stichting instituut gak ª jaarverslag 2010
Stichting Motorcycle Support Nederland – pagina 38
jaarverslag 2010
2
jaarverslag 2010
20 10
20 10
2
Inhoud
3
Voorwoord van de voorzitter
3
De pensioenleeftijd in beweging (Kees Goudswaard)
5
Bestuursverslag
9
I II III IV V
Algemeen Onderzoeksprogramma Projecten Beleggingsbeleid Organisatie
9 14 28 46 52
Jaarrekening 2010
58
Overige gegevens
71
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
71
Voorwoord van de voorzitter
Het jaar 2010 is voor onze Stichting een jaar dat niet snel zal worden vergeten. Op zondag 25 juli overleed onze Bestuursvoorzitter Prof. H.J.L. Vonhoff. Henk Vonhoff was vanaf de oprichting van Stichting Gak Holding in 1995 voorzitter van het Bestuur. Wij zijn hem veel dank verschuldigd voor zijn grote inzet voor het werk van de Stichting. Hij heeft een markante rol gespeeld bij de vorming van de Stichting. Ook heeft hij het maatschappelijk draagvlak voor de Stichting in belangrijke mate bepaald en versterkt. Met Henk Vonhoff hebben wij een toegewijde voorzitter en een innemende persoonlijkheid verloren. Wij gedenken hem met respect en waardering en leven mee met zijn echtgenote en familie. Vlak voor het verstrijken van het jaar 2010 bereikte ons het bericht van het overlijden van de heer G.J. Veentjer op 25 december. Vanaf de eerste positionering van de Stichting in 2000 heeft Geert Veentjer als algemeen directeur een belangrijke bijdrage geleverd aan de wijze waarop vorm en inhoud werd gegeven aan onze organisatie en haar doelstelling. Zijn immer positieve levenshouding inspireerde velen die bij de Stichting betrokken zijn. Wij zijn hem zeer dankbaar voor zijn inzet en voelen ons betrokken bij zijn echtgenote en familie. Nu het al weer tien jaar geleden is dat de doelstellingen van onze organisatie werden geformuleerd, lijkt het goed nog eens stil te staan bij de ontstaansgeschiedenis van de Stichting. Naar aanleiding van het besluit van het kabinet Kok I (1992-1996) om de uitvoering van wetgeving op het terrein van de sociale zekerheid te privatiseren, werden in 1995 Stichting Gak Nederland en Stichting Gak Holding opgericht. Stichting Gak Nederland diende zich via Gak Nederland BV op de publieke activiteiten van de nieuw gevormde Gak Groep te richten en Stichting Gak Holding via Gak Holding BV op de private activiteiten. Op 1 januari 1996 kochten Gak Nederland BV en Gak Holding BV de bezittingen van de Vereniging Gemeenschappelijk Administratiekantoor tegen de waarde in het economisch verkeer. De uitvoeringsinstelling Gak Nederland BV nam vervolgens de publieke taken over van de Vereniging GAK en de daaraan verbonden bedrijfsverenigingen. Waar Gak Nederland de opdracht kreeg om zich te prepareren op de voorgenomen privatisering, kon Gak Holding zich direct op de private markt richten. Na enkele jaren van voorbereiding op de verwachte privatisering bij Gak Nederland BV en een gestage groei van de private activiteiten binnen Gak Holding BV, besloot het kabinet-Kok II (1996-2000) tegen het einde van het jaar 1999 de voorgenomen privatisering van de uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving niet voort te zetten, maar deze uitvoering op te dragen aan het nieuw te vormen Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV. Doordat er binnen de Gak Groep al sprake was van een duidelijke scheiding tussen de publieke en de private activiteiten, was het mogelijk de Gak Groep binnen enkele maanden te ontmantelen. Stichting Gak Nederland en Gak Nederland BV gingen op in het UWV en Stichting Gak Holding besloot de private activiteiten te verkopen. Na deze verkoop bedroeg het vermogen van de Stichting ongeveer ¤ 400 miljoen. Het Bestuur besloot vervolgens de naam van de Stichting te veranderen in ‘Stichting Instituut Gak’ en de doelstellingen te wijzigen in het ondersteunen van projecten en programma’s op het gebied van de sociale zekerheid. Na de fusie in 2003 met de Stichting ‘Mr. H.P.L.C. de Kruyff-fonds’ en de Stichting ‘Bijzonder Hoogleraarschap voor het Onderwijs in de Verzekeringsgeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam’ werden de werkzaamheden van de Stichting uitgebreid met wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en bijzondere leeropdrachten op het gebied van de sociale zekerheid aan Nederlandse universiteiten. Sinds 2001 heeft de Stichting ruim ¤ 75 miljoen toegekend aan meer dan 400 binnen de doelstel-
20 10
4
Voorwoord van de voorzitter
lingen passende projecten en programma’s. Thans is naar het oordeel van het Bestuur het moment aangebroken om het gevoerde beleid te evalueren en te bepalen of dit nog steeds past bij de doelstellingen van de Stichting. Bij deze herbezinning zullen de gedachten en adviezen van onder meer de Raad van Advies worden betrokken. Het bestuur heeft in 2010 veel aandacht besteed aan het in stand houden van het vermogen. Het herstel van het vermogen, dat na de tegenslagen van 2008 startte in 2009, zette door in het verslagjaar. Ultimo 2010 bedroeg het vermogen ¤ 462 miljoen. Bij het beheer van het vermogen laat het Bestuur zich bijstaan door de Beleggingscommissie. Het Bestuur is deze commissie zeer erkentelijk voor de zorgvuldig onderbouwde adviezen; deze hebben in de loop van het verslagjaar geleid tot een herijking van het beleggingsbeleid. Als Bestuur prijzen wij ons gelukkig met de voortdurende kritische aandacht en de zeer bruikbare adviezen van de Raad van Advies. Deze adviezen zijn vooral van belang voor de bepaling van de koers van het door de Stichting te initiëren wetenschappelijke onderzoek. Zeer ingenomen is het Bestuur met toetreding tot deze Raad van de heer ir. J.F. de Leeuw, secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Naast werknemers- en werkgeversorganisaties is nu dus ook het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vertegenwoordigd in de Raad van Advies. Dit zal een verdergaande informatie uitwisseling tussen dit ministerie en de Stichting bevorderen. De Wetenschappelijk Raad is door de toetreding van mevrouw prof. dr. J.J. Meulman en de heer prof. mr. A.Ph.C.M. Jaspers weer op de gewenste sterkte. Dit is van belang gezien de grote omvang van de activiteiten van deze Raad bij de advisering van het Bestuur op het terrein van de uitvoering van het wetenschappelijk onderzoek. Daarbij zijn de individuele leden van de Raad als ‘primus’ betrokken bij één of meer onderzoeksprogramma’s. Het Bestuur is de Wetenschappelijke Raad zeer erkentelijk voor de gedegen adviezen. Voor een Stichting als de onze is het van groot belang dat het Bestuur, de Beleggingscommissie, de Raad van Advies en de Wetenschappelijke Raad worden ondersteund door een deskundig bureau. Hierbij wil ik namens het Bestuur het bureau van de Stichting bedanken voor de doelmatige inzet voor de activiteiten van de Stichting. Wij gaan met vertrouwen het jaar 2011 tegemoet, waarbij wij ons gesterkt weten door de toetreding van de heren drs. L.M.L.H.A. Hermans en dr. L.J.C.M. le Blanc tot ons Bestuur.
5
‘De pensioenleeftijd in beweging’ Kees Goudswaard* Wereldwijd worden stelsels van sociale zekerheid en pensioenen aangepast in verband met de vergrijzing. Dat ook Nederland vergrijst, weten we al heel lang. Maar het tempo waarin wordt nu snel hoger, omdat de babyboomgeneratie vanaf dit moment de 65-jarige leeftijd bereikt. Verder zijn de inzichten over de mate waarin we vergrijzen aangepast. In het bijzonder de levensverwachting neemt veel sneller toe dan tot voor kort werd verwacht. Volgens de laatste bevolkingsprognose van het CBS is de levensverwachting bij geboorte nu 79 jaar voor mannen en 83 jaar voor vrouwen. In 2050 zal dat opgelopen zijn naar 84 respectievelijk 87 jaar. Relevanter voor de pensioenen is de levensverwachting vanaf 65 jaar. Die bedraagt nu 18 jaar voor mannen en 21 jaar voor vrouwen. In 2050 zal dat 21 respectievelijk 24 jaar zijn. Met andere woorden, vrouwen van 65 jaar kunnen dan verwachten om bijna 90 jaar te worden. Vergrijzing kan worden gezien als een gevolg van hogere welvaart en betere gezondheidszorg en dus van maatschappelijke vooruitgang. Zij mag daarom zeker niet worden gekwalificeerd als een ‘probleem’. Bovendien biedt zij kansen om mensen langer een maatschappelijke bijdrage te laten leveren. In dat verband is het van belang dat niet alleen de levensverwachting toeneemt, maar dat ook het aantal als goed gezond ervaren jaren gemiddeld genomen minstens in dezelfde mate is gestegen. Dat neemt niet weg dat, zoals genoegzaam bekend, de gevolgen van de vergrijzing voor de arbeidsmarkt en de houdbaarheid van de verzorgingsstaat substantieel zijn. Zo zal de potentiële beroepsbevolking (20-65 jaar) tot 2040 met circa 900.000 mensen afnemen. Tegelijkertijd zal de vraag naar arbeid nog flink toenemen, vooral in de gezondheidszorg. Zoals de Commissie-Bakker krachtig heeft benadrukt betekent dit een perspectief van toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Als gevolg van de kredietcrisis is de trend naar meer personeelsschaarste weliswaar onderbroken, maar zeker niet gekeerd. Opvallend snel na de crisis loopt de werkloosheid in Nederland al weer terug. De gevolgen van de vergrijzing voor de overheidsfinanciën zijn in kaart gebracht door het Centraal Planbureau (CPB). De collectieve uitgaven lopen door de vergrijzing tot 2040 naar schatting met 7% van het bbp per jaar op, waarvan ruim 3% is toe te rekenen aan de AOW en 4% aan de zorg. Daar staat tegenover dat de collectieve ontvangsten met naar schatting 4% van het bbp toenemen. Per saldo ontstaat er dus een jaarlijks gat van 3% van het bbp. Het CPB concludeert hieruit dat de huidige arrangementen niet ‘houdbaar’ zijn. Zonder beleidsaanpassing zullen de overheidsfinanciën ontsporen en wordt een groeiende last doorgeschoven naar toekomstige generaties. De kapitaalgedekte, aanvullende pensioenen lijken op het eerste gezicht minder vergrijzinggevoelig dan de via omslagpremies gefinancierde AOW. Toch zijn ook hier de effecten aanzienlijk. Zo leidt de stijgende levensverwachting tot snel oplopende kosten van de aanvullende pensioenen. En verder neemt de premieplichtige loonsom in omvang af ten opzichte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Dat betekent dat premieverhoging een steeds minder effectief instrument wordt om financiële schokken op te vangen.
Mr. F.K. Buijn
Effecten van verhoging pensioenleeftijd
20 10
Een voor de hand liggende beleidsoptie om in te spelen op de vergrijzing is het verhogen van de pensioenleeftijd. Veel landen hebben die leeftijd al verhoogd, dan wel een verhoging in de toekomst aangekondigd. De sterk stijgende levensverwachting vormt hiervoor een goed argument. Toen de AOW werd ingevoerd in 1957 konden 65-jarigen gemiddeld genomen nog ongeveer veertien jaar van hun pensioen genieten. Nu is dat circa twintig jaar. Belangrijke vraag is welke bijdrage een verhoging van de pensioenleeftijd levert aan de geschetste problematiek met betrekking tot de arbeidsmarkt en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het CPB heeft ten behoeve van de Commissie-Bakker een schatting gemaakt van het voorstel om de AOW-leeftijd en de leeftijd van de aanvullende pensioenen vanaf 2016 steeds met een maand per jaar te verhogen. Dat levert op lange termijn naar schatting een toename van de arbeidsparticipatie op * De auteur is hoogleraar economie en bijzonder hoogleraar sociale zekerheid aan de Universiteit Leiden.
6
‘De pensioenleeftijd in beweging’
van 0,9% tot 2,5%, afhankelijk van het scenario.1 Dat komt overeen met een toename van ongeveer 80.000 tot 240.000 personen, van wie ongeveer de helft beneden de 65 jaar en de helft boven de 65 jaar. De Commissie-Bakker concludeert dat verhoging van de AOW- en de pensioenleeftijd “verreweg de meest effectieve maatregel is om de participatie te verhogen”.2 De bijdrage van deze beleidsoptie aan verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën is ook substantieel. Als de AOW- en de pensioenleeftijd naar 67 jaar gaan, levert dat een verbetering van de overheidsfinanciën op van 0,7% van het bbp.3 Een verhoging naar 68 jaar leidt tot een “houdbaarheidswinst” van 1,0 % van het bbp. Daarbij is niet alleen rekening gehouden met de rechtstreekse besparing, maar ook met andere effecten. Zo draagt een positief participatie-effect bij aan deze opbrengst, maar wordt ook een mogelijk weglekeffect in de vorm van een toename van het beroep op WW, WIA en WWB ingecalculeerd. Ten slotte is er een belangrijk effect op de financiële positie van de pensioenfondsen. De stijgende levensverwachting heeft de afgelopen twintig jaar de pensioenverplichtingen gemiddeld met circa 15% verhoogd. Daarnaast moeten pensioenfondsen rekening houden met de verwachte verandering in sterftekansen voor de komende vijftig jaar. Dat levert naar schatting nog eens een kostenstijging met 10% op.4 Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen de aanbeveling gedaan om de ingangsleeftijd van de pensioenen automatisch aan te passen aan de veranderingen in de levensverwachting.5 Daarmee wordt het ‘risico’ op een hogere levensverwachting niet meer door het pensioenfonds of de verzekeraar gedragen en neemt de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel in een periode van vergrijzing aanzienlijk toe. Overigens hebben Zweden, Noorwegen en Denemarken al eerder gekozen voor koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting.
Recente ontwikkelingen in het beleid Op verhoging van de pensioenleeftijd rustte tot voor kort nog een stevig politiek taboe. Illustratief daarvoor was de officiële kabinetsreactie in 2008 op de aanbevelingen van de Commissie-Bakker. Het kabinet achtte een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd welhaast onvermijdelijk, maar “het beleid van het kabinet is er op gericht die onvermijdelijkheid te voorkomen”.6 Dat is toch wel een bijzondere opgave. Onder invloed van de kredietcrisis begon het taboe echter te verdampen. Het kabinet stelde in maart 2009 een pakket aan maatregelen samen om in te spelen op de crisis. Onderdeel van dat pakket was ook het voornemen om de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd te verhogen. Omdat de vakbeweging daar tegen was, werd de SER in de gelegenheid gesteld om met een alternatief voor de AOW-leeftijdsverhoging te komen. Dat alternatief zou wel dezelfde budgettaire opbrengst moeten opleveren. Het overleg in de SER leidde echter niet tot een unaniem advies. De opvattingen van werkgevers en vakcentrales lagen op dat moment net te ver uiteen. Daarop besloot minister Donner met een wetsontwerp voor verhoging van de pensioenleeftijd te komen. Het kabinet wilde de AOWleeftijd in twee stappen verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Via aanpassing van het fiscale kader (het Witteveenkader) zou ook de pensioengerechtigde leeftijd op 67 jaar moeten worden gebracht. Voor werknemers met ‘zware beroepen’ en werknemers met een arbeidsverleden van 42 jaar of meer werd overigens een uitzondering gemaakt. Werkgevers zouden werknemers met 1 CPB Notitie Effecten van participatiebeleid (bijlage bij het rapport van de Commissie-Bakker), 6 juni 2008, p. 17. 2 Advies Commissie Arbeidsparticipatie, Naar een toekomst die werkt, Rotterdam, 2008, p. 12. 3 A. van der Horst, L. Bettendorf en C. van Ewijk, Vergrijzing verdeeld; toekomst van de Nederlandse overheidsfinan-
ciën, CPB Bijzondere Publicatie 86, Den Haag, 1 juni 2010.
4 Deze schattingen zijn van de Commissie-Frijns: Commissie Beleggingsbeleid en Risicobeheer, Pensioen: onzekere
zekerheid”, Den Haag, 2010, p. 18.
20 10
5 Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen (Commissie-Goudswaard), Een sterke tweede pijler; naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen, Den Haag, 2010. 6 Kabinetsreactie op hoofdlijnen op het rapport van de Commissie Arbeidsparticipatie, Den Haag, 2008, p. 15.
7
een zwaar beroep een aanbod moeten doen voor minder belastend werk. Doen zij dit niet, dan moeten zij het financieel mogelijk maken dat betrokken werknemers toch op 65 jaar kunnen stoppen met werken. In het debat bleek al snel dat een dergelijke regeling niet of nauwelijks haalbaar zou zijn. Dit alleen al omdat er geen goede afbakening van zware beroepen valt te maken. Verder was er kritiek op de late ingangsdatum: voor jongeren overheerst het beeld dat 55-plussers worden ontzien als de pensioenleeftijd pas in 2020 omhoog gaat. Verder maakt een dergelijk lang uitstel de maatregel minder robuust. Immers, volgende kabinetten kunnen hier weer verandering in aanbrengen. Maar het hoofdpunt, verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, bleek, opmerkelijk genoeg, door een royale parlementaire meerderheid te worden ondersteund. Het kabinet viel echter en het onderwerp AOW en pensioenen werd controversieel verklaard. Het wetsontwerp van Donner was daarmee van tafel. Het overleg over de aanvullende pensioenen liep echter volop door, mede naar aanleiding van enkele, op verzoek van minister Donner opgestelde adviezen over de toekomst van de pensioenen (zie voetnoten 4 en 5). Sociale partners pakten de draad toch weer op en maakten als het ware gebruik van het politieke vacuüm. In juni 2010 sloten zij een pensioenakkoord.7 Dit akkoord gaat ook uit van verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar in 2020. Daarna vindt om de vijf jaar aanpassing aan de levensverwachting plaats. Dat betekent dat de AOW-leeftijd uiteindelijk zeer waarschijnlijk boven de 67 jaar uit komt. Het akkoord gaat dus op dit punt zelfs verder dan het eerdere wetsontwerp. Wel wordt voorgesteld om eerdere opname van de AOW vanaf 65 jaar, dan wel een latere opname mogelijk te maken, tegen een korting dan wel een verhoging van de uitkering met 6,5 procent (flexibele AOW). Verder bepleit het akkoord dat de pensioencontracten al in 2011 worden aangepast aan de stijgende levensverwachting. Hiermee werden door sociale partners opmerkelijke stappen gezet, zeker in het licht van de opvattingen van nog geen jaar daarvoor. Het huidige kabinet-Rutte heeft aangegeven het pensioenakkoord van sociale partners te willen overnemen. Maar dat blijkt niet zonder meer uit het regeerakkoord.8 Daarin staat wel een verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar in 2020. Verder wordt er een voorstel aangekondigd om de AOWleeftijd op den duur te koppelen aan de levensverwachting. Het betreft dus geen besluit, omdat daarover geen overeenstemming kon worden bereikt. Dat is een stap terug ten opzichte van het pensioenakkoord en het eerdere wetsontwerp. Daarmee wordt dus minder ingespeeld op de vergrijzing en de aanstaande krapte op de arbeidsmarkt, terwijl dat juist wordt genoemd als een uitgangspunt van het beleid.
Gevolgen voor arbeidsmarkt en sociale zekerheid Hoewel de arbeidsdeelname van oudere werknemers sinds enige jaren al een stijgende tendens vertoont (deels als gevolg van eerdere aanpassingen in de vervroegde uittredingsregelingen) en die tendens zal worden versterkt, wordt alom onderkend dat verhoging van de pensioenleeftijd ook aanvullende impulsen vraagt om de inzetbaarheid en de arbeidsmobiliteit van oudere werknemers te bevorderen. Dat is een belangrijke uitdaging voor het beleid in de komende jaren. Belangrijke punten hierbij zijn investeringen in scholing, in leeftijdsbewust personeelsbeleid en in vitaliteit, zodat werknemers langer plezier houden in hun werk en fit blijven. In geval van fysiek zware beroepen moet niet worden gemikt op vervroegd uittreden, maar op het tijdig switchen (zo nodig met behulp van scholing) naar functies die minder belastend zijn, zodat de vaardigheden van de betrokken werknemers het best tot hun recht komen. In het regeerakkoord worden echter geen initiatieven op dit punt genomen. Aangekondigd wordt slechts dat alleen cao’s die aandacht besteden aan leeftijdsbewust personeelsbeleid en aan duurzame inzetbaarheid algemeen verbindend worden verklaard. Verder wordt aangegeven dat de premiekortingen voor werkgevers, die ouderen in dienst 7 Stichting van de Arbeid, Pensioenakkoord voorjaar 2010, Den Haag, 2010. 8 Regeerakkoord VVD-CDA, Vrijheid en verantwoordelijkheid, Den Haag, 2010.
