”Stormvloed 1509” Geschiedenis van de Dollard Op 19 september 2009 organiseerde de Stichting Verdronken Geschiedenis in de aula van het Ubbo Emmius Gymnasium te Leer (Ostfriesland) een symposium over de geschiedenis van de Dollard.
De aanleiding tot het organiseren van dit symposium was het feit dat 500 jaar eerder de Cosmas en Damianus stormvloed van 26 september 1509 de dijken van de rivier de Eems deed doorbreken, waardoor meer dan dertig dorpen en woonsteden ten onder gingen en de Dollard zijn grootste omvang ooit kreeg.
Artikel:
De Dollard, een dynamisch systeem Onder invloed van de mens Auteur: Dr. Karel Essink
De Dollard, een dynamisch systeem onder invloed van de mens1 Karel Essink De geschiedenis van de Dollard na de Cosmas en Damianusvloed van 1509 kenmerkt zich door vele en diverse ingrepen van de mens. Het verloren gegane land werd door inpolderingen successievelijk teruggewonnen. Het achterliggende land werd door steeds hogere dijken beschermd, en ook de waterafvoer naar zee werd verbeterd. Met de opkomst van diverse industrieën kreeg het Eems-Dollard estuarium te maken met lozing van afvalwater. Ten behoeve van de scheepvaart werd met toenemende intensiteit gebaggerd. Flora en fauna kwamen hierdoor in de verdrukking. Maar ook nieuwkomers, de zogenaamde exoten, vestigden zich in dit estuarium.
Inpolderingen Na de inbraken van de Dollard in het begin van de 16e eeuw heeft de mens zich ingespannen om stap voor stap het verloren gegane land weer op de zee terug te winnen. Achtereenvolgens werden vele polders aangelegd (Afb. 1). Hierdoor nam de oppervlakte van de Dollard af van ca. 250 km2 in het jaar 1600 tot ca. 100 km2 nu2,3. Aan de noordzijde van de Dollard werden bij Emden en Wybelsum een aantal polders aangelegd. In de zuidelijke Dollard, met zijn twee grote inhammen, werd in ca. vier eeuwen van inpolderingen veel land terug-
Afb. 1 - Opeenvolgende inpolderingen aan de zuidkant van de Dollard. (Bron: Wikipedia)
gewonnen. De laatste inpoldering aan Ne-
ze erosie is misschien een gevolg van het
derlandse zijde betrof de Carel Coenraad-
door baggeren steeds dieper worden van
polder (1924). Samenhangend met het op
geulen elders in het estuarium. Hierop
Deltahoogte brengen van de dijken in Ne-
wordt later verder ingegaan.
derland ontstond in 1979 nog de Breebaartpolder, ten Zuiden van de Punt van
Waterafvoer
Reide. Aan Duitse zijde werd als laatste de
De Eems ontspringt in het Teutoburger
Kanalpolder ingedijkt (1878).
Woud, en is een typische regenrivier. Se-
De nu ontstane Dollard veranderde ver-
dert 1899 wordt de waterafvoer van de
der. Door metingen van Rijkswaterstaat
rivier gereguleerd door een reeks van stu-
weten we dat de waterinhoud van de Dol-
wen. De laatste stuw is bij Herbrum (Afb.
lard van 1950 tot ca. 1980 afnam door se-
2), ongeveer 12 km stroomopwaarts van
dimentatie van zand en slib. Na 1980 nam
Papenburg. De zoetwaterafvoer van de ri-
de waterinhoud weer toe door erosie4. De-
vier Eems bedraagt over het hele jaar ge-
Afb. 2.- Stuw bij Herbrum. Links: direct na de bouw in 1899 (Foto: TU Berlin Architekturmuseum, Inv.-Nr. BZ-F 23.022); rechts: stuw en scheepvaartsluis in 2010 (Foto: Deichverband Xanten-Kleve.) middeld ca. 125 m3 per seconde. Vanuit
zijl. Tenslotte werd, na verdere inpolde-
Noordoost Nederland werd overtollig zoet
ringen, in 1876 een nieuwe spuisluis ge-
water via kanalen en de Westerwoldsche
bouwd: de Nieuwe Statenzijl. De Staten-
Aa afgevoerd naar de Dollard; over het
zijl werd toen Oude Statenzijl.
jaar gemiddeld is dit 12,5
m3
per seconde.
