Stichting pensioenfonds NIBC Pensioenreglement 2014 Geldig voor Werknemers die: in dienst zijn getreden op of na 1 januari 2014; op 31 december 2013 Deelnemer waren aan Pensioenreglement 2007 en geboren zijn op of na 1 januari 1950;
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
1/26
INHOUDSOPGAVE Artikel 1 Definities................................................................................................................................................. 4 Artikel 2 Karakter regeling .................................................................................................................................... 8 Artikel 3 Deelnemerschap ...................................................................................................................................... 8 Artikel 4 Informatieverstrekking ............................................................................................................................ 9 Artikel 5 Aanspraken ........................................................................................................................................... 10 Artikel 6 Pensioengevend salaris ......................................................................................................................... 10 Artikel 7 Pensioengrondslag en franchise ............................................................................................................ 10 Artikel 8 Ouderdomspensioen over pensioengrondslag A ................................................................................... 11 Artikel 9 Beschikbare premie en pensioensparen over pensioengrondslag B en C ............................................. 11 Artikel 10 Partnerpensioen................................................................................................................................... 12 Artikel 11 Wezenpensioen ................................................................................................................................... 13 Artikel 12 Uitkering bij overlijden....................................................................................................................... 14 Artikel 13 Feitelijke Pensioendatum voor de Pensioenrichtdatum ...................................................................... 14 Artikel 14 Deeltijdpensionering ........................................................................................................................... 15 Artikel 15 Partnerpensioen na de Feitelijke Pensioendatum ............................................................................... 16 Artikel 16 In hoogte variërend ouderdomspensioen ............................................................................................ 17 Artikel 17 Onbetaald verlof ................................................................................................................................. 17 Artikel 18 Bijzonder Partnerpensioen .................................................................................................................. 18 Artikel 19 Pensioenverevening na Scheiding....................................................................................................... 18 Artikel 20 Arbeidsongeschiktheid........................................................................................................................ 19 Artikel 21 Wijziging van het Pensioenreglement ................................................................................................ 20 Artikel 21a Bijdragen ............................................................................................................................................ 21 Artikel 22 Beëindiging van het deelnemerschap.................................................................................................. 21 Artikel 23 Onvrijwillige werkloosheid ................................................................................................................ 22 Artikel 24 Afkoop, vervreemding en waardeoverdracht ...................................................................................... 23 Artikel 25 Waardevastheid ................................................................................................................................... 24 Artikel 26 Uitbetaling van de pensioenen ............................................................................................................ 24
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
2/26
Artikel 27 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten ............................................................................... 25 Artikel 28 Verplichtingen rechthebbenden .......................................................................................................... 25 Artikel 29 Anti cumulatie..................................................................................................................................... 25 Artikel 30 Klachten of geschillen ........................................................................................................................ 26 Artikel 31 Onvoorziene gevallen ......................................................................................................................... 26 Artikel 32 Inwerkingtreding ................................................................................................................................. 26
Bijlage I
Uitvoering Pensioenspaarregeling O.a. de beleggingsscenario´s, aan- en verkoopkosten bij inleggen/switchen/met pensioen gaan/uitgaande Waardeoverdrachten.
Bijlage II
Tabellen en actuariële factoren O.a. de fiscale tabel vrijwillig pensioensparen, actuariële factoren inzake uitruil NP, inzake eerder/later, inzake hoog/laag.
Bijlage III
Overgangsbepalingen Deze bepalingen zijn van toepassing op Werknemers die geboren zijn op of na 1950 en op 31 december 2006 Deelnemer waren in de zin van het Pensioenreglement 2000 of Pensioenreglement 2001 en die vanaf 1 januari 2007 Deelnemer zijn geworden in de zin van dit reglement.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
3/26
Artikel 1 Definities In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: 1) ADV compensatie: De ADV compensatie is de compensatie in tijd te sparen op de persoonlijke tijdrekening of in geld voor het aantal gewerkte uren boven het standaard aantal arbeidsuren in een jaar. De ADV compensatie is alleen van toepassing voor werknemers met een binnen CAO-contract. 2) Arbeidsongeschikt(heid): Arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de WIA. 3) Berekeningsdatum: De datum waartegen een pensioenrechten berekening wordt uitgevoerd. 4) Bestuur: Bestuur van de Stichting. 5) C.A.O.: De collectieve arbeidsovereenkomst in het Bankbedrijf, met de ter zake doende pensioenprotocollen, waarbij de Werkgever is aangesloten. 6) Deelnemer: De Werknemer die voldoet aan het bepaalde in artikel 3. 7) Deelnemersjaren: Het aantal jaren van aanvang van het deelnemerschap tot einde deelneming of voor actieve Deelnemers tot Berekeningsdatum inclusief de ingekochte Deelnemersjaren op grond van het bepaalde in artikel 24 lid 5. Het aantal Deelnemersjaren wordt in jaren en maanden nauwkeurig bepaald, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand gerekend wordt. In afwijking van de eerste volzin wordt voor de Werknemer die op grond van artikel 3 lid 1 letter b of c als Deelnemer aan het Pensioenreglement 2014 wordt aangemerkt, het aantal Deelnemersjaren vastgesteld conform artikel 1 en 2 van bijlage III. 8) Deelnemersjaren Partnerpensioen: Het aantal jaren van aanvang van het deelnemerschap tot einde deelneming of voor actieve Deelnemers tot Berekeningsdatum inclusief de ingekochte Deelnemersjaren op grond van het bepaalde in artikel 24 lid 5. Het aantal Deelnemersjaren Partnerpensioen wordt in jaren en maanden nauwkeurig bepaald, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand gerekend wordt. In afwijking van de eerste volzin wordt voor de Werknemer die op grond van artikel 3 lid 1 letter b of c als Deelnemer aan het Pensioenreglement 2014 wordt aangemerkt, het aantal Deelnemersjaren Partnerpensioen vastgesteld conform artikel 1 lid 2 en artikel 2 lid 2 van bijlage III vermeerderd met het aantal jaren vanaf 1 januari 2007 tot einde deelneming of voor actieve Deelnemers tot Berekeningsdatum vermeerderd met de vanaf 1 januari 2007 ingekochte Deelnemersjaren op grond van het bepaalde in artikel 24 lid 5. 9) Deeltijdfactor: Het met de Werkgever overeengekomen aantal arbeidsuren gedeeld door het voor de betreffende Deelnemer standaard aantal arbeidsuren. Iedere wijziging gedurende het jaar wordt naar rato in aanmerking genomen. 10) Dienstbetrekking: De Dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
4/26
11) Feitelijke Pensioendatum: De eerste dag van de maand waarover de (Gewezen) Deelnemer ouderdomspensioengelden ontvangt. Deze datum dient te liggen tussen de eerste van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 57-jarige leeftijd bereikt en de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. In beginsel is de Feitelijke Pensioendatum gelijk aan de Pensioenrichtdatum, tenzij de (Gewezen) Deelnemer besluit tot vervroeging van deze Feitelijke Pensioendatum. 12) Gemiddelde Deeltijdfactor: De Gemiddelde Deeltijdfactor wordt per Deelnemer bepaald door alle Deeltijdfactoren gerelateerd aan de tijd waarop de betreffende factor van toepassing was te delen door de totale deelname tijd. 13) Gepensioneerde: Degene die, na zelf (Gewezen) Deelnemer te zijn geweest, krachtens de bepalingen van dit reglement ouderdomspensioen ontvangt. 14) Gewezen Deelnemer: Degene van wie het deelnemerschap - anders dan door overlijden, (deeltijd)pensionering, Arbeidsongeschiktheid - vóór de Feitelijke Pensioendatum is geëindigd en die aanspraken aan dit reglement kan ontlenen. 15) Gewezen Partner: Onder Gewezen Partner wordt verstaan: a) de man of vrouw als bedoeld in artikel 1 lid 20 onder a) van wie het huwelijk met de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dus niet bij beëindiging van het huwelijk door omzetting van het huwelijk in een geregistreerd partnerschap; b) de man of vrouw als bedoeld in artikel 1 lid 20 onder a) van wie het geregistreerde partnerschap met de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is beëindigd anders dan door de dood of vermissing dan wel omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk; c) de man of vrouw als bedoeld in artikel 1 lid 20 onder b) die in het verleden als Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde was aan te merken en waarvan overeenkomstig artikel 28 lid 3 de gezamenlijke huishouding is beëindigd anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap met dezelfde Partner als waarmee de gezamenlijke huishouding bestond; d) uitsluitend in geval van pensioenverevening; degene die van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is gescheiden van tafel en bed. 16) Inkomensgrens: De Inkomensgrens wordt gesteld op EUR 58.801 (01-03-2013). Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 maart, door het Bestuur aangepast. Daarbij wordt de algemene loonontwikkeling bij de Werkgever gedurende het voorafgaande jaar gevolgd, het Bestuur kan daarvan onder motivatie afwijken. 17) Jaarsalaris: Het Jaarsalaris is gelijk aan twaalf maal het vaste maandsalaris van de maand maart respectievelijk het vaste maandsalaris van de maand waarin de dienstbetrekking aanvangt, vermeerderd met de bijbehorende vakantietoeslag en de dertiende maand.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
5/26
18) Kinderen: Kinderen die geboren zijn vóór de Feitelijke Pensioendatum met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staat alsmede stief- of pleegkinderen van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde die geboren zijn vóór de Feitelijke Pensioendatum. Met vader of moeder wordt in dit reglement de vader of moeder in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld. In gevallen waar Kinderen door een Deelnemer worden opgevoed en onderhouden als ware het eigen Kinderen beslist het Bestuur of deze Kinderen als Kinderen in de zin van dit reglement worden beschouwd. 19) Nabestaanden: Nabestaanden in de zin van dit reglement zijn (Gewezen) Partner(s) en Kinderen van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. 20) Partner: Onder Partner wordt verstaan: a) de man of vrouw die de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde op het moment van overlijden achterlaat en met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de Feitelijke Pensioendatum in het huwelijk is getreden of een geregistreerd partnerschap is aangegaan en van wie de Deelnemer niet is gescheiden als bedoeld in artikel 1 lid 25, dan wel; b) de man of vrouw die de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde op het moment van overlijden achterlaat en met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór het beëindigen van het deelnemersschap samenwoont mits: i) beide Partners ongehuwd zijn én geen geregistreerd partnerschap met derden zijn aangegaan; en ii) de betreffende Partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde; en iii) de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en diens Partner een vóór de Feitelijke Pensioendatum notarieel verleden samenlevingscontract aan de Stichting overleggen waaruit blijkt dat er sprake is van een duurzaam samenlevingsverband; en iv) een recent uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie wordt overgelegd waaruit blijkt dat beide Partners op één adres woonachtig zijn; en v) de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde uitdrukkelijk schriftelijk verzoekt dat zijn Partner in de zin van dit reglement als zodanig wordt aangemerkt, waarbij niet meer dan één Partner tegelijk kan worden aangemerkt; en vi) de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde jaarlijks aan de Stichting schriftelijk bevestigt dat de samenleving voortduurt; en vii) bij huwelijk of geregistreerd partnerschap van één van beide Partners het samenlevingsverband als beëindigd wordt beschouwd; en viii) zodra het samenlevingsverband eindigt dient een door de Deelnemer ondertekende verklaring met de datum van beëindiging aan de Stichting te worden gezonden. Het Partnerpensioen is gedekt vanaf de datum waarop de Stichting het verzoek als bedoeld onder v, van de Deelnemer heeft ontvangen. 21) Pensioenovereenkomst: De in dit pensioenreglement vervatte Pensioenovereenkomst in de zin van hoofdstuk 2 van de PW. 22) Pensioenrichtdatum: De eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. 23) PW: Pensioenwet. 24) Restverdiencapaciteit: Het verschil tussen 100% enerzijds en de mate van Arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in een percentage van de volledige Arbeidsgeschiktheid anderzijds. Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
6/26
25) Scheiding: Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk. 26) Scheidingsdatum: i) de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of ii) de datum waarop de beschikking van ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of iii) de datum waarop de rechtelijke uitspraak na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of iv) de datum waarop de gezamenlijke verklaring na de beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of v) de datum waarop de Partners die een gezamenlijke huishouding voerden, hun gezamenlijke huishouding hebben beëindigd, blijkens een schriftelijke verklaring van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. 27) S.F.V.P.: Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering. 28) Statuten: De Statuten van de Stichting. 29) Stichting: Stichting pensioenfonds NIBC 30) Toekomstige Deelnemersjaren: Voor Deelnemers het aantal jaren tussen de Berekeningsdatum en de Pensioenrichtdatum. 31) Uitvoeringsovereenkomst: Een Uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 van de PW. 32) Verzekeraar: De levensverzekeringsmaatschappij als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht met wie door de Deelnemer bij aanwending van zijn pensioenspaarsaldo een pensioenverzekering wordt gesloten. 33) Volle wees: Degene die bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde zijn pensioengerechtigde Kind is en van wie de langstlevende ouder of verzorger is overleden. 34) Waardeoverdracht: Waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de PW. 35) Werkgever: NIBC Bank N.V. alsmede elke met haar ten opzichte van haar in de neergaande lijn in een groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek verbonden rechtspersoon of instelling welke op grond van haar rechtsbanden met NIBC Bank N.V. op voordracht van NIBC Bank N.V. bij besluit van de raad van bestuur als zodanig is erkend, met dien verstande dat voorafgaande aan het besluit van de raad van bestuur tot erkenning de deelnemersvergadering zoals gedefinieerd in de Statuten zal worden geraadpleegd indien het aantal Deelnemers werkzaam bij de toetredende rechtspersoon of instelling meer bedraagt dan 20% van het aantal Deelnemers werkzaam bij NIBC Bank N.V..
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
7/26
36) Werknemer: Degene die een arbeidsovereenkomst met de Werkgever is aangegaan. 37) WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. 38) W.W.: Werkloosheidswet. 39) Ziekte: Ziekte in de zin van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek dan wel in de zin van de Ziektewet.
Waar in dit pensioenreglement de mannelijke vorm wordt gebruikt wordt ook de vrouwelijke vorm bedoeld.
Artikel 2 Karakter regeling Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de PW ten aanzien van de aanspraken als bedoeld in artikel 5 letter a, d en e. Dit pensioenreglement betreft tevens de uitvoering van een premieovereenkomst in de zin van de PW ten aanzien van de aanspraken als bedoeld in artikel 5 letter b en c.
