Jaarverslag 2009
Stichting STRO Oude Gracht 42 3511 AR Utrecht Nederland T: 030-2314314 www.socialtrade.nl
[email protected]
Inhoudsopgave: pagina 1. Voorwoord
3
2. Waar staat STRO voor?
4
3. Projecten STRO
5
4. Methodologische ontwikkelingen
12
5. Algemene informatie STRO
15
6. Financiële positie STRO
18
1. Voorwoord Bekeken van binnenuit zal 2009 te boek staan als het jaar met een aantal belangrijke doorbraken. Naar buiten toe zullen de jaren 2010 en 2011 veel meer als de jaren van doorbraak gelden, omdat dan de resultaten van wat wij intern al aan zagen komen, zichtbaar worden voor derden. De belangrijkste doorbraak mijns inziens is dat het idee geboren werd hoe complementaire geld een omloop datum kan worden meegegeven en hoe ook het aantal keren dat het gebruikt is, bijgehouden kan worden. Wat heb je daar nu aan zult u zeggen. De verleiding is heel groot om dat uit te gaan leggen hoe een en ander werkt, maar ik denk dat dat in de komende jaren duidelijk genoeg wordt. Hoe moeilijk ook, ik zal me daarom nu beperken tot het duiden van een paar effecten: Regeringen, donoren etc krijgen dankzij deze innovatie meer invloed om een bepaalde multiplier, directe + indirecte effect, na te streven van een bepaalde uitgave voor de regionale of nationale economie. Dat is met name belangrijk voor arme gebieden waar inkomend geld zo weer weggevloeid is en ondernemende mensen dus eigenlijk geen kans krijgen een eigen bedrijf te beginnen en tot migratie gedwongen worden. Ik denk dat het feit dat we erin geslaagd zijn complementair geld een datum mee te geven een revolutie teweeg zal brengen in de kredietwereld. Laat ik er niet meer van zeggen dan mocht ik gelijk hebben, dan hoort u het vanzelf. Een andere reden waarom 2009 voor STRO zo belangrijk was, is dat onder aanvoering van Uruguay er grote belangstelling is voor nieuw geld in Latijns Amerika. Daarbij was de herverkiezing van de zittende regering in Uruguay in ons najaar een zeer belangrijk feit. Ik twijfel er niet aan dat de effecten hiervan in de komende jaren zichtbaar zullen worden. Natuurlijk zijn er ook veel tastbare zaken gebeurd in 2009. Zo zijn de Jatropha bomen weer gegroeid en daarmee werd zichtbaarder wat mogelijk is aan het onafhankelijker maken van importen van fossiele brandstof van arme regio’s zoals die in Yoro in Honduras. Ik hoop van harte dat we de fondsen vinden om dit voorbeeld project af te maken en ook te laten zien hoe lokale brandstof-productie ook de motor kan worden van de lokale economische ontwikkeling. De C3 Compras groeide naar boven de 1000 bedrijfjes, er kwamen weer heel wat plaatsen bij die het door STRO ontwikkelde Fomento model van Banco Palmas navolgden. Dit jaar werd zichtbaar dat de aanpak die we in Honduras met Comal ontwikkelden om het eigen kapitaal van een coöperatie liquide te maken, zodat die inzetbaar is voor krediet aan kleine boertjes in de gemeenschap, goed werkt. De grote coöperatie Coopevictoria in Costa Rica kopieert dit model en toont zo de mogelijkheden van dit model. Kortom 2009 was een vruchtbaar jaar. Een springplank naar de volgende jaren
Hoogachtend,
Henk van Arkel Directeur van Stichting STRO
Marinus-Jan Veltman Voorzitter Raad van Toezicht
2. Waar staat STRO voor? Missie en werkwijze STRO ’s missie is het ontwikkelen en introduceren van economische structuren die inherent duurzamer zijn dan de bestaande. De methodes van STRO ondersteunen economische initiatieven, specialisatie en organisaties om kapitaal te vinden voor investeringen en handelen. Dit geschiedt op een wijze die economische keuzes bijstuurt naar duurzamere keuzes op sociaal, economisch en ecologisch gebied. STRO ontwikkelt methodes, voert ze uit, evalueert en systematiseert ze en brengt ze vervolgens met lokale partners in de praktijk. Als STRO een nieuwe methode ontwikkeld heeft, testen we die eerst in een pilot project. Dat zijn altijd kleine projecten met veel ruimte om de uitvoering bij te stellen. Indien de pilot succesvol was, wordt het project op grotere schaal uitgevoerd in een demonstratieproject. Een demonstratieproject laat aan anderen de werking en impact van onze methodes zien. Om te zorgen voor verdere verspreiding van de methodes, kunnen geïnteresseerden demonstratieprojecten bezoeken en zijn de handleidingen van de methodes en de benodigde Cyclos software vrij beschikbaar. In hoofdstuk 4 worden onze belangrijkste methodes beschreven en in hoofdstuk 3 de projecten waar deze methodes in de praktijk gebracht worden. Ons doel is om regionale economieën op te bouwen en nieuwe kansen te creëren voor degenen die in armoede leven. Het theoretische idee hierachter is dat het financiële systeem zoals het tegenwoordig functioneert, te snel geld onttrekt uit arme gemeenschappen in de vorm van rente en importen, hetgeen resulteert in een economische situatie van structurele onderbenutting van capaciteiten.
