”Stormvloed 1509” Geschiedenis van de Dollard Op 19 september 2009 organiseerde de Stichting Verdronken Geschiedenis in de aula van het Ubbo Emmius Gymnasium te Leer (Ostfriesland) een symposium over de geschiedenis van de Dollard.
De aanleiding tot het organiseren van dit symposium was het feit dat 500 jaar eerder de Cosmas en Damianus stormvloed van 26 september 1509 de dijken van de rivier de Eems deed doorbreken, waardoor meer dan dertig dorpen en woonsteden ten onder gingen en de Dollard zijn grootste omvang ooit kreeg.
Artikel:
Stormweer in de Nederlanden tijdens de 15e en 16e eeuw Auteur: Dr. Adriaan M.J. de Kraker
Stormweer in de Nederlanden tijdens de 15e en 16e eeuw1 Adriaan M.J. de Kraker De 16e eeuw is berucht vanwege het grote aantal stormvloeden, waarvan de Cosmas en Damianusvloed de eerste van een serie was. Was dit een uitzonderlijk stormachtige periode? Om die vraag te beantwoorden is een reconstructie gemaakt van de stormen van 1400 tot 1625, met speciale aandacht voor patronen door stormen afgelegde banen. Hierbij is ook gezocht naar een mogelijk verband tussen perioden van temperatuurschommelingen en toeen afname van stormweer. In deze bijdrage wordt getracht kennis en inzicht uit deze vroege periode in verband te brengen met de huidige klimaatsverandering.
Onderzoek naar historisch stormweer In de Nederlanden is er een lange traditie van onderzoek van stormweer. Vooral de stormvloed van 1953 in ZW Nederland heeft daartoe een flinke aanzet gegeven. Gottschalk2
bestudeerde
stormvloeden
vanaf 516 tot 1700, voornamelijk aan de hand van oude kronieken. Dit resulteerde in een betrouwbaar overzicht van de belangrijkste stormvloeden in Vlaanderen en Nederland. De weersextremen waren echter moeilijk nader te kwantificeren. Ook de
Afb. 1 - Schipbreuk van de ‘Santa Maria de la Rosa’ voor de westkust van Ierland, 11 sept. 1588.
Engelse meteoroloog Lamb3 bestudeerde
slechts beperkt geanalyseerd; er werden
de belangrijkste stormen. Hij slaagde erin
vooral
slechts een handvol stormen te reconstru-
maakt6.
temperatuurreconstructies
ge-
eren. Voor de 17e eeuw telde hij er slechts
Dit artikel gaat in op de vraag of er een
negentien. Hij was echter wel in staat om
methode ontwikkeld kan worden om de
reconstructiekaartjes te maken van het
invloed van stormen door de eeuwen heen
verloop van bepaalde stormen, zoals die
te meten, en in hoeverre de kennis van
werd4
historische stormen en hun fluctuaties ook
(Afb. 1) en van de grote storm van 1703.
gebruikt zou kunnen worden om de hui-
Bovendien stelde Lamb enkele criteria op
dige klimaatsverandering beter te begrij-
om de invloed van historische stormen te
pen.
van 1588, die de Armada noodlottig
kunnen bepalen. Een uitgebreid onderzoek naar histori-
Schade door stormen en stormvloeden
sche stormen in Nederland leidde tot de
Extreme
publicatie van ‘Duizend jaar weer, wind en
grote schade kunnen aanrichten. Studie
water’5.
Hierin worden per jaar alle weers-
hiervan is daarom zowel vanuit econo-
feiten gerangschikt, waaronder ook tal van
misch als sociaal oogpunt van belang. Zo
stormen. De verzamelde gegevens werden
teisterde de storm van 11-14 januari 1916
weersomstandigheden
kunnen
het vroegere Zuiderzeegebied. Te Medem-
Het bronnenmateriaal
blik en Wieringen reikte het waterpeil 42
De historische klimatologie onderzoekt
resp. 83 cm hoger dan ooit. Hierdoor braken dijken of stroomde het hoge water hier eenvoudigweg overheen. Uitgestrekte gebieden liepen onder water, vele gebouwen werden vernield en vee verdronk. Ook veel mensen lieten het leven. Deze overstromingsramp leidde uiteindelijk tot de bouw van de Afsluitdijk (1932).