De afwatering vanuit Noordoost Neder-
Rond 1700 lag de uitwateringsluis in de
land leverde steeds meer problemen op. In
Westerwoldsche Aa bij Nieuweschans: de
1962/3 werden twee plannen opgesteld
Oudezijl. (Afb. 3) In 1707 was de inpol-
ter verbetering van de afwatering van
dering van de Dollard zo ver voortge-
Oost-Groningen en Oost-Drenthe. Het ene
schreden dat de Raad van State besloot tot
plan behelsde het aanleggen van een ka-
de bouw van een nieuwe sluis: de Staten-
naal van Nieuwe Statenzijl naar de Punt van Reide, buiten de bestaande zeedijk, maar beschermd door een nieuwe zeedijk. Via dit kanaal zou ook Winschoten een scheepvaartverbinding met de Eems krijgen. Het andere plan voorzag in de bouw van een gemaal van voldoende capaciteit bij Nieuwe Statenzijl. In 1966 besloot het toen al demissionaire kabinet Cals ten gunste van het kanaalplan, het zogenaamde Plan 1A (Afb. 4). Na hevige protesten vanuit onder meer de natuurbescherming werd uiteindelijk afgezien van het kanaalplan, en gekozen voor de aanleg van een nieuwe spuisluis bij Nieuwe Statenzijl (Afb. 5). Een reeds in 1972 op de Punt van Reide gebouwde sluis werd later weer afgebroken. Het overtollige water uit Groningen en
Afb. 3. - Ligging van drie uitwateringssluizen in de Westerwoldsche Aa: Oudezijl (tot 1700), Oude Statenzijl (vanaf 1707) en Nieuwe Statenzijl (vanaf 1876).
Drenthe wordt in Nieuwe Statenzijl alleen tijdens laagwater – dus onder vrij verval op de Dollard gespuid. Het geloosde water
Afb. 6 - Profielen van de dijken bij Oude Fiemel en Oude Midwolderdijk in 1717 en in de ‘nieuw verswaarde’ uitvoering (Bron: archief Waterschap Hunze en Aa’s, Veendam). Afb 4. – Tracé van het Dollardkanaal volgens Plan 1A. (naar: Werkgroep Dollard, 1974) blijft relatief lang in de Dollard hangen totdat het uiteindelijk zijn weg vindt naar zee. Hierdoor bestaat de zoetwaterfractie in het brakke water van de Dollard ruwweg voor de helft uit Eemswater; de andere helft is water uit de Westerwoldse Aa.
Afb. 7 - Ook de dijk bij Ditzum werd steeds zwaarder uitgevoerd. (Bron: Rheider Deichacht)
Afb. 5 - Het in 1991 gebouwde sluizencomplex te Nieuwe Statenzijl. (Foto: Rijkswaterstaat)
Dijkenbouw en onderhoud dijken Door het langzaam stijgen van de zeespiegel bestond voortdurend de noodzaak de dijken te versterken. Afb. 6 toont tekeningen van de oude Dollarddijk, die in 1717 deels verloren ging, en van de nieuwe dijkprofielen die daarna werden aangelegd. Ook aan de Duitse kant werden de dijken geregeld verhoogd (Afb. 7). Maar voordat het daar tot de dijkverhoging in 1980 kwam, gebeurde er in 1962 bij Po-
Afb. 8 - Schade aan de dijk bij Pogum door de stormvloed van 16/17 februari 1962. (Bron: Rheiderland-Zeitung Sonderbeilage, Februar 1987)
gum een bijna-ramp. De dijk werd ernstig beschadigd (Afb. 8). Het direct achter de dijk gelegen dorp Dyksterhuizen werd geevacueerd. Direct daarna moest een aantal huizen worden afgebroken om dijkherstel en dijkverzwaring mogelijk te maken. Aan Nederlandse kant werd de Dollarddijk tussen 1983 en 1986 op ‘Deltahoogte’ gebracht. Dit was het laatste onderdeel van het Deltaplan, dat werd uitgevoerd naar aanleiding van de stormvloedramp in Zuidwest Nederland in 1953. Voor het echter zover was werd een tijdelijke dijkverhoging gerealiseerd in de vorm van een ca. 50 cm hoge ’kistdam’ (Afb. 9).
