stichting instituut gak jaarverslag 2007
jaarverslag 2007
20 07
2
Inhoud
3
Voorwoord van de voorzitter
3
Er gaat niets boven ‘Werk boven inkomen’ (Prof. mr. dr. C.J.M. Schuyt)
5
Bestuursverslag I Algemeen II Projecten onderzoeksprogramma III Projecten algemeen IV Beleggingsbeleid V Organisatie
10 10 14 20 35 40
Jaarrekening 2007
43
Overige gegevens
55
Voorwoord van de voorzitter
Het schrijven van een voorwoord bij het jaarverslag van de Stichting Instituut Gak is een aangename bezigheid omdat duidelijk blijkt dat de activiteiten van de Stichting kunnen getuigen van een constante groei. Kwantitatief als ik denk aan het onderzoeksprogramma. Begonnen als een ondersteuning van een aantal verspreide leerstoelen, is er nu sprake van een opzet voor een onderzoeksprogramma, waarbij 44 promovendi, ongeveer 30 post doconderzoekers en ruim 40 hoogleraren zijn betrokken. Maar gelukkig ook kwalitatief. Vrij uniek is de wijze waarop de Stichting alle onderzoekers bijeen heeft gebracht op de zogenaamde onderzoekersdag. Daar zijn contacten gelegd die helaas maar al te vaak moeizaam tot stand komen tussen onderzoekers van verschillende universiteiten. Het zal zeker niet bij deze éne keer blijven. Met steun van de Wetenschappelijke Raad lijkt dit een uitnemend instrument om regelmatig de vinger aan de pols te houden en de onderzoekers te doordringen van het nut van samenhang. Naast dit programma, dat ik beschouw als een kernactiviteit, is door onze toenemende naamsbekendheid sprake van een stijgend aantal ingediende projecten: de spontane aanvragen. Daaronder bevinden zich tal van activeringsprojecten. Door onze bijdrage maken wij het voor ongeveer 4.600 mensen mogelijk om werkervaring op te doen. Daarbij geldt dat deze projecten niet eindigen na de periode waarin wij deze steunen, zodat uiteindelijk meer dan het genoemde aantal mensen geactiveerd wordt. Wij realiseren ons dat wij het vermogen van de Stichting zoveel mogelijk moeten inzetten zonder aan de stringente eis van een verantwoord financieel beleid iets af te doen. De inbreng van onze Beleggingscommissie bij de totstandkoming van dit beleid is van grote betekenis. De Stichting heeft gekozen voor een beleggingsmix waarbij het rendement in het algemeen voldoende is om de koopkracht van het vermogen in stand te houden, na aftrek van het subsidiebudget (dat is verhoogd van 3% naar 4%), de kosten van het vermogensbeheer en de uitvoeringskosten. Bij deze beleggingsmix hoort ook een niet te verwaarlozen risico, hetgeen in 2007 en het begin van 2008 manifest wordt. De verhoging van het subsidiebudget betekende dat wij in 2007 ¤ 11 miljoen aan projecten en ¤ 6 miljoen aan onderzoeksprogramma’s hebben kunnen toekennen. De Beleggingscommissie en de Wetenschappelijke Raad beschouwen wij als zeer wezenlijk voor de handhaving van de kwaliteit van onze arbeid. De leden komt onze oprechte dank daarvoor toe. Bij de Wetenschappelijke Raad verloren wij prof. dr. E.M.H. Hirsch Ballin definitief aan het landsbestuur. Hij heeft als voorzitter een voortreffelijke start van het onderzoeksprogramma bevorderd door zijn consciëntieuze wijze van leidinggeven. Wij prijzen ons gelukkig dat prof. dr. mr. C.J.M. Schuyt zijn functie heeft willen overnemen. De Wetenschappelijke Raad is verder op sterkte gebracht door de welkome toetreding van mevrouw prof. dr. H. Maassen van den Brink en de heer dr. A.F.M. Brenninkmeijer. In dit jaarverslag treft u een beschouwing aan van de hand van de nieuw aangestelde voorzitter van de Wetenschappelijke Raad. Zijn historisch essay over de sociale zekerheid eindigt in een boeiende beschrijving van het werkterrein van de Stichting en wel gekoppeld aan de drie fasen in elk mensenleven: die vóór, tijdens en na het werk. De Stichting beoogt, om in zijn woorden te spreken, te bevorderen dat die drie fasen worden bekroond in een prachtig levenswerk. De belastingdienst heeft alle organisaties, bekend als instellingen die een algemeen nut beogen, op basis van veranderde regelgeving opnieuw beoordeeld. De Stichting past ook in het gewijzigde regime, zodat sprake is van een naadloze overgang naar de nieuwe situatie.
20 07
4
5
In ons Bestuur is een mutatie opgetreden. De vacature ontstaan door het overlijden van John Neervens waarvan wij vorig jaar gewag moesten maken is vervuld door het aantreden van de heer drs. J. de Boer. Als lid van de Raad van Advies had hij al kennis gemaakt met het werk van de Stichting. De Raad van Advies heeft zijn plek in de inhoudelijke ontwikkeling van ons beleid. De periodieke contacten met de directie en de reguliere plenaire bijeenkomsten zijn voor het Bestuur een grote maar tevens kritische ondersteuning. Voor de altijd aanwezige bereidheid om daaraan bij te dragen past onze grote erkentelijkheid. De “spiegelfunctie” die de Raad van Advies in onze organisatie vervult is absoluut onmisbaar. Het Bestuur kan zich gelukkig prijzen voor de uitvoering te kunnen rekenen op een zeer toegewijde staf. Het stemt tot voldoening met onze kleine bezetting toch een operatie van deze omvang te kunnen laten functioneren. In bepaald opzicht is dit eveneens een voorbeeldfunctie. Daarvoor past in dit voorwoord een welgemeend dankwoord als slotakkoord. Prof. H.J.L. Vonhoff
20 07
Er gaat niets boven ‘werk boven inkomen’ Kees Schuyt De befaamde Groningse leus ‘Er gaat niets boven Groningen’ werkt aanstekelijk. Letterlijk is het nog waar ook, als men de noordelijke grens van Nederland als opperste lijn neemt. De met veel gevoel voor woordspel gevonden uitdrukking drukt bovendien een aspiratie uit: wij leveren kwaliteit. Aan de uit het begin van de jaren negentig stammende leus ‘Werk boven Inkomen` (in wiskundig vorm: W > I) kan eenzelfde aanstekelijke werking worden toegekend. Ze gaf een ommekeer in beleid aan en heeft ook daadwerkelijk tot verandering van gedragspatronen en verbetering van de terugkeer naar de arbeidsmarkt geleid. Ik wil het in dit stuk niet hebben over de kracht van symbolen en taalkunstige uitdrukkingen. Resultaten en daden zijn niet uitsluitend afhankelijk van woorden. Ik wil hier slechts enkele significante omslagpunten aangeven in de ontwikkeling van de sociale zekerheid, in het bijzonder vanaf 1945 tot nu.
Eerste omslag: van gunst naar recht De eerste periode, vanaf het einde van de negentiende eeuw, is de lange strijd geweest van arbeiders en hun bonden voor bescheiden uitkeringen na rampspoed, alsmede voor betere werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Veiligheid op het werk was het doel en niet te vergeten de achturige werkdag. Deze periode staat bekend als de omvorming ‘van gunst naar recht’. Anders dan A. de Swaan in zijn veelgeroemd boek Zorg en de Staat (1989) beschrijft zijn de eerste sociale verzorgingsarrangementen in Nederland er niet gekomen door de strategisch, uit welbewust eigenbelang gekozen samenwerking tussen werkgevers en de burgerlijke en bestuurlijke elites, die samen de drang en de dreiging van les classes dangereuses wisten af te wenden door net op tijd de goede voorzieningen toe te staan. Dat is een theoretisch mogelijk interessante hypothese, maar historisch en empirisch klopt er mijns inziens niets van. Het belangrijke beginstadium van de sociale zekerheid in Nederland is eerder door de arbeidende klasse afgedwongen van de elite dan gestimuleerd of welwillend toegestaan door die elite. Sam van Houten schrijft in 1879 in zijn artikel Over de middelen tot bestrijding van den kinderarbeid : “Het is van het hoogste belang het beginsel, waarvan de wetgever bij dit ingrijpen in den arbeid moet uitgaan, nauwkeurig te omschrijven. Volgens mijne overtuiging moet de wetgever zorg dragen dat de prikkel der mededinging niet dwingen tot onzedelijke, voor het algemeen welzijn schadelijke handelingen. Wie den eerlijken handel concurrentie wil aandoen met onzedelijke middelen, bijvoorbeeld met gestolen of door sluikhandel verworven waren, wordt gestraft. Moet dit beginsel niet evenzeer zijne toepassing vinden, waar het geldt den industrieel, die zich om het welzijn zijner arbeiders bekommert, te beschermen tegen mededinging van anderen, die in dit opzicht onbeschroomd te werk gaan en daardoor hunnen waren enige procenten goedkoper kunnen leveren? Slechts een algemeen verbod des wetgevers zal hier kunnen baten. Anders zal één hebzuchtige alle anderen tot navolging dwingen”(Van Houten 1883: 122). Men zou dit citaat kunnen lezen als een bevestiging van het toen reeds bestaande dilemma van collectieve actie en het streven naar een level playing field door wettelijke maatregelen. Inderdaad geeft dit citaat van Van Houten precies het bekende prisoners dilemma weer, ook voor hedendaagse verhoudingen: de verleiding van en de angst voor degene, die niet mee wil doen, de vrije jongen of free rider. Tot hier zou men De Swaan kunnen volgen met zijn welvaartstheoretische exercitie, toegepast op het begin van de sociale zekerheid. Maar ik zie het Kinderwetje van Van Houten (1874) slechts als een halfslachtige en niet effectieve oplossing voor het dilemma. Het heeft lang geduurd, tot de allereerste parlementaire enquête in 1886, alvorens men moest vaststellen dat de feitelijke werking van deze wet nihil was geweest en derhalve niet bedreigend voor werkgevers. Ook daarna is er nog veel feitelijke weerstand geweest van ondernemers en fabrikantenfamilies; denk bijvoorbeeld aan de familie Regout in Maastricht, waarvan uit nogal veel documenten bekend is geworden dat zij tegen elke vorm van sociale zekerheid gekant was. Men mag dit gerust generaliseren. Als men de implementatie, de uitvoering en de controle op de eerste sociale zekerheidswetten bestudeert, wordt men getroffen door het terugkerende karakter van dergelijke wetten: dat door werkgevers wordt toegestemd in deze wetten op een moment dat het niet
6
Er gaat niets boven ‘werk boven inkomen’
anders meer kan, maar dat de instemming wordt afgekocht met de ontmanteling van alle scherpe kantjes van de voor arbeiders gunstige wetten. Dit duidt op symboolwetgeving, naar de terminologie van de Noorse socioloog V. Aubert (1966; 1971: 46 – 74). Werkgevers gaan akkoord, mits alle feitelijke angels maar worden weggehaald. De eerste Wet op de Ondernemingsraden in Nederland (1950) past eveneens in dit patroon. Het was een tandeloze wet, een wet zonder sancties. Die zijn er pas later gekomen, in 1971, en ze vielen in de praktijk ook reuze mee. Kortom, het initiatief voor de eerste verzorgingsarrangementen lag naar mijn mening niet bij een coalitie van werkgevers en burgerlijke en bestuurlijke elites, maar veeleer bij de arbeiders zelf en hun bonden. Pas later, vooral na de Tweede Wereldoorlog in de Stichting voor de Arbeid, zijn deze bonden strategische coalities aangegaan en werden ze ook zelf geconfronteerd met het lastige dilemma van collectieve actie.
Tweede omslag: van recht naar berekening
20 07
De omslag van gunst naar recht wordt definitief afgesloten bij de aanvaarding van de Algemene Bijstandswet in 1963, in werking getreden in 1965. Men was zich daarvan heel goed bewust: met opgeheven hoofd en niet ‘met de pet in de hand’ mocht men zich melden als klant van de sociale diensten. Meteen begon ook het gereken: sommige gemeenten gaven in de eerste gedecentraliseerde uitvoeringsregelingen hogere uitkeringen dan andere, zodat de verleiding groot werd om naar die andere gemeente te verhuizen. Of gemeenten werden tegen elkaar uitgespeeld, hetgeen vrij spoedig leidde tot een centralisering van de bijstandsnormen en uitkeringshoogten. Later werd dit centralisme weer verlaten en mochten gemeenten eigen beleid voeren, waarna de touwtjes weer strakker werden aangehaald: een zig-zagbeleid is kenmerkend geweest voor de gehele uitvoering van verzorgingsarrangementen. Aanvankelijk viel in de naoorlogse periode het berekend gedrag inzake sociale zekerheid en voorzieningen wel mee. Immers de meeste naoorlogse regelingen – die nu zo knellen – zijn tot stand gekomen in een economisch vrij gunstig getij, de gouden tijd van 1951 – 1973, waarbij de verwachte aantallen uitkeringsgerechtigden overzienbaar en overkoombaar werden geacht. De werkloosheid was tot 1973 vrij laag en seizoengebonden. Men was toen trots op Nederland, met name wat de sociale zekerheidsregelingen betreft. Het optimisme kende weinig grenzen. Een befaamd voorbeeld hiervan vormt de WAO 1967, die met de goedkeuring van minister Zijlstra 80% van het laatstverdiende loon mocht bedragen. Bij de parlementaire behandeling van het ontwerp in 1967 schatte de toenmalige minister Veldkamp, op basis van toenmalige invaliditeitsuitkeringen, het te verwachten aantal WAOgerechtigden op ongeveer 70.000 (maar hij had bij die schatting geen rekening gehouden met de principiële verandering in de regeling, namelijk de afschaffing van het risque professionel c.q. invoering van het risque social). Eén jaar na inwerkingtreding waren het er 162.000; tien jaar later 489.000, een zevenvoud; in 1988 waren het er 750.000, een aantal dat zelfs zou oplopen tot bijna een miljoen. Ongeveer de helft hiervan kon verklaard worden uit het werkloosheidsaandeel in de WAO, hetgeen op berekenend gedrag duidt van werkgevers en ontslagen werknemers gezamenlijk: WAO > WW > ABW, kortom I > W. Berekening op grotere schaal, en op vele plekken in de samenleving, doet zijn intrede. Mijn vermoeden is dat hier sprake is geweest van een collectief leereffect: men leert van elkaar hoe de sociale zekerheid het beste naar eigen hand te zetten is en de burgerlijke staat naar de stand van uitkeringsmogelijkheden en rechten. Rekenen met rechten gebeurde door werkgevers, vakbonden, werklozen, arbeidsongeschikten, bijstandmoeders, gesjeesde studenten, baaldagloners en andere categorieën van potentieel of feitelijk gerechtigden. De uitvoeringsorganisaties konden het werk nauwelijks aan en deden weinig tot niets om vanuit de uitvoering zelf het tij aan gerechtigden te keren. Het collectief van de sociale zekerheid stond immers garant voor de inkomensoverdracht. In combinatie met langdurige economische crisis en stagnatie van 1981, het jaar van de tweede oliecrisis, tot ongeveer 1995 heeft dit de Hollandse ziekte opgeleverd met de onhoudbaar hoge uitgaven voor sociale zekerheid, toentertijd op Zweden na de hoogste van Europa. Trots verkeerde in hopeloosheid en schaamte binnen iets meer dan tien jaar. Zo snel kan een samenleving van karakter veranderen.