Doelen voor 2010 en daarna Het doel van STRO ’s huidige Lokale Integrale Duurzame Ontwikkeling (LIDO) Programma is dat eind 2010 twee van STRO’ s methodes zo ver ontwikkeld en getest zijn, dat ze op grote schaal repliceerbaar zijn en impact hebben. Dit doel ligt goed op schema. Diverse Latijns-Amerikaanse regeringen en organisaties hebben interesse om de bedrijvennetwerk methode C3 in hun land toe te passen. Daarnaast is STRO in 2009 toegetreden tot een alliantie van migrantenorganisaties (zie ook 5.5) waarmee we samen onze methodes zullen toepassen in gezamenlijke projecten.
3. STRO’s projecten in 2009 3.1 Brazilië Hoewel de regering Lula de laatste jaren kans heeft gezien enigszins de scherpte weg te halen van de inkomensverschillen in Brazilië, behoren deze nog steeds tot de grootste ter wereld. In die zin is Brazilië de wereld in het klein en is armoede daar nog steeds zeer structureel. Sterker nog, de belangrijkste verzachting van de ellende van de armoede komt door subsidies en die verkleinen eigenwaarde en initiatief maar al te vaak. Regering en centrale bank voeren een economisch beleid dat er op is gericht de hoge waarde van de nationale munt, de Real, op de internationale markt te behouden. Dit beleid is goed voor de sterke delen van de economie. Maar voor kleine ondernemers in armere regio’s betekent het rentes die kunnen oplopen tot 30% per jaar. Alle reden dus om innovaties te ontwikkelen die ook in Brazilië werken. Ontwikkeling wordt steeds minder een kwestie van landen en steeds meer een van groepen die in de marge leven. Daarom is het jammer dat de nieuwe opzet van ontwikkelingssamenwerking eigenlijk niet toestaat dat in een economisch opkomend land als Brazilië nog gewerkt wordt.
3.1.1 C3 CompRaS C3 CompRaS in de regio Rio Grande do Sul, STRO's eerste consument-bedrijvennetwerk in Brazilië, ging begin 2006 van start. Hier moet de methode in een volledig commerciële omgeving het kip-ei probleem oplossen: bedrijven en consumenten willen pas lid worden als er al veel andere bedrijven en consumenten lid zijn. CompRaS fungeert daarmee als het proefproject voor de diverse aspecten van het C3 model, software en juridische status van bedrijfsnetwerken. Het project ontwikkelt richtlijnen voor de opstart van nieuwe C3’s. Deelnemers zijn vooral kleine bedrijven. Het netwerk rekent onderlinge transacties intern af. In 2009 werd onder andere geëxperimenteerd met de zogenaamde buurtbenadering. Dit houdt in nieuwe bedrijven die dicht bij andere leden zitten lid te maken om zo makkelijker horizontale bestedingen binnen het netwerk te krijgen. Met het grote netwerk in Uruguay op komst is CompRaS gaandeweg helemaal dienstverlenend aan het worden voor dat netwerk. Nieuwe elementen in methode, technologie en software kunnen zo in een overzichtelijk milieu getest worden. Desalniettemin was de groei in het aantal deelnemers aanzienlijk en kwam dat boven de 1300 uit aan het eind van het jaar. In Uruguay gaat ook een aparte lijn geopend worden voor coöperatief krediet. Gelukkig kon in CompRaS met de coöperatieve bank Sicredi een overeenkomst worden afgesloten, zodat ook dit aspect van het testen van de aanpak daar kan plaatsvinden. De overeenkomst met de Agencia do Credito liep ook in 2009 door en leidde weer tot een uitbreiding van de hoeveelheid micro kredieten die in het circuit besteed worden.
3.1.2 C3-Paraná- C3 corporate Het C3 gebeuren in Paraná ontwikkelt zich uiterst langzaam. Instrodi (STRO-Brazilië) stopt hier nauwelijks energie in en probeert van een afstand te stimuleren dat de situatie zich verder ontwikkelt. Al een aantal keren leek het project te eindigen, maar steeds weer zagen marktpartijen het toch als een interessante optie om op te pakken. De toekomst blijft echter erg onzeker.
3.2 C3- Uruguay Uruguay staat bekend als een conservatief en degelijk land, vol cultuur. Net als Nederland ligt het tussen grote machtigere buren, bij Uruguay zijn dat Brazilië en Argentinië. Meer dan een eeuw terug behoorde Uruguay tot de rijkste landen ter wereld. Zelfs tijdens de watersnoodramp in 1953 gaven Uruguayanen gul voor de Nederlandse slachtoffers. Helaas was de welvaart gebaseerd op de koeien en toen de klad in de prijzen kwam brokkelde de welvaart gestaag af. De pesos-crisis waarbij het flitskapitaal de band tussen de Argentijnse Pesos en de dollar opblies was de nekslag. De productie liep sterk terug en het land kwam in een economische crisis die vele malen dieper was als die we nu meemaken. Waar Argentinië zich inmiddels behoorlijk herstelt, is Uruguay er nog steeds niet bovenop. De crisis kwam hard aan bij de middenklasse en sommigen verloren alles en werden dakloos. De werkloosheid steeg torenhoog en een groot deel van de goed opgeleide jongeren werd gedwongen hun brood te verdienen in het buitenland. De armoede verdubbelde tussen 1995 en 2006 (van 15 tot 27%). Voor een land dat trots is op haar beschaving is dit een hard gelag. Dit resulteerde erin dat in 2005 voor het eerst in de geschiedenis een linkse regering aan de macht kwam. Met name door de inbreng van de voormalige stadsguerrilla’s, de Tupamaros, is links daar niet dogmatisch maar scherp gefocust op verbetering van het leven voor de armste 50% van de bevolking. Werkgelegenheid is daarom een sleutelbegrip en Arbeid een van de belangrijkste ministeries. Toen Minister van Arbeid Eduardo Bonomi hoorde dat STRO een nieuwe mogelijkheid had ontwikkeld om goedkoop krediet naar het midden- en kleinbedrijf te krijgen was hij direct geïnteresseerd. Al gauw zag de Minister van Industrie hoe het nieuw geld ook een enorme efficiencyslag kan maken voor de rekeningen administratie van de nutsbedrijven en welke kansen mobiele telefoonbetalingen arme mensen bieden op toegang tot bankzaken. De Minister van Financiën zag eerst nog beren op de weg en wilde het nieuwe geld niet accepteren voor de belastingen. Nu is de afspraak dat hij het nieuwe geld eerst mag uitgeven, waarna de belastingbetalingen de balans weer herstellen. Uiteindelijk leidde de steun van de verschillende ministers tot de formele lancering van het nieuwe geld in november 2009, een paar Minister van Financiën dagen voordat de regering herkozen werd. En zo zal in de loop van volgend Álvaro García jaar het nieuwe geld op groeiende schaal een historisch doorbraak betekenen. De steun van de regering van Uruguay is belangrijk, want daardoor durven andere landen het aan om ook voor dit nieuwe geld te kiezen.
