jaarverslag 2012
jaarverslag 2012
20 12
2
Inhoud
Voorwoord van de voorzitter
3
Twee tinten blauw (Ger Groot)
5
Bestuursverslag
10
10 16 32 36 62 70
I II III IV V VI
Algemeen Wetenschappelijk onderzoek Bijzondere leerstoelen Praktische projecten Beleggingsbeleid Organisatie
Jaarrekening 2012 Overige gegevens Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
20 12
76 93 93
3
Voorwoord van de voorzitter
In bijna alle ontwikkelde landen wordt het beleid ten aanzien van overheidsbestedingen herzien. Dit leidt tot forse bezuinigingsprogramma’s. Ook in Nederland heeft dit een onmiskenbare invloed op de sociale verhoudingen en op de sociale zekerheid. Maatschappelijke en sociale implicaties spelen hierbij een grote rol. Instituut Gak hoopt aan de ontwikkeling van de sociale zekerheid een bijdrage te kunnen leveren via financiering van diverse onderzoeksprogramma’s, specifieke projecten op terreinen van sociale zekerheid en arbeidsmarkt, alsmede via de aan het instituut verbonden hoogleraren. Voor Instituut Gak is het resultaat maatgevend. Bij de praktische projecten komt dit enerzijds tot uiting bij de selectie van de te subsidiëren projecten en anderzijds door de resultaatgerichte wijze van financiering van die projecten. Die resultaatgerichtheid geldt ook voor de wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s. Onderzoekers wordt bij het indienen van een voorstel al direct gevraagd naar de concrete relevantie van de beoogde onderzoeksresultaten en de wijze waarop deze in de praktijk zouden kunnen worden geïmplementeerd. Instituut Gak is vooral ook geïnteresseerd in de vraag of binnen de door het instituut gefinancierde praktische projecten regelmatig terugkerende patronen zijn te onderkennen, die wetenschappelijk onderzoek naar de achtergronden en resultaten van die projecten rechtvaardigen. De resultaten van zo’n onderzoek kunnen vervolgens weer bijdragen aan de beleidsvorming en wellicht ook inzicht geven in de effectiviteit van de bestede middelen. In 2013 wil Instituut Gak bijdragen aan het debat over de sociale zekerheid en daaraan gerelateerde onderwerpen. Zonder andere door het instituut in gang gezette projecten en programma’s tekort te doen, vallen allereerst de essays te noemen die geschreven zullen worden door de wetenschappelijke bureaus van politieke partijen over het onderwerp ‘Blijft de zwaksten beschermen’. Aan dit onderwerp zal in mei een debat worden gewijd. In de tweede plaats is het project ‘Respect & Werk’ van belang. Dit project behelst een tiental artikelen in een landelijk ochtendblad over dit onderwerp, gevolgd door een slotconferentie. Het begrip respect is ook het onderwerp dat prof. dr. Ger Groot in een boeiende beschouwing in dit jaarverslag uitdiept. In de derde plaats noemen wij de afronding in 2013 van een groot wetenschappelijk onderzoeksprogramma over de sociale zekerheid in 2025. Aan de resultaten van dit onderzoeksprogramma zal in september 2013 een congres worden gewijd. In 2012 is een bedrag van ¤ 5,3 miljoen toegekend aan 63 praktische projecten, waarvan ¤ 4,1 miljoen aan 49 activeringsprojecten. Binnen deze projecten wordt aan circa 4.500 deelnemers de kans geboden een betere positie op de arbeidsmarkt te verwerven. Voor deze categorie projecten is een externe adviseur gevraagd in kaart te brengen om welke redenen bepaalde projecten wel succesvol verlopen en andere projecten in mindere mate. Die inventarisatie zal zich overigens niet beperken tot door Instituut Gak gesubsidieerde activeringsprojecten. De uitkomsten van deze inventarisatie kunnen mogelijk helpen bij het actief op zoek gaan naar bij onze organisatie passende projecten, of het wellicht ook zelf initiëren van dergelijke projecten. Voorts is in 2012 een bedrag van ¤1,3 miljoen toegekend aan wetenschappelijke onderzoeksprojecten. In navolging van het succesvolle experiment met de ‘open inschrijving’ in 2011 is in 2012 wederom bij één van de te starten onderzoeksprogramma’s van deze methode gebruikgemaakt. Ook deze keer was weer sprake van een bevredigende respons. Bij de selectie van de uitvoerders van de wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s laat het Bestuur zich adviseren door de Wetenschappelijke Raad. Het bestuur is deze raad zeer erkentelijk voor de gedegen advisering.
4
Voorwoord van de voorzitter
Instituut Gak houdt acht (bijzondere) leerstoelen op het gebied van sociale zekerheid in stand. In de komende periode zal worden onderzocht in hoeverre het wenselijk is om het aantal leerstoelen verder uit te breiden. Eind 2012 is ons bestuurslid, de heer L. De Graaf, teruggetreden. Het Bestuur is hem veel dank verschuldigd voor zijn jarenlange inbreng. In zijn plaats is mevrouw mr. Y.C.M.T. van Rooy toegetreden tot het Bestuur. Met betrekking tot de instandhouding van het vermogen heeft het Bestuur in 2012 uitgebreid stilgestaan bij het markt-, rente-, krediet-, valuta-, inflatie- en liquiditeitsrisico. In de beleggingsportefeuille is een aantal maatregelen doorgevoerd om die risico’s te beperken, met behoud van de doelstelling om een redelijk rendement te behalen. Mede dankzij deze maatregelen is, ondanks de geringe economische groei en lage reële rentes in 2012, een positief beleggingsresultaat behaald van ruim 10%. Bij de vaststelling van het beleggingsbeleid laat het Bestuur zich adviseren door een beleggingscommissie. Begin 2013 is prof. dr. J.M.G. Frijns teruggetreden als voorzitter van deze commissie. Het Bestuur is hem zeer dankbaar voor zijn grote betrokkenheid bij onze organisatie sinds 2001. Bijzonder ingenomen is het Bestuur met de toetreding tot deze commissie van drs. E. van Gelderen; deze heeft het voorzitterschap van de heer Frijns overgenomen. Het Bestuur is de Beleggingscommisie veel dank verschuldigd voor de weloverwogen adviezen, die in belangrijke mate hebben bijgedragen aan het opmerkelijke beleggingsresultaat. Bij de keuze van de deelgebieden binnen de sociale zekerheid waaraan het Bestuur - zowel bij de selectie van de praktische projecten als bij het te initiëren wetenschappelijk onderzoek - extra aandacht besteedt, wordt dankbaar gebruik gemaakt van de vele suggesties van de Raad van Advies. In de loop van het jaar 2012 zijn mevrouw drs. A.M. Jongerius en de heer ir. J.F. de Leeuw teruggetreden als lid van deze Raad en in 2013 is afscheid genomen van mevrouw M. de Boer. In de loop van 2012 mocht het Bestuur tot genoegen drs. A.H.C. Annink, de heer A.J.M. Heerts en prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan verwelkomen als nieuwe leden van deze Raad. Het bureau van Instituut Gak biedt het Bestuur, de Beleggingscommissie, de Raad van Advies en de Wetenschappelijke Raad de noodzakelijke ondersteuning. Het Bestuur is het bureau zeer erkentelijk voor de voortdurende inzet voor alle benodigde activiteiten. Meer informatie over onze organisatie is te vinden op de website van Instituut Gak. Deze is onlangs geheel vernieuwd. Op die website is meer informatie te vinden over de door het instituut gesubsidieerde praktische projecten en wetenschappelijk onderzoek. Ook is daar de in 2012 ontwikkelde informatiebrochure over Instituut Gak te vinden, benevens alle voorgaande jaarverslagen. Daarnaast kunt u ons vanaf juni 2012 volgen op Twitter. Instituut Gak, Mr. F.K. Buijn, voorzitter
20 12
5
Twee tinten blauw. De paradoxen van het respect Ger Groot* Respect en werk is een van de projecten waaraan Instituut Gak subsidie heeft toegekend. Prof. dr. Ger Groot preludeert met onderstaande bijdrage op dit project
Inleiding ‘Een van de vreselijkste woorden in onze taal is het woord “respect”,’ schreef de publicist August Hans den Boef een aantal jaar geleden. ‘Het is een angstaanjagend woord […]’, mede ‘omdat het een sjibbolet is voor de onderkant van de samenleving. Mike J. eiste het van Rowena Rikkers [het ‘meisje van Nulde’ dat door hem mishandeld werd tot de dood toe], een hanige klant eiste het van de fietsenmaker bij mij om de hoek en vermoordde hem. Maar ook allochtone voetballers die door een blanke trainer niet worden opgesteld eisen het.¬ Dit soort misprijzen over het begrip ‘respect’ horen we niet vaak. Ze staan ver van de noodkreten van politieagenten, onderwijzers en ambulancepersoneel die op de meest eerzame wijze smeken om een beetje meer ontzag voor zichzelf en voor de taak die zij vervullen. Werknemers geven bij onderzoeken keer op keer te kennen dat zij een hogere beloning minder belangrijk vinden dan meer waardering, en ook zij noemen dat vaak ‘respect.’ 2 In een onderzoek van de psycholoog Van den Oudenhoven aan de Universiteit van Groningen eindigde respect als hoogste op de lijst van deugden die mensen belangrijk vinden.3 Zoals wel vaker, overdrijft Den Boef schromelijk– zozeer dat de waarheid in zijn observaties onmiddellijk onder tegenwerpingen bedolven dreigt te raken. Met dít gebruik van het woord ‘respect’ is de betekenis ervan toch niet uitgeput, ben je geneigd op te merken. Wordt het begrip niet zodanig misvormd dat een in principe mooie deugd van de weeromstuit in zijn tegendeel omslaat? En zijn het werkelijk alleen allochtonen of anderen aan ‘de onderkant van de samenleving’ die voor zichzelf op agressieve wijze respect opeisen?
Omertà Voordat we die tegenwerpingen hun volle pond geven, betonen we Den Boef het respect dat ook hij verdient en nemen zijn vaststelling serieus. Vanuit de gangsta-cultuur van de Amerikaanse jeugdbendes is het woord ‘respect’ in de afgelopen decennia naar Europa overgewaaid. Rapmuziek zit er vol mee, in de betekenis die Den Boef aan dat woord wil geven. Aanspraak op angstige eerbied en onaantastbaarheid vormen er de kern van. Het woord floreert in een sfeer van angst en dreiging. Het veronderstelt een staat van voortdurende strijd van allen tegen allen: om de macht, of althans om het behoud van de altijd bedreigde positie. Met inwendige deugd heeft dit soort ‘respect’ niets te maken; met verdienste hoogstens voor zover die is bevochten en op straffe van wraak zijn privileges opeist. Het is de zwarte tegenhanger van de omertà uit de maffia-ethiek: de ‘eer’ die uitsluitend bestaat in het feit dat hij door anderen wordt erkend. Elke twijfel daaraan moet onmiddellijk met krachtig ingrijpen worden weggenomen. Dat is de lelijke kant van het begrip ‘respect’. Het gaat terug op een cultuur waarin belangrijker is wat iemand doet dan wat hij is. Daden en verschijning zijn doorslaggevender dan het innerlijk of de gesteldheid van de ziel. De tegenhanger van dit soort ‘respect’ is de schaamte: de beklagenswaardige ¬
August Hans den Boef, Nederland seculier!, Van Gennep, Amsterdam, 2003, blz. 151. In het Mercer-onderzoek What’s working uit 2011 noemde 72 procent van de onderzochte werknemers ‘met respect behandeld worden’ onder de factoren die op de werkvloer de tevredenheid beïnvloeden. Dit kwam daarmee bovenaan de lijst te staan. Het salaris kwam, met 50 procent, pas op de zevende plaats (http://www.mercer.nl/ press-releases/minderheid_nederlanders_tevreden_over_salaris). In het Regus-onderzoek onder 17.000 managers in 80 landen noemde 61 procent van de respondenten ‘het tonen van respect’ als belangrijkste factor voor een aangenaam werkklimaat, gevolgd door ‘schouderkopjes voor verricht werk’ met 49 procent (http://www. penoactueel.nl/management/zes-op-tien-werknemers-wil-vooral-respect-7533.html). 3 http://adamsappel.eldoc.ub.rug.nl/root/2008/200809/ 2
* Ger Groot is hoogleraar filosofie en literatuur aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen. Hij is als columnist aan
het dagblad Trouw verbonden.
6
Twee tinten blauw. De paradoxen van het respect
positie waarin iemand die iedere eer verloren heeft te verkeren komt. Vandaar het explosieve geweld waarmee officiële gezagsinstanties (leraren, agenten en al degenen die de bevoegdheid hebben anderen te ‘commanderen’) geconfronteerd kunnen worden. Hun macht schendt gemakkelijk de pretenties van dit ‘respect’, dat vooral gevoelig is voor uitwendige vormen. Fysieke en zichtbare tekens zijn daarvoor doorslaggevend. De verwaarlozing van een gebaar, dat soms bijna rituele vormen aanneemt, kan een reactie teweeg brengen die onbegrijpelijk is voor de op het innerlijk gerichte cultuur van het moderne Westen. Daarin is de intentie van veel groter belang dan de uiting of de handeling. Gaat er met het laatste iets mis, dan valt daar altijd wel een mouw aan te passen vanuit de goede wil die deze cultuur bij iedereen veronderstelt. Want ‘respect’ is een relatie-begrip. Het duidt de verhouding tussen twee mensen of zaken aan (denk aan het woord ‘respectievelijk’: ‘verhoudingsgewijs’). Maar wàt er in de twee culturen in die relatie speelt is totaal verschillend. Draait het in een ‘schaamtecultuur’ om de erkenning van de positie en status van de persoon, in het moderne denken van wat wel als ‘schuldcultuur’ wordt omschreven, draait het om de morele inwendigheid van de persoon. ‘Respect’ hebben wij voor iemand die uitblinkt in humane deugden als goedheid, eerlijkheid of sympathie. Wanneer wij ontzag hebben voor iemands daden, kijken we niet allereerst naar de resultaten daarvan, maar naar de inspanning en inzet die de persoon in kwestie zich getroost moet hebben. Zijn verdiensten worden afgemeten aan zijn individualiteit. Daarentegen heeft het respect binnen de oudere, grotendeels premoderne, ‘schaamtecultuur’ betrekking op de positie die de persoon inneemt binnen een netwerk van macht en aanzien.
Ornament
20 12
Zo lijkt het er althans voor te liggen wanneer we doordenken op Den Boefs filippica en de vragen die deze oproept. Maar in werkelijkheid zit het moderne begrip van respect veel ingewikkelder in elkaar. Dat is ten opzichte van de vroegere ideeën daarover weliswaar verschoven, maar daarmee zijn die oude denkbeelden nog niet weg. Met alleen maar inwendigheid zijn ook wij niet tevreden. Ook voor ons is de uitwendigheid belangrijker dan we meestal willen toegeven. Dat laatste is maar al te begrijpelijk. Vanaf het begin van de moderne tijd zijn we iemands persoon gaan identificeren met zijn diepste kern. Daarin schuilt een zekere ironie, omdat het Griekse persona oorspronkelijk ‘theatermasker’ betekende. Iets uitwendigers en inwisselbaarders is nauwelijks denkbaar. De persona symboliseert iemand die slechts bestaat op het toneel, dankzij zijn zichtbaarheid voor een publiek en binnen het plot van het spel. Zij drukt de ziel van de toneelspeler niet uit, maar verbergt die juist. Wanneer een personage op de Bühne zijn ‘respect’ betuigt aan een ander, doet hij dus niet veel anders dan wat iemand binnen de premoderne cultuur in het gewone leven doet. Wat telt is de rol en het masker: datgene wat voor het publiek (de samenleving) zichtbaar is. Misschien is het Nieuwe Testament de eerste poging geweest om daaraan een eind te maken. Beroemd is de oproep van Jezus van Nazareth om bij het bidden de ‘binnenkamer’ op te zoeken, in plaats van ostentatief ophef te maken in de tempel. ‘Huichelaars’ noemt hij zelfs degenen die zich zo zichtbaar op hun vroomheid laten voorstaan.4 Het heeft niettemin zo’n anderhalf millennium geduurd voordat die oproep werkelijk gehoor vond. De katholieke middeleeuwen zetten in belangrijke mate de oude cultuur van uitwendigheid, eer en zichtbaarheid voort. Pas met de hervormingsbewegingen van de vroegmoderne tijd kreeg Jezus’ oproep tot inkeer het volle pond. We hebben er kale, beeldloze kerken en een van vrijwel elke ritualiteit en zintuiglijkheid beroofde eredienst aan overgehouden. Maar ook een zelfbesef waarin we onze identiteit meer en meer zijn gaan zoeken in ons diepste, verscholen ‘ik’. Zo heeft de godsdienst gaandeweg onze hele cultuur veranderd. Niet alleen op ethisch vlak, waarop ‘goed en kwaad’ steeds minder betrekking hadden op wat mensen deden en steeds meer op de intentie waarmee ze dat deden. Maar ook op het vlak van de esthetica, waaruit elke tierelantijn werd uitgebannen als iets immoreels. En op het vlak van de omgangsvormen, waar rituelen en strijkages
7
plaats moesten maken voor een directe communicatie ‘van persoon tot persoon’ – wat nu betekende: van ziel tot ziel. Het is de zoveelste ironie van de geschiedenis dat dit oer-christelijke programma pas zijn beslag kreeg toen het christendom zelf al op de terugtocht was. Pas in de twintigste eeuw zwoer de kunst (om te beginnen de architectuur) het ornament radicaal af, met als resultaat gebouwen die even kaal waren als ooit de protestantse kerken waren geworden. Tot in de rechtspraak toe werden daden niet langer allereerst beoordeeld op hun resultaat, maar op de opzet en innerlijke gemoedstoestand waaruit zij voortkwamen. En in het alledaagse leven werden voorgeschreven gedragscodes eerst versoepeld en vervolgens als ‘onderdrukkend’ afgewezen.
Authenticiteit Het zou de generatie van ‘mei ’68’ en het daaraan voorafgaande existentialisme vreemd in de oren hebben geklonken, maar haar roep om ‘authenticiteit’ vormde de laatste schakel in dit eeuwenoude christelijke beschavingsoffensief. Haar verlangen naar spontaniteit en betwisting van elk gezag was niets anders dan een moderne versie van de geloofsgedachte dat de ziel naakt staat tegenover een God voor wie alle mensen gelijk zijn. God was weliswaar uit het existentialisme verjaagd als de laatste machtsinstantie die nog onttroond moest worden, maar ook de filosofie van Sartre c.s. ging uiteindelijk terug op een moreel besef dat ooit religieuze wortels had gehad. We moeten ons dan ook niet verkijken op de kracht waarmee de twintigste eeuw zich trachtte te ontdoen van iedere maatschappelijke hiërarchie èn de omgangsvormen waarin zij tot uitdrukking kwamen. Voltrokken met bijna religieuze ijver, nam deze omwenteling zichzelf ten diepste ethisch serieus. Bevrijding uit wat met een modewoord ‘de structuren’ was gaan heten (‘kapitalistisch’, ‘imperialistisch’, ‘patriarchaal’) was niet in de eerste plaats een kwestie van comfort, baatzucht, laat staan luiheid . Ze beantwoordde aan de dure plicht ieder mens eindelijk de mogelijkheid te geven ‘zichzelf’ te kunnen zijn. Het was dan ook dit ‘zelf’ dat in deze nieuwe authenticiteits-cultuur het voorwerp werd van respect (of het omgekeerde daarvan: verachting). Veelzeggend was de rond 1970 vaak gehoorde principeverklaring van de contesterende jeugd, dat zij niet tegen gezag was, maar wel tegen macht. Dat laatste werd beschouwd als een kunstmatig verschijnsel waarmee een verkalkte maatschappelijke, politieke en economische structuur in stand werd gehouden. Gezag gold daarentegen als een natuurlijk overwicht waarin bepaalde mensen hun charisma uitoefenden ten bate van het welzijn van de hele gemeenschap. Problematisch was wel dat ‘gezagsondermijning’ tegelijk hoog in aanzien stond, waar eigenlijk deconstructie van macht bedoeld werd. Maar in weerwil van alle strubbelingen kreeg deze omslag in de westerse wereld, en in Nederland in het bijzonder, vrij moeiteloos zijn beslag.5De ideeën daarachter vormden immers het logische uitvloeisel van een lange geschiedenis. Veelzeggend genoeg werden zij allereerst zichtbaar in de van oorsprong protestantse gebieden van Europa en Noord-Amerika: daar waar de verinnerlijking van de mens, en van het respect dat hij verdiende, het diepst had ingegrepen. Een dramatisch voorbeeld daarvan kon ik jarenlang met eigen ogen aanschouwen in de trein die (toen nog) reed van Brussel naar Amsterdam. In Roosendaal maakte het Belgische treinpersoneel plaats voor het Nederlandse, en dat betekende meer dan alleen het verschieten van een diepblauwe uniformkleur naar het kekke lichtblauw van de NS. De hele sfeer in de trein veranderde: van de amicale omgang waarin het gezag zich plotseling naast in plaats van boven de reiziger plaatste tot jolige mededelingen over de intercom die het dienstbericht verre te buiten gingen – al ging dat bij onverwachte tegenslag ten koste van de zakelijke informatie. Het zou overdreven zijn te denken dat de gezagsproblemen waarmee het Nederlandse personeel te maken kreeg zich in België niet zouden hebben voorgedaan. 4
Mattheüs 6,6. Zie de klassieke studies van Hans Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict, Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1995, en vooral James Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig, Boom, Amsterdam, 1995.
5
8
Twee tinten blauw. De paradoxen van het respect
Zo zwart-wit liggen de tegenstellingen niet. Maar wel wordt duidelijk dat er bij dergelijke confrontaties, waarin het gezag wordt uitgedaagd door iets té assertieve burgers, twee geheel verschillende soorten ‘respect’ in het geding kunnen zijn. Verwacht de ene partij een zekere eerbied en sympathie voor de persoon die hij is, de andere ziet in hem allereerst de gezagsdrager wiens aanspraak op autoriteit een aantasting is van de eigen eer.
Ikea Den Boef heeft ongetwijfeld gelijk wanneer hij dergelijke problemen allereerst ziet ontstaan in het verkeer met allochtone burgers, bij wie deze eer-ethiek nog levendiger aanwezig is. Maar daartoe blijven ze al lang niet meer beperkt. Niet alleen omdat de codes daarvan zich ook hebben verspreid onder de straatcultuur van autochtone jongeren. Maar ook omdat het verinwendigde, ‘westerse’ idee van respect een tegenspraak in zich bergt die langzamerhand zijn tol begint te eisen. Zoals ik eerder al aanstipte, is het immers een misverstand te denken dat er daarbij alleen maar sprake zou kunnen zijn van een directe, ‘warme’ relatie van-ziel-tot-ziel zonder enige afstand of uitwendigheid. Hoezeer dat ook lijkt te worden gesuggereerd door het informele optreden dat gezagsdragers zich na ‘68’ hebben eigen gemaakt, het ontzag dat ‘respect’ onvermijdelijk met zich meebrengt veronderstelt ook hier een zekere scheiding en zelfs een hiërarchie. Zoals in het Frans tenir en respect betekent ‘op afstand houden’ 6, zo kan zelfs de meest moderne en open vorm van gezag niet bestaan zonder een autoritaire distantie die grenzen stelt – en trekt. Het moderne idee van respect draagt dus meer ‘oude’ elementen in zich dan het zelf veelal onderkent. Hoe graag zou het niet elke schijn van niveauverschil willen verdoezelen, tot in uiterlijke kenmerken als specifieke kleding of aanspreekvormen toe. Daarbij voelt de moderne ‘gerespecteerde’ zich ongetwijfeld prettiger. Maar tegelijk ondermijnt hij daarmee de voorwaarde voor het ontzag dat hij niettemin voor zichzelf opeist, in de onjuiste veronderstelling dat zich dit aan een puur inwendige beleving daarvan voldoende heeft. Dat misverstand staat niet op zich. De hele westerse cultuur is zo doordrongen geraakt van het belang van de innerlijkheid dat ze de uitwendigheid van de weeromstuit verregaand heeft prijsgegeven aan verwaarlozing en verachting. Uiteindelijk zou het daarbij gaan om ‘poespas’ die alleen maar de aandacht afleidde van waar het werkelijk om ging – eerst in de godsdienst en vervolgens in de samenleving als geheel. Juist op religieus vlak zien we echter dat de roep om een zekere ritualiteit aan het terugkomen is, en ook hierin volgt de samenleving op de voet. Elders heb ik laten zien dat de wereld alleen maar betekenis kan krijgen wanneer daarvoor een materiële, zicht- en voelbare, uitwendige basis is gelegd. De godsdienstige rite, die pas betekenis krijgt doordat ze wordt voltrokken, vormt daarvan het beste voorbeeld.7 Maar vandaaruit strekt de dynamiek zich uit over het gehele leven. Ook dat kan het niet stellen zonder zichtbare en tastbare vormen, die zelf nog geen betekenis hebben maar het wel mogelijk maken dat de wereld die krijgt. Het heeft er alle schijn van dat dit besef langzaam aan het terugkeren is. Veelbetekenend is de groeiende aandacht voor rituelen, niet alleen op het religieuze maar ook en misschien wel vooral het burgerlijke vlak. Minstens zo verrassend is het hernieuwde (soms zelfs excessieve) belang van de kleding, vooral in de jongerencultuur, die een paar decennia geleden nog niets naliet om de volstrekte frivoliteit van deze ‘uitwendigheid’ met totale verwaarlozing te onderstrepen. Op het vlak van het respect zijn dergelijke zichtbare tekens in de ‘premoderne’ gangsta-cultuur nooit weggeweest, zoals te verwachten viel. De westerse, ‘moderne’ cultuur lijkt daartegenover nog te aarzelen. Terwijl de ‘nieuwe rijke’ rondrijdt in eenzelfde luxe auto als de geslaagde drugsdealer of rap-artiest, houden de schatrijke eigenaren van Ikea het nog bij een modern, protestants ascetisme dat elke conspicuous consumption schuwt.