7
Derde omslag: van passief naar actief, werk boven inkomen, W > I Het tweede Hollandse mirakel, waarvan de kiem gelegd is in het akkoord van Wassenaar (1982), deed wel wonderen in de vorm van mooie nieuwe leuzen, maar het heeft toch nog vrij lang geduurd, voordat de vruchten van de nieuwe omslag geproefd konden worden. ‘Werk, werk, werk’ luidde het begin in van activerend arbeidsmarktbeleid (kabinet Lubbers/Kok I). De passieve situatie, waarin vele werkzoekenden en bijstandscliënten werden vastgehouden in een soort Catch 22, moest worden doorbroken (Engbersen, Schuyt en Timmer 1993). Uitkeringsfabrieken moesten tot werkverwijzingsplaatsen worden omgesmeed. Internationaal werd de omslag in het sociaal zekerheidsdenken gekenmerkt door de vele Welfare to Work Programs, of varianten van Workforce, waarin voor de uitkeringsgerechtigden allereerst een werkplek werd gezocht, met alle lap-en hulpmiddelen die erbij komen, zoals sollicitatietrainingen, taalcursussen, verplichte scholing, on the jobtraining en nog veel meer. Dit markeerde heel duidelijk een door ieder gewilde en gedragen omslag in het beleid. De twee belangrijkste vragen die men daarbij kan stellen zijn: 1) waarom heeft het toch zo betrekkelijk lang geduurd, namelijk ruim tien jaar na 1981, voordat deze omslag in het beleid werkelijk plaats kon vinden? 2) waarom heeft het vervolgens nog eens tien jaar geduurd, voordat dit beleid feitelijk vruchten ging afwerpen, in de vorm van reductie van het aantal en de aard van de uitkeringsgerechtigden? De naoorlogse hervormingen in de sociale zekerheid hebben een lange geschiedenis. De eerste hervorming werd aangekondigd in 1981 en daarna zijn er nog zeker zeven ‘hervormingen’ afgekondigd, waarvan sommige zelfs met de pretentie ‘structureel’ te zijn, zonder dat nu werkelijk greep op de situatie van de sociale zekerheid ontstaan was. Wel liepen de collectieve uitgaven langzaam terug van de grens die we niet hadden mogen overgaan (de 60% norm) naar aanvaardbaarder peil, werd er op velerlei wijzen gesneden in de hoogte en de duur van de uitkeringen, maar toch bleef de roep om een nieuwe hervorming gehoord. Er is in feite sprake geweest van veel symboolbeleid en symboolwetgeving, precies de omgekeerde situatie als ik hierboven heb geschetst als kenmerk voor de allereerste sociale zekerheidswetten. Toen waren er veel wetten die niet erg effectief waren, zodat er slechts langzaam iets veranderde bij de opbouw van sociale zekerheid, thans zijn er vele wetten, in de hervormingspogingen van de sociale zekerheid, die ook niet erg effectief bleken, waardoor er slechts langzaam iets veranderde in de afbouw van sociale zekerheid. Destijds bestond het huidige poldermodel nog niet in de sociale zekerheid, thans heeft het zich sterk genesteld in beleid, wetgeving en uitvoering. Kortom, de omslag in het beleid werd nog niet gevolgd door een daadwerkelijke omslag in de uitvoering en vooral in de beleving van de sociale zekerheid.
Vierde omslag: van collectieve verantwoordelijkheid naar corporate responsibility plus individuele verantwoordelijkheid Werk boven inkomen bleek een succesformule in het beleid te zijn, maar de echte vruchten ervan gingen zich pas manifesteren, toen zowel de economische omstandigheden veranderden, bepaalde uitkeringsrechten wederom werden gekortwiekt (van WAO naar WIA, veranderingen in de WW) én tegelijk een nieuwe stap gezet werd in de organisatie van de sociale zekerheid. Deze omslag noem ik er een van collectieve verantwoordelijkheid naar de eigen verantwoordelijkheid van arbeidsorganisaties en van (semi-)overheidsinstanties. De meest duidelijke voorbeelden van deze omslag zijn enerzijds de verantwoordelijkheid die gelegd is op de werkgevers voor de financiële gevolgen van de eerste twee jaren ziekte en arbeidsongeschiktheid van hun eigen werknemers, anderzijds de verantwoordelijkheid die gelegd is op de schouders van de gemeenten voor de uitvoering en financiering van de bijstandsuitkeringen (krachtens de WWB 2004). Deze twee wijzigingen in het beleid hebben naar mijn mening gezorgd voor een cultuuromslag bij de arbeidsorganisaties én bij uitvoeringsorganisaties. In beide gevallen vanwege de financiële incentives die gelegd werden bij die organisaties zelf. Juist omdat de
8
Er gaat niets boven ‘werk boven inkomen’
organisaties zoveel belang hebben bij het voorkómen van een uitkeringssituatie (van arbeidsongevallen tot arbeidsongeschiktheid, respectievelijk van langdurige bijstandsafhankelijkheid tot ongeschooldheid) zijn deze organisaties naast hun eigen verantwoordelijkheid hun werknemers en cliënten zelf gaan aanspreken op eigen verantwoordelijkheid. Juist door de schaalverkleining van een anoniem en niet aansprekend (en vaak onaanspreekbaar) collectivum naar een levende organisatie, waar personen van elkaar afhankelijk zijn en veel met elkaar samenwerken, heeft er een culturele omslag plaatsgevonden die het hebben en houden van werk daadwerkelijk boven inkomen stelt. Dat wordt nu beleefd op elk niveau in de organisatie en wordt verinnerlijkt bij bijna alle medewerk(st)ers. De effecten van deze omslag worden nu langzaam duidelijk: de reductie van het aantal WAO-ers en het aantal werkzoekenden in de bijstand. De recente evaluatie van de Wet Werk en Bijstand wijst ook in deze richting (Werkt de WWB?). De terugkeer van de eigen verantwoordelijkheid in combinatie met corporate responsibility blijkt dus de zo lang gewilde omslag en hervorming in de sociale zekerheid daadwerkelijk en dit keer effectief te weeg te kunnen brengen. De beleidsomslag van 1993 (W> I) alleen bleek onvoldoende. Het benutten van de sociale component van eigen verantwoordelijkheid, wettelijk versterkt sinds ongeveer 2000/2004, blijkt de logische aanvulling te zijn. In een lezing op de Conferentie ‘Onverzekerbaarheid? Wie neemt het risico?’ van het Verbond van Verzekeraars, op 16 februari 1995 in Amsterdam heb ik een poging gedaan om de sociologische voorwaarden te formuleren voor een daadwerkelijk effectief én solidair sociaal zekerheidssysteem. Ik kwam toen tot de volgende vijf voorwaarden: meer beroep op eigen verantwoordelijkheid, meer werken met eigen risico, niet-anonieme organisaties, grotere controle, een niet te grote en niet te kleine kring van verzekerden (Schuyt 1995: 15 -22). Daar noemde ik een cultuuromslag binnen arbeidsorganisaties en uitvoeringsorganisaties nog niet bij, maar de sociologische wetenschap, dat niet-anonieme organisaties betere resultaten opleveren dan moloch-grote, anoniem werkende bureaucratieën, én dat niet-anonieme organisaties de eigen verantwoordelijkheid beter stimuleren, kan het belang van de huidige cultuuromslag heel goed verklaren. De belangrijkste nog te beantwoorden vraag is: is deze laatste omslag bestendig?
9
Om ook deze kritische kanten van het hopelijk blijvende effect van meer eigen verantwoordelijkheid onder ogen te zien, is meer nodig dan de zojuist geformuleerde vijf sociologische voorwaarden voor een solidair en effectief systeem van sociale zekerheid. We zullen opnieuw moeten nadenken over de plaats van arbeid in de samenleving als geheel en in de individuele levensloop. Pas dan kan een uitspraak gedaan worden over de plaats en de toekomst van de sociale zekerheid in onze verzorgingsstaten Interessant genoeg kom ik dan zelf weer uit op de leus: ‘Werk, werk, werk’ maar nu niet op dezelfde wijze bedoeld als in 1993, maar ruimer, met een duidelijke en duidelijk afgebakende taak voor zowel overheidsverantwoordelijkheid, corporate responsibility en verantwoordelijkheid van elk individu (Cf. Schwarz 2007). Het gaat in de nieuwe betekenis van ‘werk, werk, werk’ om drie fasen in elk mensenleven: •
• •
de fase vóór het werk, namelijk de uiterst belangrijke periode van scholing en vorming, waarin een samenleving moet voorzien voor zoveel mogelijk jongeren, juist met het doel dat ieder voor zich zelf kan zorgen, werk boven inkomen dus; de fase van het werk zelf, de arbeidzame periode, waarin men bijdragen levert aan de samenleving en zoveel mogelijk voor zich zelf zorgt; de fase van ná het werk, van het pensioen en andere ouderdomsvoorzieningen, waarbij de verdeling tussen eigen verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld voor de care, de verzorging op leeftijd, de corporate responsibility voor de pensioenen en de overheidsverantwoordelijkheid voor de cure, voor een betaalbare AOW en een fatsoenlijke levensavond, op een gelukkige wijze samenkomen.
Op deze wijze geherformuleerd komt de vraag of we leven om te werken of werken om te leven niet meer aan de orde. Een leven vóór, tijdens en na het werken wordt een prachtig levenswerk.
Slotbeschouwing Er zijn nog wel enkele kritische vragen te stellen bij het succes van de reductie van zowel de arbeidsongeschikten als de bijstandscliënten. In beide gevallen is de vraag gewettigd of er niet bepaalde personen – met grote handicaps en/of weinig talenten en vaardigheden – nu te vlug uit de boot vallen. De underdogs van de underdogs bij wijze van spreken of de grootste pechvogels. Uit de evaluatiestudie van de WWB 2004 komt naar voren dat de daling van het volume mogelijkerwijs ook enige samenhang vertoont met het niet of niet meer aanvragen van een uitkering, zonder dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat deze persoon per se géén recht op een uitkering zou hebben (in dat geval zou het een juiste werking betreffen). Het oude probleem van de non take up in de sociale zekerheid doet zich hier gelden. Zo is ook de vraag terecht wat nog gedaan kan worden aan de harde kern van werkzoekenden, de hopeloze gevallen die zelfs met de beste wil van de wereld en met de beste bedoelingen van de beste hulpverleners of begeleiders de weg terug naar de arbeid niet kunnen vinden. Hoe groot is die groep en hoe blijvend? Zal het positieve volume-effect van de laatste omslag verdampen als de gemeenten stuiten op de bijna ongrijpbare leden van deze harde kern? Kan men deze personen dan elke inkomensondersteuning onthouden?
20 07
Geciteerde literatuur: Aubert, V.(1966), Some Social Functions of Legislation, in: Acta Sociologica, Vol.10, Helsinki; ook gepubliceerd in: V. Aubert, Proeven van Rechtssociologie, vertaald en ingeleid door K.Schuyt en B. Peper, Universitaire Pers Rotterdam, 1971, p. 46 - 74 Engbersen, G., K.Schuyt and J. Timmer (1993) Cultures of Unemployment, A Comparative Look at Long-term Unemployment and Urban Poverty, Westview Press, Boulder/New York 1993 Houten, S. van (1883) Bijdragen tot den strijd over God, Eigendom en Familie, Amsterdam Schuyt, K. (1995) De terugkeer van de roep om eigen verantwoordelijkheid en de paradox van verzorging en verzekering, in: Economisch Statistische Berichten, jrg. 80, Speciaalnummer, februari 1995, p. 15 – 22; ook: The paradox of Welfare and Insurance, in: The Geneva Papers on Risk and Insurance, jrg. 20, nr. 70, p. 430 – 439, Geneva; en in: Insurance: Mathematics and Insurance, jrg. 18, nr. 2, p. 240 – 249 Schwarz, J.E. (2007), Freedom Reclaimed, Rediscovery of the American Vision, Baltimore and London, Johns Hopkins Press Swaan, A. de (1989) Zorg en de Staat, Meulenhoff, Amsterdam Werkt de WWB? (2007) Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid.
10
Bestuursverslag
I. Algemeen 1. Missie
Stichting Instituut Gak heeft in 2007 een bedrag van ¤ 5.460.000 aan twee nieuwe onderzoeksvoorstellen toegekend. Daarnaast is aan lopende onderzoeken en voorbereiding van nieuw onderzoek een bedrag beschikbaar gesteld ter grootte van ¤ 381.000. In 2006 werd aan nieuwe en lopende onderzoeken ¤ 2.258.000 toegekend.
De voorloper van Stichting Instituut Gak, Stichting Gak Holding, is op 29 december 1995 opgericht. Bij de juridische fusie met haar deelneming Gak Groep N.V. is de naam van Stichting Gak Holding op 3 januari 2001 gewijzigd in Stichting Instituut Gak.
Voor een overzicht van de lopende onderzoeken, de onderzoeksvoorstellen waaraan in het jaar 2007 subsidies zijn toegekend, alsmede de voorstellen die momenteel in uitwerking verkeren, wordt verwezen naar de bladzijden 14 tot en met 18.
De missie van Stichting Instituut Gak is het leveren van een bijdrage aan de kwaliteit van de sociale zekerheid in Nederland. Dit doet de Stichting door het rendement op het vermogen aan te wenden voor het financieel ondersteunen van:
Gelet op de situatie dat inmiddels een uitgebreid onderzoeksprogramma tot stand is gekomen zal het Bestuur, mede op instigatie van de Raad van Advies, bezien of een multidisciplinair onderzoek naar het maatschappelijke nut van dit programma in de rede ligt.
• • •
3. Projecten
Onderzoek; Projecten; Bijzondere leerstoelen.
Uit de slotbeschouwing van voorgaande inleiding van de heer Schuyt blijkt dat er ondanks alle wettelijke maatregelen nog altijd mensen zijn voor wie de sociale wetgeving onvoldoende waarborg biedt op werk of uitkering. De missie van de Stichting beoogt mede in de klaarblijkelijke lacunes te voorzien, enerzijds door wetenschappelijk onderzoek en anderzijds door het ondersteunen van projecten. Hoewel de Stichting de ambitie heeft om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de sociale zekerheid, maakt zij daarin zelf geen beleidsinhoudelijke keuzes. Om haar missie duurzaam te kunnen uitvoeren, draagt de Stichting zorg voor een adequaat beheer van het vermogen.
2. Onderzoek De Stichting wil een aantal vooraanstaande onderzoekers in staat stellen gedegen en innovatief onderzoek te verrichten op het terrein van sociale zekerheid in Nederland. Om met het onderzoek aan te sluiten bij de kennisvragen uit de sociale zekerheidspraktijk, laat het Bestuur van de Stichting zich jaarlijks adviseren door de Raad van Advies over de belangrijkste thema’s waarop nieuw onderzoek dient plaats te vinden. Vervolgens stelt het Bestuur de onderzoeksprioriteiten vast. In overleg met de Wetenschappelijke Raad vraagt de Stichting per thema aan eminente onderzoekers een voorstel in te dienen voor een onderzoeksprogramma. De Wetenschappelijke Raad beoordeelt de kwaliteit, de haalbaarheid en de kosten van de ingediende voorstellen, waarna het Bestuur besluit over de toekenning ervan. De leiders van de toegekende programma’s leggen jaarlijks verantwoording af over de voortgang van hun onderzoek. Dit gebeurt enerzijds schriftelijk aan het eind van elk kalenderjaar en anderzijds door terugkerend contact tussen de programmaleider en een aan het betreffende programma toegewezen lid van de Wetenschappelijke Raad, de zogenoemde primus.
20 07
11
Voormelde procedure brengt met zich mee dat spontane aanvragen voor financiering van onderzoek in principe niet in behandeling worden genomen.
Het Bestuur van de Stichting beslist elke twee maanden over ondersteuning van projecten, waarvoor subsidie is aangevraagd, de zogenoemde ‘spontane aanvragen’. Deze aanvragen worden vooraf door de organisatie getoetst aan de randvoorwaarden en – voor zover daarmee niet strijdig – ter besluitvorming voorgelegd aan het Bestuur. Aanvragen worden kritisch beoordeeld op vier hoofdpunten: • Is er in voldoende mate sprake van innovatie en van toegevoegde waarde voor de sociale zekerheid in Nederland? • Is er aantoonbaar sprake van een behoefte? • Is er sprake van een goede prijs/kwaliteit verhouding? • Is de aanvrager een adequate uitvoerder? Het Bestuur heeft in 2007 een bedrag van ¤ 11.177.000 aan 56 projecten toegekend. In 2006 is aan 48 projecten ¤ 7.293.000 toegekend. De projecten zijn ingedeeld in de volgende categorieën: • Bijdragen aan het publieke debat; • Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken; • Voorlichting; • Preventie; • Activering. Voor een overzicht van de projecten waaraan in het jaar 2007 subsidies zijn toegekend, wordt verwezen naar bladzijde 20 tot en met 34.
12
Bestuursverslag
4. Leerstoelen De Stichting wil door middel van het instellen en in stand houden van (bijzondere) leerstoelen aan Nederlandse universiteiten het wetenschappelijk onderwijs op het terrein van sociale zekerheid bevorderen. Bestuurslid dr. E.P. de Jong vervult hierin een essentiële rol. Momenteel gaat het om de volgende leerstoelen: • Leer der Sociale zekerheid (Universiteit Leiden); • Sociale zekerheid als component van de economische orde (Universiteit van Amsterdam); • Pensioenrecht (Radboud Universiteit Nijmegen); • Internationaal sociaal zekerheidsrecht (Universiteit van Tilburg); • Sociaal zekerheidsrecht (Rijksuniversiteit Groningen); • Sociaal zekerheidsrecht (Vrije Universiteit); • Sociale verzekeringsgeneeskunde (Universiteit van Amsterdam/Academisch Medisch Centrum).
5. Vermogensbeheer De Stichting streeft enerzijds naar een structurele uitkeringsratio van circa 4% van het vermogen en anderzijds naar het in stand houden van de koopkracht van het vermogen. Het Bestuur laat zich op het terrein van het vermogensbeheer adviseren door een Beleggingscommissie. Op basis van het advies van deze commissie stelt het Bestuur het te voeren beleggingsbeleid vast. Voor de beschrijving van dit beleggingsbeleid wordt verwezen naar bladzijde 35 tot en met 38.