Afb. 10 - Aardappelmeel- (●) en strokartonfabrieken (□) in Groningen en noordoost Drenthe (Bron: H.J. Eggink, 1965) industrie. Deze industrieontwikkeling had een aantal oorzaken. Ten eerste was de na vervening vrijkomende dalgrond uitermate geschikt om er aardappels op te verbouwen. Daarnaast was er een goede infrastructuur in de vorm van kanalen die eerder al voor de afvoer van turf gegraven waren. De beschikbaarheid van brandstof
Afb. 9 - Kistdam bij Nieuwe Statenzijl in 1981. De kistdam eindigt op de Nederlands-Duitse grens (rode pijl). (Foto: Peter Tydeman)
in de vorm van turf was geen probleem. En er was voldoende en goed bedrijfswater beschikbaar. Tenslotte vond men dat er voldoende
afvoermogelijkheden
waren
Veenkoloniaal afvalwater
voor het afvalwater van het fabricage-
Lange tijd heeft de mens het oppervlakte-
proces.
water gebruikt voor het lozen van niet al-
Het laatst genoemde voordeel van afval-
leen huishoudelijk-, maar ook industrieel
waterlozing bleek zich echter al snel tot
afvalwater. In noordoost Nederland leidde
een nadeel te ontwikkelen. Rond 1900
dat op een gegeven moment tot een om-
rapporteerde een staatscommissie dat het
vangrijk milieuprobleem. Hierbij bleef de
water in de kanalen in Oost-Groningen
Dollard niet gespaard. Wat was het geval?
zwart en vies was, en afschuwelijk stonk,
In 1842 werd in de provincie Groningen de
een stank die ondraaglijk moest zijn voor
eerste aardappelmeelfabiek gevestigd te
een ieder die daaraan niet gewend was.
Foxhol. Al spoedig floreerde deze indus-
Deze schrijnende situatie werd later wel
trie. In 1891 waren in Groningen en het
het “biggest waste problem in the world“
aangrenzend deel van de provincie Dren-
genoemd5. En dit zuurstofloze water (zie
the 21 fabrieken aanwezig (Afb. 10). Naast
Afb. 11), dat sterk belast was met organi-
de aardappelmeel industrie ontwikkelde
sche stof, werd via de Westerwoldsche Aa
zich in Oost-Groningen ook de strokarton
ook nog eens op de Dollard geloosd.
Afb. 12 - Ruïne van strokartonfabriek “De Toekomst”, Scheemda, in 2009. (Foto: Barbara van der Linde) meel- en strokartonindustrie. Vele fabrieken hielden op te bestaan, waaronder de strokartonfabriek “De Toekomst” in Scheemda (Afb. 12). In 2010 begon de restauratie van dit industrieel erfgoed. De lozing van veenkoloniaal afvalwater had effect op het ecosysteem van de Dollard. Hier werden in de 70er jaren van de Afb. 11 - Ernstige watervervuiling in Oude Pekela, november 1971. (Foto: Karel Essink) Omstreeks 1955 kwam het bestuur van de Provincie Groningen tot het besef dat het zo niet langer kon. Er werd een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden het probleem op te lossen. Twee sporen werden gevolgd: (1) verbetering van het fabri-
vorige eeuw
grote zuurstofloze water-
massa’s aangetroffen, vooral in het najaar, wanneer veel afval werd geloosd. Als gevolg hiervan was er in de ZO Dollard een gebied waar vrijwel geen bodemdieren meer konden leven (Afb. 13). Ook werd geregeld vissterfte waargenomen7. De effecten van deze watervervuiling op het
cageproces en (2) zuivering van het afvalwater. Ook werden plannen ontwikkeld voor het doorspoelen van de Groninger kanalen met water uit het IJsselmeer(!) en de bouw van een zogenaamde “smeerpijp” om het resterende afvalwater naar het Eems estuarium ten Noorden van Delfzijl te leiden6. Vele miljoenen guldens werden hierin geïnvesteerd. In 1971 werd, na de invoering in 1970 van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren, een nieuw beleid ingezet van “zuivering aan de bron’. Dit leidde tot een langdurig en ingrijpend proces van sanering en vernieuwing van de aardappel-
Afb. 13 - Vrijwel dode zone voor bodemdieren in de ZO Dollard. (Naar: M.A. van Arkel & M. Mulder, 1979, 1982)
ecosysteem werden tussen 1973 en 1983
Eems loosde. In 1993 was het sediment in
onderzocht door onderzoekers van het
de Eems-Dollard ten Noorden van Delfzijl
Biologisch Onderzoek Eems-Dollard Estu-
zwaar met kwik verontreinigd, wel tot 2
arium (BOEDE) en
Rijkswaterstaat8.