20 12
9
Klantgericht Vermoedelijk kunnen zij het zich veroorloven. Maar in het gewone maatschappelijke leven kunnen ook ontzag en respect zich op den duur alleen maar handhaven wanneer er vormen zijn waaraan zij zich zichtbaar kunnen hechten. Die vormen dienen niet alleen ter herkenning van wie bekleed is met ‘gezag’. Zij markeren ook het verschil tussen de persoon van de gezagsdrager (in de moderne betekenis van ‘persoon’) en de rol die hij speelt. De strengheid en zelfs ongenaakbaarheid die die laatste vereist, is ook voor de burger alleen acceptabel wanneer hij weet dat deze wortelt in een functie, en niet slechts in de willekeur van het individu dat hij tegenover zich heeft. De afstand die de gezagsdrager zo tegenover de burger in acht moet nemen botst ongemakkelijk op de tegemoetkomende ‘klantgerichtheid’ die zijn iets té moderne superieuren van hem zijn gaan eisen. De dilemma’s daarvan spruiten voort uit de gedachte dat de staat niet langer ‘staat’ maar een soort superonderneming zou moeten zijn. Dat is een misvatting die ook op haar beurt teruggaat op de ontmanteling van elke formaliteit in de menselijke samenleving, en die inmiddels gelukkig weer op de terugtocht is. Wat in het groot geldt voor de gezagsverhoudingen tussen staat en burger, geldt in het klein voor iedere verhouding tussen mensen waarin (professioneel) respect vraagt om afstand en zichtbaar onderscheid. Dat werkt niet alleen van beneden naar boven, in de vorm van de eerbied die het respect afdwingt. Ook de gezagsdrager (of hij nu staatsdienaar of bedrijfsleider is) moet de burger of ondergeschikte tenir en respect: op een zekere afstand houden. Hij moet onderscheid kunnen maken tussen de persoon die hij toespreekt (het masker) en de persoon van de toegesproken ‘ondergeschikte’ zelf. Met die laatste mag hij amicale relaties onderhouden, in zijn eerste rol van gerespecteerd leidinggevende past hem de afstandelijke strengheid die gegeven is met zijn ‘respect’. Het respect dat hij ontvangt gaat immers tegelijk op met het respect dat hij geeft. Het is dus een misverstand te denken dat de waardering die werknemers van hun superieuren hopen te ontvangen afhankelijk zou zijn van een informele, nabije relatie. Vermoedelijk is het eerder omgekeerd. Juist het respect dat men ontvangt van een afstandelijke leidinggevende maakt diepe indruk. Op dat punt heeft de socioloog Dick Pels een aantal jaren geleden gepleit voor een herwaardering van het ouderwetse ‘begrip ‘eer’.8 Zo liggen het oude en het nieuwe idee van ‘respect’ dichter bij elkaar dan in eerste instantie leek. Ook in een moderne cultuur kunnen afstand en uitwendigheid er niet in worden gemist, zoals het premoderne idee ervan alleen maar aanvaardbaar wordt wanneer het in zichzelf ook een zekere inwendigheid toelaat. Daarmee is ‘respectloosheid’ nog lang niet uit de wereld. Maar wanneer onze ideeën daarover consistenter worden, wordt ook het probleem minder onoverzichtelijk – en krijgt ‘respect’ ook voor August Hans den Boef misschien weer iets van haar aantrekkelijkheid terug. 6
Sarah Kofman, Le respect des femmes, Galilée, Parijs, 1982, blz. 13v. Ger Groot, Het krediet van het credo, Sun, Amsterdam, 2006 8 Dick Pels, De economie van de eer. Een nieuwe visie op verdienste en beloning, Ambo, Amsterdam, 2007 7
10
Bestuursverslag
I. Algemeen 1. Missie De missie van Instituut Gak is het leveren van een bijdrage aan de kwaliteit van de sociale zekerheid in Nederland. Dit doet het instituut door het rendement op het vermogen aan te wenden voor het financieel ondersteunen van: • Praktische projecten • Wetenschappelijk onderzoek • Bijzondere leerstoelen Ondanks alle wettelijke maatregelen zijn er nog altijd mensen voor wie de sociale wetgeving onvoldoende waarborg biedt op werk of uitkering. Instituut Gak beoogt mede in deze klaarblijkelijke lacunes te voorzien door het ondersteunen van praktische projecten. Voorts ondersteunt het instituut wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de sociale zekerheid en een aantal (bijzondere) leerstoelen aan Nederlandse universiteiten. Hoewel Instituut Gak de ambitie heeft om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de sociale zekerheid, maakt het daarin zelf geen beleidsinhoudelijke keuzes. Om zijn missie duurzaam te kunnen uitvoeren, draagt het instituut zorg voor een adequaat beheer van het vermogen.
2. Wetenschappelijk onderzoek Instituut Gak wil een aantal gerenommeerde onderzoekers in staat stellen gedegen en innovatief onderzoek te verrichten op het terrein van sociale zekerheid in Nederland. Om met het onderzoek aan te sluiten bij kernvragen uit de sociale zekerheidspraktijk, laat het Bestuur zich jaarlijks adviseren door de Raad van Advies over belangrijke thema’s waarop nieuw onderzoek wenselijk wordt bevonden. Vervolgens stelt het Bestuur de onderzoeksprioriteiten vast. In overleg met de Wetenschappelijke Raad vraagt het instituut per thema aan geselecteerde onderzoekers een voorstel in te dienen voor een onderzoeksprogramma. De Wetenschappelijke Raad beoordeelt de kwaliteit, de haalbaarheid en de verhouding tussen prijs en kwaliteit van de ingediende voorstellen, waarna het Bestuur besluit over de toekenning ervan. De leiders van de toegekende onderzoeksprogramma’s leggen jaarlijks verantwoording af over de voortgang van hun onderzoek. Dit gebeurt enerzijds schriftelijk aan het eind van elk kalenderjaar en anderzijds door het jaarlijks terugkerend contact tussen de programmaleider en het aan het betreffende programma toegewezen lid van de Wetenschappelijke Raad, de zogenoemde primus. Voormelde procedure houdt in dat spontane aanvragen voor financiering van onderzoek niet in behandeling worden genomen.
20 12
In 2011 heeft het Bestuur het beleidskader voor wetenschappelijk onderzoek geactualiseerd. Kern van het beleid is dat het aantal langlopende, grootschalige onderzoeksprogramma’s beperkt wordt om de mogelijkheid te hebben meer kortlopende onderzoeksvragen met een praktisch karakter uit te zetten. Ook wil het Bestuur met enige regelmaat onderzoeksthema’s met een open inschrijving hanteren om de toegankelijkheid van het instituut te vergroten en onbekend onderzoekspotentieel op het spoor te komen.
11
Tot slot wil het Bestuur een brug aanbrengen tussen de praktische (zogenaamde ‘spontane’) projecten en wetenschappelijk onderzoek. Als voorbeeld voor dit laatste is te noemen het wetenschappelijk begeleiden van concrete re-integratieprojecten om de werkzame elementen daarvan te achterhalen. Instituut Gak heeft in 2012 een bedrag van ¤ 926.000 aan vijf nieuwe onderzoeksvoorstellen en ¤ 373.000 aan lopende onderzoeksvoorstellen toegekend. In 2011 werd aan vijf nieuwe onderzoeksvoorstellen ¤ 1.502.000 en aan lopende onderzoeksvoorstellen ¤ 98.000 toegekend. Voor een overzicht van de lopende studies en de onderzoeksthema’s waaraan in het jaar 2012 subsidies zijn toegekend, wordt verwezen naar de bladzijden 16 tot en met 31.
3. (Bijzondere) leerstoelen Instituut Gak wil door middel van het instellen en in stand houden van (bijzondere) leerstoelen aan Nederlandse universiteiten het wetenschappelijk onderwijs op het terrein van sociale zekerheid bevorderen. Een overzicht van de (bijzondere) leerstoelen is opgenomen op bladzijde 32.
4. Praktische projecten Het Bestuur van Instituut Gak beslist elke twee maanden over ondersteuning van praktische projecten, waarvoor subsidie is aangevraagd (spontane aanvragen). Deze aanvragen worden vooraf door de organisatie getoetst aan de randvoorwaarden en – voor zover daarmee niet strijdig – ter besluitvorming voorgelegd aan het Bestuur. Aanvragen worden kritisch beoordeeld op vijf hoofdpunten: • Toegevoegde waarde voor de sociale zekerheid en/of arbeidsparticipatie in Nederland; • Aantoonbare behoefte; • Prijs/kwaliteit verhouding; • Haalbaarheid van het project; • Kwaliteit van de uitvoerder. Het Bestuur heeft in 2012 een bedrag van ¤ 5.437.000 aan 63 projecten toegekend. In 2011 is aan 57 projecten ¤ 5.515.000 toegekend. De projecten zijn ingedeeld in de volgende categorieën: • Bijdragen aan het publieke debat; • Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken; • Voorlichting; • Preventie; • Activering. Voor een overzicht van de projecten waaraan in het jaar 2012 subsidies zijn toegekend, wordt verwezen naar pagina 36 tot en met 59.
5. Vermogensbeheer Instituut Gak streeft enerzijds naar voldoende inkomsten voor de financiering van een structureel subsidiebudget en anderzijds naar het in stand houden van de koopkracht van het vermogen. Dit is een ambitieuze doelstelling, vooral in de context van de huidige financiële markten.
12
Bestuursverslag
Het Bestuur laat zich op het terrein van het vermogensbeheer adviseren door een Beleggingscommissie. Op basis van het advies van deze commissie stelt het Bestuur het te voeren beleggingsbeleid vast. Voor de beschrijving van dit beleggingsbeleid wordt verwezen naar pagina 62 tot en met 67.
6. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen De maatschappelijke betrokkenheid van Instituut Gak blijkt uit de missie. Als een Algemeen Nut Beogende Instelling richt het instituut zich op ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek, praktische projecten en bijzondere leerstoelen op het terrein van de sociale zekerheid met als doel een positieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de sociale zekerheid in Nederland. Daarnaast geldt bij het beheer van het vermogen van het instituut dat zowel in de portefeuilles ‘aandelen wereldwijd ontwikkelde markten’ en 'wereldwijde bedrijfsobligaties' in principe niet wordt belegd in effecten van ondernemingen die zich bezig houden met onder meer ontwikkeling, productie of onderhoud van controversiële wapens en evenmin in ondernemingen waar sprake is van gedwongen kinderarbeid; een en ander in overeenstemming met de Global Compact Principles van de Verenigde Naties.
7. Risicomanagement en risicobeheersing Voor de risico’s waaraan Instituut Gak blootstaat en de beheersing van die risico’s wordt verwezen naar de tabel op pagina 82 en 83 in de jaarrekening.
20 12
13
Stichting Dwarswerk – Dwarswerk – pagina 40
14
20 12
15
16
II. Wetenschappelijk onderzoek
In 2012 is het onderzoeksprogramma uitgebreid met vijf nieuwe projecten. Een daarvan is het resultaat van de zogenaamde ‘open inschrijving’ met als thema ‘Vrouwen in hogere managementposities’ die Instituut Gak in 2012 heeft uitgeschreven. In totaal financiert het instituut op dit moment 24 lopende onderzoeksprogramma’s. Met het gehele lopende programma is een bedrag van ruim ¤ 26 miljoen gemoeid. Bij de uitvoering van dit onderzoeksprogramma zijn 36 assistenten in opleiding (aio’s of promovendi), 40 postdoc onderzoekers, 14 senior onderzoekers (universitair (hoofd) docenten) en 42 hoogleraren en/of promotiebegeleiders betrokken. Hieronder worden de onderzoeksprogramma’s beknopt weergegeven, inclusief het aantal betrokken onderzoekers. Bij het aantal per programma genoemde hoogleraren is/zijn tevens de bij elk programma genoemde programmaleider(s) inbegrepen.
1. Afgerond onderzoek Tussen uitsluiting en inburgering. Over de plaats van de sociale zekerheid in het immigratie- en integratiebeleid o.l.v. prof. dr. G.J. Vonk, Vrije Universiteit Amsterdam Dit onderzoek richtte zich op de voorwaarden waaronder immigranten toegang krijgen tot het stelsel van sociale zekerheid. Doel van het onderzoek was om voor de nationale en Europese wetgever criteria te onderscheiden die van belang zijn voor de toekomstige vormgeving van de rechtspositie van immigranten in het stelsel van sociale zekerheid. Daarbij is rekening gehouden met de aard en juridische status van afzonderlijke immigrantengroepen (asielzoekers, tijdelijke/permanente (arbeid)migranten, illegalen) in het kader van de diverse sociale zekerheidsprestaties. Het onderzoek had behalve een rechtsvergelijkende en juridisch-normatieve, ook een bestuurskundige c.q. beleids-sociologische inslag. Bij de uitvoering van dit onderzoeksprogramma, in de praktijk Cross Border Welfare State genaamd, waren vijf promovendi, vijf postdoc onderzoekers en zes hoogleraren betrokken, afkomstig van de Vrije Universiteit Amsterdam, het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen, Regioplan Beleidsonderzoek en de Katholieke Universiteit Leuven. De formele afronding van deze studie vond plaats in maart 2012 via een internationaal symposium. Over dit onderzoek is een publieksvriendelijke journalistieke samenvatting gemaakt, deze is te vinden op onze website.
Academisering van de verzekeringsgeneeskunde o.l.v. em. prof. dr. J.H.B.M. Willems, Universiteit van Amsterdam/Academisch Medisch Centrum (AMC)
20 12
De empirisch onderbouwde kennisontwikkeling op het gebied van de verzekeringsgeneeskunde is achtergebleven in vergelijking met andere sociaal geneeskundige en/of medische disciplines. Het zogenaamde evidence-based handelen binnen de verzekeringsgeneeskundige praktijk is derhalve minder ver ontwikkeld. Dit onderzoeksprogramma – waarbij vier promovendi, vijf postdoc onderzoekers en vier hoogleraren betrokken waren – stelde zich ten doel een aanzet te geven tot het dichten van deze kennislacune door de uitvoering van een negental deelprojecten binnen een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Amsterdam/AMC, het Universitair Medisch Centrum Groningen, de Vrije Universiteit Amsterdam, het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde en TNO. Er is onder meer aandacht besteed aan de systematisering van de beoordeling van arbeids(on)geschiktheid en re-integratiemogelijkheden, de monitoring van uitgevallen werknemers onder de Wet verbetering poortwachter en de interactie tussen verzekeringsarts en cliënt. Het onderzoeksprogramma heeft een forse impuls betekend voor het handelen van de verzekeringsgeneeskundige beroepsgroep, onder andere door dit handelen van een wetenschappelijke basis te voorzien. Over dit onderzoek is een publieksvriendelijke journalistieke samenvatting gemaakt, deze is op onze website geplaatst.
17
Oudere werknemers en arbeidsparticipatie o.l.v. dr. S. Brouwer, Universitair Medisch Centrum Groningen Centrale vraag binnen deel 1 van deze kortlopende studie was welke maatregelen en omstandigheden het voor oudere werknemers aantrekkelijk maken om door te werken en voor werkgevers om deze werknemers in dienst te houden of aan te stellen. Naar oudere werknemers is al vrij veel onderzoek verricht. De meerwaarde van dit onderzoek vormt de uitmonding in een synthese, gebaseerd op een samenvattend literatuuronderzoek afkomstig uit verschillende disciplinaire invalshoeken. Het knelpunt bij de implementatie van beleid inzake duurzame inzetbaarheid is dat de voorwaarden waaronder mensen duurzaam inzetbaar blijven door tal van factoren wordt bepaald. In deel 2 van deze studie werd nagegaan welke knelpunten zich in de praktijk voordoen bij het implementeren van beleid inzake duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers. Het einddoel was een implementatieprotocol 'Integrale benadering duurzame inzetbaarheid' te ontwikkelen waarmee bedrijven de knelpunten kunnen analyseren vanuit een integraal perspectief en vanuit datzelfde perspectief oplossingen krijgen aangereikt. De synthese en het protocol zijn vanaf begin 2013 beschikbaar, waarmee het onderzoek aan de doelstelling heeft voldaan. In totaal waren er twee postdoc onderzoekers, twee universitair (hoofd)docenten en twee hoogleraren bij deze studie betrokken. Behalve het Universitair Medisch Centrum Groningen participeerde de Radboud Universiteit te Nijmegen in deze studie. Een publieksvriendelijke journalistieke samenvatting van dit onderzoek is te vinden op onze website.
Re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigden o.l.v. dr. M. van der Klein, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht Niet-uitkeringsgerechtigden vormen in relatie tot de arbeidsmarkt een bijzondere categorie, omdat de overheid relatief weinig middelen heeft om op deze groep druk uit te oefenen werk te zoeken of te aanvaarden, dan wel zich te scholen om gemakkelijker werk te vinden. De focus binnen deze studie ligt op twee groepen niet-uitkeringsgerechtigden, namelijk autochtone en allochtone vrouwen die al dan niet herintredend zijn na een periode waarin zij – bijvoorbeeld – de verantwoordelijkheid hadden voor hun jonge kinderen. De studie – waarbij een junioronderzoeker en drie senioronderzoekers betrokken waren – geeft antwoord op de vraag op welke wijze dergelijke vrouwen gestimuleerd kunnen worden tot participatie op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn antwoorden gezocht op gerelateerde vragen als: welke niet-uitkeringsgerechtigde vrouwen al dan niet overwegen zich op de arbeidsmarkt te begeven, welke motieven aan deze keuze ten grondslag liggen, welke eventuele belemmeringen zij ondervinden op weg naar de arbeidsmarkt en wat gedaan kan worden om deze belemmeringen weg te nemen. De eindrapportage is begin 2013 verschenen. Ook over dit onderzoek is een publieksvriendelijke journalistieke samenvatting gemaakt, deze is te vinden op onze website.
Zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) o.l.v. dr. J. Mevissen, Regioplan Beleidsonderzoek, Amsterdam Volgens cijfers van het CBS waren er in Nederland in 2008 640.000 ‘zelfstandigen zonder personeel’ (zzp-ers). Deze groep bestaat onder andere uit de klassieke zelfstandigen en beoefenaren van vrije beroepen. Daarnaast is sprake van een toenemende groep freelancers die hun eigen arbeidskracht aanbieden. In kleine aantallen komen werkwilligen die langdurig werkloos zijn niet of zeer moeizaam aan de slag in loondienst, maar wel als zzp-er. Dat geldt ook voor migranten, ouderen en mensen met een beperking. Voor deze categorieën zijn er bijzondere omstandigheden denkbaar die het succes als zzp-er zouden kunnen verklaren. In deze studie is nagegaan of het voor genoemde groepen gemakkelijker, even moeilijk of moeilijker is om als zzp-er of als werknemer in loondienst aan de slag te gaan. Voorts werden de verschillen tussen de genoemde groepen onderzocht en is nagegaan hoe deze verschillen te verklaren zijn. Door koppeling van databestanden is in de slotfase van het
18
Wetenschappelijk onderzoek
onderzoek nagegaan in hoeverre het zzp-schap een duurzaam karakter binnen de drie genoemde groepen mensen heeft. Het eindrapport is begin 2013 verschenen. Bij deze studie waren twee senioronderzoekers en een projectleider betrokken. Op onze website is een publieksvriendelijke journalistieke samenvatting van dit onderzoek te vinden.
Zelfstandigen zonder personeel: op weg naar een nieuwe arbeidsmarkt en een nieuw beleid? o.l.v. dr. F. Dekker, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht Op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn steeds meer zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) actief. Veel beleidsmakers en wetenschappers zien dit als de ultieme uitingsvorm van het voortschrijdende sociaal-culturele proces van ‘individualisering’. Volgens deze zienswijze willen de hedendaagse burgers zoveel mogelijk individuele vrijheid om de eigen arbeidsloopbaan gestalte te geven. In Nederland bedraagt het aantal zelfstandigen in 2010 circa 14 procent van de werkzame beroepsbevolking. Van dit percentage is circa tweederde ondernemer zonder personeel. Er zijn inmiddels diverse studies naar zzp-ers. Sommige richten zich op de instroom, andere op hun arbeidsmarktpositie of belichten de beweegredenen om zzp-er te worden. Ook zijn er studies waarin de opvattingen van zzp-ers over sociale zekerheid centraal staan. Daarnaast heeft de SER in 2010 een advies uitgebracht over de positie van de zzp-er met betrekking tot de arbeidsmarkt en het sociale zekerheidstelsel. Deze studie doet op gefundeerde wijze uitspraken over de mogelijke ontwikkelingen van het aantal zzp-ers in de toekomst en de consequenties hiervan voor het stelsel van sociale zekerheid. Het eindrapport is begin 2013 beschikbaar gekomen. Bij dit onderzoek waren een senioronderzoeker en een projectleider betrokken. Een publieksvriendelijke journalistieke samenvatting van deze studie is op onze website opgenomen.
2. Lopend onderzoek gestart vóór 2012 Arbeid, Bedrijf en Sociale Zekerheid o.l.v. prof. dr. R. van der Veen, Erasmus Universiteit Rotterdam Sociale zekerheid draait om het delen van risico’s en het nemen van collectieve verantwoordelijkheid. De moderne Westerse samenleving wordt gekenmerkt door een zich geleidelijk voltrekkende ontwikkeling in de richting van een meer open samenleving en een meer open economie. Hieraan ten grondslag liggen processen van individualisering en globalisering. Deze hebben invloed op de aard van sociale risico’s en de bereidheid om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen. De mate waarin en wijze waarop risico’s en de bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen veranderen, vormen de rode draad door dit onderzoeksprogramma. Het programma richt zich met een zestal deelprojecten op ontwikkelingen in de sfeer van arbeid en bedrijf in relatie tot de behoefte aan en de inrichting van de sociale zekerheid en gaat in op thema’s als de wisselwerking tussen cao’s en sociale zekerheid en de relatie sociale zekerheid en employability. Aanvankelijk (medio 2006) waren er vier promovendi, twee postdoc onderzoekers, twee universitair hoofddocenten en vier hoogleraren bij dit onderzoeksprogramma betrokken. Het laatste deelprogramma zal in 2013 door middel van een dissertatie worden voltooid, waarmee het programma als geheel zal zijn afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn op dit moment nog fulltime of parttime betrokken: • een aio c.q. promovendus; • twee hoogleraren.
Hervorming sociale zekerheid o.l.v. prof. dr. K.P. Goudswaard, Universiteit Leiden
20 12
In dit programma ligt het accent op vier aspecten van hervormingen binnen de sociale zekerheid: effectiviteit, verantwoordelijkheidsverdeling, inkomensverdeling en modernisering. Daartoe zijn twee samenhangende deelprojecten ontwikkeld. Het eerste deelproject heeft betrekking op de invloed van Europa op de sociale zekerheid in Nederland (de verhouding tussen het nationale en
19
supranationale niveau en de eventuele verlaging van het beschermingsniveau als gevolg van convergentie tussen stelsels). Het tweede deelproject gaat in op de stelselwijzigingen in de sociale zekerheid, de inkomensgevolgen hiervan, de implicaties voor de verantwoordelijkheidsverdeling en de structuur van het stelsel van sociale zekerheid. Kort na de start van dit onderzoeksprogramma (medio 2006) waren er vijf promovendi, drie postdoc onderzoekers en drie hoogleraren bij dit onderzoeksprogramma betrokken. Het programma bevindt zich op dit moment in de laatste fase en zal in de loop van 2013 worden afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn nu nog fulltime of parttime betrokken: • drie aio’s c.q. promovendi; • een postdoc onderzoeker; • drie hoogleraren.
De invloed van het internationale en Europese recht op de Nederlandse sociale zekerheid o.l.v. prof. mr. F.J.L. Pennings, Universiteit van Tilburg De afgelopen decennia is er in toenemende mate invloed uitgegaan van het internationale en Europese recht op de sociale zekerheid in Nederland. Dit onderzoeksprogramma gaat vanuit verschillende dimensies in op deze invloeden op de sociale zekerheidsregelingen, waarbij naast de EU ook de Raad van Europa en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van betekenis zijn. Hierbij staan – in verschillende deelprojecten – thema’s centraal als de verdere ontwikkeling van internationale en Europese normen om de sociale coherentie te vergroten, mogelijkheden en beperkingen van deze normen voor de ontwikkeling van de Nederlandse sociale zekerheid en effecten van de recente ontwikkelingen in de Nederlandse sociale zekerheid bij grensoverschrijdende situaties. Aanvankelijk (medio 2006) waren er vier promovendi en een hoogleraar bij het onderzoeksprogramma betrokken. Het onderzoeksprogramma bevindt zich inmiddels in de eindfase. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn momenteel nog fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s c.q. promovendi; • een hoogleraar.
