”Stormvloed 1509” Geschiedenis van de Dollard Op 19 september 2009 organiseerde de Stichting Verdronken Geschiedenis in de aula van het Ubbo Emmius Gymnasium te Leer (Ostfriesland) een symposium over de geschiedenis van de Dollard.
De aanleiding tot het organiseren van dit symposium was het feit dat 500 jaar eerder de Cosmas en Damianus stormvloed van 26 september 1509 de dijken van de rivier de Eems deed doorbreken, waardoor meer dan dertig dorpen en woonsteden ten onder gingen en de Dollard zijn grootste omvang ooit kreeg.
Artikel:
Nooit verdwenen Dollardland Auteur: Dr. Egge Knol
Nooit verdwenen Dollardland Egge Knol Lang geleden liep de Eems met een scherpe bocht voor de stad Emden langs. Ten westen van de rivier lag een uitgestrekt land waar nu het water van de Dollard vloeit. In de 11e tot 14e eeuw was het een welvarend gebied. Hieraan kwam in de 15e eeuw een einde. Het eens zo bloeiende Reiderland ging ten onder. Twee schiereilanden en meerdere eilanden bleven over. Ze werden jaar in jaar uit kleiner. Sommige verdwenen uiteindelijk, maar andere bleven, soms opgenomen in de huidige polders, tot de dag van vandaag bestaan. De Punt van Reide, het Nesserland en het Schaapsland bij Pogum wijzen op het eens verloren land. Deze bijdrage beschrijft enkele nooit verdwenen stukjes Dollardland.
Reiderland en Ludeblencke
Vooraanstaande doden werden bijgezet in
In de Romeinse Tijd en Vroege Middel-
zandstenen sarcofagen, die net als de tuf-
eeuwen waren in het Dollardgebied alleen
steen uit het Rijnland kwamen.
de oeverwallen langs de Eems bewoond.
Reiderland werd vanuit de linker oever-
De mensen woonden hier op wierden die
wal van de Eems gekoloniseerd (Afb. 1).
hen tegen overstromingen beschermden.
De naam Reiderland is vanaf de 13e eeuw
Achter de oeverwal begon een uitgestrekt
gedocumenteerd; het land voerde aan het
veengebied met dichtbij vooral rietveen,
eind van die eeuw een eigen zegel. De
verderop hoogveen. Dat veengebied werd
zendeling Liudger had in de 8ste eeuw
aanvankelijk nauwelijks gebruikt. Maar in
opdracht gekregen ook dit gebied te
de 8e/9e eeuw ontdekte men dat na ont-
bekeren. Hierdoor viel de oever van de
wateren het mogelijk was het veen met
Eems inclusief
goed resultaat te beakkeren. In de loop
Reiderland onder zijn bisdom Munster.
van de
10e
eeuw werd langs de hele Friese
Een
flink
stuk
het grootste deel van zuidelijker
Westerwolde
was
bekeerd
vanuit
kust, van de Zuiderzee tot in Ostfriesland,
Meppen
en
be-
begonnen het veen in gebruik te nemen.
hoorde daarmee tot het bisdom Osna-
Onder leiding van plaatselijke elite be-
brück. Dat kreeg ook de bevoegdheid over
gon men vaak vanaf de oeverwallen, maar
het zuidelijk deel van Reiderland in han-
soms ook vanaf een rij wierden het veen in
den (Heiligerlee, Winschoten, Ulsda). De
te trekken. Men verdeelde het veen netjes
rest van Reiderland, verreweg het grootste
in percelen en van daar trok men verder
deel, viel onder het decanaat Nesse van
het veen in. Hierbij gold het ‘recht van
het bisdom Münster. In 1270 werd Hat-
opstrek’. In het verlengde van je perceel
zum in plaats van Nesse de hoofdkerk van
had je schier eindeloos recht op gebruik
het decanaat.1
van het veen totdat je kolonisten tegen-
De kolonisatie van het veen was een
kwam die van een andere zijde het veen in
groot succes, maar veen is een opmerke-
getrokken waren. Deze kolonisatie was
lijke grondsoort die bestaat uit niet verrot
aanvankelijk succesvol. Goede oogsten
plantenmateriaal. Dit gaat niet rotten zo-
legden de basis voor een welvarende
lang er geen zuurstof uit de lucht bij kan
gemeenschap die in de 11e en 12e eeuw
komen. Na ontwatering krijgt zuurstof
imposante kerken van tufsteen bouwde.
