.t.23
Het VO-advies van de basisschool De CITO-eindtoetsscore van de leerling Resultaten van geschiktheidsonderzoek (zoals bijvoorbeeld NIO) Resultaten van methode-onafhankelijke toetsen (leerling- en onderwijsvolgsysteem-toetsen) Methodegeboden toetsen Resultaten van sociaal-emotionele toetsen (zoals bijvoorbeeld de schoolvragenlijst, Viseon, Scol) Het oordeel van een externe deskundige Andere gegevens uit het leerlingdossier
0% 0% 18%
Zelden/ nooit 0% 0% 0%
0%
0%
9%
36%
55%
73% 27%
0% 0%
9% 36%
0% 9%
18% 27%
27% 36%
0% 0%
46% 36%
0% 0%
27% 27%
Soms
Meestal
Altijd
0% 0% 36%
0% 18% 0%
100% 82% 46%
In aanvulling op de verzamelde gegevens speelt een gesprek met iemand van de basisschool vaak een rol bij de niveau-indeling van leerlingen. Gesprekken met ouders en leerling spelen veel minder vaak een rol. Tabel 26.
Welke van de volgende zaken spelen verder nog een rol bij de niveau-indeling van leerlingen op uw school? Bron: Enquête VO) (N=11)
Een gesprek met iemand van de basisschool Een gesprek met de ouders Een gesprek met de leerling Anders, namelijk: • interne plaatsingscommissie • LGF zorgvraag • overleg met team op VO
23
Niet ontvangen vanuit het PO.
Zelden/ nooit 0% 46% 55% 73%
Soms
Meestal
Altijd
0% 55% 46% 0%
18% 0% 0% 9%
82% 0% 0% 18%
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
5.2
34
Samenhang tussen advies en brugklas
Ook uit Digidoor blijkt dat het VO-advies een belangrijk gegeven is bij de niveau-indeling van leerlingen. Vrijwel alle leerlingen komen in een brugklas die in lijn is met het VO-advies (al dan niet in gemengde groepen). Tabel 27.
Plaatsing van leerlingen in de brugklas t.o.v. hun advies per schooljaar (Bron: analyse Digidoor)
Brugklasniveau lager dan het schooladvies Brugklasniveau gelijk aan het schooladvies Brugklasniveau hoger dan het schooladvies
Eindtotaal
2006/07 2% 96% 2% 100%
2007/08 2% 95% 3% 100%
2008/09 2% 96% 2% 100%
Totaal 2% 95% 2% 100%
Sommige Almeerse VO-scholen wijken af van het stedelijk beeld, wat betreft de niveau indeling van leerlingen (zie hier onder). Tabel 28.
Plaatsing van leerlingen in de brugklas t.o.v. hun advies per school, gegevens uit alle jaren. 24 (Bron: analyse Digidoor)
School
Plaatsing onder het advies Plaatsing op het advies Plaatsing boven het advies 1% 96% 3% School 1 3% 94% 3% School 2 School 3
4%
93%
3%
School 4
100%
School 5
97%
3%
School 6
0%
97%
2%
School 7
6%
91%
3%
School 8
4%
95%
1%
5.3
Procedure bij afwijking tussen VO-advies en de CITO-eindtoets
In sommige gevallen is er sprake van een groot verschil tussen het schooladvies en de CITOeindtoetsscore van een leerling. In de enquête hebben wij VO-scholen gevraagd welke procedure zij in dat geval hanteren. Uit onderstaande tabel blijkt al dat de personen die zich bezighouden met de BOVO-overstap tussen verschillende VO-scholen uiteenloopt, hoewel een deel hiervan een kwestie van functienamen zal zijn. Tabel 29.
Wie besluit er (mede) over plaatsing in gevallen waarin er een grote afwijking is tussen het VOadvies en de CITO-eindtoets (of er geen CITO-eindtoets wordt afgenomen) (meerdere antwoorden mogelijk) (Bron: Enquête VO) (N=11)
Onderbouwcoördinator Zorgcoördinator Brugklascoördinator Directeur (Ook) anders, namelijk: • conrector (3x) • orthopedagoog (2x)
24
De twee locaties van PrO Almere tellen als één school, idem voor Baken Stad en Baken Trinitas.
Percentage 55% 36% 18% 18% 64%
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
35
Hoewel de praktische vertaalslag van elke school verschilt, is er toch een ‘rode draad’ te herkennen: bij grote afwijking neemt de VO-school contact op met de basisschool, om een toelichting op het advies te vragen. In sommige gevallen worden aanvullende toetsgegevens van de leerling besproken, zoals DLE-scores, scores op het LOVS of resultaten van methodegebonden. Ook behoort het afnemen van een bindende cognitietest tot de mogelijkheden. Het lijkt erop dat VO-scholen in geval van discrepantie tussen CITO en schooladvies meer waarde zijn gaan hechten aan objectieve testscores. Zoals het door één VO-school wordt verwoord: ‘We zijn een school van kansen geven. daardoor zijn we in het verleden vaak meegegaan met het advies van het PO. Inmiddels laten we de CITO en het leerlingvolgsysteem een grote rol spelen‘ . Uit de interviews met de VO-scholen blijkt ontevredenheid over de kwaliteit van de adviezen van een aantal Almeerse basisscholen. Adviezen van deze scholen worden door de geïnterviewde VO-scholen kritisch bekeken, met name wanneer adviezen afwijken van CITO-scores. In zulke gevallen moeten basisschooldocenten een advies zeer goed kunnen onderbouwen, wil de VO-school hiermee akkoord gaan.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
6
36
Het gebruik van Digidoor ná de aanmelding
6.1
Monitoring door scholen in het PO
Almeerse scholen verschillen onderling sterk in de mate waarin zij zicht houden op de vorderingen van hun oud-leerlingen. Relatief veel scholen houden bij op welk niveau hun oud-leerlingen starten op het VO. Sommigen gaan nog verder en kijken waar hun leerlingen na twee jaar zitten. Enkele scholen houden zelfs bij welk diploma hun leerlingen uiteindelijk behalen. Opvallend is echter dat ruim een kwart van de scholen niet systematisch bijhoudt hoe oud-leerlingen in- of doorstromen binnen het voortgezet onderwijs, hoewel dit wel goede aanknopingspunten biedt in het verbeteren van de VOadvisering. Tabel 30.
Houdt uw school systematisch bij hoe oud-leerlingen in- of doorstromen op het voortgezet onderwijs? (meerdere antwoorden mogelijk) (Bron: Enquête PO) (N=58)
Antwoord Ja, wij houden bij in welk type brugklas onze oud-leerlingen starten op hun middelbare school Ja, wij houden bij in welk onderwijstype onze oud-leerlingen zitten na twee jaar Ja, wij houden bij welk diploma onze oud-leerlingen hebben behaald Ja, (ook) anders Nee
percentage 64%
Aantal 37
31% 7% 10% 28%
18 4 6 16
In de meeste gevallen neemt de VO-school het initiatief voor de terugkoppeling van doorstroomgegevens. Tabel 31.
Ontvangt u deze gegevens meestal op initiatief van uw school of op initiatief van de VO-school? (Bron: Enquête PO) (N=42)
Antwoord Meestal op initiatief van onze school Meestal op initiatief van de VO-school (ongeveer) even vaak op initiatief van onze school als op initiatief van onze school Weet niet Totaal
percentage
Aantal
10% 67% 19% 5% 100%
4 28 8 2 42
Uit de gemaakt opmerkingen in de vragenlijst wordt duidelijk dat veel scholen behoefte hebben aan standaardisatie van de teruggekoppelde informatie. Sommige scholen ontvangen rapportcijfers van hun oud-leerlingen waarbij het niet duidelijk op welk niveau deze zijn behaald. Wellicht biedt Digidoor mogelijkheden om de scholen monitorinformatie te leveren van de doorstroom van oud-leerlingen, teneinde de advisering te kunnen verbeteren.
6.2
Gebruik van leerlinggegevens in het VO
In de enquête geven betrokkenen van de VO-scholen aan dat ze leerlinggegevens die ze van basisscholen ontvangen ook na de aanmelding gebruiken voor het vormgeven van het onderwijs en de begeleiding van leerlingen. Naast het VO-advies gaat het hierbij om diverse gegevens (zie tabel 32).
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Tabel 32.