Artikel 3 Deelnemerschap 1. Om als Deelnemer te kunnen worden toegelaten moet de Werknemer een Dienstbetrekking hebben met de Werkgever en: a) op of na 1 januari 2007 een Dienstbetrekking zijn aangegaan met de Werkgever; of b) op 31 december 2006 Deelnemer zijn geweest aan het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 en op 1 januari 2007 een Dienstbetrekking hebben bij de Werkgever en geboren zijn op of na 1 januari 1950; of c) op 31 december 2006 Deelnemer zijn geweest aan het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001 en op 1 januari 2007 een Dienstbetrekking hebben bij de Werkgever en geboren zijn op of na 1 januari 1950. Het deelnemerschap vangt aan op 1 januari 2007 of bij indiensttreding krachtens arbeidsovereenkomst na 1 januari 2007 op de datum van indiensttreding. 2. De Werkgever behoudt zich het recht voor in bijzondere omstandigheden, deze te zijner beoordeling, van de in lid 1 genoemde opnameregeling af te wijken. In een dergelijk geval zal hiervan door de Werkgever aan de betrokken Werknemer schriftelijk met redenen omkleed mededeling worden gedaan. De Stichting zal middels een afschrift van dit schrijven op de hoogte worden gesteld. Een en ander mag niet in strijd zijn met wettelijke bepalingen. 3. Indien de Deelnemer de Dienstbetrekking met de Werkgever beëindigt en daarop aansluitend binnen één maand bij een andere of de vorige Werkgever een Dienstbetrekking aangaat, worden beide Dienstbetrekkingen voor de pensioenberekening als één ononderbroken deelneming beschouwd. 4. Het deelnemerschap eindigt: a. bij het bereiken van de Feitelijke Pensioendatum; b. door overlijden; c. door beëindiging van de Dienstbetrekking vóór de Pensioenrichtdatum. Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
8/26
Artikel 4 Informatieverstrekking 1. De Stichting verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze Pensioenovereenkomst een startbrief die beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de PW. 2. De Stichting verstrekt de Deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde en te verwerven pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek en informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 25. 3. De Stichting verstrekt de Gewezen Deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt de Stichting bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op Waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het Partner- en wezenpensioen en de gevolgen van Arbeidsongeschiktheid. 4. De Stichting verstrekt de Gewezen Partner bij Scheiding dan wel bij beëindiging van de gezamenlijke huishouding overeenkomstig artikel 28 lid 3, en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op Bijzonder Partnerpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt de Stichting bij Scheiding dan wel bij beëindiging van de gezamenlijke huishouding overeenkomstig artikel 28 lid 3, informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. 5. De Stichting verstrekt een Gepensioneerde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt de Stichting bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. 6. De Stichting verstrekt een Gewezen Deelnemer, Gepensioneerde of Gewezen Partner die aanspraak heeft op Bijzonder Partnerpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging. 7. De Stichting verstrekt de (Gewezen) Deelnemer, de Gewezen Partner en de Gepensioneerde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van de Stichting; c. de Uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; e. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de PW; f. het eventuele herstelplan als bedoeld in artikel 138 en/of 140 van de PW; g. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; h. andere informatie die op grond van artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt. 8. De Stichting verstrekt de Gewezen Deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. 9. De Stichting verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de PW zijn of worden gesteld.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
9/26
Artikel 5 Aanspraken De (Gewezen) Deelnemer heeft krachtens de Pensioenovereenkomst en met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement, aanspraak op: a. Ouderdomspensioen op basis van eindloon behorend bij het pensioengevend salaris, als beschreven in artikel 6, tot de Inkomensgrens als beschreven in artikel 1 lid 16; b. Pensioen op basis van beschikbare premie behorend bij het pensioengevend salaris, als beschreven in artikel 6, vanaf de Inkomensgrens als beschreven in artikel 1 lid 16; c. Pensioen op basis van beschikbare premie behorend bij het pensioengevend salaris uit hoofde van ADV compensatie, als beschreven in artikel 7, lid 1c; d. Partnerpensioen voor zijn Partner, ingaand op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer overlijdt en levenslang uit te keren; e. Wezenpensioen voor zijn Kinderen, ingaand op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer overlijdt en uit te keren tot de laatste dag van de maand waarin het Kind 21 jaar wordt, met mogelijkheid van verlenging tot de laatste dag van de maand waarin het Kind 27 jaar wordt; f. Voortzetting pensioenopbouw bij Arbeidsongeschiktheid. In geval van een wijziging van de Pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het moment van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens voor zover dit is toegestaan op grond van de PW.
Artikel 6 Pensioengevend salaris Het pensioengevend salaris van de Deelnemer is gelijk aan het overeengekomen Jaarsalaris op fulltime basis. Het pensioengevend salaris wordt vastgesteld bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks per 1 maart.
Artikel 7 Pensioengrondslag en franchise 1. Ter bepaling van de aanspraken als bedoeld in artikel 5 sub a, b, c, d en e wordt onderscheid gemaakt tussen een pensioengrondslag A, een pensioengrondslag B en een pensioengrondslag C: a. pensioengrondslag A is gelijk aan het pensioengevend salaris tot de Inkomensgrens verminderd met de in lid 2 omschreven franchise. b. pensioengrondslag B is gelijk aan het pensioengevend salaris vanaf de Inkomensgrens. c. pensioengrondslag C: uitbetaalde bedragen uit hoofde van ADV compensatie in het jaar van opbouw. 2. De franchise bedraagt EUR 18.141,- (01-03-2013). De franchise wordt jaarlijks per 1 maart aangepast. Daarbij wordt de algemene loonontwikkeling bij de Werkgever gedurende het voorafgaande jaar gevolgd, het Bestuur kan daarvan onder motivatie afwijken. 3. De pensioengrondslag wordt naar boven afgerond op hele euro’s. Een eventueel negatieve pensioengrondslag wordt op nul gesteld. 4. Bij daling van pensioengrondslag A heeft de daling alleen gevolgen voor de nog komende Deelnemersjaren. Indien pensioengrondslag A stijgt na het tijdstip van voornoemde daling, maar de reeds eerder bereikte hoogte niet heeft bereikt, zullen de verhogingen slechts in aanmerking worden genomen vanaf het tijdstip van daling van pensioengrondslag A. Zodra pensioengrondslag A na voornoemde daling de eerdere bereikte hoogte van pensioengrondslag A heeft overstegen, heeft dit lid geen gevolgen meer. 5. Indien de Inkomensgrens in enig jaar bevroren wordt, wordt de pensioengrondslag in dat jaar bevroren op het niveau van het jaar direct voorafgaand aan het bevriezen van de Inkomensgrens. Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
10/26
Artikel 8 Ouderdomspensioen over pensioengrondslag A 1. Het ouderdomspensioen wordt vastgesteld ingaande op de Pensioenrichtdatum. 2. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd over de periode ingaande op de Feitelijke Pensioendatum tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van de Gepensioneerde. 3. Het opgebouwde ouderdomspensioen bedraagt 1,63% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag A conform artikel 7 van dit reglement vermenigvuldigd met het aantal Deelnemersjaren, vermenigvuldigd met de Gemiddelde Deeltijdfactor over de achterliggende Deelnemersjaren. 4. Gedurende het deelnemerschap bedraagt het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen het conform lid 3 opgebouwde ouderdomspensioen, verhoogd met 1,63% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag A conform artikel 7 van dit reglement vermenigvuldigd met het aantal Toekomstige Deelnemersjaren vermenigvuldigd met de laatst bekende Deeltijdfactor voor de toekomstige jaren. 5. Indien de Feitelijke Pensioendatum afwijkt van de Pensioenrichtdatum dan is het bepaalde in artikel 13 van toepassing. Artikel 9 Beschikbare premie en pensioensparen over pensioengrondslag B en C 1. Aan de Deelnemer met een pensioengevend salaris, als bepaald in artikel 6, dat hoger is dan de Inkomensgrens wordt maandelijks een premie beschikbaar gesteld. De beschikbaar te stellen premie wordt bepaald door een percentage toe te passen op pensioengrondslag B, als omschreven in artikel 7 lid 1 sub b. Dit percentage bedraagt 1/12 keer het percentage, dat hoort bij de leeftijd van de Deelnemer geldend op 1 januari van het jaar, naar beneden afgerond op gehele jaren, zoals in onderstaande tabel is aangegeven vermenigvuldigd met de geldende Deeltijdfactor: Leeftijd (van … tot en met) – 19 jaar 20 – 24 jaar 25 – 29 jaar 30 – 34 jaar 35 – 39 jaar 40 – 44 jaar 45 – 49 jaar 50 – 54 jaar 55 – 59 jaar 60 – 65 jaar
Beschikbare premie 4,6% 5,3% 6,4% 7,8% 9,5% 11,6% 14,2% 17,4% 21,5% 26,8%
2. Deze tabel kan door het Bestuur worden herzien, in overleg met de Werkgever, na overleg met de adviserend actuaris van de Stichting. 3. De beschikbare premie wordt, voor het einde van de maand, door de Werkgever aan de Stichting voldaan ten behoeve van de opbouw van een pensioenspaarsaldo, dat wordt opgebouwd op naam van de Deelnemer. 4. Het pensioenspaarsaldo op naam van de Deelnemer wordt gevormd door de stortingen van de beschikbare premies als omschreven in dit artikel en door de beleggingsresultaten op het pensioenspaarsaldo onder aftrek van administratiekosten en aan- en verkoopkosten. Het pensioenspaarsaldo kan niet negatief worden.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
11/26
5. Op de Feitelijke Pensioendatum dient het opgebouwde pensioenspaarsaldo bij een Verzekeraar naar keuze van de Deelnemer te worden aangewend voor het aankopen van reglementair pensioen op basis van actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. 6. De hoogte van de uitkeringen wordt bepaald door de hoogte van het volgens lid 4 opgebouwde pensioenspaarsaldo op de Feitelijke Pensioendatum en op basis van de door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. De verhouding tussen het ouderdomspensioen en het Partnerpensioen en wezenpensioen is in principe gelijk aan de in artikel 10 en 11 genoemde percentages. 7. Aan de Deelnemer aan wie een pensioengrondslag C wordt toegekend uit hoofde van uitbetaalde ADV compensatie in een jaar, wordt in de maand van uitbetaling van de ADV compensatie een premie beschikbaar gesteld ter grootte van het percentage uit de tabel in lid 1, behorende bij de leeftijd van de Deelnemer op 1 januari van het betreffende jaar naar beneden afgerond op hele jaren. De leden 2 tot en met 7 zijn van overeenkomstige toepassing. 8. Extra pensioensparen: a. De Deelnemer heeft het recht om extra pensioenpremies ter beschikking te stellen voor het opbouwen van een extra pensioenspaarsaldo, door: i) Vaste maandelijkse stortingen uit het salaris, ii) Incidentele stortingen uit het salaris maximaal één keer per jaar, iii) Emolumenten zoals bepaald in de arbeidsvoorwaarden te storten vanuit het salaris. b. De maximale hoogte van de te verrichten storting wordt aangegeven door de fiscale wet- en regelgeving. Het Bestuur stelt hiertoe een tabel op (zie bijlage II). 10. Pensioentekort: a. De Deelnemer kan de Stichting eenmalig verzoeken zijn pensioentekort per de toetredingsdatum tot deze pensioenregeling vast te stellen. Het pensioentekort wordt vastgesteld in overeenstemming met de hiervoor geldende fiscale vereisten. De Stichting kan de wijze van vaststellen van het pensioentekort ter goedkeuring voorleggen aan de belastinginspectie. b. Ter zake van het vastgestelde pensioentekort wordt een individuele koopsom berekend die het aanvangsniveau zal zijn voor de individuele aanvullingen conform de regeling extra pensioensparen. Een Deelnemer heeft de mogelijkheid in enig jaar niet of niet volledig gebruik te maken van de maximale beschikbare premie. Het niet gebruikte deel van de maximale beschikbare premie wordt vastgesteld in euro's en mag in een later jaar, onverminderd de voor dat jaar geldende maximale beschikbare premie, alsnog worden gebruikt. Zo lang en voor zover de maximale beschikbare premie uit enig jaar niet is gebruikt, wordt deze per 1 januari van ieder jaar verhoogd met een samengestelde interest van 4%. c. De kosten voor vaststelling van het pensioentekort komen voor rekening van de Deelnemer. 11. Is er, bij ingang van het pensioen, sprake van een bovenmatige regeling in de zin van artikel 18a en 18b van de Wet op de loonbelasting 1964, dan krijgt de uitkeringsgerechtigde het meerdere conform het bepaalde in artikel 18a sub 9 van deze wet ineens uitgekeerd op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang. De uitkering ineens zal worden aangemerkt als loon uit tegenwoordige Dienstbetrekking.
Artikel 10 Partnerpensioen 1. Ten behoeve van de Partner van de Deelnemer wordt een Partnerpensioen opgebouwd en verzekerd. 2. Het Partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de Partner overlijdt.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
12/26
3. Het opgebouwde Partnerpensioen bedraagt 70% van 1,75% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag A conform artikel 7 van dit reglement vermenigvuldigd met het aantal Deelnemersjaren Partnerpensioen, vermenigvuldigd met de Gemiddelde Deeltijdfactor over de achterliggende Deelnemersjaren Partnerpensioen. 4. Gedurende het deelnemerschap bedraagt het in uitzicht gestelde Partnerpensioen het conform lid 3 opgebouwde Partnerpensioen, verhoogd met 70% van 1,75% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag A conform artikel 7 van dit reglement vermenigvuldigd met het aantal Toekomstige Deelnemersjaren vermenigvuldigd met de laatst bekende Deeltijdfactor voor de toekomstige jaren. 5. Het jaarlijks Partnerpensioen is gelijk aan: a. Voor de Gewezen Deelnemer: het conform lid 3 vastgestelde opgebouwde Partnerpensioen, verhoogd met het Partnerpensioen dat kan worden aangekocht met het pensioenspaarsaldo dat door en voor hem bijeen is gebracht volgens artikel 9. b. Voor de Deelnemer: het conform lid 4 vastgestelde in uitzicht gestelde Partnerpensioen, vermeerderd met 1,225% vermenigvuldigd met pensioengrondslag B vermenigvuldigd met de optelling van het aantal Deelnemersjaren Partnerpensioen en Toekomstige Deelnemersjaren vermenigvuldigd met de Gemiddelde Deeltijdfactor en, voor de Deelnemer aan wie een pensioengrondslag C wordt toegekend, vermeerderd met 1,225% vermenigvuldigd met de gemiddelde waarde van de uitbetaalde compensatieuren over de laatste vijf jaar direct voorafgaand aan het overlijden. Het Partnerpensioen dat kan worden aangekocht met het Pensioenspaarsaldo dat voor hem bijeen is gebracht volgens artikel 9 (lid 4 en lid 8) maakt daar onderdeel van uit. Indien er bij overlijden voor de Pensioenrichtdatum sprake is van een Partner en/of Kind(eren), dan dient het pensioenspaarsaldo dat door hem bijeen is gebracht volgens artikel 9 lid 9 en 10 bij een Verzekeraar naar keuze van de Partner te worden aangewend voor de aankoop van extra Partnerpensioen en/of Wezenpensioen op basis van de door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. Het totale Partnerpensioen zal niet meer bedragen dan 70% van het pensioengevend salaris zoals bepaald in artikel 6 minus de fiscaal minimaal toegestane franchise. 6. Bij het overlijden van een Deelnemer die zich ingevolge artikel 1 lid 20 onderdeel b heeft aangemeld als ongehuwd samenwonende, wordt het Partnerpensioen alleen toegekend indien aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister kan worden aangetoond dat de Partner op de datum van overlijden met de Deelnemer heeft samengewoond. In bijzondere gevallen kan het Bestuur besluiten om van deze voorwaarde af te zien. 7. Is er, bij ingang van het Partnerpensioen sprake van een bovenmatige regeling in de zin van artikel 18b sub 7 van de Wet op de loonbelasting 1964, dan wordt het meerdere conform het bepaalde in artikel 18a sub 9 van deze wet ineens uitgekeerd aan de uitkeringsgerechtigden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang. Deze uitkering ineens zal worden aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.