echter een kans en komt de verrotting of-
Afb. 1 – Een deel van het verdronken Reiderland met rechtsboven de uitstekende punt met de contouren van het latere Nesserland. In de Termunter Ae zijn vier zijlen en in de Reider Ae zeven zijlen aangegeven. Dit is een kopie door H.W. Folckers uit 1722 van een kaart uit 1574 die destijds in het raadhuis van Emden hing en al geruime tijd verdwenen is. Er zijn echter oudtijds talloze kopieën van de kaart gemaakt. Collectie en foto Groninger Museum (John Stoel). wel oxidatie op gang. Bij ontwatering gaat
inzakken van het veen. Dijkbouw was op
het veen ook onomkeerbaar krimpen. Bei-
den duur geen blijvende oplossing, en
de processen resulteerden in een gestage
toen in de 15e eeuw de oeverwal doorbrak
bodemdaling. De natuurlijke afwatering
was er geen houden aan. Het eens zo wel-
werd gestoord doordat een gebied met
varende
bodemdaling lager kwam te liggen dan de
Slechts de randen bleven over. De stad
oeverwal langs de kust of Eems. Dit leidde
Groningen, die het gezag over het Old-
tot het opschuiven van nederzettingen
ambt had weten te krijgen, pakte Rei-
naar drogere delen van het veen. Op den
derland. De Addinga’s van Westerwolde en
duur moesten verschillende dorpen in de
de heersende familie Cirksema in Ost-
Dollard vanwege bodemdaling en water-
friesland grepen de macht over de overige
overlast zelfs
verdwijnen.2
Reiderland
verdween
in
zee.
restanten (Afb. 2).
De bodemdaling in het veen had ook gevolgen bij overstromingen met zeewa-
De Punt van Reide
ter, want in plaats van stuk te lopen op
Na de grote Dollard uitbreidingen bleef er
een hoog gelegen veengebied kon het
in het noordwesten een schiereiland over
zeewater steeds verder het veen binnen-
(Afb. 3). De Punt van Reide behoort tot het
dringen en daar klei afzetten. Die zware
systeem met oeverwallen en inversierug-
kleilagen zorgden ook nog eens voor extra
gen van de Munter Ae. Dat systeem was zo
Afb. 2 - De grootste Dollarduitbreiding op een landkaart ontworpen aan het eind van de 16 e eeuw. Duidelijk zijn de eilanden te zien. Langs de oostkant van boven naar beneden Nesserland, de Blinken, Utbeerte, Garmede, Jarde, het schiereiland Leidsland en Ulsda. Bij Reide ligt nog de Ludeblencke. Het Munnekeveen is niet op de kaart weergegeven. Uitsnede uit de kaart van Ostfriesland gemaakt door Ubbo Emmius en Petrus Kaerius naar de uitgave uit 1617. (Ontleend aan Albers, 2010, 63; zie noot 17). sterk dat het uitbreiding van de Dollard in westelijke richting voor een groot deel tegenhield.3 De kerk van Reide wordt al in het begin van de 11e eeuw genoemd onder de goederen van het klooster Werden aan de Roer. Dit klooster van zendeling Liudger had veel bezittingen in de Ommelanden en aangrenzend Ostfriesland. Onzeker is of hier Wester- of Oosterreide werd bedoeld. Beide wierden lagen tegen over elkaar op een oever van de monding van de Reider
zijlen. Een lijst met landeigenaren van de
Afb. 3 - De Punt van Reide op de oudste kadasterkaart uit 1831. Detail uit de minuutkaart van de gemeente Termunten sectie D 1 genaamd Reide. Grootste deel van deze minuut betreft het wad ten oosten van Reide. Kaart getekend door R.B. van Leggelo. (Foto R.H.C. Groninger Archieven 44970).
Reider hamrik uit ca. 1520
Ae.