geschreven bronnenmateriaal op gegevens over het weer en klimaat van het verleden8. Pas vanaf de 18e eeuw zijn er ook instrumentele gegevens beschikbaar. De geschreven bronnen zijn van zeer uiteenlopende
aard
en
kwaliteit,
waaruit
veelal niet meer dan indirecte informatie kan worden gehaald. Instrumentele gegevens bestaan uit lange meetreeksen van temperatuur, luchtdruk en neerslag, dagelijks afgelezen van thermometers, barometers en maatglazen. Ook de windrichtingen werden al vroeg dagelijks opgenomen, maar van voor 1700 zijn geen doorlopende meetreeksen overgeleverd. Veelal werden ook alleen de gevolgen van het weer waargenomen en genoteerd, zoals het bevriezen van kanalen, het mislukken van
bepaalde
gewassen,
sneeuwval,
droogvallen van rivieren, vroege oogsten, etc. Dit soort informatie wordt proxy data Afb. 2 – Overstroomd gebied in ZW Nederland door de stormvloed van 1953. (Bron: De Ramp, Amsterdam, 1953, losse kaart) De stormvloed van 1953 was nog erger. Ongeveer 200.000 ha land overstroomde (Afb. 2), ca. 4.500 gebouwen werden verwoest, tienduizenden stuks vee verdronken en 1836 mensen kwamen om7. Deze ramp trof niet alleen ZW Nederland, maar sloeg ook toe in Vlaanderen en in het oosten van Engeland. Deze ramp leidde het Deltaplan, dat voorzag in de afsluiting van de zeegaten, behalve onder meer de Westerschelde, en het op ‘deltahoogte’ brengen van de zeedijken langs de kusten van Nederland. Recente stormen, zoals die van 25/26 januari 1990, 27 oktober 2002 en 18 januari 2007, hebben aangetoond dat de schade snel tot in de miljoenen euro’s kan oplopen.
of proxies genoemd. Dergelijke indirecte informatie over het weer moet in de juiste context worden beoordeeld, namelijk in het juiste geografische en tijdskader. Informatie over het weer in kronieken is vooral dan werkelijk betrouwbaar als de kroniekschrijver dit zelf heeft meegemaakt. Uit kronieken kunnen dus vaak alleen korte perioden worden gereconstrueerd. Voor het onderzoek van meerdere eeuwen is ander bronnenmateriaal nodig. Dit moeten bronnen zijn met informatie over economische activiteiten die erg gevoelig voor storm zijn. Dijken en duinen die de lage kustgebieden beschermen, moeten elk jaar een- of tweemaal worden onderhouden. Ze kunnen tijdens stormweer zware schade oplopen. Rekeningen van dijk- en duinonderhoud bevatten vaak aparte hoofdstukken waarin uitgaven worden verantwoord met betrekking tot herstel van schade, die is aangericht door
storm
vloeden.
lopen tot vijf à zes meter. Daardoor waren
Eenzelfde soort rekeningen bestaat voor
of
bijzonder
hoge
hier de dijken extra kwetsbaar tijdens
het onderhoud van havens. Daarnaast
stormweer (Afb. 4); tweemaal per jaar werden ze daarom van een dikke rijsmat voorzien. Bij springtij konden ook de graszoden
van
de
dijk
worden
uitgespoeld. Indien het water over de dijk liep, werd de landzijde van het dijklichaam deels uitgespoeld. De rekeningen vermelden alle uitgaven voor arbeid en extra materiaal
voor
noodzakelijk
herstel.