Artikel 11 Wezenpensioen 1.
Ten behoeve van de Kinderen van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde wordt een wezenpensioen verzekerd.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
13/26
2.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde plaatsvindt en loopt door tot de laatste dag van de maand waarin het Kind de 21-jarige leeftijd bereikt. Het wezenpensioen kan ingaan of doorlopen voor Kinderen ouder dan 21 jaar, indien en voor zolang zij studerend zijn krachtens de bepalingen van de Wet studiefinanciering 2000 of de Algemene Kinderbijslagwet, doch uiterlijk tot de laatste dag van de maand waarin het Kind de 27-jarige leeftijd bereikt. Het wezenpensioen eindigt in ieder geval op de laatste dag van de maand van overlijden van het Kind.
3.
Bij overlijden van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is het wezenpensioen per Kind gelijk aan 25% van het Partnerpensioen zoals bepaald in artikel 10 lid 3.
4.
Met ingang van de eerste dag van de maand waarin het Kind Volle wees wordt, vindt verdubbeling van het jaarlijks wezenpensioen plaats.
5.
Het totale Wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 14% van het pensioengevend salaris zoals bepaald in artikel 6 minus de fiscaal minimaal toegestane franchise. Dit percentage wordt verdubbeld in geval van een Volle wees.
Artikel 12 Uitkering bij overlijden Bij het overlijden van een Gepensioneerde of een Partnerpensioen-trekkende wordt een overlijdenstoeslag toegekend. Deze toeslag wordt uitgekeerd aan de Partner en Kinderen zoals gedefinieerd in dit reglement. De uitkering bij overlijden ter grootte van twee maanden ouderdomspensioen of Partnerpensioen wordt betaald in de maand volgend op het overlijden van de Gepensioneerde respectievelijk de Partner, waarbij ingevolge van artikel 11 lid 1 onder m van de Wet op de loonbelasting 1964 geen inhoudingen zullen worden gepleegd.
Artikel 13 Feitelijke Pensioendatum voor de Pensioenrichtdatum 1.
Op verzoek van de (Gewezen) Deelnemer kan de pensioendatum worden vervroegd en wel op zijn vroegst tot de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 57-jarige leeftijd bereikt. Vervroegen van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is alleen mogelijk voor zover de (Gewezen) Deelnemer geen Dienstbetrekking heeft.
2.
Indien de (Gewezen) Deelnemer van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient deze de Stichting uiterlijk zes maanden voor de gewenste Feitelijke Pensioendatum schriftelijk mede te delen op welke datum ingang van pensioen is gewenst. Op datzelfde tijdstip zal de Werknemer de Werkgever melden dat hij van de mogelijkheid tot vervroegde pensionering gebruik maakt, onder vermelding van de datum waarop.
3.
De hoogte van het (vervroegd levenslang) ouderdomspensioen en het Partnerpensioen wordt bij het bereiken van de Feitelijke Pensioendatum als volgt bepaald: a. Het levenslang ouderdomspensioen en het Partnerpensioen wordt berekend over pensioengrondslag A, tot de Feitelijke Pensioendatum opgebouwd in overeenstemming met artikel 8 respectievelijk 10 van dit reglement. Het aldus bepaalde pensioen wordt verlaagd op basis van de door de Stichting vastgestelde actuariële reductiefactoren, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
14/26
b. Het levenslang ouderdomspensioen en het Partnerpensioen te verkrijgen uit het pensioenspaarsaldo, tot de Feitelijke Pensioendatum opgebouwd in overeenstemming met artikel 9 lid 4, wordt bepaald door de hoogte van dit pensioenspaarsaldo op de Feitelijke Pensioendatum en op basis van de door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. c. Het levenslang ouderdomspensioen en het Partnerpensioen te verkrijgen uit het pensioenspaarsaldo, tot de Feitelijke Pensioendatum opgebouwd in overeenstemming met artikel 9 de leden 8, 9 en 10, wordt bepaald door de hoogte van dit pensioenspaarsaldo op de Feitelijke Pensioendatum en op basis van de door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. 4.
Het Partnerpensioen en een eventueel Wezenpensioen zal worden bepaald als ware er geen verandering van de Pensioenrichtdatum.
5.
De Stichting zal periodiek de actuariële factoren , die voor mannen en vrouwen gelijk zijn, vaststellen en als aanhangsel bij dit reglement toevoegen (bijlage II). Zowel voor Deelnemers als voor Gewezen Deelnemers zijn de actuariële factoren bepalend zoals deze van kracht zijn op de Feitelijke Pensioendatum.
Artikel 14 Deeltijdpensionering 1. De (Gewezen) Deelnemer kan schriftelijk verzoeken om het ouderdomspensioen gedeeltelijk vervroegd te laten ingaan. 2. Indien de (Gewezen) Deelnemer van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken dient deze de Stichting uiterlijk zes maanden voor de gewenste pensioendatum schriftelijk mede te delen op welke datum en in welke mate ingang van ouderdomspensioen gewenst is. 3. Het verzoek tot gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen van de Deelnemer dient mede ondertekend te zijn door de Werkgever. 4. Het deeltijdpensioen kan ingaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 57-jarige leeftijd bereikt. 5. De hoogte van het gedeelte van het levenslang ouderdomspensioen dat ingaat wordt bij het bereiken van de datum van deeltijdpensionering als volgt bepaald: a. Het levenslang ouderdomspensioen wordt berekend over pensioengrondslag A, tot de datum van ingang van de deeltijdpensionering in overeenstemming met artikel 8 en artikel 13 lid 3 van dit reglement. Dit aldus berekende pensioen wordt naar rato, van het deel van de arbeidstijd waarmee de Dienstbetrekking is verminderd ten opzichte van de oorspronkelijke arbeidstijd, vastgesteld. b. Het levenslang ouderdomspensioen te verkrijgen uit het pensioenspaarsaldo, opgebouwd tot de datum van deeltijdpensionering, in overeenstemming met artikel 9 lid 4, wordt berekend naar rato van het deel van de arbeidstijd waarmee de Dienstbetrekking is verminderd ten opzichte van de oorspronkelijke arbeidstijd en op basis van de door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. c. Naar keuze wordt tevens (een deel van) het pensioenspaarsaldo, opgebouwd tot de datum van deeltijdpensionering, in overeenstemming met artikel 9 de leden 8, 9 en 10, aangewend voor levenslang ouderdomspensioen. d. Vervolgens worden de in sub a tot en met c vastgestelde pensioenaanspraken vervroegd conform artikel 13 lid 3 van dit reglement.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
15/26
6. Bij deeltijdpensionering blijft ten aanzien van de resterende arbeidstijd bij de Werkgever het in dit reglement bepaalde met betrekking tot de Deelnemer onverminderd van toepassing naar rato van het deel van de arbeidstijd waarmee de Dienstbetrekking wordt voortgezet ten opzichte van de oorspronkelijke arbeidstijd. 7. Als gebruik wordt gemaakt van deeltijdpensioen kan geen gebruik worden gemaakt van artikel 16.
Artikel 15 Partnerpensioen na de Feitelijke Pensioendatum Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen 1. De (Gewezen) Deelnemer heeft op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt en op de Feitelijke Pensioendatum de keuzemogelijkheid om (een deel van) de waarde van het ouderdomspensioen, inclusief het ouderdomspensioen dat bij een Verzekeraar naar keuze is aangekocht met het pensioenspaarsaldo, aan te wenden ter verhoging van Partnerpensioen. Het aldus nieuw vast te stellen Partnerpensioen zal met inbegrip van aanspraken op Bijzonder Partnerpensioen na ruil niet meer bedragen dan 70% van het nieuw vast te stellen ouderdomspensioen. 2.
Het Partnerpensioen als bedoeld in dit artikel gaat in op de eerste dag van de maand, waarin het overlijden van de Gepensioneerde plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de Partner overlijdt.
3.
Het bepaalde in artikel 10 lid 6 is van overeenkomstige toepassing.
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen 4. De (Gewezen) Deelnemer kan op de Feitelijke Pensioendatum (een deel van) de waarde van het Partnerpensioen, inclusief het Partnerpensioen dat bij een Verzekeraar naar keuze is aangekocht met het pensioenspaarsaldo, conform artikel 10 aanwenden voor verhoging van het levenslange ouderdomspensioen, onder gelijktijdige verlaging van het Partnerpensioen. Als gevolg van deze ruil mag het ouderdomspensioen op grond van artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964, op jaarbasis uitgaan boven het bepaalde in artikel 18a sub 9 van deze wet. 5.
De omzetting als bedoeld in de leden 1 en 4 geschiedt met betrekking tot de pensioenen berekend over pensioengrondslag A op basis van door de Stichting vastgestelde actuariële factoren, zoals deze van kracht zijn op de Feitelijke Pensioendatum. Deze actuariële factoren worden periodiek door de Stichting vastgesteld en in een aanhangsel behorend bij het reglement vastgelegd. De actuariële factoren zijn voor mannen en vrouwen gelijk. De omzetting als bedoeld in de leden 1 en 4 geschiedt voor de te verkrijgen pensioenen uit het pensioenspaarsaldo met betrekking tot pensioengrondslag B, pensioengrondslag C en extra pensioensparen op basis van door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, zoals deze van kracht zijn op de Feitelijke Pensioendatum, waarbij de wet gelijke behandeling voor mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd.
6.
De gehuwde of samenwonende (Gewezen) Deelnemer heeft voor zijn keuze tot uitruil de schriftelijke instemming nodig van de Partner die aanspraak kan maken op dit Partnerpensioen.
7.
Geen uitruil is mogelijk van het Bijzonder Partnerpensioen waarop een Gewezen Partner recht heeft behouden ingevolge artikel 18.
8.
De uitruil is onherroepelijk.
9.
Het door uitruil als bedoeld in de leden 1 en 4 ontstane verlies aan pensioen kan nadien niet worden gecompenseerd.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
16/26
Artikel 16 In hoogte variërend ouderdomspensioen 1. De (Gewezen) Deelnemer wordt op de Feitelijke Pensioendatum eenmalig de mogelijkheid geboden te kiezen voor een in hoogte variërend ouderdomspensioen. Een verzoek hiertoe dient zes maanden vóór de Feitelijke Pensioendatum bij de Stichting gedaan te zijn. 2. De variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen, inclusief het ouderdomspensioen dat bij een Verzekeraar naar keuze is aangekocht met het pensioenspaarsaldo, is zodanig dat het laagste bedrag levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement niet minder bedraagt dan 75% van het hoogste bedrag uit hoofde van deze regeling. Hierbij blijven buiten beschouwing de indexaties die aan het ouderdomspensioen zijn toegekend, na de Feitelijke Pensioendatum. De (Gewezen) Deelnemer kan eenmalig kiezen voor de duur van tien jaar voor een hoger of lager pensioen. 3. Het Partnerpensioen en een eventueel wezenpensioen zal niet worden beïnvloed door de keuze ingevolge lid 1 en 2. 4. De hoogte van de uitkeringen met betrekking tot de pensioenen berekend over pensioengrondslag A wordt bepaald op basis van door de Stichting vastgestelde actuariële factoren, zoals deze van kracht zijn op de Feitelijke Pensioendatum. Deze actuariële factoren worden periodiek door de Stichting vastgesteld en in een aanhangsel behorend bij het reglement vastgelegd. De actuariële factoren zijn voor mannen en vrouwen gelijk. De hoogte van de pensioenuitkeringen te verkrijgen uit het pensioenspaarsaldo met betrekking tot pensioengrondslag B, pensioengrondslag C en extra pensioensparen wordt bepaald op basis van door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, zoals deze van kracht zijn op de Feitelijke Pensioendatum waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd.
Artikel 17 Onbetaald verlof 1. Wanneer een Deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid van onbetaald verlof zoals bepaald in de arbeidsvoorwaarden van de Werkgever, blijft gedurende de periode van dit onbetaald verlof het risico verzekerd van het Partner- en wezenpensioen op het niveau dat laatstelijk gold vóór de ingang van het verlof alsof de Deelnemer geen gebruik gemaakt zou hebben van dat verlof. 2. Wanneer een Deelnemer gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van onbetaald verlof, zoals bepaald in de arbeidsvoorwaarden van de Werkgever, en direct aansluitend aan de periode van het onbetaald verlof is teruggekeerd bij de Werkgever, wordt de Dienstbetrekking als ononderbroken beschouwd maar zal voor de bepaling van de pensioenaanspraken het aantal Deelnemerjaren worden verminderd met de periode van het onbetaald verlof. Bij de aftrek zal een gedeeltelijke maand als een volle maand worden beschouwd. 3. De Deelnemer kan in de periode van onbetaald verlof voor eigen rekening extra pensioenpremies storten voor het opbouwen van een pensioenspaarsaldo. 4. Indien een Deelnemer gebruik maakt van de wettelijke regeling inzake ouderschapsverlof, wordt gedurende de periode van ouderschapsverlof, uitgegaan van het aantal arbeidsuren zoals dat van toepassing was onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop het ouderschapsverlof is opgenomen. 5. Indien een Deelnemer gebruik maakt van de Levensloopverlofregeling van de Werkgever, wordt gedurende een periode van maximaal 13 weken uitgegaan van het aantal arbeidsuren zoals dat van toepassing was onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop het levensloop verlof is opgenomen. Onder levensloop verlof wordt verstaan enige vorm van onbetaald verlof waarbij aanwending van het levensloopspaartegoed plaats vindt ter financiering.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
17/26
Artikel 18 Bijzonder Partnerpensioen 1.