Levensloop, sociale zekerheid en arbeidsmarkt o.l.v. prof. mr. F.J.L. Pennings en prof. dr. J. Plantenga, Universiteit Utrecht Levenslooparrangementen openen de mogelijkheid om een minder scherp onderscheid te maken tussen zelfgekozen en externe risico’s, passen in een knowledge based society en bieden ruimte aan diversiteit. Ook beogen levenslooparrangementen een positief effect te hebben op arbeidsmarktparticipatie, juist door de mogelijkheid van een periode van non-participatie. In dit onderzoeksprogramma wordt nagegaan welk gebruik wordt gemaakt van de bestaande levenslooparrangementen. Ook wordt onderzocht welke behoeften er bestaan aan nieuwe regelingen en wat de juridische mogelijkheden zijn van de arrangementen in de wettelijke en contractuele sociale zekerheid. Tot slot wordt in dit onderzoeksprogramma aandacht besteed aan de te verwachten gedragseffecten. Deze studie ging medio 2006 van start. Toen waren er vijf promovendi, twee postdoc onderzoekers en twee hoogleraren bij betrokken. De studie is verkeert nu in de laatste fase, afronding van het programma wordt in 2013 verwacht. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn op dit moment nog fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s c.q. promovendi; • twee hoogleraren.
Publiek toezicht op de uitvoering van een meer private sociale zekerheid o.l.v. prof. dr. G.J. Vonk en prof. dr. J. de Ridder, Rijksuniversiteit Groningen De laatste twee decennia is de dominante rol van de overheid in de sociale zekerheid sterk teruggelopen. Inherent hieraan is er een toename waarneembaar van de bemoeienis van particuliere verzekeringsmaatschappijen, arbodiensten en re-integratiebedrijven. In dit programma staat de vraag
20
Wetenschappelijk onderzoek
centraal in hoeverre de publieke belangen binnen het huidige stelsel gewaarborgd zijn en hoe het publieke toezicht op de private uitvoerders dient te worden ingericht. Anders gezegd, welke vormen van toezicht zijn noodzakelijk om de publieke belangen van sociale zekerheid te waarborgen in een sociaal zekerheidsstelsel waarin private elementen in toenemende mate van betekenis zijn? Met de uitvoering van het onderzoeksprogramma is medio 2006 begonnen, waarbij twee promovendi, twee postdoc onderzoekers en drie hoogleraren betrokken waren. Momenteel is de studie nagenoeg voltooid, deze zal begin 2013 met een dubbelpromotie worden afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn op dit moment nog fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s c.q. promovendi; • een senior onderzoeker; • twee hoogleraren.
Re-integratie verbeteronderzoek o.l.v. dr. C.C.A.M. Sol, Universiteit van Amsterdam Dit onderzoeksprogramma beoogt het onderzoek naar de re-integratiedienstverlening te versterken in directe wisselwerking met de praktijk van het re-integratieveld. Oogmerk is om binnen de beroepspraktijk aanknopingspunten te vinden ter ondersteuning bij het maken van moeilijke keuzen in beleidsvorming en –implementatie. Het programma dient wetenschappelijke onderbouwing op te leveren (evidence) van en kennis te genereren over die implementatieprocessen. De centrale, structurerende gedachte is het bestuderen van de dienstverlening aan de cliënt in relatie tot de belangrijkste elementen die re-integratie kunnen doen slagen of falen. Deze elementen zijn de institutionele omgeving (waar de implementatie plaatsvindt), de sociale omgeving van de cliënt (van wie de motivatie en attitude afkomstig is) en de werkomgeving (waar zowel de werknemer als de werkgever een actieve (anticiperende) rol spelen) en/of de onderlinge wisselwerking tussen deze drie terreinen. In totaal omvatte het programma tien deelprojecten, waarvan er negen zijn afgerond. Er waren aanvankelijk (begin 2008) vier promovendi, dertien postdoc onderzoekers en vijf hoogleraren bij het onderzoeksprogramma betrokken. Bij de uitvoering van het laatste deel van het onderzoek zijn op dit moment nog fulltime of parttime betrokken: • en postdoc onderzoeker; • een hoogleraar; • een programmaleider.
Preventieve bedrijfsgezondheidszorg o.l.v. prof. dr. F.J. van Dijk, Universiteit van Amsterdam /Academisch Medisch Centrum en prof. dr. W. Schaufeli, Universiteit Utrecht
20 12
Het accent van de bedrijfsgezondheidszorg heeft de afgelopen jaren vooral gelegen op vermindering van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Daardoor is het gebied van de preventie relatief achtergebleven. Er doen zich echter ontwikkelingen voor die nopen tot meer aandacht voor preventie, zoals vergrijzing, toename psychische problematiek en zwaarlijvigheid, alsook veranderingen in de verhoudingen tussen de arbeidsorganisaties en de werkwijze van professionals. Dit onderzoeksprogramma is gericht op het vergroten van de kennis op het gebied van de preventieve bedrijfsgezondheidszorg, waarbij sterk rekening wordt gehouden met voornoemde ontwikkelingen. Door het ontwikkelen en evalueren van instrumenten, effectieve preventieve strategieën en interventies wordt bijgedragen aan de verbetering van de kwaliteit van het handelen in de bedrijfsgezondheidszorg. Met het oog daarop zijn binnen het programma elf deelprojecten gestart, voornamelijk gericht op ontwikkeling en toetsing van preventieve interventies. Het onderzoeksprogramma is op een enkel deelproject na afgerond; in mei 2012 is reeds een afsluitend congres gehouden. Aanvankelijk (begin 2008) waren er elf promovendi, twee postdoc onderzoekers en vijftien hoogleraren bij het onderzoeksprogramma betrokken.
21
Bij de afronding van de laatste deelprojecten zijn nu nog fulltime of parttime betrokken: • vier aio’s c.q. promovendi; • twee postdoc onderzoekers; • vijf hoogleraren.
Decentralisatie en regionalisering in het activerend arbeidsmarktbeleid: naar principes van goed bestuur o.l.v. prof. dr. W. Trommel, Vrije Universiteit Amsterdam Doel van dit onderzoek is de principes te benoemen voor goed bestuur van activerend arbeidsmarktbeleid in de vernieuwde verzorgingsstaat. De moderne verzorgingsstaat hecht steeds meer waarde aan het activeren van burgers. Met het oog op die activerende ambitie zijn daartoe in de sector ‘arbeidsmarkt en sociale zekerheid’ uiteenlopende nieuwe bestuurspraktijken geïntroduceerd. Zo ligt de verantwoordelijkheid voor beleidsregie momenteel nadrukkelijker bij de gemeenten (decentralisatie) en spelen regionale netwerken een grotere rol bij de uitvoering van beleid. Tegelijkertijd worden steeds vaker non-gouvernementele partijen in het bestuursproces ingeschakeld. Centraal in dit programma staat de vraag naar de mogelijkheid van beleidsregie en -uitvoering binnen dit netwerk, waarbij tegelijkertijd recht moet worden gedaan aan centrale politieke preferenties, publieke belangen en rechtstatelijke eisen van ‘good governance’. Het programma staat ook bekend als Governance of Activation (GOvACT). Naar verwachting zal de studie eind 2013/begin 2014 worden afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • drie aio’s c.q. promovendi; • drie postdoc onderzoekers; • twee senior onderzoekers; • een hoogleraar.
Werkzekerheid: naar nieuwe zekerheden op de veranderende arbeidsmarkt o.l.v. prof. dr. T. Wilthagen, Universiteit Tilburg In dit onderzoek staat de vraag centraal hoe op de Nederlandse arbeidsmarkt werkzekerheid kan worden vormgegeven: de zekerheid dat mensen aan het werk komen en blijven. Uitgangspunt is dat de ‘baan voor het leven’ aan het verdwijnen is en dat men capaciteiten en faciliteiten nodig heeft om tijdig te kunnen overstappen naar een andere functie of baan. Het thema werkzekerheid wordt in het onderzoek geplaatst binnen de flexicurity-benadering, zoals deze recent binnen het Europese werkgelegenheidsbeleid is ontwikkeld. Uitgangspunt van deze benadering is dat meer flexibiliteit hand in hand moet en ook kan gaan met meer werk- en inkomenszekerheid en daarmee met sociale zekerheid. Via dit onderzoek, dat zeven deelprojecten omvatte – waarvan het merendeel is afgerond – wordt nagegaan wat werkzekerheid inhoudt, vanuit juridisch, sociologisch, psychologisch en economisch perspectief. Ook wordt onderzocht hoe werkzekerheid zich onderscheidt van andere zekerheden, zoals baanzekerheid en sociale zekerheid. Aanvankelijk (medio 2008) waren een promovendus, zes postdoc onderzoekers en zes hoogleraren bij het onderzoeksprogramma betrokken. Het laatste deelproject zal naar verwachting in 2013 worden afgerond. Bij de uitvoering van dit onderzoeksprogramma zijn nu nog fulltime of parttime betrokken: • een junior onderzoeker; • een aio c.q. promovendus; • twee postdoc onderzoekers; • een hoogleraar.
22
Wetenschappelijk onderzoek
Arbeid en gezondheidszorg o.l.v. dr. M. Berg, KPMG Plexus/Erasmus Universiteit Rotterdam Recente veranderingen in de wet- en regelgeving met betrekking tot arbozorg, sociale zekerheid en curatieve zorg hebben, ondanks vele experimenten, onderzoeksprojecten en convenanten niet geleid tot een meer optimale relatie tussen arbeidsorganisaties en de gezondheidszorg. Er bestaat een hardnekkig gebrek aan afstemming tussen de curatieve gezondheidszorg en de verzekeraars op dit punt. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van een zeker onvermogen van werkgevers en werknemers om de noodzakelijke regie op zich te nemen. Dit vormde aanleiding tot het onderhavige onderzoek, dat zich richt op het systeemfalen, dat wil zeggen het onvermogen van verschillende institutionele actoren (bedrijven, overheden, verzekeraars, koepel- en zorgorganisaties) om deze problematiek structureel aan te pakken. Gezocht wordt naar mogelijke oplossingen in het traject ‘tussen preventie en WIA’. Dit is het traject vanaf het ontstaan van klachten, het ziekmelden, het werken aan medisch/functioneel herstel tot en met werkhervatting of, als dat niet lukt, tot en met succesvolle re-integratie binnen de WIA-wachttijdperiode van twee jaar. Het gaat dan vooral over de wijze waarop werkgever en werknemer de regie voeren en mogelijkheden om die regie te optimaliseren. De doorlooptijd van het eind 2008 gestarte onderzoeksprogramma bedraagt zes jaar, waarvan ondertussen ruim vier jaar is verstreken. Bij de uitvoering van het onderzoeksprogramma zijn fulltime of parttime betrokken: • zeven aio’s c.q. promovendi; • vier postdoc onderzoekers; • drie senior onderzoekers; • een hoogleraar.
Werkt diversiteit? – Arbeidsintegratie en vertrouwen in een kleurrijke samenleving o.l.v. prof. dr. S. Otten, Rijksuniversiteit Groningen Arbeidsintegratie lijkt een effectieve manier om mensen te laten integreren in de samenleving. Langs deze weg komen mensen uit verschillende culturen met elkaar in contact en daardoor in aanraking met unieke kenmerken van elkaars culturele achtergrond. Hierdoor ontstaan activiteiten die het niveau van de eigen culturele groep overstijgen. Echter, arbeidsintegratie van allochtonen verloopt moeizaam in Nederland. Daarom is een belangrijke vraag welke factoren ervoor kunnen zorgen dat allochtonen aan het werk komen en blijven. Vanuit het accent op sociaal vertrouwen wordt gezocht naar de factoren die het gevoel van erbij horen en wederzijdse acceptatie zouden kunnen bevorderen. Het programma bestaat uit vijf deelprojecten, waarbinnen zowel de samenhang tussen arbeidsintegratie en sociaal vertrouwen als de hierbij relevante processen en condities worden onderzocht. Doel van het onderzoek is om in kaart te brengen hoe de maatschappelijke kansen van arbeidsintegratie optimaal benut en bevorderd kunnen worden. Naar verwachting zal deze studie in de loop van 2013 worden afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoeksprogramma zijn fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s c.q. promovendi; • twee postdoc onderzoekers; • twee hoogleraren.
Solidariteit in de 21ste eeuw o.l.v. prof. dr. P.T. de Beer, Universiteit van Amsterdam/ Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies
20 12
Na decennialang een toonbeeld van tolerantie en saamhorigheid te zijn geweest, lijkt Nederland stap voor stap uiteen te vallen. Verschillende maatschappelijke groepen staan lijnrecht tegenover elkaar en maken elkaar verwijten. De tegenstelling tussen autochtoon en allochtoon springt daarbij het meest in het oog; deze heeft de afgelopen jaren een stempel gedrukt op de maatschappelijke verhoudingen. Daarnaast ontstaat als gevolg van de vergrijzing de tegenstelling tussen jongere en oudere generaties. Bij deze tegenstellingen gaat het in feite om de vraag wat de noodzakelijke en toereikende
23
voorwaarden zijn voor solidariteit en sociale cohesie in een samenleving die verandert van samenstelling. Dit onderzoeksprogramma wil allereerst antwoord geven op de vraag onder welke condities er in ons land voldoende maatschappelijke steun zal blijven voor een verzorgingsstaat die alle burgers voldoende bestaanszekerheid biedt. Antwoord op de vraag welke omstandigheden bevorderlijk zijn voor het in stand houden of het tot stand brengen van een zekere mate van saamhorigheid en onderlinge betrokkenheid kan hiervan niet los worden gezien. Om deze vragen te beantwoorden zal het onderzoeksprogramma zich toespitsen op beide bovenvermelde vormen van solidariteit die momenteel onder druk lijken te staan. De studie is medio 2009 van start gegaan en zal begin 2014 worden afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • een aio c.q. promovendus; • drie postdoc onderzoekers; • een senior onderzoeker; • een hoogleraar.
Leven lang leren en arbeidsparticipatie o.l.v. prof. dr. A. de Grip, Universiteit Maastricht Om het arbeidsaanbod op peil te houden proberen overheid en sociale partners initiatieven te ontwikkelen om oudere arbeidskrachten langer aan het werk te houden. Het beleid richt zich tot op heden voornamelijk op het versoberen van prepensioensregelingen en het naar achteren schuiven van de leeftijd waarop iemand AOW gerechtigd is. Ouderen zullen zich echter alleen langer op de arbeidsmarkt kunnen handhaven als hun productiviteit op peil blijft. Dit roept de vraag op in hoeverre oudere werknemers door de genomen maatregelen ook gemotiveerd worden om hun inzetbaarheid op peil te houden en meer zijn gaan participeren in cursussen en trainingen. Een centrale vraag is hoe het staat met de inspanningen van werkgevers om het ‘Leven Lang Leren’ (LLL) van hun personeel te stimuleren. In het verlengde daarvan komen vragen aan de orde of LLL bijdraagt aan het opschuiven van de pensioenleeftijd en of dit compensatie kan bieden aan mogelijk negatieve effecten van de versoberde pensioenrechten op de werkmotivatie en productiviteit van oudere werknemers. In deel twee van de studie wordt nagegaan in hoeverre het huidige HR beleid van werkgevers voldoende is gericht op duurzame inzetbaarheid van hun medewerkers. Ook is het de vraag in hoeverre dit HR beleid adequaat inspeelt op de toegenomen flexibiliteit van het pensioensysteem. De studie zal in de loop van 2014 worden afgerond, na een looptijd van twee maal twee jaar. Bij de uitvoering van het onderzoek worden fulltime of parttime betrokken: • een postdoc onderzoeker; • een hoogleraar.
Om de balans in de nieuwe welvaartstaat: een dynamische stelselvergelijking in vijf landen uit de kopgroep in Europa en hun prestaties op het vlak van oude en nieuwe sociale risico’s o.l.v. prof. dr. B. Cantillon, Universiteit van Antwerpen/Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck De afgelopen decennia heeft zich in grote delen van Europa een zekere verdieping van het sociaal beleid voorgedaan: van passieve inkomensbescherming naar een actieve, op participatie gerichte houding. Door de focus op werk, kostenbesparingen, het faciliteren van arbeid en zorg en het investeren in talenten probeert de verzorgingsstaat tegemoet te komen aan de toenemende (financiële) verplichtingen die mede een gevolg zijn van een ontgroenende c.q. vergrijzende populatie. Ondanks de genoemde beleidsingrepen is volgens de beschikbare indicatoren van de OECD en de EU het niveau van de financiële armoede en inkomensongelijkheid echter nergens significant afgenomen. Door middel van dit onderzoeksprogramma zal enerzijds worden nagegaan in hoeverre het gevoerde beleid inzake nieuwe sociale risico’s (laaggeschooldheid, eenoudergezin, zorgtaken, kinderopvang) en oude sociale risico’s (werkloosheid, ziekte, ouderdom) wel of niet heeft bijgedragen aan vooruitgang op de
24
Wetenschappelijk onderzoek
terreinen van armoedebestrijding en ongelijkheid en anderzijds waarom het ene land hier mogelijk succesvoller in was dan het andere. Hiertoe worden recente beleidsontwikkelingen inzake beide risico’s in een vijftal landen in kaart gebracht en met elkaar vergeleken (beleidsanalyse) en in diezelfde landen op resultaat beoordeeld (empirische analyse). Het onderzoeksprogramma ging medio 2010 van start en zal in de loop van 2014 worden afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • twee aio’s c.q. promovendi; • twee postdoc onderzoekers; • een senior onderzoeker; • drie hoogleraren.
Sociale zekerheid in 2025 o.l.v. prof. dr. C.A. de Kam, Rijksuniversiteit Groningen Demografische ontwikkelingen, veranderende opvattingen over de verzorgingsstaat en toenemende globalisering zijn factoren die de sociale zekerheid nu en in de toekomst zullen beïnvloeden. Hoe zal die sociale zekerheid er op middellange termijn uitzien? Welke vorm en inhoud kan daaraan gegeven worden? Om deze discussie te kunnen voeren, is het nodig om greep te krijgen op de sociale zekerheid als geheel. Dit langlopend onderzoeksprogramma (2011 – eind 2013) kent drie inhoudelijke deelprogramma’s die elk een onderdeel van sociale zekerheid bestuderen. Het vierde deelprogramma betreft een synthese, voor een deel gebaseerd op de resultaten afkomstig uit de deelprogramma’s 1, 2 en 3. De studie als geheel zal in 2013 worden afgerond. Ter gelegenheid hiervan vindt op 5 september 2013 een congres plaats in Kasteel de Wittenburg te Wassenaar. º Deelprogramma 1: Individuele risico’s – collectieve regeling o.l.v. prof. dr. N.M. van Gestel, Tias Nimbas Business School, Universiteit van Tilburg. De centrale vraag van het eerste deelprogramma luidt ‘welke risico’s kan de burger vermijden en welke dient hij of zij te aanvaarden?’, gevolgd door de vragen ‘welke onderdelen daarvan moeten of kunnen collectief geregeld worden en welke dienen als individuele keuzes te worden aangemerkt?’ Doel van dit deelprogramma is om nauwkeurig inzicht te verkrijgen in de behoeften en mogelijkheden van individuele en collectieve verantwoordelijkheden in de toekomstige sociale zekerheid. Bij dit deelprogramma wordt onder andere gebruik gemaakt van internationale vergelijking, beschikbare scenario’s in de literatuur en van alternatieve pensioenarrangementen van bijvoorbeeld zzp-ers. Bij de uitvoering van het deelprogramma zijn fulltime of parttime betrokken: • drie postdoc onderzoekers; • een hoogleraar.
20 12
º Deelprogramma 2: Demografische ontwikkelingen, ontgroening en vergrijzing o.l.v. prof. dr. P.A. Dykstra, Erasmus Universiteit Rotterdam. De centrale vraagstelling van dit deelprogramma luidt wat de gevolgen zijn voor de sociale zekerheid van demografische ontwikkelingen als ontgroening en vergrijzing. Binnen deze vraagstelling zal aandacht worden besteed aan de mate waarin verhoging van arbeidsparticipatie mogelijk is teneinde het draagvlak voor sociale zekerheid te vergroten en het beroep daarop te verminderen. Het onderzoek zal zich richten op twee centrale doelgroepen, te weten vrouwen en ouderen vanaf vijftig jaar, waarbij de geformuleerde vraagstellingen zowel vanuit micro/meso- als macroperspectief zullen worden beantwoord. Dit deelprogramma omvat zeven deelstudies die elk een deel van de geformuleerde vraagstelling voor hun rekening nemen. Twee van deze deelstudies betreffen een landenvergelijking. Het onderzoek binnen dit deelprogramma wordt uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit Utrecht.
25
Bij de uitvoering van het deelprogramma zijn fulltime of parttime betrokken: • een aio c.q. promovendus; • twee postdoc onderzoekers; • twee hoogleraren.
º Deelprogramma 3: Globalisering en sociale zekerheid o.l.v. prof. dr. E.R. Engelen, Universiteit van Amsterdam. Deelprogramma drie zal antwoord geven op de vraag wat de gevolgen zijn van toenemende wereldwijde interactie voor de sociale zekerheid. Nationale verzorgingsarrangementen passen steeds minder bij een wereld met grensoverschrijdende mobiliteit van mensen en kapitaal. Via twee deelstudies zal worden onderzocht welke realistische scenario’s er op basis van bestaande projecties gemaakt kunnen worden over de omvang van grensoverschrijdende migratie en kapitaalverkeer van en naar Nederland. Uiteindelijk zal met dit deelprogramma inzicht worden verkregen in de toekomstige mobiliteit van mensen, ondernemingen en kapitaal en op welke wijze bestaande arrangementen hierdoor onder druk komen te staan. Ook worden nieuwe, empirisch geïnformeerde beleidsalternatieven aangedragen die op moreel, ethisch, prudentieel en realistisch gehalte geëvalueerd worden. Bij de uitvoering van het deelprogramma zijn fulltime of parttime betrokken: • twee postdoc onderzoekers; • een hoogleraar. º Deelprogramma 4: Synthese door prof. dr. C.A. de Kam, Rijksuniversiteit Groningen. Het programma wordt afgerond met een synthetische studie. Daarin wordt een schets gegeven van de Nederlandse sociale zekerheid in 2025, inclusief een aanduiding van de dilemma’s en keuzen die ons tot 2025 staan te wachten. De synthese maakt deels gebruik van de resultaten afkomstig uit de deelprogramma’s 1, 2 en 3. Daarnaast zijn relevante resultaten van andere onderzoeksprogramma’s van Instituut Gak beschikbaar evenals data, literatuur en inzichten van elders. Over het eindresultaat wordt een brede discussie georganiseerd met als doel een bijdrage te leveren aan het publieke debat inzake de toekomstige sociale zekerheid. Bij de uitvoering van het deelprogramma is parttime betrokken: • een hoogleraar.
Cao's en sociale zekerheid in vergelijkend perspectief o.l.v. prof. dr. R. van der Veen, Erasmus Universiteit Rotterdam Verzorgingsstaten bieden bescherming tegen sociale risico’s als werkloosheid, ouderdom, ziekte of onwetendheid. Een gebrek aan bescherming tegen deze risico’s kan leiden tot een toename in ongelijkheid en armoede. Dit onderzoek richt zich op de wisselwerking tussen ontwikkelingen in het beleid rond de verzorgingsstaat en ontwikkelingen in cao’s. Nagegaan wordt in hoeverre deze bescherming varieert naar type verzorgingsstaat en naar type risico en of die bescherming mede afhankelijk is van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Nederland wordt vergeleken met Duitsland, Zweden en Australië; landen die elk een ander type verzorgingsstaat kennen. Ontwikkelingen in de bescherming tegen oude en nieuwe sociale risico’s zullen in deze verschillende typen verzorgingsstaten in kaart worden gebracht. Zowel het beleid rond de verzorgingsstaat als het arbeidsvoorwaardenoverleg worden hierbij betrokken. De verwachting is dat de mate waarin en de wijze waarop het terugtredend overheidsbeleid op dit terrein wordt gecompenseerd in cao’s afhankelijk is van de morele economie van een land. Dit zou kunnen betekenen dat verschillen in de wisselwerking tussen cao’s en sociale zekerheid in de bij dit onderzoek betrokken landen ontstaan door verschillen in de morele economie tussen deze landen. De studie heeft een doorlooptijd tot eind 2013.
26
Wetenschappelijk onderzoek
Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • een onderzoeker; • een postdoc onderzoeker; • een senior onderzoeker; • een hoogleraar.
Keuzevrijheid in pensioenen: mogelijk, wenselijk, haalbaar? o.l.v. dr. K. Anderson, Radboud Universiteit Nijmegen In deze studie wordt nagegaan onder welke voorwaarden meer keuzevrijheid geïntroduceerd zou kunnen worden in het Nederlandse pensioenstelsel. De kernvraag van deze studie luidt op welke wijze keuzevrijheid en collectief georganiseerde solidariteit kunnen worden gecombineerd. Het is de bedoeling een vergelijking te maken tussen Nederland en een aantal andere Europese landen met soortgelijke collectieve aanvullende pensioenstelsels met het oogmerk om de volgende drie onderzoeksvragen te beantwoorden: Hoe hebben landen als Zweden, Denemarken, Zwitserland keuzevrijheid en collectieve solidariteit in hun pensioenstelsels georganiseerd? Hoe denken Nederlandse werknemers en werkgevers over keuzevrijheid met betrekking tot aanvullende pensioenen? Welke lessen kunnen worden getrokken uit ervaringen tot nu toe binnen de reeds bestaande keuzemogelijkheden in het Nederlandse pensioenstelsel? Naar verwachting zal deze drie jaar durende studie in de loop van 2015 zijn afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • twee postdoc onderzoekers; • een senior onderzoeker; • een programmaleider.