8
‘De pensioenleeftijd in beweging’
9
Bestuursverslag
nemen of houden, gehandhaafd blijven. Maar er is veel meer nodig om de arbeidsmarkt voor oudere werknemers beter te laten functioneren. Daarbij gaat het onder meer om het zo goed mogelijk in lijn brengen van arbeidskosten (inclusief de kosten van de zogeheten ontziemaatregelen) met de arbeidsproductiviteit, een meer activerende WW en een verschuiving van baanzekerheid via ontslagbescherming naar ondersteuning en bevordering van werkzekerheid. Verder ligt het voor de hand dat de relevante sociale zekerheidsregelingen en in het bijzonder de werknemersverzekeringen doorlopen tot de nieuwe pensioenleeftijd. Dat kan, zoals hiervoor opgemerkt, overigens wel tot een zekere toename van het beslag op deze regelingen leiden.
I. Algemeen
De pensioenleeftijd in beweging
De missie van Stichting Instituut Gak is het leveren van een bijdrage aan de kwaliteit van de sociale zekerheid in Nederland. Dit doet de Stichting door het rendement op het vermogen aan te wenden voor het financieel ondersteunen van • Onderzoek • Projecten • Leerstoelen
Evenzeer ligt het in de rede dat het functioneel leeftijdsontslag in cao’s op 65 jaar vervalt, dan wel meeschuift met de pensioenleeftijd. Maar ook andere bovenwettelijke, arbeidsrechtelijke en fiscale regelingen zullen moeten worden aangepast. Bij het doorwerken na de wettelijke pensioenleeftijd treden weer andere complicaties op. Het voert te ver om daar in dit bestek verder op in te gaan. Maar in ieder geval is het van belang om bestaande belemmeringen op dat punt weg te nemen. In een aantal van de door Stichting Instituut Gak ondersteunde programma’s wordt onderzoek verricht naar mogelijkheden om de duurzame inzetbaarheid van mensen te bevorderen. Dat gebeurt vanuit diverse disciplinaire invalshoeken, waaronder de medische, economische, juridische en sociaalwetenschappelijke. Het is evident dat dit onderzoek een grote maatschappelijke relevantie heeft.
1. Missie De voorloper van Stichting Instituut Gak, Stichting Gak Holding, is op 29 december 1995 opgericht. Bij de juridische fusie met haar deelneming Gak Groep N.V. is de naam van Stichting Gak Holding op 3 januari 2001 gewijzigd in Stichting Instituut Gak.
Ondanks alle wettelijke maatregelen zijn er nog altijd mensen voor wie de sociale wetgeving onvoldoende waarborg biedt op werk of uitkering. De missie van de Stichting beoogt mede in de klaarblijkelijke lacunes te voorzien, enerzijds door wetenschappelijk onderzoek en anderzijds door het ondersteunen van projecten. Hoewel de Stichting de ambitie heeft om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de sociale zekerheid, maakt zij daarin zelf geen beleidsinhoudelijke keuzes. Om haar missie duurzaam te kunnen uitvoeren, draagt de Stichting zorg voor een adequaat beheer van het vermogen.
2. Onderzoeksprogramma’s In 2008 heeft het Bestuur een nieuw beleidskader voor onderzoek vastgesteld. Kern van dit nieuwe beleid is dat het aantal langlopende, grootschalige onderzoeksprogramma’s wordt beperkt om de mogelijkheid te hebben ook meer toegepaste, kortlopende onderzoeksvragen uit te zetten. De Stichting wil een aantal vooraanstaande onderzoekers in staat stellen gedegen en innovatief onderzoek te verrichten op het terrein van sociale zekerheid in Nederland. Om met het onderzoek aan te sluiten bij kernvragen uit de sociale zekerheidspraktijk, laat het Bestuur zich jaarlijks adviseren door de Raad van Advies over belangrijke thema’s waarop nieuw onderzoek zou kunnen plaatsvinden. Vervolgens stelt het Bestuur de onderzoeksprioriteiten vast. In overleg met de Wetenschappelijke Raad vraagt de Stichting per thema aan onderzoekers een voorstel in te dienen voor een onderzoeksprogramma. De Wetenschappelijke Raad beoordeelt de kwaliteit, de haalbaarheid en de kosten van de ingediende voorstellen, waarna het Bestuur besluit over de toekenning ervan. De leiders van de toegekende programma’s leggen jaarlijks verantwoording af over de voortgang van hun onderzoek. Dit gebeurt enerzijds schriftelijk aan het eind van elk kalenderjaar en anderzijds door terugkerend contact tussen de programmaleider en een aan het betreffende programma toegewezen lid van de Wetenschappelijke Raad, de zogenoemde primus.
20 10
Voormelde procedure houdt in dat spontane aanvragen voor financiering van onderzoek niet in behandeling worden genomen.
10
Bestuursverslag
Stichting Instituut Gak heeft in 2010 een bedrag van ¤ 1.669.000 aan vier nieuwe en ¤ 52.000 aan lopende onderzoeksvoorstellen toegekend. In 2009 werd aan drie nieuwe onderzoeken ¤ 1.863.000 toegekend. Voor een overzicht van de lopende onderzoeken, de onderzoeksvoorstellen waaraan in het jaar 2010 subsidies zijn toegekend, alsmede de voorstellen die momenteel in uitwerking en/of voorbereiding verkeren, wordt verwezen naar de bladzijden 14 tot en met 25.
3. Projecten Het Bestuur van de Stichting beslist elke twee maanden over ondersteuning van projecten, waarvoor subsidie is aangevraagd, de zogenoemde ‘spontane aanvragen’. Deze aanvragen worden vooraf door de organisatie getoetst aan de randvoorwaarden en – voor zover daarmee niet strijdig – ter besluitvorming voorgelegd aan het Bestuur. Aanvragen worden kritisch beoordeeld op vier hoofdpunten: • Is in voldoende mate sprake van innovatie en van toegevoegde waarde voor de sociale zekerheid in Nederland? • Is aantoonbaar sprake van een behoefte? • Is sprake van een goede prijs/kwaliteit verhouding? • Is de aanvrager de adequate uitvoerder? Het Bestuur heeftin 2010 een bedrag van ¤ 4.841.000 aan 52 projecten toegekend. In 2009 is aan 36 projecten ¤ 2.200.000 toegekend. De projecten zijn ingedeeld in de volgende categorieën: • Bijdragen aan het publieke debat; • Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken; • Voorlichting; • Preventie; • Activering.
11
4. Leerstoelen De Stichting wil door middel van het instellen en in stand houden van (bijzondere) leerstoelen aan Nederlandse universiteiten het wetenschappelijk onderwijs op het terrein van sociale zekerheid bevorderen. De vice voorzitter van het Bestuur, dr. E.P. de Jong, vervult hierin een belangrijke rol. Momenteel gaat het om de volgende leerstoelen: • Leer der Sociale zekerheid (Universiteit Leiden); • Economie van de Sociale zekerheid (Universiteit van Amsterdam); • Internationaal sociaal zekerheidsrecht (Universiteit van Tilburg); • Sociaal zekerheidsrecht (Rijksuniversiteit Groningen); • Sociaal zekerheidsrecht (Vrije Universiteit Amsterdam); • Sociale verzekeringsgeneeskunde (Universiteit van Amsterdam/AMC); • Sociale zekerheid en Arbeidsverhoudingen (Universiteit van Amsterdam); • Pensioenrecht (vacature; Radboud Universiteit Nijmegen).
5. Vermogensbeheer De Stichting streeft enerzijds naar een structurele uitkeringsratio van circa 3,5 % van het vermogen en anderzijds naar het in stand houden van de koopkracht van het vermogen. Het Bestuur laat zich op het terrein van het vermogensbeheer adviseren door een Beleggingscommissie. Op basis van het advies van deze commissie stelt het Bestuur het te voeren beleggingsbeleid vast. Voor de beschrijving van dit beleggingsbeleid wordt verwezen naar pagina 46 tot en met 49.
Voor een overzicht van de projecten waaraan in het jaar 2010 subsidies zijn toegekend, wordt verwezen naar pagina 28 tot en met 43.
20 10
12
13
20 10 Egberts Consulting BV – Re-integratie & activering probleemjongeren – pagina 34
14
II. Onderzoeksprogramma
In 2010 is het onderzoeksprogramma uitgebreid met vier nieuwe programma’s. In totaal financiert de Stichting op dit moment twintig onderzoeksprogramma’s. Met het gehele programma is een bedrag van circa ¤ 30 miljoen gemoeid. Bij de uitvoering van het lopende onderzoeksprogramma zijn 61 assistenten in opleiding (aio’s of promovendi), 63 post doc onderzoekers, vijftien senior onderzoekers (universitair (hoofd)docenten) en 64 hoogleraren en/of promotiebegeleiders betrokken. Hieronder wordt per programma het aantal betrokken onderzoekers gespecificeerd aangegeven; in het aantal per programma genoemde hoogleraren (is) zijn tevens de bij elk programma genoemde programmaleider(s) begrepen.
1. Lopende programma’s gestart vóór 2010. Activating States o.l.v. dr. C.C.A.M. Sol, Universiteit van Amsterdam Dit onderzoeksprogramma betreft een internationaal vergelijkende (lange termijn) analyse van de veranderingen binnen de uitvoering van de arbeidsvoorziening in Australië, Groot-Brittannië en Nederland. De studie richt zich op de re-integratiedienstverlening zoals deze in de praktijk van alledag door management en uitvoerders op de werkvloer wordt geleverd. Het gaat erom de reintegratiedienstverlening door gemeenten, CWI, UWV en re-integratiebedrijven empirisch te onderzoeken en te plaatsen in internationaal en historisch perspectief. Daarmee wordt het mogelijk de relatief sterke en zwakke aspecten van de huidige re-integratiedienstverlening onder een regime van marktwerking te benoemen. De resultaten van dit onderzoeksprogramma zijn gepresenteerd op een congres in Amsterdam in de zomer van 2010 en op de website van het onderzoeksprogramma www. activatingstates.org. De resultaten worden eveneens gepubliceerd in het boek ‘Actieve zekerheid: transformatie van de re-integratiedienstverlening op de werkvloer’ (C.C.A.M. Sol in samenwerking met H. van Lindert, J.S. Engelsman) en in een themanummer van het tijdschrift European Journal of Social Security dat met zeven artikelen geheel zal zijn gewijd aan het onderzoeksprogramma Activating States. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • zeven (post doc) onderzoekers.
Arbeid, Bedrijf en Sociale Zekerheid o.l.v. prof. dr. R. van der Veen, Erasmus Universiteit Rotterdam
20 10
Sociale zekerheid draait om het delen van risico’s en het nemen van collectieve verantwoordelijkheid. De moderne westerse samenleving wordt gekenmerkt door een zich geleidelijk voltrekkende ontwikkeling in de richting van een meer open samenleving en een meer open economie. Hieraan ten grondslag liggen processen van individualisering en globalisering. Deze hebben invloed op de aard van sociale risico’s en de bereidheid om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen. De mate waarin en wijze waarop risico’s en de bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen veranderen vormen de rode draad door dit onderzoeksprogramma. Het programma richt zich met een zestal deelprojecten op ontwikkelingen in de sfeer van arbeid en bedrijf in relatie tot de behoefte aan en de inrichting van de sociale zekerheid en gaat in op thema’s als de wisselwerking tussen cao’s en sociale zekerheid en de relatie sociale zekerheid en employability. Het onderzoeksprogramma verkeert momenteel in de eindfase. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s c.q. promovendi; • twee post doc onderzoekers; • twee universitair hoofddocenten (UHD-en); • vier hoogleraren.
15
Tussen uitsluiting en inburgering. Over de plaats van de sociale zekerheid in het immigratie- en integratiebeleid o.l.v. prof. dr. G.J. Vonk, Vrije Universiteit Amsterdam Dit onderzoek heeft betrekking op de voorwaarden waaronder immigranten toegang krijgen tot het stelsel van sociale zekerheid. Doel van het onderzoek is voor de nationale en Europese wetgever criteria te onderscheiden, die van belang zijn voor de toekomstige vormgeving van de rechtspositie van immigranten in het stelsel van sociale zekerheid. Daarbij wordt rekening gehouden met de aard en juridische status van afzonderlijke immigrantengroepen (asielzoekers, tijdelijke/permanente (arbeids)migranten, illegalen) in het kader van de diverse sociale zekerheidsregelingen. Het onderzoek heeft behalve een rechtsvergelijkende en juridisch-normatieve, ook een bestuurskundige c.q. beleidssociologische inslag. Bij de uitvoering van dit onderzoeksprogramma, in de praktijk Cross Border Welfare State genaamd, zijn naast de Vrije Universiteit Amsterdam verschillende andere onderzoeksinstituten betrokken: het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS), Regioplan Beleidsonderzoek en de Katholieke Universiteit Leuven. Het programma bestaat uit acht deelonderzoeken aan de hand waarvan een overkoepelend syntheserapport wordt opgesteld. Het programma bevindt zich momenteel in de eindfase. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vijf aio’s c.q. promovendi; • vijf post doc onderzoekers; • zes hoogleraren.
Hervorming sociale zekerheid o.l.v. prof. dr. K.P. Goudswaard, Universiteit Leiden In dit programma ligt het accent op vier aspecten van hervormingen binnen de sociale zekerheid: effectiviteit, verantwoordelijkheidsverdeling, inkomensverdeling en modernisering. Daartoe zijn twee samenhangende deelprojecten ontwikkeld. Het eerste deelproject heeft betrekking op de invloed van Europa op de sociale zekerheid in Nederland (de verhouding tussen het nationale en supranationale niveau en de eventuele verlaging van het beschermingsniveau als gevolg van convergentie tussen stelsels). Het tweede deelproject heeft betrekking op de stelselwijzigingen in de sociale zekerheid, de inkomensgevolgen hiervan, de implicaties voor de verantwoordelijkheidsverdeling en de structuur van het stelsel van sociale zekerheid. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vijf aio’s c.q. promovendi; • drie post doc onderzoekers; • drie hoogleraren.
De invloed van het internationale en Europese recht op de Nederlandse sociale zekerheid o.l.v. prof. mr. F.J.L. Pennings, Universiteit van Tilburg De afgelopen decennia is er in toenemende mate invloed uitgegaan van het internationale en Europese recht op de sociale zekerheid in Nederland. Dit onderzoeksprogramma gaat vanuit verschillende dimensies in op deze invloeden op de sociale zekerheidsregelingen, waarbij naast de EU ook de Raad van Europa en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van betekenis zijn. Daarbij staan – in verschillende deelprojecten – thema’s centraal als de verdere ontwikkeling van internationale en Europese normen om de sociale coherentie te vergroten, mogelijkheden en beperkingen van deze normen voor de ontwikkeling van de Nederlandse sociale zekerheid en effecten van de recente ontwikkelingen in de Nederlandse sociale zekerheid bij grensoverschrijdende situaties. Het onderzoeksprogramma verkeert thans in de eindfase. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s c.q. promovendi; • één hoogleraar.
16
Onderzoeksprogramma
Levensloop, sociale zekerheid en arbeidsmarkt o.l.v. prof. mr. F.J.L. Pennings en prof. dr. J. Plantenga, Universiteit Utrecht
Re-integratie verbeteronderzoek o.l.v. dr. C.C.A.M. Sol, Universiteit van Amsterdam/ Hugo Sinzheimer Instituut
Levenslooparrangementen openen de mogelijkheid om een minder scherp onderscheid te maken tussen zelfgekozen en externe risico’s, passen in een knowledge based society en bieden ruimte aan diversiteit. Ook beogen levenslooparrangementen een positief effect te hebben op arbeidsmarktparticipatie, juist door de mogelijkheid van een periode van non-participatie. In dit onderzoeksprogramma wordt nagegaan welk gebruik wordt gemaakt van de bestaande levenslooparrangementen. Ook wordt onderzocht welke behoeften er bestaan aan nieuwe regelingen en wat de juridische mogelijkheden zijn van de arrangementen in de wettelijke en contractuele sociale zekerheid. Tot slot wordt in dit onderzoeksprogramma ook aandacht besteed aan de te verwachten gedragseffecten. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vijf aio’s c.q. promovendi; • twee post doc onderzoekers; • twee hoogleraren.
Dit onderzoeksprogramma beoogt het onderzoek naar de re-integratie dienstverlening te versterken in directe wisselwerking met de praktijk van het re-integratieveld. Oogmerk is om binnen de beroepspraktijk aanknopingspunten te vinden ter ondersteuning bij het maken van moeilijke keuzen in beleidsvorming en –implementatie. Het programma dient wetenschappelijke onderbouwing op te leveren (evidence) van en kennis te genereren over die implementatieprocessen. De centrale, structurerende gedachte is het bestuderen van de dienstverlening aan de cliënt in relatie tot de belangrijkste elementen die re-integratie kunnen doen slagen of falen, zoals de institutionele omgeving (waar de implementatie plaatsvindt), de sociale omgeving van de cliënt (van wie de motivatie en attitude afkomstig is) en de werkomgeving (waar zowel de werknemer als de werkgever een actieve (anticiperende) rol spelen) en/of de onderlinge wisselwerking tussen deze drie terreinen. Het programma, dat tien deelprojecten omvat, bevindt zich momenteel in de eindfase. Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s c.q. promovendi; • dertien (post doc) onderzoekers; • vijf hoogleraren.
Publiek toezicht op de uitvoering van een meer private sociale zekerheid o.l.v. prof. dr. G.J. Vonk en prof. dr. K. de Ridder, Rijksuniversiteit Groningen De laatste twee decennia is de dominante rol van de overheid in de sociale zekerheid sterk teruggelopen. Inherent hieraan is er een toename waarneembaar van de bemoeienis van particuliere verzekeringsmaatschappijen, arbodiensten en re-integratiebedrijven. In dit programma staat de vraag centraal in hoeverre de publieke belangen binnen het huidige stelsel gewaarborgd zijn en hoe het publieke toezicht op de private uitvoerders dient te worden ingericht. Anders gezegd, welke vormen van toezicht zijn noodzakelijk om de publieke belangen van sociale zekerheid te waarborgen in een sociaal zekerheidsstelsel waarin private elementen in toenemende mate van betekenis zijn? Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s c.q. promovendi; • twee post doc onderzoekers; • drie hoogleraren.
Academisering van de verzekeringsgeneeskunde o.l.v. prof. dr. J.H.B.M. Willems, Universiteit van Amsterdam/Academisch Medisch Centrum De empirisch onderbouwde kennisontwikkeling op het gebied van de verzekeringsgeneeskunde is achtergebleven in vergelijking met andere sociaal geneeskundige en/of medische disciplines. Het zogenaamde evidence based handelen binnen de verzekeringsgeneeskundige praktijk is derhalve minder ver ontwikkeld. Dit onderzoeksprogramma heeft als doel een aanzet te geven tot het dichten van deze kennislacune door de uitvoering van een negental deelprojecten binnen een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Amsterdam (AMC), het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde (KCVG), het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), de Vrije Universiteit Amsterdam en TNO. Er wordt onder meer aandacht besteed aan de systematisering van de beoordeling van arbeids(on)geschiktheid en re-integratiemogelijkheden, alsmede aan de monitoring van uitgevallen werknemers onder de Wet verbetering poortwachter. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s c.q. promovendi; • vijf post doc onderzoekers; • vier hoogleraren.
20 10
17
Preventieve bedrijfsgezondheidszorg o.l.v. prof. dr. F.J. van Dijk, Universiteit van Amsterdam /Academisch Medisch Centrum en prof. dr. W. Schaufeli, Universiteit Utrecht Het accent van de bedrijfsgezondheidszorg (BGZ) heeft de afgelopen jaren vooral gelegen op vermindering van het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid. Daardoor is het gebied van de preventie relatief achtergebleven. Er doen zich echter ontwikkelingen voor die nopen tot meer aandacht voor preventie, zoals vergrijzing, toename van psychische problematiek en zwaarlijvigheid, alsook veranderingen in de verhoudingen tussen de arbeidsorganisaties en de werkwijze van professionals. Het onderzoeksprogramma is gericht op het vergroten van de kennis op het gebied van de preventieve bedrijfsgezondheidszorg, waarbij sterk rekening wordt gehouden met de genoemde ontwikkelingen. Door het ontwikkelen en evalueren van instrumenten en effectieve preventieve strategieën en interventies, wordt bijgedragen aan de verbetering van de kwaliteit van het handelen in de bedrijfsgezondheidszorg. Met het oog daarop is binnen het programma een groot aantal (elf) deelprojecten gestart, voornamelijk gericht op ontwikkeling en toetsing van preventieve interventies. Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • elf aio’s c.q. promovendi; • twee post doc onderzoekers; • vijftien hoogleraren.