37
Welke leerlinggegevens die uw school heeft ontvangen, worden op uw school gebruikt ten behoeve van het vormgeven van het onderwijs / de begeleiding van leerlingen? (Bron: Enquête VO) (N=11)
Het VO-advies van de basisschool Resultaten van methode-onafhankelijke toetsen (leerling- en onderwijsvolgsysteem-toetsen) Resultaten van geschiktheidsonderzoek (zoals bijvoorbeeld NIO) Resultaten van sociaal-emotionele toetsen (zoals bijvoorbeeld de schoolvragenlijst, Viseon, Scol) Het oordeel van een externe deskundige Andere gegevens uit het leerlingdossier De CITO-eindtoetsscore van de leerling Methodegeboden toetsen
N.v.t.25 Zelden/ nooit 0% 9% 0% 9%
Soms
Meestal
Altijd
0% 9%
18% 18%
73% 64%
Weet niet 0% 0%
18%
0%
9%
9%
64%
0%
27%
0%
0%
9%
64%
0%
27% 36% 0% 73%
0% 0% 18% 0%
0% 0% 0% 9%
9% 0% 36% 0%
64% 64% 46% 18%
0% 0% 0% 0%
Scholen gaan verschillend met de informatie om. Eén school meldt: “Gegevens worden ingevoerd in ons LVS. Mentoren en teamleiders hebben hier toegang toe. Zorgleerlingen worden besproken in de teamvergadering”. Op een andere school worden de gegevens omgezet in een overzicht, dat een totaalbeeld geeft van de leerlingen die in de klas zijn geplaatst. Vermeld wordt: niveau, IQ, geboortedatum, LWOO of niet, werkhouding, sociaal emotionele ontwikkeling, fysieke gesteldheid, bijzonderheden thuis, medicatie, externe hulpverlening, wat ouders verwachten van de school of hun kind in hun ogen nodig heeft. Dit document wordt opgesteld door de orthopedagoog en overgedragen aan de mentor van de betreffende klas. Deze zorgt voor het op de hoogte stellen van de lesgevende docenten. De meeste scholen zeggen de gegevens van de aanmelding te gebruiken om de kwaliteit van het onderwijs of ondersteuning te bepalen. Tabel 33.
Gebruikt uw school gegevens van de aanmelding van de leerling (bijvoorbeeld het VO-advies, toetsscores van de basisschool) om de kwaliteit van uw onderwijs of ondersteuning te bepalen? (Bron: Enquête VO) (N=11)
Ja Nee Weet niet Totaal
25
Niet ontvangen vanuit het PO.
Percentage 82% 9% 9% 100%
Aantal 9 1 1 11
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
7
38
De voorspellende waarde van het schooladvies in Almere
7.1
Inleiding
De gegevens in het systeem Digidoor maken het mogelijk om de schoolloopbaan van Almeerse leerlingen in achtereenvolgende schooljaren te ‘volgen’. In het meest gunstige geval kunnen we bekijken welk schooladvies een leerling heeft gekregen in jaar X, welke CITO-eindtoetsscore de leerling had en op welk onderwijsniveau de leerling in de jaren erna zat. Hiermee wordt inzichtelijk of een leerling onvertraagd doorstroomt, tussentijds blijft zitten, of een niveau stijgt of daalt. Dit levert waardevolle informatie over de mate waarin het schooladvies een goede voorspeller is van de schoolloopbaan van leerlingen. Het systeem Digidoor bevatte op het moment van het onderzoek gegevens over de leerjaren 1 t/m 3 van de Almeerse VO-scholen. Dat betekent dat de ‘langste’ schoolloopbanen die we kunnen bekijken die zijn van leerlingen die in schooljaar 2005/06 in groep 8 zaten en in 2008/09 startten aan hun derde jaar in het voortgezet onderwijs. Omdat schoolloopbanen zich doorgaans pas na enkele jaren uitkristalliseren, hebben wij er voor gekozen onze analyses in dit hoofdstuk te baseren op het cohort 2005/06; leerlingen die in het schooljaar 2005/06 een advies hebben gekregen voor het VO en in 2006/07 startten in de brugklas. Naarmate de gegevens in Digidoor door de jaren heen verder opbouwen, kan dit cohort (en opvolgende cohorten) in de toekomst door hun hele schoolloopbaan worden gevolgd.
7.2
Feitelijke schoolloopbaan van Almeerse leerlingen
Doublures Vijf procent van de leerlingen in het cohort 2005/06 is in hun eerste twee jaren in het VO blijven zitten. Het betreft relatief veel leerlingen met het advies VWO of HAVO. Tabel 34.
Doublures per schooladvies (Bron: analyse Digidoor) 26
schooladvies PrO BBL/KBL TL HAVO VWO Eindtotaal
Aantal doublures 0 18 12 34 27 91
Percentage doublures 27 t.o.v. totaal 0% 4% 2% 6% 7% 5%
Landelijke cijfers over doublures per schooladvies ontbreken. Een indicatief alternatief is de gegevens database van de Onderwijsinspectie. Per onderwijstype in het derde leerjaar (dus los van de advisering) wordt het percentage doublures weergegeven in de twee voorgaande leerjaren.28 De tabel
26 27 28
Van leerlingen op het PrO kan niet worden vastgesteld of ze doubleren. Dit geldt ook voor leerlingen die vanuit het VMBO afstromen naar het PrO. Het totaal verwijst naar het aantal leerlingen van het cohort 2005/06 dat in 2008/09 nog op een Almeerse VO-school zit. Het betreft alleen leerlingen die gedurende hun schoolcarrière tot dat moment op de zelfde VO-school hebben gezeten. Leerlingen die blijven zitten en zich het jaar daaropvolgend bij een andere school inschrijven, blijven buiten beeld.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
39
laat zien dat Almere weinig doublures heeft in het VMBO-segment, en op het VWO iets meer dan landelijk gemiddeld (zie onderstaande tabel). Tabel 35.
Doublures per onderwijstype in Almere en Nederland als geheel (Bron: Onderwijsinspectie, kwaliteitskaarten VO 2009)
VMBO BBL/KBL VMBO GL/TL HAVO HAVO/VWO VWO
Almere
Landelijk
1% 1% 3% 3% 3%
2% 4% 4% 2% 2%
Doorstroom exclusief doublures Onderstaande tabel laat zien op welk onderwijstype leerlingen van het cohort 2006/07 zitten op 1 oktober 2008. Het betreft hier uitsluitend leerlingen in leerjaar 3 (of het PrO). Leerlingen die in de brugklas of tweede zijn blijven zitten, zijn hier buiten beschouwing gelaten. Leerling met schooladvies BBL/KBL blijven vaak binnen die stroom (79%), terwijl dit voor leerlingen met schooladvies TL voor minder dan de helft van de leerlingen geldt. Zowel opstroom als afstroom treedt hier vaak op. Tabel 36.
Schooladvies in 2005/06 en onderwijstype in leerjaar 3 (2008/09), exclusief doublures. (Bron: analyse Digidoor) Schooladvies in 2005/06
Onderwijssoort in 2008/09
PrO
BBL/KBL
TL
PRO BBL/KBL GL/TL HAVO HAVO/VWO VWO Eindtotaal
87% 13%
-
-
-
-
3% 79% 15% 1% 1% 0%
22% 49% 9% 19% 1%
3% 11% 38% 27% 20%
0% 2% 9% 19% 70%
100% 23
100% 441
100% 481
100% 525
100% 350
N=
HAVO
VWO
Doorstroom inclusief doublures Als we doublures beschouwen als afstroom (zie de tabel hier onder) zien we dat tweederde van de Almeerse leerlingen aan het begin van hun derde jaar in het VO nog (onvertraagd) op het niveau van advies zit. Over het geheel bezien komen opstroom en afstroom in gelijke mate voor. Met name leerlingen met een TL advies komen vaak na twee jaar al uit op een ander niveau dan door de basisschool ingeschat. Er van uit gaande dat elke overgang weer nieuwe ‘afvallers’ met zich meebrengt29, is de prognose dat uiteindelijk 43% van de leerlingen met een TL advies in 2005/06 in 2009/10 aan het eindexamen van de theoretische leerweg deelneemt. Toekomstige analyses op Digidoor kunnen duidelijk maken of dit ook daadwerkelijk het geval is.
29
Indicatieve cijfers van de Onderwijsinspectie wijzen op 7 tot 13% doublures/afstromers per overgang (bijvoorbeeld van TL3 naar TL4, 4 havo naar 5 havo) in Almere, nog los van de kans op zakken voor het eindexamen.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Tabel 37.