De Gewezen Partner van de Deelnemer krijgt op de Scheidingsdatum aanspraak op een Bijzonder Partnerpensioen dat gelijk is aan het Partnerpensioen dat de Deelnemer zou hebben verkregen indien op de Scheidingsdatum het deelnemerschap zou worden beëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de Pensioenrichtdatum.
2.
Indien op de Scheidingsdatum het deelnemerschap reeds is beëindigd verkrijgt de Gewezen Partner aanspraak op een Bijzonder Partnerpensioen dat gelijk is aan het Partnerpensioen dat is vastgesteld op de dag van beëindiging van het deelnemerschap.
3.
Het bepaalde in de leden 1 en 2 vindt geen toepassing indien de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde en de Gewezen Partner dit bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of in de notariële akte in verband met de gezamenlijke huishouding of een geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de Stichting is gehecht dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
4.
De Gewezen Partner heeft het recht een aanspraak op Bijzonder Partnerpensioen te vervreemden aan een eerdere Gewezen Partner van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde of aan degene die op de overlijdensdatum Partner was van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, mits: a) de Stichting bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b) de vervreemding onherroepelijk is; c) dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
5.
Het Bijzonder Partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de Gewezen Partner overlijdt.
Artikel 19 Pensioenverevening na Scheiding 1.
Ingeval van Scheiding heeft de Gewezen Partner van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van het aan de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde toekomende ouderdomspensioen en pensioenspaarsaldo, tenzij de Partners de toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding rechtsgeldig hebben uitgesloten. Dit deel is gelijk aan 50% van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien: a) de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de Deelnemersjaren, inclusief de periode dat pensioenopbouw wordt voortgezet in verband met (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid, gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van de Scheiding; b) op het tijdstip van Scheiding het deelnemerschap zou zijn geëindigd anders dan door pensionering of overlijden.
2.
Indien het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de Scheiding, heeft de Gewezen Partner recht op uitbetaling van 50% van het ouderdomspensioen en pensioenspaarsaldo, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de Deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aangaan van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
18/26
3.
In afwijking van het onder lid 1 en lid 2 bepaalde wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de (Gewezen) Deelnemer en de Gewezen Partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de Scheiding zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan de Stichting te worden overgelegd.
4.
De uitbetaling aan de Gewezen Partner geschiedt onder de in dit pensioenreglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling bestaat.
5.
Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde kan het in de voorafgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het ouderdomspensioen en het toegekende Bijzonder Partnerpensioen worden omgezet in een (eigen) aanspraak op ouderdomspensioen voor de Gewezen Partner, mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding is overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de Stichting is gehecht dat de Stichting instemt met bedoelde omzetting. Op de eigen aanspraak op ouderdomspensioen van de Gewezen Partner zullen overeenkomstig artikel 25 toeslagen worden verleend.
6.
Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in acht worden genomen.
7.
Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens de Stichting worden uitgeoefend, indien de Scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van de Scheiding op de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voorgeschreven wijze aan de Stichting is gemeld.
8.
De Stichting is bevoegd de kosten van een verevening aan de (Gewezen) Deelnemer en de Gewezen Partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
Artikel 20 Arbeidsongeschiktheid 1.
Als een Deelnemer Arbeidsongeschikt is geworden, heeft ter zake van die Arbeidsongeschiktheid en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, recht op gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw nadat zijn deelnemerschap gedurende Ziekte of Arbeidsongeschiktheid, anders dan door overlijden, is beëindigd. De voortzetting eindigt zodra en voor zover de Deelnemer niet langer Arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk op de Pensioenrichtdatum.
2. Gedurende de periode waarin de Deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij Ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, wordt de pensioenopbouw voortgezet op basis van de laatstelijk voorafgaand aan de Ziekte vastgestelde pensioengrondslag A en pensioengrondslag B. 3. Gedurende de periode waarin de (Gewezen) Deelnemer aansluitend op de in lid 2 genoemde periode recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA wordt de pensioenopbouw voortgezet zolang en voor zover de (Gewezen) Deelnemer Arbeidsongeschikt is, op basis van de pensioengrondslag A en pensioengrondslag B zoals die van toepassing waren op 1 maart laatstelijk voorafgaande aan de aanvang van de voortzetting in verband met Arbeidsongeschiktheid. Voortzetting vindt plaats op basis van het aantal arbeidsuren zoals die tussen de Werkgever en de (Gewezen) Deelnemer was overeengekomen onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de Ziekte. De mate van voortzetting is afhankelijk van de mate van Arbeidsongeschiktheid en wordt vastgesteld volgens de onderstaande tabel:
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
19/26
Mate van Arbeidsongeschiktheid >0% en <45% 45% tot 65% 65% tot 100%
Mate van voortzetting van de pensioenopbouw Géén voortzetting 50,0% 100,0%
4. Zolang de Dienstbetrekking van de Deelnemer met de Werkgever bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken, waarop de premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot de deeltijdwerker van toepassing, mits en voor zover de Deelnemer de Restverdiencapaciteit bij de Werkgever benut, met dien verstande dat de pensioenopbouw niet kan uitgaan boven 100% van de opbouw waarop de Deelnemer recht zou hebben als hij niet Arbeidsongeschikt zou zijn geweest, uitgaande van het pensioengevend salaris dat voor hem laatstelijk voorafgaand aan zijn Ziekte dan wel Arbeidsongeschiktheid was vastgesteld. Indien en zodra de mate van Arbeidsongeschiktheid zich wijzigt tijdens deze periode, wijzigt de mate van premievrije voortzetting van de pensioenopbouw dienovereenkomstig. 5. Zodra de Dienstbetrekking van de Deelnemer met de Werkgever wordt beëindigd, is op het in lid 4 bedoelde deel van de pensioenaanspraken het bepaalde in artikel 22 van toepassing. Indien en zodra de mate van Arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, wijzigt de mate van premievrije voortzetting dienovereenkomstig. Indien en zodra de mate van Arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd, blijft de mate van premievrije voortzetting van de verzekeringen ongewijzigd. 6. De in lid 2 en 3 bedoelde pensioengrondslagen zullen worden aangepast aan de algemene loonontwikkeling in het Bankbedrijf, indien en voor zover de middelen van de Stichting dit naar het oordeel van het Bestuur toelaten. Een dergelijke aanpassing zal nimmer tot gevolg hebben dat de aanspraken jegens de Stichting worden verminderd.
Artikel 21 Wijziging van het Pensioenreglement 1. Het Bestuur is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen met inachtneming van de procedures en voorwaarden zoals bepaald in de geldende Statuten en Uitvoeringsovereenkomst. 2. Het bestuur wijzigt voorts het pensioenreglement als de betreffende Pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de betrokken deelnemers wijzigt met inachtneming van de hiervoor relevante bepalingen van de Uitvoeringsovereenkomst. 3. Een wijziging van het pensioenreglement zal niet leiden tot aantasting van op het tijdstip van wijziging ingegane pensioenen of de dan geldende premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers met uitzondering van de wijzigingen als bedoeld in artikel 25. 4. De werkgever is bevoegd de Pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer te wijzigen indien er een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever aanwezig is, dat het belang van de werknemer, dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Het pensioenreglement zal in dat geval door het bestuur worden aangepast aan de gewijzigde Pensioenovereenkomst, met inachtneming van het bepaalde in de Statuten en de Uitvoeringsovereenkomst.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
20/26
Artikel 21a Bijdragen 1.
Het systeem van financiering der pensioenaanspraken is zodanig, dat op elk moment de pensioenrechten over achterliggende Deelnemersjaren gefinancierd zullen zijn. De pensioenrechten op basis van pensioengrondslag A conform artikel 8 over achterliggende Deelnemersjaren worden steeds gelijk gesteld aan de te bereiken pensioenaanspraken verminderd met de pensioenaanspraken over Toekomstige Deelnemersjaren. De pensioenaanspraken over Toekomstige Deelnemersjaren zijn gelijk aan de pensioenaanspraken bij volledige deelnemerstijd vermenigvuldigd met een factor; deze factor is gelijk aan een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal maximaal te bereiken Toekomstige Deelnemersjaren en de noemer gelijk is aan het aantal Deelnemersjaren bij volledige deelnemerstijd.
2.
De Werkgever betaalt jaarlijks een kostendekkende premie aan de Stichting, welke bij overeenkomst tussen de Stichting en de Werkgever is geregeld. Deze Uitvoeringsovereenkomst ligt bij het Bestuur ter inzage.
3.
De Werkgever heeft zich het recht voorbehouden om zijn bijdrage, als bedoeld in lid 2, in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals financieel onvermogen, te verminderen of de betaling daarvan geheel te staken. Indien de Werkgever van deze bevoegdheid gebruik maakt, zal hij met het Bestuur in overleg treden over de wijze waarop en de mate waarin de vermindering van zijn bijdrage dan wel over de wijze waarop de beëindiging van zijn bijdrage wordt doorgevoerd. De Pensioenovereenkomst zal dan gewijzigd worden of worden beëindigd. De Stichting zal na wijziging van de Pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde Pensioenovereenkomst, met inachtneming van het bepaalde in de Uitvoeringsovereenkomst. De Deelnemers zullen hiervan door het Bestuur in kennis worden gesteld.
4.
De Deelnemer is een eigen bijdrage verschuldigd overeenkomstig hetgeen staat vermeld in de CAO. Deze bijdrage wordt in gelijke termijnen ingehouden op het salaris van de Deelnemer als waarin het salaris wordt uitgekeerd.
5.
Wanneer er sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door de Stichting te ontvangen jaarpremie en tevens niet wordt voldaan aan de bij of krachtens artikel 131 van de PW geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen, informeert de Stichting schriftelijk elk kwartaal de ondernemingsraad van de Werkgever en de deelnemersraad. Bij het ontbreken van de deelnemersraad informeert de Stichting de Deelnemers en Gewezen Deelnemers.
6.
Indien en zolang door de S.F.V.P. aan de Stichting ten behoeve van de Deelnemer premie wordt betaald wordt de pensioenopbouw voortgezet in de mate waarin de benodigde premie door de Stichting wordt ontvangen.
Artikel 22 Beëindiging van het deelnemerschap 1.
Wanneer het deelnemerschap eindigt door beëindiging van de Dienstbetrekking, anders dan door overlijden of pensionering, heeft de Deelnemer recht op de tot de datum van tussentijdse beëindiging opgebouwde pensioenaanspraken. Daarnaast heeft de Deelnemer recht op het opgebouwde pensioenspaarsaldo als bedoeld in artikel 9. De opgebouwde aanspraken op de datum van beëindiging van de Dienstbetrekking worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10 en 11 van dit pensioenreglement.
2.
De Gewezen Deelnemer die recht heeft op opgebouwde aanspraken zoals bepaald onder lid 1, heeft bij beëindiging van de Dienstbetrekking met de Werkgever het recht om de pensioenaanspraken en het pensioenspaarsaldo in overeenstemming met de PW, over te dragen aan de pensioenuitvoerder die door de Gewezen Deelnemer is aangegeven. Bij de overdracht worden de eventuele verkoopkosten op het pensioenspaarsaldo in mindering gebracht. Op het moment van overdracht vervallen alle verplichtingen van de Stichting aan de Gewezen Deelnemer.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
21/26
3.
Het pensioenspaarsaldo op naam van de Gewezen Deelnemer wordt gevormd door het pensioenspaarsaldo op de datum van beëindiging van de Dienstbetrekking, verhoogd of verlaagd met de nadien behaalde beleggingsresultaten onder aftrek van administratiekosten en aan- en verkoopkosten. Het pensioenspaarsaldo kan niet negatief worden.
4.
De Gewezen Deelnemer kan het pensioenspaarsaldo als bedoeld in artikel 9 naar keuze beleggen volgens een aantal door de Stichting aangeboden beleggingsscenario’s. Deze scenario’s, alsmede de regels omtrent de te maken keuze, zijn beschreven in bijlage I bij dit reglement.
5.
Op de Feitelijke Pensioendatum dient het opgebouwde pensioenspaarsaldo bij een Verzekeraar naar keuze van de Deelnemer te worden aangewend voor het aankopen van reglementair pensioen op basis van actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd.
6.
De hoogte van de uitkeringen wordt bepaald door de hoogte van het opgebouwde pensioenspaarsaldo op de Feitelijke Pensioendatum en op basis van de door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd.
7.
Indien er bij overlijden vóór de Feitelijke Pensioendatum geen sprake is van een Partner en Kinderen in de zin van dit reglement, vervalt het pensioenspaarsaldo aan de Stichting.
8.
In geval de Gewezen Deelnemer komt te overlijden en het opgebouwde pensioenspaarsaldo bij uitdiensttreding niet heeft overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder, dient het bij overlijden aanwezige pensioenspaarsaldo bij een Verzekeraar naar keuze van de Partner te worden aangewend voor het aankopen van een Partner en/ of wezenpensioen op basis van de door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. Bij de aanwending worden de verkoopkosten op het pensioenspaarsaldo in mindering gebracht. Is er, bij ingang van het Partnerpensioen en/of wezenpensioen sprake van een bovenmatige regeling in de zin van artikel 18b sub 7 respectievelijk artikel 18c sub 5 van de Wet op de loonbelasting 1964, dan wordt het meerdere conform het bepaalde in artikel 18a sub 9 van deze wet ineens uitgekeerd aan de uitkeringsgerechtigden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang. Deze uitkering ineens zal worden aangemerkt als loon uit tegenwoordige Dienstbetrekking.