Daarnaast zijn ook rekeningen van kustAfb. 3 – Door storm platgewaaid bos. Foto: Michel Coumans.
steden bestudeerd, zoals van Oostende en Nieuwpoort. Hierin werd ook onderhoud aan stukken duin en havenvoorzieningen
bestaan er rekeningen van domeinen,
opgenomen. Indien er na stormweer extra
waarin ook dijk- of duinonderhoud voor-
herstel
komt, of ontvangsten uit het exploiteren
rekeningen gedetailleerde informatie aan
van bossen. Stormen kunnen grote ravage
over verrichte extra arbeid en over de
aanrichten in bossen en die schade blijkt
grote
dan bijv. uit de vergoedingen voor het op-
graszoden en mest die op uitgestoven
ruimen van omgewaaide bomen. (Afb. 3)
plekken van het duin of uitgespoelde de-
Ook scheepsjournalen bevatten informatie
len van de havendammen werden ver-
over stormweer. Deze informatie is echter
werkt. Beide series stadsrekeningen lopen
sterk plaatsgebonden. Voor het onderzoek
vanaf 1400. Ook rekeningen van kleinere
naar stormen in het Noordzeegebied zijn
havens (Blankenberghe en Sint Anna ter
daarom alleen de eerste dagen van vertrek
Muiden) zijn bekeken, maar slechts voor
van schepen uit Nederlandse havens of
het begin van de 15e eeuw. Tenslotte is er
hun aankomst aldaar van belang. Voor de
vanaf de Tachtigjarige Oorlog correspon-
periode
aantal
dentie van bevelhebbers van forten be-
Bovendien
schikbaar. Veel van die forten lagen geïso-
stormseizoen
leerd in overstroomde gebieden en dien-
(oktober- maart) weinig gevaren. Daarom
den daarom evenals dijken te worden be-
kunnen scheepsjournalen hooguit gebruikt
schermd. Elke vorm van schade tijdens
worden
zwaar weer werd gemeld (Afb. 5).
1595
-
scheepsjournalen werd
er
tijdens
om
1700
is
het
beperkt9. het
bepaalde
gegevens
te
nodig
was,
hoeveelheden
treffen
we in
extra
rijshout,
controleren. Voor de reconstructie van stormen in het Vlaamse kustgebied en ZW Nederland is gebruikgemaakt van verschillende reeksen rekeningen van dijk- en duinonderhoud van De Vier Ambachten, Saeftinghe en de stad Biervliet. Deze rekeningen hebben vooral betrekking op de dijken achterin de Westerschelde. Dit gebied kent een groot getijverschil, dat bij stormvloeden kon op-
de
Afb. 4 – Dijkherstel rond 1770 bij Zierikzee. (Bron: www.onwijsnat53.nl)
zonderlijke zware stormen of stormvloeden. Dit was bijvoorbeeld het geval met de storm tijdens de laatste week van november 161911. Soms kwamen twee zware stormvloeden kort achter elkaar voor, zoals in 1509 en 1511, en opnieuw in 1530 en 153212. Tijdgenoten maakten dan vaak een vergelijking tussen de twee, waardoor ze beter ingeschaald kunnen worden. De drie Sint Elisabethvloeden (1404, 1421 en 1424) worden ook vaak vergeleken, maar hier heeft de korte opeenvolging veeleer tot grote verwarring geleid.
Methode van inschaling Afb. 5. - Bladzijde met een overzicht van arbeiders die de schade van de stormvloed van 1530 aan een van de poortgebouwen van Nieuwpoort hielpen herstellen. Eerste kolom: namen der arbeiders; tweede kolom: aantal gewerkte dagen; derde kolom: uitbetaald daggeld per arbeider. (Bron: Algemeen Rijksarchief te Brussel, Rekenkamer, nr. 36828, stadsrekening Nieuwpoort 1530-1531)
Om te kunnen bepalen hoe groot de in-
Welke informatie leverde dit bronnen-
meeste series dijk- en stadsrekeningen
materiaal nu precies op? In zeer veel ge-
bestrijken inderdaad een lange periode.
vallen worden stormen, stormvloeden of
De stadsrekeningen van Nieuwpoort en
opmerkelijk hoge vloeden gedateerd. Zo
Oostende bestrijken de volledige periode
wordt in de stadsrekeningen van Biervliet
1400-1625. Hiaten in de tijdreeks kunnen
en Nieuwpoort melding gemaakt van een
worden opgelost door andere parallelle
zware storm op 26 december
141710.