3.3 Midden-Amerika Eén van de hoogtepunten in 2009 in Midden-Amerika voor STRO was de regionale conferentie die we in september in El Salvador organiseerden met deelname van al onze lokale partners en andere geïnteresseerden. Goed nieuws is dat het Gota Verde project nieuwe donoren heeft weten aan te trekken en dat een kenniscentrum van start is gegaan voor verspreiding van dit project in de regio. Het Coopevictoria project heeft goede resultaten behaald in 2009 en de zogenaamde "Waardeer het onze” methode is definitief doorgebroken. Een dieptepunt was de staatsgreep in Honduras en de verslechterde mensenrechten situatie die daarop volgde. De Hondurese regering is niet betrokken bij onze projecten in Honduras. En juist omdat vanwege de coup de economie verder ingestort is, zijn onze projecten daar harder nodig dan ooit. We hebben daarom besloten onze projecten in Honduras gewoon door te laten gaan.
3.3.1 El Salvador: REDES De Salvadoraanse Stichting voor Reconstructie en Ontwikkeling (REDES) werd opgericht in 1989 om in de nadagen van de burgeroorlog en daarna vluchtelingen helpen terug te keren naar hun eigen woonplaats. Onderdeel van REDES zijn een kredietcoöperatie (ACORG) en een groothandel voor boeren (INACOSAL), beiden actief in de plaats Suchitoto. ACORG verstrekt sinds kort een deel van haar kredieten aan boeren in lokale eenheden (UDIS genaamd) met een lagere rente dan bij een “gewone” lening. De UDIS kunnen uitgegeven worden bij INACOSAL, maar ook bij een aantal andere winkels die samen het netwerk Xúchit tutut vormen. INACOSAL gebruikt de UDIS uiteindelijk weer om haar leningen bij ACORG af te lossen. Ook kunnen de UDIS uitgegeven worden bij het Punto TRANSacciones project (zie volgende paragraaf). Voordelen van het systeem: • Extra, goedkoop leenkapitaal voor ACORG • Kredieten in UDIS zijn 3% lager dan dollar kredieten • Korting en andere acties voor klanten die in UDIS bij INACOSAL en andere winkels betalen waardoor het aantal klanten en omzet is toegenomen In 2009 bedroeg de omzet 40,000 UDIS (1 UDI = 1 dollar) en waren er 68 winkels die de UDIS accepteren als betaalmiddel. Ook heeft er een uitwisseling plaatsgevonden met het Gota Verde project (zie 3.3.3) om de “Waardeer het onze” methode ook bij Redes toe te passen.
3.3.2 El Salvador: PuntoTRANSacciones STRO heeft samen met de NGO Fusai (Fundación Salvadoreña de Apoyo Integral) het bedrijven netwerk PuntoTRANSacciones opgezet in de hoofdstad San Salvador en directe omgeving. Leden krijgen een krediet in lokale eenheden (TRANS genaamd) die ze bij andere leden kunnen besteden. Ze lossen hun krediet af door zelf producten of diensten in TRANS te verkopen of door TRANS te kopen voor dollars. Werknemers van deelnemende bedrijven kunnen ervoor kiezen een deel van hun salaris in TRANS als voorschot uitbetaald te krijgen In 2008 is het netwerk van start gegaan. Bijna 200 bedrijven (in de categorie klein en micro bedrijf) en particulieren doen nu mee die in 2009 een omzet van ruim 250.000 dollar in het netwerk maakten.
3.3.3 Honduras: Gota Verde Kleinschalige productie en verkoop van pure plantaardige olie (PPO) uit de zaden van de Jatrophaplant (jatropha curcas), in combinatie met roulatie van de Pez (vis), een lokale munt: dat is het concept van het Gota Verde (Groene Druppel) project in Honduras. In 2009 verbouwden de deelnemende boeren in totaal zo’n 700 ha Jatropha. Zodra de planten volgroeid zijn en grote oogsten opleveren zal er PPO (Pure Plantaardige Olie) geproduceerd gaan worden. Hivos en de Amerikaanse donor TechnoServe hebben toegezegd het project tot en met 2012 te blijven steunen. Met steun van Cordaid is een kenniscentrum opgezet dat de opgedane ervaringen en kennis zal verspreiden in de regio. Nu al ontvangt Gota Verde gemiddeld een keer per week bezoekers van andere organisaties die zelf ook een biodiesel project willen starten. In februari 2009 is op kleine schaal de lokale munt van start gaan. De omzet bedroeg ruim 100.000 Peces, wat gelijk is aan ongeveer 5.000 euro.