meter diep. In 1976 verdwenen de kwik-
In 1983 werden de eerste effecten zicht-
lozingen grotendeels door bedrijfsbeëin-
baar van de saneringsmaatregelen in de
diging van de fabriek in Groningen, en
veenkoloniale
industrie9.
Er werd toen nog
door verbetering van de procestechno-
maar 10.000 ton BOD (een maat voor de
logie in Delfzijl. En daardoor daalden ook
hoeveelheid organisch afval) geloosd te-
de kwikgehaltes in mossels en in vissen.
gen 25 – 30.000 ton in de periode daar-
Gehaltes in Puitaal laten zien dat vóór
voor. Een tweede belangrijke reductie van
1976 het Eems estuarium ernstiger met
de lozingen vond plaats in 1991. Er res-
kwik
teerde toen nog een lozing van ca. 500
Waddenzee12
was
vervuild
dan
de
westelijke
(Afb. 15).
ton per seizoen. Hierdoor verbeterde de zuurstofhuishouding
van de Dollard. De
dode zone in het zuidoosten van de Dollard verdween10. Hiervan profiteerde ook de Zwarte Ruiter, die Garnalen en Slijkgarnaaltjes eet. Maar… niet alles werd beter. Van veel vogelsoorten namen de aantallen af, vooral bij de wormeneters, zoals Bontbekplevier, Zilverplevier en Grutto. Dit kwam omdat de Dollard minder rijk aan voedsel werd, waardoor ook de wormen in aantal achteruitgingen11.
Industriële lozingen bij Delfzijl Verschillende industriële processen hebben tot gevolg dat met het afvalwater schadelijke stoffen worden geloosd. Zo is ondermeer kwik geloosd, afkomstig van een industrie bij Delfzijl (Afb. 14). Ook was kwik afkomstig van een industrie in de stad Groningen, die zijn afvalwater via een rioolpersleiding nabij Delfzijl op de
Afb. 15 - Afname van kwikgehaltes (µg/kg natgewicht) in Puitaal in de westelijke Waddenzee en in het Eems estuarium tussen 1974 en 1987 (Bron: K. Essink, 1989) Een andere industrie bij Delfzijl loosde diverse
gechloreerde
koolwaterstoffen,
zoals hexachloorbenzeen (HCB). Door de gehaltes van deze stof in bodemdieren (Wadpier, Strandgaper en Zeeduizendpoot) te meten kon worden vastgesteld hoe die verontreiniging zich over het hele estuarium verspreidde, met de hoogste concentraties dichtbij Delfzijl. Dit HCB werd ook in eieren van de Scholekster aangetroffen. Van 1987 tot 1997 daalden de concentraties in scholekstereieren duidelijk, een teken van sterke reductie van deze afvallozingen13 (Afb. 16).
Afb. 14 – Industrie bij Delfzijl. (Foto: Karel Essink)
en bleef daarna fluctueren op een niveau van circa 2000 wormen per m2. In 1996 liepen de aantallen weer sterk terug. Dit patroon zien we bij veel exoten 16. Vanuit het Eems-Dollard estuarium verspreidde deze soort zich in ca. 10 jaar tijd langs de oostelijke kusten van de Noordzee.