Keuzevrijheid in pensioenen: vier scenario's o.l.v. prof. dr. W. Salverda, Universiteit van Amsterdam/ Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies Meer keuzevrijheid ten aanzien van pensioenen kan ertoe bijdragen dat pensioenen beter aansluiten bij de uiteenlopende behoeften van werknemers en bij (ook internationaal) gevarieerde loopbanen. Bovendien kan het een prikkel zijn voor een efficiëntere uitvoering. Ook kan het een oplossing bieden voor tegenstellingen tussen jongere en oudere deelnemers en tussen werkgevers en werknemers. Dit onderzoek analyseert met behulp van vier scenario’s van keuzevrijheid in pensioenen of, en onder welke voorwaarden, keuzevrijheid daadwerkelijk deze positieve effecten sorteert en welke negatieve bijeffecten zich kunnen voordoen. In de eerste optie bepalen werknemers zelf bij welk pensioenfonds zij zich aansluiten. In de tweede optie kiest de werkgever bij welk pensioenfonds hij zijn pensioenregeling onderbrengt. In de derde optie blijft de werknemer verplicht aangesloten bij het pensioenfonds van de onderneming of bedrijfstak waarin hij/zij werkt, maar biedt het pensioenfonds hem/haar een keuzepakket van pensioenregelingen. In de vierde optie blijven bestaande hoofdlijnen ongewijzigd (verplichte deelname), maar krijgen de deelnemers een gezamenlijke keuzevrijheid in de besluitvorming over (wijzigingen in) de pensioenregeling en de financiering. De mogelijke gevolgen van deze vier opties worden theoretisch en empirisch onderzocht. Hierbij komt ook een vergelijking met de pensioenstelsels van Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Australië aan de orde. De studie zal in twee jaar worden uitgevoerd en naar verwachting medio 2014 – met onder andere een conferentie – worden afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • vier postdoc onderzoekers; • twee hoogleraren.
20 12
27
Bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers: een cohortstudie o.l.v. prof. dr. IJ. Kant, Universiteit Maastricht De Nederlandse arbeidsmarkt staat voor grote uitdagingen. Vergrijzing en ontgroening van de bevolking resulteren in een daling van de potentiële beroepsbevolking, maar ook globalisering en technologische ontwikkelingen hebben belangrijke gevolgen voor de arbeidsmarkt. Het doel van dit onderzoeksprogramma is de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te bevorderen, door na te gaan aan welke eisen moet worden voldaan om deze werknemers in staat te stellen langer door te werken. In deze studie worden bij oudere werknemers (45-60 jaar) elementen die van invloed zijn op doorwerken uit de domeinen arbeid, gezondheid, privésituatie/individuele kenmerken en competenties, in hun onderlinge samenhang in de tijd onderzocht. Vervolgens worden voor werknemers boven de 60 jaar de oorzaken van langer doorwerken bestudeerd. De studie maakt gebruik van bestaande data van de Maastrichtse Cohort Studie (MCS), alsmede van nieuw te verzamelen data specifiek voor deze studie. De gevonden oorzaken van (langer) doorwerken op oudere leeftijd vormen de basis voor het formuleren van interventiemogelijkheden en preventieve maatregelen om oudere werknemers gemotiveerd, gezond en langer op de werkvloer te houden. Potentieel veelbelovende maatregelen worden onderverdeeld in maatregelen op individueel, bedrijfsen nationaal niveau. Nagegaan wordt in hoeverre deze maatregelen maatschappelijk geaccepteerd en gedragen worden. Ook zal de technische, organisatorische en juridische haalbaarheid worden getoetst. Het onderzoeksprogramma zal medio 2016 worden afgerond. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • een aio c.q. promovendus; • een postdoc onderzoeker; • een senior onderzoeker; • twee hoogleraren.
3. Nieuwe onderzoeksprojecten toegekend in 2012 Vrouwen in hogere managementposities o.l.v. prof. dr. ir. T. van der Lippe, Universiteit Utrecht (¤ 157.919) Vrouwen zijn nog altijd ondervertegenwoordigd in hogere managementposities in Nederland; Nederland steekt hierin relatief ongunstig af tegenover andere Europese landen. Doel van het onderzoek ‘Vrouwen in hogere managementposities’ is niet alleen te verklaren waarom er minder vrouwen in hogere managementposities zitten, maar ook om aan te geven met welk type interventies dit kan veranderen. Het onderzoek start met een beschrijving van aantallen vrouwen en mannen in hoge managementposities in Nederland en hoe dit is veranderd over de afgelopen 25 jaar. Ook is er aandacht voor veranderingen over de levensloop van mannen en vrouwen en tussen generaties. Vervolgens worden deze aantallen afgezet tegen andere Europese landen en wordt nagegaan of de achterstand samenhangt met de organisatie en sector waar mannen en vrouwen werken. In de verklaring van de verschillen in managementposities worden die factoren nagegaan die de matching van vraag en aanbod van vrouwen in managementposities beïnvloeden: microfactoren als human capital, normen en ambities; mesofactoren als organisatiegrootte, percentage vrouwen in beroepen, organisatiecultuur en type sector of branche en macrofactoren als beleid en cultuur. Uiteraard wordt ook aandacht besteed aan discriminatie en vooroordelen die hierbij een rol kunnen spelen. Zijn de aantallen en oorzaken eenmaal bekend, dan ligt het in de bedoeling een database te bouwen met (1) bestaande interventies om het aantal vrouwen in hogere managementposities te verhogen, (2) de belemmerende en bevorderende oorzaken in kaart te brengen op basis waarvan de interventies worden samengesteld en (3) de effectiviteit van interventies in termen van instroom van vrouwen in hogere managementposities. Het ligt in de bedoeling dat deze database een bruikbaar instrument vormt voor beleidsmakers om zo in beeld te krijgen welke interventies mogelijk en effectief zijn om
28
Wetenschappelijk onderzoek
het aantal vrouwen in managementposities te verhogen en voor het MKB en grote bedrijven om een interventie op maat te kiezen voor de eigen arbeidsorganisatie. Hiertoe zullen een aantal regionale workshops worden georganiseerd en de database zal op een website en app worden aangeboden. De studie is per januari 2013 van start gegaan, de duur van het onderzoek bedraagt achttien maanden. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • twee postdoc onderzoekers; • een senior onderzoeker; • een hoogleraar.
Jeugd en leiding aanvaarden o.l.v. prof. dr. M.C. Euwema, Universiteit Leuven (€ 159.044) Wat verwachten jongeren anno 2012 van werk en vooral, wat verwachten ze van hun leidinggevende? Een relevante vraag, immers heel wat sectoren in Nederland hebben moeite om goed gekwalificeerde jonge werknemers te vinden, te boeien en te binden. Daarbij wordt regelmatig in de media gesproken over nieuwe eisen en verwachtingen die de jeugd heeft. Generatie X, generatie Y en inmiddels dient zich generatie C aan. Steeds wordt daarbij aangegeven hoezeer ‘de jeugd van tegenwoordig’ verschilt van vorige generaties, ook wat betreft de verwachtingen met betrekking tot werk en leiding ontvangen. In dit onderzoek wordt nagegaan wat jongeren anno 2012/2013 in Nederland verwachten van hun leidinggevenden. Aan leidinggevenden en HRM managers wordt gevraagd of zij werkelijke verschillen zien met eerdere generaties. Uit internationaal wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat die verschillen nogal meevallen. Jongeren (en ouderen) maken weliswaar gebruik van andere communicatiemiddelen, maar dat zegt nog niets over de inhoud. De kern van de studie is erop gericht in kaart te brengen wat jongeren verwachten van leidinggevenden en wanneer, onder welke omstandigheden zij leiding aanvaarden. Welke aanpak – zowel voor HRM als leidinggevenden – is succesvol om starters op de arbeidsmarkt te boeien, te binden en professioneel te ontwikkelen? Het uitgangspunt van deze studie is dat er een grote verscheidenheid is onder jongeren, qua opleiding, ambitie en behoefte aan vormen van leiding en coaching. De studie bestaat uit de volgende stappen: • bestudering van internationale wetenschappelijke literatuur om na te gaan of de zogenaamde trends echt zoveel verschil laten zien en zo ja op welke punten; • analyse van Nederlandse databases op verschillen in werkbeleving en verwachtingen van leidinggevenden tussen starters op de arbeidsmarkt en andere groepen werknemers; • enquête onder een grote groep jonge werknemers gericht op verwachtingen met betrekking tot leidinggevenden, coaching en hun werk; • interviews met managers en HRM professionals over hun ervaringen en good practices in leidinggeven aan een verscheidenheid aan jongeren die starten op de arbeidsmarkt. Doel van de studie is om concrete handvatten te bieden aan leidinggevenden en aan jongeren: leiding geven en leiding aanvaarden. Op basis van de verzamelde good practices wordt een app ontwikkeld, zowel voor leidinggevenden als jonge werknemers. Ook worden bevindingen gepubliceerd en besproken op een nationaal symposium. De studie is in januari 2013 van start gegaan en loopt tot april 2014. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • een junior onderzoeker; • een postdoc onderzoeker; • een hoogleraar.
20 12
29
Opleiding als sociale scheidslijn o.l.v. dr. M.H.J. Wolbers, Radboud Universiteit Nijmegen (€ 159.460) De klassensamenleving op basis van sociale herkomst is succesvol bestreden in Nederland, maar nieuwe tegenstellingen dienen zich aan. Tussen mensen met een hoge en lage opleiding lijken zich hardnekkige scheidslijnen af te tekenen. Er wordt ook wel van een ‘credential society’ gesproken, waarin toegang tot een baan vooral gebaseerd is op diploma’s en titels ook al zijn die niet relevant voor het betreffende werk. Tegelijkertijd is sociale stijging geen vanzelfsprekendheid meer in de Nederlandse samenleving. Hoewel het opleidingspeil van de (beroeps-)bevolking nog steeds stijgt, neemt het percentage kinderen dat met een lager opleidingsniveau dan hun ouders het onderwijs verlaat, sterk toe. Het naoorlogse denkkader over sociale mobiliteit, geënt op het verheffen van lagere sociale klassen door het blootleggen van verborgen talent, lijkt tegenwoordig niet meer passend. Dit onderzoeksproject heeft als doel gedetailleerd inzicht te verschaffen in de aard, omvang en problematiek van deze recente ontwikkelingen op het terrein van sociale stratificatie en mobiliteit in Nederland. Daarnaast wordt uitgebreid ingegaan op de oorzaken en gevolgen ervan. Welke maatschappelijke ontwikkelingen en mechanismen liggen ten grondslag aan sociale daling en opleiding als sociale scheidslijn en wat zijn de gevolgen voor de maatschappelijke verhoudingen in het algemeen en voor de arbeidsmarkt en het sociale zekerheidsstelsel in het bijzonder, nu en in de toekomst? Aan de hand van een literatuurstudie, een empirische analyse op een gezaghebbende persoonsenquête en een expertmeeting zal uitgebreid gereflecteerd worden op deze onderzoeksvragen. Het onderzoek is in oktober 2012 gestart, de eindrapportage is begin 2014 voorzien. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • een postdoc onderzoeker; • een senior onderzoeker; • een programmaleider.
Programmeringsstudie ‘Multiproblematiek in gezinnen o.l.v. dr. D.E.M.C. Jansen en prof. dr. S.A. Reijneveld, Universitair Medisch Centrum Groningen (€ 70.137) Het aantal multiprobleemgezinnen in Nederland is onbekend. Wel zijn er lokale cijfers bekend (Provincie Groningen, Rotterdam, Amsterdam, etc.), maar een landelijk overzicht ontbreekt. Er zijn verschillende interventies voor multiprobleemgezinnen beschikbaar. Ook daarvan bestaat echter geen overzicht van de (kosten)effectiviteit, de werkzaamheid van componenten van interventies en de risicofactoren en barrières in de hulpverlening aan multiprobleemgezinnen. In een dergelijk overzicht is het van belang om niet alleen psychosociale problematiek van betrokkenen als uitkomstmaat te nemen, maar ook andere uitkomstdomeinen die relevant zijn voor multiprobleemgezinnen. Algemeen aanvaarde probleemdomeinen van multiprobleemgezinnen liggen zowel op het sociaaleconomische vlak, bijvoorbeeld de financiële situatie, arbeidssituatie en woonsituatie, als op het psychosociale vlak, met name de opvoeding. Daarnaast is er vaak sprake van problematische samenwerking met de hulpverlening, die deels toegeschreven kan worden aan het systeem van de hulpverlening en de eigenschappen van de hulpverlener. Doel van deze programmeringsstudie is het bieden van inzicht in de problematiek rond en hulpverlening aan multiprobleemgezinnen. Op basis van dit inzicht zullen enerzijds voorstellen worden gedaan voor veelbelovende en kansrijke interventies. Anderzijds zullen aandachtspunten worden geformuleerd voor wetenschappelijk onderzoek dat gekoppeld zal zijn aan de implementatie van een interventie. Door middel van literatuurstudie wordt een overzicht opgesteld van relevante concepten en evidencebased interventies gericht op het voorkomen en reduceren van problematiek bij multiprobleemgezinnen. Met kennis afkomstig uit de literatuurstudie wordt duidelijk waar de kansen liggen en leemten zich bevinden wat betreft interventies bij multiprobleemgezinnen, nationaal en internationaal. De resultaten van de literatuurstudie worden als input gebruikt voor een bijeenkomst met deskundigen die beschikken over uitgebreide en veelzijdige expertise op het gebied van multiprobleemgezinnen. Doel
30
Wetenschappelijk onderzoek
van deze expertmeeting is tweeledig. Enerzijds het beoordelen van de uitkomsten van de literatuurstudie op juistheid en volledigheid, anderzijds het bediscussiëren van de implicaties van de voorstellen voor de te implementeren interventies. Per december 2012 is de studie van start gegaan, de looptijd bedraagt tien maanden. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • een postdoc onderzoeker; • een senior onderzoeker; • een hoogleraar.
Leren re-integreren: beleidsanalyse van re-integratie o.l.v. prof. dr. P.W.C. Koning, Vrije Universiteit Amsterdam (€ 379.000) Het afgelopen decennium is het nodige empirisch onderzoek verricht naar de effectiviteit van re-integratie. Met steeds uitgebreidere datasets en betere onderzoeksdesigns is het mogelijk de toegevoegde waarde van re-integratie, zoals scholing, bemiddeling of therapieën, te schatten. Met het beantwoorden van de effectiviteitsvraag komt vervolgens een andere vraag in zicht: wat drijft effectiviteit, in hoeverre is dit verklaarbaar uit beslissingen van klantmanagers? Wanneer is een non-conformistisch instrument, zoals schuldhulpverlening, een goed alternatief? Kiezen klantmanagers wel voor de juiste re-integratiebedrijven? Evenzo is het de vraag of werkgevers wel de juiste beslissingen nemen bij re-integratie. Deze vragen zijn tot dusver nog grotendeels onontgonnen in de literatuur en tegelijkertijd van eminent belang bij de uitvoering van re-integratie. De onderhavige, empirisch gerichte studie zal zich daarom primair op deze uitvoeringsvragen richten, met als perspectief de (beslissingen van) klantmanagers en werkgevers bij re-integratie. Daarnaast speelt ook de overkoepelende vraag, namelijk hoe beleidsmakers de uitvoering van re-integratie kunnen sturen: hoe zorg je ervoor dat klantmanagers en werkgevers over de juiste prikkels beschikken om tot ‘optimale re-integratie’ te komen? Bij werkgevers valt daarbij te denken aan de loondoorbetalingsverplichting die zij hebben en systemen van premiedifferentiatie. Meer concreet zal dit project uit de volgende vier deelprojecten bestaan: • effectiviteit van schuldhulpverlening als non-conformistische re-integratieaanpak: met gegevens van onder andere de gemeente Amsterdam zullen de – bedoelde en onbedoelde – effecten van schuldhulpverleningstrajecten op de ’baanvindkans’ van bijstandscliënten onderzocht worden; • aansturing van werkgevers tot re-integratie door financiële prikkels bij ziekte en arbeids ongeschiktheid. Grootschalige administratieve bestanden van de verzekerden-, uitkerings- en premieregistratie (van UWV) zullen benut worden om vast te stellen in hoeverre de prikkels die uitgaan van loondoorbetaling en premiedifferentiatie effect sorteren. Interessant in dit verband is de vraag hoe zwaar, wanneer en op welk type werkgevers gericht dient te worden;. • organisatie van de aanbesteding van re-integratie: op basis van welke informatie zijn geschikte re-integratiebedrijven te kiezen? Welke combinatie van informatie is daarvoor nodig? Het hier beschreven onderzoek maakt gebruik van UWV-gegevens over de aanbesteding van re-integratie; • contracteren van re-integratiebedrijven: wat zijn de effecten van prestatieprikkels voor reïntegratiebedrijven? Wederom met UWV gegevens wordt in dit onderzoek nader onderzocht of prikkels leiden tot selectie door re-integratiebedrijven en of het aanzet tot betere plaatsingsprestaties. De studie gaat in april 2013 van start en de looptijd bedraagt vier jaar. Bij de uitvoering van het onderzoek zijn fulltime of parttime betrokken: • een aio c.q. promovendus; • een postdoc onderzoeker; • een hoogleraar.
20 12
31
4. Onderzoek in voorbereiding Geadviseerd door de Raad van Advies heeft het Bestuur verschillende thema’s vastgesteld waarvoor wetenschappelijk onderzoek wenselijk wordt geacht. Enkele onderzoeksonderwerpen zijn momenteel in samenspraak met de Wetenschappelijke Raad en deskundige onderzoekers in voorbereiding. In de loop van 2013 zal naar verwachting besluitvorming plaatsvinden over de verdere invulling en start van deze programma’s.
5. Onderzoekersdag 2012 Na de voltooiing van een zestal studies en de start van vijf nieuwe onderzoeksprojecten in 2012 zijn er thans ongeveer 130 wetenschappelijk onderzoekers betrokken bij de uitvoering van het totale onderzoeksprogramma van Instituut Gak. Met het oog op uitwisseling van kennis tussen de verschillende bij dit programma betrokken onderzoekers en universiteiten organiseerde Instituut Gak op 3 december 2012 de zesde ‘Onderzoekersdag’. Het thema voor deze dag was ‘De verzorgingsstaat in beweging’. Prof. dr. Anton Hemerijck (decaan faculteit Sociale Wetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam) hield een lezing met als thema ‘Van versobering naar toerusting: Europese sociale hervormingen in perspectief’. Aansluitend hierop konden de deelnemers aan de Onderzoekersdag presentaties bijwonen binnen een zestal parallelsessies en workshops. De workshops werden druk bezocht met hier en daar levendige discussies. Ook gedurende de zesde Onderzoekersdag werd veelvuldig gebruik gemaakt van de ‘Resultatenmarkt’. Verschillende boeken, proefschriften en tal van papers, artikelen, nationale en internationale publicaties waren beschikbaar. Voor de onderzoekers die recentelijk zijn gestart met een van de vijf nieuwe onderzoeksprogramma’s, vormde deze dag een goede gelegenheid om kennis te maken met de collega-onderzoekers. Uit de evaluatie van de Onderzoekersdag 2012 is wederom gebleken dat deze jaarlijks terugkerende bijeenkomst hoog gewaardeerd wordt en tevens voorziet in de behoefte om kennis te nemen van aanpalend onderzoek op het terrein van de sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Met het oog op de samenhang van het onderzoeksprogramma als geheel en alle daarbij betrokken onderzoekers acht het Bestuur het van belang ook in de toekomst dit soort bijeenkomsten te organiseren.
32
III. (Bijzondere) leerstoelen
In oktober 2003 is Stichting Instituut Gak gefuseerd met ‘Stichting Mr. H.P.L.C. de Kruyff-fonds’ (opgericht in 1960) en ‘Stichting Bijzonder Hoogleraarschap voor het Onderwijs in de Sociale Verzekeringsgeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam’ (opgericht in 1938). Tot deze fusie is onder meer besloten, omdat elk van de drie stichtingen het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de sociale zekerheid en arbeidsmarkt voorstaat en inbedding in Instituut Gak de beste waarborgen biedt voor continuïteit. In verband met deze fusie zijn de statuten van Stichting Instituut Gak destijds uitgebreid met artikel 2d: ‘De stichting heeft ten doel het instellen en in stand houden van één of meer leerstoelen voor het onderwijs aan Nederlandse universiteiten, waaronder mede begrepen, doch niet beperkt tot onderwijs op het terrein van de sociale zekerheid.’ Via de (bijzonder) hoogleraren vanwege Instituut Gak is er voor de universiteiten extra en/of specialistische kennis, kunde en ervaring op het terrein van de sociale zekerheid en arbeidsmarkt beschikbaar. Deze kennis, kunde en ervaring komt via de onderwijscurricula ten goede aan de studenten en wordt tevens ingezet in het academisch wetenschappelijk onderzoek. Momenteel gaat het om de volgende (bijzondere) leerstoelen: • Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (Vrije Universiteit Amsterdam); • Economie van de sociale zekerheid (Universiteit van Amsterdam); • Internationaal sociaal zekerheidsrecht (Universiteit van Tilburg, vacant); • Leer der sociale zekerheid (Universiteit Leiden); • Pensioenrecht (Radboud Universiteit Nijmegen); • Sociaal zekerheidsrecht (Rijksuniversiteit Groningen); • Sociaal zekerheidsrecht (Vrije Universiteit Amsterdam, vacant); • Sociale verzekeringsgeneeskunde (Universiteit van Amsterdam/AMC); • Sociale zekerheid en arbeidsverhoudingen (Universiteit van Amsterdam/AIAS). Het Bestuur van Instituut Gak heeft het voornemen om op beperkte schaal het aantal bijzondere leerstoelen uit te breiden. Binnen de kaders van de doelstelling en missie van het instituut worden hiertoe de nodige activiteiten ontplooid.
20 12
33
Stichting FC Twente – scoren in de wijk – De Twentse Werkgever in de lead ‘de stagecarrousel’ – pagina 43
34
20 11
35
36
IV. Praktische projecten
Inleiding In 2012 is aan 63 praktische projecten een financiële bijdrage toegekend. Hiermee is een totaal bedrag van circa ¤ 5,4 miljoen gemoeid. Instituut Gak ondersteunt projecten op vijf categorieën: • Bijdrage aan het publieke debat; • Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methoden; • Voorlichting; • Preventie; • Activering. Gehonoreerde projecten 2012 naar categorie 6%
Publiek debat Instrument/ methode Voorlichting Preventie Activering
11 % 3% 2%
78 %
Sociale zekerheid en arbeidsparticipatie, kortweg werk boven uitkering genoemd, is het kerndomein van het subsidiebeleid van Instituut Gak. In de aanvraagpraktijk is er overlap zichtbaar met vier andere maatschappelijke domeinen te weten: zorg, onderwijs, inburgering & integratie en reclassering. Veelal zijn de publieke reguliere middelen in deze domeinen niet – of niet voldoende – beschikbaar voor vernieuwende projecten met een domeinoverschrijdende aanpak. Daarom zijn projecten vaak aangewezen op private financiering van onder andere vermogensfondsen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling weergegeven van het aantal gehonoreerde projecten in 2012 naar thema en naar domein.
Aantal Projecten
Domeinen
Categorieën Werk boven Zorg Onderwijs Inburgering Uitkering en Integratie Activering 22 4 16 4 Publiek Debat 4 - - - Instrument/Methode 5 - 2 - Preventie 1 - - - Voorlichting - 1 1 - Totaal
20 12
32
5
19
4
Reclassering Totaal
3 - - - -
49 4 7 1 2
3
63
37
Instituut Gak subsidieert voornamelijk projecten binnen de categorie Activering. Op verschillende manieren wordt ondersteuning geboden aan mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Vaak betreft het toeleiding naar reguliere banen, al dan niet voorafgegaan door een gericht scholingstraject. Ook wordt in een aantal projecten eerst werkervaring opgedaan op leerwerkplekken of via passend vrijwilligerswerk. Het einddoel is voor al deze projecten gelijk, namelijk dat de deelnemers uit de uitkering en aan het werk geraken. Projecten richten zich vrijwel altijd op een specifieke doelgroep. In de navolgende tabel wordt de verdeling gegeven van het aantal activeringsprojecten over de instroomprofielen en de domeinen.
Aantal Projecten Instroomprofiel
Domeinen Werk Zorg Onderwijs boven Uitkering
Inburgering Reclassering Totaal en intergratie
langdurig werklozen oudere werklozen jeugdwerklozen arbeidsgehandicapten jongarbeidsgehandicapten sociale werkvoorziening allochtonen (m/v) allochtone vrouwen allochtone jongeren overige
12 2 2 3 - 2 - - - 1
- - 2 2 - - - - - -
- - 4 - 9 - - - 3 -
- - - - - - 1 3 - -
3 - - - - - - - - -
15 2 8 5 9 2 1 3 3 1
Totaal
22
4
16
4
3
49
Via 49 projecten worden circa 4.500* mensen geactiveerd. In de onderstaande grafiek wordt weergegeven hoe dit aantal is verspreid over de instroomprofielen en de domeinen.