20 07 SKVR / Kunst Onder Andere – Kweekvijver
14
II. Projecten onderzoeksprogramma
II. Projecten onderzoeksprogramma In 2007 is het onderzoeksprogramma uitgebreid met twee nieuwe programma’s. In totaal financiert de Stichting nu 11 programma’s. Met deze programma’s is een bedrag van circa ¤ 18.000.000 gemoeid. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn 44 assistenten in opleiding (aio’s), circa 30 (post doc) onderzoekers en ruim 40 hoogleraren en promotiebegeleiders betrokken. Het programma zag er eind 2007 als volgt uit:
1. Programma’s gestart vóór 2007 Ontwikkeling van de verantwoordelijkheidsverdeling en uitvoeringsstructuur van de sociale zekerheid en het arbeidsmarktbeleid sinds 1985 o.l.v. prof. P. de Beer, Universiteit van Amsterdam Dit programma behelst onderzoek naar de ontwikkeling van de verantwoordelijkheidsverdeling in de uitvoeringsstructuur sociale zekerheid en naar het arbeidsmarktbeleid sinds 1985. Het gaat hierbij om de doelstelling van de ingezette veranderingen, het bereiken van die doelstellingen, alsmede om de verklaring van de waargenomen ontwikkelingen. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • één post doc onderzoeker; • twee hoogleraren. Hervorming sociale zekerheid o.l.v. prof. dr. K.P. Goudswaard, Universiteit Leiden In dit programma ligt het accent op vier aspecten van hervormingen in de sociale zekerheid: effectiviteit, verantwoordelijkheidsverdeling, inkomensverdeling en modernisering. Daartoe zijn twee deelprojecten ontwikkeld. Het eerste deelproject heeft betrekking op de invloed van ‘Europa’ (de verhouding tussen het nationale en het supranationale niveau en de eventuele verlaging van het beschermingsniveau als gevolg van convergentie tussen stelsels). Het tweede deelproject gaat in op de inkomensgevolgen van stelselwijzigingen en de veranderende verantwoordelijkheidsverdeling binnen het stelsel. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s; • drie post doc onderzoekers; • drie hoogleraren. Publiek toezicht op de uitvoering van een meer private sociale zekerheid o.l.v. prof. K. de Ridder, Rijksuniversiteit Groningen De laatste twee decennia is de dominantie van de overheid in de sociale zekerheid sterk teruggelopen. Inherent hieraan is de toename van de bemoeienis van particuliere verzekeringsmaatschappijen, arbodiensten en re-integratiebedrijven. In dit programma staat de vraag centraal in hoeverre de publieke belangen binnen het huidige stelsel gewaarborgd zijn en hoe het publieke toezicht op de private uitvoerders dient te worden ingericht. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s; • twee post doc onderzoekers; • drie hoogleraren.
20 07
15
De invloed van het internationale en Europese recht op de Nederlandse sociale zekerheid o.l.v. prof. mr. drs. F.J.L. Pennings, Universiteit van Tilburg Dit programma gaat in op de invloed van het internationale en Europese recht op de Nederlandse sociale zekerheid. Daarbij staan, in drie deelprojecten, de volgende thema’s centraal: 1 de vraag hoe de internationale en Europese normen verder kunnen worden ontwikkeld om de sociale coherentie te vergroten; 2 de mogelijkheden en beperkingen van de internationale en Europese normen voor de ontwikkeling van de Nederlandse sociale zekerheid; 3 de effecten van de recente ontwikkelingen in de Nederlandse sociale zekerheid bij grensoverschrijdende situaties. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s; • een hoogleraar. Levensloop, sociale zekerheid en arbeidsmarkt o.l.v. prof. mr. drs. F.J.L. Pennings en prof. J. Plantenga, Rijksuniversiteit Utrecht In dit programma wordt nagegaan welk gebruik wordt gemaakt van de bestaande levenslooparrangementen. Ook wordt onderzocht welke behoeften er bestaan aan nieuwe regelingen en wat de mogelijkheden zijn van de arrangementen in de wettelijke en contractuele sociale zekerheid. Tot slot zal ook aandacht worden besteed aan de te verwachten gedragseffecten. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vijf aio’s; • twee post doc onderzoekers; • twee hoogleraren. Arbeid, Bedrijf en Sociale Zekerheid o.l.v. prof. R. van der Veen, Erasmus Universiteit Rotterdam Dit programma bestaat uit een zestal projecten, waarbij één project door middel van een algemene enquête de (gemeenschappelijke) data dient op te leveren voor de overige deelprojecten. Het programma is gericht op ontwikkelingen in de sfeer van arbeid en bedrijf in relatie tot de behoefte aan en de inrichting van de sociale zekerheid. Het onderzoek gaat onder meer in op thema’s als de wisselwerking tussen CAO’s en sociale zekerheid en de relatie sociale zekerheid en employability. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s; • twee post doc onderzoekers; • zes hoogleraren. Tussen uitsluiting en inburgering. Over de plaats van de sociale zekerheid in het immigratie- en integratiebeleid o.l.v. prof. dr. G.J. Vonk, Vrije Universiteit Amsterdam Bij de uitvoering van dit programma, in de praktijk Cross Border Welfare State genaamd, zijn diverse onderzoeksinstituten betrokken, waaronder de Katholieke Universiteit Leuven. Het programma bestaat uit acht deelonderzoeken aan de hand waarvan uiteindelijk een syntheserapport wordt opgesteld. Doel van het onderzoek is voor de nationale en Europese wetgever criteria te onderscheiden, die van belang zijn voor de toekomstige vormgeving van de rechtspositie van immigranten in het stelsel van sociale zekerheid. Daarbij wordt rekening gehouden met de aard en juridische status van immigrantengroepen in het kader van de diverse sociale zekerheidsprestaties. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vijf aio’s; • vijf post doc onderzoekers; • zes hoogleraren.
16
Projecten onderzoeksprogramma
Academisering van de verzekeringsgeneeskunde o.l.v. prof. dr. J.H.B.M. Willems, Universiteit van Amsterdam/Academisch Medisch Centrum Van verschillende kanten komen signalen dat de kennisontwikkeling op het gebied van de verzekeringsgeneeskunde is achtergebleven in vergelijking met alle andere sociaal-geneeskundige en medische disciplines. In dit programma wordt via acht projecten gewerkt aan het dichten van de gesignaleerde ‘lacune in kennis’. Er wordt onder meer aandacht besteed aan de systematisering van de beoordeling van arbeids(on)geschiktheid en de re-integratiemogelijkheden alsmede aan de monitoring van uitgevallen werknemers onder de Wet verbetering poortwachter. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s; • vijf post doc onderzoekers; • vier hoogleraren. Activating States o.l.v. dr. E. Sol, Universiteit van Amsterdam Dit onderzoek omvat een internationaal vergelijkende (lange termijn) analyse van de veranderingen binnen de uitvoering van de arbeidsvoorziening in drie landen. Onderzocht wordt de impact van keuzes op management- en (individueel) uitvoeringsniveau in de betreffende organisaties, en de sturingsmogelijkheden van beleidsmakers. De betrokken landen zijn Groot-Brittannië, Australië en Nederland. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • zeven (post doc) onderzoekers.
2. In 2007 is de uitvoering van de volgende onderzoeksprogramma’s begonnen: Preventieve bedrijfsgezondheidszorg o.l.v. prof. F. van Dijk, Universiteit van Amsterdam/Academisch Medisch Centrum en prof. W. Schaufeli, Universiteit Utrecht Het accent van de bedrijfsgezondheidszorg (BGZ) heeft de afgelopen jaren vooral gelegen op vermindering van het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid. Daardoor is het gebied van de preventie relatief achtergebleven. Er doen zich echter ontwikkelingen voor die nopen tot meer aandacht voor preventie: 1 Sociaal medische onderwerpen als vergrijzing, toename van psychische problematiek en zwaarlijvigheid. Ook past de groeiende trend naar bevordering van fysieke en mentale vitaliteit goed bij een preventieve benadering; 2 Veranderingen in de verhoudingen tussen arbeidsorganisaties, werknemers en professionals. Zo groeien bijvoorbeeld human resource management en bedrijfsgezondheidszorg steeds meer naar elkaar toe. Ook komt de verantwoordelijkheid voor gezondheid en inzetbaarheid in toenemende mate bij individuele werknemers en hun werkgevers te liggen; 3 Veranderingen in de werkwijze van professionals. Compensatie en reparatie hebben plaatsgemaakt voor participatie en preventie. Ook heeft de tweesporen aanpak, waarbij gelijktijdig aan klachtreductie en werkhervatting wordt gewerkt, brede ingang gevonden.
20 07
Het onderzoeksprogramma is gericht op het vergroten van de kennis op de drie geschetste hoofdstromen. Met het oog daarop zijn binnen het programma tien projecten gestart, voornamelijk gericht op de ontwikkeling en het testen van preventieve interventies. Enkele voorbeelden zijn: • De ontwikkeling van een screeningsinstrument voor vitaliteit, te gebruiken op individueel- en organisatieniveau; • De ontwikkeling en evaluatie van een leefstijlinterventie voor oudere werknemers; • Het opsporen van ‘good practices’ van human resource management van werknemers met een chronische aandoening; • Het creëren van kennisnetwerken voor professionals op het terrein van arbeid en gezondheid, gericht op de verbetering van de effectiviteit van de kennisverspreiding op dit gebied.
17
Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • elf aio’s; • twee post doc onderzoekers; • elf hoogleraren/begeleiders. Verbeteronderzoek reïntegratie o.l.v. dr. E. Sol, Universiteit van Amsterdam, prof. M. Frings-Dresens, Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam en prof. T. Knijn, Universiteit Utrecht Dit onderzoeksprogramma wil het universitaire onderzoek naar de re-integratiedienstverlening versterken in directe wisselwerking met het re-integratieveld. Oogmerk is binnen de beroepspraktijk aanknopingspunten te vinden als hulp bij het maken van moeilijke keuzen in beleidsvorming en – implementatie. Het programma moet de wetenschappelijke onderbouwing opleveren van en de kennis over die implementatieprocessen. De centrale, structurerende gedachte is het bestuderen van de dienstverlening aan de cliënt in relatie tot de belangrijkste elementen, die re-integratie kunnen doen slagen of falen: • de institutionele omgeving, waarin het beleid wordt geïmplementeerd en waarin de afgelopen jaren ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden; • de sociale omgeving en de motivatie van cliënten van wie een veranderde houding ten aanzien van arbeid wordt verwacht; • de werkomgeving, waarin zowel werknemer als werkgever actief dienen te anticiperen om uitval te voorkomen en deelname van werknemers met beperkingen aan het arbeidsproces dienen te bevorderen. In totaal bestaat het programma uit tien onderzoeksprojecten onder meer rond de volgende thema’s: • Theorieën over re-integratiedienstverlening; • De effectiviteit van ketensamenwerking; • Het verbeteren van de integratie van zieke werknemers door aandacht voor hun dubbele rol; • De re-integratie van langdurig uitkeringsafhankelijke cliënten op de arbeidsmarkt; • Duurzame re-integratie van werknemers met aanhoudende vermoeidheidsklachten. Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s; • 13 (post doc) onderzoekers; • vijf hoogleraren/begeleiders.
3. Onderzoek in voorbereiding Geadviseerd door de Raad van Advies heeft het Bestuur in 2006/2007 de thema’s vastgesteld waarvoor onderzoek wenselijk wordt geacht. Aan deskundige onderzoekers is gevraagd rond deze thema’s een programmavoorstel te schrijven. In 2008 zal naar verwachting besluitvorming plaatsvinden over de verdere inrichting en de start van een aantal van deze programma’s: • Arbeid en zorg in Europa; • Discriminatie op de arbeidsmarkt; • Flexibilisering en sociale zekerheid; • De rol van de professional in de moderne uitvoeringspraktijk; • Decentralisatie en regionale sturing van sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Voor de nog resterende thema’s uit 2006/2007 zal de besluitvorming langer op zich zal laten wachten: • Aansluiting scholing op de arbeidsmarkt; • Internationale stelselvergelijking.
18
Projecten onderzoeksprogramma
4. Thema’s voor het komende jaar Na raadpleging van de Raad van Advies, heeft het Bestuur voor 2008 de volgende thema’s geselecteerd voor mogelijk toekomstig onderzoek: Houdbaarheid van het stelsel Door de verdergaande differentiatie op de arbeidsmarkt verandert mogelijk de financiering- en legitimiteitbasis van het stelsel van sociale zekerheid. Zo komen er steeds meer zelfstandigen die geen belang hebben bij werknemersverzekeringen. Ook is het inkomen van groepen werknemers, bijvoorbeeld in de IT sector, zo hoog dat de huidige sociale zekerheidsarrangementen onvoldoende inkomenswaarborg bieden in geval van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. Dit roept de vraag op of het stelsel in zijn huidige vorm op de lange termijn nog wel houdbaar is en welke alternatieven zonodig moeten worden ontwikkeld. Sociale zekerheid in arbeidsorganisaties Steeds meer vraagstukken over sociale zekerheid komen op het bordje te liggen van werkgevers en werknemers. Dit betekent dat op het niveau van arbeidsorganisaties arrangementen ontwikkeld c.q. ingevoerd (moeten) worden. Bij deze ontwikkeling dringt niet alleen de vraag op naar de inhoud van deze arrangementen (wat deels in het lopende programma Arbeid bedrijf en sociale zekerheid aan de orde is), maar ook naar die van de regie. Wat is de taak en verantwoordelijkheid van de werknemer, de werkgever en de overheid? Verliezers in de sociale zekerheid Hoewel de sociale zekerheid een arbeids- en inkomensvangnet voor iedere ingezetene wil bieden blijkt dit niet altijd zo te werken. Armoede en uitsluiting zijn hiervan het gevolg. Ofschoon al het nodige onderzoek rond deze problematiek wordt uitgevoerd, rijst de vraag of het beeld wel volledig is. Een systematische studie naar de ‘verliezers’ in de sociale zekerheid is wellicht geboden. Hierbij zou onder meer aandacht moeten zijn voor nieuwe vraagstukken, zoals dat van de ‘werkende armen’. Een frisse blik op onze sociale zekerheid ‘Nieuwe bezems vegen schoon’ en ‘vreemde ogen dwingen’. Uitgaande van deze algemeen erkende wijsheden is het wellicht zinvol om eens in de zoveel tijd relatieve buitenstaanders een blik op onze sociale zekerheid te laten werpen.
5. Onderzoekersdag
20 07
Zoals blijkt uit het voorgaande is met behulp van middelen van de Stichting een uitgebreid onderzoeksprogramma op het terrein van de sociale zekerheid in gang gezet. Mede met het oog op uitwisseling van kennis tussen de verschillende, bij dit programma betrokken onderzoekers en universiteiten organiseerde de Stichting op 20 november 2007 een onderzoekersdag. Na een aantal inhoudelijke presentaties tijdens het ochtendgedeelte, gingen de onderzoekers in de middag aan de slag tijdens een aantal workshops. Vanuit het centrale thema sociale zekerheid in 2025 werden de workshopdeelnemers uitgedaagd gezamenlijk de onderzoeksthema’s voor de toekomst te formuleren en op hoofdlijnen uit te werken. De workshops werden voorgezeten door leden van de Wetenschappelijke Raad. De voorbereiding van de dag was mede in handen van een aantal onderzoekers uit de verschillende deelprogramma’s. Met het oog op de samenhang van het onderzoeksprogramma en alle daarbij betrokken onderzoekers acht het Bestuur het aangewezen ook in de toekomst met een zekere regelmaat onderzoekersdagen te organiseren.