40
Schooladvies in 2005/06 en onderwijstype in leerjaar 3 (2008/09) (doublure telt als afstroom) (Bron: analyse Digidoor)
schooladvies PrO BBL/KBL TL HAVO VWO Eindtotaal
Afstroom
Gelijk
Opstroom
-
87% 76% 48% 61% 83% 66% N=1260
13% 17% 28% 19%
7% 24% 20% 17% 17% N=326
17% N=325
Totaal 100% (n=23) 100% (n=459) 100% (n=493) 100% (n=559) 100% (n=377) 100% (n=1911)
De afstroom wordt maar voor een klein deel verklaard doordat scholen leerlingen van het begin af aan onder hun advies plaatsen (zie tabel hier onder). Ook als leerlingen die lager dan hun advies geplaatst zijn buiten beschouwing blijven, stroomt 15% van de leerlingen af. Dit zijn dus leerlingen die feitelijk op het VO een niveau gezakt zijn of zijn blijven zitten. Tabel 38.
Schooladvies in 2005/06 en onderwijstype in leerjaar 3 (2008/09) (doublure telt als afstroom) Leerlingen die in de brugklas al lager zijn geplaatst dan het advies blijven buiten beschouwing. (Bron: analyse Digidoor)
schooladvies PrO BBL/KBL TL HAVO VWO Eindtotaal
7.3
Afstroom
Gelijk
Opstroom
-
87% 78% 50% 62% 84% 68% N=1247
13% 18% 29% 19%
4% 21% 19% 16% 15% N=280
17% N=320
Totaal 100% (n=23) 100% (n=438) 100% (n=469) 100% (n=546) 100% (n=371) 100% (n=1847)
Schoolloopbanen en wijze van adviseren
In de enquête bij VO-scholen hebben we gevraagd in hoeverre het schooladvies dat leerlingen aan het eind van de basisschool krijgen een goede voorspeller is van de schoolloopbaan. Meer dan de helft van de respondenten (werkzaam op de VO-scholen) vindt dat dit niet het geval is en dat dit te wijten is aan de basisschool. Geen van de respondenten wijt een afwijking tussen advies en uiteindelijke uitkomst aan andere factoren. Hieruit blijkt een grote mate van onvrede over het schooladvies (zie onderstaande tabel). Eén betrokkene uit het VO stelt: “bij basisscholen ontbreekt nog al eens de kennis over de te geven adviezen.”; een ander wijst op opzet van de school: “Basisscholen moeten leerlingen niet hoger gaan inschalen omdat de ouders/leerlingen/zijzelf de leerling graag een kans willen geven op een bepaalde school, terwijl het niveau van het kind dit niet laat zien.” Tabel 39.
Is in uw optiek het VO-advies van Almeerse leerlingen een goede voorspeller van de schoolloopbaan?(Bron: Enquête VO) (N=11)
Ja Nee, dit komt vooral doordat het advies vaak niet goed is Nee, dit komt vooral doordat het verloop van de schoolloopbaan van leerlingen vaak onvoorspelbaar is Weet niet/geen mening Totaal
Percentage 36% 55% 0%
Aantal 4 6 0
9% 100,0
1 11
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
41
Op grond van ons onderzoek kunnen wij niet feitelijk vaststellen of op- en afstroom te wijten zijn aan onzorgvuldige advisering van de basisschool, of aan andere factoren (zoals ‘verdrinken op de grote VO-school’ , ‘foute’ vrienden of juist hernieuwde motivatie/prikkeling). Wel blijkt uit analyses van Digidoor dat er een relatie is het al dan niet op- of afstromen en de mate waarin de basisschool overadviseert. Onderstaande tabel laat zien dat het risico op afstroom beduidend hoger is bij leerlingen die een hoog advies hebben (in relatie tot hun CITOscore) dan leerlingen waar dit niet het geval is. Leerlingen waarbij de CITO-eindtoets niet is afgenomen, nemen op dit punt een tussenpositie in. In onderstaande tabel is te zien dat van de leerlingen waar het TL advies hoog is in relatie tot hun CITO-score maarliefst 30% afstroomt in de eerste twee jaren. Ook op de HAVO zien we dit verschijnsel. Hoge advisering brengt dus wel degelijk risico’s met zich mee. Tabel 40.
Schooladvies in 2005/06 en onderwijstype in 2008/09 (doublure telt als afstroom) in relatie tot de wijze van adviseren. (Bron: analyse Digidoor)
schooladvies PrO PrO PrO PrO BBL/KBL BBL/KBL BBL/KBL BBL/KBL TL TL TL TL HAVO HAVO HAVO HAVO VWO VWO VWO VWO Eindtotaal
Advies < Digidoor-advies Advies = Digidoor-advies Advies > Digidoor-advies Geen CITO Advies < Digidoor-advies Advies = Digidoor-advies Advies > Digidoor-advies Geen CITO Advies < Digidoor-advies Advies = Digidoor-advies Advies > Digidoor-advies Geen CITO Advies < Digidoor-advies Advies = Digidoor-advies Advies > Digidoor-advies Geen CITO Advies < Digidoor-advies Advies = Digidoor-advies Advies > Digidoor-advies Geen CITO
Afstroom
Gelijk
Opstroom
0% 5% 9% 10% 16% 30% 25% 16% 27% 20% 13% 22%
87% 69% 81% 42% 45% 49% 52% 75% 62% 57% 64% 87% 78%
13% 26% 11% 48% 39% 21% 24% 25% 22% 16% 17% -
18%
82%
17% N=326
66% N=1260
17% N=325
Totaal 100% (n=23) 100% (n=192) 100% (n=267) 100% (n=31) 100% (n=128) 100% (n=228) 100% (n=106) 100% (n=16) 100% (n=219) 100% (n=173) 100% (n=151) 100% (n=155) 100% (n=129) 100% (n=93) 100% (n=1911)
De opmerking die scholen hiertegen in kunnen brengen is “Niet geschoten is altijd mis”. Dat een kwart van de leerlingen afstroomt, betekent dat driekwart dat niet doet. Sterker nog, 21% van de TL’ers en 16% van de Havisten met een hoog advies in relatie to hun citoscore stroomt zelfs nog verder op. Voor die leerlingen die afgestroomd zijn, betekent het dat zij op het zelfde niveau zitten als het geval zou zijn als de school ze niet had overgeadviseerd. De andere kant van het verhaal is echter dat afstroom mogelijk leidt tot nog verdere afstroom of zelfs schooluitval, als gevolg van verminderde motivatie. Ook is de uitval van een deel van de leerlingen mogelijk nog maar het begin. Het is nog maar de vraag hoe de overgeadviseerde leerlingen door de vervolgjaren stromen en hun examen maken.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
8
42
Hoofdconclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk vatten we de belangrijkste conclusies van dit onderzoek samen en geven we op basis hiervan een aantal aanbevelingen. In dit onderzoek staan de volgende aspecten centraal: 1. De manier waarop Almeerse basisscholen het VO-advies vaststellen. 2. De procedure van aanmelding en plaatsing van leerlingen op Almeerse VO-scholen en de tevredenheid van ouders hierover. 3. Het gebruik van DigiDoor bij de aanmelding en toelating van leerlingen en bij het vormgeven van onderwijs en zorg ná de aanmelding. 4. De voorspellende waarde van het schooladvies voor later schoolsucces. Op grond van deze aspecten kunnen we ook uitspraken doen over de kwaliteit van het schooladvies. Omdat bovenstaande aspecten 2 en 3 nauw samenhangen, presenteren wij deze twee aspecten in de conclusies tezamen.
8.1
De manier waarop Almeerse basisscholen het VO-advies vaststellen
•
Leerkracht groep 8 en intern begeleider bepalen het schooladvies; inmenging van ouders geen groot knelpunt voor het PO. Het vaststellen van het schooladvies is op de meeste Almeerse scholen vooral een zaak van de leerkracht groep 8 en de intern begeleider. In sommige gevallen wordt ook de directie bij de adviezen betrokken. De mate waarin en wijze waarop ouders betrokken worden bij het vaststellen van het advies verschilt per school. Sommige scholen informeren ouders enkel over het schooladvies, terwijl andere scholen ouders ook daadwerkelijk consulteren over het advies. Hoewel basisscholen het verschijnsel wel herkennen, wordt het ‘afdwingen’ van een hoog advies door ouders niet als een groot probleem ervaren door Almeerse basisscholen. Wel is het zo dat ouders regelmatig te hoge verwachtingen hebben ten aanzien van het advies. Veel scholen proberen deze verwachtingen te temperen door reeds in groep 7 een ‘voorlopig’ advies te geven. De meeste ouders zijn uiteindelijk tevreden over het schooladvies van hun kind en de wijze waarop dit tot stand is gekomen.