18
Onderzoeksprogramma
Decentralisatie en regionalisering in het activerend arbeidsmarktbeleid: naar principes van goed bestuur o.l.v. prof. dr. W. Trommel, Vrije Universiteit Amsterdam
Arbeid en gezondheidszorg o.l.v. dr. M. Berg, Plexus Medical Group/Erasmus Universiteit Rotterdam
Doel van dit onderzoek is de principes te benoemen voor goed bestuur van activerend arbeidsmarktbeleid in de vernieuwde verzorgingsstaat. De moderne verzorgingsstaat hecht steeds meer waarde aan het activeren van burgers. Met het oog op die activerende ambitie zijn daartoe in de sector ‘arbeidsmarkt en sociale zekerheid’ uiteenlopende nieuwe bestuurspraktijken geïntroduceerd. Zo ligt de verantwoordelijkheid voor beleidsregie thans nadrukkelijker bij de gemeenten (decentralisatie) en spelen regionale netwerken een grotere rol bij de uitvoering van beleid. Tegelijkertijd worden steeds vaker non-gouvernementele partijen in het bestuursproces ingeschakeld. Centraal in dit programma staat de vraag naar de mogelijkheid van beleidsregie en -uitvoering binnen dit netwerk, waarbij tegelijkertijd recht moet worden gedaan aan centrale politieke preferenties, publieke belangen en rechtstatelijke eisen van ‘good governance’. Het programma wordt eveneens aangeduid met de naam Governance of Activation (GOvACT). Om greep te krijgen op deze materie is het programma via de volgende dimensies nader uitgewerkt: º de problematische verhouding tussen ‘verticale’ en ‘horizontale’ bestuursverantwoordelijkheden; º de problematische verhouding tussen beleidsvorming en beleidsuitvoering. Het combineren van deze twee probleemdimensies heeft tot vier deelprojecten geleid. Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken • drie aio’s c.q. promovendi; • één onderzoeker/universitair docent; • drie post doc onderzoekers; • twee hoogleraren.
Recente veranderingen in de wet- en regelgeving met betrekking tot arbozorg, sociale zekerheid en curatieve zorg, hebben ondanks vele experimenten, onderzoeksprojecten en convenanten niet geleid tot een meer optimale relatie tussen arbeidsorganisaties en de gezondheidszorg. Er bestaat een hardnekkig gebrek aan afstemming tussen de curatieve gezondheidszorg en de verzekeraars op dit punt. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van een zeker onvermogen van werkgevers en werknemers om de noodzakelijke regie op zich te nemen. Het onderzoek richt zich op het systeemfalen, dat wil zeggen het onvermogen van verschillende institutionele actoren (bedrijven, overheden, verzekeraars, koepel- en zorgorganisaties) om deze problematiek structureel aan te pakken. Gezocht zal worden naar mogelijke oplossingen in het traject ‘tussen preventie en WIA’. Dit is het traject vanaf het krijgen van klachten, het ziekmelden, het werken aan medisch/functioneel herstel tot en met werkhervatting of, als dat niet lukt, tot en met succesvolle re-integratie binnen de WIA-wachttijdperiode van twee jaar. Het gaat dan vooral over de wijze waarop werkgever en werknemer de regie voeren en mogelijkheden om die regie te vergroten. Het programma omvat twee centrale thema’s: º diagnose van het systeemfalen, waarin gezocht wordt naar de oorzaken van het systeemfalen; º doorbreken van het systeemfalen, waarin interventies worden aangegeven om tot een betere aanpak van de situatie te komen, met daarbij zicht op de kosteneffectiviteit. Bij de uitvoering van het onderzoeksprogramma worden fulltime of parttime betrokken: • zeven aio’s; • vier post doc onderzoekers; • drie onderzoeksbegeleiders; • één hoogleraar; • één programmaleider.
Werkzekerheid: naar nieuwe zekerheden op de veranderende arbeidsmarkt o.l.v. prof. dr. T. Wilthagen, Universiteit Tilburg
20 10
19
In dit onderzoek staat de vraag centraal hoe op de Nederlandse arbeidsmarkt werkzekerheid kan worden vormgegeven: de zekerheid dat mensen aan het werk komen én blijven. Uitgangspunt is dat de ‘baan voor het leven’ aan het verdwijnen is en dat men capaciteiten en faciliteiten nodig heeft om, indien nodig, tijdig over te stappen naar een andere functie of baan. Het thema werkzekerheid wordt in het onderzoek geplaatst binnen de flexicurity-benadering, zoals deze recent binnen het Europese werkgelegenheidsbeleid is ontwikkeld. Uitgangspunt van deze benadering is dat meer flexibiliteit hand in hand moet – en kan – gaan met meer werk- en inkomenszekerheid en daarmee met sociale zekerheid. Via dit onderzoek – dat zeven deelprojecten omvat – wordt nagegaan wat werkzekerheid inhoudt, vanuit juridisch, sociologisch, psychologisch en economisch perspectief. Hoe onderscheidt werkzekerheid zich van andere zekerheden, zoals baanzekerheid en sociale zekerheid? Binnen dit programma wordt onderzoek gedaan naar: º de rol van cao-en en collectieve onderhandelingen bij het bieden van werkzekerheid; º internationale ‘best practices’; º de inhoud van het nieuwe psychologisch contract tussen werkgevers en werknemers; º de invloed van langdurig verblijf in de sociale zekerheid op de werkzekerheid en inkomenszekerheid van werknemers; º employability-vraagstukken in het licht van het werkzekerheiddebat. Bij de uitvoering van dit onderzoeksprogramma worden fulltime of parttime betrokken: • één promovendus; • zes post doc onderzoekers; • zes hoogleraren.
Werkt diversiteit? – Arbeidsintegratie en vertrouwen in een kleurrijke samenleving o.l.v. prof. dr. K.I. van Oudenhoven–van der Zee, Rijksuniversiteit Groningen Arbeidsintegratie lijkt een effectieve manier om mensen te laten integreren in de samenleving. Langs deze weg komen mensen uit verschillende culturen met elkaar in contact en daardoor in aanraking met unieke kenmerken van elkaars culturele achtergrond. Hierdoor ontstaan activiteiten die het niveau van de eigen culturele groep overstijgen. Echter, arbeidsintegratie van allochtonen verloopt moeizaam in Nederland. Daarom is een belangrijke vraag welke factoren ervoor kunnen zorgen dat allochtonen aan het werk komen én blijven. Vanuit het accent op sociaal vertrouwen wordt gezocht naar de factoren die het gevoel van toebehoren en wederzijdse acceptatie zouden kunnen bevorderen. Het programma bestaat uit vijf deelprojecten, waarbinnen zowel de samenhang tussen arbeidsintegratie en sociaal vertrouwen als de hierbij relevante processen en condities worden onderzocht. Uiteindelijk is het doel van het onderzoek om in kaart te brengen hoe de maatschappelijke kansen van arbeidsintegratie optimaal benut en bevorderd kunnen worden. Deze deelprojecten zijn: º studie van het effect van arbeidsintegratie op sociaal vertrouwen; º onderzoek naar de invloed van in- en uitsluiting binnen de arbeidscontext op de arbeidsmotivatie en sociaal vertrouwen; º exploratie van de kenmerken van een organisatie waarin medewerkers zich ongeacht hun culturele achtergrond opgenomen en gewaardeerd voelen; º onderzoek naar de kernaspecten van organisaties als randvoorwaarden van efficiënte arbeidsintegratie; º interventies gericht op het bevorderen en veilig stellen van sociaal vertrouwen. Bij de uitvoering van het onderzoeksprogramma worden fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s c.q. promovendi; • twee post doc onderzoekers; • twee hoogleraren.
20
Onderzoeksprogramma
Solidariteit in de 21ste eeuw o.l.v. prof. dr. P.T. de Beer, Universiteit van Amsterdam/ Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies Na decennialang een toonbeeld van tolerantie en saamhorigheid te zijn geweest, lijkt Nederland stap voor stap uit elkaar te vallen. Verschillende maatschappelijke groepen staan lijnrecht tegenover elkaar en maken elkaar verwijten. De tegenstelling autochtoon-allochtoon springt daarbij het meest in het oog en heeft de afgelopen jaren een stempel gedrukt op de maatschappelijke verhoudingen. Daarnaast ontstaat er ten gevolge van de vergrijzing de tegenstelling tussen jongere en oudere generaties. Bij deze tegenstellingen gaat het in feite om de vraag welke de noodzakelijke en voldoende voorwaarden zijn voor solidariteit en sociale cohesie in een samenleving die verandert van samenstelling. Dit onderzoeksprogramma wil allereerst antwoord geven op de vraag onder welke condities er in ons land voldoende maatschappelijke steun zal blijven voor een verzorgingsstaat die alle burgers voldoende bestaanszekerheid biedt. Antwoord op de vraag welke omstandigheden bevorderlijk zijn voor het in stand houden of het tot stand brengen van een zekere mate van saamhorigheid en onderlinge betrokkenheid kan hiervan niet los worden gezien. Om deze beide vragen te beantwoorden zal het onderzoeksprogramma zich toespitsen op twee vormen van solidariteit die momenteel onder druk lijken te staan, namelijk die tussen autochtonen en allochtonen en die tussen jongere en oudere generaties. Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • één aio c.q. promovendus; • drie post doc onderzoekers; • één senior onderzoeker (UHD); • één hoogleraar/programmaleider
Leven lang leren en arbeidsparticipatie o.l.v. prof. dr. A. de Grip, Universiteit Maastricht Om het arbeidsaanbod op peil te houden proberen de overheid en sociale partners initiatieven te ontwikkelen om oudere arbeidskrachten langer aan het werk te houden. Het beleid richt zich tot op heden voornamelijk op het versoberen van prepensioensregelingen en het naar achteren schuiven van de leeftijd waarop iemand AOW gerechtigd is. Ouderen zullen zich echter alleen langer op de arbeidsmarkt kunnen handhaven als hun productiviteit op peil blijft. Dit roept de vraag op in hoeverre oudere werknemers door de genomen maatregelen ook gemotiveerd worden om hun inzetbaarheid op peil te houden en meer te participeren in cursussen en trainingen. Daarbij kan de werkgever vanzelfsprekend ook een belangrijke rol spelen door het voeren van wat wel wordt aangeduid als een ‘Active Ageing’ beleid. Maar hoe staat het met de inspanningen van werkgevers om het ‘Leven Lang Leren’ (LLL) van hun personeel te stimuleren? Draagt dit LLL op zijn beurt weer bij aan het naar achteren schuiven van de pensioneringsleeftijd? En kan dit LLL de mogelijk negatieve effecten van de versoberde pensioenrechten op de werkmotivatie en productiviteit van oudere werknemers compenseren? Door middel van een natuurlijk experiment zullen deze vragen worden beantwoord. Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • één post-doc onderzoeker; • één hoogleraar/programmaleider.
20 10
21
Om de balans in de nieuwe welvaartstaat: een dynamische stelselvergelijking in vijf landen uit de kopgroep in Europa en hun prestaties op het vlak van oude en nieuwe sociale risico’s o.l.v. prof. dr. B. Cantillon, Universiteit van Antwerpen/Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck De afgelopen decennia heeft zich in grote delen van Europa een zekere verdieping van het sociaal beleid voorgedaan: van passieve inkomensbescherming naar een actieve op participatie gerichte houding. Door de focus op werk, kostenbesparingen, het faciliteren van arbeid en zorg èn het investeren in talenten probeert de verzorgingsstaat tegemoet te komen aan de toenemende (financiële) verplichtingen die mede een gevolg zijn van een ontgroenende c.q. vergrijzende populatie. Ondanks de genoemde beleidsingrepen is volgens de beschikbare indicatoren van de OECD en EU het niveau van de financiële armoede en inkomensongelijkheid nergens significant afgenomen. Door middel van dit onderzoeksprogramma zal enerzijds worden nagegaan in hoeverre het gevoerde beleid inzake nieuwe sociale risico’s (laaggeschooldheid, eenoudergezin, zorgtaken, kinderopvang) en oude sociale risico’s (werkloosheid, ziekte, ouderdom) wel of niet heeft bijgedragen aan vooruitgang op de terreinen van armoede en ongelijkheid en anderzijds waarom het ene land hier mogelijk succesvoller in was dan het andere. Hiertoe worden recente beleidsontwikkelingen inzake beide risico’s in een vijftal landen in kaart gebracht en met elkaar vergeleken (beleidsanalyse) en in diezelfde landen op resultaat beoordeeld (empirische analyse). Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s c.q. promovendi; • twee post-doc onderzoekers; • drie hoogleraren/programmaleider.
22
Onderzoeksprogramma
23
2. Nieuwe programma’s gestart in 2010. Sociale zekerheid in 2025 o.l.v. prof. dr. C.A. de Kam, Rijksuniversiteit Groningen (¤ 1.032.132) Demografische ontwikkelingen, veranderende opvattingen over de verzorgingsstaat en toenemende globalisering zijn factoren die de sociale zekerheid nu en in de toekomst zullen beïnvloeden. Hoe zal die sociale zekerheid er op middellange termijn uitzien? Welke vorm en inhoud kan daaraan gegeven worden? Om deze discussie te kunnen voeren, is het nodig om greep te krijgen op de sociale zekerheid als geheel. Dit langlopende onderzoeksprogramma kent drie inhoudelijke deelprogramma’s die elk een onderdeel van sociale zekerheid bestuderen. Het vierde deelprogramma omvat een synthese, voor een groot deel gebaseerd op de resultaten afkomstig uit de drie deelprogramma’s. º Deelprogramma 1: Individuele risico’s – collectieve regeling o.l.v.prof. dr. N.M. Sanders – Van
Gestel, Radboud Universiteit Nijmegen. De centrale vraag van het eerste deelprogramma luidt: ‘Welke risico’s kan de burger vermijden en welke dient hij of zij te aanvaarden? Welke onderdelen daarvan moeten of kunnen collectief geregeld worden en welke dienen als individuele keuzes te worden aangemerkt?’ Doel van dit deelprogramma is om nauwkeurig inzicht te verkrijgen in de behoeften en mogelijkheden van individuele en collectieve verantwoordelijkheden in de toekomstige sociale zekerheid. Fundamentele beschouwing van de grondslagen voor individuele en collectieve verantwoordelijkheid en praktische deelstudies naar de ervaringen met - en de consequenties van vernieuwingen in de balans tussen individuele en collectieve verantwoordelijkheden zullen tot dit inzicht moeten leiden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van internationale vergelijking, beschikbare scenario’s in de literatuur, onderzoek naar gezondheidsmanagement in arbeidsorganisaties, naar mobiliteitsnetwerken van werkgevers, naar innovatieve re-integratiemethoden en naar alternatieve pensioenarrangementen van bijvoorbeeld zzp-ers. Bij de uitvoering van het deelprogramma worden fulltime of parttime betrokken: • twee post doc onderzoekers; • één hoogleraar. º Deelprogramma 2: Demografische ontwikkelingen, ontgroening en vergrijzing o.l.v.
prof. dr. P.A. Dykstra, Erasmus Universiteit Rotterdam.
20 10
De centrale vraagstelling van dit deelprogramma luidt ‘Wat zijn de gevolgen voor de sociale zekerheid van demografische ontwikkelingen als ontgroening en vergrijzing?’ Binnen deze vraagstelling zal aandacht worden besteed aan de mate waarin verhoging van arbeidsparticipatie mogelijk is om daarmee het draagvlak voor sociale zekerheid te vergroten en het beroep daarop te verminderen. Ook komt het (gewenste) aanbod aan private en publieke voorzieningen en arrangementen om verhoging van participatie te bewerkstelligen aan bod evenals en de hiermee samenhangende kosten en baten. Het onderzoek zal zich richten op twee centrale doelgroepen, te weten vrouwen en mensen vanaf vijftig jaar, waarbij de geformuleerde vraagstellingen zowel vanuit micro/meso- als macroperspectief zullen worden beantwoord. Aan dit deelprogramma zijn zeven deelstudies gekoppeld die elk een deel van de geformuleerde vraagstelling voor hun rekening nemen. Twee van deze deelstudies omvatten een landenvergelijking. Het onderzoek binnen dit deelprogramma wordt uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit Utrecht. Bij de uitvoering van het deelprogramma worden fulltime of parttime betrokken: • twee post doc onderzoekers; • twee hoogleraren.
º Deelprogramma 3: Globalisering en sociale zekerheid o.l.v. prof. dr. E.R. Engelen, Universiteit van Amsterdam. Dit deelprogramma moet antwoord geven op de vraag ‘Wat zijn de gevolgen van toenemende wereldwijde interactie voor de sociale zekerheid?’ Nationale verzorgingsarrangementen passen steeds minder bij een wereld met grensoverschrijdende mobiliteit van mensen en kapitaal. Via twee deelstudies zal worden onderzocht welke realistische scenario’s er op basis van bestaande projecties kunnen worden gemaakt over de omvang van grensoverschrijdende migratie en kapitaalverkeer van en naar Nederland. In aansluiting hierop wordt een inschatting gemaakt van de wijze waarop deze scenario’s de (sociale) verzekeringsfunctie van de Nederlandse verzorgingsstaat onder druk zetten en wat hiervan de gevolgen zijn. Uiteindelijk dient met dit deelprogramma inzicht verkregen te worden in de toekomstige mobiliteit van mensen, ondernemingen en kapitaal en op welke wijze bestaande arrangementen hierdoor onder druk komen te staan. Ook worden nieuwe, empirisch geïnformeerde beleidsalternatieven aangedragen die op moreel, ethisch, prudentieel en realistisch gehalte geëvalueerd worden. Bij de uitvoering van het deelprogramma worden fulltime of parttime betrokken: • twee post doc onderzoekers; • één hoogleraar. º Deelprogramma 4: Synthese o.l.v. prof. dr. C.A. de Kam, Rijksuniversiteit Groningen. Het programma wordt afgerond met een synthetische studie. In die studie wordt een schets gegeven van de Nederlandse sociale zekerheid in 2025, inclusief een aanduiding van de dilemma’s en keuzen die ons tot 2025 staan te wachten. De synthese maakt gebruik van de resultaten afkomstig uit de drie voornoemde deelprogramma’s. Daarnaast zijn relevante resultaten van andere onderzoeksprogramma’s van Stichting Instituut Gak beschikbaar evenals data, literatuur en inzichten van elders. Over het eindresultaat wordt een brede discussie georganiseerd met als doel een bijdrage te leveren aan het publieke debat inzake de toekomstige sociale zekerheid. Bij de uitvoering van het deelprogramma wordt parttime betrokken: • één hoogleraar.
Oudere werknemers en arbeidsparticipatie o.l.v. dr. S. Brouwer, Disciplinegroep Gezondheidswetenschappen, Universitair Medisch Centrum Groningen (¤ 143.574) De arbeidsparticipatie van ouderen is laag: van de mensen tussen 55 en 64 jaar werkte 58 procent niet in 2006 en van de groep tussen 60 en 64 jaar bijna 80 procent. In sommige beroepen bereikt slechts een gering deel van de werknemers werkend de huidige pensioengerechtigde leeftijd. Vervroegd uittreden mag zich nog steeds in populariteit van veel werknemers verheugen. De overheid heeft het afgelopen decennium het beleid dat vervroegd uittreden stimuleerde, radicaal gewijzigd in een ontmoedigingsbeleid. Onder invloed daarvan stijgt de leeftijd van uittreden de laatste jaren weer. Om de participatie van ouderen te vergroten en AOW en pensioenen betaalbaar te houden, heeft de regering het beleid de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, in eerste instantie tot 66 jaar. Centrale vraag binnen deze studie is: ‘Welke maatregelen en omstandigheden maken het voor oudere werknemers aantrekkelijk om door te werken en voor werkgevers om deze werknemers in dienst te houden of aan te stellen?’ Er is naar oudere werknemers al vrij veel onderzoek verricht. De meerwaarde van dit onderzoek is dat het zal voorzien in een synthese gebaseerd op een samenvattend literatuuronderzoek afkomstig uit verschillende disciplinaire invalshoeken. Naast betrokkenheid van het Universitair Medisch Centrum Groningen participeert eveneens de Radboud Universiteit te Nijmegen in deze studie. Bij de uitvoering van dit kortlopende onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • twee post-doc onderzoekers; • één universitair docent/programmaleider • twee universitair hoofddocenten; • één hoogleraar.