In het begin van de 16e eeuw was
Reide, lees Westerreide, nog een wierdedorp met kerk en huizen. Volgens oude kaarten lagen er in de Reider Ae wel zeven vermeldt een
een streepje achter hun naam. Kennelijk
totaal landoppervlak van 660 grazen (ruim
was er al land verloren gegaan. De lijst
300 ha), maar als alle landerijen worden
vermeldt 25 eigenaren, waaronder
opgeteld zijn er maar 590 grazen. Er wor-
kloosters van Reide en Wittewierum. De
den dan ook twee eigenaren vermeld met
Reider heiligen ofwel de kerk van Reide
4
de
bezat 70 grazen met nog eens twaalf
land zelfs geld slaan ten behoeve van het
grazen in de Fiemeler hamrik. Als we er
krijgsbedrijf (Afb. 4). De schans van Reide
van mogen uitgaan dat elke eigenaar met
bestreek een groot deel van de Eems en
land een bedrijf vertegenwoordigde, dan
speelde
waren er zes bedrijven met tussen de 40
waarmee graaf Willem Lodewijk Groningen
en 70 grazen land en elf bedrijven met
langzaam in zijn greep kreeg.7 Met het
tussen de 11 en 26 grazen land. Dus in elk
oprichten van de schans en de daarop-
geval 17 landbouwers. Het ging echter in
volgende
de loop van de eeuw mis met Reide. In
definitief verwoest.
een
rol
in
gevechten
de
schansenkrijg
werd
Westerreide
1575 was er nog een kerk, maar veel land
In het oudste kerkboek van Termunten,
er om heen was al verdwenen. Oosterreide
dat begint in 1664, is voor het jaar 1665
was geheel in de Dollard verdwenen, al bleef nog langere tijd een stuk oeverwal met kwelder bewaard. Het is als een eiland bij de Punt van Reide op oude kaarten te zien en werd in een oorkonde in 1604 aangeduid als Ludeblencke. (Een ‘blinkje’ is een afgescheiden stuk land5) De stad Groningen kocht dit land met het oog op latere
inpolderingen.6
Het
liep
echter
slecht af met deze investering. Het eiland verdween. desastreus. Op de Punt van Reide legden
Afb. 5 - Detail met de punt van Reide op de kaart van H. Teijsinga uit 1738 (Foto R.H.C. Groninger Archieven Groningen 817-1112).
de Spaansgezinden twee kleine schansen
sprake
De tachtigjarige oorlog was voor Reide
aan. Nadat troepen van graaf Willem Lodewijk deze hadden veroverd werd er in 1589 een grote schans met vier bastions aangelegd. Hier lieten de Staten van Fries-
van
lidmaat
Lammert
Claesen
wonende op Reide. Daarna is in deze kerkboeken met regelmaat sprake van bewoners van Reide. De gegevens wijzen op drie, mogelijk vier woningen. Op een kaart
uit
1738
staan
drie
woningen,
precies zoals het ook in 1831 op het kadaster werd aangetekend (Afb.5).8 Op een ongedateerde 18e eeuwse schetskaart van
de
landpunt
door
Theodorus
Beckeringh van staat een onregelmatige met als bijschrift “ruïne van de vesting”. Twee kleine huisjes staan aan de lijn
oostkant van de punt naast elkaar, de derde woning ligt meer midden op de punt. Bij de huizen hoorde een klein beetje erf, Afb. 4 – Een in de schans van Reide geslagen Leeuwendaalder uit 1591. Het kleine rechthoekje naast de “L” (boven) is het muntmeestersteken voor Reide. (Particuliere collectie; Foto: Groninger Museum, Marten de Leeuw)
het overige land op de punt van Reide was eigendom van de Nederlandse staat, die eind 19e eeuw ook de erven in bezit kreeg. De hele punt van Reide was 84.52.60 ha groot.9
De bewoners van Reide waren visser of dijkwerker en mogelijk af en toe allebei. In 1712 is bij de verkoop van een huis sprake van een mandelig schip. In 1802 wordt het huis verkocht tezamen met ‘een schip ge-
naamd een bol met een stel zeilen, haaken, bomen, draggen, draggetouw, ook platboomde boot met riemen en een haak; noch vijf netten kuils’.10 De watersnood van november 1686, die in het kerspel Termunten 223 doden telde, moet ook de kleine huisjes op Reide hebben getroffen. Maar in elk geval overleefde het gezin van Derk Berends de ramp. Er werd ook na de stormvloeden van kerst 1717 en februari 1825 gewoon doorgeleefd op Reide.11 In 1842 werd het eerste huisje aan de Eems, gesloopt, in 1867 werd het huis midden op de landpunt afgebroken en rond 1885 verlaat Stijntje Huisman, weduwe van Sijfke Wijngaard en tegen de tachtig jaar oud, het laatste huis bij de Eems dat werd gesloopt. Haar klein-
want ze zouden naar buiten hebben kunnen lopen en dat ware hun dood geweest. Het huisje werd er door de aanhoudende strijd met de elementen niet sterker op en zo besloot de bewoner eindelijk binnendijks te wijken. Weinige maanden later deed een nieuwe stormvloed het verlaten huisje ineenstorten. In latere jaren verzamelde het oudje nog hooi rondom zijn vroegere woonplaats; op de bouwvallen tierde de brandnetel.”