Biobrandstoffen 2.0: interview met Nadine Planzer Milieukundige en bedrijfskundige Nadine Planzer heeft onderzocht hoe duurzaam het Gota Verde project in Honduras is. Nadine is daar nu een paar maanden. Tijd om kennis te maken met haar en haar werk bij Gota Verde. ‘Ja, het is even wennen, je kunt hier anders dan in Amsterdam niet ’s avonds alleen de straat op, maar…de omgeving is prachtig en de mensen hier zijn ongelooflijk aardig’, zo vertelt Nadine. Gota Verde stelt zich inspirerende doelen: duurzame brandstof maken van de noten van de Jatropha-boom. En een stimulans voor de lokale ontwikkeling en inkomsten voor kleine boeren. Maar hoe ziet de praktijk eruit? Nadine toetst op dit moment Gota Verde aan de duurzaamheidcriteria van (ex-)minister Jacqueline Cramer. Nadine: ‘Ik verzamel gegevens over lucht-, water- en grondvervuiling, over de broeikasbalans, de werkomstandigheden, juridische aspecten, veiligheid en in iets mindere mate ook over de economische kanten van Gota Verde. Dat betekent dat ik met veel mensen praat, zoals milieukundigen, managers, technici en economen. De nadruk ligt op milieu en de sociale aspecten. Ik analyseer de gegevens voor een rapport dat in april of mei 2010 afgerond is’. Kennismaken met Nadine Nadine is de juiste persoon op de juiste plaats om Gota Verde door te lichten op duurzaamheidcriteria. Zo heeft ze onder meer een Masters in Milieu Management. Ze werkte als manager voor een Carbon Credits bedrijf. Onlangs was ze als onderzoekster actief voor het Wereld Natuur Fonds in Vietnam.
Nadine Planzer
Ecohuizen Een subproject van Gota Verde is het bouwen van milieuvriendelijke huizen: ecocasas. De eerste twee huizen die als voorbeeld dienen zijn klaar. Die van aarde (adobe blokken) is goedkoper dan reguliere huizen en zal nu ook op andere plekken gebouwd gaan worden.
Waardeer het onze In het “apreciando lo nuestro” (“waardeer het onze”) project krijgen bewoners in de Gota Verde regio training in het identificeren van uitgaven die gedaan worden aan producten van buiten de regio en komen ze zelf met ideeën hoe die vervangen kunnen worden door lokale producten. Ze starten van hun eigen onderneminkje zoals kleding verkopen, maïs banken opzetten, lokaal vervoer regelen, een viskwekerij etc. In 2009 is deze methode definitief doorgebroken. In 128 workshops zijn in totaal 3.500 mensen bereikt wat geleid heeft tot 300 bedrijven die in een “coaching” traject zitten.
Iris heeft na deelname aan het APLN project haar eigen winkel geopend
3.3.4 Costa Rica: CoopeVictoria In 2009 heeft het complementaire geldsysteem van de coöperatie, dat gebaseerd is op de uitgifte van lokale eenheden (UDIS), een omzet gehaald van ongeveer 70,000 dollar. De UDIS kunnen besteed worden in de winkels van CoopeVictoria (een benzinestation en een distributiecentrum voor landbouwproducten). CoopeVictoria betaalt ook bonussen in lokale eenheden. In het totaal hebben meer dan 1200 mensen geprofiteerd van deze stimulans. Het biodiesel project van Coopevictoria is sterk gegroeid in 2009. Het project hergebruikt bakolie die leerlingen van lokale scholen inzamelen bij hun eigen families en lokale bedrijven. CoopeVictoria betaalt een eerlijke prijs in UDIS voor de gebruikte olie, die ten goede komt aan de schoolbudgetten. In 2009 is 65,000 liter gebruikte olie opgehaald.
3.3.5 Costa Rica: CoopeSilencio CoopeSilencio in de zuidelijke regio Quepos is een bloeiende landbouwcoöperatie en heeft onder meer een restaurant, winkel, hotel en computer-centrum. De samenwerking met CoopeSilencio ging in 2007 van start. CoopeSilencio betaalt 15% van de salarissen van haar werknemers uit in UDIS. Dit gebeurt op vrijwillige basis. De werknemers ontvangen de UDIS graag, omdat ze een bonus krijgen (in UDIS) als ze UDIS accepteren als salaris. De UDIS kunnen besteed worden bij de plaatselijke winkel, hotel en restaurant van CoopeSilencio. Voor CoopeSilencio betekenen de UDIS goedkoop extra handelskapitaal. Extra voordeel: dieven laten de UDIS links liggen, bij geldtransporten en uit de kas zijn tot nu toe alleen colones (de nationale munt van Costa Rica) gestolen. De omzet in UDIS in 2009 bedroeg ruim 50.000 dollar.
3.3.6 Costa Rica: CoopeBrisas CoopeBrisas is een coöperatie die voornamelijk melk produceert. CoopeBrisas heeft een kleine supermarkt en een winkel voor landbouwbenodigdheden. In 2008 is het gebruik van UDIS begonnen. Omdat de financieel manager CoopeBrisas heeft verlaten, is het project nooit echt van de grond gekomen. Daarom wordt dit project waarschijnlijk in 2010 beëindigd.