Ver-
vloed van stormen is geweest, moeten ze worden ingeschaald. Dit kan alleen wanneer het bronnenmateriaal aan hoge eisen voldoet. Series rekeningen moeten over een lange periode beschikbaar zijn en geen hiaten van betekenis vertonen. De
series te gebruiken.
der wordt ook de aard van de storm aan-
Verder moet het bronnenmateriaal ho-
gegeven door het gebruik van bepaalde
mogeen en uniform van karakter zijn. Ho-
kwalificaties (van ‘hoge zee’ tot ‘groot
mogeniteit
tempeest’). Wat het meest voorkomt is het
steeds naar dezelfde economische activi-
relaas over de door het stormweer aange-
teit e.d. moeten verwijzen die gedurende
richte schade, bijv. in termen van aantallen
de lange periode nauwelijks veranderde en
verwoeste gebouwen, verlies van vee, aan-
steeds onder dezelfde omstandigheden op
tallen mensen die omkomen of omvang
dezelfde plaats werd uitgevoerd. Dit bete-
van het overstroomd gebied. Hiermee kan
kent dat, bij gebruik van rekeningen over
de hevigheid van de weersomstandighe-
onderhoud dijken en duinen, dit steeds op
den worden geschat. Als er geen overstro-
dezelfde plaats betrekking had en dat het
ming was, werden alleen de herstelkosten
onderhoud in technisch opzicht niet we-
en de aantallen extra rijshout, graszoden,
zenlijk veranderde. Voor de periode 1400-
etc. vermeld, die verwerkt werden in een
1625 vonden er nauwelijks technische
dijk en op het duin. Soms werd de duur
veranderingen in dijk- en duinonderhoud
van de storm vermeld, maar alleen bij uit-
plaats.
betekent
dat
de
bronnen
Uniformiteit van bronnenmateriaal houdt in dat de administratie van de rekeningen steeds
volgens
dezelfde
plaatsvindt. Tot eind
16e
beginselen
eeuw werden in
de stadsrekeningen (Afb. 6) alle details over het onderhoudswerk vermeld, daarna volstond de ontvanger met het opnemen van een verzamelpost. Daardoor is veel belangrijke informatie verloren gegaan. Een laatste eis waaraan het bronnenmateriaal dient te voldoen is het beschikbaar zijn van meerdere series rekeningen of documenten over dezelfde periode. Dit maakt het mogelijk gegevens op juistheid te controleren. Zo komt het voor dat de grootste stormen in vrijwel alle series worden vermeld, maar de minder belangrijke slechts in een paar of slechts één serie rekeningen. Dit laatste is dan weer medebepalend voor het kunnen inschalen Afb. 6 – Titelbladzijde van de stadsrekening van Biervliet 1421 (Bron: Algemeen Rijksarchief België, Brussel, Rekenkamer, nr. 32072).
van een storm. Een voorbeeld van inschaling betreft een storm uit 1467-1468. Storm en hoge zee werden vermeld te Biervliet, Nieuwpoort
7 6
jaarlijks aantal
5 4 3
2 1 0 1400
1425
1450
1475
1500
1525
1550
1575
1600
1635
Afb. 7 – Jaarlijks aantal stormen in ZW Nederland en aangrenzend Vlaanderen, 1400-1625.
en Oostende; ook werd schade aan de dij-
met meer en met minder stormactiviteit
ken gemeld in de Polder van Namen (tus-
(Afb. 9).
sen Antwerpen en Hulst)13. Deze storm
De eerste stormperiode (ca. 1404 – ca.
kwam dus in een groot gebied voor en
1424) wordt grotendeels bepaald door de
moet daarom van groot belang zijn ge-
drie Sint Elisabethvloeden, die zelfs tot ver
weest.