•
Bescheiden plaats voor CITO-eindtoets bij het schooladvies. Bij het opstellen van het VO-advies baseren leerkrachten en IB-ers zich vooral op de resultaten van LOVS-toetsen. Daarnaast hechten leerkrachten veel waarde aan de werkhouding en motivatie van leerlingen. De CITOeindtoets neemt in de advisering in Almere een bescheiden plaats in. In veel gevallen is dit niet het resultaat van een bewuste keuze van basisscholen, maar vooral een gevolg van de stedelijke BOVO-procedure. Leerlingen moeten zich al inschrijven voor een VO-school voordat de resultaten van de CITO-eindtoets bekend zijn. Hierdoor kan het oordeel van de leerkracht en de gegevens uit het leerlingvolgsysteem minder worden gestaafd dan op veel andere plekken in Nederland. Behalve dat de CITO-eindtoets het VO-advies kan verrijken, geeft dit ook meer duidelijkheid voor ouders. Een mogelijke oplossing is om de scholen meer tijd te geven om het advies vast te stellen, door de deadlines in de inschrijvingsprocedure op te schuiven van 1 maart naar begin of medio april. Bezien moet dan worden of dit ook voor VO-scholen haalbaar is.
•
Veel schooladviezen zijn hoger dan de CITO-aanbevelingen. Schooladviezen van Almeerse basisscholen wijken vaak af van de aanbevelingen van het CITO; Zo’n 40% van de leerlingen krijgt een advies dat hoger is dan op basis van de CITO-score aanbevolen wordt (ter vergelijking: slechts 5% van de Almeerse leerlingen krijgt een advies dat lager is dan de CITO-aanbeveling).
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
43
Desgevraagd blijkt dat basisscholen zich maar weinig bewust zijn van deze relatief grote afwijking. Het zou goed zijn dat scholen en hun besturen zich beter op de hoogte stellen van de feitelijke gegevens die hierover in Digidoor zijn opgenomen. •
Rekenregels Digidoor. Digidoor bepaalt op grond van vastgestelde ‘rekenregels’ welk advies past bij een bepaalde Cito-score. Deze rekenregels wijken af van de criteria die het CITO zelf hanteert. Dit leidt in Almere soms tot discussies (met ouders) over welk advies nu voortvloeit uit de CITOeindtoets. Het zou goed zijn om de criteria van Digidoor af te stemmen op die van het CITO, ofwel hier beredeneerd van af te wijken.
•
Onderscheid BBL/KBL. In Almere wordt in de advisering door het basisonderwijs geen onderscheid gemaakt tussen de beroepsbegeleide leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg. Dit terwijl leerkrachten uit groep 8 aangeven dit onderscheid wel in leerlingen te herkennen. Het valt te overwegen om het advies BBL/KBL -in navolging van de andere gecombineerde adviezenook te splitsen.
8.2 •
Aanmelding, plaatsing en overdracht op Almeerse VO-scholen
Aanmeldingsprocedure verbeterd door Digidoor en heeft nog groeipotentie. De invoering van Digidoor heeft er volgens betrokkenen op de PO- en VO-scholen toe geleid dat leerlinggegevens veel beter beschikbaar zijn, waardoor de overdracht van leerlingen veel soepeler verloopt. VOscholen gebruiken de gegevens uit Digidoor ook voor het vormgeven van hun onderwijs- en begeleidingsaanbod. Wel kan het gebruiksgemak van het systeem de komende jaren nog worden verbeterd door verbeterde koppeling met LOVS-systemen en verbeteringen in de mailfunctionaliteit (bijlagen en meerdere ontvangers). Ook is het goed om nieuwe gebruikers meer wegwijs te maken in het systeem. Knelpunten rondom aanmelding zorgleerlingen. In de overgang van PO naar VO zijn er vooral knelpunten in de procedure rond zorgleerlingen. Basisscholen hebben behoefte aan meer inzicht over de wijze waarop VO-scholen leerlinggegevens omtrent mogelijkheden en beperkingen gebruiken en aan terugkoppeling over de ontwikkeling van oud-leerlingen. Andersom vinden betrokkenen op het VO dat het PO onvoldoende op de hoogte is van het verschil in setting tussen het PO en VO (en de gevolgen daarvan voor leerlingen die veel zorg en structuur nodig hebben). Deze knelpunten kunnen voor een deel worden opgelost door het vernauwen van de banden tussen PO en VO op persoonlijk niveau. Bijvoorbeeld door wat vaker ‘bij elkaar op bezoek’ te gaan. Mogelijk kunnen hiermee eerste ervaringen worden opgedaan binnen het project onderwijstijdverlenging, dat ook binnen Almere van start is gegaan.30
•
30
Schooladvies is doorslaggevend bij de plaatsing van leerlingen. Bij de plaatsing van leerlingen baseren VO-scholen zich in eerste plaats op het VO-advies van de basisschool en minder op de score op de CITO-eindtoets. Als aanvulling hierop vindt op veel scholen een ‘warme overdracht’ van leerlingen plaats. Uit het onderzoek blijkt ontevredenheid van VO-scholen over de kwaliteit van de Almeerse VO-adviezen. Toch plaatsen VO-scholen leerlingen in de praktijk overwegend in een brugklas die past bij het VO-advies van de basisschool, ook wanneer leerlingen een advies krijgen dat hoger is dan de norm die in Digidoor wordt gehanteerd.
Voor nadere informatie zie http://www.onderwijstijdverlenging.nl. Het doel van dit project is naast het realiseren van extra onderwijstijd ook de verbetering van de overgang tussen het primair en voortgezet onderwijs.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
8.3 •
31
De voorspellende waarde van het schooladvies in Almere
Relatief veel afstroom bij Almeerse leerlingen. In Almere komt één op de drie leerlingen na twee jaar op een ander niveau in het VO terecht dan waarvoor zij op de basisschool zijn geadviseerd. Vijf procent blijft zitten en de rest stroomt een niveau op of af. Beide komen ongeveer even vaak voor. De kans op afstroom is echter een stuk groter als leerlingen een schooladvies hebben dat boven hun score op CITO-eindtoets ligt, met name bij leerlingen met een VMBO-t- of HAVOadvies bij een relatief lage CITO-score. Daarbij komt dat het VO in meerderheid niet tevreden is over het gegeven advies door de basisschool. Hier moet iets aan gedaan worden, Het lijkt er enerzijds op dat basisscholen onvoldoende beeld hebben in welke situatie leerlingen in het VO terecht komen. Anderzijds verdient het aanbeveling dat basisscholen beter inzicht krijgen in de schoolloopbaan van hun oud-leerlingen in het VO.
8.4 •
44
De kwaliteit van het advies
Kwaliteit van advies voor verbetering vatbaar. Op basis van het voorgaande kunnen we concluderen dat de kwaliteit van het schooladvies in Almere voor verbetering vatbaar is. Op basis van dit onderzoek doen we daarom de volgende aanbevelingen: o Laat de CITO-eindtoets een volwaardiger rol spelen in de totstandkoming van het schooladvies. Niet als ‘op zichzelf staand’ gegeven, maar als laatste meting uit de toetskalender. De CITO-eindtoets levert gezamenlijk met eerdere metingen uit het CITO-LOVS en de CITO-Entreetoets een ‘schoolvorderingenscore’. 31 o Verschuif de deadline voor aanmelding op VO-scholen van 1 maart naar begin of medio april teneinde voldoende recht te doen aan de uitkomst op de CITO-eindtoets. o Maak bij twijfelgevallen gebruik van een capaciteitentoets, zoals bijvoorbeeld een intelligentietoets. Het gaat dan bijvoorbeeld om leerlingen waarbij een grote afwijking is tussen de schoolvorderingenscore en het advies en/of leerlingen met een grillig verloop in toetsscores in bijvoorbeeld de periode eind groep 6 tot en met medio groep 8. Maak de uitslag van de capaciteitentoets in die twijfelgevallen doorslaggevend voor het uiteindelijke advies. o Ga periodiek na of de criteria zoals die nu zijn opgenomen in Digidoor niet strenger of soepeler zijn dan het landelijke overgangspatroon (vergelijk de Cito-tabel in bijlage 4) en of daartoe nog aanleiding is. o Blijf de advisering en doorstroom monitoren en koppel de voortgang van leerlingen in het VO terug aan basisscholen. Scholen (en besturen) kunnen daardoor beter reflecteren op hun wijze van adviseren. Basisscholen geven zelf ook aan behoefte te hebben aan inzicht op de voortgang van hun oud-leerlingen. Een aantal VO-scholen geeft deze terugkoppeling, maar dit geldt niet voor alle VO- scholen. Het zou goed zijn hier stedelijke afspraken over te maken. Digidoor zou bijvoorbeeld kunnen worden gebruikt om een gestandaardiseerde terugkoppeling te maken per school / bestuur.