Te activeren deelnemers 2012 naar domein en naar instroomprofiel Werk boven Uitkering Zorg 70 % Onderwijs Inburgering & integratie Reclassering
4%
17 %
8% 1%
6%
Langdurig werklozen 54 % Oudere werklozen Jeugdwerklozen Arbeidsgehandicapten Jongarbeidsgehandicapten Sociale werkvoorziening Allochtonen (m/v) Allochtone vrouwen Allochtone jongeren
9% 5%
10 % 3% 3% 5% 5%
* Ervaring leert dat circa 80% van het beoogde aantal deelnemers (ad 4.500) daadwerkelijk aan een traject begint. Bij benadering zal circa 40% hiervan het traject in de loop van de tijd succesvol afsluiten.
38
Praktische projecten | Bijdragen aan het publieke debat
1. Bijdragen aan het publieke debat De Rode Hoed – De toekomst van de verzorgingsstaat (¤ 109.192) Vanaf het ontstaan is ons sociale zekerheidsstelsel voorwerp geweest van telkens terugkerende politieke discussies over de volgende thema’s: • de risico’s. Welke risico’s moet het stelsel al dan niet afdekken? • de kring van verzekerden. Wie zijn verplicht dan wel vrijwillig verzekerd? • de prestaties. Hoe hoog moet de geboden bescherming tegen een bepaald risico zijn? • de beheersbaarheid. Hoe blijft het stelsel betaalbaar en hoe worden fraude en oneigenlijk gebruik voorkomen. Zeker nu de gevolgen van de economische crisis zich onmiskenbaar doen gelden, rijst de vraag hoe de zwaksten in de samenleving op bescherming kunnen rekenen. Om die reden is aan tien wetenschappelijke bureaus van politieke partijen gevraagd een essay te schrijven over hun huidige visie op de verzorgingsstaat. Deze essays worden gebundeld en in mei 2013 gepubliceerd voor een algemeen geïnteresseerd publiek. Daarnaast organiseert het cultureel debatcentrum De Rode Hoed in het voorjaar van 2013 twee gratis toegankelijke debatten over dit thema. Een verkennend debat op basis van de inhoud van de aangeleverde essays, bedoeld voor stakeholders op het terrein van sociale zekerheid, en een tweede debat gericht op twintigers, die doorgaans weinig zicht- en hoorbaar zijn in het maatschappelijke debat.
Tekst in stijl, van spreekleer tot schrijfwerk – Respect en Werk (¤ 112.601) In samenwerking met dagblad Trouw wordt over het thema Respect en Werk een serie artikelen geschreven, gevolgd door een gratis toegankelijke slotconferentie in het voorjaar van 2013. Doelstelling is discussie te bewerkstelligen over respect op de werkvloer bij de zorg, het onderwijs, de politie en de brandweer. Onderwerpen die ter sprake zullen komen zijn onder andere wat respect is, hoe respect wordt ervaren, of en wanneer respect verloren is gegaan, en als meest urgente vraag hoe respect een nieuwe plaats in de maatschappij kan krijgen. Het slotcongres moet een evenement worden voor 200 tot 300 bezoekers. Emotie zal op die dag een grote rol spelen en de ervaringen met respect (of het gebrek daaraan) uit het veld, zullen op verschillende manieren indringend voor het voetlicht worden gebracht.
Stichting GreenWish - Wie smeedt de re-integratieketen? (¤ 106.553) Het blijkt nog altijd lastig om goede matches te maken tussen werkzoekenden en werkgevers. Hoewel er veel organisaties zijn die zich bezighouden met werkzoekenden, richt een groeiend aantal zich op werkgevers. De Landelijke Cliëntenraad (LCR) signaleert dat een integrale benadering van de re-integratieketen vaak ontbreekt. Organisaties die wel vanuit een integrale visie werken lopen tegen blokkades aan, omdat andere partijen niet gewend zijn op die manier te werken. Adviesbureau GreenWish heeft om die reden een inventarisatie gemaakt van obstakels en kansen voor een beter beheer van re-integratietrajecten voor de sectoren techniek en zorg. De aanpak is drieledig. Eerst wordt zichtbaar gemaakt hoe de re-integratieketens aan werknemers- en werkgeverszijde (MKB) in elkaar zitten, waar schakels ontbreken en hoe dit op te lossen. Vervolgens wordt het debat gezocht om dit ‘ketenbeheer’ onder de aandacht te brengen bij partijen die daarin een rol kunnen spelen, zoals professionals bij re-integratiebureaus, personeelsafdelingen, gemeenten, UWV, opleidingsinstituten, sociaal ondernemers en leerwerkbedrijven. Naast verspreiding van kennis over de re-integratieketen is het voorts de bedoeling een meer geïntegreerde benadering van re-integratie op gang te brengen. Concrete producten om de plannen te realiseren zijn regionale workshops, publicaties, films op de lokale televisie, social media en een slotbijeenkomst.
20 12
39
Praktische projecten | Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken
Stichting InterArt - UT 2012 - vernieuwingen binnen het sociaal domein (¤ 7.500) Stichting InterArt organiseert de werkconferentie ’UT 2012’ over vernieuwingen binnen het sociaal domein. Doel hiervan is het aanreiken van handvatten en oplossingen voor structurele problemen aan alle betrokkenen in het sociaal domein. De werkconferentie behandelt de veranderingen in dit domein aan de hand van drie vragen: wat hebben burgers nodig, welke organisaties moeten erbij betrokken worden en welke financiële modellen kunnen worden gebruikt. Verder bestaat het programma uit workshops, lezingen en actieve discussies.
2. Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken Stichting ROC Nederland - School2Work (¤ 23.000) In de afgelopen decennia is de kwestie van duurzame arbeidsparticipatie steeds hoger op de politieke agenda komen te staan, onder andere door de druk op het sociale verzekeringsstelsel. Universiteit Utrecht onderzoekt de slagingskansen van MBO- jongeren op de arbeidsmarkt via de studie School2Work. Gezocht wordt naar verklaringen waarom het sommige MBO’ ers wel lukt een duurzame carrière op te bouwen, terwijl anderen belanden in een opeenvolging van tijdelijke banen, werkbegeleidingsprogramma’s, werkloosheid of in een uitkeringssituatie. Voormelde studie moet inzicht verschaffen in de succesfactoren en struikelblokken in de overgang van studie naar werk. Het gaat om een grootschalig onderzoek met een tijdsduur van drie jaar, waarin 1.700 laatstejaars scholieren worden gevolgd.
Stichting Innovatie Glastuinbouw - Glas Werkt (¤ 95.000) De glastuinbouw geldt als een onaantrekkelijke sector om te werken. Onderzoek heeft aangetoond dat dit niet zozeer aan de salariëring ligt, maar vooral aan de werkomstandigheden. De sector telt ca. 4.800 bedrijven met in totaal 65.000 werknemers. Stichting Innovatie Glastuinbouw (SING), een publiek-private samenwerking van het ministerie van EL&I en LTO-Noord, wil onderzoeken of door het toevoegen van spelelementen aan het primaire bedrijfsproces het werk leuker, stimulerender en leerzamer is te maken. Op deze wijze hoopt men beter in staat te zijn personeel te aan te trekken. Het project ‘Glas werkt’ heeft tot strekking vast te stellen hoe spelelementen het best ingezet kunnen worden in de praktijk. Na afronding van dit project zullen de bedrijven zelf de aangegeven mogelijkheden moeten toepassen om uiteindelijk een rendementsverhoging te kunnen realiseren. SING houdt rekening met de wensen van de bedrijven: het eindproduct mag niet te veel kosten en moet meeliften op al bestaande werkprocessen.
Stichting Werk & Mantelzorg - Mantelzorgers aan het werk (¤ 150.000) Ontwikkelingen als vergrijzing, langer doorwerken en vermaatschappelijking van de zorg leidt tot een toename van het aantal mensen dat werk combineert met mantelzorgtaken. Met het project ‘mantelzorgers aan het werk’ wil Stichting Werk & Mantelzorg de arbeidsparticipatie van uitgetreden of nietwerkende mantelzorgers vergroten. Het gaat om de ontwikkeling van een ondersteuningsconcept, dat de mogelijkheden voor de combinatie werk en mantelzorg verbetert, zodat participatie van mantelzorgers in het arbeidsproces behouden blijft. Binnen het concept worden ondersteunende modules ontwikkeld voor alle betrokken partijen. Naast de werkende mantelzorgers zijn dat de gemeenten en de werkgevers. Met behulp van deze modules worden (herintredende) mantelzorgers begeleid naar betaald werk. De inhoud van de modules wordt in het ontwikkelingsproces nader bepaald. Alle te ontwikkelen modules worden in de praktijk getest en tegelijk wordt onderzocht uit welke reintegratiebudgetten die modules in de toekomst zouden kunnen worden gefinancierd. De modules worden vervolgens via pilots bij enkele gemeenten en werkgevers getest. Werknemers die dankzij dit project (weer) aan het werk zijn, zullen als ambassadeurs fungeren voor de verbetering van de combinatie werk en mantelzorg. Alle resultaten zullen worden verspreid via de VNG, het UWV Werkbedrijf, steunpunten mantelzorg en gemeenten.
40
Praktische projecten | Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken
Stichting Dwarswerk - Dwarswerk (¤ 130.000) Foto’s pagina 14-15 Stichting Dwarswerk wil nieuwe ondernemingsconcepten voor mensen met een beperking initiëren. Via een consortium van bedrijven ontwikkelt deze stichting innovatieve producten en brengt ze, vanuit een nieuwe vorm van sociaal ondernemerschap, met behulp van mensen met een beperking onder een eigen merknaam op de markt. Ook bij het productieproces zijn mensen met een beperking betrokken. Inmiddels zijn drie producten ontwikkeld, een vogelhuisje, een achteruitkijkspiegel voor elektrische fietsen en een fietstrainer. De bedoeling is ook om een keurmerk te ontwikkelen voor producten die worden gemaakt door mensen met een beperking, daar dit naar verwachting zal leiden tot meer aandacht van de zijde van potentiële kopers. De bijdrage van Instituut Gak wordt gefaseerd uitgekeerd; het laatste deel in de eindfase, mits de productielijnen voor zowel het vogelhuisje als de achteruitkijkspiegel bij de aangegeven sociale werkplaatsen functioneren en die producten ook zijn opgenomen in het assortiment van resp. een bekende fietswinkel en een tuincentrum.
CNV Jongeren - Harrie Helpt (¤ 37.860) Met behulp van een bijdrage van Instituut Gak hebben Vilans en CNV Jongeren een elektronische brochure vervaardigd waarin de ideale collega-werknemer wordt geschetst, Harrie genaamd. Die naam staat voor hulpvaardig, alert, realistisch, rustig, instruerend en eerlijk. Deze ‘Harrie’ kan gezien worden als het prototype van een praktijkbegeleider binnen een organisatie. Via het project ‘Harrie Helpt’ wil CNV Jongeren een bredere verspreiding van deze brochure ter hand nemen. Dit project lift mee met het door de ministeries van SZW en OCW gefinancierde grootschalige project ‘Boris brengt je bij ’n baan’. Strekking van dit project is een verbeterde werkwijze in te voeren op scholen en leerbedrijven om leerlingen uit het voorgezet speciaal onderwijs doelmatiger te ondersteunen in de richting van betaald werk. Naast VSO-scholen zijn er bij dit project kenniscentra voor beroepsonderwijs betrokken, alsmede het bedrijfsleven (met zoveel mogelijk van de daarbij aangesloten 200.000 leerbedrijven). Een uitgelezen mogelijkheid dus om de brochure Harrie te implementeren. Instituut Gak draagt bij in het ontwikkelen van trainingsmiddelen, een campagne om Harrie landelijke bekendheid te geven en de uitrol bij sociale partners en Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen voor zover het betreft het maken van afspraken in cao’s over vergoeding van de kosten voor de scholing van ‘Harries’.
Stichting het instituut - Nieuw Werk (¤ 27.162) Het instituut en de postacademische opleiding No Academy bundelen hun krachten in het project Nieuw Werk. Dit is gericht op het ontwikkelen van kleinschalige alternatieve economische modellen en nieuwe vormen van werkgelegenheid. De bedoeling is om dit via de inzet van kunstenaars en wetenschappers te bewerkstelligen in een gestructureerd traject met een duur van een jaar. De kunstenaars starten met het artistieke deel van het onderzoek. De artistieke en creatieve modellen die zij ontwikkelen worden vervolgens door wetenschappers verdiept en helder geformuleerd om ze in een algemeen bruikbaar kader te plaatsen. Deze aanpak is gebaseerd op het feit dat kunst door haar unieke karakter in staat is om vraagstukken vanuit een ander gezichtspunt te beschouwen, vastgelopen processen vlot kan trekken en nieuwe relaties en modellen weet te ontwikkelen. De aldus ontstane modellen stellen beleidsmakers en werkzoekenden in staat hun beleid of persoonlijke doelen daarop af te stemmen. Het project moet aantonen dat de samenwerking tussen kunst en wetenschap onderzoek kan verdiepen en concretiseren. Een kroniekschrijver met een artistieke achtergrond doet verslag van alle fasen van het traject. De bijdrage van Instituut Gak wordt gefaseerd uitgekeerd en vindt deels pas plaats na het verschijnen van de beoogde publicatie van de kroniekschrijver.
20 12
41
Praktische projecten | Voorlichting
Stimulansz - Webleren (¤ 253.664) De onafhankelijke stichting Stimulansz ondersteunt gemeenten bij het ontwikkelen en uitvoeren van een goed lokaal beleid op het vlak van de sociale zekerheid. Met het door Stimulanz te ontwikkelen programma Webleren of online leren (e-learning) kunnen gemeenten voor hun burgers het bestaande aanbod aan webcursussen ontsluiten. Webleren moet vooral ondersteuning bieden aan mensen die niet zelfstandig met de computer overweg kunnen. Ook biedt het programma gemeenten de mogelijkheid hun burgers meer ondersteuning te bieden. Zij kunnen met de cursisten communiceren en hun voortgang volgen. Instituut Gak financiert de ontwikkeling van dit programma op voorwaarde dat de gemeenten het gratis beschikbaar stellen aan hun burgers. Het programma zal zodanig worden opgezet dat gemeenten het als onderdeel van hun eigen website kunnen presenteren.
3. Voorlichting Willem Arntsz Stichting - Werkconferentie ‘Innovaties in de wereld van GGZ en Arbeid’ (¤ 11.000) Om het arbeidspotentieel van mensen met een ernstige psychische aandoening te bevorderen organiseerde de Willem Arntsz Stichting, een instelling werkzaam op het snijvlak van zorg en arbeidsparticipatie, in 2012 een conferentie met als onderwerp arbeidbevorderende zorginnovaties. Instituut Gak droeg bij in de kosten van deze conferentie, waaraan werd deelgenomen door vertegenwoordigers van GGZ, arbeidstoeleiding, wetenschap, overheid en bedrijfsleven. Gepresenteerd werd een drietal naar aard en opzet verschillende innovaties op het snijvlak van geestelijke gezondheidszorg en arbeid. De brede samenstelling in het deelnemersbestand van deze conferentie, gevoegd bij het informatiepakket zal er naar het oordeel van de Willem Arntsz Stichting zorg voor dragen dat de resultaten een goede spreiding vinden. Bovendien zal de essentie van de uitkomsten van de conferentie nog worden gepubliceerd op de website van deze stichting en ook zullen in 2012 nog vervolggesprekken plaatsvinden.
Filmmij - Documentaire ‘De bal is rond’ (¤ 59.717) De documentaire ‘2 doelen’ van Filmmij brengt het project Dutch Career Cup in beeld. Dit project won onlangs de Movisie participatieprijs van 2012. Het project is een landelijk voetbal re-integratieprogramma voor werkzoekenden met een Wajong- of WWB-uitkering. Binnen het project zetten voetbalclubs, waaronder Ajax, Sparta Rotterdam en FC Groningen, zich in om de deelnemers aan een baan te helpen. Het project bestaat uit een sportprogramma bij de club, gekoppeld aan re-integratieactiviteiten. Het doel is de deelnemers binnen een jaar aan een gepaste baan te helpen. Dankzij de stimulerende werking van sport zijn de slagingspercentages van dit programma hoog. Filmmij heeft zo’n project vanaf de start tot en met de afsluiting bij een van de deelnemende clubs gevolgd en vastgelegd in de documentaire ‘2 doelen’. Een verkorte versie hiervan wordt in 2013 op Publieke Omroep NTR uitgezonden. De bedoeling van deze film is de heersende kloof tussen beeldvorming en de werkelijkheid met betrekking tot mensen met een Wajong- of WBB-uitkering te overbruggen. Die uitkering geeft deze mensen een stempel en dat leidt vaak tot vooroordelen. Deze documentaire laat de persoon achter het label zien en toont aan dat deze meer is dan een Wajongere of WWB-er. Aan de hand van het project Dutch Career Cup worden diverse PR-activiteiten georganiseerd rond deze documentaire om zo mensen naar de website te lokken. Ook wordt er een tour georganiseerd, bestaande uit minimaal twintig vertoningen van de film, gekoppeld aan een discussieavond. Bij deze avonden zullen ook de hoofdpersonages en jobcoaches uit de documentaire aanwezig zijn.
42
Praktische pojecten | Preventie
4. Preventie Stichting Rechtswinkel Noord-Holland Noord - Juridische ervaring rechtenstudenten (¤ 4.203) Rechtswinkels zetten zich in voor minder draagkrachtige rechtzoekenden. De rechtswinkel NoordHolland Noord te Heerhugowaard, die uitsluitend werkt met vrijwilligers, ziet een stijgende interesse onder studenten en recent afgestudeerde juristen voor de vacatures. De reden van deze toenemende interesse vloeit voort uit het inzicht dat de rechtspraktijk niet alleen kan worden geleerd uit boeken maar ook en vooral in de praktijk. Ook melden veel pas-afgestudeerden zich aan, omdat zij geen betaald werk kunnen vinden in de juridische sector. Het deelnemen aan de juridische inloopspreekuren zorgt dat ze betrokken blijven bij de rechtspraktijk. Het toegenomen aantal vrijwilligers brengt mee, dat training en bijscholing aandacht behoeven. Om die reden heeft Stichting Rechtswinkel NHN - naast betaalbare rechtshulp voor minder draagkrachtigen - als secundair doel besloten de juridische bijscholing voor deze (nieuwe) medewerkers te verbeteren. Er wordt een specifiek opleidingstraject ontwikkeld dat bestaat uit excursies, symposia, interactieve trainingen en begeleiding door ervaren juristen. De bijdrage van Instituut Gak aan dit project wordt gefaseerd uitgekeerd en het laatste deel wordt pas uitbetaald als is aangetoond dat minimaal veertig vrijwilligers het traject hebben gevolgd.
5. Activering Noorderkwartier NV- Camerabeveiliging (garantstelling )(¤ 25.000) Door de voorgenomen ingrijpende bezuiniging op de Sociale Werkvoorziening (SW) is er een grote kans dat 70.000 mensen in deze sector hun werk zullen verliezen. Daar het hier gaat om mensen met lichamelijke en/of geestelijke beperkingen zullen ze moeilijk plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Noorderkwartier NV, een Sociale Werkvoorzieningsorganisatie in de kop van Noord-Holland, wil via het project camerabeveiliging mensen met een autistische stoornis, die thans nog werkzaam zijn binnen de SW-sector, op detacheringsbasis aan regulier werk helpen. Veel mensen ervaren het werk van camerabeveiliger als saai en geestdodend. Als gevolg daarvan is in deze sector sprake van een groot verloop. Voor mensen met een autistische stoornis blijkt dit werk nu juist uitermate geschikt te zijn. Tijdens een proefproject zijn zeven personen geplaatst in een Regionale Toezicht Ruimte (RTR). Daar komen beelden binnen van zowel publieke als private beveiligingscamera’s. Ook is er een directe lijn met de meldkamer van de politie zodat, waar nodig, snel en effectief kan worden ingegrepen. Van de zeven bij de proef betrokken personen zijn er zes geslaagd voor het certificaat beveiliger. Gelet op het succes van deze proef is het de bedoeling meer van deze RTR’s te openen.
Prolabor BV - Mobiele metaalvakschool metal@work (¤ 140.000)
20 12
Metal@Work (M@W) te Zuid Limburg is een mobiele metaalvakschool waar werkzoekenden in een bedrijf worden opgeleid tot basisberoepsbeoefenaars binnen het technische MKB. Vrijwel alle geslaagde deelnemers krijgen daarna bij één van de aan dit project deelnemende technische bedrijven een arbeidscontract. In de loop van de volgende vijf jaar groeien zij op die plaats door tot een volwaardige vakkracht. De vraag naar nieuw personeel van de deelnemende werkgevers vormt het uitgangspunt binnen dit project. Is er voldoende vraag dan volgt koppeling aan het beschikbare aanbod en start er een M@W-project op maat. Bij één van de deelnemende bedrijven wordt dan een leslokaal ingericht waar de deelnemers vier dagen per week praktijklessen krijgen en één dag theorie. De opleiding wordt afgesloten met deelcertificaten, die passen bij de aangeboden startbanen als bijv. pijpfitter, constructiebankwerker of metaallasser. De vakschool blijft mobiel en reist door de provincie. Steeds is een ander bedrijf de ‘gastheer’. Vanaf de start zijn er drie projecten uitgevoerd; het vierde is onlangs van start gegaan. Instituut Gak draagt bij aan minimaal zeventig succesvolle plaatsingen bij bedrijven die deelnemen aan deze Mobiele Metaalvakschool.
43
Praktische pojecten | Activering
Stichting FC Twente, scoren in de wijk - De Twentse Werkgever in de lead ‘de stagecarrousel’ (¤ 235.000) – Foto’s pagina 34-35 FC Twente heeft als visie: voetbal, ambiance en solidariteit. Voetbal en ambiance worden aangetroffen in het stadion tijdens de wedstrijden. De pijler solidariteit is in eerste instantie ingevuld met verschillende projecten van de Stichting FC Twente Scoren in de Wijk. Dit wordt nu aangevuld met het Maatschappelijk Plein, dat wordt ondergebracht in verblijfsruimten van de nieuw aangebouwde tribune. Doelstellingen van het Maatschappelijk Plein zijn: het creëren van een ontmoetingsplek voor maatschappelijke partners (onderwijsinstellingen, zorginstellingen, woningcorporaties, welzijnsinstellingen, overheid en mogelijk ook het bedrijfsleven); het creëren van een MVO-platform om bijeenkomsten en activiteiten rond het thema ‘solidariteit’ te organiseren en het bij de club betrekken van nieuwe, minder kansrijke doelgroepen. Instituut Gak draagt bij aan het Stagecarrousel-project. Dit is een leer/werkproject dat mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt de kans biedt op roulerende basis stages te lopen bij de deelnemende werkgevers om werkervaring op te doen. De financiële ondersteuning van Instituut Gak is gebaseerd op het aantal mensen dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of dat is gestart als zelfstandig ondernemer. Het gaat hier om maximaal zeventig mensen.
Topsport als inspiratiebron ‘De filosofie van FC Twente is gebaseerd op drie pijlers: voetbal, ambiance en solidariteit’, vertelt Marcel Tijdhof, projectleider van Scoren met Werkgevers. Zijn project werkt samen met de voetbalclub en stimuleert werkgevers in de regio tot het bieden van ruim zeventig stageplaatsen aan langdurig werklozen. ‘Ik denk dat het ons gaat lukken een groot deel van de stagiaires te laten uitstromen naar betaald werk, een reguliere opleiding of zelfstandig ondernemerschap.’ Wat doen jullie anders dan andere partijen in de regio? ‘Wij werken niet vanuit het aanbod en doen dus geen reeks werkzoekenden in de aanbieding, maar gaan in plaats daarvan uit van de behoeften van werkgevers. De werkgevers bieden stageplekken en willen serieus hun best doen om iemand goede werknemersvaardigheden bij te brengen, als daar maar niet al teveel administratieve rompslomp bij komt kijken. Wij zoeken daarom werkgevers die een sociale rol willen vervullen, vragen precies uit wat voor iemand zij kunnen gebruiken en zoeken hier vervolgens een geschikte stagiair bij.’ Jullie maken het de werkgevers gemakkelijk. ‘We nemen ze inderdaad zorgen uit handen en bereiden ze goed voor op wat zij moeten verwachten. Maar de werkgever blijft verantwoordelijk voor de begeleiding van de stagiair. We nemen alleen werkgevers op in onze kring die een sociale ambitie hebben. Daardoor heeft tot nu toe een groot deel van de mensen die klaar zijn met hun stage betaald werk gevonden. Scoren met Werkgevers is niet bedoeld voor partijen die vooral behoefte hebben aan onbetaalde arbeidskrachten. Er moet voor de stage-kandidaat perspectief op een vervolg zijn.’ Welke rol speelt de voetbalclub in dit geheel? ‘Voor de potentiële stagiaires maakt het verschil dat ze onderdeel uitmaken van het succes van FC Twente. Ik wil niet zeggen dat hun ogen gelijk gaan twinkelen als ik vertel wat de achtergrond is van het project, maar de club biedt een ingang bij mensen die alle officiële instanties zijn gaan wantrouwen. Bovendien trekken de werkzoekenden zich op aan de metafoor van topsport en prestaties leveren. Voetballers zijn echt een rolmodel.’