In 1979 leek Reide definitief ten onder te gaan door de bouw van een imposant sluizencomplex, behorend bij een buitendijks kanaal vanaf Nieuwe Statenzijl (Afb. 6). Dit plan werd op driekwart van de uitvoering stilgelegd. De sluizen zijn in 1985 weer gesloopt. De toen ingedijkte Breebaartpolder werd in 1991 aangekocht door Stichting Het Groninger Landschap. In 1998 is de polder ingericht tot natuurgebied en wordt in samenhang met de Punt van Reide beheerd.
zoon Pieter Wijngaard overleed augustus 1910 en was vermoedelijk de oude man die de heer Zeeman eerder dat jaar ontmoette.12 Zeeman beschreef zijn bezoek in 1910 aan de Punt van Reide als volgt: “Ik trok verder en kwam weldra aan het Thule13, het ‘hooiland’, dat ook werkelijk hooiland was en hoog lag. Een jongen, en verderop een oude man, waren bezig het hooi bijeen te harken. Twee bouwvallen bewezen, dat deze uiterste punt, zo ver in zee tussen Eems en Dollart, bewoond was geweest; een stuk van een waterput viel nog duidelijk te onderscheiden. Ik vroeg de oude man er naar, en hij vertelde, dat hijzelf dertig jaar in het voormalige huis had gewoond; dat hij er wel eens benauwde uren had doorgebracht, als de stormwinde loeide en de golven over de landpunt rolden. Soms was hij met zijn gezin naar de zolder gevlucht; de schapen moesten in de woonkamer verblijf houden; de dieren werden dan vastgebonden,
Afb. 6 – De plannen voor aanleg van het Dollardkanaal en sluisbouw op het aannemersbord ter plaatse van de Punt van Reide in 1979. (Foto H.F. Erdsieck; RHC Groninger Archieven 817-1112
Nesserland Nadat de Eems met de Cosmas en Damianusvloed van 1509 een nieuwe bedding rechtdoor had gevormd, bleef als opvallendste eiland recht voor de havenstad Emden Nesserland liggen.14 Vanaf dit eiland werden verschillende stadsgezichten van Emden geschilderd en getekend. De oude bedding, die voor de stad Emden
langs liep, verzandde. Op de punt van het Nesserland bevond zich de ‘kinderbron’. Emder ouders konden daar – als ze zich strikt aan de rituelen hielden – een kind verwerven, zo werd verteld. In de eerste helft van de 17e eeuw is Nesserland zorgvuldig in kaart gebracht (Afb. 7).15 De huiswierde Hamrickhaus aan de noordkant staat bekend als voorwerk en zal voormalig kloosterbezit zijn geweest. Vanaf die wierde liep een weg zuidwaarts naar het dorp dat deels langs een oost-west lopende weg lag. Het dorp Nes-
stond eveneens op een wierde. De toren
Afb. 7 – Het eiland Nesserland rond 1625 naar een tekening van raadsheer Martin Faber. De kaart laat ook het ‘Nesserlandse hoofd’ zien, een palendam tussen Pogum en Nesserland waarmee de stad Emden tevergeefs hoopte de Eems in zijn oude loop langs de stad te houden. (Uit: Trifolium Aurea in het Stadsarchief Emden, ontleend aan Schweckendieck 1901).
van Nesse had internationale betekenis,
bereikbaar. Om het eiland zelf lag een ka-
se bestond uit een zevental huizen, een kerk, een pastorie en een armenhuis. De huizen stonden op een wierde met ruimte voor de kooltuin en de hooiberg. Ook de zoetwatervijver
ontbrak
niet.