Stichting Werkgeversforum Kroon op het Werk – Checkboekje
20
III. Projecten algemeen
1. Bijdragen aan het publieke debat Stichting Willem Dreeslezing – Congres ‘Geschikt voor alle leeftijden’ In 1947 heeft Willem Drees, als minister van Sociale Zaken, de Noodwet Ouderdomsvoorziening ingediend, die vervolgens de instemming kreeg van de Staten Generaal. De naar hem genoemde Stichting Willem Dreeslezing heeft op 8 juni 2007 het congres ‘Tussen groen en grijs’ georganiseerd. Dit congres ging over ouderen en de verhouding tussen de generaties. Stichting Willem Dreeslezing – Brievenboek Noodwet Ouderdomsvoorziening De Stichting Willem Dreeslezing heeft zich als taak gesteld het gedachtegoed van Willem Drees levend te houden, waaronder de Noodwet Ouderdomsvoorziening (1947). Over dit onderwerp is tien jaar geleden een boek verschenen. Dit was een bundeling van brieven die aan Willem Drees zijn geschreven en die een goed beeld geven van de toenmalige situatie van ouderen. Op basis van nieuwe informatie wordt het boek herschreven en opnieuw uitgegeven. Regioplan – Nieuwe werken en wegen; op zoek naar private en publieke werken Bijna 1.500.000 mensen tussen 18 en 65 jaar, die buiten het arbeidsproces en de arbeidsmarkt staan, hebben een uitkering. Het kabinet wil onder meer via gesubsidieerde banen 200.000 langdurig werklozen via één af andere vorm van (productief) werk weer inschakelen in de samenleving en de (sociale) economie. In samenwerking met de Stichting Collusie onderzoekt Regioplan een aantal kernvragen, die van belang zijn voor het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt in relatie tot het bevorderen van de (arbeid)participatie van de (beroeps)bevolking. Nagegaan wordt onder meer of er nieuw werk is en waar dat nu en in de komende jaren is te vinden. SEOR – Vermindering arbeidsmarktknelpunten via onderwijs, scholing en imagoverbetering technisch talent Uit een onlangs afgerond onderzoek van de Stichting Economisch Onderzoek Rotterdam (SEOR) blijkt dat, als gevolg van de door de vergrijzing ontstane vervangingsvraag, de wervingsbehoefte in de maakindustrie de komende vijftien jaar aanzienlijk zal zijn. Blijft actie uit, dan zullen in die sector vooral bij technische functies op middelbaar en hoger niveau de bestaande knelpunten qua personele bezetting verder toenemen. Maatschappelijk gezien is oplossing van die knelpunten zeer wenselijk. Hierdoor kan werkgelegenheid worden geboden aan mensen (in het bijzonder lager opgeleiden en allochtonen) met aanleg voor techniek, die thans moeite hebben een baan te vinden. Groeibelemmering in de maakindustrie leidt bovendien tot negatieve effecten in andere sectoren. Gezien de aard van de problematiek moet de oplossing primair in scholing en onderwijs worden gezocht. SEOR onderzoekt dit in kwantitatieve en kwalitatieve zin. Via kwantitatieve analyses zullen de effecten van de bestaande scholingsinspanningen op onder andere werving, behoud en doorstroming van werknemers worden vastgesteld. Het kwalitatieve onderzoek omvat, naast literatuurstudie, interviews met vertegenwoordigers van projecten op het terrein van scholing en werving en met scholieren van allochtone afkomst. Inbegrepen is ook een studiereis naar Duitsland voor onderzoek naar het functioneren van het daar gehanteerde duale opleidingssysteem. Hoewel het project zich primair richt op de maakindustrie, kijken de onderzoekers ook naar geschikte methodieken uit aanpalende sectoren als de bouwnijverheid. Bevindingen uit dit project zullen mogelijk ook van belang zijn voor de aanpak van (personele) knelpunten in andere sectoren.
20 07
21
Projecten | Bijdragen aan het publieke debat
De Rode Hoed – Naar minder inkomensonzekerheid voor zelfstandigen zonder personeel Kleine zelfstandig ondernemers c.q. zelfstandigen zonder personeel (in het bijzonder allochtonen, ex-WAO’ers en vrouwen) zijn veelal niet georganiseerd en ook niet vertegenwoordigd in bijvoorbeeld de SER en werkgeversverenigingen. Ook sluiten zij zich niet vaak aan bij netwerken. Om de betrokken partijen toch een stem te geven in de beleidsvorming rond het onderhavige thema, nam De Rode Hoed het initiatief voor een werkconferentie. Die vond plaats op 12 maart 2008. Tijdens deze conferentie werden aanbevelingen geformuleerd ter vermindering van de inkomensonzekerheid van zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers), met name op het terrein van arbeidsongeschiktheid en pensioen. Via deze conferentie verwacht de Rode Hoed mede een bijdrage te leveren aan het vergroten van de arbeidsparticipatie van ZZP-ers in Nederland. Hoe ziet Nederland er in 2025 uit? Op instigatie van de Raad van Advies heeft prof F. de Kam onderzoek verricht naar de situatie in Nederland in 2025. Achtergrond is na te gaan welk type sociale zekerheid past bij de in de toekomst te verwachten demografische en economische situatie, mede gelet op de solidariteit tussen de leeftijdsen bevolkingsgroepen. Het onderzoek van de heer De Kam is uitgemond in een essay, waarin hij twee toekomstbeelden schetst over de wijze waarop het stelsel van de sociale zekerheid zich in de komende 30 jaar zou kunnen ontwikkelen. Het ene beeld gaat uit van een krimpende bevolking en weinig economische groei. In dit beeld pogen de beleidsmakers de bestaande sociale bescherming desondanks zo goed mogelijk overeind te houden, al zijn belangrijke aanpassingen onvermijdelijk. Het andere beeld gaat uit van een toenemende bevolking bij een voorspoedige groei van de economie. In dit beeld is sprake van ingrijpender aanpassingen van het SV-stelsel. In dit essay, dat in boekvorm is verschenen, gaat het niet om uitgewerkte scenario’s, maar om denkrichtingen, bedoeld als prikkelende aanzet voor de gedachtevorming over de sociale zekerheid in Nederland.
2. Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken Visie in uitvoering – Manage je handicap met Makkeweb! In dit project wordt een instrument ontwikkeld in de vorm van een webapplicatie, die het zelfsturende vermogen van gehandicapten ten aanzien van de eigen mogelijkheden en beperkingen bij (betaald) werk vergroot. Het instrument, de Makkekaart©, kan niet alleen zelfstandig gebruikt worden, maar past ook goed in een re-integratietraject, of een revalidatiesetting. Aan de hand van vragen, oefeningen en opdrachten schetst het een compleet beeld van mogelijkheden van de gebruiker qua passend werk, werkomgeving en benodigde voorzieningen. Tevens wordt de website Makkeweb ontwikkeld. Deze biedt toegang tot een platform, waar ervaringen en ervaringskennis op het gebied van werken met een handicap kan worden uitgewisseld. Het vormt aldus een (virtuele) netwerkorganisatie van mensen met een handicap die werken of werk zoeken. Makkeweb leidt tot een toename van kennis en kunde op het gebied van zelfregie en disability management. Ook vormt het een stimulans voor een meer actieve opstelling naar de eigen loopbaan.
22
Projecten | Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken
CNV Jongeren – Trots op je naam De relatief hoge werkloosheid onder jonge allochtonen heeft twee kanten. Enerzijds hebben deze jongeren te maken met vooroordelen en soms zelfs discriminatie van werkgevers. Anderzijds kampen zij vaak met onvoldoende opleiding, taalachterstand en gebrek aan motivatie. Samen met een groot aantal partners wil CNV Jongeren hier iets aan doen. Zo is het de bedoeling werkgevers te tonen dat allochtone jongeren vaak goed functioneren in hun werk en dat vooroordelen ongegrond zijn. Daarnaast gaat het erom allochtone jongeren een positief zelfbeeld geven door hen te confronteren met succesverhalen van allochtone jongeren die wel een goede plek op de arbeidsmarkt hebben veroverd. Om deze initiatieven te kunnen realiseren, is het de bedoeling een website te ontwikkelen voor allochtone jongeren en werkgevers. Het geheel wordt omlijst met artikelen in de media en een communicatiecampagne. CG-Raad – Monitor bevordering arbeidsparticipatie chronisch zieken en gehandicapten Uit veel onderzoeken, waaronder recentelijk van het Sociaal en Cultureel Planbureau, blijkt steeds weer dat de arbeidsparticipatie van mensen met beperkingen achterblijft bij de arbeidsparticipatie van mensen zonder beperkingen. De Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad) wil een monitor ontwikkelen waarin beleidsmaatregelen en ontwikkelingen worden geïnventariseerd, die van invloed zijn op de arbeidsparticipatie van mensen met beperkingen. Doel hiervan is de kansen op het behouden en vinden van werk voor mensen met beperkingen te vergroten. BPV&W – Werkmodel voor de werkende in control Dit project van het Breed Platform Verzekerden & Werk (BPV&W) spitst zich in eerste instantie toe op het ontwikkelen van een model voor het bevorderen van de eigen regie van de werknemers die ziek zijn of functionele beperkingen hebben. Aan de hand van de ervaringen/resultaten van dit model kan beoordeeld worden of, en op welke wijze dit van nut zou kunnen zijn voor andere groeperingen, zoals professionals in de arbosector. Ook zal eventuele geschiktheid voor gebruik in workshops, cursussen, trainingen en bepaalde onderzoekslijnen onder de loep worden genomen. BPV&W ontwikkelt dit werkmodel samen met professor F. Nijhuis, hoogleraar Psychologie/Arbeid en Gezondheid aan de Universiteit van Maastricht. Youth for Christ Rotterdam – Mentorproject kansarme jongeren Via jongerenwerkers van The Mall Rotterdam biedt Youth for Christ jongeren activiteiten op recreatief, educatief, preventief en curatief vlak. De doelgroep bestaat in hoofdzaak uit Antilliaanse en KaapVerdiaanse jongeren tussen 12 en 28 jaar, vaak omringd door criminaliteit, met weinig of geen startkwalificaties voor de arbeidsmarkt. Het gaat hier om ongeveer 450 personen. Aan de hand van de ervaringen met deze activiteiten wil Youth for Christ Rotterdam een methodiek ontwikkelen om de aanpak verder te intensiveren en te verbeteren. Deze methodiek gaat uit van een zeer directe en persoonsgerichte benadering: de jongerenwerker treedt op als coach, case-manager en als buffer tussen verschillende partijen. Het is de bedoeling deze methodiek ook op andere plekken en in andere steden toe te passen. Met het oog op de overdraagbaarheid zal die methodiek dan ook nauwgezet worden beschreven.
20 07
BPV&W – Sterk naar werk. Ziek en mondig in de eerste lijn In dit project werken het Breed Platform Verzekerden & Werk (BPV&W) en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) samen aan de versterking van de positie van werknemers met gezondheidsklachten. Het uiteindelijke doel is maatschappelijke en arbeidsparticipatie te bevorderen van mensen met gezondheidsklachten. Binnen de eerstelijnsgezondheidszorg moet dit onderwerp een steviger plek vinden. Om dit te kunnen bereiken moeten professionals in de eerste lijn al in een vroeg stadium een relatie leggen tussen gezondheidsklachten en iemands werk. Binnen dit project zullen deskundigen, zoals bedrijfsartsen en re-integratieadviseurs, rond het thema
23
arbeid intensief en op innovatie wijze samenwerken met de professionals in de eerstelijns gezondheidsvoorzieningen. BPV&W en NAVB werken in dit project samen met een groot aantal andere organisaties, waaronder STECR (ontwikkeling werkwijzer goed ondernemersschap). Stichting Instituut Gak biedt gedurende twee jaar financiële ondersteuning. Daarna moeten de in 10 à 15 regio’s op te zetten deelprojecten de financiering zelf hebben geregeld. Landelijke Cliëntenraad – Keuzemodel en benchmarkonderzoek De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is ingesteld bij de wet SUWI. De primaire taak van de LCR is het versterken van de positie van individuele cliënten in de sociale zekerheid via collectieve belangenbehartiging en bevordering van cliëntenparticipatie. Men heeft behoefte aan het ontwikkelen van methoden, waarin diverse vormen van achterbanraadpleging ten gunste van die cliëntenparticipatie zijn uitgewerkt en waarin wordt aangegeven welke methode het beste past in welke situatie. Eén van die vormen betreft de zgn. arbeidsadviseur. Men wil graag onderzoeken hoe deze adviseurs in de praktijk hun taak vervullen om vervolgens na te gaan wat de beste manier is (benchmark). Het Instituut voor Arbeidsvraagstukken (IVA) beschikt over de benodigde expertise om dit onderzoek adequaat te kunnen uitvoeren. Dit instituut is dan ook verzocht daartoe een offerte uit te brengen. Stichting Steungroep ME en arbeidsongeschiktheid – Protocol in praktijk De Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid behartigt de belangen van ME/CVS-patiënten op het gebied van arbeidsongeschiktheid, werk, inkomen, uitkeringen, voorzieningen, school en studie. (ME staat voor Myalgische Encephalomyelitis, ook bekend als het Chronische-Vermoeidheidssyndroom (CVS)). Met het onderhavige project neemt de steungroep de taak op zich systematisch aandacht te besteden aan het patiëntenperspectief bij de invoering van het ‘Verzekeringsgeneeskundig protocol chronische vermoeidheidssyndroom’. Het gaat daarbij om actieve participatie van mensen met ME in de verbetering van de kwaliteit van de verzekeringsgeneeskundige oordeelsvorming. Stichting Welzijnswerk – Vrijwilligerssteunpunt Stichting Welzijnswerk uit Hoogeveen heeft de werkmethode ‘Maatwerk’ ontwikkeld om langdurig werklozen weer te laten participeren in de maatschappij. Hierbij wordt in principe gestreefd naar het vinden van betaald werk. Een vrijwilligersfunctie behoort echter ook tot de mogelijkheden. Het project heeft geresulteerd in een boekje waarin de methodiek is beschreven. UWV / Hoofdkantoor Amsterdam – Sociaal-medische beoordeling van arbeidsvermogen In dit project wordt onderzocht welke bijdragen vanuit relevante wetenschappelijke vakgebieden kunnen worden geleverd voor een kwaliteitsverbetering van de professionele beoordeling van het arbeidsvermogen van mensen met beperkingen in hun functioneren. Het project moet uitmonden in een nieuw, conceptueel beoordelingskader. In de kern gaat het om het stimuleren van het wetenschappelijke denken over de mogelijkheden voor een nieuwe opzet van de beoordeling van het arbeidsvermogen in de nabije toekomst (2012). Deze tijdshorizon is bewust gekozen om te voorkomen dat de huidige beoordelingspraktijk bij voorbaat leidend is in het denken van professionals over hun toekomstige mogelijkheden op dit werkterrein. Ape BV – De weg naar de WIA Krachtens de Wet Verlenging Loondoorbetalingverplichting bij Ziekte (VLZ) is de periode van verplichte loondoorbetaling in 2004 verruimd van één naar twee jaar. Gelijktijdig werd, met de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de wachttijd voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering verlengd van één naar twee jaar. Geconstateerd is dat zowel het aantal WIA-aanvragen als de instroom in de WIA veel lager is dan voorzien. Over de oorzaken van deze spectaculaire daling is echter nog nauwelijks iets bekend. Om inzicht te krijgen in het verloop van langdurige verzuimgevallen en de eventuele veranderingen
24
Projecten | Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken
daarin sinds invoering van VLZ en WIA, heeft Stichting Instituut Gak in 2007 aan de onderzoeksbureaus APE en AStri subsidie verstrekt om hier onderzoek naar te doen. Dit onderzoek omvat drie peilingen, die via een steekproef plaatsvinden bij werknemers en vangnetters, respectievelijk 10, 18 en 27 maanden na de eerste ziektedag. Ook de werkgevers van de betreffende werknemers worden 10 en 27 maanden na de ziekmelding via een enquête in het onderzoek betrokken. De eerste uitkomsten worden begin 2008 verwacht. De afronding van dit longitudinale project is voorzien in het najaar van 2009. STECR – Overbruggingsfinanciering Stichting Expertisecentrum Re-integratie (STECR) is in de afgelopen zeven jaar uitgegroeid tot een gerenommeerd kennis- en expertisecentrum, waar professionals uit de arbo-sector kennis delen op het gebied van arbeid en gezondheid. Dit is uitgemond in onder andere STECR-werkwijzers, STECR-assists, expertmeetings en het Laboretum. In de praktijk vormen deze producten handige hulpmiddelen bij vraagstukken op het terrein van arbeid en gezondheid. Financiering van STECR vond oorspronkelijk plaats door een startsubsidie van het Ministerie van SZW, aangevuld met contributiegelden van arbodiensten aangesloten bij de Branche-organisatie van arbodiensten (BOA). De startsubsidie van SZW is definitief beëindigd op 1 juli 2006. Na het uiteenvallen van de BOA in 2006 is ook de contributie van de arbodiensten komen te vervallen. Desondanks probeert STECR als projectorganisatie te door te werken. Voor een deel is dit ook gelukt. Zo zijn de werkwijzers levensfasebeleid, participatieve werkaanpassing en arbeidstherapie gefinancierd op projectbasis. Hetzelfde geldt voor het Laboretumproject. Gelet op het nut van deze organisatie heeft de Stichting Instituut Gak STECR een tweejarige overbruggingsfinanciering verstrekt. Daardoor is STECR in staat een doorstart te maken. De organisatie zal zich omvormen tot een projectennetwerk en platform om antwoord te geven op actuele vragen uit de marktpraktijk van arbeid en gezondheid. Projecten worden dan gefinancierd vanuit de markt. Het fundament van STECR zal worden verstevigd doordat een breed scala aan partijen zal optreden als financier en participant: werkgevers(organisaties), werknemersorganisaties, het UWV, verzekeraars en organisaties op het vlak van arbo- en re-integratiedienstverlening. De bij STECR inmiddels opgebouwde expertise blijft zodoende behouden.