Als de Cito-eindtoets zou opschuiven in de tijd, waarover nu discussie plaatsvindt, kunnen de medio 8-toetsen Begrijpend Lezen en Rekenen worden gebruikt, idem voor scholen die de CITO-eindtoets niet afnemen.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Bijlage 1
45
Voorbeelden van PO-VO procedures
Amsterdam – Kernprocedure PO/VO Inleiding In het onderwijsbeleid van de gemeente Amsterdam staat beschreven dat een goede overstap van de basisschool naar het voortgezet onderwijs van groot belang is voor een succesvolle schoolcarrière. Daarom hebben de Amsterdamse schoolbesturen en de gemeente Amsterdam afspraken gemaakt over het proces van aanmelding en inschrijving op een school voor voortgezet onderwijs. Deze afspraken zijn vastgelegd in de zogenaamde ‘Kernprocedure’. Alle Amsterdamse scholen hebben toegezegd zich te houden aan de afspraken van de kernprocedure. De kernprocedure zorgt ervoor dat de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs in Amsterdam voor iedere leerling zo goed mogelijk verloopt. Het uiteindelijke doel hiervan is het verhogen van de kans op een succesvol voltooien van de gekozen opleiding in het voortgezet onderwijs. In de kernprocedure staan het basisschooladvies, de schoolkeuze, de aanmelding en de inschrijving van de leerling op een school voor voortgezet onderwijs centraal. De kernprocedure beoogt het volgende: 1. Zo goed mogelijke advisering van de basisschool; 2. Kwalitatief hoogwaardige behandeling door de VO-school; 3. Helder en eerlijk proces van schoolkeuze, aanmelding en toelating; 4. Verzameling van gegevens rond de schoolkeuze. Hoe krijgt de overgang PO-VO vorm? Bij de overstap naar het voorgezet onderwijs speelt de volgende informatie een rol: • het basisschooladvies: dit bepaalt op welke opleiding de leerling zich kan aanmelden; • het 2e toetsgegeven, in Amsterdam de Cito-score of de uitslag van didactisch onderzoek: dit bepaalt hoe de VO-school de aanmelding moet behandelen; • aanvullende onderwijskundige informatie: dit is informatie de volgens de basisschool van belang is voor de VO-school om te kunnen besluiten over de toelating van de leerling. Het basisschooladvies Het basisschooladvies is gebaseerd op de leerprestaties van een leerling gedurende een aantal jaren. Het basisschooladvies bepaalt op wat voor opleiding een leerling aan de slag kan gaan. Een leerling kan zich alleen aanmelden op een school die het onderwijs aanbiedt dat in het basisschooladvies staat. In de kernprocedure zijn afspraken opgenomen over de wijze waarop het basisschooladvies tot stand komt. Behandeling van leerlingen en Cito-score Het 2e toetsgegeven bepaalt hoe een aanmelding door een VO-school moet worden behandeld. Voor de leerlingen die deelnemen aan de Cito-eindtoets gelden hierbij de volgende Cito-bandbreedtes: • leerling is automatisch toelaatbaar; • er is nader overleg met de basisschool nodig; • een aanvullend onderzoek is verplicht. Behandeling van leerlingen voor praktijkonderwijs en LWOO Leerlingen met een advies praktijkonderwijs hoeven niet deel te nemen aan de Cito-eindtoets. Leerlingen met een advies VMBO met LWOO nemen in principe wel deel aan de Cito-eindtoets of de Cito-niveautoets, maar de manier waarop de VO-school deze aanmeldingen behandelt bepaalt door de uitslag van het didactisch onderzoek (LAT) en het capaciteitenonderzoek. De overige
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
46
onderwijskundige informatie wordt gebruikt in het nader overleg tussen basisschool en de VO-school. Al deze zaken vormden de ingrediënten voor het te nemen toelatingsbesluit van de VO-school. Eén aanmelding per leerling De VO-school moet een aanmelding zorgvuldig en volgens de afspraken van de kernprocedure in behandeling nemen en afhandelen. Dit kan alleen als zij weet dat elke aanmelding een serieuze aanmelding is. Om die reden is afgesproken dat een leerling zich maar op één Amsterdamse school voor voortgezet onderwijs mag aanmelden. Dit wordt geregeld met het op naam gestelde aanmeldingsformulier dat elke leerling van de basisschool krijgt. Tijdpad In de kernprocedure zijn afspraken gemaakt over het tijdstraject waarbinnen de verschillende onderdelen van de overstap worden uitgevoerd. Er is een periode vastgesteld voor oriëntatie, een periode voor aanmelding en een periode voor behandeling van de aanmelding. Alle scholen en alle ouders moeten zich houden aan deze data. Uitwisselen gegevens via ELKK ELKK staat voor Elektronisch Loket Kernprocedure & Keuzegids. ELKK is een beveiligde webapplicatie die het logistieke proces van de kernprocedure voor alle scholen ondersteunt. De deelnemende scholen leggen hier hun schoolgegevens vast voor de Keuzegids VO en de kernprocedure. In het kader van de kernprocedure wisselen basisscholen en scholen voor voortgezet onderwis via ELKK informatie uit over leerlingen die overstappen, zoals basisschooladvies, Cito-score en aanvullende onderwijskundige informatie. Ervaringen POVO-procedure. De kernprocedure wordt jaarlijks geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. De afspraken voor de nieuwe kernprocedure worden vastgesteld in het BBO (Breed Bestuurlijk Overleg PO) en het OSVO (Overleg Schoolbesturen VO). De kernprocedure heeft ten opzichte van vorig schooljaar een aantal veranderingen ondergaan: • Tijdpad Kernprocedure 2009-2010 De behandel- en aanmeldperiode van de 1e ronde is dit schooljaar aanzienlijk ingekort. Ouders en leerlingen wilden graag dat de enerverende tijd waarin ouders/leerlingen afwachten op een eventueel plaatsingsbericht verkort zou worden. De periode van aanmelding van de 1e ronde is verkort naar drie weken en de 1e behandelingsronde met een week. Om de druk in de 2e ronde voor alle betrokkenen te verminderen, is deze verlengt met een week. De 3e ronde is qua lengte gelijk gebleven; • Afschaffing voorrangsregel samenwerkende gymnasia De voorrangsregel van de vier samenwerkende gymnasia is dit jaar niet meer van kracht. Het OSVO heet besloten om alleen nog toelatingsvoorwaarden en voorrangsregels te hanteren die een directe relatie hebben met de aard van het onderwijsaanbod (identiteit, schoolsoort, onderwijsfilosofie), die maatschappelijk breed geaccepteerd en juridisch en meetbaar zijn (broerzus regeling, medewerker-kind regeling), en een bestendig karakter hebben. • Incorperen initiatief latere afname cito-toets Naar aanleiding van een advies van de PO-raad is een plan opgevat om de Cito-toets later in het schooljaar te doen afnemen, met als doel het realiseren van meer productieve leertijd voor leerlingen in groep 8. Hiertoe zullen dit schooljaar landelijk enkele pilots worden gestart. De gezamenlijke schoolbesturen PO & VO beraden zich dit jaar over hoe dit initiatief het beste incorporeren. Daarbij gaan ze het gesprek aan over het beter benutten van LOVS als informatiebron naar de VO-school, waaronder het eventueel standaard meesturen van LOVSgegevens bij het oki-doc. Hierbij wordt ook de ‘nieuwe’ werkwijze opstellen basisschooladvies
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
•
•
•
•
47