De
kerk
want sinds de 18e eeuw bepaalt een rechte lijn vanaf de monding van de Westerwoldse Aa naar de kerktoren van Nesserland een deel van de staatsgrens tussen Nederland en Duitsland in de Dollard. Tijdens de zware kerstvloed van 1717, die ook in Groningerland veel slachtoffers eiste, spoelde op Nesserland één huis weg en acht huizen raakten beschadigd. Er verdronken 47 runderen en 130 schapen. In de 18e eeuw werd aan de oostkant een lage dam aangelegd naar de Emder oever. Bij eb was het eiland nu over die dam goed
dijk die een hoge vloed echter niet kon tegenhouden. Men zag dan niets dan rode daken omringd door een bruisende zee. Na zo'n overstroming was het land voor een tijd bedorven en moest het vee aan de wal uitbesteed worden. De klap van de februarivloed van 1825 kwam hard aan. De kerk stortte in en er bleven maar drie huizen over. Het eiland verdween echter niet in zee, maar loste enige tijd later op in het Emder havengebied Het dichtslibben van de oude Eemsbocht ging namelijk voort, zodat een nieuw kanaal vanaf Emden naar de Eems moest worden gegraven, dwars door Nesserland heen. In het midden van dit kanaal, vlak bij het oude kerkhof (Afb. 8), werden sluizen aangelegd om polder en stad bij extreem hoog water tegen de zee te beschermen. Het oude kerkhof van Nesserland was begin 2010 nog overwoekerd met bomen en struiken; dat is nu gelukkig opgeruimd. Aan verdere open-
Afb. 8 - Het Nesserlander kerkhof rond 1930. (Uit: B.E. Siebs (red.), 1930 Das Reiderland.)
stelling wordt gewerkt.16
en zo werd het Munnekeveen een belangwekkende factor in de Dollard.18 In 1959 staakten de eigenaren het verder aanwinnen van land. Wat overbleef was de exploitatie van hun eigendommen in de Carel Coenraadpolder. Voor de oostoever van de Dollard lagen meer eilanden. Het waren resten van kwelders of veenland die kennelijk in de luwte van de stroom of ondersteund door een zandkern enige tijd kon blijven bestaan Afb. 9 - De Dollardoever aan de kant van Pogum rond 1930. (Uit: B.E. Siebs (red.), 1930 Das Reiderland)
totdat ze doorerosie verdwenen of wer-
Pogum, de Blinken en het Schaapsland
Jarden, in 1589 nog een ‘deimat’ (onge-
Aan de oostzijde van de Dollard bleef
veer een halve hectare) groot, en enige tijd
eveneens een rand van de oeverwal be-
later verdwenen ofwel weggespoeld, maar
waard. Van Pogum zuidwaarts tot Dyk-
waarschijnlijker opgenomen in de Bunder-
sterhusen was die oeverwal erg sterk (Afb.
interessentenpolder. Het eilandje werd la-
9). Bij Dyksterhusen stak zelfs een punt
ter aangeduid als Hochee.
den opgenomen in de snel dichtslibbende Dollard. Nabij Bunde was sprake van De
kwelder in zee. Dit schiereiland, in de 18e
Vergelijkbare eilanden waren Utbeerta,
eeuw en later bekend als het Schafsland
Garmede en Hochee. Het eerste werd nog
ofwel Schaapsland, werd wel langzaam
in 1529 genoemd. Deze eilanden staan
kleiner maar is ook nu nog niet
geheel
nog lang op kaarten vermeld, maar ver-
verdwenen.17 Ten westen van dit Schaaps-
dwenen spoorloos in de Dollard. Het
land zijn op oude kaarten diverse kleine
schiereiland Leidsland verdween daaren-
eilandjes te zien, de Blinken. In 1587 was
tegen reeds spoedig door inpoldering. Op
een van die eilandjes in elk geval nog be-
de kaart van Beckering uit 1781 staan
woond. Zelfs begin
17e
eeuw zouden er
enkel nog de Blinken vermeld.19
nog huizen hebben gestaan en leek het op de Halligen in Sleeswijk Holstein, maar in de loop van de 17e eeuw verdween het ene na het andere eilandje.