24
Onderzoeksprogramma
Re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigden o.l.v. dr. M. van der Klein, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht (¤ 249.960)
3. Onderzoek in voorbereiding
Niet-uitkeringsgerechtigden vormen in relatie tot de arbeidsmarkt een bijzondere categorie. In tegenstelling tot bij uitkeringsgerechtigden heeft de overheid relatief weinig middelen om deze groep te bewegen werk te zoeken dan wel te aanvaarden of zich te scholen om gemakkelijker werk te vinden. De focus binnen deze studie ligt op twee groepen niet-uitkeringsgerechtigden, namelijk autochtone en allochtone vrouwen die al dan niet herintredend zijn na een periode waarin zij – bijvoorbeeld – de verantwoordelijkheid hadden voor hun jonge kinderen. De studie moet antwoord geven op de vraag hoe deze categorie autochtone en allochtone vrouwen gestimuleerd kan worden tot participatie op de arbeidsmarkt. Daarnaast worden antwoorden gezocht op gerelateerde vragen als: welke niet-uitkeringsgerechtigde vrouwen wel/niet overwegen zich op de arbeidsmarkt te begeven, welke motieven aan deze keuze ten grondslag liggen, welke eventuele belemmeringen zij ondervinden op weg naar de arbeidsmarkt en wat gedaan kan worden om deze belemmeringen weg te nemen? Bij de uitvoering van het kortlopende onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • één junioronderzoeker; • drie senior onderzoekers/programmaleider.
Geadviseerd door de Raad van Advies heeft het Bestuur begin 2011 thema’s vastgesteld waarvoor wetenschappelijk onderzoek wenselijk wordt geacht. In de loop van 2011 zal naar verwachting besluitvorming plaatsvinden over de verdere invulling en start van deze programma’s die als thema hebben: • Cohortstudie ‘Arbeidsparticipatie op oudere leeftijd’; • Toekomstige ontwikkeling zzp-ers of zelfstandig ondernemerschap; • Elementen van sociale zekerheid in cao’s; • Keuzevrijheid pensioenfondsen. Bij wijze van experiment zal in 2011 voor het laatste thema een open inschrijvingsprocedure worden gehanteerd.
Zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) o.l.v. dr. J. Mevissen, Regioplan, Amsterdam (¤ 243.479) Volgens cijfers van het CBS waren er in Nederland in 2008 640.000 zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers). Deze groep bestaat onder andere uit de klassieke zelfstandigen en beoefenaren van vrije beroepen. Daarnaast zijn er – relatief veel in bedrijfstakken als de bouw of de ICT – free lancers die hun eigen arbeidskracht aanbieden. Een bijzondere situatie is de zzp-er met een fulltime of parttime meewerkende partner, die veel te vinden is in de landbouw, detailhandel of individuele medische praktijken. In kleine aantallen komen werkwilligen die langdurig werkloosheid zijn wèl aan de slag als zzp-er, maar niet of zeer moeizaam in loondienst. Dit speelt bij migranten, ouderen en mensen met een beperking. Voor ieder van die groepen geldt dat er bijzondere omstandigheden denkbaar zijn die het succes als zzp-er zouden kunnen verklaren. In alle drie deze gevallen geldt dat een stigma dat hindert bij het vinden van een baan in loondienst aanleiding zou kunnen zijn om als zelfstandige aan de slag te gaan. Maar er zijn wellicht ook specifieke omstandigheden. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat (nietwesterse) migranten gezien hun achtergrond anders aankijken tegen sociale zekerheid en tegen het ondernemerschap dan autochtone Nederlanders. Hierover is tot op heden weinig bekend. De vraagstellingen die aan deze studie ten grondslag liggen zijn als volgt geformuleerd: Is het voor migranten, ouderen en mensen met een beperking gemakkelijker, even moeilijk of moeilijker om als zzp-er óf als werknemer in loondienst aan de slag te komen? Hoe verschilt dat tussen de genoemde groepen en hoe zijn de verschillen te verklaren? Als relatief meer mensen aan de slag komen als zzp-er dan als werknemer in loondienst, is dat dan een route die ook voor anderen openstaat? Is er begeleiding denkbaar om dit traject te vergemakkelijken? Bij de uitvoering van dit kortlopende onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • twee (senior) onderzoekers; • één senior onderzoeker/programmaleider.
20 10
25
4. Onderzoekersdag 2010 Met de start van vier nieuwe onderzoeksprogramma’s in 2010 zijn er thans ongeveer tweehonderd wetenschappelijk onderzoekers betrokken bij de uitvoering van het totale onderzoeksprogramma van de Stichting. Met het oog op uitwisseling van kennis tussen de verschillende bij dit programma betrokken onderzoekers en universiteiten organiseerde de Stichting op 6 december 2010 de vierde ‘Onderzoekersdag’. Deze vierde Onderzoekersdag droeg als thema ‘Sociale zekerheid in de actualiteit’. Omdat verschillende onderzoeksprogramma’s zich in de eindfase bevinden, is het van belang dat onderzoekers de weg naar de actualiteit weten te vinden om bekendheid te geven aan de verworven inzichten. Disseminatie en valorisatie van de opgedane kennis en inzichten via de sprekende en schrijvende media is een deskundigheid op zich. Programmaleiders die hiermee vertrouwd zijn stelden – samen met enkele deskundigen uit het veld – tijdens de Onderzoekersdag hun expertise beschikbaar gedurende het plenaire ochtendprogramma en de workshops en masterclasses van het middagprogramma. De Onderzoekersdag 2010 bood voorts aan een achttal onderzoekers de mogelijkheid om door middel van een posterpresentatie bekendheid te geven aan de resultaten van hun deelproject. Voor de onderzoekers die recentelijk gestart zijn met één van de vier nieuwe onderzoeksprogramma’s, vormde de Onderzoekersdag 2010 een goede gelegenheid om kennis te maken met de collega-onderzoekers. Uit de evaluatie van de Onderzoekersdag 2010 is wederom gebleken dat deze jaarlijks terugkerende bijeenkomst hoog gewaardeerd wordt en tevens voorziet in de behoefte om kennis te nemen van aanpalend onderzoek op het terrein van de sociale zekerheid en arbeidsparticipatie. Met het oog op de samenhang van het onderzoeksprogramma als geheel en alle daarbij betrokken onderzoekers acht het Bestuur het aangewezen ook in de toekomst met een zekere regelmaat onderzoekersdagen te organiseren.
26
27
20 10 Mode Met een Missie – Monsteratelier en uitbreiding verkooppunten – pagina 37
28
III. Projecten
1. Bijdragen aan het publieke debat Stichting Financieel Beheer Kliëntenraad Gemeentelijke Sociale Dienst Utrecht – Minisymposium Wens, werk en werkelijkheid (¤ 3.800) Re-integratieondersteuning wordt door klanten in toenemende mate als drang en dwang ervaren. De work first benadering van gemeenten vergroot volgens de Kliëntenraad de kansen op de arbeidsmarkt niet of nauwelijks. Om het gemeentelijke re-integratiebeleid te verbeteren heeft de Kliëntenraad Sociale Zaken en Werkgelegenheid Utrecht op 18 mei 2010 een landelijk minisymposium georganiseerd. Daar hebben ongeveer 130 politici, klanten, klantmanagers, begeleiders en vertegenwoordigers van klanten elkaar ontmoet om over en weer kunnen leren van elkaars ervaringen rond het thema re-integratie. Klantmanagers hebben meer zicht gekregen op de eigen kracht en mogelijkheden van werkzoekenden, terwijl de cliënten beter op de hoogte zijn van de beperkingen door procedures en wettelijke regelingen. De Kliëntenraad wil met de uitkomsten van het debat haar taak, het behartigen van de belangen van werkzoekenden, verbeteren.
Stichting Week van de Chronisch Zieken – Bijdrage in het activiteitenprogramma ‘Week van de Chronisch Zieken 2010-2013’ (¤ 40.000) De Week van de Chronisch Zieken heeft tot doel het bevorderen van de re-integratie van mensen met een chronische ziekte of een handicap door de zorg- en dienstverlening aan deze groep te verbeteren. Alle belangrijke organisaties op het gebied van zorg, werk, inkomen en maatschappelijk leven tonen jaarlijks tijdens deze ‘Week’ aan een breed publiek hun activiteiten om de positie van chronisch zieken te verbeteren. De afgelopen jaren is daarbij vooral aandacht besteed aan projecten die de arbeidsparticipatie vergroten. Zo zijn in alle uitgaven van magazine ‘Chronisch Ziek’ artikelen verschenen over werk en onderwijs. In 2007 is een brochure over werken met mensen met een arbeidshandicap uitgebracht en gedistribueerd onder werkgevers en personeelsfunctionarissen. Ook is het UWV nauw betrokken bij de ‘Week’ met workshops voor werkgevers en voor werknemers met een beperking. Vanwege de vele te verwachten veranderingen voor mensen met een arbeidshandicap zijn onafhankelijke informatie en inspirerende voorbeelden de komende jaren van groot belang. Daarbij is goede samenwerking met professionals en beleidsmakers noodzakelijk. De komende vier jaar wil Stichting Week van de Chronisch Zieken hier met een aantal thema’s op inspelen. Stichting Instituut Gak draagt bij aan de uitwerking van de thema’s ‘Jongeren’ (Wajong) en ‘Werk’ in de activiteitenprogramma’s van 2011 en 2012.
Stichting De Pijler – Bijdrage voor twee landelijke conferenties (¤ 20.000) Stichting de Pijler uit Maastricht fungeert als provinciale belangenbehartiger van uitkeringsgerechtigden en mensen met een (te) laag inkomen. Mede namens een groot aantal andere organisaties heeft deze stichting eind 2010 en begin 2011 twee landelijke conferenties over de toekomst van de sociale zekerheid georganiseerd. De eerste conferentie ‘Sociale regelingen aan de onderkant’ behandelde diverse meningen en standpunten van partijen als Divosa, VNG etc. over één inkomensregeling en één aanpak van re-integratie voor mensen met een uitkering. De tweede conferentie ‘Sociale zekerheid en arbeidsmarktontwikkelingen’ had betrekking op de ingrijpende ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, waar vaste contracten (voor het leven) steeds meer plaats maken voor allerhande vormen van deeltijdwerk en flexwerk. Centraal stond de vraag: hoe verkrijgt / behoudt de werknemer de eigen regie? Beide conferenties zijn afgesloten met een gezamenlijk visiedocument.
20 10
29
Projecten | Bijdragen aan het publieke debat
Coöperatie ‘de Onderlinge’ U.A. – Naar een nieuw sociaal contract (¤ 100.000) Al enige jaren bestaat de ‘de Baliegroep’, een inmiddels breed gewaardeerde denktank op het terrein van sociale zekerheid, arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen. Deze groep heeft twee manifesten uitgebracht: het manifest ‘Sociale Zekerheid als Investering’ (2004) en het manifest ‘Ontvoogde verhoudingen, kracht van mensen’ (2009). Beide manifesten zijn mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van Stichting Instituut Gak. Het Baliemanifest van 2009 heeft veel debat opgeroepen. Als vervolg hierop wil de Baliegroep dit debat concretiseren en verbinden aan vernieuwingen. Hierbij concentreert de Baliegroep zich op twee thema’s. Het eerste thema, ‘nieuwe collectiviteiten’, gaat in op de vraag welke collectiviteiten het beste tegemoet komen aan de veranderingen op de arbeidsmarkt en de arbeidsverhoudingen en wie de belangrijke spelers zijn die hier initiatieven nemen. Het tweede thema is ‘Werken en leren’. Dit behelst de manier waarop mensen en organisaties uit het veld van arbeid en onderwijs steun organiseren aan mensen die wendbaar en weerbaar willen blijven op de arbeidsmarkt. Naast een flexibele invulling van themabijeenkomsten zijn er één- of tweejaarlijkse bijeenkomsten van de Baliegroep in bredere zin, waarin de resultaten uit die themabijeenkomsten worden verbonden met het tot op heden ontwikkelde gedachtengoed van de Baliegroep. Op deze wijze worden voorstellen voor beleid en praktijk naar een nieuw sociaal contract ontwikkeld. Zoals in de traditie van de Baliegroep gebruikelijk is, wordt er geen blauwdruk opgesteld, maar volgen er voorstellen voor debat en vernieuwende praktijken.
FNV Bondgenoten – Nachtarbeid en gezondheidsbeleid (¤ 25.000) FNV Bondgenoten heeft geconstateerd dat het denken over en de kennis van ‘nachtarbeid’ aan herijking toe is. De bond acht het tijd voor een nieuwe aanpak van nachtarbeid en gezondheidsbeleid, waarbij niet langer wordt gehandeld en geadviseerd vanuit collectiviteit en er meer dan nu oog is voor individuele verschillen. Het doel van dit project is werkgevers en werknemers te stimuleren preventieve maatregelen te nemen om de schadelijke effecten van ploegen- en nachtarbeid te beperken om op die manier de arbeidsparticipatie op de langere termijn te bevorderen. Het project moet leiden tot een publicatie over schadelijke effecten van nachtarbeid en de aanpak daarvan, een expertmeeting en een geactualiseerd CAO-beleid.
30
Projecten | Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken
31
Projecten | Voorlichting
2. Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken
3. Voorlichting
Welder – Naar een training ‘Sterker naar je werk’ (¤ 16.207)
CNV Dienstenbond – EVC als EI van Columbus; de werknemer aan zet... (¤ 112.400)
Nederland kent steeds meer werkenden/werknemers met een chronische aandoening of beperking. Een deel van hen ondervindt belemmeringen in het werk en heeft moeite het werk vol te houden. Het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid heeft, met steun van onder andere Stichting Instituut Gak, in de afgelopen jaren de training ‘Met ziekte aan de slag’ ontwikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd. De deelnemers zijn zeer tevreden over deze training. Een overgrote meerderheid is van mening dat deze effectief voor hen is geweest, vooral op het punt van psychosociale knelpunten. Welder heeft een plan van aanpak gemaakt om deze training onder de naam ‘Sterker naar je werk’ in diverse vormen breed toe te passen.
CNV Dienstenbond heeft in de afgelopen periode in een aantal cao’s afspraken gemaakt over Erkenning van Verworven Competenties (EVC). De Bond gaat werknemers voorlichten en voorbereiden op deze EVC-trajecten. Er moet echter meer directe informatie beschikbaar komen om werknemers beter te kunnen voorbereiden op zo’n traject. Tevens wil de Bond bevorderen dat werknemers zelf meer aan het stuur komen. Vooral voor de ‘oudere’ medewerker, met vaak veel ervaring maar zonder diploma’s, biedt EVC mogelijkheden voor verbetering van zijn positie op de arbeidsmarkt. Het project omvat drie onderdelen: realisatie van een handboek voor gebruikersgroepen als werknemers, OR-leden, onderhandelaars en personeelsmanagers, een themabijeenkomst en de ontwikkeling van een website.
MKB Eindhoven – Match Point (¤ 1.200.000) Ondanks alle inspanningen op het gebied van re-integratie komen er onvoldoende matches tot stand voor de vele werkzoekenden te Eindhoven. Volgens MKB Eindhoven komt dit door de eenzijdige gerichtheid van de plaatselijke arbeidsmarkt op de aanbodkant. De vraagkant wordt verwaarloosd. Er is geen zicht op de werkelijke personeelsbehoefte van MKB-werkgevers, omdat deze hun vacatures zelden melden bij de bemiddelende instanties. Mede daardoor zijn MKB-werkgevers niet op de hoogte van de regelingen op het gebied van leerbanen, re-integratie en dergelijke. De ketenpartners (gemeente, scholen etc.) veronderstellen ten onrechte dat ondernemers zelf actief op zoek gaan naar ‘gesubsidieerde’ werknemers. Kortom, werkgevers en ketenpartners weten elkaar niet te vinden. Om hier verbetering in te brengen wil MKB Eindhoven het programma Match Point ontwikkelen. Dit heeft tot strekking het arbeidsmarktbeleid vraag- en resultaatgericht te maken. Voormeld MKB vraagt werkgevers hun daadwerkelijke personeelsbehoefte vast te stellen en begeleidt ze vervolgens bij het zoeken naar geschikt personeel. De assistentie loopt van administratieve ondersteuning bij subsidieaanvragen tot en met het aanleveren van voorgeselecteerde kandidaten. De ketenpartners worden aangespoord om snel en flexibel in te spelen op de actuele personeelsbehoeften van werkgevers. De bedoeling is in vier jaar tijd 1.200 matches te realiseren.
Stichting OntmoetPlanB – Wereldvrouwen traint (¤ 45.420) Voor allochtonen en nieuwkomers is de stap naar de arbeidsmarkt soms (te) groot. Ze hebben een overbrugging nodig; een veilige plek van waaruit ze hun talenten kunnen ontdekken en vaardigheden kunnen oefenen. Met het project ‘Wereldvrouwen’ biedt Stichting OntmoetPlan B een aantal vrouwen uit deze groep een kans. Deze stichting kiest bewust voor een praktijkgerichte aanpak. In het onderhavige geval via leermiddelen als koken en naaien. De inzet is dat deelnemers producten en diensten leveren die daadwerkelijk worden afgenomen. Dat is goed voor hun zelfvertrouwen, een eerste en belangrijke stap in de richting van de arbeidsmarkt. ‘Wereldvrouwen traint’ behelst het opzetten van een integraal educatief programma waarbinnen mensen zichzelf kunnen ontwikkelen in de (beroeps) praktijk. De succesvol gebleken methodiek en het bijbehorende lesmateriaal dienen daartoe verder te worden ontwikkeld en ingepast in een elektronische leeromgeving. Daarna kan de uitrol naar gemeenten en tal van organisaties plaatsvinden.
Wijzer BV – Dromen, denken, doen. De 3-D Ondernemersmeter (¤ 41.412)
20 10
Het re-integratiebedrijf Wijzer BV uit Valkenswaard, gespecialiseerd in het begeleiden van laag opgeleide uitkeringsgerechtigden bij het starten van een eigen onderneming, wil een instrument ontwikkelen waarmee enerzijds met een hoge mate van nauwkeurigheid kan worden voorspeld of een ondernemingsidee kan leiden tot een succes en anderzijds wat er nodig is om zover te kunnen komen. Het gaat om de ‘3-D ondernemersmeter’. Dit instrument meet de individuele mogelijkheden op de dimensies ‘dromen, denken en doen van de potentiële ondernemer en geeft tegelijkertijd handvatten voor de uitvoering van het plan. De bedoeling is het instrument na uitontwikkeling niet commercieel te exploiteren, maar dit kostendekkend beschikbaar te stellen aan eenieder die het professioneel wil inzetten in het belang van zijn of haar cliënten.
Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) – Kanker op de werkvloer (¤ 100.000) Jaarlijks krijgen ongeveer 33.000 werknemers de diagnose kanker. Dankzij betere diagnose- en behandeltechnieken kan de meerderheid hiervan na de behandelingen het werk hervatten. De langdurige gevolgen van de ziekte en de behandelingen zijn weliswaar ernstig, maar leiden zelden tot een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Door de recente groei in overlevingskansen zijn zowel de patiënten als de behandelaars en werkgevers nog onvoldoende ingesteld op de groeiende groep mensen met kanker die het werk kunnen hervatten. Hierdoor wordt er weinig begeleiding geboden gericht op werkhervatting. Vooral werkgevers nemen nog vaak een afwachtende houding aan bij een werknemer met kanker, omdat zij over onvoldoende kennis en middelen beschikken om dergelijke werknemers doelmatig te ondersteunen. Om hierin verbetering te brengen ontwikkelt de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties, in samenwerking met VNO-NCW, voorlichtingsmateriaal voor werkgevers. Krijgt een werknemer de diagnose kanker, dan ontvangt hij via de curatieve sector de brochure ‘Wat en hoe bij kanker en werk’ bedoeld voor zijn werkgever. Deze brochure biedt praktische informatie over de vorm van kanker en de gevolgen hiervan voor werkhervatting. Verder komen er specifieke brochures over werken met veel voorkomende vormen van kanker. Daarnaast ontwikkelt de NFK aanvullende digitale informatie voor werkgevers.