Vissen Afb. 16 - Afnemende gehaltes van hexachloorbenzeen (HCB) in eieren van de Scholekster in de Dollard tussen 1987 en 1997 (Bron: J.F. Bakker & V.N. de Jonge, 1989)
In het Eems-Dollard estuarium komen vele
Exoten
groepen onderscheiden.
vissoorten voor. Elk van die soorten maakt op een andere wijze gebruik van het estuarium. We kunnen hierbij verschillende
Met ‘exoten’ worden bedoeld al die orga-
De ‘residente’ soorten brengen hun hele
nismen – plant of dier – die hun normale
leven in het estuarium door. Voorbeelden
verspreidingsgebied in andere delen van
hiervan zijn de Puitaal, het Dikkopje en de
de wereld hebben. In de loop der tijd zijn
Brakwatergrondel. Een belangrijke andere
veel organismen van elders in de Neder-
groep vormen de ‘kinderkamersoorten’.
landse kustwateren terecht gekomen. Dit
Hiervan leven de volwassen dieren in de
gebeurde in steeds toenemende mate. In
Noordzee, waar ze zich voortplanten. Hun
Nederland zijn tussen ca. 1800 en 2000 in
eieren en larven komen via de zee-
totaal 86 introducties vastgesteld. Hiervan
stromingen in de Waddenzee en estuaria
hebben zich 72 soorten
gevestigd14.
Re-
terecht, waar de jongen enkele jaren
gelmatig worden nieuwe exoten waarge-
opgroeien totdat ze zich weer bij de
nomen.
oudere vissen in de Noordzee voegen.
Hoe komen die exoten hier? Sommige
Typische voorbeelden zijn de platvissen
soorten doen dat op eigen kracht (vlie-
Schol, Schar en Tong, maar ook de Haring.
gend of zwemmend). Andere worden, be-
Er was vroeger haringvisserij in de Dollard.
doeld of onbedoeld, geholpen door de
De naam Heringsplaat getuigt daar van.
mens. Hierbij worden door deze organis-
Een derde groep wordt gevormd door de
men verschillende manieren van transport
‘trekvissen’ (Afb. 18). De volwassen vissen
(ook wel “vector” genoemd) gebruikt, zoals zeestromingen, ballastwater van schepen en aangroei op de scheepshuid. Zo’n nieuwe soort in de Dollard is sinds 1983 de uit Noord-Amerika afkomstige worm Marenzelleria viridis (Afb. 17). Deze is hoogstwaarschijnlijk als larve in tankerballastwater de oceaan overgestoken. In 1986 kwam deze worm overal in de Dollard voor15. In de brakke zuidoost hoek werden vooral jonge wormen aangetroffen, tot meer dan 16.000 per m2. De worm nam in enkele jaren tijd sterk in aantal toe,
Afb. 17 – De worm Marenzelleria viridis, een exoot, die sinds 1983 in de Dollard voorkomt (Foto: Hans Kleef)
planten zich voort in zee (bijv. Paling) of in
rium daarom als “matig”. Kijken we echter
het zoete water (bijvoorbeeld Stekelbaars,
naar de aantallen waarin de verschillende
Spiering en Fint). Voor de jongere stadia
vissoorten voorkomen, dan is het beeld
van deze soorten zijn estuaria, zoals de
veel minder gunstig. Voor de Bot, de Spie-
Eems-Dollard, belangrijk. Deze groep van
ring en de Fint is de score uitgesproken
vissen heeft nogal te lijden van barrières
“slecht”. Er valt dus nog veel aan de kwali-
op hun trekroutes, zoals sluizen en stu-
teit van het Eems estuarium te verbeteren,
wen,
weinig
onder andere aan de onbelemmerde over-
zuurstof, troebelheid) en van verdwenen
gangen tussen zoet en zout water en het
of ongunstig paaibiotoop stroomopwaarts
wegnemen van migratiebarrières op de
in het zoete water.
rivier18. In dit kader werd in 2001 in het
slechte
waterkwaliteit
(te
gemaal Rozema te Termunterzijl een vispassage geïnstalleerd. In hetzelfde jaar werd middels een duiker een verbinding tot stand gebracht tussen de Breebaartpolder en de Dollard. Aanleg van meer vispassages in het estuarium is gepland voor Nieuwe Statenzijl, bij de gemalen De Drie Delfzijlen en Spijksterpompen, en op Duits gebied bij de sluis in Petkum.