Ulsda Stabieler was het eiland Ulsda (Afb. 10). Het lag boven een zandkop in het veen in het oostelijke deel van de Dollard.20 In
Munnekeveen, Jarde, Garmede en
haar streven de macht in het Oldambt en
Utbeerta
aangrenzende resten van het zuidelijk
Het Munnekeveen, aan de westkant van de
Reiderland kracht bij te zetten kocht de
Dollard, was een onbewoond eiland waar-
stad Groningen in 1563 18 grazen op dit
van het gebruik verhuurd werd door de ei-
eiland dat volgens de koopbrief nog 34
genaren. Het eiland werd steeds wat klei-
grazen ofwel 13,6 ha groot was. De kerk
ner, maar voordat het geheel verdwijnen
van Beerta bezat tien grazen op het eiland;
kon slibde de Dollard zo ver dicht dat het
de resterende zes grazen wist de stad la-
eilandrestant door inpoldering toch weer
ter nog te verwerven. Het eiland was in
onderdeel werd van het vasteland. De ei-
1570 kort een basis voor zeerovers. Een
genaren hadden nog hun recht op opstrek
deel van hen werd opgepakt en buiten de
Afb. 10 - Het eiland Ulsda, bijna ingepolderd zoals weergegeven op een oude kaart. Het eiland is duidelijk te zien en bevatte twee boerderijen en een tichelwerk. Vermeld is ook “Olde hoogland” want Ulsda bleef als pleistocene zandopduiking gespaard in het ondergelopen land. Uitsnede uit een kaart behorende bij een dossier Ulsda van de stad Groningen uit de periode 1617-1640. (Foto R.H.C. Groninger Archieven 1536-7302) Steentilpoort van Groningen terechtge-
Het eiland Ulsda was het laatste over-
steld. Ze waren als belijdend lid van de
blijfsel van het kerspel Ulswida. Het was
katholieke kerk gestorven en mochten
een van de kerspelen van het zuidelijk
daarom op het broerkerkhof begraven
Reiderland dat in 1471 als het Ulsder
worden, maar zonder hun hoofd; die
vijfdeel met het Oldambt een landrecht
hoofden werden ‘na older gewoonte’ op
kreeg. De kerspelen Blijham en Belling-
een stok bij de galg neergezet.
wolde werden in deze tijd bij Westerwolde
Ulsda
leek aanvankelijk een armelijk
gevoegd. Door toenemende overlast van
bezit voor de stad. In 1602 trof een dele-
binnen- en buitenwater kwam het kerspel
gatie van het stadsbestuur op een onver-
in moeilijkheden. In 1462 besloot de bis-
wachte inspectie twee armelijke huurboe-
schop van Osnabrück daarom het kerspel
ren aan. Uiteindelijk was het echter een
Ulsda bij de kerk van Beerta te voegen. De
geweldige aanwinst. Met het eigendom
kerk van Ulsda ging dicht, het misgerei en
van Ulsda had de stad ook de rechten op
het beeld van de heilige Lambertus ver-
aanwas in de Dollard. In 1656 werd de
huisde naar Beerta. Het eiland bleef echter
oostelijke Dollardlob door de aanleg van
hardnekkig bestaan omdat het op een
een dijk ingepolderd; hierbij verkreeg de
pleistocene keileemopduiking lag. In de
stad
ander
16e eeuw werd het dan ook gebruikt om
verhaal dus als bij de eerder beschreven
potklei en veldkeien te winnen. Dat laatste
Ludeblencke.
gebeurde zonder toestemming van de
een
grote
landwinst.
Een
eigenaren. Over de ruïne van de kerk
een goede parallel voor de Blinken en
maakten Beerta en Bellingwolde nog ruzie.
andere eilanden in de Dollard.