Filmmij. – Samenwerken.TV (¤ 51.175) Filmmij. heeft in 2008 fase 1 van het project ‘samenwerken.tv’ afgerond. Op de website samenwerken.tv staat, bij wijze van experiment, een aantal videofilms over jongeren met een verstandelijke beperking in hun werkomgeving. Het gaat om korte interviews met die jongeren, hun werkgevers en hun begeleiders. Deze best practice voorbeelden geven een realistisch beeld over het werken van jongeren met een verstandelijke beperking in een regulier bedrijf. De initiatiefnemers willen dit experimentele model nu voor een breder publiek toegankelijke maken door dit te ontwikkelen tot een professionele website met tien nieuwe best practice gevallen. Zij richten zich daarbij op toepassing van moderne technieken ten behoeve van bijvoorbeeld mensen met een visuele beperking en door plaatsing van de videofilms in een ‘player’ met de bedoeling de filmpjes als voorlichtingsmateriaal te kunnen benutten.
32
Projecten | Voorlichting
33
Projecten | Preventie
COC Nederland – De Roze Olifant aan het Werk (¤ 53.813) Foto pagina 50-51
4. Preventie
De Roze Olifant is een instrument van COC Nederland om homoseksualiteit bespreekbaar te maken in het onderwijs en de zorg. Om dit instrument te kunnen gebruiken voor verbetering van het sociale klimaat op de werkvloer, zijn aanpassingen nodig. Homo-intolerantie op de werkvloer is vaak zeer subtiel. Soms hebben de aanstichters niet eens door wat ze veroorzaken. In een pilot bij vier of vijf bedrijven wordt het homo(in)tolerante klimaat in kaart gebracht. De aangetroffen vormen van (in) tolerantie worden meet- en zichtbaar gemaakt. De uitkomsten van de test leveren vervolgens aanknopingspunten op voor de organisatie om kwesties bespreekbaar te maken en aan te pakken. Aan experts uit het Company Pride Platform en aan COC Nederland kan advies gevraagd worden ten aanzien van de verbeteringen die leiden tot een beter sociaal klimaat op de werkvloer.
Titan – Botencentrum (¤ 11.232)
Nederlandse Vrouwen Raad – Samen uit, samen thuis (¤ 50.000) Onder de titel ‘Samen uit, samen thuis’ start de Nederlandse Vrouwen Raad (NVR), een koepel van 47 vrouwenorganisaties, een project dat zich richt op blijvende arbeidsparticipatie van vrouwen bij moederschap. Toekomstige ouders worden benaderd met informatie, goede voorbeelden en gesprekken over mogelijkheden om betaald werk en zorg voor hun kind zo te verdelen dat beide partners actief kunnen blijven op de werkvloer. Concreet omvat dit project het verzamelen van bestaande informatie. Deze wordt toegankelijk gemaakt in de vorm van een ‘tippenwijzer’ waarin ‘trendsettende stellen’ en ervaringsdeskundigen tips geven aan jonge ouders. De NVR verzorgde een publieksmanifestatie op de ‘Negenmaandenbeurs’ in de Amsterdamse RAI in februari 2011 en verder zijn er regionale verdiepingsbijeenkomsten in het land onder leiding van vrouwenorganisaties uit de achterban.
In opdracht van de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht is medio 2005 het dagbestedingproject Talent Inzet Teamwork Aanpakken Nieuw (Titan) van start gegaan. Dit is gericht op risicojongeren tussen 16 en 23 jaar met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, die al dan niet met politie en justitie in aanraking zijn geweest. Via een resocialisatietraject wordt een positieve uitstroom in de richting van onderwijs of de arbeidsmarkt bevorderd. Titan ontvangt aanvullende financiering van Stichting Instituut Gak voor een zestal trajecten in een nieuw op te starten botencentrum. Lastige en moeilijk jongeren worden hier gedurende en jaar intensief begeleid door een vakkracht en door een professionele mentor/jobcoach. Via aanpak van problemen als een beperkt doorzettingsvermogen, onvoldoende motivatie en sociale vaardigheid, onaangepast gedrag, een leefritme zonder structuur en een gebrekkig zelfbeeld wordt gewerkt aan toeleiding naar arbeid en/of school.
De Werkmaatschappij BV – Het Zorgcollege (¤ 327.600) Het succes van het Vakcollege, dat jongeren met technisch talent naar een baan in de techniek leidt, heeft geleid tot de vraag naar een nieuw initiatief: Het Zorgcollege. Dit College wil bijdragen aan de ontwikkeling van vakmanschap in de zorgsector met het oogmerk het personeelstekort in de zorgsector terug te dringen. Bovenaan staat de professionele uitoefening van de beroepen in deze sector. De opleiding, die leidt naar een baan in de zorg- en welzijnssector, wordt gepositioneerd als de optimale leergang voor jongeren die hun talenten in deze richting willen ontwikkelen. Het Zorgcollege wordt opgezet naar analogie van Het Vakcollege. Het hanteert dezelfde normen en waarden als het Vakcollege en heeft dezelfde onderwijskundige basis. Dankzij de steun van Stichting Instituut Gak kan de opleiding niet alleen steviger worden geprofileerd en landelijk worden uitgerold, maar kan ook de ontwikkeling van de leermiddelen worden versneld.
Stichting JA – Track The Talent (¤ 7.525) Het project Track The Talent richt zich op jongeren uit het VMBO en MBO die uitvalsgedrag vertonen. Door hen in contact te brengen met positieve ‘rolmodellen’ uit het bedrijfsleven en samen op zoek te gaan naar hun kernkwaliteiten, wil Stichting JA uit Alkmaar deze jongeren weer motiveren. Het is een tweeledig project: enerzijds is het een vorm van buitenschools leren gericht op de praktijk van stage en werk en anderzijds stimuleert het jongeren hun opleiding af te maken. Gedurende het traject worden de jongeren vanuit de school begeleid door een mentor. Deze is tevens de contactpersoon voor de deelnemende bedrijven om te overleggen over de vorderingen van de leerlingen. Het project, dat vijf maanden duurt, zal worden afgesloten met een feestelijke bijeenkomst waar de succesvolle leerlingen een certificaat ontvangen.
Stichting Intorno Ensemble – De Fighter (¤ 150.000)
20 10
Stichting Intorno Ensemble initieert muziek(theater)projecten. Deze stichting heeft het vruchtgebruik van de voormalige zeesleper De Fighter voor dertig jaar om niet verkregen. Die sleepboot verkeert in goede staat, maar moet wel worden aangepast tot een rivierpodium voor uitvoerende kunst. Aanpassing vergt een tijdvak van drie jaar en wordt voor een belangrijk deel uitgevoerd als leerwerkobject van het ROC Albeda College. Gedurende die periode zullen er naar verwachting 25 stageplekken per jaar beschikbaar zijn. Met dit project wil Stichting Intorno Ensemble een bijdrage leveren aan het bestrijden van voortijdig schoolverlating, door leerlingen de kans bieden om in een aansprekende leerwerkomgeving ervaring op te doen in de maritieme sector. Het gaat hierbij om leerlingen voor wie reguliere stageplekken nog ‘een brug te ver’ zijn. Stichting Instituut Gak verstrekt een bijdrage per deelnemer die naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitstroomt.
34
Projecten | Preventie
Egberts Consulting BV – Re-integratie & activering probleemjongeren (¤ 37.200) Foto pagina 12-13 Via het project ‘Op de juiste weg’ wil Egberts Consulting BV 32 probleemjongeren in de regio Amsterdam aan een beter toekomstperspectief helpen. Dit project, waarin vechtsporters als rolmodel fungeren, bestaat uit onder meer een ‘aftrapbijeenkomst’ om werkgevers over te halen (leer-)werkplekken aan te bieden en een startersbijeenkomst voor de motivatie van de jongeren. In fysieke work outs onder leiding van een vechtsporter kunnen de deelnemers hun agressie ontladen en is er tevens aandacht voor verbetering van (non)verbale houding en levensstijl. Het eindresultaat is erop gericht dat ongeveer twintig probleemjongeren weer naar school gaan dan wel re-integreren in betaald werk en hun woonomgeving ontlasten. Stichting Instituut Gak stelt subsidie beschikbaar op basis van het aantal jongeren dat daadwerkelijk uitstroomt naar een reguliere vervolgopleiding of re-integratietraject.
Stichting Emma at Work – Uitrol Rotterdam Emma at Work (¤ 90.500) Stichting Emma at Work begeleidt jongeren van 15 tot 25 jaar met een chronische lichamelijke aandoening naar de arbeidsmarkt. Zij kunnen op deze wijze werkervaring opdoen, om uiteindelijk te participeren als volwaardige arbeidskrachten. Emma at Work was aanvankelijk landelijk werkzaam vanuit de regio Amsterdam. Om chronisch zieke jongeren uit de regio Rijnmond beter te kunnen begeleiden, opent Emma at Work een vestiging in Rotterdam. Stichting Instituut Gak stelt subsidie beschikbaar op basis van het aantal jongeren dat succesvol wordt bemiddeld naar een (tijdelijke) baan in de regio Rijnmond.
Stichting De Werkmij – Overschiese banen voor Overschiese jongeren (¤ 26.500) Het project Overschiese banen voor Overschiese jongeren (OBOJ) helpt jongeren - tussen de 12 en 23 jaar – aan een bijbaan, een BBL-plaats of een stageplaats. Door wederzijds begrip te creëren, draagt het project bij aan het verkleinen van de afstand tussen (lokale) werkgevers en jongeren. Het project richt zich vooral op jongeren die niet weten hoe zij een geschikte werkgever kunnen vinden en hoe zij zich op de arbeidsmarkt moeten presenteren. Door de jury van de Nationale Jeugdraad is dit project in 2010 uitverkozen tot het beste jongerenproject van Nederland. Stichting Instituut Gak kent subsidie toe op basis van het aantal aantoonbaar succesvolle bemiddelingen, naar verwachting ongeveer vijftig in twee jaar tijd.
Youth for Christ Nederland – Coach YfC Utrecht (¤ 86.400) De regio Utrecht telde in 2009 ruim 2.200 vroegtijdige schoolverlaters. Deze jongeren belanden op straat en lopen kans in de criminaliteit terecht te komen. Het behouden van aansluiting met de maatschappij vergt ondersteuning. YfC Utrecht biedt deze ondersteuning via het project ‘Coach’. De aan dit project deelnemende jongeren zijn meest van allochtone afkomst en woonachtig in de Utrechtse wijk Zuilen. Het is het eerste project in Utrecht dat zich richt op een aanpak per wijk. YfC Utrecht leert de jongeren om te gaan met opdrachten en gezag, zodat zij structuur behouden in hun leven. Ook bouwen ze aan een vertrouwensrelatie om deze jongeren te motiveren weer naar school of aan het werk te gaan. Stichting Instituut Gak biedt gedurende drie jaar financiële ondersteuning op basis van het aantal jongeren dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of die gestart zijn als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting gaat het om vijftien jongeren.
20 10
35
Zig Zag Film BV – Niks aan de hand (¤ 45.000) ‘Niks aan de hand’ is een in de Gemeente Enschede spelend filmproject van filmmaker Joost Ranzijn. Actuele thema’s als vroegtijdige schoolverlating, werkloosheid en beginnende criminaliteit worden uitgelicht in deze speelfilm voor en door jongeren. Risicojongeren en jeugdige werkelozen zijn de (hoofdrol)spelers. In deze ‘samenspelfilm’ laten de makers zich inspireren door de belevenissen van een jongeman die met een oude bestelbus een klussenbedrijf begint. Op de achtergrond speelt het verhaal van een meidenband en een groepje ontsporende jongeren, die dezelfde bus willen gebruiken voor een overval. De deelname van een sterspeler van FC Twente beoogt de film ook landelijke uitstraling te geven.
Gemeente Groningen / Dienst OCSW – Binn’stad (¤ 90.370) Het project Binn’stad behelst de ontwikkeling van een opleiding verkoopmedewerker MBO voor leerlingen met een sociale problematiek. In dit project gaan de leerlingen niet meer naar school, maar vervolgen zij hun opleiding bij winkeliers in de Groningse binnenstad van Ondernemersvereniging Groningen City Club. Een praktijkbegeleider van het Noorderpoortcollege verzorgt de theoretische kant en let op de ontwikkeling van de sociale vaardigheden van de jongeren. De winkeliers en de school zijn samen verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerlingen en het ontwikkelen van de methodiek. Stichting Instituut Gak subsidieert 48 MBO-leerlingen die gedurende de pilot van tweeëneenhalf jaar uitstromen naar betaald werk of een reguliere vervolgopleiding.
Platform Buitenlanders Rijnmond – De kracht van diversiteit (¤ 10.000) Met het project ‘de kracht van diversiteit’ heeft Platform Buitenlanders Rijnmond te Rotterdam de aandacht gevestigd op succesvolle allochtone jongeren. Het Platform wil deze jongeren helpen in de juiste netwerken terecht te komen en heeft voorts de intentie een bijdrage te leveren aan een goede match van vraag en aanbod op de Rotterdamse arbeidsmarkt. Het project omvatte drie onderdelen: een zestal netwerkbijeenkomsten met wisselende thema’s, een prijsvraag met als titel ‘Je bent jong en je kunt wat’ (gericht op arbeidsparticipatie van kwetsbare jongeren met een allochtone achtergrond) en een afsluitende gala-avond op 7 oktober 2010 met en door allochtone jongeren.
36
Projecten | Activering
5. Activering Inleiding Binnen de projecten die Stichting Instituut Gak subsidieert wordt een fors deel geïnvesteerd in de categorie die betrekking heeft op het activeren van mensen. In totaal worden via de hierna omschreven activeringsprojecten circa tweeduizend mensen geholpen. Dit geschiedt door middel van reguliere banen, leerwerkplaatsen voor het opdoen van werkervaring en/of passend vrijwilligerswerk. Daar de looptijd van de betreffende projecten vaak niet eindigt na de periode waarin de Stichting die projecten financieel ondersteunt, zal het totale aantal mensen dat hierdoor in de loop der tijd wordt geactiveerd aanzienlijk hoger uitvallen. Daarnaast worden in de preventie projecten als beschreven op pagina 33 t/m 35 ongeveer vierhonderd mensen geactiveerd.
Zonnehuizen volwassenen – Vakopleiding keramiek (¤ 30.000) Woonwerkgemeenschap Bronlaak te Oploo is een onderdeel van Zonnehuizen, een landelijke werkende organisatie voor zorg aan (verstandelijk) gehandicapten. In de pottenbakkerij op Bronlaak wordt door zes werkleiders een zinvolle dagbesteding verzorgd voor zestien werkplekken. Bronlaak wordt vaak benaderd door ouders van jongeren die speciaal onderwijs volgen. Zij zoeken voor hun zoon of dochter een passend vervolgtraject. Om tegemoet te komen aan deze vraag wil Bronlaak een gecertificeerde Vakopleiding Keramiek ontwikkelen voor mensen met een beperking. Een pilot moet uiteindelijk leiden tot de eerste gecertificeerde Vakopleiding Keramiek voor jongeren met een beperking in Nederland. Deze opleiding beoogt mogelijkheden te bieden tot verdere persoonlijke ontwikkeling en tot meer kansen op de arbeidsmarkt. Met het diploma wordt de basis gelegd voor een loopbaan in een al dan niet beschermd(e) werkplaats/atelier. Stichting Instituut Gak betaalt een bijdrage voor naar verwachting achttien geplaatste cursisten.
Stichting AIGHT – Kweekvijver 2010 (¤ 15.000) De Kweekvijver is een trainingstraject van dertig weken waarin getalenteerde straatjongeren die (nog) niet terecht kunnen op een kunstvakopleiding worden opgeleid tot ‘workshopdocent’ of tot zelfstandig ondernemer. Zij krijgen de ‘instrumenten’ aangereikt om hun kennis over te dragen op andere jongeren. Het doel is deze jongeren de mogelijkheid te geven hun talenten verder te ontwikkelen om een beter inzet op de arbeidsmarkt te realiseren in culturele instellingen, scholen of als cultureel ondernemer. De doelgroep bestaat uit jongeren van 18 tot 28 jaar met drie tot vijf jaar ervaring in hun discipline/specialisatie. In de laatste fase van de training brengen de deelnemers de theoretische kennis via stages in praktijk. Stichting Instituut Gak draagt bij per uitgestroomde (gecertificeerde) deelnemer die vanuit een uitkeringssituatie aantoonbaar is gestart als docent. Naar verwachting gaat het om circa tien jongeren.
Stichting Federatie Eekta – Werken vanuit de kracht van Surinaamse Hindoestaanse mannen (¤ 35.000)
20 10
Een van de doelstellingen van Stichting Federatie Eekta, een Hindoestaanse organisatie uit Den Haag, is het bevorderen van emancipatie en participatie van Hindoestanen. Het project ‘Werken van uit de kracht van Surinaamse Hindoestaanse Mannen’ richt zich op mannen uit de doelgroep die in een sociaal isolement zijn terechtgekomen. Het gaat om een sociaal activeringsproject dat in de eerste plaats is gericht op emancipatie en in mindere mate op uitstroom naar werk. Het project leert ongeveer 45 deelnemende vaders tussen 40 en 55 jaar beter te luisteren naar en om respect te hebben voor andersdenkenden. Ook worden zij gestimuleerd mee te gaan naar ouderavonden op school om zo meer betrokken te raken bij de opleiding van hun kinderen. Eekta verwacht dat enkele deelnemers na verloop van tijd kunnen doorstromen naar een opleiding of een (seizoen-)betrekking in de tuinbouw.
37
Stichting Belle-Image – Re-integratie via Catwalk 2010 en 2011 (¤ 64.000) Het ‘catwalk empowerment-programma’ van Stichting Belle-Image is een re-integratietraject voor een dertigtal binnen de modellenwereld als kansrijk te bestempelen jonge vrouwen. De thuissituatie van de deelnemende vrouwen is veelal problematisch. In combinatie met het ontbreken van een startkwalificatie en werkervaring kunnen zij tot de onderkant van de arbeidsmarkt worden gerekend. De wereld van de (vermeende) glamour van modellen ligt weliswaar ver weg, maar lokt waarschijnlijk wel. Het programma is een middel om het zelfvertrouwen te verhogen. Ook wordt volop aandacht geschonken aan werknemersvaardigheden als discipline en het omgaan met autoriteit (werkgever). Stichting Instituut Gak draagt gedurende twee jaar bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer.
Stichting Koets en Rij – Bijdrage in een koetsiers- of palfrenieropleiding (¤ 4.700) Foto pagina 56-57 Stichting Koets en Rij heeft op het landgoed van de Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder een stalling en werkplaats voor koetsen. De bewoners zijn mensen met een psychische of verstandelijke beperking. Zij werken in de werkplaatsen van deze stichting of in de manege van Altrecht. Het project biedt 36 mensen de mogelijkheid een koetsiers- of palfrenieropleiding te volgen. Door mettertijd bezoekers rond te rijden op de koetsen van Stichting Koets en Rij kunnen zij wat zakgeld verdienen.
Mode Met een Missie – Monsteratelier en uitbreiding verkooppunten (¤ 57.400) Foto pagina 26-27 Mode Met een Missie (MMM) biedt ruim tweehonderd vrouwen een zinvolle dagbesteding via (onbetaald) werk in speciaal opgezette modeateliers op zeven plaatsen in Nederland. Vrouwen met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en vrouwen die dak- of thuisloos zijn leren hier onder begeleiding van professionele coupeuses de fijne kneepjes van de naaldvakken kennen. De vrouwen werken aan het modelabel Ami-e-toi dat ontwikkeld is door jonge ontwerpers. In ieder kledingstuk is een tweedehands detail verwerkt, waarmee het achterliggende idee van MMM wordt gevisualiseerd: iedereen verdient een tweede kans. Boven de winkel van MMM in Arnhem is vanaf 1 april 2010 een monster- en verstelatelier gevestigd. Hier werken vier vrouwen, afkomstig uit de reguliere ateliers te Arnhem en Nijmegen. Mede dankzij de subsidie van Stichting Instituut Gak wordt hen een vervolgtraject aangeboden waardoor ze uiteindelijk kunnen uitstromen naar een reguliere, betaalde baan in de kledingindustrie.