20 07
MKB Nederland – Intensivering Glen Mills Project Het Glen Mills-MKB project is een arbeidsbemiddelingproject, waarin MKB-Nederland samenwerkt met de jeugdinstelling Glen Mills School. Op die school krijgen jonge delinquenten een training die hen voorbereid op de arbeidsmarkt. Ook worden zij begeleid in het maken van een juiste beroeps- en/of opleidingskeuze en bij het zoeken naar een passende (leer)baan. Binnen het project wordt optimaal gebruik gemaakt van een groot netwerk, bestaande uit werkgevers, brancheorganisaties en regionale organisaties. Dit netwerk is opgebouwd vanaf de start van het project in 2002. Het doel is om voor het einde van de (verlengde) projectperiode (juni 2006 tot en met juni 2009) ruim 120 deelnemers aan werk te helpen. Om de match tussen deelnemer en werkgever verder te verbeteren en tevens de realiteitszin van de deelnemers te optimaliseren, zal het huidige project geïntensiveerd worden met een aantal nieuwe activiteiten. Die activiteiten bestaan onder meer uit het organiseren van beroepenvoorlichtingen, het wegwerken van taalachterstand, de ontwikkeling van een digitale arbeidsmarktkansenkaart en een training voor trajectcoördinatoren om meer inzicht te bieden in werkgevers en de arbeidsmarkt. Op basis daarvan kan een betere nazorg worden geboden. Naast de Glen Mills School bestaan er in Nederland nog ongeveer 80 andere jeugdzorginstellingen. Om de doorstroming naar de arbeidsmarkt binnen de gehele jeugdzorg te verbeteren en zo invulling te geven aan zelfstandigheid van jongeren, moeten die jongeren op professionele wijze ondersteuning krijgen vanuit de instellingen. MKB-Nederland zal in samenwerking met de brancheorganisatie MO-Groep een onderzoek verrichten naar het arbeidsperspectief van jongeren uit jeugdzorginstellingen. De uitkomsten van het onderzoek zullen, samen met een actieplan, gepresenteerd worden op het congres ‘Arbeidsperspectief voor jongeren uit jeugdzorginstellingen.’ Dit congres zal in het derde kwartaal van 2009 plaatsvinden.
25
Projecten | Voorlichting
3. Voorlichting Science Alliance – Kennismarkt ‘Arbeidsmarkt en allochtonen’ Op 23 mei 2007 bezochten meer dan 200 deelnemers de Kennismarkt ‘Arbeidsmarkt en allochtonen’ in het Museum voor Communicatie in Den Haag. Deze kennismarkt was georganiseerd door Science Alliance uit de hofstad. Door het gestructureerd samenbrengen van wetenschap, onderzoek en de beleidspraktijk rondom onderwerpen binnen het genoemde thema wordt beoogd een rendementsverhoging te bewerkstellingen voor betrokken partijen. Zo hebben kennisdragers en kennisvragers onderzoeksvragen, -programma’s en -resultaten gepresenteerd en besproken. Ook zijn goede praktijkvoorbeelden aan de orde gesteld rondom onderwerpen als discriminatie op de arbeidsmarkt, diversiteitbeleid binnen organisaties, voortijdig schoolverlaten, allochtoon ondernemerschap en de arbeidsmarktpositie van (hoger opgeleide) niet-westerse allochtonen. Minister Vogelaar opende het plenaire ochtendprogramma. Stichting Plotsdoven – Werkconferentie Het Platform Auditief Beperkten en Werk organiseerde op 23 november 2007 samen met de Stichting Plotsdoven een werkconferentie. Aanleiding vormde een onderzoek van de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA) uit Tilburg. Uit dit onderzoek bleek, dat er een grote achterstand bestaat in de arbeidsparticipatie van doven en slechthorenden. In die conferentie zijn de onderzoeksresultaten gepresenteerd aan de overheid en de werkgevers- en werknemersorganisaties met de bedoeling de krachten te bundelen om deze achterstand een halt toe te roepen. Mezzo – Boek ‘Werkende mantelzorgers in beeld’ Eén van de reguliere beleidsthema’s van Mezzo, de belangenorganisatie van mantelzorgers, is de verbetering van de maatschappelijke positie van mantelzorgers (mensen die onbetaalde zorg geven aan een naaste met een ziekte of handicap). In het boek ‘Mantelzorgers in beeld’ komen werknemers aan het woord met verhalen over de wijze waarop zij hun betaalde baan met mantelzorgtaken combineren. Het boek beschrijft verschillende zorgsituaties, geeft oplossingen en legt knelpunten bloot. Naast de ervaringsverhalen wordt achtergrondinformatie verstrekt. Ook bevat het boek concrete tips en belangrijke adressen voor zowel werkende mantelzorgers als werkgevers. Het geheel wordt geïllustreerd met foto’s van de geïnterviewden in hun werk- en zorgsituatie. Met dit boek wil Mezzo onder meer een bewustwordingsproces op gang brengen bij werkgevers en een groter publiek. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten – Leerzame schadeclaims Het Hugo Sinzheimer Instituut voor Arbeid en Recht (Universiteit van Amsterdam), het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam), onderzoeksinstituut METRO (Universiteit Maastricht) en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) voeren in het kader van dit project een onderzoek uit naar het proces van het ontstaan van beroepsziekten en de uitmonding daarvan in letselschadeclaims. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan het detecteren van interventiemogelijkheden voor bedrijfsartsen en de voorwaarden waaronder die benut kunnen worden. Daarnaast wordt de focus gericht op de motieven van slachtoffers van beroepsziekten, die een letselschadeclaim hebben ingediend. Zo kunnen preventiemogelijkheden worden opgespoord, gedurende het hele traject van blootstelling aan risico’s tot en met de ontwikkeling van een beroepsziekte en de uiteindelijke claim. Het onderzoek behelst een analyse van een veertigtal letselschadeclaims van het Bureau Beroepsziekten FNV, aangevuld met semigestructureerde interviews met de indieners van die claims. Op basis van de onderzoeksresultaten worden vier workshops met bedrijfsartsen georganiseerd, gericht op de ontwikkeling van een methodiek voor versterking van de preventieve rol van bedrijfsartsen.
26
Projecten | voorlichting
Stichting Steunpunt Uitkeringsgerechtigden Noord-Holland – Ondersteunende website Stichting Steunpunt Uitkeringsgerechtigden Noord-Holland (SUNH) zet een interactieve website op om uitkeringsgerechtigden in de provincie Noord-Holland te voorzien van informatie en mogelijkheden tot activering en participatie. Het project wordt door vrijwilligers uitgevoerd. BPV&W – Zelfhulpportaal De overheid geeft de burger steeds meer eigen verantwoordelijkheid. Dit houdt in dat de burger ook voldoende informatie moet hebben om aan die verantwoordelijkheid invulling te kunnen geven. Internet speelt op dit gebied een belangrijke rol. Hoewel daar al veel informatie is te vinden, is die informatie niet altijd even toegankelijk of begrijpelijk. Dat komt mede door het feit dat veel aanbieders informatie bieden vanuit hun eigen perspectief. In dit project wordt vanuit het perspectief van de burger een zelfhulpportaal ontwikkeld, waarin de domeinen onderwijs, arbo, re-integratie, loopbaan, vitaliteit, zorg, sociale zekerheid en werk centraal staan. Tevens wordt er een plan opgesteld voor de exploitatie van dit zelfhulpportaal. FNV Bondgenoten – Werkconferentie ervaren werkzoekenden FNV Bondgenoten heeft ambitieuze doelstellingen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers de komende jaren fors te verhogen. De huidige ontwikkelingen zijn positief: de gemiddelde leeftijd waarop werknemers stoppen met werken neemt langzamerhand toe en veel werkzoekenden vinden binnen de huidige conjunctuur een baan. De oudere werkzoekenden (45+) profiteren echter nog onvoldoende van deze ontwikkelingen. Een groot deel van het bestand ‘ervaren werkzoekenden’ is langer dan twee jaar werkloos. FNV Bondgenoten wil voorkomen dat er een verloren generatie van werkzoekenden ontstaat. Dit vergt extra inspanningen ten behoeve van werkzoekenden vanaf 45 jaar. In het kader daarvan organiseerde FNV Bondgenoten en haar Landelijke Werkgroep Werkzoekenden (LWW) op 1 november 2007 een conferentie voor 175 ervaren werkzoekenden tussen de 45 en 62 jaar. In die conferentie was ook ruimte voor workshops en een vacaturemarkt.
20 07
Stichting Werkgeversforum Kroon op het Werk – Checkboekje Eén van de ‘instrumenten’ om te voorkomen dat werknemers, al dan niet met handicaps en gezondheidsklachten, uitvallen is een constructieve dialoog tussen werknemers (werkend of werkzoekend) en hun (potentiële) leidinggevenden. Maken werknemers en leidinggevenden inzetbaarheidproblemen bespreekbaar en zoeken zij samen naar oplossingen, dan neemt de kans op uitval af. Voor werkzoekenden is het nog belangrijker goed voorbereid te zijn op een gesprek met hun toekomstige leidinggevenden. Ook zij moeten weten waarop het gedrag van de gesprekspartner is gestoeld om daar adequaat op te kunnen reageren. Om de dialoog tussen werknemers (al dan niet werkend) en leidinggevenden te bevorderen, heeft het Werkgeversforum Kroon op het Werk een ‘checkboekje’ voor moeilijke gesprekken laten ontwikkelen. Dit boekje bevat tips voor zowel werknemers als leidinggevenden om zich goed te kunnen voorbereiden op een moeilijk gesprek, bijvoorbeeld een salaris-, functionering- of verzuimgesprek. Het werkgeversforum wil dit boekje verspreiden onder alle werknemers en leidinggevenden in Nederland. Het forum hoopt daarmee een effectieve en open communicatie te bevorderen, ter preventie van uitval. Alvorens tot grootschalige verspreiding over te gaan moet duidelijk zijn dat een dergelijk boekje écht werkt. Dit is onderzocht door TNO. Voor dit onderzoek heeft Stichting Instituut Gak een financiële bijdrage verstrekt. Tevens wordt de beste wijze van verspreiding bezien: digitaal of gedrukt. Eind 2007 is het onderzoek afgerond. Daaruit blijkt dat het boekje een waardevolle bijdrage levert aan de dialoog tussen werkgever en werknemer. Het wordt als handzaam en informatief ervaren. Duidelijk is dat de schriftelijke vorm van het boekje in de praktijk veel vaker is gebruikt dan de digitale vorm. Het wordt vooral benut bij voorbereiding van gesprekken. Resultaat is dat men achteraf het gevoel heeft meer uit het gesprek te hebben gehaald. Dit geldt voor zowel werkzoekenden en werknemers als voor leiding-
27
gevenden. Hoewel de voorkeur uitgaat naar de schriftelijke vorm blijkt ook de digitale vorm in een behoefte voorzien. Enerzijds, omdat deze eenvoudig kan worden doorgestuurd en anderzijds, omdat door aanpassing van lettergrotte, de leesbaarheid kan worden bevorderd. Dit laatste is vooral van belang voor mensen met een visuele beperking. De conclusie luidt dan ook dat het aanbeveling verdient het boekje breed in Nederland te verspreiden, naast handhaving van de digitale vorm. Stichting Mira Media – Mediashakers Bedrijf Mira Media is het landelijke kenniscentrum op het gebied van media in de multiculturele samenleving. Werken in de media vereist zakelijke vaardigheden. Vooral voor (aankomende) etnische mediaprofessionals is het dan ook moeilijk een carrière als mediaondernemer of freelancer te starten. Over het algemeen heeft men nog geen netwerk binnen de mediawereld opgebouwd. Dat maakt het moeilijk een baan te vinden of een opdracht te verwerven. Stichting Instituut Gak draagt bij aan het ontwikkelen van het Mediashakers Bedrijf. Dit heeft tot doel mediaorganisaties en minimaal 200 etnische professionals bij elkaar te brengen, om de gelijkwaardige participatie van etnische mediaprofessionals op alle functieniveaus binnen deze branche te bevorderen. CNV BedrijvenBond – CNV Werkt Een baan voor het leven bestaat niet meer. Tegenwoordig hebben werknemers gedurende hun loopbaan wisselende banen of functies. Men verandert van werkgever of wordt bijvoorbeeld zelfstandige. Meer en meer wordt van werknemers verwacht dat zij zelf de regie nemen over hun loopbaan. Zij moeten leren actief met het eigen loopbaanbeleid aan de slag te gaan. Men moet voortdurend alert zijn op het benutten van talenten en kansen en niet pas reageren op het moment dat werkloosheid of arbeidsongeschiktheid dreigt. Employability moet een vanzelfsprekende factor worden in het werkzame leven van de werknemer. Via het project CNV Werkt wil CNV Bedrijvenbond werknemers helpen meer oog te krijgen voor de verbetering van hun toekomstperspectief. Op deze manier wil deze bond bijdragen aan het optimaal benutten van talenten en mogelijkheden van werknemers, mede ook om de inzetbaarheid van werknemers op de arbeidsmarkt te bevorderen. De kern van de dienstverlening binnen het project bestaat uit het coachen van de deelnemers gedurende hun loopbaan. Zij kunnen jaarlijks bij de bond terecht voor een loopbaanradar en een loopbaanplan. De coach kan een werknemer ook begeleiden bij het verwerven van competenties en het zoeken naar ander werk. De bond start drie pilots met het concept, elk met een looptijd van één jaar. Aan iedere pilot nemen tweehonderd werknemers deel, zowel leden als niet-leden van de CNV BedrijvenBond. Stichting Expertisecentrum ETV.nl – Lees en schrijf! 2, Taal op de werkvloer In Nederland kan naar schatting vijftien procent van de werknemers niet of slechts met veel moeite lezen en schrijven. Het kost deze mensen moeite deel te nemen aan het arbeidsproces. Uit internationale ervaringen blijkt dat multimediaprogramma’s succesvol zijn om basistaalvaardigheden bij laaggeletterden te vergroten. ‘Lees en Schrijf 1‘ was zo’n programma. Dit initiatief van Stichting Expertisecentrum ETV vormde onderdeel van het ‘Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010’ van het Ministerie van OCW. Deze succesvolle serie was echter gericht op algemene en alledaagse schrijf- en leestaken. Nu is de serie Lees en Schrijf! 2 ontwikkeld. Deze serie, met als thema Taal op de werkvloer, richt zich specifiek op laaggeletterden die al aan het arbeidsproces deelnemen, of (opnieuw) een plek willen veroveren op de arbeidsmarkt. Lees en Schrijf! 2 zal, net als de eerste serie, bestaat uit een televisieprogramma van twaalf afleveringen, een gratis werkboek, een website en een gratis bellijn. Via een promotiecampagne wordt landelijke bekendheid aan dit programma gegeven.
28
Projecten | Preventie
4. Preventie Stichting Witte Tulp – Wetenschapsbeurs Op 12 en 13 mei 2007 vond de eerste wetenschapsbeurs van Stichting Witte Tulp plaats in de Beurs van Berlage te Amsterdam. Tijdens de opening waren tal van prominenten aanwezig, waaronder de heren Rinnooy Kan (voorzitter SER) en Borghouts (Commissaris van de Koningin in Noord Holland). Op deze beurs presenteerden 400 leerlingen uit het basis- en voortgezet onderwijs 120 verschillende projecten. Doel van de beurs was om zowel leerlingen als bezoekers te interesseren in de exacte vakken. Dit met het oogmerk de keuze voor een technische, wiskundige of natuurkundige studie te bevorderen. De Witte Tulp wil op deze wijze enerzijds bijdragen aan de voortschrijdende ontwikkeling van Nederland als kenniseconomie en anderzijds de preventie van jeugdwerkloosheid bevorderen. Aedes – Kamers met kansen De projecten Kamers met Kansen bieden jongeren nieuwe kansen via een niet vrijblijvende combinatie van wonen, leren en werken. Het gaat onder meer om jongeren die eerder op school zijn uitgevallen. In vrij korte tijd zijn er twaalf projecten operationeel geworden. Ook staan er nog ongeveer veertig op stapel. Het werkbureau Kamers met Kansen ondersteunt de lokale ontwikkelingen actief met een helpdesk, een website, nieuwsbrieven en uitwisselingsprogramma’s. De initiatiefnemers van het werkbureau gaan de komende maanden een organisatie naar Brits model opzetten om de lokale projecten verder te ondersteunen. Door middel van een accreditatiestelsel zal op termijn ook de kwaliteit nog beter worden gewaarborgd. Supermarktleerbedrijf Nieuw Schoonebeek Het Drenthe College Emmen zet in het dorpje Nieuw Schoonebeek een project op waarin leerwerkplaatsen worden gecreëerd voor banen in de detailhandel. Het gaat om ongeveer twintig leerlingen op jaarbasis en vijftig gedurende de periode dat Stichting Instituut Gak dit project ondersteunt. In het kader van dit project wordt een full-service buurtsupermarkt opgezet, voorzien van een leslokaal. De leerlingen doen in een echte winkel praktijkervaring op en leren tevens om als groep samen te werken. De gemiddelde duur per leer-werktraject is ongeveer zes maanden. Verwacht wordt dat 80% van de deelnemende leerlingen de opleiding met succes zal voltooien. Dankzij de praktijkgerichte werkervaring en de verbeterde sociale vaardigheden zullen hun kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk toenemen.