Bellingwolde meende namelijk aanspraak
Vergelijkbaar met Ulsda was het even-
op de bakstenen te kunnen maken. De
eens in de Jadeboezem gelegen eiland
exacte ligging van de kerk van Ulsda is
Dangast. Het bovenste deel van het ver-
nog niet vastgesteld. Wel zijn er, zoals op
gelijkbare zandeiland Arngast is inmiddels
veel plaatsen in het Dollardgebied, resten
helemaal verdwenen, maar de ondergrond
van een steenhuis gevonden.
vormt nog de basis voor de gelijknamige in het water staande vuurtoren. In Slees-
Slotwoord
wijk Holstein zijn nog vele eilanden als
De geschiedenis van de Dollard staat niet
restant van een vroeger vasteland bewaard
op zichzelf. In het hele waddengebied zijn
gebleven: de Halligen.
als gevolg van de veenkolonisatie en de
In het Zuiderzeegebied bleven Wiering-
daaropvolgende bodemdaling grote stuk-
en, Urk, Marken, en Schokland als eiland
ken land verloren gegaan. In de Jadeboe-
bestaan. De eerste twee waren een pleis-
zem (Niedersachsen) verdwenen in de loop
tocene zandopduiking, de ander twee een
van eeuwen de Oberahnsche Felder. Deze
veeneiland.
stukken kwelderland sleten langzaam weg.
De cultuurhistorische waarde van de be-
In 1850 waren ze nog 39,5 ha groot. In de
roemde Halligen en het eiland Schokland –
jaren dertig kon nog een restant gefoto-
(vermeld op de UNESCO werelderfgoed-
grafeerd worden. Na de oorlog waren ze
lijst) - staat wel in schril contrast met wat
verdwenen. Binnen een eeuw waren ze
er geworden is van Munnekeveen, Ulsda of
spoorloos verdwenen. Geologische onder-
Nesserland. Door de aandacht van de Em-
zoek wees uit dat deze deels kadastraal
der Zeitung is men zich thans gelukkig
goed opgemeten eilanden nu in het veld
bewust van de culturele betekenis van het
niet meer aan te tonen
zijn.21
Ze vormen
kerkhof van Nesserland.
Noten 1
G.A. Stratingh en G.A. Venema, 1855: De Dollard of Geschied-, Aardrijks- en Natuurkundige beschrijving van dezen Boezem der Eems. Groningen 1855, 75-76; H. Homeier, 1976: Einbruch und weitere Entwicklung des Dollart bis um 1600, Jahresbericht der Forschungsstelle für Insel und Küstenschutz der Niedersächsischen Wasserwirtschaftsverwaltung 28 (1976), 39-81; C. Woebcken, 1928: Die Entstehung des Dollart. Aurich; H. Breuer, 1965: Dollart und Ems. Die Folgen der Dollartbildung für das gebiet der unteren Ems. Jahrbuch der Gesellschaft für bildende Kunst und väterlandische Altertümer zu Emden 45, 11-90; A.R. Köller, 2006: Rheiderland oder Reiderland, Schreibung und Deutung des Namens. Weener; O.S. Knotnerus, in bewerking: Fakt und Fiktion zur Dollartgeschichte; O.S. Knottnerus, 2011:Verdronken dorpen. Groninger Kerken 28, nr. 1, 1-8.. 2 W.A. Casparie en J, Molema, 1990: Het middeleeuwse veenontginningenlandschap bij Scheemda, Palaeohistoria 32, 271-289. W.A. Ligtendag, 1995: De wolden en het water; H. Groenendijk & R. Bärenfänger, 2008: Gelaagd landschap, veenkolonisten en kleiboeren in het Dollardgebied. Knol, E., 2010: Het verleden van kwelders, wierden en dijken, werk voor natuurwetenschappers, in G.J. Borger, P. Breuker & H. de Jong (red.), Van Groningen tot Zeeland. Geschiedenis van het cultuurhistorisch onderzoek naar het kustlandschap. Hilversum, 11-27, 65-68, 145-149. 3 P. Vos en E. Knol deze bundel; L.A.AE. van Eerde, 1950: De ondergrond van de landpunt van Reide. Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap 2 e reeks 67, 389-392. 4 R.H. Alma, 1998: Landeigenaars in Termunterzijlvest (ca. 1520). Gruoninga 43, 177-180. 5 H. Molema, 1887. Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19 e eeuw, Winsum, 41. 6 Groninger Archieven toegang 2241 Losse stukken register Feith inv.nr. 286. 7 G. Overdiep, 1970: De Groninger schansenkrijg. De strategie van graaf Willem Lodewijk. Drente als strijdtoneel, 18-23, 103-107. E.E. Puister, 1966: Iets over de munten geslagen in de Reiderschans tussen