FNV Vrouwenbond – Tip(je) van de sluier (¤ 83.750) Gedurende het schooljaar 2010-2011 volgen 45 jonge moslima’s van het ROC Midden Nederland een aantal workshops. De bedoeling is gezamenlijk strategieën te ontwikkelen om (vermeende en bestaande) belemmeringen binnen arbeidsorganisaties in de door hen gewenste richting om te buigen. Vervolgens moeten zij bij minimaal dertig Utrechtse bedrijven die oplossingsstrategieën presenteren en bespreekbaar maken, bij voorkeur gekoppeld aan het regelen van concrete afspraken over stage- en/of arbeidsplaatsen. Een groot aantal bedrijven te Utrecht wordt gevraagd actief mee te werken aan dit project door gelegenheid te bieden de presentaties binnen het bedrijf te verzorgen, dan wel deel te nemen aan een van de drie in 2011 te organiseren werkconferenties. Stichting Instituut Gak draagt bij op basis van het aantal deelneemsters en het aantal bedrijven dat participeert, alsmede aan de eindevaluatie en effectmeting van het project.
38
Projecten | Activering
Stichting MOOI – De werkexpres (¤ 88.000) De Werkexpres is een werkgelegenheidsproject van Stichting Mooi, in samenwerking met ROC Mondriaan in het Haagse stadsdeelkwartier Laak. De bedoeling is dat twee keer een groep van 22 vrouwen, met voornamelijk een niet-Nederlandse achtergrond, deelneemt aan dit project. Gedurende een traject van achttien maanden worden deze vrouwen (met al dan niet een uitkering) voorbereid op een betaalde baan in de (thuis-)zorg en/of de kinderopvang. Migrantenvrouwen hebben vaak met belemmeringen te maken op zowel het persoonlijke als het sociale en maatschappelijke vlak. Het gaat om factoren als een beperkt zelfvertrouwen, armoede, financiële problemen, de combinatie van zorg en arbeid en traditionele culturele opvattingen in de familie over de positie van de vrouw. Deze belemmeringen kunnen overwonnen worden door persoonlijke begeleiding en het delen van ervaringen in een groep vrouwen om zo van elkaar te leren. Dit zijn dan ook de twee wezenlijke pijlers van de door werkexpress gehanteerde methodiek. Stichting Instituut Gak draagt bij per naar regulier betaald werk uitgestroomde deelneemster.
Stichting Tafelvanzeven – Tafelvanzeven (¤ 20.010) Stichting Tafelvanzeven uit Rotterdam richt haar activiteiten op vrouwen van allochtone afkomst, die geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt hebben en zich willen richten op een toekomst in de horeca, de catering of voor het zelfstandig ondernemerschap in die branche. Het gaat om een opleidingstraject waarin gewerkt wordt aan bevordering van kennis op het gebied van onder meer presentatie, marketing, ondernemerschap en voedselbereiding. Naast persoonlijke begeleiding staat ook samenwerking op het programma. De looptijd van het project is zes maanden. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking op basis van het aantal vrouwen dat de opleiding volledig afrondt. Van de in totaal dertig deelneemsters zullen er naar verwachting tien een vervolgtraject doorlopen naar zelfstandig ondernemerschap.
Stichting Motorcycle Support Nederland – Bijdrage (¤ 72.000) Foto omslag Stichting Motorcycle Support Nederland uit Goirle is een kleinschalige sociale onderneming waar jongeren met een verstandelijke beperking ondersteuning vinden op hun weg naar een zelfstandig bestaan, al dan niet met betaald werk. Het project behelst de inrichting van een werkplaats voor motoronderhoud waar maximaal acht jongeren per projectfase van gemiddeld zes maanden worden opgeleid tot assistent monteur. In een periode van drie jaar zullen naar verwachting 36 jongeren dit traject doorlopen. Stichting Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer.
Stichting Werken & Zo – OLI’s Contact & Service Center (¤ 50.000) In Nederland zijn naar schatting 300.000 mensen met een visuele beperking. Rotterdam telt er ruim 8.000. Ondanks de geboden hulp vanuit verschillende instellingen komt slechts een klein deel van deze visueel beperkten aan het werk. Stichting Werken & Zo uit Rotterdam is gespecialiseerd in werkgelegenheidsprojecten. Met het project OLI’s Contact & Service Center wil deze stichting in een nieuw te starten callcenter twintig werkplekken verwezenlijken, waarvan twaalf voor mensen met een visuele beperking. Alle medewerkers worden op- en begeleid door een fulltime trainer in vaste dienst. Bedrijven en organisaties zullen diverse diensten worden aangeboden die ertoe moeten leiden dat het callcenter uiteindelijk op eigen kracht kan draaien, met inbegrip van honorering van de medewerkers. Stichting Instituut Gak draagt bij aan twintig flexibele werkplekken voor minimaal 25 mensen met een visuele beperking.
20 10
39
i-did slow fashion BV – i-did slow fashion (¤ 180.000) Foto pagina 44-45 i-did slow fashion BV is een nieuwe sociale onderneming die oudere vrouwen tot een leeftijd van 65 (of 66 jaar) van vooral allochtone afkomst in dienst neemt en via een interne bedrijfsopleiding tot professioneel naaister schoolt. Met mooie, duurzame designkleding wil i-did de aandacht voor kwaliteit van kleding bevorderen met daaraan gekoppeld een meer zorgvuldiger omgang met kleding. De kleding is het resultaat van een innovatief productieproces dat zorg en aandacht schenkt aan mens en milieu, arbeidsparticipatie in eigen land stimuleert en onbenut talent inzet. Stichting Instituut Gak draagt financieel bij voor iedere vrouw die in dienst van i-did Slow Fashion BV wordt genomen. Naar verwachting zullen dit eind 2012 minimaal 45 vrouwen zijn.
Stichting De Regenboog Groep – Buurtboerderij ‘Ons Genoegen’ 2010-2012 (¤ 50.000) Stichting De Regenbooggroep zet zich in voor mensen met sociale en psychische problemen, dak- en thuislozen en verslaafden. Met ingang van 2010 heeft deze stichting de exploitatie van een reeds bestaande buurtboerderij in Amsterdam Westerpark overgenomen. De stichting ziet kans om in deze boerderij een arbeidsre-integratietraject te starten, waar per jaar circa 25 mensen in het kader van een traject van DWI of UWV kunnen worden geplaatst. De werkzaamheden variëren van bediening in het restaurant, ondersteuning van de kok, werken in de groentetuin, onderhoud van de gebouwen en het terrein en verzorging van schapen tot bediening in de weggeefwinkel of biologische winkel. Stichting Instituut Gak draagt financieel bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer.
Stichting VluchtelingenWerk van Amstel tot Zaan – Talent uit isolement (¤ 150.000) Met het project Talent uit Isolement beoogt Stichting VluchtelingenWerk Amstel tot Zaan (SVAZ) 75 vluchtelingenvrouwen een (voorbereidend) oriëntatietraject aan te bieden waarin zij kunnen zien welke arbeidsmogelijkheden in Nederland aansluiten bij hun talenten, wensen en eerder verworven competenties. Het gaat om een traject van twaalf maanden dat activiteiten omvat als het systematisch in kaart brengen van de verworven competenties, het uitvoeren van praktijkopdrachten om de cultuur op de Nederlandse werkvloer te proeven, taalcoaching en een werkstage van zes maanden. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking op basis van het aantal vrouwen dat uitstroomt naar betaald werk of een reguliere vervolgopleiding, dan wel gestart is als zelfstandig onderneemster.
Stichting Arbeid & Participatie voor Vluchtelingen – Vluchtelingen in kinderopvang (¤ 30.000) Stichting Arbeid & Participatie voor Vluchtelingen (SAPV) organiseert verschillende projecten om vluchtelingen te helpen bij het vinden van een baan met toekomstperspectief. Doelstelling van het project ‘Vluchtelingen in de kinderopvang’ is het opleiden van vijftien mensen met een vluchtelingenstatus tot gekwalificeerd pedagogisch medewerker. Na het behalen van het diploma is er een baangarantie voor de kandidaten. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking op basis van het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk of dat is gestart als zelfstandig ondernemer, bijvoorbeeld binnen de gastouderopvang.
40
Projecten | Activering
41
Impuls – Talentenbox (¤ 60.000)
Stichting More at Work – 1+1=3, leren met dementeren (¤ 180.000)
De Talentenbox is een database waarin enerzijds alle aangeboden talenten en vaardigheden zijn opgenomen van allochtone vrouwen die bij Impuls een sociaal activeringstraject hebben doorlopen. Anderzijds bestaat deze uit de gevraagde talenten bij tal van organisaties met vrijwilligers of bij sociale ondernemers waar werkervaringsplaatsen beschikbaar zijn. Deze matchingsbox is speciaal bedoeld voor allochtone vrouwen uit Amsterdam Nieuw West die onvoldoende in de gelegenheid zijn om de Nederlandse taal te spreken en te oefenen. Door hen te plaatsen op een plek waar ze gedwongen worden Nederlands te spreken, doen ze zowel taal- als werkervaring op. Hierdoor vergroten zij hun zelfvertrouwen en hun kansen op betaald werk. Naast de ‘database’ omvat dit project ook persoonlijke begeleiding en taallessen aan de ‘geplaatste’ vrouwen. Via deze driejarige pilot worden elk jaar minimaal 25 vrouwen op een werkervaringplek geplaatst en begeleid. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking op basis van het aantal vrouwen dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of gestart is als zelfstandig onderneemster.
Stichting More at Work te Hilversum ondersteunt mensen die betaalde arbeid zoeken, maar minder makkelijk aan de slag kunnen komen. Door aanbieding van zogenoemde (onbezoldigde) ‘luwtewerkplekken’ via het project ‘1+1=3, Leren met dementeren’, komen zij onder de naam ‘luwtewerker’ in contact met - veelal dementerende – ouderen. Centraal in dit project staat wederkerigheid in menselijke relaties: de behoefte van ieder mens om iets voor een ander te betekenen. Daarmee levert het een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving en bevordert het een actieve en erkende participatie van mensen die nu vaak aan de kant staan. Via een pilot bij zorginstelling Amaris Zuiderheide in Hilversum is een eerste start gemaakt met deze methodiek. Door de inzet van de ‘luwtewerkers’ is daar een nieuwe werkvorm ontstaat, die de reguliere zorg ontlast, de ‘luwtewerkers’ bekwaam maakt voor de arbeidsmarkt en ouderen meer perspectief geeft in hun bestaan. Gedurende drie jaar zullen circa tachtig ‘luwtewerkers’ worden begeleid. Het project voorziet ook in het inzetten van vijf zgn.‘springplankmedewerkers’. Dit zijn mensen die na langdurige werkloosheid in staat worden gesteld hun (start)positie op de arbeidsmarkt te versterken door op basis van een arbeidscontract binnen het project werkzaam te zijn. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking naar gelang het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk of een reguliere vervolgopleiding, of dat gestart is als zelfstandig ondernemer.
SWAT4ALL – Business Class ex-gedetineerden (¤ 30.000) Stichting Werken Aan de Toekomst 4 All (Swat4All) heeft in 2009 in Tilburg en Nijmegen een pilot Business Class (BC) ex-gedetineerden uitgevoerd. Nu gaat het om een vervolgproject in de omgeving van Utrecht, in samenwerking met het erkende re-integratiebureau Maatwerk in Ondernemerschap. Dit project is er niet alleen op gericht om ex-gedetineerden weer perspectief op de toekomst te geven en recidive te voorkomen, maar omvat tevens een traject om hen op te leiden en te begeleiden tot zelfstandig ondernemer. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking op basis van het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk of een reguliere vervolgopleiding, of dat gestart is als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting zijn dit er vijftien in één jaar tijd.
Zonnehuizen Volwassenen – Biologische zorgbakkerij Hoeve Corisberg (¤ 16.000) Hoeve Corisberg in Heerlen is een onderdeel van Zonnehuizen Volwassenen, een landelijke organisatie voor (verstandelijk) gehandicaptenzorg. Corisberg is een monumentale carréboerderij in Limburg. Zonnehuizen wil hier een biologische zorgbakkerij realiseren voor (jong)volwassenen met een verstandelijke beperking. De subsidie van Stichting Instituut Gak maakt het mede mogelijk dat zes tot acht deelnemers als dagbesteding in deze zorgbakkerij kunnen werken.
Stichting Dress for Succes Amsterdam – Meer klanten gekleed en vol vertrouwen op weg naar werk! (¤ 102.150) Dress for Success Amsterdam (DfS) geeft kledingadvies en gratis kleding aan mensen met een minimum inkomen, die op sollicitatiegesprek gaan. De stichting wil in vijf jaar tijd groeien van 135 klanten in 2009 naar 750 in 2013. Daartoe moet het aantal vrijwilligers fors worden uitgebreid en is een professionele (betaalde) coördinatie en aansturing in de winkel noodzakelijk. In 2008 bedroeg het slagingspercentage van de sollicitanten 32% en voor 2011 en de jaren daarna is het streven erop gericht dat meer dan 50% van de klanten van DfS slaagt in de sollicitatie. Heeft de klant een baan gekregen, dan mag hij of zij voor een tweede outfit komen. Dit draagt dan naar verwachting weer bij aan baanbehoud. Stichting Instituut Gak draagt gedurende drie jaar bij aan de hand van het aantal klanten dat betaald werk heeft gevonden.
Partoer CMO Fryslân – Baanbrekende vrouwen (¤ 95.000) Stichting Buitengewoon leren en werken – Prins Heerlijk Kaas en Delicatessen (¤ 80.000) Prins Heerlijk Kaas en Delicatessen is een leerwerkbedrijf in Tilburg, waar jongeren met een lichte verstandelijke beperking kunnen leren en werken onder leiding van een professioneel team. De jongeren worden in eigen huis opgeleid door interne en externe docenten voor een landelijk erkend MBO diploma. Het unieke van de aanpak bij Prins Heerlijk is het ‘Speciaal Middelbaar Beroepsonderwijs in Bedrijf’: Schoolverlaters van het speciaal onderwijs, praktijkonderwijs of VMBO worden hier stapvoor-stap opgeleid tot winkelmedewerker. Na de opleiding worden de jongeren, waar mogelijk, toegeleid naar (gesubsidieerde) arbeid. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking op basis van het aantal jongeren dat uitstroomt naar betaald werk of een reguliere vervolgopleiding. Naar verwachting zijn dit veertig jongeren gedurende de periode van drie jaar.
20 10
Met het project ‘Baanbrekende vrouwen’ wil Partoer CMO Fryslân in twee jaar tijd minimaal 150 werkzoekende arbeidsgehandicapte en/of allochtone vrouwen plaatsen op openstaande vacatures in de provincie Friesland. Daarnaast verwacht Partoer ook nog honderd stageplekken te vinden voor de doelgroep. Een belangrijke activiteit vormt Vrouw@Work tijdens de jaarlijks terugkerende carrière beurs ‘Vrouw’ in het WTC Expo in Leeuwarden. Dit omvat een aantal onderdelen. In de ‘droomfabriek’ presenteren bedrijven met openstaande vacatures zich aan werkzoekenden. Werkzoekenden die als ondernemer aan de slag willen, kunnen tijdens deze beurs hun plannen presenteren en krijgen hierop direct een reactie van onder andere de Kamer van Koophandel. Verder zijn er tal van workshops en nevenactiviteiten. Na de beurs zijn er bijeenkomsten met topvrouwen uit het Friese bedrijfsleven en worden er vacatures en stageplaatsen aangeboden. Ook vindt er een follow-up van de ‘droomfabriek’ op kleinere schaal plaats in verschillende Friese gemeenten. Een effectenonderzoek onder de deelnemers en een publiciteitsplan vormen eveneens onderdeel van het project. Stichting Instituut Gak stelt gedurende twee jaar subsidie ter beschikking mede op basis van het aantal personen dat uitstroomt naar betaald werk.
42
Projecten | Activering
Stichting 3e weg – Meester-academie (¤ 68.650) De Meester-academie is een opleidingstraject om senioren van 55 jaar en ouder in het bedrijfsleven de rol van leermeester te laten vervullen om hen zo duurzaam en geïnspireerd aan het werk te houden. De Meester-academie zorgt dus voor het opleiden van meesters. De meesters op hun beurt leiden binnen het bedrijf vervolgens jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt op tot vakkracht. Hier is dus sprake van een win-winsituatie. Het gaat veelal om leerwerkplaatsen in de techniek, de groenvoorziening en de zorg. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking op basis van het aantal voor de opleiding geslaagde meesters en voor leerlingen die gedurende het pilotjaar succesvol naar werk zijn uitgestroomd. Naar verwachting worden twintig senioren uit ten minste vier bedrijven geschoold tot leermeester en zullen er minimaal dertig jongeren bij de meesters in de leer zijn.
Stichting Prokkel – Nationale Prokkelstagedag 2011 (¤ 7.500) Stichting Prokkel faciliteert sinds 2008 het organiseren van ‘Prokkels’. Dit zijn prikkelende ontmoetingen tussen mensen met en zonder verstandelijke beperking. Nieuw is dat donderdag 9 juni 2011 is uitgeroepen tot Nationale Prokkelstagedag als volgende stap in het bevorderen van arbeidsparticipatie van mensen met een verstandelijke beperking. Prokkelstages blijken een goede bijdrage te kunnen leveren aan de integratie en participatie van mensen met een verstandelijke beperking. Tijdens een Prokkelstage leren de stagebedrijven de mogelijkheden kennen van mensen met een verstandelijke beperking en omgekeerd leren verstandelijk beperkten hoe het is om in een reguliere organisatie te werken. Stichting Prokkel zorgt voor draaiboeken en andere ondersteunende instrumenten voor deze Prokkelstage. Stichting Instituut Gak draagt financieel bij in de organisatie van de Prokkelstagedag.
Stichting OZO – Verbinden van Nut en Noodzaak (¤ 100.000) Stichting Overleg Zorg & Onderwijs (OZO) uit Ede ziet kansen om langdurig werklozen zonder startkwalificatie versneld op te leiden tot ‘helpende zorg & welzijn’. Hiermee wordt de druk van het personeelstekort in de zorg verlaagd en krijgen (langdurig) werklozen met een afstand tot de arbeidsmarkt perspectief op een betere toekomst. Degenen die momenteel reeds als ‘helpende’ in de zorg werkzaam zijn kunnen, eveneens versneld, tot een hoger niveau worden geschoold, waardoor ook hun mogelijkheden worden vergroot. Stichting Instituut Gak stelt subsidie ter beschikking op basis van het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk of dat gestart is als zelfstandig ondernemer. Het project start in Gelderland en de opgedane ervaring kan gebruikt worden om een uitrol naar andere provincies te bewerkstelligen. Het pilotproject duurt achttien maanden en naar verwachting zullen er vijftig mensen aan deelnemen.
Brouwerij De 7 Deugden (¤ 16.000) Brouwerij ‘De 7 Deugden’ is een microbedrijf in Amsterdam, waar mensen met afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag kunnen en waar – onder intensieve begeleiding – wordt gewerkt aan de ontwikkeling van hun talenten. Het aantal leerwerkplekken in de brouwerij zal naar verwachting uitgroeien tot acht. Stichting Instituut Gak stelt gedurende drie jaar subsidie ter beschikking op basis van het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of dat gestart is als zelfstandig ondernemer.
20 10
43
Wesseling Sociaal Ondernemen BV – Selfbranding voor moeilijk plaatsbaren binnen de sociale onderneming (¤ 200.000) Een grote groep moeilijk plaatsbaren is onvoldoende in staat zich zelf te redden op de arbeidsmarkt, mede omdat de beeldvorming over deze groep re-integratie hardnekkig belemmert. Een manier om hen succesvol op weg te helpen is werk te bieden in een sociale onderneming. De Wesseling Groep is een voorloper op dit gebied en heeft in de loop der jaren een grote expertise op dit vlak opgebouwd. Met het project ‘Selfbranding’ beoogt Wesseling honderd moeilijk plaatsbaren op eigentijdse wijze te ondersteunen door hen zo veel mogelijk zelf de regie over hun eigen (arbeids)leven te laten voeren. De ingrediënten van dit project omvatten onder andere positief coachen en sport, alsmede een training die de kandidaten leert zichzelf te verkopen. Behalve versterking van de positie van moeilijk plaatsbaren draagt het project naar verwachting ook positief bij aan de beeldvorming over deze groep. Door het inzetten van de sociale media kan breed zichtbaar worden gemaakt dat deze mensen, mits goed begeleid, inderdaad zelf de regie kunnen nemen. Bovendien biedt het buitenstaanders zicht op de leefwereld van moeilijk plaatsbaren en hun problemen. Stichting Instituut Gak stelt gedurende twee jaar subsidie beschikbaar op basis van het aantal personen dat uitstroomt naar betaald werk of dat gestart is als zelfstandig ondernemer.