Baggeren Ten behoeve van de scheepvaart is in 1873 begonnen met baggeren in het Emder Vaarwater en de haven van Emden 19 (Afb. 19). Tot ca. 1900 werd de bagger op nabijgelegen wadvlakten gestort. Vanaf 1907 werd veel bagger uit de haven van Emden en het Emder Fahrwasser gebruikt om laaggelegen land in de nabijheid van Emden op te hogen: Kaiser-Wilhelm-Polder (1949-53),
Hafenpolder (1907-14),
Afb. 18 – Een aantal in estuaria voorkomende ‘trekvissen’ (met dank aan Zwanette Jager) In het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is de visfauna een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van estuaria17. Volgens een voorlopige beoordeling in 2009 kwamen er in het EemsDollard estuarium 33 vissoorten voor. Op basis van historische gegevens en vergelijking met andere estuaria zouden dat er eigenlijk 44 moeten zijn. Vooral ten aanzien van de trekvissen scoort dit estua-
Afb. 19 - De eerste emmerbaggermolen ‘ED-1’ in actie op het Emder Vaarwater, 1955 (Foto: Wasser- und Schifffahrtamt Emden)
Larrelt-Wybelsum-Polder (1923-67), Jarssumer Polder (1960-76), (1954-ca.
2005)
en
Emden-Riepe
Rysumer
Nacken
(1949-1995). De Rysumer Nacken was een stuk wad ten westen van Knock dat werd opgespoten en vervolgens ingepolderd. Vanaf 1995 werd de bagger in het estuarium teruggestort op daarvoor uitgekozen stortlocaties (Duits: Klappstellen); tussen 1995 en 1999 zo’n 6 miljoen m3 per jaar. Het steeds maar dieper baggeren ten behoeve van steeds grotere schepen heeft uiteenlopende effecten op het ecosysteem.
Effect op het getij Door het steeds verder uitbaggeren van de scheepvaartgeulen in het estuarium kan de vloed sneller het estuarium binnendringen, hetgeen leidt tot een toename van de hoogwaterstand (Afb 20-boven). Deze toename is in Delfzijl sterker dan in Harlingen waar in de scheepvaartgeul veel minder wordt gebaggerd. De laagwaterstanden in het Eems-Dollard estuarium nemen sinds ca. 1950 af (Afb 20-midden). Dit komt doordat tijdens de eb het water gemakkelijker en langer zeewaarts kan stromen. Een dergelijke afname van de laagwaterstand zien we niet bij Harlingen. Het totaal effect van deze beide ontwikkelingen is een steeds groter wordend getijverschil bij Delfzijl, veel sterker dan bij Harlingen het geval is (Afb. 20-onder). Die toename van het getijverschil is op de rivier de Eems tot bij de stuw van Herbrum merkbaar. In Afb. 21 is duidelijk de samenhang te zien tussen perioden van baggerwerkzaamheden in de Eems (in blauw aangeduid) en perioden waarin het getijverschil verder toenam20. Bij Papenburg was het getijverschil in 1950 nog 1,7 m; in 2010 is dit 3,8 m. De oorzaak van deze toename ligt vooral in de in 1984 begonnen verdieping en versmalling van het vaarwater in het 14 km lange rivierge-
Afb. 20 - Getijkenmerken bij Delfzijl en Harlingen. Boven: gemiddeld hoogwater (GHW); midden: gemiddeld laagwater (GLW); onder: gemiddeld getijverschil (HW-LW). GHW en GLW in cm t.o.v. NAP. Getijverschil in cm. (Gegevensbron: Rijkswaterstaat; grafiek: H.L. Kleef)
Afb. 21 - Toename van het getijverschil (Tidenhub = HW-LW) in enkele Duitse rivieren. Met blauwe balken zijn periodes van verdere verdieping van de Eems aangegeven (Bron: Schuchart e.a., 2007) deelte tussen Leer en Papenburg. Voor
den tot aan Papenburg (km 10), met
1984 konden schepen tot 4,5 m diepgang
slibgehaltes van rond de 900 mg per liter.