1591 en 1594. Groningen, cultureel maandblad 8, 62; J.C. van der Wis, 2004: Munten met een verhaal, Friese munten uit Groningen. Muntkoerier 33 (2004), 4-7, 54. 8 Groninger archieven toegang 817 nr. 1112 ingelijste kaart. 9 Kadastrale gemeente Termunten sectie D nummers 1-7. 10 Groninger Archieven, Rechterlijk archief Oldambt, Termunten 19 mei 1802. 11 Gebaseerd op onderzoek van vermeldingen in de kerkboeken en akten van de burgerlijke stand door de auteur. Het kerkboek van Termunten bevat zelfs een lijst van slachtoffers van 1686, maar alleen de belangrijke mensen werden bij naam genoemd en bij lange niet de 223, een getal dat boven de lijst expliciet wordt vermeld. Met dank aan Albert Beuze (Groninger Archieven) en Ytzen Zuiderma (Kadaster Groningen). 12 K. Zeeman, 1950,Vroegere bewoning van de landpunt van Reide, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap 2e reeks 67, 531. 13 Thule of Ultima Thule was in de oudheid de benaming voor het uiterste Noorden. 14 De paragraaf over Nesserland is een ingekorte versie van E. Knol, 2008: Nesserland, de meest oostelijke punt van Reiderland, Historisch Jaarboek Groningen, 20-35. 15 Kaart van Martin Faber gepubliceerd in C. Schweckendieck, Festschrift zur Eröffnung des neuen Emder Seehafens durch seine Majestät den Kaiser und König Wilhelm II im August 1901. Berlin 1901. 16 Ina Wagner in Emder Zeitung 8 februari, 18 maart, 24 maart, 28 april, 6 mei 2010, 16 juni 2011, 9 februari, 8 augustus 2012. 17 D. Steen, 1996: Landgewinnung und Küstenschutz am östlichen Dollartufer – Ein Rückblick auf die letzten 200 Jahre, Ongepubliceerd manuscript. 18 F.C.J. Ketelaar, 1988, Inventaris van het archief van de Maatschappij tot exploitatie van het onverdeelde Munnikeveen (1583) 1782-1973. 19 Gerardi Oldenborcks, pastoris zu Bunde in Reiderland, kleine ostfriesische Chronicke, betreffende die Jahre 1558 bis 1605, Inseln im Dollart, Der Deichwart, Beiblatt des Kreisblatts Rheiderland 1 (1925), pp 17-19. Kaarten waarop deze eilanden staan bij P.H. Wijk 2006: Groningen Dominium. Geschiedenis van de cartografie van de provincie Groningen en omliggende gebieden van 1545 -1900. Groningen-Assen; L. Albers, 2010: Frisia Orientalis Alte Karten und Geschichte von 1550 bis 1800. Norden. 20 Paragraaf gebaseerd op A.J. Smith 1900, ‘Het eiland Ulsda’, Groningsche Volksalmanak 1901, 196-224; J.A. Feith, 1900, ‘Nog iets over het eiland Ulsda’, Groningsche Volksalmanak 1901, 239; M. Schroor, 1997: De atlas der Stadslanden van Groningen (1724-29), 30-31 en kaart 7. 21 A. Blumenberg, 1997: Heimat im Jadebusen. Von Menschen, Deichen und versunkenem Land. NordenhamBlexen, 18-112; M. Ruland & W. Wartenberg, 2011: Geologische Untersuchungen im Bereich der ehemaligen Oberahnschen Felder (östliche Jadebusen). In V. Karius e.a. (red.) Dynamische Küsten Grundlagen, Zusammenhänge und Auswirkungen im Spiegel angewandter Küstenforschung, Coastline Reports 17, 155-166.
Adres van de auteur: Dr. E. Knol Groninger Museum Groningen E-mail:
[email protected]
Dit artikel dient geciteerd te worden als: Knol, E., 2013. Nooit verdwenen Dollardland. In: K. Essink (Red.), Stormvloed 1509 – Geschiedenis van de Dollard. Stichting Verdronken Geschiedenis, Groningen: 117-126. (ook: online op www.verdronkengeschiedenis.nl)