44
45
20 10 i-did slow fashion BV – i-did slow fashion – pagina 39
46
IV. Beleggingsbeleid
47
Strategie
Aandelen
Stichting Instituut Gak streeft enerzijds naar het beschikbaar stellen van een structureel subsidiebudget en anderzijds naar het in stand houden van de koopkracht van het vermogen. Als lange termijn belegger is het de Stichting mogelijk een bepaalde mate van jaarlijkse volatiliteit in beleggingsrendement te accepteren. Het risico wordt zo veel mogelijk beheerst door een grote mate van diversificatie in de beleggingsportefeuille, in combinatie met implementatie van strategieën, specifiek gericht op de bescherming van de koopkracht van het vermogen.
Zoals hiervoor reeds vermeld is in 2010 besloten de beleggingen in aandelen in de loop van het jaar 2011 te verlagen van 45,0% naar 35,0%. Na deze aanpassing bestaat de 35,0% belegging in aandelen uit 25,0% wereldwijd, 7,5% wereldwijd opkomende markten en 2,5% Europees duurzaam. De wereldwijde aandelenportefeuille wordt passief of semi-passief (enhanced) beheerd; voor de opkomende markten en voor Europa duurzaam zijn actieve beheerders aangezocht. Het USD valutarisico met betrekking tot de beleggingen in aandelen in de Verenigde Staten wordt voor 50% afgedekt. In aandelen van ondernemingen die landmijnen en clusterbommen produceren wordt niet belegd.
In 2010 heeft het Bestuur besloten het beleggingsbeleid te herijken in het licht van lagere rendementsverwachtingen en toegenomen instabiliteit van de financiële markten. Hierbij is rekening gehouden met de bestaande beleggingsrisico’s zoals het marktrisico, het renterisico, het inflatierisico en het liquiditeitsrisico. Die herijking heeft in het tweede halfjaar van 2010 geleid tot het besluit om de beleggingen in aandelen en vastgoed in de loop van het jaar 2011 te verlagen tot 35,0% respectievelijk 10,0% en de beleggingen in vastrentende waarden te verhogen tot 45,0%. Daarnaast is besloten tot een gedeeltelijke bescherming van de koopkracht van het vermogen via een in het eerste halfjaar van 2011 af te sluiten inflatieswap. Parallel aan deze herijking van het beleggingsbeleid is het jaarlijkse subsidiebudget vastgesteld op een (jaarlijks te indexeren) bedrag ter hoogte van ¤ 13 miljoen. De doelstelling van het in stand houden van de koopkracht van het vermogen blijft gehandhaafd. De combinatie van een structureel subsidieniveau en de instandhouding van de koopkracht van het vermogen vormt een zware doelstelling binnen het beleggingsbeleid en zal mogelijk niet elk jaar kunnen worden gerealiseerd. De strategische beleggingsmix bepaalt de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën en de keuze tussen de verschillende producten binnen die categorieën. Deze beleggingsmix zou op de lange termijn een gemiddeld te verwachten rendement moeten opleveren, dat in principe voldoende zou moeten zijn om de koopkracht van het vermogen in stand te houden, na aftrek van het subsidiebudget, de kosten van het vermogensbeheer en de uitvoeringskosten. De strategische beleggingsmix die gold voor het jaar 2010 is hieronder weergegeven, inclusief de asymmetrische minimum en maximum percentages per beleggingscategorie: Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Alternatieve beleggingen
minimum
strategisch
maximum
35,00 % 25,00 % 7,50 % 7,50 %
45,00 % 32,50 % 12,50 % 10,00 %
50,00 % 45,00 % 15,00 % 15,00 %
100,00 %
Vooruitlopend op de herijking van de beleggingsstrategie in de loop van het jaar 2011 is besloten om in de strategische beleggingsmix voor het jaar 2010 de beleggingen in aandelen te verlagen naar 45,0% en de belegging in vastrentende waarden te verhogen naar 32,5%.
20 10
Vastrentende waarden In 2010 is besloten de strategische belegging in vastrentende waarden in de loop van het jaar 2011 te verhogen van 32,5% van de totale beleggingen tot 45,0%. Daardoor dient er een derde vastrentende vermogensbeheerder te worden aangesteld. De vastrentende portefeuilles worden actief beheerd met speciale aandacht voor het beperken van het kredietrisico. Voor de belegging in vastrentende waarden geldt dat er slechts een beperkt valutarisico wordt genomen doordat de valuta exposure grotendeels wordt afgedekt naar de euro.
Vastgoed De belegging in vastgoed bestaat momenteel voor een klein deel uit direct vastgoed en voor het overige uit indirect beursgenoteerd vastgoed. De belegging in direct vastgoed betreft de 100% deelneming in Gak Onroerend Goed B.V. In 2010 is besloten de strategische belegging richting indirect beursgenoteerd vastgoed in de loop van het jaar 2011 te verlagen van 12,5% van de totale beleggingen tot 10,0%. Na deze aanpassing bestaat de 10,0% belegging naar indirect beursgenoteerd vastgoed voor 5,0% uit Europees en voor 5% uit Noord-Amerikaans vastgoed. Beide portefeuilles worden actief beheerd. Het USD valutarisico met betrekking tot de belegging in de Verenigde Staten wordt voor 50% afgedekt.
Alternatieve beleggingen De 10% belegging in alternatieven bestaat uit 5% commodities en 5% absoluut rendementfondsen. Het USD valutarisico met betrekking tot de commodities wordt voor 50% afgedekt, bij de absoluut rendement fondsen wordt het USD valutarisico nagenoeg geheel afgedekt.
Beleggingsportefeuilles Stichting Instituut Gak kiest voor een interne aansturing en monitoring van het beleggingsproces. De Stichting heeft momenteel dertien beleggingsportefeuilles bij elf verschillende professionele vermogensbeheerders. Tevens wordt gewerkt met een van de vermogensbeheerders onafhankelijk gerenommeerd bewaarbedrijf. Dit is onder meer belast met een van de vermogensbeheerders onafhankelijke resultaatmeting. Voorts werkt de Stichting samen met de externe adviseur Towers Watson voor deskundige ondersteuning van het beleggingsbeleid.
48
Beleggingsbeleid
49
Kosten vermogensbeheer
Resultaat 2010
De kosten van het vermogensbeheer bestaan enerzijds uit kosten die het bewaarbedrijf en de vermogensbeheerders bij de Stichting in rekening brengen ad ¤ 1.270.000 (0,30 % van het belegde vermogen) en anderzijds uit kosten welke direct ten laste van beleggingsfondsen worden gebracht. Als gevolg van het starten van een passieve wereldwijde aandelenportefeuille ten laste van de helft van de enhanced gemanagede portefeuille zijn de totale kosten van het vermogensbeheer ten opzichte van het jaar 2009 gedaald van 0,43% naar 0,40 % van het belegde vermogen.
Het hiervoor omschreven beleggingsbeleid levert over het jaar 2010 een resultaat op ter grootte van ¤ 47,6 miljoen positief, ofwel 11,26 % .
Tactisch Zoals blijkt uit de onderstaande tabel heeft Stichting Instituut Gak in 2010, evenals in 2008 en 2009, gekozen voor een defensieve invulling van het beleggingsbeleid. Een overweging van aandelen als gevolg van koersontwikkelingen wordt snel gecorrigeerd, terwijl een ontstane onderweging niet gecorrigeerd wordt.
Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Commodities Absoluut rendement fondsen Overigen
Beleggingsmix per 31 december 2010
31/12/09
31/03/10
30/06/10
30/09/10
31/12/10
48,27 % 29,97 % 11,00 % 4,49 %
47,80 % 31,54 % 10,89 % 4,42 %
44,56 % 34,15 % 10,67 % 4,46 %
42,92 % 33,77 % 11,13 % 4,50 %
46,31 % 32,01 % 10,03 % 5,09 %
4,52% 1,75%
4,51% 0,84%
4,89 % 1,27%
4,81% 2,87%
4,78% 1,78%
100,00 %
100,00 %
100,00 %
100,00 %
100,00 %
Strategische beleggingsmix
Onderstaande tabel biedt meer zicht op de totstandkoming van het beleggingsresultaat. Daarbij wordt per beleggingscategorie de relatieve performance ten opzichte van de benchmark aangegeven. In de rechterkolom wordt de bijdrage (attributie) aan de outperformance gesplitst. Daaruit blijkt dat er in 2010 binnen alle beleggingscategorieën, met uitzondering van het indirect vastgoed, sprake is van outperformance, terwijl het defensief ingevulde tactische beleggingsbeleid negatief bijdraagt aan de relatieve performance op totaalniveau.
Aandelen Vastrentende waarden Indirect vastgoed Commodities Absoluut rendement fondsen Allocatie effect Totaal beursgenoteerd voor afdekken valutarisico Afdekken dollar valutarisico voor 50% Opbrengst uitlening effecten Kosten vermogensbeheer Totaal beursgenoteerd na afdekken valutarisico en kosten Direct vastgoed Totaal (gewogen) beleggingsresultaat
Obligaties Vastgoed Commodities
20 10
Obligaties Vastgoed Commodities
Rendement
Benchmark
Verschil
20,92 % 3,43 % 8,27 % 21,29 % 7,25 %
20,32 % 2,12 % 26,03 % 17,07 % 0,74 %
0,60 % 1,31 % -/-17,76 % 4,22 % 6,51 %
12,84 % -/-1,14 % 0,08 % -/-0,30 %
13,84 %
-/-1,00 %
11,48 % -/-0,59 % 11,26 %
Herkomst performance 0,27 % 0,43 % -/-2,22 % 0,21 % 0,33 % -/-0,02 %
-/-1,00 %
50
20 10 COC Nederland – De Roze Olifant aan het Werk – pagina 32
52
V. Organisatie
53
Bestuur
Bureau
Het Bestuur van Stichting Instituut Gak vergadert zes maal per jaar. In deze vergaderingen worden onder andere besluiten genomen met betrekking tot: • Het te voeren beleid ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Stichting; • De specifieke thema’s waaraan de Stichting (in het jaarplan) aandacht wil besteden; • De evaluatie van de voortgang van de verschillende onderzoeksprogramma’s; • De beoordeling van de subsidieaanvragen in het licht van het beleid van de Stichting; • Het functioneren van de bijzondere hoogleraren van wie de leerstoelen door de Stichting worden gefinancierd; • Het te voeren beleggingsbeleid.
Het bureau van Stichting Instituut Gak is onder andere belast met: • De voorbereiding en uitvoering van het jaarplan, het onderzoeksprogramma en het subsidie- en beleggingsbeleid. • De voorbereiding van de vergaderingen van Bestuur, Raad van Advies, Beleggingscommissie, Wetenschappelijke Raad, alsmede met de uitvoering van bestuursbesluiten. • Het voeren van de uit de bovenstaande punten voortvloeiende administraties, waaronder de projectadministratie en de financiële administratie.
Voor een aantal besluiten geldt dat het Bestuur zich laat adviseren door de Raad van Advies, de Beleggingscommissie, de Wetenschappelijke Raad en/of het bureau.
Het bureau bestaat uit: Rik Imhof RA (1965) heeft als algemeen directeur de leiding van de organisatie. Daarnaast is hij belast met onder meer het beheer van het vermogen van de Stichting en de in- en externe financiële verslaggeving. Door zijn opleiding tot registeraccountant en werkervaring in de accountancy en in financiële functies heeft hij een diepgaande kennis van vermogensbeheer en overige financiële zaken.
Het bestuur bestaat uit: Mr. F.K. Buijn (voorzitter) (1950) heeft als notaris bij De Brauw Blackstone Westbroek een grote kennis van juridische, notariële, vennootschaprechtelijke en fiscale zaken. Hij was vanaf de oprichting, tot zijn benoeming tot voorzitter op 1 september 2010, vice-voorzitter van de Stichting. Dr. E.P. de Jong (vice voorzitter) (1945) heeft kennis van de sociale zekerheid opgedaan tijdens zijn loopbaan als hoogleraar sociaal recht, voorzitter van de Sociale Verzekeringsraad, lid hoofddirectie en later president-directeur Vereniging GAK en voorzitter Raad van Bestuur Gak Groep N.V. Hij was lid van de Raad van Bestuur van Achmea Holding N.V. en van het bestuur van Stichting Gak Holding. Dr. L.J.C.M. le Blanc (1946) heeft als directeur-generaal van het Ministerie van Financiën, vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van Van Lanschot Bankiers, CFO van de Oost-Europa Bank, directeur International Finance bij de staatsfinancieringsmaatschappij CDC in Parijs en CFO van Urenco een veelzijdige kennis op financieel terrein, waaronder vermogensbeheer. Momenteel is hij bestuurslid van het ABP, voorzitter van ETC Ltd. en van Andreas Capital.
Prof. dr. Lex Heerma van Voss (1955) is als wetenschappelijk directeur belast met het opstarten van nieuwe lang- en kortlopende innovatieve onderzoeksprogramma’s. Door zijn wetenschappelijke opleiding en opgedane ervaring met betrekking tot de uitvoering van onderzoek heeft hij een veelomvattende kennis opgedaan op het gebied van uitvoering en begeleiding van wetenschappelijk onderzoek. Dr. Boudien Krol (1951) is als coördinator onderzoeksprogramma belast met het kritisch volgen van de lopende onderzoeksprogramma’s. Door haar wetenschappelijke opleiding en ervaring heeft zij een omvangrijke kennis opgedaan op het gebied van uitvoering en begeleiding van wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast coördineert zij de aan de Stichting verbonden (bijzondere) leerstoelen op het gebied van sociale zekerheid. Peter America (1958) verzorgt de administratie en heeft door zijn opleiding en ervaring uitgebreide kennis van boekhouding, administratie, treasury en automatisering.
Mr. P.A.F.W. Elverding (1948) was tot mei 2007 voorzitter van de Raad van Bestuur van Koninklijke DSM N.V. en is thans Commissaris bij ING, OCE, SHV, FrieslandCampina, Q-PARK en Camille Oostwegel Holding b.v.
Drs. Anneke Wilms (1955) is als projectadviseur verantwoordelijk voor de behandeling van de projectaanvragen en adviseert het bestuur hierover. Zij beschikt over een ruime ervaring op het gebied van arbeids(re)-integratie van Wajongeren en heeft een economische opleidingsachtergrond.
L. de Graaf (1930) heeft tijdens zijn loopbaan bij de Raad van Arbeid, het Sociaal Fonds Bouwnijverheid en het CNV (onder andere vice-voorzitter), als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Staatssecretaris en Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brede en diepgaande kennis van de sociale zekerheid opgedaan. Hij was lid van de Raad van Commissarissen van Gak Groep N.V.
Drs. Noor Trompenaars (1966) richt zich enerzijds op het monitoren van de lopende projecten door het kritisch volgen van de periodieke voortgangsrapportages en het afleggen van werkbezoeken op locatie, anderzijds is zij verantwoordelijk voor de communicatie (o.a. huisstijlbewaking en website) met betrekking tot de Stichting. Haar publicitaire opleidingsachtergrond sluit hier goed op aan.
Drs. L.M.L.H.A. Hermans (1951) heeft als voormalig voorzitter van het MKB, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, commissaris van de koningin in Friesland, burgemeester van Zwolle, gemeenteraadslid in Nijmegen en lid van de Tweede Kamer de Staten-Generaal een lange ervaring in het openbaar bestuur. Vanaf 2007 is hij lid van de Eerste Kamer.
George Koopmans (1946) zorgt voor ondersteuning van de vergaderingen van het Bestuur en van alle overige colleges. Daarnaast voert hij de redactie en verzorgt hij de coördinatie van het jaarverslag. Deze activiteiten sluiten nauw aan bij zijn langjarige carrière in de wereld van de sociale verzekering.
Mutaties bureau Mutaties Bestuur
20 10
Prof. H.J.L. Vonhoff is op 25 juli 2010 overleden. Dr. L.J.C.M. le Blanc en Drs. L.M.L.H.A. Hermans zijn in 2011 toegetreden tot het bestuur.
George Koopmans is per 1 januari 2011 in dienst van het bureau. Voorheen verrichtte hij ook al werkzaamheden voor de Stichting, maar vanuit een andere positie.
54
Organisatie
55
Beleggingscommissie
Wetenschappelijke Raad
De Beleggingscommissie heeft tot taak om gevraagd of ongevraagd het Bestuur te adviseren over het te voeren beleggingsbeleid. Deze commissie vergadert minimaal drie maal per jaar.
De Wetenschappelijke Raad adviseert het Bestuur bij het beoordelen van de onderzoeksvoorstellen die Stichting Instituut Gak voornemens is te honoreren. De Wetenschappelijke Raad vergadert minimaal drie keer per jaar.
De Beleggingscommissie bestaat uit: Prof. dr. J.M.G. Frijns Prof. dr. Th.E. Nijman Drs. B.G.J. Walschots
Voorzitter
Mutaties beleggingscommissie De heer G.J.A. van der Lugt is per 31 december 2010 afgetreden. Hij is opgevolgd door de heer drs. B.G.J. Walschots.
De Wetenschappelijke Raad bestaat uit: Prof. mr. dr. C.J.M. Schuyt Voorzitter Dr. A.F.M. Brenninkmeijer Prof. dr. A. Ph. C. M. Jaspers Prof. dr. J.A. Knottnerus Prof. dr. P.A. van Lieshout Mevrouw prof. dr. H. Maassen van den Brink Mevrouw prof. dr. J.J. Meulman
Raad van Advies De Raad van Advies heeft tot taak om gevraagd of ongevraagd het Bestuur te adviseren over het te voeren beleid. De Raad vergadert twee maal per jaar.
De Raad van Advies bestaat uit: Mevrouw prof. dr. mr. E.M. Kneppers – Heijnert Mevrouw M. de Boer Prof. drs. V. Halberstadt Mevrouw drs. A.M. Jongerius Ir. J.F. de Leeuw R.L.O. Linschoten W. Meijer Drs. J. Smit Mr. R. Steenborg Mr. B.E.M. Wientjes Ing. J.P.C.M. van Zijl
Mutaties Wetenschappelijke Raad Mevrouw prof. dr. B. Cantillon en de heer prof. dr. F. Leijnse hebben in januari 2010 besloten het lidmaatschap te beëindigen. Zij zijn opgevolgd door mevrouw prof. dr. J.J. Meulman en prof. dr. A. Ph. C. M. Jaspers.
Voorzitter
Leerstoelen Prof. dr. K.P. Goudswaard Prof. dr. Ph.R. de Jong Prof. mr. drs. F.J.L. Pennings Prof. dr. G.J. Vonk Prof. dr. G.J. Vonk Prof. dr. H. Wind Prof. dr. M.J. Keune vacature
Leer der sociale zekerheid (Universiteit Leiden) Economie van de sociale zekerheid (Universiteit van Amsterdam) Internationaal sociaal zekerheidsrecht (Universiteit van Tilburg) Sociaal zekerheidsrecht (Rijksuniversiteit Groningen) Sociaal zekerheidsrecht (Vrije Universiteit Amsterdam) Sociale verzekeringsgeneeskunde (Universiteit van Amsterdam) Sociale zekerheid en arbeidsverhoudingen (Universiteit van Amsterdam) Pensioenrecht (Radboud Universiteit Nijmegen)
Mutaties Raad van Advies Het lidmaatschap van de heer drs. L.M.L.H.A. Hermans van de Raad is per 31 december 2010 beëindigd vanwege toetreding tot het Bestuur van de Stichting per 1 januari 2011. Mevrouw drs. L.S. Groenman is op 23 februari 2011 afgetreden. Zij is als voorzitter opgevolgd door mevrouw prof. dr. mr. E.M. Kneppers – Heijnert. De heer drs. J. Smit is in 2010 toegetreden. Per 1 januari 2011 is ir. J.F. de Leeuw toegetreden.