Artikel 23 Onvrijwillige werkloosheid 1. Indien een Deelnemer van 40 jaar of ouder de hoedanigheid van Werknemer verliest als gevolg van onvrijwillige beëindiging van de Dienstbetrekking, dan heeft betrokkene het recht de deelneming voort te zetten overeenkomstig de bepalingen in dit artikel, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden: a. de Deelnemer heeft recht op een loonafhankelijke uitkering krachtens de W.W.; en b. de Deelnemer heeft recht op een voortzettingsbijdrage van het S.F.V.P. 2. De overige bepalingen van dit reglement zijn tijdens de voortzetting van de deelneming onverminderd van kracht, voor zover daarvan in dit artikel niet wordt afgeweken. 3. Tijdens de voortgezette deelneming behoudt de Deelnemer aanspraak op zodanige pensioenen, als gefinancierd kunnen worden met de voortzettingsbijdrage van het S.F.V.P. Betrokkene heeft géén aanspraak op voortzetting van de pensioenopbouw in het kader van dit artikel, indien er sprake is van volledige Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 20. 4. De deelneming aan deze voortzettingsregeling eindigt, zodra de Deelnemer een Dienstbetrekking aangaat, en zodra de voortzettingsbijdrage van het S.F.V.P. anders dan als gevolg van Ziekte van de Deelnemer wordt stopgezet. Bij beëindiging van de voortzettingsregeling behoudt de Deelnemer aanspraak op de premievrije pensioenen als omschreven in artikel 22, verhoogd met de pensioenbedragen welke tijdens de voortgezette deelneming vanuit de voortzettingsbijdragen van het S.F.V.P. zijn gefinancierd. Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
22/26
5. Indien een Deelnemer jonger dan 40 jaar het deelnemerschap heeft beëindigd wegens onvrijwillig ontslag uit dienst van een aangesloten onderneming en betrokkene overlijdt in de aansluitende periode dat hij een loonafhankelijke uitkering krachtens de W.W. geniet, dan bestaat het recht om de éénmalige bijdrage van het S.F.V.P. in de Stichting aan te wenden voor inkoop van direct ingaand Partnerpensioen, en/of wezenpensioen. Artikel 24 Afkoop, vervreemding en waardeoverdracht Afkoop/Vervreemding 1. De aanspraken ingevolge deze regeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW. 2. De Stichting heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of een pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (2014: € 458,06). 3. De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van door de Stichting periodiek vastgestelde actuariële factoren die voor mannen en vrouwen gelijk zijn (zie bijlage II). 4. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken of pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop. Waardeoverdracht 5. Op verzoek van een Werknemer die in dienst treedt bij de Werkgever en Deelnemer is geworden aan deze pensioenregeling, wordt de waarde van de bij de vorige Werkgever of pensioenuitvoerder verkregen pensioenaanspraken en/of de waarde van de bij de vorige Werkgever of pensioenuitvoerder opgebouwde aanspraken uit een beschikbare premieregeling, overgedragen aan de Stichting. De waarde zal als volgt gesplitst worden: Waarde A is gelijk aan de totale inkomende overdrachtswaarde vermenigvuldigd met het jaarsalaris tot de Inkomensgrens gedeeld door het ongemaximeerde jaarsalaris; Waarde B is gelijk aan de totale inkomende overdrachtswaarde vermenigvuldigd met het gedeelte van het jaarsalaris boven de Inkomensgrens gedeeld door het ongemaximeerde jaarsalaris. Waarde A zal worden omgezet door Deelnemersjaren in te kopen. Voor waarde B zal een pensioenspaarsaldo worden vastgesteld met dien verstande dat alleen voor de berekening van het Partnerpensioen ingeval van overlijden van de Deelnemer voor de Feitelijke Pensioendatum, extra Deelnemersjaren worden vastgesteld. 6. Op verzoek van een Gewezen Deelnemer, die het deelnemerschap aan deze pensioenregeling heeft beëindigd onder toepassing van artikel 22 lid 2 en die Deelnemer wordt aan de pensioenregeling van een nieuwe Werkgever, wordt de waarde van zijn jegens de Stichting verkregen premievrije pensioenaanspraken en het opgebouwde pensioenspaarsaldo overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de Pensioenovereenkomst van zijn nieuwe Werkgever, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld bij en krachtens de PW. De waarde van de premievrije pensioenaanspraken wordt in overeenstemming met de wettelijke bepalingen voor Waardeoverdracht bepaald. 7. Bij overdracht van en naar een aangesloten bank bij de Nederlandse Vereniging van Banken zullen geen rentestandskortingen worden toegepast.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
23/26
Artikel 25 Waardevastheid 1. Op de ingegane pensioenen berekend over Pensioengrondslag A wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de ingegane pensioenen worden aangepast. Een dergelijke herziening vindt zoveel mogelijk plaats aan de hand van de optredende wijzigingen in het indexcijfer als bedoeld in lid 2. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Op de bij de Verzekeraar aangekochte pensioenen uit het pensioenspaarsaldo wordt geen toeslag verleend. 2. Het indexcijfer wordt ontleend aan het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Als leidraad dient de afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens. Het op de eerste januari van enig jaar geldende indexcijfer is het als zodanig laatstelijk voor de eerste december van het voorafgaande jaar gepubliceerde indexcijfer, dat geldt voor de maand september van het bedoeld voorafgaande jaar. 3. Het Bestuur kan bij een toeslagverlening op de ingegane pensioenen rekening houden met de in de voorafgaande periode opgetreden wijzigingen in de hoogte van de uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten en de wijzigingen in de hoogte van de lonen, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat. 4. Indien een toeslagverlening op de ingegane pensioenen plaatsvindt, dan worden de krachtens artikel 22 lid 1 vastgestelde premievrije pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemer, alsmede het Bijzonder Partnerpensioen, op hetzelfde tijdstip en in dezelfde mate als de ingegane pensioenen aangepast. Het pensioenspaarsaldo wordt niet aangepast. 5. Een toeslagverlening op pensioenaanspraken krachtens dit artikel zal nimmer tot gevolg hebben dat de aanspraken jegens de Stichting worden verminderd. 6. De aanpassingen van pensioenaanspraken krachtens dit artikel worden door het Bestuur vastgesteld na overleg met de Werkgever en rekening houdend met hetgeen bij overeenkomst tussen de Stichting en de Werkgever is geregeld. Deze Uitvoeringsovereenkomst ligt bij het Bestuur.ter inzage.
Artikel 26 Uitbetaling van de pensioenen 1.
De pensioenen worden aan het einde van iedere maand uitgekeerd op een bank- of girorekening in maandelijkse termijnen, elk groot één twaalfde deel van de jaarlijkse pensioenen omschreven in de desbetreffende artikelen van dit pensioenreglement.
2.
De uitbetaling van de pensioenen vindt plaats onder inhouding van de wettelijke verschuldigde belastingen en sociale verzekeringspremies.
3.
De pensioenen worden door de Stichting rechtstreeks aan de gerechtigde of aan diens wettelijke vertegenwoordiger, dan wel na overlegging van een bewijs van machtiging aan diens gemachtigde, uitbetaald.
4.
Bij uitbetalingen buiten Nederland kan het Bestuur transactiekosten in rekening brengen bij de gerechtigde of diens vertegenwoordiger.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
24/26
Artikel 27 Korting Pensioenaanspraken en pensioenrechten 1. Het Bestuur is bevoegd verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend te verminderen indien: a) de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt, overeenkomstig de voorschriften van de PW; b) de Stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn de onder a genoemde dekkingsgraad te herstellen, zonder dat de belangen van Deelnemers, Gepensioneerden, andere aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad; en c) alle overige beschikbare besturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan artikel 131 van de PW. Het Bestuur zal de (Gewezen) Deelnemers, Gepensioneerden, Nabestaanden en Werkgever schriftelijk informeren over het besluit tot vermindering van de pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst plaatsvinden een maand nadat de (Gewezen) Deelnemers, Gepensioneerden, Nabestaanden, Werkgever en De Nederlandsche Bank, hierover geïnformeerd zijn. 2. De in dit artikel gebruikte begrippen worden opgevat overeenkomstig de betekenis van deze begrippen in de Pensioenwet. Artikel 28 Verplichtingen rechthebbenden 1.
Degene die op grond van dit pensioenreglement (aanspraak op) pensioen heeft, is verplicht aan de uitvoering van dit pensioenreglement mee te werken. Dit houdt in dat de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde alle gegevens en bewijsstukken zal verstrekken, die de Werkgever of de Stichting nodig oordeelt.
5. De Deelnemers en andere rechthebbenden dienen de Werkgever of de Stichting desgevraagd alle inlichtingen te verschaffen, die voor een juiste uitvoering van dit pensioenreglement gewenst zijn; bij weigering of bij onjuiste inlichtingen kan aan dit pensioenreglement geen recht op pensioen worden ontleend. Iedere (Gewezen) Deelnemer en Gepensioneerde is verplicht de Werkgever in kennis te stellen van wijzigingen in zijn burgerlijke staat, relatie met zijn pensioengerechtigde Partner, gezinssamenstelling, adres of mate van Arbeidsongeschiktheid. 6. Bij beëindiging van de gezamenlijke huishouding dient door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Gewezen Partner ondertekende verklaring aan de Werkgever te worden overgelegd, waarin de datum waarop de gezamenlijke huishouding is beëindigd is vastgelegd. Bij twijfel omtrent de datum van beëindiging van de gezamenlijke huishouding geeft hetgeen is opgenomen in het bevolkingsregister de doorslag. Indien dat evenmin uitsluitsel geeft beslist de Werkgever in samenspraak met het fonds. Artikel 29 Anti cumulatie 1. Indien de rechthebbende, tijdens de periode waarin op grond van het reglement recht op een uitkering van ouderdomspensioen bestaat, in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WIA en/of een krachtens een door de Werkgever gesloten verzekering inzake Arbeidsongeschiktheid verstrekte uitkering, wordt het ouderdomspensioen verminderd met deze uitkering(en). De uitkering inzake het ouderdomspensioen zal door deze vermindering niet negatief worden. 2. De rechthebbende op ouderdomspensioen dient van een toekenning c.q. wijziging van een uitkering ingevolge de WIA schriftelijk mededeling te doen aan de Stichting. Indien de Deelnemer niet of niet tijdig aan deze verplichting voldoet, is de Stichting gerechtigd eventueel te veel of ten onrechte betaalde uitkeringen van de Deelnemer terug te vorderen c.q. te verrekenen met nog te betalen termijnen.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
25/26
Artikel 30 Klachten of geschillen In een geval van een klacht of een geschil met betrekking tot de uitleg of uitvoering van de bepalingen van dit pensioenreglement, beslist het Bestuur van de Stichting op schriftelijk verzoek van degene die de klacht of het geschil aanhangig heeft gemaakt.
Artikel 31 Onvoorziene gevallen In onvoorziene individuele gevallen, inzake de toepassing van dit reglement, waarin niet door het pensioenreglement mocht zijn voorzien, beslist het Bestuur van de Stichting met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid. Artikel 32 Inwerkingtreding Dit pensioenreglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2014. Artikel 33 Overgangsbepalingen 1. Pensioenreglement 2014 geldt uitsluitend voor degenen die op of na 1 januari 2014 Deelnemer zijn op grond van dit pensioenreglement en in zoverre voor diegenen waarvoor dit reglement in dit artikel van toepassing is verklaard. Pensioenreglement 2007 is per 1 januari 2014 voor deze groep gewijzigd in Pensioenreglement 2014. 2. De deelnemer die op 31 december 2013 deelnemer was volgens Pensioenreglement 2007 heeft aanspraak op een extra ouderdomspensioen over Pensioengrondslag A. Die extra aanspraak op ouderdomspensioen over Pensioengrondslag A is gelijk aan deze aanspraak zoals deze op 31 december 2013 is vastgesteld volgens Pensioenreglement 2007, verminderd met de aanspraak op ouderdomspensioen over Pensioengrondslag A zoals die op die datum zou zijn vastgesteld volgens dit Pensioenreglement 2014. Op de extra aanspraak op ouderdomspensioen over Pensioengrondslag A worden geen toeslagen verstrekt. 3. Degene die op grond van het Pensioenreglement 2007 recht had op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid en die op 1 januari 2014 nog arbeidsongeschikt is in de zin van Pensioenreglement 2014 wordt, voor de verwerving van pensioenen vanaf die datum, geacht arbeidsongeschikt te zijn geworden onder Pensioenreglement 2014. 4. De Deelnemer die op grond van Pensioenreglement 2007 ziek of arbeidsongeschikt zou zijn op 1 januari 2014, maar op die datum nog geen recht heeft op premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid, wordt geacht onder Pensioenreglement 2014 arbeidsongeschikt te zijn geworden.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
26/26
Pensioenspaarreglement Bijlage I bij het Pensioenreglement 2014.
INHOUDSOPGAVE Vooraf ................................................................................................................................................................... 28 Artikel 1 Definities ............................................................................................................................................... 28 Artikel 2 Karakter van de regeling ....................................................................................................................... 28 Artikel 3 Deelnemerschap .................................................................................................................................... 28 Artikel 4 Spaarrekening ....................................................................................................................................... 28 Artikel 5 Beleggingsscenario’s ............................................................................................................................ 29 Artikel 6 Kosten ................................................................................................................................................... 29 Artikel 7 Pensioenaanspraken .............................................................................................................................. 30 Artikel 8 Overlijden vóór ingang van het pensioen ............................................................................................. 30 Artikel 9 Uitkering bij pensionering .................................................................................................................... 30 Artikel 10 Stortingen door de Werkgever ............................................................................................................ 30 Artikel 11 Vrijwillige stortingen door de Deelnemer .......................................................................................... 31 Artikel 12 Onbetaald verlof ................................................................................................................................. 31 Artikel 13 Pensioenverevening na Scheiding....................................................................................................... 32 Artikel 14 Arbeidsongeschiktheid........................................................................................................................ 32 Artikel 15 Beëindiging van het deelnemerschap.................................................................................................. 32 Artikel 16 Verplichtingen van de Rechthebbenden ............................................................................................... 7 Artikel 17 Klachten of geschillen ........................................................................................................................ 32 Artikel 18 Onvoorziene gevallen ......................................................................................................................... 33 Artikel 19 Wijzigingen ......................................................................................................................................... 33 Artikel 20 Afkoop ................................................................................................................................................ 33 Artikel 21 Inwerkingtreding ................................................................................................................................. 33
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
27/26
Vooraf Het pensioenspaarreglement vormt een onverbrekelijk geheel met het Pensioenreglement 2014 van de Stichting pensioenfonds NIBC. Artikel 1 Definities De in het pensioenreglement gedefinieerde begrippen zijn ook van toepassing ten aanzien van dit reglement en hebben de in het pensioenreglement gedefinieerde betekenis, tenzij anders bepaald. Verder wordt in dit pensioenreglement verstaan onder: Uitvoerder De gekwalificeerde instantie met wie door de Stichting een overeenkomst is gesloten inzake het beheer, de administratie en de belegging van de pensioenspaarsaldi van de Deelnemers. Bij de inwerkingtreding van dit reglement is in dit kader tot 1 april 2005 een overeenkomst gesloten met Robeco; vanaf 1 april 2005 tot 1 juni 2008 is een overeenkomst gesloten met Aegon en vanaf 1 juni 2008 is een overeenkomst gesloten met ING Investment Management.. Pensioengrondslag D Pensioengrondslag D is gelijk aan de som van: 1. alle loonbestanddelen, met uitzondering van het voordeel van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto, die de werknemer in het betreffende deelnemersjaar geniet van de werkgever en die geen onderdeel uitmaken van Pensioengrondslag A, B of C; 2. het verschil tussen de voor het betreffende deelnemersjaar vastgestelde franchise en een bedrag gelijk aan 10/7e van de som van het op 1 maart van het betreffende deelnemersjaar geldende brutoouderdomspensioen ingevolge de AOW en de vakantie-uitkering, voor een gehuwde. In de tekst van dit reglement wordt de mannelijke woordvorm ook gebruikt in het geval van een vrouwelijke Deelnemer.