3.4 Nederland Een belangrijke taak van het kantoor in Nederland is het verder ontwikkelen van de monetaire methodes samen met onze partners waarmee we de methodes in demonstratieprojecten testen. In hoofdstuk 3 staan deze methodes uitgelegd. Waar in voorgaande jaren al onze demonstratieprojecten uitgevoerd werden in Latijns-Amerika is er nu ook interesse in Nederland. Vanwege de financiële crisis kan het MKB steeds moeilijker krediet krijgen. We zijn met diverse partijen in gesprek om te kijken of we een pilot project in Nederland zullen starten. Een andere belangrijke activiteit is het vergroten van de bekendheid van het werk en projecten van STRO bij een breder publiek. De financiële crisis zorgde voor meer aandacht voor het functioneren van het monetaire systeem en hoe het anders kan. Diverse STRO medewerkers gaven op uitnodiging onze visie op de crisis in lezingen en interviews.
Henk van Arkel, directeur van STRO, spreekt op PICNIC, een groot multimedia evenement dat in september in Amsterdam werd gehouden
Ook de presentatie van STRO op internet was in 2009 belangrijk voor de voorlichting van een breder publiek over de mogelijkheden van lokale geld- en handelssystemen voor regionale ontwikkeling in ontwikkelingslanden. De verschillende STRO websites trokken gemiddeld dagelijks bijna 500 bezoekers: • www.socialtrade.nl voor het brede Nederlandse publiek. • www.socialtrade.org voor een internationaal, gespecialiseerd publiek. • www.socialtradegame.org Op deze website kunnen bezoekers de Social Trade Game spelen en zo als manager van een bedrijvennetwerk leren hoe zo’n netwerk functioneert • www.cyclos.org De website voor iedereen die de gratis software Cyclos (zie ook 4.5) wil gaan gebruiken voor de administratie van zijn/haar lokaal geld systeem
4. Methodologische ontwikkelingen Veel regio’s en gemeenschappen in ontwikkelingslanden laten lokale hulpbronnen ongebruikt. Dit zijn hulpbronnen die ze kunnen gebruiken om hun eigen ontwikkeling te stimuleren: (gedeeltelijk) werklozen (mensen die kunnen en willen werken), land dat ongebruikt blijft, uitrusting waarvan slechts een fractie van de capaciteit wordt gebruikt. Aan de andere kant zijn er consumenten en ondernemingen die huizen, producten en diensten nodig hebben, maar niet het geld hebben om deze aan te schaffen. Gevangen in deze paradoxale situatie van ongebruikte hulpbronnen, gecombineerd met een onvervulde behoefte, blijven deze regio’s vaak arm. Ondernemers hebben niet de middelen om te investeren, want ze hebben geen toegang tot krediet of kunnen de hoge rentelasten niet dragen. Tegelijkertijd hebben de consumenten niet het vermogen hun producten te kopen en wel de behoefte aan werk. De beperkende factor in deze situatie kan geïdentificeerd worden als een gebrek aan ruilmiddel. Samen met partnerorganisaties ontwikkelt STRO methodes die het probleem verminderen van het gebrek aan ruilmiddel in lokale en regionale economieën. Met de economische crisis kunnen deze methodes niet alleen in arme gebieden in het Zuiden ingezet worden maar ook in het Westen.
4.1 Commodity Backed Currency (munt gedekt door goederen) Een organisatie of bedrijf geeft bonnen uit waarmee ze producten en diensten koopt die ze nodig heeft of waarmee ze een deel van de salarissen van haar personeel uitbetaalt. De ontvangers kunnen de bonnen besteden bij alle bedrijven en winkels die meedoen en kunnen in ieder geval altijd uitgegeven worden aan producten bij de organisatie die de bonnen uitgeeft. De bonnen zijn dus gedekt door producten. Deze methode testen we in de praktijk in de coöperatie projecten in Costa Rica (zie 2.2.4 t/m 2.2.6) waar de dekking gevormd wordt door de producten die de landbouwcoöperaties maken. In Gota Verde zal deze methode vanaf 2009 toegepast worden. De dekking van de bonnen zal dan biobrandstof zijn, gemaakt van de jatropha zaden.
4.2 Loan Backed Currency (munt gedekt door leningen) De eenheden in een Loan Backed Currency (LBC) project zijn gedekt door schulden die weer gedekt zijn door garanties van bijvoorbeeld een verzekeringsmaatschappij dat ze niet terugbetaalde schulden zullen uitkeren. Een microkrediet instelling kan een deel van haar leningen uitgeven in eenheden die ze vervolgens accepteert als betaalmiddel om leningen mee af te lossen. Eenheden kunnen de vorm van bonnen hebben of digitaal zijn met gebruik van onze Cyclos software (zie 3.5). In het begin zullen alleen bedrijven met schulden bij de microkrediet instelling de eenheden accepteren, maar de verwachting is dat naarmate er meer eenheden in omloop komen, ook andere bedrijven de eenheden zullen accepteren, omdat dit leidt tot extra omzet voor hen. Bij toenemende acceptatie kan een groter deel van het leenfonds van de instelling uitgeleend worden in eenheden. Het voordeel voor de microkrediet instelling is dat zij haar leenkapitaal vergroot zonder extra kosten (gedefinieerd als de kosten om leenkapitaal aan te trekken, bv. rentevergoeding aan spaarders). Vooral in landen met hoge rentes kan de LBC leiden tot grote verschillen in rentepercentages tussen leningen in de nationale munt en leningen in eenheden. De LBC methode wordt momenteel toegepast in het REDES project (zie 2.3.1).