44
Praktische projecten | Activering
En voor de werkgevers? ‘De businessclub van FC Twente is verreweg de grootste in de regio. Bij elke voetbalwedstrijd zijn hier 4.000 ondernemers aanwezig. Deze mensen hebben de liefde voor de club als gemeenschappelijke factor en vinden elkaar gemakkelijk. Daar maakt FC Twente gebruik van. De werkgevers kunnen de samenwerking met het project op hun website vermelden. We bieden ook andere leuke extraatjes, zoals een lunch met de voorzitter van de club, Joop Munsterman.’ Welke valkuil moet je vermijden? ‘Het grootste gevaar van een project als dit is te denken dat alles wel goed komt en achterover leunen. We vragen veel van deelnemende werkgevers. We zoeken mensen die hart voor de zaak hebben, stageplaatsen aanbieden en hun netwerk gebruiken om nieuwe plekken te vinden. Dat houden mensen alleen vol als je laat zien dat je er alles aan doet om de beoogde resultaten te behalen. Wij voelen dat als een verplichting naar de maatschappij en onze subsidiegever.’
Ik voel me verantwoordelijk ‘Verbeter de wereld, begin bij jezelf, is een uitspraak die ik altijd vrij letterlijk heb genomen’, vertelt Bart Wiegerinck, lid van de ‘kopgroep’ van het project Scoren met Werkgevers, dat stageplaatsen beschikbaar stelt aan langdurig werklozen. ‘Als het ons door onze samenwerking is gelukt vijf mensen uit de bijstand te trekken, dan geeft me dat voldoening en erkenning.’ Wiegerinck is eigenaar directeur van een sinds 1887 bestaand familiebedrijf dat aanvankelijk verschillende merken auto’s verkocht en repareerde. Ondertussen zijn daar andere vormen van mobiliteit bijgekomen, zoals het onderhoud aan scootmobielen en elektrische auto’s. ‘Als je langdurig werklozen wilt helpen, moet je als bedrijf bereid zijn je manier van werken aan te passen aan langdurig werklozen. Wij hebben bijvoorbeeld verschillende stukjes van functies afgeknipt en daar één nieuwe functie van gemaakt. Wij hebben zo een plaats gecreëerd in ons magazijn.’ ‘De sociale manier van werken maakt onderdeel uit van de bedrijfscultuur waarin ik ben opgegroeid. Bij ons ging het nooit alleen om winst, maar we wilden er ook echt zijn voor onze mensen, ook als iets mis gaat in het privéleven. Dat we dit nu breder trekken door een klein steentje bij te dragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van de regio, maakt het alleen maar mooier. Het is ook aantrekkelijk dit samen te doen met mensen die toevallig ook supporter zijn van dezelfde voetbalclub en die we bij de wedstrijden weer tegenkomen. FC Twente is ons bindmiddel.’
Stichting Manage Your talent - Unlock Your Potential (¤ 16.000) Naar aanleiding van een brainstormsessie met verschillende jongeren heeft Stichting Manage your Talent het project Unlock Your Potential ontwikkeld. Doelstelling is het positief activeren van arbeidsparticipatie van hulpbehoevende jongeren en ze te helpen met het ontdekken en ontplooien van hun vaardigheden op het gebied van werk in loondienst of ondernemerschap. Dit gebeurt in fasen en geschiedt door het geven van trainingen en het koppelen van elke jongere aan een peer-educator die werkzaam is op het terrein waarnaar de interesse van de betreffende jongere uitgaat. Aan het eind van het project worden de deelnemers uitgedaagd om hun nieuwe kennis, kunde en kwaliteiten te presenteren aan bedrijven tijdens een slotbijeenkomst. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal mensen dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of dat is gestart als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting zijn dit tien jongeren.
20 12
45
Stichting Motorcycle Support Nederland – Autowerkplaats (¤ 48.000) – Foto’s oto’s pagina 74-75 Stichting Motorcycle Support Nederland, een erkend leerbedrijf te Goirle, biedt mensen met een lichte beperking op kleinschalige wijze een leer/werktraject, zowel in de motor- als in de (nieuwe) autowerkplaats. De deelnemers, meest met een Wajongachtergrond, leren sleutelen aan auto’s, motoren, brommers en scooters, in een professionele werksfeer onder deskundige begeleiding. De chef van de werkplaats, monteurs, vrijwilligers en andere betrokkenen beschikken niet alleen over een technische achtergrond, maar zijn ook in staat om mensen met een beperking te begeleiden bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Via het onderhavige project worden in een periode van drie jaar zesendertig jongeren opgeleid tot assistent monteur in de autowerkplaats. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal mensen dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of dat is gestart als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting zijn dit 24 jongeren.
Sleutelen met passie Ruud van Gorp is de drijvende kracht achter het leerbedrijf Stichting Motorcycle Support Nederland in Goirle. Met name jongeren die tussen wal en schip dreigen te vallen op de arbeidsmarkt, leren sleutelen aan motoren en auto’s. Zij stromen regelmatig door naar betaald werk of een reguliere opleiding. Wat is het geheim van dit succes? Wat is jullie filosofie? ‘Dat we er niet op uit zijn mensen te veranderen. Ieder blijft verantwoordelijk voor zijn eigen leven. Als mensen zelf willen veranderen, ondersteunen we dat. Een van de deelnemers zei het zo: “Sleutelen aan de motor is eigenlijk ook aan jezelf werken.” Wat is de succesfactor? ‘De sleutel ligt in samenwerking. Ik ga hier om met leden van het koninklijk huis tot mensen met een crimineel verleden. De kroonprins heb ik ontmoet, omdat ons project door het groeiprogramma van het Oranjefonds is verkozen om op andere plekken in Nederland te herhalen. Daarnaast hebben we goede contacten met scholen, de geestelijke gezondheidszorg en het UWV. Samen kijken we niet naar wat allemaal onmogelijk is, maar hoe we dingen wel voor elkaar kunnen krijgen. We zitten bijvoorbeeld midden op een industrieterrein, zodat ik voor het regelen van stages alleen even bij de buren hoef aan te kloppen.’ Hoe benader je de deelnemers? ‘De sfeer die we zoeken is die van een gewoon bedrijf. We verwachten dat mensen op tijd komen, netjes gedag zeggen en hun veiligheidsschoenen aantrekken. Dat gaat natuurlijk regelmatig mis, maar dat accepteren we, en we proberen het de volgende dag opnieuw. Tegelijkertijd zijn we blij met elk klein succes. Ook zijn er regels waar iedereen zich per se aan moet houden. Het gebruik van drugs of geweld tolereren we niet. Als iemand over de kook dreigt te raken, moet hij maar even gaan afkoelen op de hei hierachter. En juist omdat ze weten dat dit kan, is het niet nodig. Probleemgedrag is ook maar een manier om jezelf te handhaven.’ Waar geniet je zelf van? ‘Van de saamhorigheid. We hebben hier jongens lopen met een fors crimineel verleden, waarbij zelfs doodslag voorkomt. Zij komen in dezelfde werkplaats als zeer kwetsbare personen. Zo hebben we hier een jongen met een cyste in zijn ruggenmerg waardoor hij zijn handen beperkt
46
Praktische projecten | Activering
kan gebruiken, maar voor wie sleutelen aan motoren een droom is. Bij de barbecue die we elk jaar houden, zie ik dan dat de grootste branieschoppers erop letten dat deze jongen niets tekort komt en ervoor zorgen dat zijn bord gevuld is.’ Welke valkuil moet je vermijden? ‘Waak voor medelijden, want daar is niemand bij gebaat. Verder zou ik iedereen aanraden te zorgen voor een businessplan, dat ook op de langere termijn rendabel is. Subsidie moet je niet gebruiken om de exploitatie rond te krijgen, maar om extra dingen te doen. Pas op voor bureaucratie. Hou de lijnen kort, en zet een bedrijf neer. Je moet uiteindelijk jezelf kunnen bedruipen.’
Stichting Piëzo - Piëzo2work (¤ 29.190) – Foto’s pagina 68-69 Stichting Piëzo uit Zoetermeer zet zich in om participatie, integratie en emancipatie van inwoners van Zoetermeer te vergroten. Met het project Piëzo2work wil deze stichting inwoners uit deze stad, en dan vooral allochtone vrouwen, meer specifiek stimuleren de stap te zetten naar arbeid. Door een intensieve training van vijf maanden worden zij begeleid naar regulier werk. Bij aanvang beslaat de tijdsbesteding één dag training per week met huiswerk, waarbij de deelnemers ruimte krijgen voor zelfreflectie en zich bewust worden van de richting die ze uit willen. In de tweede fase loopt de deelnemer meer dagen per week stage of helpt als vrijwilliger bij de uitvoering van een project. Deelname aan dit project is niet vrijblijvend. Van de deelnemers wordt verwacht dat ze ook iets terug doen voor de samenleving, bijvoorbeeld door het verrichten van vrijwilligerswerk. In het kader van de ondersteuning van Instituut Gak aan dit project dient Stichting Piëzo aan te tonen dat minimaal vijftig deelnemers met resultaat zijn uitgestroomd. Stichting ‘When the Eagle learns to fly’ - Klussenproject 2012-2015 (¤ 20.000) Stichting ‘When the Eagle learns to fly’ is sinds 1985 actief met psychosociale begeleiding van ex-verslaafden met veelal een detentieverleden. In het klussenproject worden jaarlijks vijftien tot twintig jongeren en jongvolwassenen met gedragsproblemen begeleid naar betaald werk of een relevante beroepsopleiding. Daarbij maakt de organisatie gebruik van ervaringsdeskundigen. Dit zijn mensen die uit eigen beleving weten hoe moeilijk het is om na behandeling van een verslaving weer terug te keren in de maatschappij. Daarnaast worden mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangezocht voor de vakinhoudelijke begeleiding. Door zich een paar uur per dag in te zetten, voelen deze vrijwilligers zich weer nuttig en waardevol voor de samenleving. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal mensen dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of dat is gestart als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting zijn dit twintig jongeren.
Lifenetworks - De kandidatenmarkt (¤ 42.000)
20 12
Lifenetworks zet zich in voor werkloze jongeren afkomstig uit de jeugdhulpverlening. Door het aanleren van vaardigheden en het opbouwen en onderhouden van een relevant netwerk ontstaat voor dergelijke jongeren een betere kans op de arbeidsmarkt. Onderzoek toont namelijk aan dat tegenwoordig zeventig procent van de vacatures via netwerkrelaties wordt ingevuld. In het project ‘De kandidatenmarkt’ doorlopen zestig geschikte werkzoekende jongeren uit Amsterdam NieuwWest een traject van een half jaar om een baan te vinden en te behouden. Minimaal tien werkdagen lopen ze mee op een netwerkplek in een bedrijf of met een ondernemer. Op deze manier worden zij geholpen met het opbouwen van een zakelijk netwerk. Ze voeren uitdagende opdrachten uit, zoals het maken van een bedrijfsfilm, het oplossen van een bedrijfsvraagstuk en uiteindelijk het organiseren van een kandidatenmarkt waar zij de films, de bedrijfsoplossingen en zichzelf presenteren aan potentiële werkgevers. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal mensen dat uitstroomt naar betaald werk of dat is gestart als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting zijn dit 24 jongeren.
47
Stichting Dr. Schroeder van der Kolk Bedrijven - Leerwerktraject Matroesjka (¤ 50.000) – Foto’s omslag Matroesjka, een onderdeel van Stichting Dr. Schroeder van der Kolk Bedrijven, richt zich op moeders die door hun geringe maatschappelijke en psychosociale weerbaarheid, een grote afstand tot de arbeidsmarkt en/of scholing hebben. Enige tijd geleden is deze Haagse stichting succesvol gestart met Matroesjka, een leer/werktraject in de vorm van een tweedehands fourniturenwinkel. Dankzij het succes is besloten deze formule uit te breiden met een kinderwinkel en een bloemenexpress. Voor de uitstroom van de deelnemende vrouwen naar een vervolgopleiding zijn er contacten gelegd met een ROC en met Stichting Mode Met een Missie, dat een – door Instituut Gak medegefinancierd – speciaal opleidingstraject heeft ontwikkeld en uitvoert. Dankzij deze uitbreiding tot drie winkels verwacht Matroesjka jaarlijks minimaal zestig moeders een leer/werktraject te kunnen aanbieden. Na verloop van tijd wordt van de deelnemende moeders verwacht dat ze in ruil voor hun opleiding (onbetaald) werk verrichten en zo omzet genereren voor Matroesjka. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal mensen dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of dat is gestart als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting gaat het om vijfentwintig vrouwen.
Het verleidelijke besef dat het leven leuk kan zijn De onderkant van de samenleving is een moeras waarin je steeds dieper vast kunt komen te zitten. Het Haagse leerwerk- en ontwikkelingtraject Matroesjka voor moeders en kinderen probeert de ellende te doorbreken. Manager Anne Westerhout: ‘Ik heb geen twijfel over het nut van de opvang die wij bieden, maar voor veel moeders is het vinden van een plek op de arbeidsmarkt hoog gegrepen. Als dat wel lukt zijn dat voor ons echt de sterretjes aan de hemel.’ Zou je een succesverhaal kunnen beschrijven? ‘Sylvia kwam hier als een muisje naar binnen met de vaste overtuiging dat ze nergens voor deugde. Ze kon en wilde niets. Ze schaamde zich dood, omdat ze HIV had gekregen van haar vreemdgaande man, nooit een opleiding had afgemaakt en schulden had. Ze kwam hier voor de kinderopvang. De eerste keer met haar kind stijf op schoot. Maar op den duur mocht het kind ook alleen naar de spelbegeleiding en sloot ze zich aan bij het moederprogramma. Ze deed mee aan de cursus “Opvoeden doe je zo”. Ze zat er aanvankelijk bij als een zoutpilaar, maar begon ineens te stralen toen ze daar een certificaat mee verdiende. Ze heeft hier vervolgens allerlei cursussen gevolgd en certificaten behaald. Ze werkt nu als vrijwilliger met bejaarden. Ondanks een minder gelukkige huiselijke situatie is ze is helemaal blij en trots.’ Hoe vaak eindigt jullie begeleiding met een goede plek op de arbeidsmarkt? ‘Tien procent van de moeders stroomt uit naar betaald werk. De moeders komen binnen met grote problemen, zoals het ontbreken van huisvesting en een opleiding, trauma’s door mensenhandel, verkrachting en mishandeling, schulden en sociale isolatie. Wij proberen die vrouwen een aantal schillen te geven, zoals een sociaal netwerk, beheersing van de Nederlandse taal, betere zelfredzaamheid en maatschappelijke weerbaarheid. Ze worden bijvoorbeeld gewezen op de schuldhulpverlening. Ook kunnen zij werkervaring opdoen in onze winkels met kinderkleding, bloemen of tweedehands fournituren. Betaald werk waarmee zij zichzelf kunnen bedruipen is de buitenste schil, maar daar zijn ze de meesten toch niet sterk genoeg voor.’ Wat zijn de grootste valkuilen? ‘We proberen de moeders te winnen met het besef dat het leven ook leuk kan zijn. Het creëren
48
Praktische projecten | Activering
van dat vertrouwen vergt veel tijd, die ons niet altijd gegeven is. Voor sommigen is het te moeilijk een ritme te vinden waarin ze drie dagdelen in de week hier zijn. Ook kunnen zij last hebben van verslaving of bezwijken voor eenvoudige manieren om aan geld te komen, zoals stelen, prostitutie of drugskoerier spelen. Lukt het vrouwen wel trajecten af te maken, dan is dat vaak vanuit het idee hun kinderen een beter leven te gunnen dan ze zelf hebben gehad. Hier werken is enerzijds triest vanwege alle ellende waar de vrouwen mee te maken hebben, maar anderzijds ook inspirerend. Ik ben echt trots op de moeders die hier nooit een dag overslaan.’ En hoe houden jullie het zelf vol? ‘We kunnen wat betekenen voor vrouwen die het echt het hardst nodig hebben. Daarnaast hoeven we het niet alleen te doen. Er zijn bijvoorbeeld mensen die ons spullen komen brengen om in onze winkels te verkopen en ook zijn er fondsen die ons ondersteunen. Erkenning is ook van belang. Zo zijn we dit jaar genomineerd voor de Kartniniprijs, de emancipatieprijs van de gemeente Den Haag. Het is alleen jammer dat de politiek vaak niet lijkt te beseffen hoe ingewikkeld de problemen zijn die wij hier aanpakken.’
Stichting Sophia - Zorgbrigadier in Limburg (¤ 150.000) Stichting Sophia streeft naar dienstverlening in de zorg en werkt op projectmatige basis vaak samen met gemeenten en woningbouwcorporaties. Via het project ‘Zorgbrigadier in Limburg’ wil deze stichting 150 mensen uit kwetsbare groepen opleiden tot zorgbrigadier. Het betreft hier een nieuwe functie binnen de uitvoering van het gemeentelijke WMO-beleid. De functie van zorgbrigadier draagt in tweeledig opzicht bij aan het participatiebeleid. Enerzijds worden mensen met beperkingen via uitoefening van deze functie in staat gesteld zo zelfstandig mogelijk te functioneren en deel te nemen aan de samenleving en anderzijds biedt deze functie mensen met afstand tot de arbeidsmarkt de mogelijkheid tot laagdrempelige en passende werkgelegenheid. Via drie proefprojecten wordt onderzocht of dit concept aanslaat en financieel haalbaar is. Nagegaan wordt voorts of het structurele werkgelegenheid oplevert en ook of werkgevers bereid zijn te participeren en bij te dragen in de financiering. De drie van elkaar verschillende proefprojecten vinden plaats in Kerkrade, Weert en Horst aan de Maas en zijn gericht op specifieke kenmerken die passen bij de regionale (demografische) omstandigheden. Idealiter moeten de proefprojecten uitmonden in een implementatiemethodiek voor bredere uitrol. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal mensen dat uitstroomt naar betaald werk of dat is gestart als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting zijn dit zestig mensen.
Stichting The Colour Kitchen - Colour Your Dreams 2012-2013 (¤ 135.000) Stichting The Colour Kitchen organiseert leerwerktrajecten voor restaurants van The Colour Kitchen Holding. De stichting biedt jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt een opleiding en daarmee de kans op een carrière in de horeca. Voor het opleiden en begeleiden van de leerlingen wordt gebruik gemaakt van de leer- en werkplekken binnen de franchisenemers van de holding. Er zijn vijf locaties: twee restaurants en drie cateringbedrijven. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal jongeren dat uitstroomt naar betaald werk of een reguliere vervolgopleiding. Naar verwachting zijn dit er tachtig.
Stichting Pak die Kans – Topmatch (¤ 125.000)
20 12
Stichting Pak die Kans vertegenwoordigt een aantal kleine regionale jobcoach-organisaties die samenwerken binnen het driejarige project Topmatch. Dit project heeft tot doel een basisstructuur te ontwikkelen voor betere samenwerking met het MKB om jongeren met een functiebeperking een reguliere baan te bieden in het midden- en kleinbedrijf. De consistente samenwerking tussen
49
de betrokken jobcoach-organisaties en een aantal MKB-regio’s zorgt voor een optimale bundeling van kennis, expertise en daadkracht. Op deze wijze worden criteria ontwikkeld voor een bruikbaar matchingsconcept. Ook worden de gehanteerde methodieken vastgelegd. Bij het tewerkstellen van jongeren uit de doelgroep wordt een verbinding gelegd tussen een bedrijfsmatige en een sociale aanpak. Daarnaast wordt gezocht naar mogelijkheden om nieuwe vacatures te scheppen voor de betreffende jongeren. Stichting Pak die Kans wil ongeveer driehonderd plaatsingen realiseren en de daarbij opgedane ervaringen benutten voor de beoogde effectiviteits- en kwaliteitsverbeteringen. Het betreft hier plaatsingen die worden gefinancierd door het UWV of gemeenten. De ondersteuning van Instituut Gak betreft een bijdrage in de kosten van automatisering en instructie van het project, alsmede een bijdrage op de regulier gefinancierde plaatsingstrajecten.
Stichting Scharlaken Koord Nederland - Tweedehandskledingwinkel voor ex-prostituees: ‘Second Step’ (¤ 15.000) Geconstateerd is dat voor veel prostituees die willen uitstappen een directe overgang naar werk en/ of scholing te groot is. Daarom is Stichting Scharlaken Koord enige tijd geleden gestart met het dagbestedingsproject ‘Second Step’, in de vorm van een tweedehands kledingatelier en kledingwinkel. Hier kunnen deze vrouwen wennen aan een nieuw ritme voordat ze in een leer/werktraject terecht komen. De geschatte duur van deelname aan dit project varieert van zes tot achttien maanden. Naast een weerbaarheidstraining biedt deze dagbesteding structuur om te wennen aan een ander dag- en nachtritme. In de winkel helpen de deelnemers met de verkoop van kleding en achter de schermen werken ze in het kledingatelier. Op jaarbasis zullen vijftien vrouwen bij het dagbestedingstraject instromen. Voor de uitstroom naar een betaalde baan wordt intensief samengewerkt met Randstad HR Solutions. Hier krijgen de vrouwen aanvullende trainingen en trajectbegeleiding op weg naar een nieuwe baan. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting zijn dit ongeveer vijf vrouwen.
Stichting WerkErvaringBedrijf Alkmaar - Ome Piet maakt van werken een feest (¤ 26.000) – Foto’s pagina 60-61 Ome Piet Verhuur en Party Service is een werkervaringsbedrijf dat jongeren met een fysieke, mentale of gecombineerde beperking op kleinschalige wijze een leer/werktraject biedt binnen de evenementen sector. Dit bedrijf organiseert feesten tot ongeveer vijfhonderd bezoekers. Deelnemers aan de leer/werktrajecten komen zo met verschillende aspecten van de evenementensector in aanraking en doen hierdoor uiteenlopende vaardigheden op. In dit verband kan gedacht worden aan het opbouwen van decors, het verzorgen van de administratie, het maken van een planning, het regelen van de catering et cetera. Binnen negen maanden ontwikkelen de deelnemers zich met behulp van een werkbegeleider en een jobcoach tot volwaardige werknemers. Aan het einde van het traject stroom een deel van de jongeren door naar een andere baan en een ander deel krijgt een arbeidscontract bij Ome Piet. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting zijn dit er dertien.
Stichting Leger des Heils Welzijns - en gezondheidszorg - Wij geloven in arbeidsmarktparticipatie (¤ 42.000) Het Leger des Heils verzorgt een kwart van het aantal thuisvoorzieningen voor dak- en thuislozen in Nederland. Naar schatting omvat de totale doelgroep 50.000 personen. Voor deze doelgroep verzorgt het Leger des Heils trajecten vanuit de beschermde zorgomgeving naar betaald werk. Daar het gaat om mensen die geen zitvlees hebben en die niet vanuit de theorie willen leren, wordt het opleidingsaanbod vanuit de praktijk vormgegeven. Doel van het project ‘Wij geloven in arbeidsparticipatie’ is om de competenties van de deelnemers in een bedrijfsmatige omgeving te ontwikkelen en ze vervolgens toe te leiden naar een betaalde baan. Daartoe is een specifieke opleidingsketen ontwikkeld die de deelnemers de mogelijkheid biedt in de praktijk
50
Practische projecten | Activering
ervaringscertificaten te verwerven. In het meest gunstige geval kunnen die worden omgewisseld voor een diploma. De gehanteerde systematiek sluit niet alleen aan bij de doelgroep maar ook bij het zogenaamde RolloverOnderwijs, een nieuwe methodiek van praktijkleren. Binnen dit project worden vijfenveertig deelnemers begeleid waarvan er vijftien naar verwachting opgaan voor het vernieuwde assessment. Idealiter mondt dit uit in een betaalde baan. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer.
Fith BV - Autisme werkt wel! (¤ 50.000) Een substantieel deel van mensen met Autisme Spectrum Stoornis (ASS) is geïnteresseerd in ICT en ook in staat om gestructureerd en geconcentreerd aan een ICT-opdracht te werken. Om die reden heeft Fith b.v. een arbeidstrainingscentrum ICT opgezet. Daar worden mensen met ASS, binnen een aangepaste werkomgeving, opgeleid tot test engineer. Na de opleiding van zes maanden volgen de deelnemers een driemaandelijkse praktijkstage. Gedurende die tijd voeren zij opdrachten van klanten uit in het trainingscentrum. In aansluiting op deze aanpak wil Fith een ICT bedrijf starten waar de deelnemers een dienstverband wordt aangeboden. Op termijn kunnen ze, als het mogelijk is, van daaruit doorstromen naar een ander bedrijf. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer, zowel bij Fith als elders, tot een maximum van vijfentwintig personen.
Gevangenenzorg Nederland - De Aansluiting 2012 (¤ 17.000) Wie als ex-gevangene op zoek gaat naar een baan, heeft een probleem. Detentie stempelt iemand langdurig. Tegelijkertijd is het vinden van werk bijzonder belangrijk, daar het inkomen verschaft en leegloop voorkomt. Voor veel ex-gevangenen is juist een baan het bewijs dat de resocialisatie slaagt. Stichting Gevangenenzorg Nederland is een door het Ministerie van Justitie erkende (vrijwilligers) organisatie voor zorg aan gevangenen en hun familie. Het project ’ De aansluiting 2012’ van voormelde stichting heeft betrekking op arbeidsintegratie van ex-gedetineerden. Het betreft hier voortzetting van een project dat voorheen werd gesubsidieerd door het Ministerie van Justitie. Stichting Gevangenenzorg heeft een ondernemingsplan opgesteld dat in 2013/14 moet leiden tot volledige zelffinanciering. Dit vergt tijd en om die reden heeft Instituut Gak in 2008 en in 2009 een overbruggingssubsidie beschikbaar gesteld. Hoewel Instituut Gak de indruk heeft dat zelffinanciering van dit project in 2013/14 waarschijnlijk nog niet mogelijk zal zijn, wordt voor het jaar 2012 wederom een bijdrage beschikbaar gesteld. Deze wordt uitgekeerd op basis van de uitstroom naar betaald werk voor maximaal zeventien deelnemers.