Artikel 2 Karakter van de regeling Dit pensioenspaarreglement betreft de uitvoering van een premieovereenkomst in de zin van de PW.
Artikel 3 Deelnemerschap Deelnemers zijn de Werknemers met Dienstbetrekking met de Werkgever, die Deelnemer zijn aan het Pensioenreglement 2014 van Stichting pensioenfonds NIBC conform artikel 3 van dat reglement.
Artikel 4 Spaarrekening 1. Het pensioenspaarsaldo wordt, op naam van de (Gewezen) Deelnemer, opgebouwd op een geblokkeerde pensioenspaarrekening bij de uitvoerder. Het wordt gevormd door stortingen door Werkgever en Deelnemer alsmede door de beleggingsresultaten op het kapitaal. Het pensioenspaarsaldo kan nooit negatief worden. 2. De Werkgever zal de Deelnemer bij aanvang van de deelname aanmelden ten behoeve van het openen van de pensioenspaarrekening.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
28/26
3. De (Gewezen) Deelnemer kan het spaarsaldo naar keuze beleggen volgens een aantal door de Stichting aangeboden beleggingsscenario's. Deze scenario's, alsmede de regels omtrent de te maken keuze, zijn beschreven in artikel 5 van dit pensioenspaarreglement. Het is de verantwoordelijkheid van de (Gewezen) Deelnemer om zijn beleggingskeuze door te geven aan de Uitvoerder, via de daarvoor bestemde formulieren. 4. Periodiek, doch minimaal eenmaal per jaar, ontvangt de (Gewezen) Deelnemer een opgave van de mutaties in het pensioenspaarsaldo van de pensioenspaarrekening en van de grootte van het pensioenspaarsaldo. Jaarlijks ontvangt de (Gewezen) Deelnemer een jaaropgave alsmede – ter indicatie – een projectie van de hoogte van de met het pensioenspaarsaldo te bereiken pensioenen. Artikel 5 Beleggingsscenario’s 1. Het Bestuur van de Stichting zal in overleg met de Uitvoerder een aantal beleggingsfondsen aanbieden waarin de (Gewezen) Deelnemer zijn spaarsaldo kan beleggen. Daarbij zal een aantal beleggingsscenario´s worden aangeboden die qua risicoprofiel aansluiten bij de Deelnemer. 2. (Gewezen) Deelnemers hebben naast de verschillende beleggingsscenario´s ook de mogelijkheid om zelf een keuze te maken uit en een verdeling te maken over de aangeboden beleggingsfondsen. Indien de (Gewezen) Deelnemer van deze mogelijkheid gebruik maakt is de (Gewezen) Deelnemer zelf verantwoordelijk voor de beleggingen. Als dan adviseert de Uitvoerder de Deelnemer ten minste een keer per jaar over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de Pensioenrichtdatum. 3. Ten behoeve van het aangeven van de beleggingskeuze bij nieuwe stortingen alsook voor de opdracht tot het wijzigen van de beleggingssamenstelling van het pensioenspaarsaldo zullen door de Stichting formulieren ter beschikking worden gesteld. 4. Het Bestuur zal met de Uitvoerder overleg voeren over eventuele wijzigingen van de beleggingsfondsen en/of de beleggingsscenario´s. Het initiatief tot dit overleg kan zowel bij het Bestuur als bij de Uitvoerder liggen. 5. De Stichting is gehouden de (Gewezen) Deelnemers informatie te verstrekken over deze scenario´s alsook over wijzigingen daarin. Zij kan de uitvoering van deze informatieplicht overdragen aan de Uitvoerder. 6. De Uitvoerder onderzoekt ten minste een keer per jaar of de beleggingen van de deelnemer of gewezen deelnemer zich binnen de op basis van het derde lid gestelde grenzen bevinden en informeert de deelnemer en de gewezen deelnemer hierover.
Artikel 6 Kosten 1. Op stortingen op de pensioenspaarrekening kunnen door de Uitvoerder aankoopkosten in mindering worden gebracht. Deze kosten zijn voor rekening van de Deelnemer. Voor zover de stortingen voor rekening van de Werkgever komen, maken de aankoopkosten reeds onderdeel uit van de toegezegde beschikbare premie. 2. Indien de Uitvoerder kosten in rekening brengt voor wijzigingen van het belegd kapitaal, dan zijn deze (switch-) kosten voor rekening van de (Gewezen) Deelnemer. 3. Indien de Uitvoerder kosten in rekening brengt voor het beheer van de beleggingsfondsen, al dan niet verrekend in de koers van het beleggingsfonds, dan zijn deze kosten voor rekening van de (Gewezen) Deelnemer. Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
29/26
Artikel 7 Pensioenaanspraken 1. Het pensioenspaarsaldo kan uitsluitend worden aangewend voor de aankoop van reglementair pensioen bij een Verzekeraar naar keuze van de Deelnemer op basis van actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. 2. De hoogte van de pensioenen wordt bepaald door: a. de keuze van Verzekeraar door de Deelnemer (conform het 1e lid van dit artikel); b. de keuze van pensioensoort door de Deelnemer; c. de Feitelijke Pensioendatum; d. het pensioenspaarsaldo op het moment van ingang van het pensioen; e. door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren op de ingangsdatum van het pensioen, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd.
Artikel 8 Overlijden vóór ingang van het pensioen Bij overlijden van een Deelnemer voor ingang van het ouderdomspensioen, wordt het pensioenspaarsaldo aangewend voor de aankoop van Partner en/of Wezenpensioen zoals bedoeld in de artikelen 10 en 11 van het Pensioenreglement 2014. Als Partner respectievelijk wezen worden aangemerkt degenen die in aanmerking komen voor een Partner- resp. Wezenpensioen uit hoofde van het Pensioenreglement 2014. De vaststelling van voornoemde pensioenen geschiedt met inachtneming van de grenzen, daaraan door de fiscale wetgeving en regels opgelegd. Bij overlijden van een Gewezen Deelnemer voor ingang van het ouderdomspensioen, dient het bij overlijden aanwezige pensioenspaarsaldo zo veel mogelijk bij een Verzekeraar naar keuze van de Partner te worden aangewend voor het aankopen van Partner en/of Wezenpensioen op basis van de door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd. Als Partner respectievelijk wezen worden aangemerkt degenen die in aanmerking komen voor een Partner- resp. Wezenpensioen uit hoofde van het Pensioenreglement 2014. De vaststelling van voornoemde pensioenen geschiedt met inachtneming van de grenzen, daaraan door de fiscale wetgeving en regels opgelegd.
Artikel 9 Uitkering bij pensionering Op de Feitelijke Pensioendatum dient het opgebouwde pensioenspaarsaldo bij een Verzekeraar naar keuze van de Gepensioneerde te worden aangewend voor het aankopen van reglementair pensioen. Daarbij gelden de bepalingen opgenomen in het Pensioenreglement 2014. De uitkering van deze pensioenaanspraken zal op de bij de Stichting gebruikelijke wijze plaatsvinden.
Artikel 10 Stortingen door de Werkgever 1. Met inachtneming van de bepalingen van het Pensioenreglement 2014 zal de Werkgever de premiestortingen inzake pensioengrondslag B maandelijks verrichten. Deze maandelijkse stortingen zullen steeds 1/12-deel bedragen van de jaarpremie zoals vastgesteld op 1 januari van het betreffende jaar. Wijzigingen van pensioengrondslag B of de Deeltijdfactor zullen in de maand van wijziging verwerkt worden in de premiestortingen. 2. De Werkgever zal de premiestorting inzake pensioengrondslag C, met inachtneming van de bepalingen van het Pensioenreglement 2014, als regel verrichten in de maand van uitbetaling van de desbetreffende ADV compensatie. Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
30/26
Artikel 11 Vrijwillige stortingen door de Deelnemer 1. De Deelnemer kan op de volgende wijzen gelden storten voor het opbouwen van een pensioenspaarsaldo: a. vaste maandelijkse stortingen uit het salaris, met een minimum van EUR 100,-- per maand; b. incidentele stortingen uit het salaris, met een minimum van EUR 100,-- per storting en hoogstens één keer per jaar; c. (een deel van) emolumenten zoals bepaald in de arbeidsvoorwaarden bij de betreffende Werkgever te storten vanuit het salaris. 2. Een periodieke maandelijkse storting dient uiterlijk één maand voor de eerste stortingsmaand, via speciale stortingsformulieren, schriftelijk aan de Werkgever te worden doorgegeven. Een periodieke storting wordt voor minimaal 12 maanden vastgesteld. Een maandelijkse storting eindigt zodra de Deelnemer daarom schriftelijk verzoekt (met inachtneming van de minimale looptijd van 12 maanden), maar in elk geval bij beëindiging van het deelnemerschap. 3. Een door de Deelnemer te verrichten incidentele storting kan uitsluitend in de maanden april en oktober worden gedaan. De Deelnemer dient de Werkgever uiterlijk op de eerste werkdag van de gewenste stortingsmaand, via speciale stortingsformulieren, schriftelijk in kennis te stellen van de hoogte van de éénmalige storting. De maximale hoogte van een eenmalige storting is één (bruto) maandsalaris, tenzij de fiscale regelgeving danwel de tabellen in bijlage II bij het Pensioenreglement 2007 een lager maximum voorschrijven. 4. De in te brengen emolumenten worden gewaardeerd op geld. De waardering daarvan wordt bepaald in de arbeidsvoorwaarden bij de Werkgever. De Deelnemer dient de Werkgever uiterlijk op de eerste werkdag van de gewenste stortingsmaand, via speciale stortingsformulieren, schriftelijk in kennis te stellen van de storting van een (deel van een) emolument. 5. De door de Deelnemer te verrichten stortingen worden op het salaris van de betrokken Deelnemer ingehouden door de salarisadministrateur van de Werkgever. 6. De (periodieke) stortingen van de Deelnemer worden aangewend voor de vorming van een pensioenspaarsaldo op naam van de desbetreffende Deelnemer. 7. De maximale hoogte van de door de Deelnemer in enig jaar te verrichten stortingen wordt bepaald door de fiscale wet- en regelgeving en de volgens het Pensioenreglement 2014 opgebouwde aanspraken. Het totaal aan pensioenpremie dat kan worden ingelegd is in enig jaar gemaximeerd op percentages van de pensioengrondslag, zoals opgenomen in bijlage II bij het Pensioenreglement 2014. 8. De Deelnemer kan stortingen verrichten tot de Feitelijke Pensioendatum.
Artikel 12 Onbetaald verlof Wanneer een Deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid van onbetaald verlof, zoals bepaald in de arbeidsvoorwaarden van de Werkgever, kan de opbouw van het pensioenspaarsaldo op verzoek van de Deelnemer worden voortgezet. De premie voor deze voortgezette opbouw komt geheel voor rekening van de Deelnemer. Over de betaling van het bedrag van deze stortingen door de Deelnemer aan de Werkgever, zal door de Deelnemer overleg gevoerd moeten worden met de salarisadministrateur van de Werkgever.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
31/26
Artikel 13 Pensioenverevening na Scheiding 1. Bij Scheiding wordt het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde pensioenspaarsaldo verevend overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, de met deze wet verband houdende ministeriele regelingen en het bepaalde in artikel 19 van het Pensioenreglement 2014. 2. De Stichting is bevoegd de kosten van verevening aan de (Gewezen) Deelnemer en diens Gewezen Partner in rekening te brengen.
Artikel 14 Arbeidsongeschiktheid Indien de Deelnemer Arbeidsongeschikt raakt in de zin van het Pensioenreglement 2014, dan is artikel 20 van het Pensioenreglement 2014 van toepassing.
Artikel 15 Beëindiging van het deelnemerschap Indien het deelnemerschap eindigt door beëindiging van de Dienstbetrekking vóór de Feitelijke Pensioendatum dan blijft het aanwezige pensioenspaarsaldo, (inclusief het rendement erop) op de pensioenspaarrekening staan en kan de Gewezen Deelnemer via de beschikbare beleggingsfondsen en beleggingsscenario´s invloed blijven uitoefenen op de hoogte van het kapitaal. Het beleggingsrisico komt ook in deze situatie geheel voor rekening van de (Gewezen) Deelnemer. Het bovengenoemde pensioenspaarsaldo kan worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van een nieuwe Werkgever, volgens de daartoe in artikel 24 van het Pensioenreglement 2014 gestelde regels.
Artikel 16 Verplichtingen van de Rechthebbenden 1.
Iedere Deelnemer die op grond van dit pensioenspaarreglement (aanspraak op) pensioen heeft, is verplicht aan de uitvoering van dit pensioenspaarreglement mee te werken. Dit houdt in dat de Deelnemer alle gegevens en bewijsstukken zal verstrekken, die de Werkgever of de Stichting nodig oordeelt, waaronder zijn begrepen adreswijzigingen en veranderingen van burgerlijke staat.
2.
De Deelnemers en andere rechthebbenden dienen de Werkgever of de Stichting desgevraagd alle inlichtingen te verschaffen, die voor een juiste uitvoering van dit pensioenspaarreglement gewenst zijn; bij weigering of bij onjuiste inlichtingen kan aan dit pensioenspaarreglement geen recht op pensioen worden ontleend.
Artikel 17 Klachten of geschillen In een geval van een klacht of een geschil met betrekking tot de uitleg of uitvoering van de bepalingen van dit pensioenspaarreglement, beslist het Bestuur van de Stichting op schriftelijk verzoek van degene die de klacht of het geschil aanhangig heeft gemaakt.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
32/26
Artikel 18 Onvoorziene gevallen In onvoorziene individuele gevallen, inzake de toepassing van dit pensioenspaarreglement, waarin niet door het pensioenspaarreglement mocht zijn voorzien, beslist het Bestuur van de Stichting met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Artikel 19 Wijzigingen Het Bestuur kan slechts wijzigingen op dit pensioenspaarreglement aanbrengen met inachtneming van de bepalingen inzake wijzigingen (artikel 15) van de Statuten van de Stichting.
Artikel 20 Afkoop Aanspraken ingevolge deze pensioenspaarregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW. Artikel 21 Inwerkingtreding Dit pensioenspaarreglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2014.
Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
33/26
Tabellen en actuariële factoren Bijlage II bij het Pensioenreglement 2014.