4.3 C3: Handelsnetwerk rond nieuw geld In een C3 kunnen ondernemingen claims ruilen voor liquiditeit. Voorwaarde is dat er een garantie is dat de claim op een zeker moment omgezet kan worden in geld. Door deze garantie is de claim zelf bijna geld. Het verschil is dat dit betaalmiddel alleen maar in dit specifieke betaalcircuit gebruikt kan worden. Voordelen zijn meer handel, lagere rentekosten voor ondernemingen en verhoogde koopkracht voor consumenten. In 2009 draaide de C3 methode volop in C3-Compras (zie 3.1.1) en in C3-PuntaTRANSacciones (zie 3.3.2). C3-Uruguay (3.3) is qua opzet nu een uitgegroeid tot een compleet duaal betaalsysteem. De opschaling betekent echter ook dat we voor de eerste transacties nog moeten wachten tot in 2010.
Wat is een C3 (Commercial Credit Circuit)? Een C3 biedt ondernemers toegang tot sneller en goedkoper krediet. Zo bestaat de mogelijkheid om uitstaande rekeningen (= nog te ontvangen geld) onmiddellijk besteedbaar te maken. In theoretische, economische termen optimaliseren participanten hun bestedingen, niet alleen vanuit het perspectief goederen en diensten te verkrijgen, maar ze proberen ook mee te wegen wat de kans is dat hun bestedingen zullen terugkeren in de vorm van werkgelegenheid of nieuwe verkoop. Hoewel de C3-methode in veel opzichten op commerciële barter lijkt, is het beter te begrijpen met als voorbeeld van General Motors. Dit bedrijf betaalde haar leveranciers met bonnen die deze kunnen verzilveren op het moment dat de auto’s verkocht worden. Deze claim op toekomstige cash wordt dankzij het handelsnetwerk op Internet bijna net zo liquide als geld. Bedrijven en organisaties van ondernemers sluiten zich aan bij de C3, omdat deze zorgt voor commerciële relaties en toegang tot koopkracht. Binnen het netwerk handelen ondernemingen en consumenten met elkaar door middel van bonnen of een geautomatiseerd systeem (Cyclos software) om de transacties te bevorderen (e-marketing, ook beschikbaar voor kleinere ondernemingen) en betalingen te registreren. De claims die de leden t.o.v. elkaar hebben, hebben een garantie van de partnerbank. Consumentengeld, uitgebreid krediet uit de ketens van toeleveranciers (zoals in het voorbeeld met General Motors) en roterend krediet realiseren leningen tegen lage kosten voor de leden. Op deze manier kan het collectieve, economische voordeel van de keuze voor handel binnen de C3 vertaald worden naar individuele voordelen. De interne handel zorgt voor nuttige informatie om de verzoeken om leningen te evalueren. Dit kan leiden tot goedkopere processen en hogere tarieven voor de terugbetaling.
4.3.1 Migranten, remittances en C3 Remittances zijn geld dat migranten terugzenden naar hun familie. Het totaal aan overboekingen vna remittances is hoger dan het totaal van “ Direct Foreign investment” en Ontwikkelingshulp. STRO is al enige tijd bezig om een methologie te ontwikkelen om het geld van migranten en migranten kennis te gebruiken voor de ontwikkeling van hun gemeenschappen van herkomst, door de overdracht van remittances overmakingen via / in een plaatselijke C3. Gezinnen krijgen remittances in de vorm van een claim in plaats van de nationale valuta. De claims hebben dezelfde waarde als het overgemaakte bedrag door de migrant (+ een bonus). De claims kunnen alleen worden besteed bij de bedrijven die lid zijn van de C3. Er is een time-gap tussen het moment waarop de remittances worden ontvangen in claims en wanneer geld daadwerkelijk nodig is voor de conversie naar de nationale munt. Deze time gap wordt dan ook gebruikt om overmakingen te clusteren in hogere volumes om betere voorwaarden te onderhandelen en om korte termijn financiering van microkredieten mogelijk te maken waardoor het gebrek aan commerciële kapitaal voor de kleine bedrijfjes aangepakt word. In 2009 heeft STRO onderzoek gedaan in Italië onder vier migrantenorganisaties en meer dan 40 migranten waaruit blijkt dat migranten open staan voor de innovaties van STRO op dit gebied. Echter
het financiële en sociale voordeel voor de migrant en familie moet duidelijk aantoonbaar zijn. STRO werkt in 2010 hard eraan om een pilot project op te zetten waarin de voordelen voor iedereen duidelijk zijn. STRO´s voorstel zou de migranten hen de mogelijk geven om zelf te bepalen voor welke doeleinden hun geld in hun land van herkomst door de familie word gebruikt – op deze manier zouden de migranten meer controle hebben over de uitgaven van hun zelf verdiende geld (bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat de maandelijkse onderwijs kosten van hun kinderen standaard worden betaald). STRO is op dit moment bezig om C3 transacties mogelijk te maken via mobiele telefoons, hierbij zal de C3-Remittances project beter aangepast zijn aan de behoeften van de migranten die in het algemeen een druk dagelijks leven hebben. Het is waard om op te merken dat de migranten heel goed inzicht kregen over de voordelen van het voorstel voor de lokale ontwikkeling van hun eigen gemeenschap, en zag ook dit programma als een kans om eventueel een dag terug naar huis te kunnen gaan. 4.4 simulatie van lokale geldstromen STRO is alweer enkele jaren bezig met een onderzoek- en simulatieproject waarin ontwikkelingsexperts, computerwetenschappers, economen en gameprogrammeurs samenwerken. De onderzoekspoot van het project brengt het multipliereffect in kaart van investeringen, donaties, microkrediet en andere inputs van geld in een locale economie als geheel. Hiervoor wordt een meetinstrument ontwikkeld om geldcirculatie binnen een lokale economie te volgen. Daarnaast heeft STRO samen met Instrodi in Brazilië een simulatiegame gemaakt voor beleidsmakers, veldwerkers van NGO’s en andere geïnteresseerden om inzicht over geldstromen en lokaal geld te vergroten. Dit spel kan gespeeld worden op www.socialtradegame.org In Nederland wordt samengewerkt met twee universiteiten: de vakgroep informatie- en computerwetenschappen van de Universiteit Utrecht en het CIDIN van de Universiteit Nijmegen. In 2009 heeft een studente van de Universiteit Utrecht in Brazilië gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de simulatie.