betrokken. Ook het OCO (Onderwijs Consumenten Organisatie) wordt op onderdelen bij deze evaluatie betrokken. Vanuit de kernprocedure worden betrokken op de hoogte gehouden; Hantering cito-bandbreedte Het afgelopen jaar is gebleken dat de afspraak rondom Cito-bandbreedte ‘overleg met basisschool verplicht’ door VO-scholen verschillend wordt gehanteerd. In sommige gevallen wordt zonder vooraf overleg met de basisschool besloten tot aanvullend onderzoek. Overleg met de basisschool vindt niet altijd consequent plaats. Het OSVO zal deze afspraak, zo nodig in samenwerking met het team kernprocedure, volgend schooljaar bewaken en monitoren, ofwel bij het verschillend hanteren van Cito-bandbreedtes ter interventie een signaal afgeven. Behandelwijze leerlingen met LWOO-advies Het 2e toetsgegeven bepaalt op welke wijze een aanmelding door een VO-school moet worden behandeld. Voor de leerlingen met een advies voor VMBO zonder LWOO, HAVO of VWO gelden hierbij de Cito-bandbreedtes. De manier waarop de VO-school aanmeldingen voor leerlingen met een advies voor KWOO of praktijkonderwijs behandelt wordt bepaald door de uitslag van het didactisch onderzoek en het capaciteitenonderzoek. Voorheen kwamen deze leerlingen direct in het overleggebied. Het effect hiervan was dat in een aantal gevallen VO-scholen om niet heldere redenen leerlingen niet toelaten. In overleg met het Samenwerkingsverband-VO is met ingang van dit jaar helder gemaakt hoe de VO-school de aanmelding in behandeling moet nemen. Leerlingen met een duidelijke LWOO-indicatie of PrO-indicatie zijn automatisch toelaatbaar tot de betreffende opleiding. Leerlingen waarvan op grond van tegenstrijdige toetsresultaten geen duidelijke indicatie voor LWOO of PrO kan worden gegevens vallen in het overleggebied. Na overleg met de basisschool stelt de VO-school de toelaatbaarheid voor deze leerlingen vast. Leerlingen met VMBO-t + LWOO blijven in het overleggebied; Uitslag Atlas/RVS toetsen In de jaarlijkse evaluatie van Atals/SWV-VO is besloten om de afname van de leerachterstandentest (het lat) met twee weken te vervroegen ten behoeve van eerdere afname van het capaciteits-/intelligentieonderzoek (het cap) en het sociaal emotionele onderzoek (het sem) met dientengevolge eerdere toetsuitslagen. Bovendien worden de basisscholen geadviseerd om de afname van de leerachterstandentest te concetreren in één week (week 40). De soms late uitslag van een LWOO-indicatie op basis van lat/cap/sem-onderzoek van Atlas, had afgelopen schooljaar enkele nadelige consequenties. Leerlingen kwamen in de knel bij het maken van een weloverwogen beslissing over deelname aan de Cito-toets en bij de oriëntatie van de schoolkeuze. Indien scholen zich houden aan de nieuw af te spreken data is de uitslag van sem gegarandeerd op de eerste dag na de kerstvakantie. Gebruik NDT versus NIO (cap-onderzoek) Afgelopen schooljaar heeft Atlas bij haar toetsing exclusief gebruik gemaakt van de volledige Nederlandse Differentiatie Testserie (NDT). De NDT scoort gemiddeld vier punten hoger dan de Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau (NIO). Door het gebruik van NDT scoren meer leerlingen IQ > 90, hetgeen leidde tot beduidend meer sem-onderzoeken. In de jaarlijkse evaluatie met Atlas/SWV-VO/RVC is besloten om volgend jaar zowel de NIO als NDT te gebruiken. Op basis van de geschiktheid van de toetsen voor de doelgroep is besloten om NDT standaard te gebruiken binnen een vermoedelijk PrO-advies en NIO binnen vermoedelijk LWOO-advies.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
48
Den Haag – Regionale BOVO-procedure Inleiding In de Haagse Educatieve Agenda 2010-2014 staat beschreven dat er de aankomende jaren vastgehouden wordt aan de ingezette koers; dat alle Haagse scholen voor leerlingen die overstappen van het basis- naar het voortgezet onderwijs dezelfde procedure hanteren. De zogenaamde BOVOprocedure. Deze procedure zorgt ervoor dat de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs in Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk voor elke leerling zo soepel mogelijk verloopt. Hoe krijgt de overgang PO-VO vorm? De overstapprocedure begint met een goed advies van de basisschool. Dit advies is gebaseerd op de bevindingen van de basisschool in combinatie met onafhankelijke toets- en testgegevens zoals de Cito-eindtoets of een intelligentieonderzoek. Het voortgezet onderwijs bepaalt met behulp van deze gegevens of een kind kan worden geplaatst. Het is de bedoeling dat ieder kind in het soort onderwijs terecht komt dat het beste bij hem/haar past. Kinderen moeten zich thuis voelen op de gekozen school. Daarbij is het belangrijk om de opleidingsen beroepswensen van de kinderen te weten, zodat daar in de schoolkeuze rekening mee gehouden kan worden. Op het moment dat het advies van de basisschool, de testgegevens en de mening van het kind overeenkomen, is de kans het grootst dat een kind zijn/haar diploma haalt in die richting. De BOVO-procedure is voor alle leerlingen die naar het voortgezet onderwijs gaan in Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk. Het geldt dus voor alle onderwijsvormen: praktijkonderwijs, vmbo (met of zonder lwoo), havo, vwo (atheneum en gymnasium), Kopklas, ISK (Internationale schakelklas). Een kind kan maar op één school worden aangemeld. Als de school de aanmelding heeft ontvangen, is een kind nog niet automatisch op de school geplaatst. Er wordt eerst gekeken of een kind voldoet aan de toelatingscriteria van de school. Iedere school heeft zijn eigen criteria. De school zal een kind plaatsen als hij/zij aan de toelatingscriteria voldoet en er voldoende plek is. Op sommige scholen worden er namelijk meer leerlingen aangemeld dan dat er plaatsen zijn. Er zijn scholen die dan voorrangsregels hanteren. In de voorrangsregels kan bijvoorbeeld worden bepaald dat broertjes/zusjes voorrang hebben. Mochten er dan toch nog te veel aanmeldingen zijn, dan zal er worden geloot. Zowel de toelatingscriteria en de voorrangsregels moeten op de website van de school zijn gepubliceerd. Via de Wegwijzer voortgezet onderwijs en de BOVO ouderfolder worden ouders op de hoogte gebracht van de afspraken tussen de onderwijsinstellingen in het kader van de BOVO-procedure en de uitvoering daarvan via BOVO-digitaal. De website waarop basischolen en scholen voor voortgezet onderwijs informatie over de leerlingen uitwisselen, zoals het advies van de basisschool, onafhankelijke toets- en testgegevens en aanvullende onderwijskundige informatie. Ouders hebben altijd het recht de informatie in te zien. Dit mag en kan allen bij de basisschool van hun kind. Ervaringen Regionale BOVO-procedure De BOVO-procedure wordt jaarlijks geëvalueerd. Voorstellen tot wijziging in het BOVO-procedure worden in de verschillende directie-overleggen en het POVO Platform besproken en vastgesteld.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
49
De belangrijkste resultaten uit de evaluatie van 2008 zijn: • 79% van de basisscholen en 70% van de scholen in het voortgezet onderwijs is tevreden over de BOVO-procedure 2007-2008; • 71% basisscholen en 75% van de scholen in het voortgezet onderwijs is tevreden met de werking van BOVO digitaal. Enkele opmerkingen die ter toelichting gemaakt zijn: • Het blijft voor sommige VO scholen een probleem om de leerlingen definitief aan te nemen voordat de Cito-score bekend is. Sommige PO scholen vinden het lastig om de Cito-score in een later stadium in te vullen; • Zowel uit het PO als uit het VO is er (wederom) kritiek op collega-scholen die zich niet aan de procedure houden. • Op de lotingdag vonden op sommige VO scholen hectische toestanden plaats. Ouders wilden snel inschrijven op de school van hun (tweede)keuze. Andere ouders konden dat nog niet doen, omdat er op hun eerste-keuze-school nog niet geloot was. • Een aantal scholen heeft kritiek geleverd op het samenstellen van de Wegwijzer; • Verschillende scholen voor VO had de kennismakingsdag op dezelfde zaterdag gepland; • Graag zouden scholen de randgemeenten bij de BOVO-digitaal en de BOVO-afspraken willen betrekken; • Het SBO klaagt er over dat hun leerlingen minder gemakkelijk door het VO worden opgenomen; • Het is voor kinderen en hun ouders teleurstellend om te ervaren dat ze zijn uitgeloot; • Het zou zinnig zijn de ouders van leerlingen te betrekken bij de evaluatie van de BOVO-procedure; • BOVO-digitaal werkt niet altijd even handig. Dankzij BOVO-digitaal kan de BOVO de data van basisschoolverlaters ook monitoren. In het BOVO jaarverslag uit 2008 blijkt het volgende: • In het afgelopen schooljaar waren er in de regio Haaglanden (Den Haag, Rijswijk, LeidschendamVoorburg) in totaal 5726 basisschoolverlaters. • VMBO- (gemengd/)theoretisch gerichte leerweg is het meest gegeven advies, gevolgd door: VWO, HAVO/VWO en VMBO- beroepsgerichte leerweg met LWOO en VMBO- theoretische leerweg/HAVO; • Van de basisschoolverlaters is 91 procent binnen de regio geplaats, 9 procent daarbuiten.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