Stichting Exodus Zuid-Limburg - Vrijwillige plaatsen Exodushuis Heerlen (¤ 10.000) In het Exodushuis in Heerlen worden ex-gedetineerden opgevangen. Zij krijgen daar gedurende negen maanden intensieve persoonlijke begeleiding voor hun terugkeer in de maatschappij. Die begeleiding vindt plaats op basis van een door Exodus ontwikkeld programma, waarin het vinden van vast werk een kernthema is. Daarnaast is die begeleiding onder meer gericht op het herstellen of creëren van een gezond relatienetwerk. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal mensen dat uitstroomt naar betaald werk, een reguliere vervolgopleiding, of dat is gestart als zelfstandig ondernemer. Naar verwachting zijn dit tien personen.
Stichting Dress for Success Tilburg - Betaling per klant met baan (¤ 30.000)
20 12
Dress for Success (DfS) geeft presentatie- en kledingadvies en verstrekt (gratis) kleding aan mensen met een uitkering die op sollicitatiegesprek gaan. Het gaat hier veelal om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In de winkel van DfS Tilburg werken goed opgeleide vrijwilligers onder begeleiding van een coördinator. Die vrijwilligers helpen de sollicitanten bij het uitzoeken van de juiste kleding voor hun sollicitatie. Dit werk wordt deels gefinancierd door de gemeente en deels door fondsen. Voorts organiseert DfS Tilburg regelmatig workshops, gericht op persoonlijke presentatie bij een sollicitatie. Daaronder valt niet alleen het kledingadvies, maar ook de persoonlijke verzorging.
51
Instituut Gak verstrekt een bijdrage voor iedere doorverwezen klant die succesvol is begeleid naar een betaalde baan. Naar verwachting gaat het hier om ongeveer zestig personen.
Stichting Zorgverlening ’s Heeren Loo - Zorg met Kleur (¤ 60.000) Mensen met een allochtone achtergrond nemen minder vaak deel aan het arbeidsproces dan autochtonen. Vanwege de sterke groei van deze bevolkingsgroep in de regio Gelderland bestaat daar grote behoefte aan projecten die deze mensen ondersteunen bij het vinden van een geschikte arbeidsplek. Met het project Zorg met Kleur wil zorginstelling ’s Heeren Loo mensen uit deze doelgroep met een bijstandsuitkering een leerwerktraject aanbieden binnen de zorg. Via dit project wordt dertig kandidaten een opleidingstraject aangeboden met een duur van veertig weken, waarin ze elke week één dag onderwijs volgen en twee dagen werken. Het ROC A12 ontwikkelt die opleiding in samenwerking met zorginstellingen. Er wordt in kleine groepen gewerkt, waardoor er onder andere meer aandacht kan worden besteed aan de Nederlandse taal. Kandidaten die het traject succesvol doorlopen krijgen een baangarantie bij een zorginstelling. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting zijn dit er dertig.
Berenschot – Leren en Werken (¤ 159.266) Jongeren met een beperking ervaren problemen bij de overgang van school naar werk. De afgelopen jaren zijn er diverse geslaagde en minder geslaagde praktische projecten gestart waar dergelijke jongeren via zogenaamde leerwerkvoorzieningen worden begeleid naar de arbeidsmarkt. De ervaring leert dat leerwerkvoorzieningen moeizaam draaien en niet eenvoudig zelfredzaam worden. Ze zijn duur en mede daardoor lastig om structureel te financieren. Om hier meer inzicht in te krijgen start Berenschot het praktische onderzoek ‘Leren en Werken’. Dit door Instituut Gak geïnitieerde en gefinancierde onderzoek omvat: • een inventarisatie van bestaande vormen en modellen van samenwerking tussen scholen, (kleinschalige) leerwerkvoorzieningen én het bedrijfsleven; • een onderzoek naar de voorwaarden waaronder duurzame structurele financiering van leerwerkvoorzieningen mogelijk is; en • de rol daarbij van enerzijds de gemeente(n) en anderzijds het bedrijfsleven. Het onderzoeksrapport wordt naar verwachting opgeleverd in augustus 2013.
Stichting Jessour – Step One (¤ 60.000) Stichting Jessour begeleidt met het project Step One 120 Rotterdamse jongeren naar een bijbaan. Het project richt zich op jongeren tussen de 14 en18 jaar van wie het merendeel schoolgaand is. Dankzij een bijbaan doen zij werkervaring op, verkrijgen een beter beeld van arbeidsparticipatie en zullen op deze wijze in een later stadium hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Het project biedt deze jongeren onder andere begeleiding en trainingen bij het vinden en het behouden van een bijbaan. Geld is een belangrijke drijfveer voor jongeren. Een bijbaan leidt dan tot minder kans op schooluitval of verval in criminaliteit. Stichting Jessour onderhoudt contacten met verschillende bedrijven waar de jongeren kunnen worden geplaatst. Die bedrijven zijn op de hoogte van de kenmerken van de doelgroep. De methodiek van Jessour heeft zich eerder met succes bewezen in Leeuwarden. Instituut Gak verstrekt een bijdrage per deelnemer die succesvol naar een betaalde bijbaan is begeleid.
Stichting Nederland Werkt Mee! – De WerkFactor (¤ 450.000) Stichting Nederland Werkt Mee! wil meer dan 10.000 werkzoekenden duurzaam aan een baan helpen. Hiervoor wordt een nieuwe, innovatieve aanpak geïntroduceerd, bestaande uit drie pijlers: • een mix van social media, ‘gaming & matchmaking’ op een digitaal platform; • on- en offline begeleiding van zowel werkzoekenden als werkgevers; • een TV-show van twaalf afleveringen op RTL 4, gevolgd een ‘on tour’- campagne met lokale helden en tal van activiteiten voor werkzoekenden en werkgevers.
52
Practische projecten | Activering
Nederland Werkt Mee! is echter niet alleen uit op een eenmalige impuls aan de arbeidsmarkt, maar wil tevens een structurele verandering doorvoeren in de wijze waarop binnen Nederland met werkloosheid wordt omgegaan. Door de totale bevolking te mobiliseren, te enthousiasmeren en te activeren op zowel nationaal, lokaal als individueel niveau, moet de werkelijk benodigde transitie ontstaan. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het opzetten van het project en de start via een landelijke televisiezender en draagt bij per succesvol binnengehaald re-integratietraject en het aantal succesvol naar werk uitgestroomde langdurig werklozen. Naar verwachting zijn dit 1.500 mensen.
Stichting GIDSnetwerk Nederland – ReConnect (¤ 140.000) GIDSnetwerk Nederland heeft het initiatief genomen tot een samenwerkingsverband van professionals onder de naam Stichting ReConnect. Doel van deze stichting is er actief aan bij te dragen mensen zonder werk aan een baan te helpen. De kern van het werk van ReConnect is ‘arbeidsbemiddeling nieuwe stijl‘. Daarbij wordt de verbinding tussen de belangen van werkgevers en werkzoekenden op een innovatieve manier tot stand gebracht. Lokale en regionale christelijke leidinggevenden - die via het GIDSnetwerk worden geworven - zetten zich als vrijwilliger in om als job- en/of bedrijfsmaatje van werkzoekenden te gaan functioneren om ze het zelfvertrouwen en de ondersteuning te bieden die nodig is voor hun (her-)plaatsing. Via dit netwerk van betrokken werkgevers/ondernemers verwacht de stichting meer vacatures te kunnen vinden of creëren voor een groot aantal kwetsbare mensen in de samenleving. De werkzoekenden worden geworven uit de bestanden van voedselbanken, de schuldhulpverlening, de diaconie van de kerken, opvang bij woningcorporaties et cetera. In vier (pilot) projecten wordt onderzocht in hoeverre ReConnect als samenwerkende partner op de markt van arbeidsbemiddeling kan fungeren en er op termijn in zal slagen jaarlijks in diverse gemeenten ruim tien projecten te laten draaien. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting gaat het hier om zestig deelnemers.
Stichting Multicultureel Vrouwencentrum Jasmijn - Jasmijn werkt (¤ 60.000) Stichting Jasmijn is al vijfentwintig jaar actief als buurt- en vrouwencentrum in Groningen. Met het project ‘Jasmijn werkt’ biedt deze stichting nieuwe kansen voor arbeidsparticipatie aan dertig alleenstaande moeders met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en begeleidt hen naar betaald werk of een opleiding. Het traject is speciaal ontwikkeld voor deze doelgroep en bevat groepsgerichte en individuele componenten. Naast een (empowerment)training en scholing doen de deelneemsters werkervaring op. Het traject duurt langer dan gemiddeld om de deelneemsters meer tijd te bieden te wennen aan hun nieuwe situatie. Om de doorstroom zo voorspoedig mogelijk te laten lopen zijn goede samenwerkingsverbanden gesmeed met andere organisaties. Zo is er een coach van de gemeentelijke sociale dienst permanent gestationeerd bij Jasmijn. Daardoor kan er gericht geworven worden en is er goed contact met andere (gemeentelijke) diensten en organisaties als er iets geregeld moet worden met betrekking tot bijvoorbeeld extra voorzieningen. Ook is er bij Jasmijn kinderopvang aanwezig zodat de deelneemsters niet op wachtlijsten hoeven te staan, maar direct kunnen starten. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal vrouwen dat uitstroomt naar betaald werk of regulier onderwijs.
De Jonge Krijger B.V. - De Krijger Academie (¤ 80.000)
20 12
Het project De Krijger Academie behelst een nieuwe aanpak voor jongeren die niet schoolgaand of aan het werk zijn. Een jongere die langere tijd thuiszit heeft een hoge drempel te nemen om een verandering in zijn of haar leven aan te brengen. De Krijger Academie verlaagt deze drempel door zo’n jongeren gedurende een traject van drie weken op drie dagen per week te laten werken aan hun persoonlijke doelen, waaronder het vinden van werk en/of een opleiding. Hierbij staat persoonlijke ontwikkeling en een praktische aanpak centraal. De groepen waarin de training wordt gegeven bestaan uit maximaal acht personen en de begeleiding is extra intensief door de aanwezigheid van
53
twee trainers. Naast deze training ontvangen de deelnemers ook nog individuele begeleiding van een coach. Een aantal coaches is nog in opleiding en heeft de training van De Jonge Krijger zelf ook gevolgd. Het inzetten van deze rolmodellen werkt extra stimulerend voor de deelnemers, omdat ze zo de toekomstmogelijkheden duidelijk voor ogen hebben. Na het volgen van deze training weten jongeren niet alleen beter wat ze willen, maar ook hoe ze dit moeten aanpakken. Met ondersteuning van De Jonge Krijger starten zij vervolgens met een opleiding of baan. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal jongeren dat uitstroomt naar betaald werk of regulier onderwijs. Naar verwachting gaat het hier om tachtig jongeren.
Stichting Boeien! - Arbeidsnabije leerplaatsen (¤ 180.000) Het centrale doel van Stichting Boeien! is mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt duurzaam en succesvol op een praktijkgerichte manier te laten uitstromen naar werk of een opleiding. Hiervoor wil deze Limburgse stichting cultureel erfgoed in de vorm van twee kloosters zinvol herbestemmen, restaureren en exploiteren. De kloosters worden omgevormd tot restaurants en geëxploiteerd door externe ondernemers. De werkzaamheden aan en in deze kloosters dienen als praktische leerwerkplek voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In de eerste fase, het opknappen van de kloosters, leren deelnemers al werkend het vak van timmerman, schilder, metselaar of stukadoor. In de tweede fase nemen zij deel aan de exploitatie van de restaurants onder leiding van externe ondernemers, die ook als hun leermeesters fungeren. Tijdens het gehele traject volgen de deelnemers een opleiding die wordt vormgegeven door een opleidingsbedrijf en regionale ROC’s. Door in een praktijkgerichte omgeving een vak te leren en werkervaring op te doen zal voor de deelnemers de afstand tot de arbeidsmarkt beter worden overbrugd. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk of regulier onderwijs. Naar verwachting zijn dit negentig personen.
Stichting Infinity Ventures - OnTschuld & OnThult (¤ 20.000) Stichting Infinity Ventures bestaat naast een zelfstandig schuldhulpbedrijf uit een samenwerkingsverband van diverse hulp- en dienstverlenende instellingen. Binnen het project ‘OnTschuld & OnThult’ worden jongeren tussen de 21 en 30 jaar die zelf kampen met schuldenproblematiek opgeleid tot schuldhulpverlener. De deelnemers maken zich het vak eigen door het volgen van een erkende opleiding waarbij in de groep onder andere de eigen schuldenlast als casus dient. Binnen het opleidingstraject met een duur van 34 weken wordt zowel een theoretisch als een praktisch lesprogramma doorlopen. Begeleiding en training wordt verzorgd door drie fulltime medewerkers en drie tot vijf stagiaires of vrijwilligers. Na het behalen van het diploma worden de geslaagden nog enige tijd verder begeleid bij hun nieuwe baan. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk. Naar verwachting zijn dit tien personen.
Youth for Christ NL - Mission Possible! Trajecten op Maat (¤ 70.000) Youth for Christ | The Mall is met activiteiten in circa twintig steden één van de grootste aanbieders van jongerenwelzijnswerk in Nederland. Met het project ‘Mission Possible!’ biedt The Mall Delft trajecten op maat aan twintig jongeren in de leeftijd van 15-23 jaar en ondersteunt ze bij het halen van een startkwalificatie of het vinden van werk. Het gaat hier om jongeren afkomstig uit zorgwekkende milieus die dreigen af te glijden naar inactief burgerschap en criminaliteit. In eerste instantie wordt gekeken welke problemen er zijn met de individuele deelnemer en wat er nodig is om het ondersteunend netwerk om de jongere heen te activeren. Vervolgens wordt er een plan opgesteld en via individuele contactmomenten en groepssessies toegewerkt naar het hoofddoel om weer naar school te gaan of werk te vinden. Indien nodig en gewenst, vindt nazorg plaats door het koppelen van een mentor aan de jongere. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer.
54
Practische projecten | Activering
Stichting MEE Noordwest-Holland - Pilot Sportprojecten WWNV (¤ 70.000) Stichting MEE Noordwest-Holland heeft het initiatief genomen om bij drie sportclubs jaarlijks veertig jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt een werkervaringsplaats aan te bieden. Na vooraf bij de betrokken clubs te hebben geïnventariseerd welke werkzaamheden er zijn, vinden er matches met geselecteerde deelnemers plaats. De begeleiding is uitbesteed aan vrijwilligers bij de sportclubs. Het project kent twee trajecten. Het eerste traject biedt bij twee amateursportclubs elk vijftien werkervaringsplaatsen met een duur van een jaar. Het tweede traject biedt tien leerwerkplaatsen met een duur van vier maanden. Hier krijgen de kandidaten twee dagen scholing en doen daarnaast werkervaring op bij een lid/ondernemer van de business club van AZ. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde jongere. Naar verwachting zijn dit er dertig.
Stichting CAP100 - CAP Werkt! (¤ 100.000) In Nederland zijn ongeveer anderhalf miljoen mensen met een lichamelijke handicap. Veel van deze mensen hebben moeite met het vinden van een (passende) werkplek. De arbeidsmarkt lijkt minder toegankelijk voor deze doelgroep en men ervaart veel teleurstellingen in de zoektocht naar ‘die ene nieuwe baan’. De door de Lucille Werner Foundation geïnitieerde Stichting CAP100 maakt zich sterk om de arbeidsmarkt toegankelijker te maken voor dergelijke mensen. De stichting werkt aan positieve beeldvorming voor mensen met een lichamelijke handicap in relatie tot arbeid. De stichting is er via het project CAP Werkt! op uit zoveel mogelijk mensen met een lichamelijke handicap te laten toetreden tot de arbeidsmarkt. Zo wordt een selecte groep van honderd talenten met een lichamelijke handicap continu onder de aandacht gebracht van het bedrijfsleven. CAP Werkt! gaat uit van talenten en mogelijkheden en niet van beperkingen en belemmeringen. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting zijn dit er honderd.
Protestants Christelijke Ouderen Bond (PCOB) - Talentenworkshop voor 50+ vrouwen (¤ 8.850) Het project ‘Talentworkshop voor 50+ vrouwen’ is een initiatief van de PCOB en de Unie KBO om vrouwen ouder dan veertig jaar, die al langer dan drie jaar niet meer deelnemen aan het arbeidsproces, te stimuleren om weer aan de slag te gaan. Bij de Talentworkshops maken kandidaten in groepen van tien kennis met hun eigen talenten en leren deze te benutten en in te zetten voor het vinden van een baan. Instituut Gak financiert de bijeenkomsten waar minimaal tweehonderd dames van boven de veertig aan zullen deelnemen.
Stichting Kamerbreed - Leerwerkbedrijf De Baron (¤ 20.000) In de nieuwbouwwijk Vathorst te Amersfoort wil het leerwerkbedrijf De Baron een leerwerkbedrijf starten voor jongeren met een beperking. De gemeente heeft daartoe ruimte beschikbaar gesteld in De Bron. Dit is een multifunctioneel gebouw waarin een school, buitenschoolse opvang en sportvoorzieningen zijn ondergebracht. Het project richt zich op jongeren tussen 18 en 27 jaar met een structureel functionele beperking, die echter niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. In samenwerking met het ROC wordt een opleiding in de horecasector aangeboden en ATC Match zorgt voor aanvullende jobcoaching. Op locatie zijn leerwerkmeesters aanwezig om de deelnemers te begeleiden. Voor de selectie van de kandidaten wordt samengewerkt met Stichting MEE. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting gaat het hier om tien jongeren.
Stichting Kompas Nijmegen - Steek van Wal met de stevenaak Antje (¤ 68.000)
20 12
De stevenaak Antje is het oudste nog varende ijzeren zeilschip van Nederland. Dit schip is eigendom van Stichting Kompas Nijmegen en wordt momenteel in Den Helder gerestaureerd door jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De ligplaats is door de gemeente tegen en laag tarief
55
beschikbaar gesteld, omdat Den Helder een vrij hoog percentage werkloze jongeren telt en de gemeente dit project graag wil stimuleren. Stichting Kompas zorgt voor de projectleiding en de werkbegeleiding van de door het UWV Werkbedrijf geleverde deelnemers. Re-integratiebedrijf In Werking verzorgt de jobcoaching en het ROC geeft, naast de ontwikkeling van een passende technische opleiding, één dag in de week theorielessen op locatie. Op de Antje wordt een breed scala aan leerwerkmogelijkheden aangeboden: van administratie, communicatie en organisatie van evenementen en uitstapjes tot (machine)onderhoud en transport over water. Zodra de restauratie is voltooid zal het schip worden ingezet voor een matrozenopleiding . Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting gaat het om ongeveer 34 jongeren.
Stichting Boekenwerk - Bedrijfsmatige arbeidstraining (¤ 15.000) Stichting Boekenwerk realiseert leerwerkplekken voor jeugdigen en (jong)volwassenen met een normale tot hoge intelligentie die als gevolg van een vorm van autisme alleen met begeleiding betaald werk kunnen vinden. In dit project staat het opzetten van een webshop voor boekverkoop centraal. De deelnemers kunnen verschillende taken uitvoeren: magazijnbeheer, logistiek, automatisering, websiteonderhoud, marketing et cetera. Elke deelnemer krijgt een traject op maat aangeboden en wordt hierin individueel begeleid. Binnen het project groeit de deelnemer door tot ‘gezel’. Dit houdt in dat hij nieuwe deelnemers begeleid en ook op deze wijze nieuwe vaardigheden opdoet. Het uiteindelijke doel is de deelnemers te laten uitstromen naar een reguliere baan. Het project voorziet ook in nazorg aan zowel de deelnemers als aan de werkgevers. Dit laatste is van belang, omdat de werkgever moet weten hoe om te gaan met zijn autistische werknemer. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting zijn dit er ongeveer twaalf.
Stichting Fier Fryslân - Werk in uitvoering ( ¤ 90.000) Stichting Fier Fryslân, een expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelatie, vangt meisjes en jonge vrouwen (in de leeftijd van 12 tot 27 jaar) op die te maken hebben gehad met (seksueel) geweld of slachtoffer zijn van mensenhandel. Vanwege hun veiligheid en problematiek kunnen deze vrouwen niet direct instromen in regulier onderwijs en ook is het vinden van werk daardoor moeilijk. Daarnaast spelen factoren als een laag zelfbeeld, weinig ambitie wat betreft onderwijs en werk en geen geloof in eigen kunnen om ambities waar te maken. Binnen het project ‘Werk in uitvoering’ worden drie trajecten ontwikkeld voor deze doelgroep. Het eerste traject richt zich op meiden die nog nooit naar school zijn geweest en de Nederlandse taal vaak slecht beheersen. Zij worden toegeleid naar het reguliere onderwijs. Het tweede traject richt zich op meiden die weinig affiniteit hebben met theoretische opleidingen. Zij volgen de route werkend leren. Het derde traject richt zich op het opdoen van praktijkkennis via scholing in combinatie met een stage. Voor sommige meiden is het nog te gevaarlijk om buiten Fier Fryslân stage te lopen. Voor deze categorie worden intern leerwerkplekken gecreëerd. Het doel van het project is erop gericht dat de meiden van Fier Fryslân minimaal een startkwalificatie behalen en vervolgens een baan krijgen. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelneemster. Naar verwachting zijn dit er ongeveer vijfenveertig.
Plusburo - Positief in beeld: het Interactieve video CV voor de zilveren generatie (¤ 60.000) Plusburo BV is in 2011 opgezet door drie organisaties die actief zijn op het gebied van re-integratie, arbeidstoeleiding en detachering. Zij constateerden dat werkloze 50-plussers moeilijk aan een baan komen en moeite hebben zich onderscheidend te presenteren op de arbeidsmarkt. Ze hebben veel competenties en werkervaring, maar bij werkgevers heersen er toch nog vooroordelen en valt de keuze vaak op jongere sollicitanten. Met het project ‘Positief in beeld’ wil het Plusburo een selectie uit deze doelgroep (minimaal MBO+ niveau) extra begeleiding en een training aanbieden bij het zoeken
56
Practische projecten | Activering
naar een baan. Door een vierdaagse training krijgt de kandidaat inzicht in zijn competenties en leert hij zichzelf beter presenteren. Daarnaast wordt een nieuwe technologische ontwikkeling in werving en selectie ingezet: het video CV. Het interactieve video CV is innovatief en biedt nog meer dan het video CV, namelijk integratie van een korte presentatie, maar ook het klassieke CV, de competenties en de persoonskenmerken van de kandidaat, de werkervaring en uitgebreide referenties in een videofilm van maximaal twee minuten. Op deze wijze komt de werkzoekende snel goed in beeld en kan deze vorm vooroordelen van werkgevers wegnemen en zal de kandidaat eerder uitgenodigd worden voor een aanvullend sollicitatiegesprek. Deze wijze past binnen het veranderende wervings- en selectieproces waar video in toenemende mate een belangrijk selectiemiddel wordt. Instituut Gak verstrekt een bijdrage per deelnemer die succesvol naar betaald werk uitstroomt. Naar verwachting gaat het hier om zestig deelnemers.
Kleurrijk Talent BV - 5, 4, 3, 2, 1, LIFT OFF: technisch talent klaar voor de start op de arbeidsmarkt (¤ 80.000) Kleurrijk Talent heeft als missie het geven van bedrijfsspecifieke opleidingen aan werkenden en moeilijk te bemiddelen werklozen, voornamelijk in de sector techniek. In samenwerking met gemeenten, het UWV WERKbedrijf en bedrijven wil Kleurrijk Talent in twee jaar tijd tachtig WW-ers, WWB-ers, Wajongers en Nuggers klaarstomen voor een baan in de techniek door middel van een praktijkgericht zij-instroomtraject dat uitmondt in een MBO-1 diploma. Er wordt vraaggericht gewerkt, waardoor een kandidaat aan een traject begint wanneer er een vacature beschikbaar is. De kandidaat gaat eerst op intake om te kijken of hij in het profiel past. Vervolgens start hij met de opleidingsfase die wordt verzorgd door Kleurrijk Talent en ROC Rijn IJssel. Ten slotte doet de kandidaat werkervaring op bij zijn toekomstige werkgever waarna hij een contract van zes maanden krijgt aangeboden. Het traject wordt flexibel aangeboden: instromen kan op elk gewenst moment. Niet bijvoorbeeld alleen aan het begin van het schooljaar. Hiermee sluit Kleurrijk Talent aan op de vraag van het bedrijfsleven. Instituut Gak verstrekt een bijdrage per deelnemer die succesvol naar betaald werk uitstroomt. Naar verwachting gaat het hier om veertig deelnemers.