20 07
Stichting voor vluchtelingen / Studenten UAF – Startende ondernemers
30
Projecten | Activering
5. Activering Inleiding Binnen de projecten die Stichting Instituut Gak subsidieert wordt ¤ 4.845.000 geïnvesteerd in de categorie die betrekking heeft op het activeren van mensen. In totaal worden via de volgende projecten circa 4.600 mensen geactiveerd. Dit geschiedt door middel van reguliere banen, leerwerk-plaatsen voor het opdoen van werkervaring en / of passend vrijwilligerswerk. Daar de looptijd van de betreffende projecten niet altijd eindigt na de periode waarin Stichting Instituut Gak de projecten financieel ondersteunt, zal het totale aantal mensen dat hierdoor wordt geactiveerd aanzienlijk hoger uitvallen. Stichting Mama’s – Restaurant Mama’s Veel vrouwen uit etnische groeperingen hebben geen of nauwelijks kwalificaties voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Ook zijn er vanuit culturele of religieuze overwegingen barrières om aan de arbeidsmarkt deel te nemen. Stichting Instituut Gak financiert 48 leerwerkplekken in een restaurant in de Haagse Stationsbuurt waar allochtone vrouwen, onder leiding van een toprestaurateur, hun kookkunst kunnen vertonen. De bedoeling is die vrouwen langs deze weg de stap naar betaalde arbeid te laten zetten. Zorgconcept – Emancipatie en re-integratie ex-gedetineerde vrouwen en moeders Zorgconcept richt zich landelijk op zorg, sociale activering en arbeid. Binnen dit project wil men minimaal 250 ex-gedetineerde vrouwen en hun kinderen in een drie-jarig traject opnemen, waarin actief wordt gewerkt aan bemiddeling naar wonen, scholing, werk en/of remigratie. De meeste vrouwen hebben veel en intensieve begeleiding nodig tijdens en na detentie. Over het algemeen moeten veel zaken uit het verleden nog geregeld worden, alvorens bijvoorbeeld ‘bemiddeling naar werk’ aan de orde kan komen. Die vrouwen hebben vaak een beperkt gevoel van eigenwaarde en een negatief zelfbeeld. Daarnaast is veelal sprake van een afgebroken vooropleiding en een onduidelijk arbeidsverleden. Ook ontbreekt een helder beeld van hun mogelijkheden of beperkingen op de arbeidsmarkt. Daardoor zijn deze vrouwen niet in staat zelfstandig hun complexe situatie ter hand te nemen. Gevangenenzorg Nederland – De Aansluiting 2008 Wie als ex-gevangene op zoek gaat naar een baan, heeft een probleem. Detentie stempelt iemand langdurig. Tegelijkertijd is het vinden van werk bijzonder belangrijk. Het verschaft een inkomen en voorkomt doelloos nietsdoen. Voor veel ex-gevangenen is juist een baan het bewijs dat de resocialisatie slaagt. Stichting Gevangenenzorg Nederland is een door het Ministerie van Justitie erkende (vrijwilligers)organisatie voor zorg aan gevangenen en hun familie. Het betreft hier een arbeidsintegratieproject voor dertien ex-gedetineerden. Stichting Zorgboerderijen Drenthe – Leerwerkproject Wasdom Stichting Zorgboerderijen heeft het Leerwerkproject Wasdom opgezet voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In het kader van dit project worden verse producten van bij de stichting aangesloten bedrijven verkocht in een nieuw op te zetten winkel. In dit project worden in twee jaar tijd 50 leerwerkplaatsen gerealiseerd, evenals zeven fulltime vaste arbeidsplaatsen. Ook worden er leerwerkplekken en arbeidsplaatsen gecreëerd bij de vijftien deelnemende zorgboerderijen. Het project wordt zodanig opgezet dat het na twee jaar zelfstandig kan functioneren.
20 07
31
Siza Dorp Groep / Stichting Sara – Recyclingproject Stichting Sara verzorgt arbeid op maat voor mensen met een (arbeids)handicap in Arnhem en omgeving. Het betreft hier een recyclingtraject met leerwerkplekken voor zes mensen met Moeilijk Verstaanbaar Gedrag, als gevolg van een autistische handicap, of al dan niet aangeboren hersenletsel. De bedoeling is deze mensen sloop- en opruimwerk te laten verrichten in dienstverlenende zin, zoals het ophalen van glas, oud papier en dergelijke Stichting Netstitch – Carestitch Stichting Carestitch uit Schijndel wil van het stofverwerkingsbedrijf Netstitch een leer- en werkervaringsbedrijf maken, waar mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt begeleid worden naar een reguliere- of gesubsidieerde arbeidsplaats. Het gaat hier om 10 plaatsen. Daarnaast verstrekt Carestitch praktisch voorbeelden aan zowel scholen als het bedrijfsleven over de vorming van een werk/leerplek, aangepast aan de kwaliteiten van de mensen. Het project moet uiteindelijk bij volle bezetting na drie jaar zelfstandig kunnen functioneren. Stichting De Brug – Multiculturele huiskamer Geuzenveld Stichting De Brug uit Amsterdam West biedt studenten van allochtone afkomst de mogelijkheid stage te lopen. De stagiaires begeleiden onder andere oudere, Indische Nederlanders, die wekelijks naar de ‘multiculturele huiskamer’ van De Brug komen. De studenten moeten zich verdiepen in de problematiek van oorlog- c.q. vervolgingsslachtoffers. Zij moeten die mensen niet alleen adequaat te woord kunnen staan, maar ook adviseren op het gebied van bijvoorbeeld pensioenen en uitkeringen. Het gaat hier om stagiaires van Surinaamse, Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse afkomst. Hun stage bij De Brug, in het kader van hun opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening (MBO niveau) of Maatschappelijke werk en Dienstverlening (HBO-niveau), vergroot de kans na afronding van hun studie een baan vinden. Stichting Instituut Gak faciliteert vier stageplaatsen. Stichting Roads – Huisdierenopvang De Stichting Roads wil in Castricum een huisdierenopvang realiseren. Dit vormt een uitstekend arbeiden dagbestedingaanbod voor GGZ-cliënten. Met het oog op de verbinding met de buitenwereld zal er in die opvang naast huisdieren van GGZ-cliënten ook plaats zijn voor huisdieren van personeel van GGZ Dijk en Duin, van Roads, van gasten van camping Bakkum en van inwoners (vooral bijstandsgerechtigden) uit Castricum en omgeving. Ook behoort een hondenuitlaatservice voor inwoners van Castricum tot de mogelijkheden. Stichting Roads hoopt met dit initiatief ongeveer twaalf cliënten (parttime) werk te kunnen geven. Landelijk Bureau Humanitas – Chatproject Humanitas District Oost De vereniging Humanitas is een vrijwilligersorganisatie, die enkele mensen in dienst heeft om vrijwilligers op te leiden en te begeleiden bij hun vrijwilligerswerk. Humanitas heeft een lange traditie in het organiseren en uitvoeren van activiteiten en diensten, die bijdragen aan het doorbreken van het sociale isolement van specifieke bevolkingscategorieën. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld eenzame ouderen, verstandelijk gehandicapten, ex- psychiatrisch patiënten, ex-gedetineerden en ex-verslaafden. De website ‘hetluisterendoog.nl’ is een initiatief van Humanitas District Oost (de provincies Gelderland en Overijssel). Deze website biedt sinds 2006 een chatforum. Dit chatforum wordt nu landelijk uitgerold. Dit zal ertoe leiden dat meer mensen uit hun sociaal isolement, of aan het werk komen. Met de subsidie van Stichting Instituut Gak worden 225 mensen opgeleid tot vrijwilliger en nadien begeleid bij de uitvoering van hun taak.
32
Projecten | Activering
Zonnehuizen Kind en Jeugd – Dijckhof De Dijckhof is een biologisch-dynamische zorgboerderij in Driebergen voor jongeren in de leeftijd van 15 tot 23 jaar die een dagbestedingsplek of een leerplek zoeken. Op de Dijckhof kunnen jongeren oefenen in vaardigheden als zelfstandigheid, zelfredzaamheid, samenwerking en andere sociale vaardigheden. Doelstelling is terugkeer naar de oude situatie (school) of een stap naar een vervolgplek. De Dijckhof biedt zeven leerwerkplaatsen op de werkgebieden tuinbouw, veehouderij, catering, weverij en klussen. SKVR / Kunst Onder Andere – Kweekvijver De Kweekvijver is een leerwerktraject voor talentvolle jongeren tussen de 18 en 28 jaar zonder specifieke opleiding. In een tijdsbestek van 30 weken worden 15 jongeren klaargestoomd tot zelfstandig ondernemer en workshopdocent in verschillende kunstdisciplines, zoals rap, graffiti, turntablism, break- en streetdance. In het traject doen de deelnemers praktijkervaring op onder begeleiding van doorgewinterde professionals. Daarnaast wordt hen de benodigde theorie bijgebracht over didactiek en ondernemerschap. Na afloop zijn zij klaar om als workshopdocent en zelfstandig ondernemer aan de slag te gaan. CNV Jongeren – The Coach Het centrale doel van het project The Coach is de positie van jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te versterken. Dit gebeurt in een afgekaderd traject waarin de jongeren leren regie te voeren over hun keuzes. Daarbij ligt de focus op wijken en de bedrijvigheid daaromheen. Bedrijven raken daardoor betrokken bij de wijk en de jongeren krijgen een beeld van het werkveld van de bedrijven en organisaties die in de wijk werkzaam zijn. Per wijk worden vijf jongeren geselecteerd. Die mogen zelf hun coach kiezen (voor die vijf jongeren zijn in principe 15 coaches beschikbaar). Zij krijgen, naast de begeleiding van hun coach, specifieke trainingen, zoals sollicitatie- en presentatietraining. Daarnaast is er ruimte voor bedrijfsbezoek, deelname aan een afdelingsuitje of kennismaking met het werkveld door middel van een korte stage. De ontwikkelde methodiek wordt vastgelegd en in tien wijken toegepast. Er kunnen 50 jongeren tussen 18 en 24 jaar en 15 tot 20 bedrijven deelnemen aan het traject. CNV Jongeren hoopt dat de deelnemende jongeren langs deze weg op relatief korte termijn instromen in een baan of leerwerktraject. Stichting Havenmuseum – Ontwikkeling leerwerkbedrijf ‘Scheepsrestauratie Havenmuseum’ Een maatwerktraject voor jonggehandicapten, Arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent - en MBOjongeren in Rotterdam. Zij restaureren het maritieme erfgoed van het Havenmuseum. Binnen een jaar stromen zij terug naar een vervolgopleiding of een plek op de arbeidsmarkt. Doel is in twee jaar een leerwerkbedrijf met een aansprekende onderwijsmodule te ontwikkelen, dat onafhankelijk van incidentele subsidies kan bestaan. De subsidie van Stichting Instituut Gak heeft betrekking op 20 leerwerkplaatsen gedurende de eerste twee jaar. De Regenboog – Kaarsenmakerij Achter één van de inloophuizen voor dak- en thuislozen van ‘De Regenboog AMOC’ in Amsterdam is een schuur ingericht als kaarsenmakerij. Het betreft een kleinschalige werkplaats, waar gedurende het hele jaar 2007 vijf personen tegelijk onder begeleiding kaarsen maken. Doel van dit werkervaringsproject is de deelnemer een zinvolle dagbesteding te bieden en te laten wennen aan structuur, regelmaat en verantwoordelijkheid. Dat bevordert het welzijn en het zelfrespect. Het project draagt aldus bij aan de kans op re-integratie in de maatschappij en meer uitzicht op werk.
20 07
33
Stichting Roads – Restaurant Freud Restaurant Freud, gelegen in Stadsdeel Westerpark in Amsterdam, biedt minimaal 50 mensen met een psychiatrisch heden of verleden vanaf april 2007 de mogelijkheid via scholing en vakgerichte begeleiding werkervaring op te doen. Daardoor zal de afstand tot de arbeidsmarkt afnemen en komen deze mensen in de gelegenheid weer mee te doen in de maatschappij. Parnassia Groep / Service Centrum – In actie voor Bouwwerk II Bouwwerk II bestaat uit een drietal verschillende projecten, die ertoe bijdragen dat vier dak- en thuislozen in de regio Haaglanden maatschappelijk kunnen integreren. Teven beogen deze projecten een verbetering van de Haagse Rivierenbuurt. Het beeld van deze mensen wordt daardoor positief beïnvloed. Voor de werkzaamheden krijgen zij een dagloon waardoor zij beter in hun onderhoud kunnen voorzien. De projecten omvatten het opknappen van de Haagse Rivierenwijk, het Wasproject (een wasserette gedreven door dak- en thuislozen) en een fietsenwerkplaats voor wijkbewoners. Stichting voor vluchtelingen / Studenten UAF – Startende ondernemers Het UAF richt zich sinds 1948 in Nederland op de steun aan hoger opgeleide vluchtelingen bij het ontplooien van hun intellectuele capaciteiten. Vanaf de start heeft het UAF, als particuliere organisatie, vele duizenden vluchtelingen kunnen helpen met studiebeurzen en –begeleiding. Het UAF heeft ervaren dat vluchtelingen vaak goed zijn opgeleid, veel doorzettingsvermogen hebben, goed gemotiveerd zijn en van ondernemingszin getuigen. Het bevorderen van zelfstandig ondernemersschap is een nieuw initiatief. In dit project, met een looptijd van drie jaar, worden circa 50 zelfstandige ondernemingen gestart. De deelnemers komen regelmatig bijeen in workshops. De thema’s en de inhoud van die workshops moeten zij zelf bepalen in samenspraak met UAF-Job Support. Zij worden individueel en groepsgewijs ondersteund. Ook moeten zij individueel en groepsgewijs opdrachten uitvoeren. Op deze manier leren zij om zelfstandig (ondernemend) te zijn en ook om voortdurend te netwerken. Stichting Philadelphia Zorg – De Bakkerij in Enter In een ambachtelijke banketbakkerij in het Twentse dorp Enter krijgen minimaal tien jongeren in de leeftijd tot 30 jaar, die niet aan de reguliere arbeidsmarkt kunnen deelnemen, een leerwerkplek. Tevens biedt de organisatie in de toekomst een aantal stageplaatsen aan voor het speciaal onderwijs. VluchtelingenWerk Nederland – Pardongroep vluchtelingen Het kabinet heeft (arbeids)participatie van mensen die langdurig naast de arbeidsmarkt hebben verkeerd hoog in het vaandel staan. In het bijzonder geldt dit voor vluchtelingen die onder de zogenaamde pardonregeling vallen: zij hebben immers lang in onzekerheid geleefd wel of niet in Nederland te mogen blijven. Nu zij hier een toekomst mogen opbouwen, gaat het er om werken, leren, wonen en zorg voor deze mensen te regelen. Vooral het vinden van werk vormt een goede start voor hun participatie in onze samenleving. Het begeleiden naar werk is een taak van het CWI. Deze ontbeert echter de voor de betreffende groep benodigde expertise. Om die reden heeft de Rijksoverheid aan Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) gevraagd het CWI bij te staan, daar VWN wel beschikt over ervaring met het aan het werk helpen van vluchtelingen. Mede met behulp van nieuw aan te trekken vrijwilligers, kan VWN het CWI assisteren om ca. 3.000 ‘gepardonneerden’ die thans nog woonachtig zijn in een instelling van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, binnen zes maanden aan werk te helpen. Afhankelijk van de startpositie gaat het hier om reguliere banen en leerwerkbanen, maar ook om scholing, stage of vrijwilligerswerk. Uitgangspunt is het optimaal benutten van hun talenten. Het vinden van een baan, of het volgen van een opleiding zal zo mogelijk parallel lopen met het regelen van passende huisvesting.