buiten ZW Nederland en Vlaanderen tot
Het aantal stormen per jaar geeft een
grootschalige
overstromingen
hebben
globale indruk van het stormweer (Afb. 7),
geleid. Maar daarnaast waren er ook
maar doet geen recht aan de zwaarte zoals
enkele zware stormen die geen over-
deze door tijdgenoten werd ervaren. Om
stroming hebben veroorzaakt. Ze komen
stormen naar zwaarte te kunnen inschalen
allemaal
hebben we criteria nodig, zoals de in de
Biervliet, Nieuwpoort en Oostende. Tijdens
bron gebezigde terminologie. Een ‘groot
de tweede periode (ca. 1455 – ca. 1480)
voor
in
de
rekeningen
van
tempeest’ zal veel ernstiger van omvang zijn geweest dan een ‘hoge zee’ en dient
Kl. 1
Verschijnsel Hoge vloed
2
Hoge vloed
3
Storm
bied gaat het vooral om wind uit West tot
4
Zware storm
Noordnoordwest. Een ander belangrijk cri-
5
Zware storm
6
Stormvloed
7
Stormvloed
8
Stormvloed
daarom hoger te worden ingeschaald. Een ander criterium is de duur van de storm. Een storm die twee of meer volle getijden duurt, zal het zeewater hoger opstuwen en daarom meer schade veroorzaken. Ook de windrichting is bepalend. In ons kustge-
terium is de aard en omvang van de schade. Deze komt tot uiting in verwerkt materiaal in dijken en duin, aantal arbeidsdagen aan herstel besteed, verwoestingen bij overstroming en vooral de omvang van het overstroomd gebied. De omvang van een grote ramp manifesteert zich ook vaak doordat deze in alle documenten van een bepaald jaar wordt vermeld. Zo kunnen stormen worden ingeschaald in acht klassen (Afb. 8). De stormvloed van 1509 valt in klasse ‘acht’.
Het stormweer van 1400 tot 1625 Uit
het
bestudeerde
bronnenmateriaal
waaruit alle hoge vloeden, stormen en stormvloeden zijn ingeschaald, komt het beeld naar voren van sterk fluctuerende stormactiviteit14. Na berekening van een 11-jaars
voortschrijdend
gemiddelde
wordt het mogelijk periodes af te bakenen
Schade en schaal Geen noemenswaardige schade; eenmalige vermelding stormgerelateerdheid Schade aangericht tijdens hoge vloed met storm Schade op verschillende plaatsen en duidelijk sprake van storm Grotere schade op meerdere plaatsen Zware schade, met overstromingen op een of meerdere plaatsen Zware schade en overstromingen (samenvallend met springtij) Enorme verwoestingen en overstromingen in bepaalde gebieden; samenhangend met springtij Totale verwoesting met overstromingen op zeer grote schaal (samenvallend met springtij)
Afb. 8 – Inschaling van hoge vloeden, stormen en stormvloeden in 8 klassen (Kl.) woedde een aantal zware stormen en veroorzaakten diverse hoge vloeden schade aan dijken, duin en havens, echter zonder dat het tot grootschalige overstromingen kwam.
Een
korte
derde
stormperiode
kwam voor tijdens het laatste decennium van de 15e eeuw. De vierde periode, van 1509 tot 1516, omvatte twee stormvloeden, namelijk die van 1509 en 1511. Ook kort daarna bleef het zwaar stormen, zoals
eind 1516. De Cosmas en Damianus
zware stormen en hoge vloeden teisterden
stormvloed was er dus een uit een serie.
de dijken langs de Westerschelde. In 1570
Een vijfde periode bevatte de stormvloe-
woedde er een zware storm in maart, was
den van 1530 en 1532. Tijdens de zesde
er een stormvloed op Allerheiligen en nog
periode (1550 – 1570) traden verschillen-
een zware storm eind november. De laat-
de stormvloeden op, en een reeks van
18 annual indices 16
11 years smooth
14
indices
12 10 8 6
4 2 0
1400
1425
1450
1475
1500
1525
1550
1575
1600
1625
Afb. 9 – Zwaarte van stormweer in ZW Nederland en aangrenzend Vlaanderen, 1400-1625. Hoe hoger de index des te zwaarder was het stormweer. ste periode (ca. 1594 – ca. 1610) omvat
construeerd. De hierboven besproken ze-
naast een reeks hoge vloeden, enkele
ven perioden van versterkte stormactiviteit
stormvloeden (1606) en zware stormen
in ZW Nederland corresponderen slechts
(1594, 1609).