INHOUDSOPGAVE Vooraf ..................................................................................................................................................................... 2 Wijzigingen ............................................................................................................................................................. 2 Artikel 1
Vrijwillig pensioensparen ................................................................................................................... 2
Artikel 2
Keuzemogelijkheden inzake de pensioendatum en de hoogte van pensioenen .................................. 3
Artikel 3
Uitruil van levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen ......................................................... 3
Artikel 4
Vervroegen van de pensioendatum ..................................................................................................... 4
Artikel 5
In hoogte variërend levenslang ouderdomspensioen........................................................................... 5
Artikel 6
Afkoop kleine pensioenen. .................................................................................................................. 5
Artikel 7
Afkoopfactoren kleine pensioenen. ..................................................................................................... 5
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
1/10
Vooraf De actuariële factoren en tabellen (hierna te noemen Bijlage II) vormen een onverbrekelijk geheel met het Pensioenreglement 2014 van de Stichting pensioenfonds NIBC. De in Bijlage II opgenomen tabellen en actuariële factoren zijn vastgesteld voor een periode van 1 jaar. Het Bestuur van de Stichting zal deze tabellen en actuariële factoren jaarlijks opnieuw vaststellen. De definities zoals opgenomen in artikel 1 van het Pensioenreglement 2014 zijn onverkort van toepassing op Bijlage II.
Wijzigingen Het Bestuur zal bij wijzigingen van wetgeving, waaronder in ieder geval de Wet op de Loonbelasting 1964 en de PW, beoordelen of aanpassing van Bijlage II gewenst is. Zij zal daartoe advies inwinnen bij de adviserende actuaris van de Stichting. Wijzigingen zullen aangebracht worden met inachtneming van de bepalingen inzake wijzigingen (artikel 15) van de Statuten van de Stichting.
Artikel 1 Vrijwillig pensioensparen De regels omtrent vrijwillige stortingen van pensioenpremies op een pensioenspaarrekening zijn omschreven in het Pensioenreglement 2014 en het Pensioenspaarreglement. In bijgaande tabellen is de maximale ruimte vastgelegd tot welk niveau een Deelnemer stortingen kan verrichten. De Deelnemer kan zowel incidentele als vaste vrijwillige stortingen doen, maar is op jaarbasis ten aanzien van de maximale hoogte van de stortingen gehouden aan onderstaande percentages van zijn pensioengrondslag. Uitgangspunt is de sommatie van het pensioengevend salaris, zie artikel 6 van het Pensioenreglement 2014, van de Deelnemer geldend op 1 januari van het jaar van de storting vermenigvuldigd met 2/12 en het pensioengevend salaris geldend op 1 maart van het jaar van de storting vermenigvuldigd met 10/12.
Pensioengrondslag D De maximale beschikbare premie op jaarbasis voor Deelnemers met een pensioengrondslag D wordt uitgedrukt in een percentage van pensioengrondslag D en is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer op 1 januari van het betreffende deelnemersjaar. De maximale beschikbare premie wordt vastgesteld volgens de volgende tabel: Leeftijd vanaf 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
Percentage van Pensioengrondslag D 4,6% 5,3% 6,4% 7,8% 9,5% 11,6% 14,2% 17,4% 21,5% 26,8%
Indien de Deelnemer een incidentele premie stort, kan deze uitsluitend betrekking hebben op het deel van het loon dat de Deelnemer in het betreffende deelnemersjaar al heeft genoten van de werkgever.” Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
2/10
Inkoop van pensioenrechten uit het pensioenspaarsaldo Op de Feitelijke Pensioendatum c.q. bij eerdere omzetting van het pensioenspaarsaldo in pensioenaanspraken worden een levenslang Ouderdomspensioen (OP) met ingangsleeftijd 65, een bijpassend Partnerpensioen (PP) en bijpassend Wezenpensioen (WzP) ingekocht uit het pensioenspaarsaldo. Bij een en ander wordt rekening gehouden met de keuze van Verzekeraar door de Deelnemer. Welke pensioenen kunnen worden ingekocht uit het pensioenspaarsaldo wordt bepaald door de op de Feitelijke Pensioendatum door de Verzekeraar gehanteerde actuariële factoren, waarbij de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen zal worden gerespecteerd..
Artikel 2 Keuzemogelijkheden inzake de pensioendatum en de hoogte van pensioenen Het Pensioenreglement 2014 geeft de (Gewezen) Deelnemer mogelijkheden om de Feitelijke Pensioendatum en de hoogte van levenslang Ouderdomspensioen (OP) en Partnerpensioen (PP) te beïnvloeden: 1. uitruil van OP en in PP, dan wel vice versa 2. vervroegen van de Feitelijke Pensioendatum, 3. toepassen van een in hoogte variërend OP. Indien de (Gewezen) Deelnemer deze keuzemogelijkheden wenst te combineren zal in de uitwerking de voornoemde volgorde worden gehanteerd. Bij gebruikmaking van een keuzemogelijkheid worden de nieuwe pensioenaanspraken vastgesteld aan de hand van de uitruiltabellen zoals opgenomen in bijlage II artikel 3 tot en met 5. Deze uitruiltabellen zijn vastgesteld op gehele leeftijden, bij tussenliggende leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd. Artikel 3 Uitruil van levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen Uitruil van OP in PP Indien de (Gewezen) Deelnemer op de Feitelijke Pensioendatum besluitom een deel van het verworven OP uit te ruilen tegen een verhoging van het PP dan zal worden gerekend met de volgende uitruiltabel: Leeftijd
Voor EUR 100,- OP, uit te keren vanaf leeftijd 65, wordt verkregen aan PP
57,0 57,5 58,0 58,5 59,0 59,5 60,0 60,5 61,0 61,5 62,0 62,5 63,0 63,5 64,0 64,5 65,0
in EUR
556,10 559,30 562,40 565,80 569,20 572,80 576,40 580,20 584,00 588,00 591,90 596,10 600,20 604,70 609,10 613,80 618,50
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
3/10
Uitruil van PP in OP Indien de (Gewezen) Deelnemer op de Feitelijke Pensioendatum besluit, onder de voorwaarden van het Pensioenreglement 2007, om een deel van het verworven PP uit te ruilen tegen een verhoging van het OP dan zal worden gerekend met de volgende uitruiltabel:
Leeftijd
Voor EUR 100,- PP wordt verkregen aan OP, uit te keren vanaf leeftijd 65 in EUR
57,0 57,5 58,0 58,5 59,0 59,5 60,0 60,5 61,0 61,5 62,0 62,5 63,0 63,5 64,0 64,5 65,0
14,55 14,50 14,40 14,30 14,25 14,15 14,05 13,95 13,85 13,80 13,70 13,60 13,50 13,40 13,30 13,20 13,10
Artikel 4 Vervroegen van de pensioendatum Conform het Pensioenreglement 2007 heeft de (Gewezen)Deelnemer de keus om zijn Feitelijke Pensioendatum te vervroegen ten opzichte van de Pensioenrichtdatum. Indien hij daartoe besluit dan zal zijn Ouderdomspensioen verlaagd worden. Daarbij zal gerekend worden met de volgende vervroegingstabel. Leeftijd (bij pensioeningang)
Vervroegen met (in maanden)
57,0 57,5 58,0 58,5 59,0 59,5 60,0 60,5 61,0 61,5 62,0 62,5 63,0 63,5 64,0 64,5
96 90 84 78 72 66 60 54 48 42 36 30 24 18 12 6
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
Vervroegingsfactor inzake OP, uit te keren vanaf leeftijd 65 in %
63,70 65,40 67,20 69,00 70,90 72,90 75,00 77,10 79,30 81,60 83,90 86,40 88,90 91,60 94,30 97,10 4/10
Artikel 5 In hoogte variërend levenslang ouderdomspensioen. Hoog / laag Indien de (Gewezen) Deelnemer ervoor kiest om de eerste tien jaar na pensionering een hogere pensioenuitkering te ontvangen en daarna een lagere uitkering dan wordt het Ouderdomspensioen voor de eerste tien jaar vastgesteld op het oorspronkelijke bedrag, verhoogd met het bij de ingangsleeftijd in de 2e kolom van onderstaande tabel vermelde percentage. Het na bedoelde tien jaren te ontvangen OP is gelijk aan 75% van het verhoogde bedrag. Laag / hoog Indien de (Gewezen) Deelnemer ervoor kiest om de eerste tien jaar na pensionering een lagere pensioenuitkering te ontvangen en daarna een hogere uitkering dan wordt het OP voor de eerste tien jaar vastgesteld op het oorspronkelijke bedrag, verlaagd met het bij de ingangsleeftijd in de 3e kolom van onderstaande tabel vermelde percentage. Het na bedoelde tien jaren te ontvangen OP is gelijk aan 133% van het verlaagde bedrag. Leeftijd (bij pensioeningang) 57,0 57,5 58,0 58,5 59,0 59,5 60,0 60,5 61,0 61,5 62,0 62,5 63,0 63,5 64,0 64,5 65,0
Hoog/laag Verhoging van het direct ingaand ouderdoms-pensioen met in %
16,20 16,10 16,00 15,80 15,70 15,50 15,30 15,20 15,00 14,80 14,60 14,50 14,30 14,10 13,90 13,70 13,40
Laag/hoog Verlaging van het direct ingaand ouderdoms-pensioen met in %
15,70 15,60 15,50 15,40 15,30 15,20 15,10 15,00 14,80 14,70 14,60 14,40 14,30 14,10 14,00 13,80 13,60
Artikel 6 Afkoop kleine pensioenen Voor het vastellen van de afkoopwaarde van kleine pensioenen, zoals verwoord in artikel 24 lid 2, wordt gebruik gemaakt van afkoopfactoren zoals opgenomen in bijlage II artikel 7. Deze afkoopfactoren zijn per 1 januari 2014 vastgesteld voor een periode van 1 jaar. De afkoopfactoren zijn vastgesteld op gehele leeftijd, bij tussenliggende leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd.
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
5/10
Artikel 7 Afkoopfactoren voor kleine pensioenen Afkoop oudersomspensioen en medeverzekerd nabestaandepensioen Indien het verworven OP bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan overlijden of op de Feitelijke Pensioendatum in aanmerking komt voor afkoop, worden de pensioenaanspraken met de volgens onderstaande tabel van toepassing zijnde factoren vermenigvuldigd:
Leeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57
Factor OP uit te keren vanaf leeftijd 65
Factor medeverzekerd PP
2,8282 2,9458 3,0682 3,1955 3,3280 3,4659 3,6094 3,7585 3,9134 4,0743 4,2414 4,4148 4,5948 4,7814 4,9749 5,1755 5,3833 5,5984 5,8209 6,0510 6,2886 6,5339 6,7866 7,0467 7,3140 7,5886 7,8702 8,1585 8,4532 8,7539 9,0602 9,3726 9,6917 10,0184 10,3528 10,6950 11,0471 11,4109 11,7875 12,1778 12,5822 13,0015 13,4360
0,5468 0,5698 0,5931 0,6168 0,6404 0,6638 0,6876 0,7132 0,7403 0,7690 0,7994 0,8317 0,8657 0,9011 0,9382 0,9768 1,0171 1,0590 1,1028 1,1486 1,1967 1,2466 1,2983 1,3519 1,4072 1,4639 1,5227 1,5837 1,6473 1,7128 1,7800 1,8482 1,9177 1,9874 2,0576 2,1283 2,1992 2,2709 2,3421 2,4129 2,4835 2,5535 2,6221
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
6/10
Leeftijd 58 59 60 61 62 63 64 65
Factor OP uit te keren vanaf leeftijd 65
Factor medeverzekerd PP
13,8851 14,3470 14,8211 15,3059 15,7988 16,2973 16,7984 17,3000
2,6896 2,7567 2,8232 2,8890 2,9536 3,0154 3,0738 3,1283
Afkoop bijzonder nabestaandenpensioen bij echtscheiding Indien het bijzonder PP op de Scheidingsdatum in aanmerking komt voor afkoop, wordt het bijzonder PP met de onderstaande tabel van toepassing zijnde factor vermenigvuldigd: Leeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Factor Bijzonder PP
0,5468 0,5698 0,5931 0,6168 0,6404 0,6638 0,6876 0,7132 0,7403 0,7690 0,7994 0,8317 0,8657 0,9011 0,9382 0,9768 1,0171 1,0590 1,1028 1,1486 1,1967 1,2466 1,2983 1,3519 1,4072 1,4639 1,5227 1,5837 1,6473 1,7128 1,7800 1,8482 1,9177 1,9874 2,0576
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
Leeftijd 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95
Factor Bijzonder PP
2,8890 2,9536 3,0154 3,0738 3,1283 3,1785 3,2245 3,2681 3,3087 3,3467 3,3816 3,4098 3,4302 3,4425 3,4435 3,4333 3,4127 3,3814 3,3373 3,2820 3,2153 3,1387 3,0515 2,9569 2,8573 2,7520 2,6406 2,5221 2,3962 2,2690 2,1368 2,0052 1,8721 1,7423 1,6195 7/10
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
2,1283 2,1992 2,2709 2,3421 2,4129 2,4835 2,5535 2,6221 2,6896 2,7567 2,8232
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
96 97 98 99 100 101 102 103 104 105
1,4957 1,3785 1,2707 1,1747 1,0864 0,9914 0,9091 0,8418 0,7927 0,7485
8/10
Afkoop ingegaan nabestaandenpensioen Indien het PP bij ingang in aanmerking komt voor afkoop, wordt het ingegane PP met de volgens onderstaande tabel van toepassing zijnde factor vermenigvuldigd: Leeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
Factor Ingegaan PP
29,7944 29,7121 29,6269 29,5386 29,4475 29,3536 29,2561 29,1537 29,0466 28,9347 28,8178 28,6955 28,5677 28,4346 28,2958 28,1511 28,0001 27,8428 27,6787 27,5075 27,3287 27,1425 26,9487 26,7470 26,5372 26,3193 26,0925 25,8565 25,6108 25,3554 25,0906 24,8163 24,5320 24,2385 23,9352 23,6219 23,2987 22,9648 22,6211 22,2671 21,9019 21,5252 21,1376 20,7383 20,3265 19,9021
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
Leeftijd 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105
Factor Ingegaan PP
19,4650 19,0152 18,5536 18,0810 17,5974 17,1029 16,5980 16,0810 15,5525 15,0117 14,4598 13,9003 13,3360 12,7677 12,1989 11,6306 11,0630 10,4975 9,9363 9,3813 8,8350 8,2980 7,7747 7,2644 6,7666 6,2850 5,8231 5,3836 4,9707 4,5804 4,2170 3,8780 3,5678 3,2798 3,0050 2,7623 2,5385 2,3336 2,1508 1,9936 1,8829 1,7844 1,6970 1,6197 1,5515
9/10
Afkoop ingegaan wezenpensioen Indien het wezenpensioen bij ingang in aanmerking komt voor afkoop, wordt het ingegane wezenpensioen met de volgens onderstaande tabel van toepassing zijnde factor vermenigvuldigd:
Leeftijd 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Factor Ingegaan wezenpensioen
16,7261 16,1483 15,5534 14,9405 14,3088 13,6579 12,9871 12,2943 11,5772 10,8349 10,0665 9,2712 8,4483 7,5979 6,7207 5,8180 5,3545 4,8909 4,4162 3,9414 3,4572 2,9729 2,4816 1,9902 1,4941 0,9980 0,4990 0,0000
Bijlage II bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
10/10
Bijlage III Overgangsregelingen Artikel 1 Overgangsregeling van toepassing op Werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950, op 31 december 2006 Deelnemer waren in de zin van het Pensioenreglement 2000 en die vanaf 1 januari 2007 Deelnemer zijn geworden in de zin van het Pensioenreglement 2007. 1.
Opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen ingaande op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 65 jarige leeftijd bereikt en opgebouwde aanspraak op prepensioen
a. De waarde van de onder artikel 23 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 verworven aanspraken op prepensioen wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen volgens Pensioenreglement 2007, tenzij de Deelnemer voor 1 april 2007 schriftelijk heeft aangegeven daar niet mee in te stemmen. b. De waarde van de onder artikel 7 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 verworven aanspraken op pensioen ingaande op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 65 jarige leeftijd bereikt, wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen volgens Pensioenreglement 2007, tenzij de Deelnemer voor 1 april 2007 schriftelijk heeft aangegeven daar niet mee in te stemmen. De overdracht vindt plaats in de vorm van een interne Waardeoverdracht als bedoeld in artikel 24 lid 5 van het Pensioenreglement 2007, waarbij de in te kopen pensioenaanspraken zullen worden bepaald op basis van pensioengrondslag A en de Pensioenrichtdatum. c. De verworven extra aanspraken worden zoveel mogelijk uitgedrukt in een aantal extra Deelnemersjaren, die worden geacht te zijn gelegen vóór 1 januari 2007, met dien verstande dat het aantal extra Deelnemersjaren niet uitgaat boven het aantal Deelnemersjaren dat de Deelnemer heeft bereikt tot 1 januari 2007 in het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000. d. Bij de vaststelling van het aantal extra Deelnemersjaren wordt uitgegaan van de bepalingen in het Pensioenreglement 2007 en de pensioengrondslag zoals van toepassing op 31 december 2006. e. Indien aan een Deelnemer conform de bepalingen van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 extra Deelnemersjaren zijn toegekend uit hoofde van een Waardeoverdracht van de gekapitaliseerde waarde en de Deelnemer kan schriftelijk aantonen dat het aantal feitelijke Deelnemersjaren in de pensioenregeling van de voorgaande werkgever groter was dan het aantal conform het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 toegekende extra Deelnemersjaren uit hoofde van de waardeoverdracht, dan geldt de volgende aanvullende bepaling. Bij de bepaling van het aantal extra Deelnemersjaren uit hoofde van de omzetting per 31 december 2006 wordt het aantal extra Deelnemersjaren alsdan begrensd tot de som van het aantal Deelnemersjaren bij de Stichting exclusief de extra Deelnemersjaren als gevolg van Waardeoverdracht vermeerderd met het feitelijke aantal Deelnemersjaren in de pensioenregeling van de voorgaande werkgever. f.
Het deel van de verworven extra aanspraken op ouderdomspensioen ingaand op de Pensioenrichtdatum dat niet wordt uitgedrukt in een aantal extra Deelnemersjaren wordt gedurende het Deelnemerschap verhoogd conform artikel 12 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000. De Werkgever zal de in enig jaar benodigde koopsom verbandhoudend met de verhoging gedurende dat kalenderjaar als aanvullende premie aan de Stichting betalen.
Bijlage III bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
1/5
g. Als de Deelnemer niet heeft ingestemd met de Waardeoverdracht als hiervoor bedoeld dan worden de aanspraken op pensioen die de Deelnemer heeft opgebouwd tot en met 31 december 2006 premievrij gemaakt als ware de Dienstbetrekking per 31 december 2006 beëindigd. Deze premievrije aanspraken blijven onderworpen aan de bepalingen van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000. Zolang de Deelnemer een Dienstbetrekking met de Werkgever heeft kan de Deelnemer verzoeken tot uitstel van deze premievrije aanspraken conform de bepalingen met betrekking tot uitstel in het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000. Voor een Gewezen Deelnemer dienen deze premievrije aanspraken uiterlijk op de 62 jarige leeftijd in te gaan. 2. Opgebouwde aanspraak op Partnerpensioen a.
De onder artikel 9 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 opgebouwde aanspraak op Partnerpensioen wordt ongewijzigd ingebracht in Pensioenreglement 2007.
b.
Voor het in Pensioenreglement 2007 ingebrachte Partnerpensioen worden Deelnemersjaren Partnerpensioen vastgesteld waarbij uitgegaan wordt van de bepalingen in het Pensioenreglement 2007 en de pensioengrondslag zoals van toepassing op 31 december 2006.
3.
Aanvullende compensatie VPL-wetgeving
a. Voor de Deelnemer die op grond van artikel 23 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 aanspraken heeft op prepensioen, wordt op 1 januari 2007 een aanvullende compensatie premie vastgesteld. b. De totale aanvullende compensatie premie is gelijk aan de contante waarde van het fictieve prepensioen verminderd met het feitelijk op 31 december 2006 opgebouwde prepensioen. Het fictieve prepensioen is het op grond van artikel 23 lid 2 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 opgebouwde prepensioen waarbij in afwijking van artikel 23 lid 2 sub 8 van het Pensioenreglement 2000, het prepensioen tijdsevenredig wordt opgebouwd vanaf het bereiken van de 42-jarige leeftijd dan wel indien de Deelnemer in dienst is getreden na het bereiken van de 42-jarige leeftijd vanaf de datum van indiensttreding tot de Pensioenrichtdatum volgens artikel 23 lid 2 sub 3 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000. c. De totale aanvullende compensatie premie wordt tijdsevenredig uitgekeerd in de vorm van een gelijkblijvende premie vanaf 1 januari 2007 tot de datum waarop de Deelnemer de 62 jarige leeftijd bereikt. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze aanvullende compensatie als bruto vergoeding aan de deelnemer uitbetaald door de werkgever.. 4.
Inkomensgrens In afwijking van artikel 1 lid 16 van het Pensioenreglement 2014 is er geen Inkomensgrens van toepassing bij het vaststellen van de pensioengrondslag en is pensioengrondslag A gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met de franchise.
5.
Ouderdomspensioen ADV-compensatie Indien een Deelnemer vanaf een zekere datum een arbeidsovereenkomst heeft waarop de CAO niet meer van toepassing is, wordt in afwijking van artikel 9 lid 8 het in uitzicht gestelde jaarlijkse ouderdomspensioen verhoogd met 1,63% per Deelnemersjaar van de in het salaris ingebouwde ADV compensatie, gerekend over de Deelnemersjaren vanaf 1 juni 2000 dan wel de latere datum waarop de CAO niet meer van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de Deelnemer en de ADV compensatie in het salaris is ingebouwd.
Bijlage III bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
2/5
6.
Tijdelijk nabestaandenpensioen
a. De Deelnemers aan deze overgangsregeling hebben aanspraak op een tijdelijk nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 11 lid 2 van het Reglement 2000. b. Het tijdelijke nabestaandenpensioen is gelijk aan 30% van het laatstelijk in uitzicht gestelde levenslange ouderdomspensioen met een maximum van 8/7e van de jaarlijks op 1 maart geldende partneruitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, inclusief de vakantie-uitkering en vermeerderd met het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. 7.
Eigen bijdrage In afwijking van artikel 21a lid 4 van het Pensioenreglement 2014 bedraagt de eigen bijdrage 0%.
8.
Toeslagen op pensioen Voor de herziening van de pensioenen als bedoeld in artikel 25 van het Pensioenreglement 2014 is voor de Deelnemers aan deze overgangsregeling artikel 12 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2000 van toepassing.
Artikel 2 Overgangsregeling van toepassing op Werknemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950, op 31 december 2006 Deelnemer waren in de zin van het Pensioenreglement 2001 en die vanaf 1 januari 2007 Deelnemer zijn geworden in de zin van het Pensioenreglement 2007. 1. Opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen ingaande op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt en opgebouwde aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen a. De waarde van de onder artikel 6 respectievelijk artikel 7 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001 verworven aanspraken op pensioen ingaande op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt respectievelijk tijdelijk ouderdomspensioen wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen volgens Pensioenreglement 2007, tenzij de Deelnemer voor 1 april 2007 schriftelijk heeft aangegeven daar niet mee in te stemmen. b. De overdracht vindt plaats in de vorm van een interne Waardeoverdracht, waarbij de in te kopen pensioenaanspraken zullen worden bepaald op basis van pensioengrondslag A en de Pensioenrichtdatum. De verworven extra aanspraken worden zoveel mogelijk uitgedrukt in een aantal extra Deelnemersjaren, die worden geacht te zijn gelegen vóór 1 januari 2007, met dien verstande dat het aantal extra Deelnemersjaren niet uitgaat boven: Voor Deelnemers voor wie de overgangsbepaling 31-12-2003 / 1-1-2004 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001 van toepassing is: het maximum aantal Deelnemersjaren van enerzijds het aantal feitelijk opgebouwde Deelnemersjaren tot 1 januari 2007 en anderzijds het aantal opgebouwde Deelnemersjaren tot 1 januari 2007 rekening houdend met de extra toegekende Deelnemersjaren op basis van genoemde overgangsbepaling; Voor de overige Deelnemers: het aantal Deelnemersjaren dat de Deelnemer heeft bereikt tot 1 januari 2007 in het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001.
Bijlage III bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
3/5
c. Bij de vaststelling van het aantal extra Deelnemersjaren wordt uitgegaan van de bepalingen in het Pensioenreglement 2007 en de pensioengrondslag zoals van toepassing op 31 december 2006. Indien aan een Deelnemer conform de bepalingen van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001 extra Deelnemersjaren zijn toegekend uit hoofde van een Waardeoverdracht van de gekapitaliseerde waarde en de Deelnemer kan schriftelijk aantonen dat het aantal feitelijke Deelnemersjaren in de pensioenregeling van de voorgaande werkgever groter was dan het aantal conform het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001 toegekende extra Deelnemersjaren uit hoofde van de Waardeoverdracht, dan geldt de volgende aanvullende bepaling. Bij de bepaling van het aantal extra Deelnemersjaren uit hoofde van de omzetting per 31 december 2006 wordt het aantal extra Deelnemersjaren alsdan begrensd tot de som van het aantal Deelnemersjaren bij de Stichting exclusief de extra Deelnemersjaren als gevolg van Waardeoverdracht vermeerderd met het feitelijke aantal Deelnemersjaren in de pensioenregeling van de voorgaande werkgever. d. Het deel van de verworven extra aanspraken op ouderdomspensioen ingaand op de Pensioenrichtdatum dat niet wordt uitgedrukt in een aantal extra Deelnemersjaren wordt gedurende het Deelnemerschap verhoogd conform artikel 25 van het Pensioenreglement 2007. De Werkgever zal de in enig jaar benodigde koopsom verbandhoudend met de verhoging gedurende dat kalenderjaar als aanvullende premie aan de Stichting betalen. Als de Deelnemer niet heeft ingestemd met de Waardeoverdracht als hiervoor bedoeld dan worden de aanspraken op pensioen die de Deelnemer heeft opgebouwd tot en met 31 december 2006 premievrij gemaakt als ware de Dienstbetrekking per 31 december 2006 beëindigd. Deze premievrije aanspraken blijven onderworpen aan de bepalingen van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001. Zolang de Deelnemer een Dienstbetrekking met de Werkgever heeft kan de Deelnemer verzoeken tot uitstel van deze premievrije aanspraken conform de bepalingen met betrekking tot uitstel in het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001. Voor een Gewezen Deelnemer dienen deze premievrije aanspraken uiterlijk op de 62 jarige leeftijd in te gaan. 2. Opgebouwde aanspraak op Partnerpensioen a. De onder artikel 9 van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001 opgebouwde aanspraak op Partnerpensioen wordt ongewijzigd ingebracht in Pensioenreglement 2007. b. Voor het in Pensioenreglement 2007 ingebrachte Partnerpensioen worden Deelnemersjaren Partnerpensioen vastgesteld gelijk aan het aantal Deelnemersjaren dat de Deelnemer heeft bereikt op 1 januari 2007 in het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001. 3. Inkomensgrens In afwijking van artikel 1 lid 16 van het Pensioenreglement 2014 is de Inkomensgrens vastgesteld op €85.407,- (01-01-2014). Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 maart, door het Bestuur aangepast. Daarbij wordt de algemene loonontwikkeling bij de Werkgever gedurende het voorafgaande jaar gevolgd, het Bestuur kan daarvan onder motivatie afwijken. 4. Ouderdomspensioen ADV-compensatie Voor Deelnemers aan de overgangsregeling zoals opgenomen in bijlage III van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001 die op 1 januari 2004 een arbeidsovereenkomst hebben waarop de CAO niet meer van toepassing is, wordt in afwijking van artikel 9 lid 8, het in uitzicht gestelde jaarlijkse ouderdomspensioen verhoogd met 1,75% per Deelnemersjaar van de in het salaris ingebouwde ADV compensatie, gerekend over de Deelnemersjaren vanaf 1 juni 2000 dan wel de latere datum waarop CAO niet meer van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de Deelnemer en de ADV compensatie in het salaris is ingebouwd.
Bijlage III bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
4/5
5. Tijdelijk nabestaandenpensioen a. Deelnemers aan de overgangsregeling zoals opgenomen in bijlage III van het op 31 december 2006 geldende Pensioenreglement 2001 hebben aanspraak op een tijdelijk nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 11 lid 2 van het Reglement 2000. b. Het tijdelijke nabestaandenpensioen is gelijk aan 30% van het laatstelijk in uitzicht gestelde levenslange ouderdomspensioen met een maximum van 8/7e van de jaarlijks op 1 maart geldende partneruitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, inclusief de vakantie-uitkering en vermeerderd met het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. 6. Eigen bijdrage In afwijking van artikel 21a lid 4 van het Pensioenreglement 2014bedraagt de eigen bijdrage 0%.
Bijlage III bij Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds NIBC per 1/1/2014
5/5