20 10
Mutaties leerstoelen Prof. dr. J.H.B.M. Willems (Sociale Verzekeringsgeneeskunde, UvA/AMC) is in april 2010 met emeritaat gegaan. Hij is per 1 mei 2010 opgevolgd door prof. dr. H. Wind. Hilversum, 21 april 2011 Bestuur Stichting Instituut Gak
56
57
20 10 Stichting Koets en Rij – Bijdrage in een koetsiers- of palfrenieropleiding – pagina 37
58
VI. Jaarrekening 2010
59
Balans
Kasstroomoverzicht
(in duizenden euro’s; na verwerking van het resultaat)
(in duizenden euro’s)
31 december 2010
31 december 2009
2010
2009
Activa Kasstroom uit operationele activiteiten Materiële vaste activa (1) 5.209 5.144 Vorderingen 24 194 Beleggingen (2) 464.234 432.339 Liquide middelen (3) 11.402 5.612 480.869
443.289
Passiva Eigen vermogen (4) 462.451 420.154 Kortlopende schulden (5) 18.418 23.135 480.869
Voordelig saldo staat van baten en lasten 42.297 Aanpassingen voor: Afschrijvingen 102 22 Mutaties in werkkapitaal: Belastingen en premies sociale verzekeringen -/- 3 20 Vorderingen 170 -/- 107 Beleggingen -/- 31.895 -/- 68.478 Te betalen subsidies -/- 4.791 -/- 5.067 25 10 Leveranciers 52 73 Overlopende passiva
80.350
-/- 36.442 -/- 73.527
443.289 5.957
Kasstroom uit operationele activiteiten
6.823
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Staat van baten en lasten
Investering in materiële vaste activa
-/-
167
-/- 2.278
(in duizenden euro’s) Kasstroom uit investeringsactiviteiten
2010
Dividenden Interest Koersverschillen beleggingen Kosten vermogensbeheer
(6)
6.243 5.788 36.790 -/- 1.270
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Kasstroom uit financieringsactiviteiten
7.467 5.555 72.767 -/- 1.054
47.551
84.735
(7)
-/- 4.199
-/- 3.198
(8) Af: Personeelskosten Af: Afschrijvingen (9) Af: Overige bedrijfskosten
-/- 867 -/- 102 -/- 86
-/- 868 -/- 22 -/- 297
Resultaat beleggingen Af: Projecten
Voordelig saldo 42.297 80.350
20 10
-/-
167 -/- 2.278
2009 -
-
Netto-kasstroom Liquide middelen per 1 januari
5.790 5.612
4.545 1.067
Liquide middelen per 31 december
11.402
5.612
60
Jaarrekening 2010
Algemeen Op 29 december 1995 is Stichting Gak Holding opgericht. Na juridische fusie met Gak Groep N.V. is de naam per 3 januari 2001 gewijzigd in Stichting Instituut Gak. De Stichting heeft in de eerste plaats tot doel het voor een bepaalde periode direct of indirect ondersteunen van projecten en programma’s op het gebied van sociale zekerheid, re-integratie, preventie, de arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden en andere maatschappelijke gebieden. Het tweede doel vormt het beheren en het beleggen van het vermogen van de Stichting. In 2003 is Stichting Instituut Gak gefuseerd met Stichting ‘Meester H.P.L.C. de Kruijff-fonds’ en Stichting ‘Bijzonder Hoogleraarschap voor het Onderwijs in de Verzekeringsgeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam’. Als gevolg van deze fusie is de doelstelling van Stichting Instituut Gak uitgebreid met het instellen en instandhouden van (bijzondere) leerstoelen voor onderwijs op het terrein van de sociale zekerheid aan de op bladzijde 55 genoemde Nederlandse universiteiten.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling De jaarrekening is opgesteld volgens de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij is, voor zover van toepassing, rekening gehouden met de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 640, Organisaties zonder winststreven.
Balans De balans is opgesteld met inachtneming van de volgende waarderingsgrondslagen:
Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de Stichting zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. De activa en passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde tenzij hierna anders is vermeld.
Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de aanschafwaarde, verminderd met de jaarlijkse lineaire afschrijvingen. Hierbij worden de stichtingskosten van het kantoorpand in dertig jaar afgeschreven, de inventaris in tien jaar en de automatiseringsapparatuur en –programmatuur in drie jaar. Op de aan het Koninklijk Concertgebouw Orkest in bruikleen gegeven viool en op de grond wordt niet afgeschreven.
20 10
61
Beleggingen De (beursgenoteerde) effecten worden gewaardeerd tegen de reële waarde per balansdatum, waarbij het effectenbewaarbedrijf de overlopende couponrente bepaalt. In de effecten wordt actief gehandeld. Effecten in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koersen per balansdatum. In geval van fondsbeleggingen wordt de van de fondsbeheerders ontvangen opgave van de reële waarde per balansdatum aangehouden. De valutatransactie waarmee het koersrisico met betrekking tot de beleggingen wordt afgedekt zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. De deelneming in Gak Onroerend Goed B.V. is een belegging in direct vastgoed en wordt derhalve onder de beleggingen verantwoord. Die deelneming wordt gewaardeerd op netto vermogenswaarde. De investeringen in gebouwen zijn binnen de deelneming Gak Onroerend Goed B.V. gewaardeerd op de aanschafwaarde verminderd met afschrijvingen en, indien nodig, duurzame waardeverminderingen. De afschrijvingen bedragen 3% over 80% van de verkrijgingswaarde van de opstal. Op grond wordt niet afgeschreven. Indien duurzame waardeverminderingen naar voren komen, wordt de boekwaarde hiervoor gecorrigeerd ten laste van de staat van baten en lasten. Materiële vaste activa in verkoop, waarvoor geldt dat het economisch risico is overgedragen, worden gewaardeerd op de opbrengstwaarde.
Schattingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Staat van baten en lasten De staat van baten en lasten is opgesteld met inachtneming van de volgende grondslagen voor resultaatbepaling:
Algemeen Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben.
Resultaat beleggingen Bij toepassing van de beurswaarde met betrekking tot de waardering van de effecten per balansdatum worden zowel de gerealiseerde als de ongerealiseerde koersresultaten verantwoord ten gunste c.q. ten laste van het resultaat.
Vorderingen
Projecten
Hieronder worden de vorderingen opgenomen met een looptijd korter dan een jaar. Die vorderingen worden gewaardeerd op nominale waarde, onder aftrek van een noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid.
De lasten uit hoofde van toegezegde subsidies worden genomen op het moment dat het Bestuur besluit middelen beschikbaar te stellen voor een project.
62
Jaarrekening 2010
63
Pensioenen
(2) Beleggingen
De Stichting heeft voor haar personeelsleden een defined benefit pensioenregeling afgesloten. Door gebruik te maken van Richtlijn 271.3 verantwoordt de Stichting de betalingen aan de verzekeraar als pensioenlast.
De beleggingen bestaan uit:
Belastingen De Stichting heeft de fiscale status van een charitatieve instelling en is uit dien hoofde vrijgesteld voor de vennootschapsbelasting.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode, waarbij het saldo van de staat van baten en lasten als uitgangspunt is genomen.
Toelichting op de balans (De bedragen die zijn opgenomen in de toelichting op de balans en de staat van baten en lasten zijn, tenzij anders vermeld, in duizenden euro’s.)
Activa
31 december 2010
31 december 2009
Aandelen Obligaties Indirect vastgoed Direct vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten (in beleggingsportefeuilles) Overlopende couponrente Overige vorderingen en overlopende transacties
214.552 137.803 46.060 6.929 45.805 8.934 2.626 1.525
208.491 123.812 47.007 7.775 39.384 517 2.298 3.055
464.234
432.339
De Stichting maakt bij het beheer van het vermogen gebruik van financiële instrumenten die de Stichting blootstellen aan markt- en/of kredietrisico’s. Deze betreffen de in de balans opgenomen financiële instrumenten, waaronder de valutatermijncontracten ter afdekking van bepaalde valutarisico’s. Een deel van de externe vermogensbeheerders handelt namens de Stichting in financiële derivaten. Daarbij worden procedures en gedragslijnen gehanteerd om het kredietrisico te beperken.
(1) Materiële vaste activa 2010 2009 Stand per 1 januari Aanschafwaarde 5.257 2.980 Cumulatieve afschrijvingen -/- 113 -/- 92
31 december 2010
31 december 2009
5.144 2.888 Mutaties Investeringen 167 2.278 Afschrijvingen -/- 102 -/- 22
AAA AA A BBB < BBB Geen rating
75.061 13.229 29.807 8.764 841 10.101
66.425 18.324 18.758 8.729 1.857 9.719
Stand per 31 december 5.209 5.144
137.803
123.812
Samenstelling stand per 31 december Aanschafwaarde 5.398 5.257 -/- 189 -/- 113 Cumulatieve afschrijvingen
Bij (met name) de vastrentende beleggingen geldt dat krediet- en renterisico wordt gelopen. Het kredietrisico wordt beperkt door opname van richtlijnen in de aan de vermogensbeheerders gegeven mandaten ten aanzien van de krediet ratings. Het renterisico is beperkt tot veranderingen in de marktwaarde van de obligaties. De Stichting gebruikt zelf geen afgeleide financiële instrumenten om het renterisico te beperken maar geeft de externe vermogensbeheerders de mogelijkheid de gemiddelde resterende looptijd van de obligaties in beperkte mate aan te passen.
Stand per 31 december 5.209 5.144
20 10
De belegging in obligaties heeft betrekking op zowel staats- als bedrijfsobligaties. Deze obligaties hebben de volgende ratings:
64
Jaarrekening 2010
65
Verloop beleggingen
De belegging in direct vastgoed betreft de 100% deelneming Gak Onroerend Goed B.V. Deze post bestaat uit:
Materiële vaste activa (gebouwen) Vlottende activa Kortlopende schulden
31 december 2010
31 december 2009
6.389 1.578 -/- 1.038
6.797 2.058 -/- 1.080
6.929
7.775
Gak Onroerend Goed B.V., statutair gevestigd te Amsterdam, is één van de vennoten van Gak Onroerend Goed V.O.F. Deze heeft daarin een 50% belang. Gak Onroerend Goed V.O.F. is eigenaar van een kleine vastgoed portefeuille die ultimo 2010 nog twee gebouwen omvat. Consolidatie van de jaarrekening van Gak Onroerend Goed B.V. met de jaarrekening van Stichting Instituut Gak heeft niet plaatsgevonden. De Stichting ziet het in de deelneming Gak Onroerend Goed B.V. geïnvesteerde bedrag namelijk als een belegging in direct vastgoed. De Stichting voert de directie van Gak Onroerend Goed B.V. Het jaarverslag van deze B.V. zal worden gedeponeerd bij het handelsregister en ook ten kantore van de vennootschap aanwezig zijn.
Beleggingsmix per 31 december 2010
Obligaties Vastgoed Alternatieven
48 %
432.339 6.243 5.788 -/- 16.926 36.790
363.861 7.467 5.555 -/- 17.311 72.767
Stand per 31 december
464.234
432.339
29 %
9%
13 %
Samenstelling van de beleggingen
20 10
Stand per 1 januari Dividenden Interest Toevoeging/onttrekking Koersverschillen
Aandelen Obligaties Indirect vastgoed Direct vastgoed Alternatieve beleggingen Overigen
Beleggingsmix per 31 december 2009
1% 0%
Vermogensbeheermandaten Beleggingsfondsen Directe beleggingen
2009
Waardering van de beleggingen
Beleggingsmix per 31 december 2009 Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieven Liquiditeiten Overig
2010
31 december 2010
31 december 2009
277.265 164.532 22.437
339.257 74.795 18.287
464.234
432.339
Aandelen Obligaties Indirect vastgoed Direct vastgoed Alternatieve beleggingen Overigen
Marktnotering (1)
Afgeleid (2)
Waarderingsmodellen (3)
31 dec. 2010
82.110 137.803 46.060 5.125 11.948
132.442 45.805 1.137
1.804 -
214.552 137.803 46.060 6.929 45.805 13.085
283.046
179.384
1.804
464.234
Marktnotering (1)
Afgeleid (2)
Waarderingsmodellen (3)
31 dec. 2009
161.664 123.812 47.007 7.473
46.827 39.384 -/- 1.603
7.775 -
208.491 123.812 47.007 7.775 39.384 5.870
339.956
84.608
7.775
432.339
(1) Gewaardeerd op de reële waarde per balansdatum zoals opgegeven door zowel het onafhankelijke effectenbewaarbedrijf als de externe vermogensbeheerder. (2) Gewaardeerd op de, van de externe vermogensbeheerders, ontvangen opgaven . (3) Netto vermogenswaarde van de deelneming Gak Onroerend Goed B.V.
66
Jaarrekening 2010
67
Geografische spreiding van de beleggingen
Uitstaande valuta termijn contracten per 31 december 2009, in duizenden USD respectievelijk Euro: 31 december 2010
31 december 2009
235.602 59.619 103.316 5.109 21.163 39.425
221.821 50.963 97.228 5.017 19.087 38.223
Verkochte valuta: Eurogebied Europa overig VS en Canada Australië en Nw.Zeeland Japan en Azië Opkomende markten
Onderliggende waarde (USD)
Amerikaanse Dollar (USD) Amerikaanse Dollar (USD) Amerikaanse Dollar (USD)
22.000 15.500 65.000
Datum
Termijn koers
Koers per 31 dec. 2009
Ongerealiseerd resultaat in EUR
12-3-10 12-3-10 11-6-10
1,4346 1,4770 1,4763
1,4348 1,4348 1,4348
-/310 -/- 1.293
102.500 464.234
-/- 1.603
432.339 Het ongerealiseerd resultaat is als beleggingsopbrengst gepresenteerd in de staat van baten en lasten.
Voor de belegging in vastrentende waarden geldt dat slechts een beperkt valutarisico wordt genomen (grotendeels afgedekt naar euro). Van het valutarisico met betrekking tot aandelen- en vastgoedbeleggingen die in US-Dollar zijn genoteerd is 50% afgedekt via valuta termijn contracten. Voor de in andere valuta genoteerde beleggingen in aandelen, vastgoed en commodities wordt het valutarisico niet afgedekt.
Geografische spreiding per 31 december 2010
Geografische spreiding per 31 december 2009
(3) Liquide middelen 31 december 2010
31 december 2009
RBS ING Bank SNS Bank Deposito
4 10.048 1.350
65 47 5.500 -
Totaal
11.402
5.612
De liquide middelen staan ter vrije beschikking van de Stichting, met uitzondering van het deposito dat een looptijd heeft tot 5 januari 2011 en een rentepercentage kent van 2,2 %.
Passiva (4) Eigen Vermogen Uitstaande valuta termijn contracten per 31 december 2010
2010
2009
Stand per 1 januari Resultaat boekjaar
420.154 42.297
339.804 80.350
Stand per 31 december
462.451
420.154
in duizenden USD respectievelijk Euro: Verkochte valuta:
Onderliggende waarde (USD)
Amerikaanse Dollar (USD) Amerikaanse Dollar (USD) Amerikaanse Dollar (USD)
24.500 14.800 65.000 104.300
20 10
Datum
Termijn koers
Koers per 31 dec. 2010
Ongerealiseerd resultaat in EUR
10-3-11 10-3-11 10-6-11
1,2784 1,3363 1,3353
1,3416 1,3416 1,3416
899 42 196 1.137
Het eigen vermogen staat ter vrije beschikking van de Stichting.
68
Jaarrekening 2010
69
Toelichting op de staat van baten en lasten
(5) Kortlopende schulden
31 december 2010
31 december 2009
(6) Koersverschillen beleggingen Nog te betalen subsidies 2003 Nog te betalen subsidies 2004 Nog te betalen subsidies 2005 Nog te betalen subsidies 2006 Nog te betalen subsidies 2007 Nog te betalen subsidies 2008 Nog te betalen subsidies 2009 Nog te betalen subsidies 2010 Leveranciers Belastingen / premies sociale verzekeringen Overlopende passiva
39 80 1.793 722 2.366 4.505 2.355 5.466 115 59 918
250 117 3.576 1.236 7.169 6.417 3.352 - 90 62 866
Totaal
18.418
23.135
2010
2009
Mutatie waarde aandelen 34.253 47.669 Mutatie waarde vastrentende waarden -/- 979 4.354 Mutatie waarde indirect vastgoed 2.685 13.065 Mutatie waarde direct vastgoed -/- 46 -/- 1.106 Mutatie waarde alternatieven 5.711 7.891 Valutatransacties afdekken US-Dollar -/- 4.834 894 Totaal 36.790 72.767
(7) Projecten
De nog te betalen subsidies betreffen de in de genoemde jaren toegekende bedragen die per balansdatum nog niet zijn betaald, omdat de subsidieontvanger nog niet aan alle voorwaarden heeft voldaan. Gezien de aard van de diverse projecten kan een betaling op een later tijdstip plaatsvinden en dus een langlopend karakter hebben.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen De Stichting maakt gebruik van het effecten uitleen programma van het bewaarbedrijf. Het onderpand in geld dat is ontvangen in verband met het kredietrisico dat ontstaat bij het uitlenen van effecten wordt door het bewaarbedrijf belegd in vastrentende waarden. Aangezien dit buiten de Stichting plaatsvindt worden de hiermee verband houdende bedragen niet opgenomen op de balans. Per balansdatum bedraagt het ontvangen onderpandbedrag ¤ 38,5 miljoen (2009: ¤ 59,1 miljoen). Over de hoogte van het bedrag vindt dagelijks afstemming plaats. De dekkingsgraad bedraagt 104% (2009:105%) van de waarde van de uitgeleende effecten. De Stichting heeft per balansdatum de volgende verplichtingen voortvloeiend uit langlopende overeenkomsten: • contracten met betrekking tot lease voor ¤ 4.000 (2009: ¤ 21.000) • contracten nieuwbouw kantoor voor ¤ 0 (2009: ¤ 87.000) De niet in de balans opgenomen verplichtingen vervallen als volgt: (in duizenden euro’s)
20 10
31 december 2010
31 december 2009
Binnen 1 jaar Tussen 1 en 5 jaar
4 -
104 4
Totaal
4
108
2010
2009
Toegezegde subsidies Vrijgevallen subsidies Honoraria hoogleraren
6.562 -/- 2.582 219
4.063 -/- 1.009 144
Totaal
4.199
3.198
2010 Bedrag Aantal
2009 Bedrag
Toegekende subsidies Categorie Aantal Wetenschappelijk onderzoek Bijdragen aan het publieke debat Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken Voorlichting Preventie Activering Garanties en reserveringen
4 5
1.721 189
3 7
1.863 291
4 5 11 27 -
1.303 367 882 1.885 215
7 5 3 14 -
473 153 134 986 163
Totaal
56
6.562
39
4.063
70
Jaarrekening 2010
71
Voordelig saldo
(8) Personeelskosten
2010
2009
Lonen en salarissen Bezoldiging Bestuur Vergoeding Beleggingscommissie * Vergoeding Raad van Advies * Sociale lasten
496 108 16 22 225
580 95 9 22 162
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Totaal
867
868
Verklaring betreffende de jaarrekening
Het voordelig saldo van Stichting Instituut Gak over 2010 ad ¤ 42.297.000 komt in zijn geheel ten gunste aan het eigen vermogen.
Aan het Bestuur en de Directie van Stichting Instituut Gak
* Sommige leden wijzen een andere begunstigde aan. De Stichting maakt gebruik van de vrijstelling op grond van artikel 383 Titel 9 Boek 2 BW tot vermelding van de bezoldiging van de directie.
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Instituut Gak te Hilversum gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Werkzame personen
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het gemiddelde aantal werkzame personen in 2010 bedraagt 7 (2009: 5)
Sociale lasten De Stichting heeft voor haar personeelsleden een defined benefit pensioenregeling afgesloten. Gebruikmakend van Richtlijn 271.3 verantwoordt de Stichting de betalingen aan de verzekeraar als pensioenlast, welke voor een bedrag ad ¤ 176.000 (2009: ¤ 121.000) onder de sociale lasten is verantwoord.
(9) Overige bedrijfskosten
2010
2009
Automatiseringskosten Huisvestingskosten Bureaukosten Overige kosten *
16 41 57 -/-28
9 110 51 127
Totaal
86
297
* De overige kosten zijn negatief als gevolg van een vrijval uit oude jaren.
Hilversum, 21 april 2011
20 10
Overige gegevens
Bestuur Mr. F.K. Buijn Voorzitter Dr. E.P. de Jong Vice-voorzitter Dr. L.J.C.M. le Blanc Mr. P.A.F.W. Elverding L. de Graaf Drs. L.M.L.H.A. Hermans
Directie R. Imhof RA
Het Bestuur van Stichting Instituut Gak is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van Stichting Instituut Gak. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het Bestuur van Stichting Instituut Gak gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Algemeen directeur
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Instituut Gak per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
72
Overige gegevens
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 21 april 2011 KPMG ACCOUNTANTS N.V. A.R.B. de Bruin RA
73
Colofon
Redactie en coördinatie Stichting Instituut Gak ‘s-Gravelandseweg 49 1217 EH Hilversum 035 - 625 90 40 www.instituutgak.nl Fotografie Vincent van Gurp Grafieken Rik van Schagen Grafisch ontwerp Marc van Meurs Lithografie Grafimedia Druk W.C. den Ouden Oplage 600
20 10