50
Enschede – EEG8 Inleiding Op de Lokale Educatieve Agenda 2008-2010 (LEA) van de gemeente Enschede staat de overgang PO naar VO genoemd als thema. Het hanteren van goede (toets)instrumenten met betrekking tot het beoordelen van leervorderingen en capaciteiten, adequate advisering door het basisonderwijs en goede voorlichting en keuzebegeleiding zijn de thema’s die in de coördinatiecommissie PO-VO verder worden uitgewerkt. Alle scholen en de gemeente leveren hieraan een bijdrage. Hoe krijgt de overgang PO-VO vorm? In Enschede willen zowel het PO als het VO dat er, in het kader van de overgang tussen beide onderwijssectoren, niet alleen gekeken wordt naar de schoolvorderingen van leerlingen op het gebied van taal, rekenen en studievaardigheden, maar ook naar de ontwikkeling van de leerlingen. Er wordt daarom geen gebruik gemaakt van de Cito-Eindtoets, maar van het Enschedees Eindonderzoek Groep 8 (EEG8). Dit is een verzamelnaam voor toetsen op het gebied van: • intelligentie; • schoolvorderingen op het gebied van taal-spelling, rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen; • sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Volgens het onderwijs in Enschede geven de uitslagen van deze toetsen een veel completer beeld dan de uitslag van de Cito-Eindtoets. De Enschedese scholen zijn gezamenlijk overeengekomen deze toetsing in groep 8 in verband met het schoolkeuzeadvies en het onderwijskundig rapport zo te organiseren dat de gegevens van die toetsing ook gebruikt kunnen worden voor de LWOO-aanvraag van leerlingen in het VO. Dit laatste kan alleen met toestemming van de ouders/verzorgers. De leerlingen worden op de basisschool in twee sessies getest. In de eerste sessie rond november nemen testassistenten van de Geldergroep in groep 8 de School Vragen Lijst (SVL) en de Nederlandse intelligentietest voor Onderwijsniveau (NIO) af. De leraren vullen de Apeldoornse Vragen Lijst (AVL) in. De SVL en de AVL brengen aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind in beeld en de NIO meet te intelligentie van het kind. In de tweede sessie in januari worden de leerlingen op school onderzocht op hun schoolvorderingen bij spelling, technisch lezen, rekenen/wiskunde en begrijpend lezen. De leraar van groep 8 en/of de IB-er nemen deze Cito-LOVS toetsen af. De Geldergroep verzorgt de eindrapportage van het EEG8. De basisschool neemt de resultaten van de testen op in het onderwijskundig rapport en bespreekt dit rapport met de ouders. Bepalend voor de toelating tot het VO is en blijft het schoolkeuzeadvies van de basisschool. Ervaringen EEG8 Op dit moment staat de EEG8 procedure ter discussie. De discussie gaat niet over de uitgangspunten, maar de afgelopen periode is duidelijk geworden dat wanneer leerlingen in groep 8 in januari getoetst worden op hun IQ, ze vaker in aanmerking komen voor LWOO, dan wanneer ze aan het eind van groep 8 of het begin van het VO getoetst worden. VO scholen zijn daarom op dit moment weer meer geneigd om de leerlingen in september nogmaals te toetsen voor LWOO. Daarnaast speelt een financieel aspect. Het VO heeft de EEG8 procedure de afgelopen jaren gefinancierd. Maar door bovenstaande constatering zijn zij van mening dat het PO ook moet gaan bijdragen (50%). Het PO is daar op dit moment echter nog niet toe bereid. De aankomende periode is het dan ook van belang om te komen tot een nieuwe stedelijke toetsprocedure waarin zowel PO en VO zich kunnen vinden. Hiervoor wordt een werkgroep opgericht die nog voor de zomer met een advies moet komen.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Bijlage 2
51
Cohort-onderzoeken
Cohort-studies zijn erop ingericht om een groep leerlingen gedurende een langere periode te volgen. Internationaal gezien loopt Nederland hierin voorop. De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en met Ministerie van OCW zijn gezamenlijk opdrachtgever (geweest) van een aantal cohort-studies. De volgende studies zijn het meest relevant: • PRIMA-cohortonderzoek, gericht op het primair onderwijs; • Cohortonderzoek Voortgezet Onderwijs Cohort Leerlingen (VOCL) • Cohortonderzoek COOL 5-18 PRIMA Als opvolger van de Leo-cohortonderzoeken (landelijke evaluatie onderwijsvoorrangsbeleid) is het PRIMA-cohortonderzoek in 1994-1995 gestart met een eerste meting. In totaal hebben zes metingen plaatsgevonden bij leerlingen uit de groepen 2, 4, 6 en 8, de laatste in 2004-2005. Er zijn telkens ongeveer 600 basisscholen betrokken geweest bij het onderzoek, met gezamenlijk telkens ongeveer 60.000 leerlingen. (de verzamelde data zijn beschikbaar via www.dans.knaw.nl; dit geldt ook voor de data van de andere cohortstudies). Deze cohort-studie was erop gericht om periodiek zicht te krijgen op ontwikkelingen in het primair onderwijs alsmede om enkele beleidsprogramma’s te kunnen evalueren (WSNS, onderwijsachterstandenbeleid). Meer specifiek richtte het onderzoek zich erop om de ontwikkeling van cognitieve en sociale vaardigheden en van sociaal gedrag bij leerlingen in het primair onderwijs te beschrijven en te verklaren. Sinds de 3e meting in 1998-1999 gaan de metingen vergezeld van een thema dat in die meting centraal staat. De helft van de bij de studie betrokken leerlingen is na het verlaten van de basisschool nog enkele jaren gevolgd in het voortgezet onderwijs. Dit is gedaan bij leerlingen die in 1997 het basisonderwijs hebben verlaten en zij die in 2001 de overstap hebben gemaakt. VOCL Parallel aan het PRIMA-onderzoek in de tijd liep er ook voor het voortgezet onderwijs een cohortonderzoek: het Voortgezet Onderwijs Cohort Leerlingen. Er is een cohort gestart in 1989, 1993 en 1999. Het cohort VOCL’99 is eind 2009 afgelopen. Voor elk cohort was sprake van een steekproef van ongeveer 20.000 leerlingen, verspreid over ongeveer 200 scholen. Centraal stond de vraag naar de relatie tussen achtergrond- en instroomgegevens van leerlingen enerzijds en anderzijds hun schoolloopbaan en bereikte resultaat. COOL5-18 Beide bovenstaande cohort-onderzoeken hebben een vervolg gekregen in het Cohort-onderzoek Onderwijsloopbanen Onder Leerlingen van 5 tot 18 jaar, COOL 5-18, dat in 2007 van start is gegaan. In dit onderzoek worden leerlingen van 5 tot 18 jaar gevolgd in hun schoolloopbaan in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. In dit onderzoek staan drie ontwikkelingen van leerlingen centraal: cognitieve ontwikkeling, de ontwikkeling op burgerschapscompetenties en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Om de ontwikkelingen op deze aspecten te volgen worden op drie peilmomenten data verzameld. Daarnaast wordt de schoolloopbaan van de leerlingen in beeld gebracht. Dit onderzoek richt zich op 50.000 leerlingen uit het primair onderwijs en 20.000 leerlingen uit het voortgezet onderwijs. Dit cohort-onderzoek loopt tot 2016. Op de website www.COOL5-18.nl wordt gerapporteerd over de voortgang van dit rapport. Het technisch rapport met betrekking tot het basisonderwijs van de eerste meting (2007/2008) staat al op de website. Voor de deelnemende leerlingen in groep 8 zijn onder meer gegevens verzameld over de
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
52
eind-score op de Cito-toets en over het door de school afgegeven schooladvies. Over de follow-up is uiteraard nog niets bekend. Het technisch rapport met betrekking tot het voortgezet onderwijs is daar nog niet geplaatst en is voorlopig alleen te vinden op www.dans.knaw.nl (hiervoor is een login noodzakelijk). Bij de bevraging van de leerlingen in het voortgezet onderwijs zijn naar verluidt geen vragen gesteld over aspecten als de Cito-score of het advies van de basisschool, waardoor op deze thema’s ook niet geanalyseerd kan worden (bron: Hans Kuyper, GION). De verwachtingen over het gebruik van de data uit het COOL-cohort moeten tegen de achtergrond van de vraagstelling van deze literatuurstudie vooralsnog dan ook worden getemperd. Daar staat tegenover dat binnen het kader van COOL de taak bij het CBS is belegd om bestanden te gaan koppelen met behulp van het onderwijsnummer. Langs die weg zouden de gegevens over de Cito-score en het schooladvies alsnog bruikbaar worden. Dit biedt evenwel pas mogelijkheden voor de langere termijn. Voor de korte termijn is het mogelijk relevant dat een groep van naar verluidt zo’n 700 leerlingen (bron: Jaap Roeleveld, Kohnstamm instituut) uit het PRIMA-6 cohort ook worden bevraagd binnen het kader van het COOL-cohort.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Bijlage 3