34
Projecten | Activering
Stichting Bouwloods Utrecht – Continuering Stichting Bouwloods Utrecht (SBU) biedt mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt werkervaring en scholing en helpt hen bij het intreden in de arbeidsmarkt. Op de locatie Castellum Hoge Woerd in Utrecht heeft men een Romeins schip gevonden. Dit schip moet gerestaureerd worden. Jaarlijks kunnen 10 tot 15 leerlingen hier een leerwerktraject volgen. In een periode van drie jaar kunnen daardoor circa 40 leerlingen een afgeronde opleiding in de houttechniek verwerven. Stichting Maasgroep Eetcafé – Maasgroep Eetcafé Bij Maasgroep Eetcafé in Heerlen zijn verschillende leerwerkervaringsplaatsen gecreëerd. Die bieden circa honderd langdurig werklozen per jaar de mogelijkheid door te stromen naar een reguliere baan in de horeca, bijvoorbeeld in de bediening, als keukenmedewerker of als receptionist. Deze leerwerkervaringsplaatsen laten langdurig werklozen wennen aan primaire zaken die het aanvaarden van een nieuwe werkplek thans in de weg staan. Daarbij kan gedacht worden aan zaken als arbeidsritme, het nakomen van afspraken, hygiëne, omgang met conflictsituaties, maar ook aan de aanpak van persoonlijke problematiek. UWV / Klanten Contact Centrum – Klanten Contact Academie Het Klanten Contact Centrum (KCC) is het onderdeel van het UWV dat vragen van klanten beantwoord. Er werken ca. 800 klantadviseurs. Dit zijn hoofdzakelijk mensen met (een lange) afstand tot de arbeidsmarkt. Zij zijn geworven via uitzendbureau’s en blijven daar ook in dienst. Op basis van een dienstverband van twee tot vijf jaar kunnen ze MBO gediplomeerd worden, met de kans door te stromen naar de HBO opleiding. KCC/UWC signaleert dat er in de contactcenter branche interesse is in dit gecertificeerd opleiden van KCC medewerkers. In overleg met een aantal grote bedrijven in deze sector wil UWV/KCC komen tot de oprichting van een nationaal opleidingsinstituut voor zowel de overheid als het bedrijfsleven: de Klanten Contact Academie (KCA). Met enkele partners is UWV/KCC daarmee in september 2007 van start gegaan.
35
IV. Beleggingsbeleid
Algemeen Stichting Instituut Gak streeft enerzijds naar een structurele uitkeringsratio van circa 4% van het vermogen en anderzijds naar het in stand houden van de koopkracht van het vermogen. Om het doel te bereiken accepteert de Stichting een substantieel risico in termen van volatiliteit van het jaarlijkse rendement. Dit risico wordt zo veel mogelijk beheerst door het vergroten van de in de portefeuille aanwezige diversificatie in combinatie met actief beheer van enkele strategieën, gericht op het verslaan van de voor de betreffende strategieën gehanteerde benchmarks. Verder is van belang dat de Stichting een lange termijn belegger is, waardoor het mogelijk is jaarlijkse volatiliteit in beleggingsrendement te accepteren. De strategische beleggingsmix bepaalt de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën en de keuze tussen de verschillende producten binnen de beleggingscategorieën. Ook reflecteert deze mix de gekozen verhouding tussen risico en rendement. De Stichting heeft een onafhankelijk adviesbureau op het gebied van vermogensbeheer, Cardano, gevraagd de implicaties van de keuze van de beleggingsmix voor de verhouding tussen risico en rendement van enkele beleggingsportefeuilles door te rekenen. Cardano heeft daarbij de risico- en rendementsveronderstellingen met betrekking tot de verschillende beleggingscategorieën gebaseerd op algemene markt- en product informatie in combinatie met historische data (met name volatiliteit- en correlatie gegevens). Mede naar aanleiding van deze berekeningen, heeft het Bestuur, geadviseerd door de Beleggingscommissie, besloten de strategische beleggingsmix in de loop van 2007 licht te wijzigen:
Aandelen Vastrentende waarden Onroerend goed Alternatieve beleggingen
nieuw
oud
50,0 % 25,0 % 17,5 % 7,5 %
47,5 % 30,0 % 17,5 % 5,0 %
Stichting Brug naar Werk - De Creatieve Fabriek Op het voormalige fabrieksterrein van Hazemeyer te Hengelo organiseert Stichting Brug naar Werk (SBNW) structurele leerwerktrajecten voor haar cliënten. De voormalige fabriek moet een trekpleister worden voor een kleurrijke groep ondernemers, restaurateurs, ambachtslieden, ontwerpers en kunstenaars. De leerwerkprojecten omvatten onder meer een houtwerkplaats, een klussendienst, een fietsenwerkplaats en een tuinonderhoudsdienst. Het biedt leerwerkplaatsen aan mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt of hun werk niet meer goed kunnen doen als gevolg van tal van factoren. Te denken valt aan mensen met lichamelijke of psychische klachten, mensen in een uitkeringssituatie, allochtone groepen in een achterstandssituatie en jonge werklozen, die door diverse oorzaken zijn uitgevallen. Laatstgenoemde groep wordt ondersteund door de jeugdhulpverlening. In drie jaar tijd wil SBNW 136 leerwerkplaatsen realiseren.
20 07
Deze beleggingsmix levert volgens de berekeningen van Cardano een te verwachten rendement op dat in het algemeen voldoende is om de koopkracht van het vermogen in stand te houden, na aftrek van een subsidiebudget ter grootte van 4%, de kosten van het vermogensbeheer en de uitvoeringskosten. De berekeningen van Cardano laten duidelijk zien dat bij de gekozen mix niet alleen een aantrekkelijk verwacht rendement hoort, maar ook een niet te verwaarlozen risico. De kans dat de Stichting bij de genoemde uitkeringsratio van 4% er over een periode van tien jaar niet in slaagt de koopkracht van het vermogen in stand te houden bedraagt circa 25%. Dat er sprake is van risico, wordt in 2007 en het begin van 2008 manifest. Dit vormt echter geen reden tot wijziging van de strategische koers, aangezien dit scenario past in de berekeningen van Cardano.
36
Beleggingsbeleid
37
Aandelen In de loop van het jaar 2007 is de allocatie richting aandelen in de strategische beleggingsmix verhoogd van 47,5% van de totale beleggingen tot 50,0%. Binnen de allocatie richting aandelen geldt de volgende verdeling:
Wereldwijd enhanced Wereldwijd long / short (130/30) Wereldwijd actief Wereldwijd opkomende markten Europees duurzaam
nieuw
oud
20,0 % 10,0 % 10,0 % 7,5 % 2,5 %
27,5 % 10,0 % 7,5 % 2,5 %
50,0 %
47,5 %
Binnen het Europees duurzaam aandelenmandaat heeft de vermogensbeheerder de opdracht te beleggen in ondernemingen die in hun bedrijfstak het beste scoren op het terrein van sociaal- en milieubeleid. Het valutarisico met betrekking tot de beleggingen in aandelen in de Verenigde Staten wordt voor 50% afgedekt.
Met betrekking tot de belegging in beursgenoteerd Noord-Amerikaans onroerend goed geldt dat 50% van het valutarisico met betrekking tot de U.S. Dollar (USD) wordt afgedekt. Voor de belegging in Aziatisch- en Australisch onroerend goed is een niet genoteerd onroerend goed fonds (fund of fund) geselecteerd. Gezien de onrust op de financiële markten is besloten voorlopig geen toezeggingen aan het fonds te doen en het voor dit fonds gereserveerde bedrag cash aan te houden.
Alternatieve beleggingen De verdeling van de alternatieve beleggingen luidt als volgt:
Commodities DJ-AIG index Commodities S&P GSCI index Absoluut rendement fondsen
nieuw
oud
2,5 % 2,5 % 2,5 %
2,5 % 2,5 % -
7,5 %
5,0 %
Het USD valutarisico met betrekking tot de alternatieve beleggingen wordt voor 50% afgedekt. Voor de belegging in absoluut rendement fondsen geldt dat thans twee fondsen zijn geselecteerd en dat de investering in deze fondsen in het eerste kwartaal van 2008 heeft plaatsgevonden.
Vastrentende waarden Beleggingsportefeuilles De verdeling van de belegging in vastrentende waarden luidt als volgt:
Europa actief staatsleningen Europa actief staat + bedrijfsobligaties
nieuw
oud
12,5 % 12,5 %
15,0 % 15,0 %
25,0 %
30,0 %
Voor de belegging in vastrentende waarden geldt dat er een beperkt valutarisico wordt genomen (grotendeels afgedekt naar euro).
Onroerend goed De belegging in onroerend goed bestaat deels uit direct onroerend goed en deels uit indirect onroerend goed. De belegging in direct onroerend goed betreft de 100% deelneming Gak Onroerend Goed B.V. De belegging in indirect onroerend goed betreft:
Europa beursgenoteerd actief Noord-Amerika beursgenoteerd actief Aziatisch niet genoteerd
20 07
nieuw
oud
10,0 % 5,0 % 2,5 %
12,5 % 5,0 % -
17,5 %
17,5 %
De Stichting kiest voor een professionele interne aansturing van het beleggingsproces. Inclusief het Aziatisch onroerend goed en de absoluut rendementfondsen heeft Stichting Instituut Gak vijftien beleggingsportefeuilles bij elf verschillende professionele vermogensbeheerders. Tevens wordt gewerkt met een van de vermogensbeheerders onafhankelijk gerenommeerd bewaarbedrijf.
38
Beleggingsbeleid
Resultaat 2007 Het hierboven beschreven beleggingsbeleid leidt over het jaar 2007 tot een totaal beleggingsresultaat ter grootte van ¤ 17,5 miljoen negatief, ofwel 3,2 % van het totaal aan beleggingen per 1 januari 2007 (2006: ¤ 58,3 miljoen, ofwel 11,2 % positief). In de onderstaande tabel wordt meer inzicht gegeven in de totstandkoming van het beleggingsresultaat. Daarbij wordt per beleggingscategorie inzicht gegeven in de relatieve performance ten opzichte van de benchmark.
Aandelen Vastrentende waarden Indirect onroerend goed Commodities Totaal beursgenoteerd voor afdekken valuta risico Afdekken dollar valutarisico voor 50%
Rendement
Benchmark
Verschil
-/- 0,61% -/- 1,94% -/- 28,87% 21,44% -/- 4,45% 1,45%
2,46% 1,73% -/- 28,01% 17,27% -/-3,12%
-/-3,07% -/-3,67% -/-0,86% 4,17% -/-1,33%
Opbrengst uitlening effecten Kosten vermogensbeheer
0,04% -/-0,23%
Totaal beursgenoteerd na afdekken valutarisico en kosten
-/- 3,19%
Direct onroerend goed
-/-1,87%
Totaal (gewogen) beleggingsresultaat
-/- 3,17%
Kosten vermogensbeheer De kosten van het vermogensbeheer bestaan enerzijds uit de kosten die het bewaarbedrijf en de vermogensbeheerders bij de Stichting in rekening brengen ad ¤ 1.261.000 (0,23% van het belegde vermogen) en anderzijds uit de kosten welke direct ten laste van beleggingsfondsen worden gebracht. De totale kosten van het vermogensbeheer zijn ten opzichte van het jaar 2006 gestegen van 0,37% naar 0,42% van het belegde vermogen. Door de opname van Aziatisch onroerend goed en absoluut rendement fondsen in de portefeuille zullen de kosten in 2008 verder stijgen naar ongeveer 0,46%. Bij het toevoegen van meer diversificatie en/of alpha bronnen aan de beleggingsportefeuille stelt Stichting Instituut Gak zichzelf ten doel dat de kosten van het vermogensbeheer niet boven de 0,50% mogen uitkomen.
20 07
De Regenboog – Kaarsenmakerij
40
V. Organisatie
41
Bestuur
Bureau
Het Bestuur van Stichting Instituut Gak vergadert zeven maal per jaar. In deze vergaderingen worden onder andere besluiten genomen met betrekking tot:
Het bureau van Stichting Instituut Gak is onder andere belast met:
• • • •
De thema’s waaraan de Stichting (in het jaarplan) aandacht wil besteden. Het daarvoor beschikbare subsidiebudget. Het te voeren beleggingsbeleid. De ondersteuning van projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd.
Voor een aantal besluiten geldt dat het Bestuur zich laat adviseren door de Raad van Advies, de Beleggingscommissie, de Wetenschappelijke Raad en/of het bureau. Het Bestuur bestaat uit: Prof. H.J.L. Vonhoff (voorzitter) (1931) heeft als Commissaris van de Koningin in Groningen, burgemeester van Utrecht, staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een lange ervaring in het openbaar bestuur. Hij was voorzitter van Stichting Gak Holding. Mr. F.K. Buijn (vice-voorzitter) (1950) heeft als notaris bij de Brauw Blackstone Westbroek een grote kennis van juridische, notariële, vennootschapsrechtelijke en fiscale zaken. Hij was vice-voorzitter van Stichting Gak Holding. Drs. J. de Boer (1955) is bekend geworden als voorzitter van de Koninklijke Vereniging MKB Nederland. Uit dien hoofde was hij lid van de Sociaal Economische Raad, lid van het bestuur van de Stichting van de Arbeid, lid van de Bankraad van de Nederlandsche Bank N.V. en lid van de Raad van Advies van ING Group. Recent was hij voorzitter van de Regerings Task Force ter bestrijding van jeugdwerkloosheid. Thans is hij lid van de Raad van Toezicht van het UWV. Dr. G. Bresser (1936) heeft onder meer als voorzitter van de Raad van Bestuur van een beursgenoteerde onderneming een staat van dienst in het bedrijfsleven opgebouwd. Hij was voorzitter van de Raad van Commissarissen van Gak Groep N.V. en lid van het bestuur van Stichting Gak Holding.
• •
•
Het voorbereiden en uitvoeren van jaarplan, onderzoeksprogramma, subsidie- en beleggingsbeleid. De voorbereiding van de vergaderingen van Bestuur, Raad van Advies, Beleggingscommissie, Wetenschappelijke Raad en Curatoria van de leerstoelen, alsmede de uitvoering van bestuursbesluiten. Het voeren van de uit de bovenstaande punten voortvloeiende administraties waaronder de projectadministratie en de financiële administratie.
Het bureau bestaat uit: Geert J. Veentjer (1946) is algemeen directeur. Hij is onder meer verantwoordelijk voor de behandeling van subsidie aanvragen en de uitvoering van het jaarprogramma. Door zijn opleiding en ervaring onder andere bij Gak Groep N.V. (lid van de Raad van Bestuur) en Gak Nederland B.V. (statutair directeur) heeft hij een diepgaande kennis van sociale zekerheid en personeels- en organisatiebeleid. Rik Imhof RA (1965) is als financieel directeur belast met onder meer het beheer van het vermogen van de Stichting en de in- en externe financiële verslaggeving. Door zijn opleiding tot registeraccountant en werkervaring in de accountancy en in controller functies heeft hij een uitvoerige kennis van vermogensbeheer en overige financiële zaken. Mr. dr. Hans Bosselaar (1961) is coördinator onderzoeksprogramma. Hij beschikt over een omvangrijke kennis op dit terrein door zijn wetenschappelijke opleiding en ervaring als onderzoeker. Tevens coördineert hij de zeven bijzondere leerstoelen op het gebied van de sociale zekerheid die aan onze Stichting verbonden zijn. Peter America (1958) verzorgt de administratie en heeft door zijn opleiding en ervaring uitgebreide kennis van boekhouding, administratie en treasury. Drs. Noor Trompenaars (1966) beheert de projecten en de website.
Raad van Advies L. de Graaf (1930) heeft tijdens zijn loopbaan bij de Raad van Arbeid, het Sociaal Fonds Bouwnijverheid en het CNV (onder andere vice-voorzitter), als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, staatssecretaris en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brede en zeer diepgaande kennis van de sociale zekerheid opgedaan. Hij was lid van de Raad van Commissarissen van Gak Groep N.V. Dr. E.P. de Jong (1945) heeft kennis van de sociale zekerheid opgedaan onder andere tijdens zijn loopbaan als hoogleraar sociaal recht, voorzitter van de Sociale Verzekeringsraad, lid hoofddirectie en later president-directeur Vereniging GAK., voorzitter Raad van Bestuur Gak Groep N.V en lid van de Raad van Bestuur van Achmea Holding N.V. Hij was lid van het bestuur van Stichting Gak Holding.
20 07
De Raad van Advies heeft tot taak om gevraagd of ongevraagd het Bestuur te adviseren met betrekking tot het te voeren beleid. De Raad van Advies vergadert twee maal per jaar. De Raad van Advies bestaat uit: Mevrouw drs. L.S. Groenman voorzitter Mevrouw M. de Boer Prof. drs. V. Halberstadt Drs. L.M.L.H.A. Hermans Mevrouw drs. A.M. Jongerius Mevrouw prof. dr. mr. E.M. Kneppers - Heijnert R.L.O. Linschoten W. Meijer Mr. drs. F.J. Paas A.H. Verhoeven Mr. B.E.M. Wientjes Ing. J.P.C.M. van Zijl
42
Organisatie
43
Jaarrekening 2007
Balans per 31 december 2007
Beleggingscommissie
(in duizenden euro’s; na verwerking van het resultaat) De Beleggingscommissie heeft tot taak om gevraagd of ongevraagd het Bestuur te adviseren met betrekking het te voeren beleggingsbeleid. De Beleggingscommissie vergadert drie maal per jaar.