4.5 Internet transactie software Cyclos Cyclos is open-source (gratis) software die de financiële administratie van complementair geldsystemen. Cyclos wordt gebruikt in STRO’s eigen projecten in Brazilië, Uruguay en El Salvador, maar ook in ruim 100 andere projecten waar STRO niet bij betrokken is. In 2009 is Cyclos ook beschikbaar gekomen in het Frans, Chinees en Japans. Er is een SMS-module ontwikkeld waarmee gebruikers binnen Cyclos per sms standaard bankoperaties kunnen uitvoeren zoals betalingen uitvoeren en saldo informatie opvragen. Ook is er een POS-module (Point of Sale) waarmee gebruikers bijvoorbeeld kunnen betalen met een pinpas of door een code in te toetsen bij elk bedrijf of winkel dat een kaartlezer heeft. Als een microkrediet instelling een kaartlezer die een mobiel netwerk kan ontvangen, dan kan zij financiële diensten aanbieden in elk gebied met mobiele dekking. Dit is vooral interessant voor microkrediet instellingen die actief zijn op het platteland. Verder is er gewerkt aan een module om Cyclos te kunnen koppelen aan microkrediet software van financiële instellingen zodat zij microkrediet kunnen aanbieden gebruik makend van STRO’s complementair geldsystemen. In 2009 is begonnen met het programmeren van een module die het mogelijk moet maken aan eenheden een afnemende malus (omwisselkosten) toe te kennen. Ook vanuit Europa is er interesse in de nieuwe mogelijkheden die dit met zich meebrengt. Tenslotte is er hard gewerkt aan Cyclos 4.0, de nieuwe versie van Cyclos die gemakkelijker in gebruik is en geschikt is om grote aantallen transacties te kunnen verwerken.
5. Algemene informatie over STRO
5.1 Organisatiestructuur van STRO STRO is een stichting waar eind 2009 13 betaalde medewerkers werkten, versterkt door 4 vrijwilligers. Daarnaast werken nog eens 12 adviseurs in het buitenland om de projecten ter plekke te ondersteunen. Het softwareteam is gevestigd in Porto Alegre en Montevideo, waar het nauw betrokken is bij de gebruikers van de software. Het personeelsbeleid van STRO is erop gericht om een kans op werkervaring te bieden voor mensen voor wie dat relatief moeilijk is. Zo heeft STRO 7 medewerkers in dienst met een loonsubsidie waarvan er in 2009 twee doorstroomden naar een regulier betaalde baan. Via het PSO Youthzone en Crossover programma zendt STRO regelmatig jongeren en migranten uit naar het buitenland om onze projecten te ondersteunen en tegelijkertijd werkervaring op te doen. Directeur en enig lid van de directie van STRO is Henk van Arkel die in 2009 een bruto jaarsalaris ontving van €57.600. Volgens de berekeningsmethodiek die de VFI heeft opgesteld naar aanleiding van de code Wijffels voor Goede Doelen, zou de directeur €87.000 mogen verdienen, waar hij dus ruim onder zit 1 . De directie is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van STRO.
5.2 Raad van Toezicht Stichting STRO heeft een Raad van Toezicht bestaande uit de volgende personen: Naam Marinus-Jan Veltman
Functie in RvT: Voorzitter
Werkzaam in: LED-toepassingen
Ida Mulder Janet Helder
Lid Lid
Gezondheidszorg Belastingdienst
Nevenfuncties: Voorzitter bestuur Solid House Foundation -
Lid sinds: 2005
2001 2005
De Raad van Toezicht (RvT) is verantwoordelijk voor het toezicht op het beleid van STRO en de algemene gang van zaken uitgevoerd door de directie. Hiertoe behoort ook het goedkeuren van de financiële verslagen en de begrotingen van het komende jaar. De Raad van Toezicht heeft twee maal vergaderd in 2009 en daarbij de jaarrekening 2008 en de begroting voor 2010 goedgekeurd. Daarnaast is de RvT geïnformeerd door de directie over de stand van zaken van de lopende projecten en projecten die mogelijk van start gaan. De strategie voor fondswerving is uitgebreid besproken, met name de aanvraag in het kader van het Medefinancieringsstelsel bij de Minister van Ontwikkelingssamenwerking. Leden van de RvT krijgen geen betaling of vergoeding voor deze verantwoordelijkheid, zij doen dit werk op vrijwillige basis. Leden mogen maximaal 10 jaar aaneengesloten lid zijn van de Raad van Toezicht.
1
Zie voor de berekeningsmethodiek de “Adviesregeling beloning directeuren van Goede Doelen” uit december 2005 van de VFI, de brancheorganisatie van erkend goede doelen. Volgens deze methodiek scoort de directeur van STRO 375 bsd-punten wat neerkomt op functiegroep G: max. €87,000 pj.