Papenburg bereiken. Thans is het mogelijk
Voor een rivier is dat niet meer normaal. In
door sluiting van het Eems Sperrwerk bij
dat troebele water kan nauwelijks nog
Gandersum het waterpeil tijdelijk zodanig
zonlicht doordringen. Dientengevolge is
op te stuwen, zodat cruiseschepen met
de groei van plantaardig plankton (de zg.
8,5 m diepgang, gebouwd op de Meyer
primaire productie, de basis van de voed-
Werf te Papenburg, naar zee kunnen
selketens) ongeveer gehalveerd. Bovendien
varen.
zijn de zuurstofgehaltes in het water, levensvoorwaarde voor vissen en ander
Troebelheid en zuurstof
dierlijk leven, tot een bedenkelijk laag
Elk estuarium kent een zogenoemd ‘troe-
niveau gedaald21.
belheidsmaximum’. Dit is een zone waarin door menging van zout en zoet water ver-
Conclusie
hoogde slibgehaltes voorkomen. Hierdoor
In de Dollard en het Eems estuarium heb-
dringt het zonlicht minder ver in het water
ben zich in het verleden vele verandering-
door. Het troebelingsmaximum op de
en voltrokken. En overal heeft de mens
Eems lag in 1954 ter hoogte van Emden
zijn invloed gehad. Deels betrof dit maat-
(km 55; Afb. 22). Twintig jaar later lag het
regelen in het belang van het beschermen
troebelingsmaximum
stroomop-
van de kustbevolking tegen overstroming
waarts (bij km 40), en waren de slibge-
door de zee. Dit leidde evenwel ook tot
haltes verdubbeld: van 110 naar 200 mg
verlies aan kwaliteit van het natuurlijke
per liter (= g/m3). Nog eens dertig jaar
systeem, en daardoor tot verlies van kwa-
later, in 2005/2006, is er sprake van een
liteit van de leefomgeving van de mens.
uitgestrekt troebelingsmaximum, van Em-
De toekomst zal uitwijzen of beheers- en
meer
Afb. 22 – Zwevende stofgehaltes (SPM) in het Eems estuarium tussen Herbrum (km 0) en Noordzee (km 100). Leer ligt bij km 30, Emden bij km 55. Resultaten voor 1954 (groene lijn), 1975/76 (blauwe lijn), 1992/93 (witte lijn) en 2005/06 (rode lijn). (Met dank aan Prof. Dr. V.N. de Jonge voor beschikbaarstelling) beschermingsmaatregelen,
in
nationaal
en/of in Europees verband, hierin verbete-
opstellen van een Integraal Managementplan voor het Eems-Dollard estuarium.
ring kunnen brengen. Thans wordt door Nederland en Duitsland gewerkt aan het
Noten 1
Deze publicatie is een bewerking van een voordracht gehouden op het symposium “Stormvloed 1509 – Geschiedenis van de Dollard”, 19 september 2009, Leer, Oost-Friesland. . 2 Eysink, W.D., 1991. Morphologic response of tidal basins to changes. The Dutch Coast. In: B.L. Edge (Ed.), Proceedings of the 22nd Coastal Engineering Conference, 1990. Delft, Vol. 2: 1948-1961. 3 Lowijs, J.J., 1995. Onderzoek naar de diepte- en inhoudsveranderingen in de Dollard in de periode 1985-1990 in vergelijking met de periode 1952-1990. Stageverslag, Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ. 4 Mulder, H.P.J., 1998. Geomorfologische en hydrologische ontwikkelingen. In: K. Essink & P. Esselink (Red.), Het Eems-Dollard estuarium: interacties tussen menselijke beïnvloeding en natuurlijke dynamiek. Rijkswater-staat, Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ, Rapport RIKZ-98-020: 25-45. 5 Ribbius, F.J., 1961. The biggest waste problem in the World. Land en Water 5: 24. 