31 december 2007
31 december 2006
Activa De Beleggingscommissie bestaat uit: Prof. dr. J.M.G. Frijns voorzitter G.J.A. van der Lugt Prof. dr. Th.E. Nijman
Materiële vaste activa Vorderingen Beleggingen Liquide middelen
45 76 530.372 1.945
62 255 553.703 7.365
Wetenschappelijke Raad 532.438 De Wetenschappelijke Raad heeft tot taak het bestuur te adviseren bij het beoordelen van de onderzoeksvoorstellen welke Stichting Instituut Gak voornemens is te honoreren. De Wetenschappelijke Raad vergadert drie maal per jaar. De Wetenschappelijke Raad bestaat uit: Prof. mr. dr. C.J.M. Schuyt voorzitter Dr. A.F.M. Brenninkmeijer Mevrouw prof. dr. B. Cantillon Prof. dr. J.A. Knottnerus Prof. dr. F. Leijnse Prof. dr. P.A. van Lieshout Mevrouw prof. dr. H. Maassen van den Brink
561.385
Passiva Eigen vermogen Voorzieningen Kortlopende schulden
503.935 156 28.347
538.128 236 23.021 532.438
561.385
2007
2006
Staat van baten en lasten 2007
Mutaties 2007
(in duizenden euro’s) Prof. dr. H.A. Keuzenkamp heeft in de loop van het jaar 2007 het lidmaatschap van de Wetenschappelijke Raad beëindigd. Prof. mr. dr. C.J.M. Schuyt, dr. A.F.M. Brenninkmeijer en prof. dr. H. Maassen van den Brink zijn in de loop van 2007 toegetreden tot deze raad.
Bijzondere leerstoelen Prof. dr. K.P. Goudswaard Prof. dr. Ph.R. de Jong Prof. mr. P.M.C. de Lange Prof. mr. drs. F.J.L. Pennings Prof. dr. G.J. Vonk Prof. dr. G.J. Vonk Prof. dr. J.H.B.M. Willems
Leer der Sociale zekerheid (Universiteit Leiden) Sociale zekerheid als component van de economische orde (Universiteit van Amsterdam) Pensioenrecht (Radboud Universiteit Nijmegen) Internationaal sociaalzekerheidsrecht (Universiteit van Tilburg) Sociaal zekerheidsrecht (Rijksuniversiteit Groningen) Sociaal zekerheidsrecht (Vrije Universiteit) Sociale verzekeringsgeneeskunde (Universiteit van Amsterdam/Academisch Medisch Centrum)
Dividenden Interest Koersverschillen beleggingen Kosten vermogensbeheer Resultaat beleggingen Af: Projecten Af: Uitvoeringskosten eigen organisatie Nadelig (voordelig) saldo
Hilversum, 22 april 2008 Bestuur Stichting Instituut Gak
20 07
7.151 2.580 -/- 25.999 -/- 1.261
17.717 3.374 38.299 -/- 1.086 -/- 17.529
58.304
-/- 15.716
-/- 9.118
-/- 948
-/- 1.001
-/- 34.193
48.185
44
Jaarrekening 2007
45
Kasstroomoverzicht
Algemeen
(in duizenden euro’s)
Kasstroom uit operationele activiteiten Voordelig saldo staat van baten en lasten Aanpassingen voor: Afschrijvingen Mutaties in werkkapitaal: Belastingen en premies sociale verzekeringen Vorderingen Beleggingen Voorzieningen Te betalen subsidies Leveranciers Overlopende passiva
2007
2006
-/- 34.193
48.185
17
24
1 179 23.331 -/-80 5.172 8 145
-/-9.401 -/-214 -/-45.070 58 3.016 111 -/-190
Kasstroom uit operationele activiteiten
Stichting Gak Holding is op 29 december 1995 opgericht. Na de juridische fusie met Gak Groep N.V. is de naam per 3 januari 2001 gewijzigd in Stichting Instituut Gak. De Stichting heeft als eerste ten doel het voor een bepaalde periode direct of indirect ondersteunen van projecten en programma’s op het gebied van de sociale zekerheid, de re-integratie, de preventie, de arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden en andere maatschappelijke gebieden. Het tweede doel is het beheren en beleggen van het vermogen van de Stichting. In 2003 is Stichting Instituut Gak gefuseerd met "Stichting Mr H.P.L.C. de Kruyff-fonds" en "Stichting Bijzonder Hoogleraarschap voor het Onderwijs in de Sociale Verzekeringsgeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam". Naar aanleiding van deze fusie is de doelstelling van de Stichting uitgebreid met het instellen en instandhouden van leerstoelen voor onderwijs op het terrein van sociale zekerheid aan Nederlandse universiteiten.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
28.773
-/-51.666
-/- 5.420
-/- 3.481
De jaarrekening is opgesteld volgens de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 van het Burgelijk wetboek.
Balans De balans is opgesteld met inachtneming van de volgende waarderingsgrondslagen:
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investering in materiële vaste activa Kasstroom uit investeringsactiviteiten Netto-kasstroom Liquide middelen per 1 januari Liquide middelen per 31 december
0
Algemeen De activa en passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde tenzij hierna anders is vermeld.
-/- 14 0
-/- 14
-/- 5.420
-/- 3.495
7.365
10.860
1.945
7.365
Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de aanschafwaarde, verminderd met de jaarlijkse lineaire afschrijvingen. Vorderingen Hieronder worden de vorderingen opgenomen, die een kortere looptijd hebben dan een jaar. De vorderingen worden gewaardeerd op nominale waarde onder aftrek van een noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Beleggingen De (beursgenoteerde) effecten worden gewaardeerd tegen de reële waarde per balansdatum. Effecten in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koersen per balansdatum. De valutatransactie waarmee het koersrisico met betrekking tot de beleggingen wordt afgedekt is gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. De deelneming in Gak Onroerend Goed B.V. is te beschouwen als een belegging in onroerend goed en wordt derhalve onder de beleggingen verantwoord. De deelneming wordt gewaardeerd op netto vermogenswaarde. De investeringen in gebouwen zijn binnen de deelneming Gak Onroerend Goed B.V. gewaardeerd op de aanschafwaarde verminderd met afschrijvingen en, indien nodig, duurzame waardeverminderingen. De afschrijvingen bedragen 3% over 80% van de verkrijgingswaarde van de opstal. Op grond wordt niet afgeschreven. Gebouwen in verkoop, waarvoor geldt dat het economisch risico is overgedragen, worden gewaardeerd op de opbrengstwaarde.
20 07
46
Jaarrekening 2007
Voorzieningen Toegekende pensioenaanspraken worden door middel van jaarlijkse premiebetaling aan de pensioenverzekeraar afgefinancierd. Voor een negatief of positief saldo van de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken op balansdatum minus de reële waarde van de fondsbeleggingen, wordt in de balans een voorziening voor pensioenverplichtingen respectievelijk een vordering opgenomen. Bij de berekening van het saldo van de vordering of verplichting wordt rekening gehouden met de op balansdatum nog niet in het resultaat verwerkte actuariële resultaten.
47
Toelichting op de balans (De bedragen die zijn opgenomen in de toelichting op de balans en de staat van baten en lasten zijn, tenzij anders vermeld, in duizenden euro’s.)
Activa Beleggingen De beleggingen bestaan uit:
Staat van baten en lasten De staat van baten en lasten is opgesteld met inachtneming van de volgende grondslagen voor resultaatbepaling:
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Resultaat beleggingen Bij toepassing van de beurswaarde met betrekking tot de waardering van de effecten per balansdatum worden zowel de gerealiseerde als de ongerealiseerde koersresultaten verantwoord ten gunste c.q. ten laste van het resultaat. Projecten De lasten uit hoofde van toegezegde subsidies worden genomen op het moment dat het Bestuur besluit middelen beschikbaar te stellen voor een project.
Aandelen Obligaties Indirect onroerend goed Direct onroerend goed Commodities Liquiditeiten (in beleggingsportefeuilles) Overlopende couponrente Overige vorderingen en overlopende transacties
31 december 2007
31 december 2006
265.737 125.423 63.550 11.376 30.522 30.008 1.191 2.565
295.227 131.839 90.177 11.521 19.365 2.370 1.237 1.967
530.372
553.703
De belegging in direct onroerend goed betreft de 100% deelneming Gak Onroerend Goed B.V. Deze post bestaat uit: 31 december 2007
31 december 2006
13.405 1.140 -/- 3.169
13.488 3.539 -/- 5.506
11.376
11.521
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode, waarbij het saldo van de staat van baten en lasten als uitgangspunt is genomen. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de beleggingen en de liquide middelen.
Materiële vaste activa (gebouwen) Vlottende activa Kortlopende schulden
Gak Onroerend Goed B.V. is één van de vennoten van Gak Onroerend Goed v.o.f., waarin Gak Onroerend Goed B.V. een 50% belang heeft. Gak Onroerend Goed v.o.f. is eigenaar van een onroerend goed portefeuille welke ultimo 2007 nog uit drie gebouwen bestaat. Consolidatie van de jaarrekening van Gak Onroerend Goed B.V. met de jaarrekening van Stichting Instituut Gak heeft niet plaatsgevonden. De Stichting ziet het in de deelneming Gak Onroerend Goed B.V. geïnvesteerde bedrag namelijk als een belegging in direct onroerend goed. Het jaarverslag van Gak Onroerend Goed B.V. zal worden gedeponeerd bij het handelsregister en ook ten kantore van de vennootschap aanwezig zijn.
20 07
48
Jaarrekening 2007
Verloop beleggingen en liquide middelen
Stand per 1 januari Dividend deelneming Gak Onroerend Goed B.V. Overige dividenden Interest Toevoeging/onttrekking Koersverschillen Stand per 31 december
2007
2006
553.703 7.151 2.580 -/- 7.063 -/- 25.999
508.633 10.000 7.717 3.374 -/- 14.320 38.299
530.372
553.703
31 december 2007
31 december 2006
262.970 67.636 118.485 7.262 29.380 44.639
258.143 72.496 141.114 6.366 30.101 45.483
530.372
553.703
Geografische spreiding van de beleggingen
Eurogebied Europa overig VS en Canada Australië en Nieuw-Zeeland Japan en Azië Opkomende markten
Voor de belegging in vastrentende waarden geldt dat slechts een beperkt valutarisico wordt genomen (grotendeels afgedekt naar euro). Van het valutarisico met betrekking tot aandelen- en onroerend goed beleggingen welke in US-Dollar zijn genoteerd is 50% afgedekt door middel van valuta termijn contracten. Voor de in andere valuta genoteerde beleggingen in aandelen, onroerend goed en commodities geldt dat het valutarisico niet wordt afgedekt.
20 07
Supermarktleerbedrijf Nieuw Schoonebeek
50
Jaarrekening 2007
51
Liquide middelen
ABN-AMRO Bank SNS Bank Deposito
Kortlopende schulden 31 december 2007
31 december 2006
145 1.800
158 206 7.001
1.945
7.365
2007
2006
538.128 -/- 34.193
489.943 48.185
503.935
538.128
Passiva
31 december 2007
31 december 2006
Nog te betalen subsidies 2001 Nog te betalen subsidies 2002 Nog te betalen subsidies 2003 Nog te betalen subsidies 2004 Nog te betalen subsidies 2005 Nog te betalen subsidies 2006 Nog te betalen subsidies 2007 Leveranciers Belastingen / premies sociale verzekeringen Overlopende passiva
92 98 756 662 8.279 3.422 13.775 127 37 1.099
92 285 1.198 1.166 10.991 8.180 119 36 954
Totaal
28.347
23.021
Eigen vermogen
Stand per 1 januari Resultaat Stand per 31 december
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Stichting Instituut Gak heeft per balansdatum de volgende verplichtingen voortvloeiend uit langlopende overeenkomsten: 쐍 contracten met betrekking tot lease voor ¤ 59.000 (2006: ¤ 5.000) 쐍 huurcontract kantoorgebouw voor ¤ 208.000 (2006: ¤ 286.000)
(Netto) pensioenvoorziening
Contante waarde toegekende pensioenaanspraken Reële waarde van de fondsbeleggingen Tekort in het fonds Nog niet geamortiseerde actuariële resultaten
Totaal
31 december 2007
31 december 2006
600 -/- 379
658 -/- 381
221 -65
277 -41
156
Stand per 31 december
20 07
31 december 2007
31 december 2006
Binnen 1 jaar Tussen 1 en 5 jaar
105 162
87 204
Totaal
267
291
236
Verloop (netto) pensioenvoorziening
Stand per 1 januari In winst- en verliesrekening opgenomen pensioenlast Betaalde premie
De niet in de balans opgenomen verplichtingen vervallen als volgt: (in duizenden euro’s)
2007
2006
236 57 -/- 137
178 99 -/- 41
156
236
Gak Groep N.V. (de rechtsvoorganger van Stichting Instituut Gak) heeft bij de verkoop van een aantal van haar werkmaatschappijen in de jaren 1999 en 2000 bepaalde garanties aan de kopers afgegeven. Die variëren qua looptijd tussen 1 en 10 jaar.
52
53
Jaarrekening 2007
Toelichting op de staat van baten en lasten
Uitvoeringskosten eigen organisatie
Koersverschillen beleggingen 2007
2006
Mutatie waarde direct onroerend goed - stijging waarde als gevolg van verkopen - resultaat gewone bedrijfsuitoefening - uitkering dividend
-/- 216 -
795 666 -/- 10.000
Mutatie waarde aandelen Mutatie waarde vastrentende waarden Mutatie waarde indirect onroerend goed Mutatie waarde commodities Valutatransacties afdekken US-Dollar
-/- 216 -/- 5.153 -/- 4.824 -/- 28.495 5.169 7.520
-/- 8.539 19.232 -/- 2.948 26.018 -/- 2.308 6.844
Totaal
-/- 25.999
38.299
2007
2006
Lonen en salarissen Bezoldiging Bestuur * Vergoeding Beleggingscommissie * Vergoeding Raad van Advies * Sociale lasten Afschrijvingen Overige bedrijfskosten
485 109 9 22 90 17 216
444 115 9 22 139 24 248
Totaal * Sommige leden wijzen een andere begunstigde aan.
948
1.001
Werkzame personen Het gemiddeld aantal werkzame personen in 2007 bedraagt 5 (2006: 5).
Sociale lasten Projecten
Toegezegde subsidies Vrijgevallen subsidies Honoraria hoogleraren Totaal
2007
2006
17.018 -/- 1.425 123
9.551 -/- 555 122
15.716
9.118
Toegekende subsidies
Categorie
Aantal
2007 Bedrag
Aantal
2006 Bedrag
Onder de sociale lasten is een bedrag ad ¤ 57.000 (2006: ¤ 99.000) aan pensioenlasten opgenomen. Dit betreft de door de externe actuaris berekende last voortvloeiend uit de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 271 Personeelsbeloningen.
Overige bedrijfskosten
Automatiseringskosten Huisvestingskosten Bureaukosten Overige kosten Totaal
20 07
Wetenschappelijk onderzoek Bijdragen aan het publieke debat Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken Voorlichting Preventie Activering Garanties en reserveringen
2 6
5.841 553
2 11
2.065 1.812
13 11 3 23 -
4.308 1.003 391 4.845 77
14 6 2 15 -
1.967 562 139 2.726 280
Totaal
58
17.018
50
9.551
2007
2006
9 91 48 68
8 82 48 110
216
248
54
Jaarrekening 2007
55
Nadelig saldo
Hilversum, 22 april 2008 Bestuur Prof. H.J.L. Vonhoff Mr. F.K. Buijn Drs. J. de Boer Dr. G. Bresser L. de Graaf Dr. E.P. de Jong Directie G.J. Veentjer R. Imhof RA
Overige gegevens
Het nadelig saldo van de Stichting over 2007 ad ¤ 34.193.000 komt in zijn geheel ten laste van het eigen vermogen. voorzitter vice voorzitter
Mededeling van de accountant Aan het Bestuur en de Directie van Stichting Instituut Gak
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening algemeen directeur financieel directeur
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2007 van Stichting Instituut Gak te Hilversum bestaande uit de balans per 31 december 2007 en de winst-en-verliesrekening over 2007 met de toelichting gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het Bestuur Het Bestuur van Stichting Instituut Gak is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
20 07
56
Overige gegevens
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn, maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van Stichting Instituut Gak. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het Bestuur van Stichting Instituut Gak heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Instituut Gak per 31 december 2007 en van het resultaat over 2007 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2 : 393 lid 5 onder e BW melden wij dat het jaarverslag, voorzover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2 : 391 lid 4 BW.
Amstelveen, 22 April 2008 KPMG ACCOUNTANTS N.V. M.A. Huiskers RA
20 07
Colofon Redactie en coördinatie Stichting Instituut Gak Borneolaan 27 1217 GX Hilversum 035 - 625 90 40 www.instituutgak.nl Fotografie Vincent van Gurp Grafieken Rik van Schagen Grafisch ontwerp Goossens & Van Meurs Druk Rosbeek BV Oplage 800
Foto omslag: Stichting Havenmuseum – Ontwikkeling leerwerkbedrijf ‘Scheepsrestauratie Havenmuseum’