ten dele met de jaarlijkse variaties in
Doorgaans zijn stormen in het noord-
NAOI. Dit kan betekenen dat de gerecon-
westelijke deel van de Atlantische Oceaan
strueerde NAOI onnauwkeurig is. Het kan
het gevolg van een overheersend lage-
echter ook betekenen dat de in Afb. 9 ge-
drukgebied. Dit veroorzaakt voortdurend
toonde
neerslag en stormen over de Noordzee en
geldig is voor het zuidelijke deel van de
de landen daar rondom. Indien echter een
Noordzee. De stormvloed van 1715 sloeg
hogedrukgebied overheersend wordt, leidt
vooral in het zuidwesten van Nederland
dit tot een rustig en stabiel weertype, met
toe, niet in het noorden. De Kerstvloed van
weinig neerslag. Die luchtdrukverdeling
1717 sloeg op zijn beurt vooral in het
boven de noordwestelijke Atlantische Oce-
noorden van Nederland toe en nauwelijks
aan wordt uitgedrukt in de zogeheten
in het zuidwesten. Slechts enkele stormen
Noord-Atlantische Oscillatie Index (NAOI).
traden in beide gebieden op. Daar komt
Deze index is teruggaand tot 1500 gere-
nog bij dat voor ZW Nederland alleen
stormweerreconstructie
slechts
stormen uit de richting W tot NNW van
en Oostende. Ten noorden van deze
belang zijn. Tenslotte dient te worden
steden was er wel veel schade en waren er
vermeld dat zware stormen (Beaufort 10)
overstromingen, vooral in de omgeving
niet tot overstromingen hoeven te leiden
van Sluis en Aardenburg. Pas de volgende
als deze niet samenvallen met springtij
dag sloeg de storm toe in het noorden van
hoog15.
komen
Nederland. Het is niet uitgesloten dat de
vooral voor vanaf november tot eind
kracht van de storm daar groter was dan
maart. Dit neemt echter niet weg dat een
in het zuidwesten van Nederland. Het
zware storm wel degelijk grote schade aan
heeft er alle schijn van dat de zuidelijke
dijken en duinen kan veroorzaken, evenals
grens van de storm (baan) vlakbij ge-
aan bomen en gebouwen. Van dergelijk
noemde kuststeden heeft gelegen.
Gevaarlijke
springtijen
schade werd zeker gewag gemaakt. Een sprekend voorbeeld van een dergelijke storm is die van 7 op 8 december 170316.
De stormvloed van 1509 In ZW Nederland en het aangrenzend Vlaanderen was 1509 een jaar met meerdere stormen. Op palmzondag veroorzaakte een hoge vloed schade aan de dijken ten Noorden van Hulst. Op 26 september veroorzaakte de Cosmas en Damianusstormvloed (Afb. 10) grootschalige over stromingen, en op de 30e november (St. Andries) veroorzaakte de zoveelste hoge
vloed
wederom
schade
aan
de
dijken.
Afb. 11 – Overstroming in Holland na de Sint Elisabethvloed van 1421 ten gevolge van dijkdoorbraken. De meeste bronnen karakteriseren de storm van 1509 als een ‘groot tempeest van der zee’ of ‘grote inundatie’. Het was een storm aan het begin van het stormseizoen. Weinig of niets is bekend over de duur van de storm noch over de hoogte die
het
water
bereikte.De
stormvloed
richtte zulke grote overstromingen aan, dat het lang duurde voordat alles weer drooggelegd kon worden. Afb. 11 geeft een beeld van een dergelijk overstroomd gebied. In 1510 en 1511 lagen er op veel plaatsen herstelde dijken; deze waren nog relatief kwetsbaar. Bovendien was er ook onenigheid over het dijkherstel, die leidde Afb. 10 – Cosmas en Damianus, de naamgevers van de stormvloeden in 1477 en 1509. Opvallend genoeg werd geen schade aangericht aan de havens van Nieuwpoort
tot vertraging. Dat werd funest bij de volgende stormvloed (1511). In veel bronnen is dan ook moeilijk een goed onderscheid te maken tussen de gevolgen van de stormvloed van 1509 en die van 1511.