6 Eggink, H.J., 1965. Het estuarium als ontvangend water van grote hoeveelheden afvalstoffen. RIZA-Mededeling Nr. 2, 144 pp. 7 Michaelis, H. & D. Post, 1989. Untersuchung eines Fischsterbens im Dollart, Oktober 1989. Forschungsstelle Küste, Norderney & Staatliches Amt für Wasser und Abfall, Aurich. 8 Biologisch Onderzoek Eems-Dollard Estuarium. Overzicht van het oecosysteemonderzoek, zoals verricht tussen 1973 en 1982 […]. NIOZ, Texel, BOEDE publicaties en verslagen, 1983 nr 1 9 Essink, K., 1998. Het effect van de sanering van de lozingen van veenkoloniaal afvalwater op de bodemfauna van de Dollard. In: K. Essink & P. Esselink (Red.), Het Eems-Dollard estuarium: interacties tussen menselijke beïnvloeding en natuurlijke dynamiek. Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ, Rapport RIKZ-98-020: 101-127. 10 Essink, K., 2003. Response of an estuarine ecosystem to reduced organic waste discharge. Aquatic Ecology 37: 65-76. 11 Prop, J., 1998. Effecten van afvalwaterlozingen op trekvogels in de Dollard: een analyse van tellingen uit de periode 1974-1995. In: K. Essink & P. Esselink (Red.), Het Eems-Dollard estuarium: interacties tussen mense-lijke beïnvloeding en natuurlijke dynamiek. Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ, Rapport RIKZ-98-020: 145-167.
12
Essink, K., 1989. Chemical monitoring in the Dutch Wadden Sea by means of benthic invertebrates and fish. Helgoländer Meeresuntersuchungen 43: 435-446. 13 Bakker, J.F. & V.N. de Jonge, 1989. Hoe veilig is de Eems-Dollard? Ontwikkelingen in enkele belangrijke verontreinigende stoffen. In: K. Essink & P. Esselink (Red.), Het Eems-Dollard estuarium: interacties tussen menselijke beïnvloeding en natuurlijke dynamiek. Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ, Rap-port RIKZ-98-020: 47-60. 14 Wolff, W.J., 2005. Non-indigenous marine and estuarine species in The Netherlands. Zoölogische Mededelingen Leiden 79(1): 1-116. 15 Essink, K. & H.L. Kleef, 1993. Distribution and life cycle of the North American spioniod polychaete Marenzelleria viridis (Verrill, 1873) in the Ems estuary. Netherlands Journal of Aquatic Ecology 27: 237-246. 16 Essink, K. & R. Dekker, 2003. General patterns in invasion ecology tested in the Dutch Wadden Sea: the case of a brackish-marine polychaetous worm. Biological Invasions 4: 359-368. 17 Informatie verstrekt door Dr. Zwanette Jager. 18 De Eems – Die Ems. Internationaal beheerplan volgens artikel 13 Kaderrichtlijn Water voor het stroomgebied-district Eems. Beheerperiode 2010-2015. 19 Kirsch, R., 1990. Baggerei und Spülbetrieb. In: 175 Jahre staatlicher Wasserbau in Emden (1814-1989), Wasser- und Schiffahrtsamt Emden: 126-149. 20 Schuchart, B., J. Scholle, S. Schulze & T. Bildstein, 2007. Vergleichende Bewertung der ökologischen Situation der inneren Ästuare von Eider, Elbe, Weser und Ems: was hat sich nach 20 Jahren verändert? Coastline Reports 9: 15-26. 21 Talke, S.A., H.E. de Swart & V.N. de Jonge, 2009. An idealised model and systematic process study of oxygen depletion in highly turbid estuaries. Estuaries and Coasts 32: 602-620.
Adres van de auteur: Dr. K. Essink Stichting Verdronken Geschiedenis Eelde E-mail:
[email protected] Dit artikel dient geciteerd te worden als: Essink, K., 2013. De Dollard, een dynamisch systeem onder invloed van de mens. In: K. Essink (Red.), Stormvloed 1509 – Geschiedenis van de Dollard. Stichting Verdronken Geschiedenis, Groningen,: 137-148. (ook: online op www.verdronkengeschiedenis.nl)