53
Literatuur
Batenburg Th. van en M.P.C. van der Werf: Niet Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test (NSCCT), GION Groningen, 2004 Berkel Henk van: Examens voorspellen niets; de problemen bij de voorspellende kracht bij examens en een oplossing, in: Tijdschrift voor de toetspraktijk, 02/2004 Bosker R. en H. Luyten: Hoe meritocratisch zijn schooladviezen, in Pedagogische Studien, 2004 (81) Bosker R.J. en J.L. de Jong-Heeringa: Leeropbrengsten van scholen, 2006 BOVO-Haaglanden: Regionale BOVO-procedure 2009-2010 Bruyn dr. E.H. de en prof. dr. G.W. Meijnen: De brugperiode in het algemeen vormend onderwijs, SCO Kohnstamm Instituut Amsterdam, 2005 Cfi: Regeling screenings- en testinstrumenten lwoo en pro schooljaar 2010-2011, Den Haag, 2009 Cito: Eindtoets basisonderwijs; terugblik en resultaten 2009 Claassen A., L. Mulder en M. Hulsen: In het derde leerjaar; een vergelijking van leerlingen voor en na de invoering van het vmbo met nadruk op cognitieve en sociale competenties, Nijmegen, 2006 Dijk H. van en P.J. Tellegen: Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau; handleiding en verantwoording, Amsterdam, 2005 Driessen, Geert e.a.: Cohort-onderzoek COOL, technisch rapport basisonderwijs eerste meting 2007/2008, Nijmegen / Amsterdam, 2009 Driessen, Geert: Prestaties, gedrag en houding van basisschoolleerlingen, Nijmegen, mei 2009. Driessen G., A. van Langen en H. Vierke: Basisonderwijs: veldwerkverslag, leerlinggegevens en oudervragenlijsten; Basisrapportage PRIMA-cohortonderzoek zesde meting 2004/2005, Nijmegen, 2006 Driessen, Geert en Ed Smeets: De relatie tussen prestaties en advies; over- of onderadvisering bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs, Nijmegen, juni 2007 Driessen, G., J. Doesborgh, G. Ledoux, M. Overmaat, J. Roeleveld en I. van der Veen: Van basisnaar voortgezet onderwijs, Nijmegen / Amsterdam, 2005 Driessen, G., J. Doesborgh, G. Ledoux, M. Overmaat, J. Roeleveld en I. van der Veen: De overgang naar het voortgezet onderwijs, Nijmegen / Amsterdam, 2005 [publiekssamenvatting van de bovenstaande publicatie] Driessen, G. De totstandkoming van adviezen voor voortgezet onderwijs. De invloed van thuis en school. In: Pedagogiek, 2005, nr 4. Inspectie van het Onderwijs: Onderadvisering in beeld, oktober 2007
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
54
Inspectie van het onderwijs: Aansluiting voortgezet onderwijs op het basisonderwijs, mei 2007 Inspectie van het onderwijs: De staat van het onderwijs; onderwijsverslag 2007-2008, mei 2009 Kuyper H. en M.P.C. van der Werf: Inventarisatie van het verloop van leerlingstromen in het voortgezet onderwijs, Den Haag / Groningen (GION), 2001 Kuyper H. en M.P.C. van der Werf: De resultaten van VOCL ‘’89, ’93 en ’99; vergelijkende analyses van prestaties en rendement, Groningen, 2007 Lubbe, Marleen van der e.a.: Verslag van een onderzoek naar de toelating van leerlingen in het voortgezet onderwijs, Arnhem, januari 2005 Lubbe, Marleen van der e.a.: Interpretatie van het leerlingrapport; toelatings- en doorstroomgegevens van leerlingen die in 2005 aan de Eindtoets basisonderwijs deelnamen, Arnhem, 2009 Luyten H.: Succes in het voortgezet onderwijs; capaciteiten, inzet of achtergrond, in Themanummer Pedagogische Studieen [thema: het meritocratisch gehalte van het voortgezet onderwijs], nr 2 / 2004, p 151 e.v. Mulder L. en C. Suhre: OVB-doelgroepleerlingen in het voortgezet onderwijs. Deel 1: de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs in het schooljaar 1992/1993, Nijmegen/Groningen, 1995. Mulder L., J. Roeleveld, I. van der Veen, H. Vierke: Onderwijsachterstanden tussen 1998 en 2002, Amsterdam / Nijmegen, 2005 Mulder, L., J. Roeleveld, H. Vierke: Onderbenutting van capaciteiten in basis- en voortgezet onderwijs, Nijmegen / Amsterdam 2007 NWO: Programma Beleidsgericht onderzoek primair onderwijs 2009-2012, Den Haag, 2009 Onderwijsraad: Presteren naar vermogen, Den Haag, 2007 Rekers-Mombarg L.T.M., H. Kuyper en M.P.C. van der Werf: Het interne rendement van het voortgezet onderwijs voor en na de invoering van de basisvorming, Groningen, 2006 Schnepf S.V.: A sorting hat that fails?; the transition from primary to secondary school in Germany, inL: Innocent working papers no. 92, 2002 Stroucken, Lieke, Dick Takkenberg en Anton Beguin: Citotoets en de overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs Terwel, prof.dr. J.: Is de school een sorteermachine; schoolkeuze en schoolloopbaan van leerlingen van 10-16 jaar, januari 2006. Tesser P.M.T. en J. Iedema: Rapportage minderheden 2001, Den Haag 2001 Uiterwijk, Henny: De bruikbaarheid van de eindtoets Basisonderwijs voor allochtone leerlingen, 1994
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
55
Werf M.P.C. van der, M.J. Lubbers en H. Kuyper: Het interne rendement van het voortgezet onderwijs, tweede deelrapport rendementsanalyses VOCL’89, Groningen 2002.
Oberon – Van primair naar voortgezet onderwijs in Almere
Bijlage 4
56
Welk advies bij welke CITO-score?
Op basis van de CITO-Eindtoetsscores bepaalt het CITO voor welk brugklastype een leerling het meest in aanmerking komt. De grondslag van dit advies is de feitelijke verdeling van leerlingen met een bepaald advies in een bepaalde brugklas32. Het staat scholen vrij om hier in de advisering van af te wijken. Het systeem Digidoor berekent zelf ook op grond van de CITO-eindtoetsscore welk schooladvies hiermee het meest in lijn ligt. De ‘rekenregels’ die hierbij gehanteerd worden, wijken echter op een aantal aspecten af van die van het CITO. Ook hierbij hebben scholen de vrijheid om af te wijken van dit ‘Digidoor-advies’. De procedure in Almere is echter zo dat basis- en VO-scholen verplicht moeten overleggen over leerlingen waarbij het schooladvies meer dan één niveau boven of onder het betreffende CITO-niveau ligt. Het gaat dan bijvoorbeeld om leerlingen die volgens de rekenregels in Digidoor het best passen op de theoretische leerweg, maar van de school het advies VWO. In onderstaande tabel vergelijken we de rekenregels van Digidoor met die van het CITO. Ter vergelijking hebben ook de afspraken weergegeven zoals die in enkele andere gemeenten gelden. Die afspraken (Utrecht en Tilburg) zijn echter niet bestemd voor de advisering van basisscholen, maar voor de toelating door VO-scholen. De afspraak daarbij is dat leerlingen met de betreffende citoscore automatisch worden toegelaten tot het betreffende onderwijstype. Voor leerlingen met een lagere score dienen aanvullende gegevens en argumenten geleverd te worden die het advies ondersteunen. Digidoor
Cito
Utrecht
Tilburg
Pro/ LWOO
501 -521
-
-
-
BBL
522-530*
501-523
501-525
524-526 (onder 524 eerst LWOO test)
KBL
522-530*
524-528
526-531
527-529
TLW
531-534
529-536
532-534
530-539
HAVO
535-543
537-544
535-539
540-550
VWO
544-550
545-550
540-550
540-550
In Almere vallen enkele zaken op: • PrO en LWOO worden in Almere ‘berekend’ op grond van Citoscore. Elders wordt dit advies buiten de berekening gehouden. In Almere krijgen overigen vrijwel al deze leerlingen het advies BBL/KBL. • In Digidoor worden BBL en KBL-advies samengenomen. In feite scoren leerlingen die van digidoor BBL/KBL advies krijgen, rond de landelijke KBL-norm, terwijl PrO/LWOO overlapt met het bereik voor BBL. • De norm voor TLW ligt in Almere hoog vergeleken met de Cito-norm, net als in Utrecht het geval is. In Utrecht is hier momenteel veel discussie over.
32
Zie ook http://cito.nl/po/lovs/eb/bestanden/Cito_Leerlingrapport_Eindtoets.pdf