Verder onderzoek naar stormen
men, inpoldering) het getijdenregime zijn
Historisch onderzoek naar stormen in
beïnvloed.
Noord-Nederland wordt belemmerd door
Uiteindelijk levert het verzamelen van
het ontbreken van voldoende geschreven
betrouwbare stormgegevens van vroegere
bronnen. Dit kan echter worden gecom-
eeuwen een belangrijke bijdrage aan het
penseerd door de horizon te verbreden.
‘modelleren’ van het klimaat. Hoe volle-
Het vroegere Zuiderzeegebied biedt hier-
diger de informatie is, hoe beter de voor-
voor voldoende aanknopingspunten. Met
spellingen kunnen worden.
een dozijn havensteden, waarvan het merendeel over een oud stadsarchief be-
Conclusies
schikt, kunnen stormen van vóór 1700
Het onderzoek naar stormen uit het verle-
worden gereconstrueerd. Op dit moment
den is sterk afhankelijk van de beschik-
wordt onderzoek gedaan naar de geschie-
baarheid van voldoende en betrouwbaar
denis en percepties van stormen en over-
bronnenmateriaal. Voor ZW Nederland en
stromingsrampen
Zuiderzeege-
Vlaanderen zijn dit vooral lange series
bied17.
in
het
Documentatie omtrent bij storm
stads- en domeinrekeningen en rekening-
uitgevallen veerbootdiensten naar en tus-
en van dijkonderhoud uit de periode
sen eilanden kan hier aan bijdragen. Zo is
1400-1600. Deze verschaffen veel indi-
bijv. in de oude havensteden in Denemar-
recte informatie over stormen en hoge
ken veel oud-archief bewaard.
vloeden en de hierdoor aangerichte scha-
Voor ZW Nederland en het aangrenzende
de aan dijken, duinen en havenwerken.
Vlaanderen blijven de mogelijkheden voor
Bovendien zijn er verschillende parallelle
onderzoek het meest ideaal. Niet alleen
bronnenseries, zodat gebeurtenissen kun-
zijn er in Vlaanderen stadsrekeningen van
nen worden geverifieerd. Door voor sterk-
vóór 1400, ook zijn er domeinrekeningen
te en omvang van stormen een classifica-
uit de
14e
eeuw. Sommige stadsrekening-
tiesysteem toe te passen ontstaat inzicht
13e
in duur en geografische omvang van een
en gaan terug tot eind
eeuw. Daar-
naast kunnen Zeeuwse domeinrekeningen
stormactiviteit.
van de 14e en 15e eeuw nog voor aanvul-
In totaal zijn er tussen 1400 en 1625
lende gegevens zorgen. Voor het hiaat van
zeven periodes met stormachtig weer te
1625 tot 1700 zijn tientallen reeksen dijk-
onderscheiden. Dit patroon hangt ge-
rekeningen beschikbaar, zowel voor Zee-
deeltelijk samen met luchtdrukpatronen
land als het noordwesten van Noord-
boven de NW Atlantische Oceaan. De Cos-
Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden.
mas- en Damianus stormvloed van 1509
Het resultaat kan zijn een zeer betrouw-
moet erg zwaar zijn geweest, met groot-
bare en continue tijdreeks van stormge-
schalige overstromingen in ZW Nederland
beurtenissen vanaf de 14e eeuw tot 1700,
en nog omvangrijker schade een dag later
toen intrumentele metingen beschikbaar
in Noord-Nederland.
kwamen.
Om het ontbreken van voldoende bron-
Daarnaast is het van belang mogelijke
nenmateriaal voor het noorden van Neder-
veranderingen in stormfrequentie ook te
land op te lossen, kan de onderzoekshori-
koppelen aan de regionale of locale zee-
zon worden verbreed naar het Zuiderzee-
spiegelstijging18. In de inhammen in ZW
gebied of naar Denemarken. Hier bevindt
Nederland en het Waddengebied kan door
zich veel materiaal in oude stadsarchieven
menselijk ingrijpen (o.a. verbindingsdam-
van haven- en vissersplaatsen en van
veerdiensten. Voor zuidwest Nederland en
eeuw, en ook voor het opvullen van het
Vlaanderen bestaan goede mogelijkheden
kennishiaat in 1625-1700.