5.3 Comité van Aanbeveling Het Comité van Aanbeveling van STRO bestaat uit:
Herman Wijffels, hoogleraar 'duurzaamheid en maatschappelijke verandering, ex-bewindvoerder van de Wereldbank en ex-informateur van het kabinet Balkenende IV: STRO maakt andere wegen naar een menswaardig bestaan zichtbaar, als alternatief voor de steeds dominantere geldeconomie.
Margreeth de Boer, ex-minister VROM: Wat ik in de STRO aanpak zo waardeer is dat u gewoon doorgaat met uw activiteiten; steeds zoekend naar een weg en een methode, die met vallen en opstaan wel tot dat doel leidt, die eerlijker en duurzamer samenleving.
Professor Bob Goudzwaard, emeritushoogleraar aan de VU in Amsterdam: Al jarenlang houdt STRO in onze samenleving de hoop gaande dat concrete en zinvolle veranderingen mogelijk zijn. Zij geeft daar met handen en voeten uitdrukking aan, momenteel tot in het buitenland toe. Als één organisatie effectief de leugen aantoont van de slogan TINA, there is no alternative, dan is het wel STRO. Jan Terlouw, ex-minister van economische zaken, fysicus en kinderboekenschrijver: Om de klimaatverandering effectief tegen te gaan, zijn diepe ingrepen nodig op het gebied van investeringen. O.a daarom is het van groot belang dat STRO zoekt naar nieuwe structuren, die minder belemmerend zijn voor het voeren van beleid voor de langere termijn.
5.4 Donateurs, ANBI en CBF Verklaring van geen bezwaar STRO heeft ongeveer 2.000 donateurs en geïnteresseerden die drie maal per jaar een nieuwsbrief ontvangen met de laatste informatie over de projecten. STRO streeft er naar dat de kosten van donateurswerving zo laag mogelijk zijn ten opzichte van het totaal bedrag aan donaties. In 2009 bedroeg dit percentage 9%. Stichting STRO is door de belastingdienst aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI), wat betekent dat giften aan STRO aftrekbaar zijn van de belasting. Verder had STRO tot eind 2009 de “Verklaring van geen bezwaar” van het Centraal Bureau voor Fondsenwerving (CBF) die eisen stelt aan bestuur, beleid, rapportage en fondswerving. Omdat het CBF de regels heeft aangepast, zou STRO nu een nieuw keurmerk moeten aanvragen: het CBF-keur. Dit keur kost jaarlijks enkele duizenden euro’s terwijl de verklaring van geen bezwaar slechts een paar honderd euro STRO is een Algemeen Nut kostte. Omdat we dat geld liever aan projecten besteden, Beogende Instelling: uw giften zijn aftrekbaar van de belastingen hebben we besloten geen CBF-certificering meer aan te vragen. Uiteraard blijven we wel voldoen aan de regels die het CBF aan ons stelde. 5.5 nieuwe samenwerkingen In 2009 is STRO een aantal nieuwe samenwerkingen gestart. Op 28 juli tekenden we een samenwerkings-overeenkomst met een alliantie van migrantenorganisaties. Binnen deze coalitie werken hindoe, islamitische en christelijke organisaties samen: • Seva Network Foundation is de initiatiefnemer voor de samenwerking. Seva heeft een hindoestaanse achtergrond en is succesvol in vele landen waaronder Suriname en India. • Islamic Relief Nederland maakt deel uit van het wereldwijd opererende Islamic Relief en werkt aan duurzame ontwikkeling en noodhulp in Oost-Europa, het Midden-Oosten, Azië en Afrika. • Global Human Rights Defence is een mensenrechten organisatie. Global Human Rights Defence zet zich in voor minderheden en gemarginaliseerde groepen • Sankofa is een Ghanese diaspora organisatie met enkele zeer succesvolle projecten in Ghana.
Radj Bhondoe, directeur van Seva en Henk van Arkel, directeur van STRO, tekenen contract
Immigranten sturen vaak geld naar het thuisfront, de z.g. remittances. De STROaanpak kan de impact van de remittances vergroten (zie ook 4.3.1). Daarin ligt ook ons startpunt voor de samenwerking. Onze kennis en ervaring met microkrediet, duurzame energie en stimulatie van lokale productie worden andere punten van samenwerking. We hebben het gemeenschappelijk programma "Maatwerk en meerwaarde door samenwerking met migranten" opgesteld, waarvoor we subsidie hebben aangevraagd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken onder het medefinancieringsstelsel (mfs) voor particuliere organisaties.
Verder werkt STRO samen met Bernard Lietaer aan het onderzoeken van de mogelijkheden om C3netwerken in Europa te starten. Lietaer, voormalig topman bij de Belgische Bank, is een expert op het gebied van complementaire geldsystemen en is auteur van o.a. “Het geld van de toekomst”.
6. Financiële positie STRO STRO’s financiële positie is momenteel goed. Dankzij de kleine winst in 2009 is het eigen vermogen licht toegenomen. De vooruitzichten voor 2010 zijn goed omdat de subsidies van de belangrijkste donoren, DGIS en PSO, doorlopen tot en met 2010. Daarna zal de subsidie van DGIS stopgezet worden en van PSO verlaagd worden. Daarom is STRO nu enerzijds al bezig subsidies van nieuwe donoren te werven. Anderzijds streven we ernaar 2010 met een positief resultaat af te sluiten. Begroot voor 2010 is een winst van €25.000 die ingezet zal worden om eventuele tekorten in 2011 op te vangen.