voor verder onderzoek terug in de 14e
Noten 1
Deze publicatie is een bewerking van een voordracht gehouden op het symposium “Stormvloed 1509 – Geschiedenis van de Dollard”, 19 september 2009, Leer, Oost-Friesland. 2 Gottschalk, M.K.E., 1971-1977. Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, 3 delen. Van Gorcum, Assen. 3 Lamb, H.H & K. Frydendahl, 1991. Historic Storms of the North Sea, British Isles and Northwestern Europe. Cambridge University Press, Cambridge. 4 Douglas, K.S., H.H. Lamb & C. Loader,1978. A meteorological study of July to October 1588: The Spanish Armada storms. Norwich CRU RP-6. 5 Buisman, J. & A.F.V. van Engelen (red.), 1995-2000. Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen. Van Wijnen, Franeker, 4 delen. 6 Shabalova, M.V. & A.F.V. and Engelen, 2003. Evaluation of a reconstruction of winter and summer temperatures in the Low Countries, AD 764-1998. Climatic Change 58: 219-242. 7 Slager, K., 2003. De ramp. Een reconstructie van de watersnood van 1953. Atlas, Amsterdam/Antwerpen. 8 Kraker, Adriaan M.J. de, 2006a. Historical climatology,1950-2006. An overview of a developing science with a focus on the Low Countries. BelGeo 3: 307-339. 9 Kraker, A.M.J. de, 2000. The oldest Dutch ship’s logs (1595-1610), their interest for climate history in general and global climatic change in particular. In: T. Mikami (Ed.), Proceedings of the International Conference. Climate Change and Variability – Past, Present and Future -, Tokyo, 13-17 Sept. 1999. Tokyo Metropolitan University: 95-101. 10 Algemeen Rijksarchief (Brussel) Rekenkamer van Vlaanderen, nr. 32071 (Biervliet) en nr. 36720 (Nieuwpoort). 11 Nationaal Archief (Den Haag), Nassause Domeinraad, nr. 14347, fol. 86vo. (Domein Noord-Beveland, 16191620). 12 Dekker, C., 1988. Tussen twee vloeden. De strijd tegen het water in Zeeland bewesten Schelde tussen 1530 en 1532. Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 103 (4): 607-621. 13 Algemeen Rijksarchief (Brussel), Rekenkamer van Vlaanderen, nrs. 37295- 37296 (Oostende). 14 Kraker, A.M.J. de, 2009. Stormachtig weer in de Lage Landen tussen 1400 en 1625. Reconstructie van stormen langs de zuidoostelijke Noordzeekust, de wijze waarop hun invloed wordt bepaald en veranderingen in het stormpatroon. Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis 2008. Klimaat en atmosfeer in beweging: 1-32. 15 Kraker, A.M.J. de, 2006. Flood events in the southwestern Netherlands and coastal Belgium, 1400-1953. Hydrological Sciences Journal 51: 913-930. 16 Demarée, G. de & R. Muir-Wood, 2009. De ‘Grote Storm van december 1703’ in de Lage Landen – een stormachtige periode in de Spaanse Successieoorlog. Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis 2008. Klimaat en atmosfeer in beweging: 33-54. 17 Pieters,H, 2012. Herinneringscultuur van overstromingsrampen. Gedenkboeken van de overstromingen van 1775, 1776 en 1825 in het Zuiderzeegebied. Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis 21 e, nrs. 1 en 2 juni/december 2012, 48-57. 18 Zie de bijdrage van H. von Storch, 2013 ( in deze band).
Adres van de auteur: Dr. A.M.J. de Kraker Institute for Geo- and Bio-Archaeology Vrije Universiteit Amsterdam E-mail:
[email protected]/nl Dit artikel dient geciteerd te worden als: Kraker, A.M.J. de, 2013. Stormweer in de Nederlanden tijdens de 15e en 16e eeuw. In: K. Essink)Red.), Stormvloed 1509 – Geschiedenis van de Dollard . Stichting Verdronken Geschiedenis, Groningen: 21-30 (ook: online op www.verdronkengeschiedenis.nl)