LodyRoembiakSportConnexxions - De Warming Up (¤ 96.000) LodyRoembiakSportConnexxions uit Drachten heeft in samenwerking met Van Rijswijk Projects in Sports en de RS Groep het project ‘De Warming Up’ ontwikkeld. In dit project worden uitkeringsgerechtigde jongeren uit de Gemeente Leeuwarden geholpen bij het vinden en behouden van een passende baan. De doelgroep bestaat onder meer uit jongeren met een criminele achtergrond, autistische jongeren, drop-outs en jongeren uit achterstandswijken. Via een intensief programma van zes weken volgen vijftien deelnemers, naast een fysiek training, workshops waardoor ze na afloop optimaal zijn voorbereid op het verkrijgen van een baan. Sterke punten van het programma zijn de diversiteit aan workshops waarbij facetten als omgang met anderen, gezond eten, sporten, sociale interactie, (non) verbale communicatievaardigheden, houding et cetera worden behandeld alsmede de begeleiding na het programma. Na afloop van het traject worden de jongeren verder begeleid en wordt voor hun een baan gezocht met behulp van de aangesloten projectpartners (RS Groep en diverse bedrijven). Instituut Gak verstrekt een bijdrage per deelnemer die succesvol naar betaald werk uitstroomt. Naar verwachting gaat het hier om tachtig jongeren.
VluchtelingenWerk Nederland - VrouwenWerk (¤ 220.000)
20 12
De positie van vrouwelijke vluchtelingen op de arbeidsmarkt is weinig rooskleurig: slechts een kwart van hen heeft een baan. Omdat er tekorten dreigen te ontstaan in de zorg wil VluchtelingenWerk een brug slaan tussen deze doelgroep en werkgevers in de zorg. Honderdtien vrouwelijke vluchtelingen, die zijn opgeleid voor of werkervaring hebben in de zorg in hun land van herkomst, dan wel affiniteit hebben met werken in de zorgsector, worden via het tweejarige project VrouwenWerk begeleid naar een opleidingstraject of betaald werk in de zorg. Het project wordt in vier verschillende regio’s uitge-
57
voerd. Er wordt ingezet op een sectorale aanpak, netwerkopbouw en duurzame samenwerking met werkgeversorganisaties in de zorg, opleidingsinstituten en de lokale overheid. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde vrouwen.
Van Amstel Advies BV - Werktop (¤ 120.000) Het project Werktop van Van Amstel Advies BV betreft een publiek- private werkgeversdienstverlening, waarbij ondernemers, gemeenten en UWV Werkbedrijf samenwerken om werkzoekenden te re-integreren en vervolgens uit te laten stromen naar een reguliere baan. Gestart wordt met drie pilots, gericht op het interesseren van ondernemers in het MKB om arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Die pilots vinden plaats in de regio Groot Amsterdam, Hilversum en Tilburg. In totaal zullen 120 kandidaten doorstromen naar een betaalde baan. Is een vacature vrijgegeven voor een langdurig werkloze dan gaat een team deskundigen aan de slag om alle benodigde ondersteuning zo veel mogelijk op maat te leveren. De regie berust echter bij de werkgever. In dit opzicht is er dan ook sprake van een heel andere manier van werken voor klantmanagers en werkcoaches. Doelstelling van de pilots is te leren van deze vernieuwende publiek-private aanpak. Aan het einde van het project moet er een methodiek zijn ontwikkeld waarin de condities staan beschreven voor het inrichten van een succesvolle werkgeversbenadering, gebaseerd op regievoering door de ondernemer. Instituut Gak biedt naast financiële ondersteuning voor het opzetten van het project een bijdrage per deelnemer die succesvol naar betaald werk uitstroomt.
Stichting CEBOS - Ontwikkeling simulatiebedrijven ( ¤ 18.000) Stichting Cebos verzorgt passend onderwijs in de financiële administratie aan gemiddeld tot hoog intelligente volwassenen met autisme. In dit verband wil deze stichting simulatiebedrijven ontwikkelen waar praktijksituaties kunnen worden geoefend, die zich op de werkvloer zouden kunnen voordoen. In samenwerking met toekomstige werkgevers wordt in kaart gebracht welke competenties en vaardigheden gewenst zijn. Deze kunnen dan worden verwerkt in het simulatiebedrijf. Op deze manier kan de kloof tussen theorie en praktijk worden overbrugd, zodat de opgeleide leerling beter voorbereid naar de echte werksituatie gaat. Om een zo realistisch mogelijke werksituatie na te bootsen worden echte opdrachten voor kleine ondernemers uitgevoerd door de leerlingen. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting gaat het hier om twaalf personen.
Stichting Surant - Servicedesk/callcenter (¤ 26.200) Stichting Surant zet zich in voor ex-gedetineerden en gedetineerden afkomstig uit de penitentiaire inrichtingen in Almere en Lelystad. Uit gesprekken met ex-gedetineerden blijkt dat zij een sterke behoefte hebben aan hulp bij het zoeken naar werk. Ze beschikken vaak niet over de juiste opleiding, hebben geen werkervaring en hun CV toont hiaten. Daar komt nog bij dat veel werkgevers liever iemand aannemen zonder strafblad. Met het project Servicedesk/callcenter wil Surant in Amsterdam Zuidoost een leerwerkplek opzetten voor jeugddelinquenten en ex-gedetineerden. Daar worden tien belplekken gecreëerd waar kandidaten naast verkooptechnieken, dienstverlenende en sociale vaardigheden kunnen opdoen om aan de slag te kunnen in de callcenter branche. De belplekken zullen wekelijks worden bemand door tien tot twintig deelnemers. Iedere kandidaat wordt begeleid door twee vrijwilligers. Tegelijkertijd wordt aandacht besteed aan zaken als huisvesting en het op orde krijgen van de financiën. Voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt wordt samengewerkt met een bestaand callcenter in Almere. Dit biedt de supervisie en is bereid goede kandidaten een baan aan te bieden. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting gaat het hier om veertien personen.
58
Practische projecten | Activering
Frozen Birds Concepts BV - All4work4All (¤ 120.000) Het project All4work4all (A4W4A) wil werkloosheid bestrijden met een methodiek waarbij het initiatief bij de werkgever en werkzoekende ligt. Uit het aanbod van het UWV en de Sociale Dienst wordt een pool van werkzoekenden gevormd. Gestart wordt met jeugdige werkzoekenden. Later volgen andere groepen zoals Wajongeren, 55+ers et cetera. De werkgever biedt een werkervaringsplaats waarvan een werkzoekende gedurende drie maanden gebruik kan maken met behoud van uitkering. Tijdens deze periode rapporteert de werkgever wekelijks over de ontwikkeling van de werkzoekende via een web based rapportage, die kan worden ingezien door alle betrokken partijen: het bedrijf, de kandidaat en de casemanager. Na deze drie maanden neemt de werkgever de werkzoekende in dienst en zo niet, dan is deze weer beschikbaar voor een nieuwe werkervaringsplaats. Dit gaat net zo lang door tot er een juiste match is. Voorwaarde is dan wel dat de werkgever de betreffende werkzoekende binnen twaalf maanden niet opnieuw een werkervaringsplaats aanbiedt. De werkgevers die zijn aangesloten bij dit project dragen niet alleen zorg voor de werkervaringsplekken, maar betalen hier ook voor. Daarnaast kunnen ook vacatures bij het maatschappelijk middenveld zoals ANBI-stichtingen, dierenasiels of sportverenigingen tijdelijk door werkzoekenden uit de pool van A4W4A worden vervuld. Het uiteindelijke doel is te komen tot oprichting van twintig regionale stichtingen. Instituut Gak draagt bij aan het opzetten van twee pilot projecten en per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting gaat het hier om minimaal achtenveertig deelnemers.
Stichting 180 - gedragsinterventies en ontwikkelprogramma's voor jongeren Bedrijvennetwerk Work-Wise (¤ 80.000) Stichting 180 is een kennis- en netwerkorganisatie die zich tot doel stelt de maatschappelijke positie van kwetsbare en risicojongeren te verbeteren. Eén van de programma’s die deze stichting aanbiedt is Work-Wise. Hiermee worden kwetsbare en risicojongeren uit jeugdinstellingen in de leeftijd van 15 tot 24 jaar geholpen hun opleiding af te maken, of een baan te vinden en te behouden. Het traject start al tijdens het verblijf van de jongere in de jeugdinstelling. De stichting heeft inmiddels ruim dertig bedrijven bereid gevonden om jongeren uit de doelgroep leerwerktrajecten, werkstages en werkervaringsplaatsen te bieden. Naar verwachting zal dit aantal in 2013 tot ten minste honderd bedrijven zijn toegenomen. Om te zorgen dat de, bij de deelnemende bedrijven, inmiddels verworven goodwill behouden blijft en verder kan worden uitgebouwd moet de voorbereiding op plaatsing van de betreffende jongeren en hun begeleiding optimaal zijn. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting gaat het hier om minimaal honderd deelnemers.
Stichting Robin Hood - Bedrijfsschool Robin Hood (¤ 50.000) Stichting Robin Hood uit Eindhoven exploiteert als sociaal ondernemer vijf horecabedrijven. Op termijn wil de stichting voldoende opbrengsten genereren om minimaal kostendekkend te zijn. Deze stichting biedt mensen uit de WWB, Wajong, het speciaal onderwijs en dak- en thuislozen kans op een carrière in de horeca als gastheer of keukenhulp. In samenwerking met het ROC wordt gewerkt aan een opleiding op MBO-2 niveau. Er is sprake van intensieve begeleiding door de inzet van leermeesters. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk uitgestroomde deelnemer. Naar verwachting gaat het hier om vijfentwintig deelnemers.
Stichting Samenbinding - Vitamine Werk 2.0 (¤ 300.000)
20 12
Stichting Samenbinding initieert projecten die gericht zijn op deelnemers van allochtone afkomst. Eerder al heeft deze stichting subsidie van Instituut Gak ontvangen voor de projecten Vitamine Werk 1.0 en Men@Work. In versie 2.0 van Vitamine Werk wordt een empowermenttraject met een duur van drie maanden aangeboden aan 250 vrouwen tussen 25 en 45 jaar. Van deze vrouwen worden er 170 begeleid naar een opleiding (BOL-traject) en vervolgens ondersteund in de richting van betaald werk. De overige tachtig vrouwen worden direct vanuit een uitkeringssituatie naar een betaalde baan bege-
59
Practische projecten | Activering
leid. De empowermenttraining omvat een reeks modules, die niet alleen betrekking hebben op werk of onderwijs, maar ook een beroep doen op de persoonlijke kwaliteiten en mogelijkheden van elke deelneemster afzonderlijk. Per kwartaal gaan één of meer groepen van start in Studio Notweg (een verbouwde garage in Amsterdam Nieuw West). Een nevendoelstelling van dit project is het ontwikkelen van rolmodellen. Instituut Gak draagt bij per succesvol naar betaald werk of naar een reguliere vervolgopleiding uitgestroomde deelneemster. Naar verwachting gaat het hier om vijftig personen.
Stichting Juno@work - Juno@Work ( ¤ 20.000) Stichting Juno@Work is een erkend leerwerkbedrijf met tien leerwerkplekken waar deelnemers met behoud van hun uitkering kunnen werken. De stichting voert werkopdrachten uit op het gebied van de (digitale) creatieve sector. Op jaarbasis is er ruimte voor 20-25 kandidaten. Het bedrijf verzorgt vier producten: administratie, gaming & web, content en digitalisering. De doelgroep bestaat uit mensen met een WWB- of Wajonguitkering, alsmede uit jongeren die een leerwerkplek zoeken voor hun MBOopleiding. De kandidaten leren al werkend onder leiding van een leermeester. De stichting beoogt het project volledig financieel zelfredzaam te maken vanuit opdrachten die voor het bedrijfsleven worden uitgevoerd. Samen met het kenniscentrum voor onderwijs, arbeidsmarkt, training en advies in de grafimediabranche (GOC), wordt bezien of en hoe een alternatieve leerroute met certificering kan worden opgezet. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk. Naar verwachting zijn dit tien personen.
Stichting Vakwerk - Dress for Success Eindhoven ( ¤ 50.000) Dress for Success (DfS) verzorgt presentatie- en kledingadvies en verstrekt (gratis) kleding aan mensen met een uitkering die op sollicitatiegesprek gaan. Daarnaast verzorgt DfS Eindhoven grote openbare sollicitatietrainingen. DfS Eindhoven wil in drie jaar tijd groeien naar vierhonderd klanten per jaar. Tot dusver hielp dit filiaal van DfS uitsluitend kandidaten die werden doorverwezen door de gemeente Eindhoven, het UWV en re-integratiebureaus. DfS heeft echter geconstateerd dat slechts een beperkt aantal casemanagers en coaches van UWV en de gemeente solliciterende werkzoekenden doorverwijst. Bovendien zijn er ook werkzoekenden zonder uitkering die bij gebrek aan verwijzende instantie geen toegang hebben tot DfS. Om onder de aandacht te komen van iedere gemotiveerde sollicitant die onder de doelgroep valt start DfS een special project. Via het plaatsen van advertenties, inzet van sociale media en de organisatie van presentaties en activiteiten gericht op cliënten van gemeenten en UWV, verwacht DfS een sterke toename van het aantal sollicitanten, temeer ook omdat men zich niet meer wil beperken tot alleen de gemeente Eindhoven, maar ook de omliggende gemeenten wil betrekken in het werkterrein. Instituut Gak biedt financiële ondersteuning op basis van het aantal deelnemers dat uitstroomt naar betaald werk. Naar verwachting zijn dit 333 personen.
WerkErvaringsbedrijfAlkmaar – Ome Piet – pagina 49
60
20 12
61
62
V. Beleggingsbeleid
Strategie Instituut Gak streeft enerzijds naar het in stand houden van de koopkracht van het vermogen en anderzijds naar voldoende inkomsten voor de financiering van een structureel subsidiebudget aan werkterreinen waarop het instituut actief is. In dat opzicht wordt de beleggingsstrategie van het instituut gedreven op basis van de verplichtingen, bestaande uit de jaarlijks te verstrekken subsidies. De combinatie van een structureel subsidieniveau en de instandhouding van de koopkracht van het vermogen vormt een zware doelstelling binnen het beleggingsbeleid en zal mogelijk niet elk jaar kunnen worden gerealiseerd. Het jaarlijkse beschikbare subsidiebudget is door het Bestuur vastgesteld op een (jaarlijks te indexeren) bedrag van ¤ 13 miljoen. Als lange termijn belegger is het voor Instituut Gak mogelijk van jaar tot jaar een bepaalde mate van volatiliteit in het beleggingsrendement te accepteren. Het risico wordt zoveel mogelijk beheerst door een grote diversificatie in de beleggingsportefeuille, in combinatie met methodieken, specifiek gericht op de bescherming van de koopkracht van het vermogen. Het totale belegde vermogen bedraagt ultimo 2012 ¤ 502 miljoen en het over 2012 gerealiseerde rendement komt uit op 10,23%. Gelet op de onzekere rendementsverwachtingen in combinatie met de toegenomen instabiliteit van de financiële markten heeft het Bestuur in 2010 besloten het beleggingsbeleid te herijken. Hierbij is rekening gehouden met de bestaande beleggingsrisico’s zoals het marktrisico, het renterisico, het inflatierisico, het kredietrisico en het liquiditeitsrisico. Dit heeft geleid tot het besluit de strategische allocatie naar categorieën met een hoger beleggingsrisico te herzien. In dit verband zijn de beleggingen in aandelen en vastgoed verlaagd tot 35% respectievelijk 10% en de beleggingen in vastrentende waarden verhoogd tot 45%. Tevens is besloten de koopkracht van het vermogen voor 50% te beschermen door het afsluiten van een aantal inflatieswaps. In financiële zin komt dit neer op een doelstelling waarin het gemiddelde beleggingsresultaat op middellange termijn moet uitkomen op een niveau van inflatie plus 3,5%. Dit is een ambitieuze doelstelling, zeker in de context van de actuele situatie op de financiële markten met steeds lagere reële rentes en grote volatiliteit op de aandelenbeurzen. Tegen deze achtergrond is in 2012 wederom veel aandacht besteed aan de herschikking van de portefeuille en uitbreiding van het instrumentarium om het risico te beheersen. De strategische beleggingsmix bepaalt de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën en de keuze tussen de verschillende producten binnen die categorieën. Bij de vaststelling van de strategische beleggingsmix wordt bij de verdeling over de verschillende beleggingscategorieën en bij de keuze tussen de verschillende producten binnen de beleggingscategorieën, rekening gehouden met de verhouding tussen risico en rendement. De strategische beleggingsmix zou op de lange termijn een gemiddeld te verwachten rendement moeten opleveren, dat in principe voldoende is om de koopkracht van het vermogen in stand te houden, na aftrek van uitgekeerde subsidies, de kosten van het vermogensbeheer en de uitvoeringskosten.
20 12
63
De strategische beleggingsmix die gold voor het jaar 2012 is hieronder weergegeven, inclusief de asymmetrische minimum en maximum percentages per beleggingscategorie:
minimum
strategisch
maximum
40, 00 % 27, 50 % 7, 50 % 7, 50 %
45, 00 % 35, 00 % 10, 00 % 10, 00 %
52, 50 % 40, 00 % 12, 50 % 12, 50 %
100, 00 %
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Alternatieve beleggingen
Vastrentende waarden Eind 2011 bestond de portefeuille vastrentende waarden uit drie actief beheerde mandaten, waarin zowel in Europese staats- als in bedrijfsobligaties werd belegd. In het eerste halfjaar van 2012 is deze portefeuille gesplitst, waarbij de helft is belegd in een staatsobligatieportefeuille en de helft in een bedrijfsobligatieportefeuille. De passief beheerde portefeuille staatsobligaties bestaat uit kortlopende staatsobligaties van een geselecteerd aantal eurolanden. Voor de actief beheerde portefeuille wereldwijde bedrijfsobligaties zijn twee vermogensbeheerders aangesteld. In de portefeuille bedrijfsobligaties wordt onder meer niet belegd in obligaties van ondernemingen die zich bezighouden met ontwikkeling, productie of onderhoud van controversiële wapens. Evenmin wordt belegd in onderneming waar sprake is van gedwongen kinderarbeid, een en ander in overeenstemming met de Global Compact Principles van de Verenigde Naties. Voor de belegging in de portefeuille staatsobligaties wordt geen enkel valutarisico genomen. Voor de portefeuille wereldwijde bedrijfsobligaties wordt slechts een beperkt valutarisico genomen, daar de valuta exposure grotendeels wordt afgedekt naar de euro.
Aandelen Binnen de aandelenportefeuille wordt 27,5% van het totaal belegd in ontwikkelde landen en 7,5% in opkomende markten. De portefeuille ontwikkelde landen wordt deels passief en deels semipassief (enhanced) beheerd. Voor het beheer van de portefeuille opkomende markten zijn drie actieve beheerders geselecteerd. Het USD valutarisico met betrekking tot de beleggingen in aandelen in de Verenigde Staten wordt voor ongeveer de helft afgedekt. Voor de portefeuille ontwikkelde markten geldt dat niet wordt belegd in onder meer aandelen van ondernemingen die zich bezig houden met ontwikkeling, productie of onderhoud van controversiële wapens en dat evenmin wordt belegd in ondernemingen waar sprake is van gedwongen kinderarbeid, een en ander in overeenstemming met de Global Compact Principles van de Verenigde Naties.
Vastgoed De belegging in vastgoed bestaat momenteel voor een klein deel uit direct vastgoed en voor het overige uit indirect beursgenoteerd vastgoed. De belegging in direct vastgoed betreft de 100% deelneming in Gak Onroerend Goed B.V. De totale belegging van 10% in indirect beursgenoteerd vastgoed bestaat voor 5% uit Europees en voor 5% uit Noord-Amerikaans vastgoed. Beide portefeuilles worden actief beheerd. Het USD valutarisico met betrekking tot de belegging in de Verenigde Staten wordt voor ongeveer de helft afgedekt.
64
Beleggingsbeleid
Alternatieve beleggingen De 10% belegging in alternatieven bestaat uit 5% commodities en 5% absoluut rendementfondsen. Het USD valutarisico met betrekking tot de commodities wordt voor ongeveer de helft afgedekt, bij de absoluut rendementsfondsen wordt het USD valutarisico geheel afgedekt.
Beleggingsportefeuilles Instituut Gak kiest voor een interne aansturing en monitoring van het beleggingsproces. Het instituut heeft momenteel veertien beleggingsportefeuilles bij tien verschillende professionele vermogensbeheerders. Tevens wordt gewerkt met een van de vermogensbeheerders onafhankelijk, gerenommeerd bewaarbedrijf. Dit bedrijf is onder meer belast met een van de vermogensbeheerders onafhankelijke resultaatmeting. Voorts werkt Instituut Gak samen met een externe adviseur voor deskundige ondersteuning van het beleggingsbeleid. In 2012 is extra aandacht besteed aan de verdieping van risicomonitoring en risicorapportages.
Kosten vermogensbeheer De kosten van het vermogensbeheer bestaan enerzijds uit kosten die het bewaarbedrijf en de vermogensbeheerders bij het instituut in rekening brengen ad ¤ 1.440.000 (0,31 % van het belegde vermogen) en anderzijds uit kosten welke direct ten laste van beleggingsfondsen worden gebracht. De totale kosten van het vermogensbeheer zijn ten opzichte van het jaar 2011 licht gestegen en bedragen 0,42% (2011: 0,40%) van het belegde vermogen.
Tactisch Instituut Gak streeft geen extra rendement na door market timing, maar hanteert juist een rendementsdoelstelling voor de lange termijn en maakt daarbij gebruik van een duidelijk risicokader. Extreme risico’s worden – waar nodig geacht – afgedekt. Hierbij valt te denken aan de eerder genoemde risico’s als het valuta-, inflatie-, krediet-, markt en/of renterisico. Bij de implementatie van tactische ingrepen in de portefeuille streeft Instituut Gak naar een zo efficiënt mogelijke realisatie. Daartoe zijn overeenkomsten gesloten met twee investment banks, waardoor het mogelijk is om derivaten af te sluiten. Hierbij wordt het kredietrisico beperkt door een continue uitwisseling van onderpand. Bij het afsluiten van derivaten laat Instituut Gak zich ondersteunen door specialisten van Towers Watson.
20 12
65
Uit onderstaande tabel blijkt dat de verschillen tussen de werkelijke- en de strategische beleggingsmix gering zijn. In het algemeen wordt gekozen voor een defensieve invulling van het beleggingsbeleid. Een overweging naar de meer risicovolle beleggingscategorieën als gevolg van koersontwikkelingen wordt veelal snel gecorrigeerd. In geval van een ontstane onderweging wordt op basis van de geldende marktomstandigheden besloten over het wel of niet bijkopen van de meer risicovolle beleggingen. Strategische mix 31/12/11 31/03/12 30/06/12 Vastrentende waarden 45,00% 43,95% 44,13% 43,59% Aandelen 35,00% 35,53% 35,67% 36,39% Vastgoed 10,00% 9,91% 9,95% 10,34% Commodities 5,00% 5,12% 5,14% 5,14% Absoluut rendement fondsen 5,00% 4,94% 4,96% 4,80% Overigen 0,55% 0,15% -/- 0,26% 100,00 %
100,00 %
100,00 %
100,00 %
30/09/12
31/12/12
45,13% * 34,98% 9,74% 5,13%
45,28% 34,94% 10,02% 4,83%
5,15% -/- 0,13%
5,01% -/- 0,08%
100,00 %
100,00 %
* Instituut Gak heeft het marktrisico in de maanden september tot en met november 2012 beperkt door de exposure naar aandelen terug te brengen naar het strategische minimum van 27,5%. Implementatie hiervan heeft plaatsgevonden middels een verkoop op termijn van aandelen voor een bedrag ter grootte van ¤ 37 miljoen, ofwel 7,5% van de totale beleggingen. Deze verlaging van de exposure naar aandelen is niet meegenomen in de in de tabel gepresenteerde 34,98%.
Strategische beleggingsmix Vastrentend Aandelen Vastgoed Alternatieven
45 %
35 %
10 % 10 %
66
Beleggingsbeleid
Resultaat 2012 Het hiervoor omschreven beleggingsbeleid leverde over het jaar 2012 een resultaat op van ¤ 47,2 miljoen positief, ofwel 10,23 %. Onderstaande tabel biedt nader zicht op de totstandkoming van het beleggingsresultaat. Daarbij wordt per beleggingscategorie de relatieve performance ten opzichte van de benchmark aangegeven. In de rechterkolom wordt de bijdrage (attributie) aan de outperformance gesplitst. Daaruit blijkt dat er in 2012 binnen alle beleggingscategorieën sprake is van outperformance.
Rendement Benchmark Verschil Herkomst performance Vastrentende waarden 8,98 % 7,69 % 1,29 % 0,58 % Aandelen 14,69 % 14,64 % 0,05 % 0,03 % Indirect vastgoed 23,17% 22,09 % 1,08 % 0,11 % Commodities 2,23 % -/- 1,14 % 3,37 % 0,17 % Absoluut rendement fondsen 7,99 % 0,82 % 7,17 % 0,36 % Allocatie-effect -/- 0,08 % Totaal beursgenoteerd voor afdekken risico's Afdekking dollar valutarisico Afdekking inflatierisico Opbrengst uitlening effecten Kosten vermogensbeheer Totaal beursgenoteerd na afdekken valutarisico en kosten
11,97 % -/- 0,19 % -/- 1,01 % 0,02 % -/- 0,31 %
10,80 %
1,17 %
1,17 %
10,48 %
Invloed direct vastgoed en onttrekkingen -/- 0,25% * Totaal (gewogen) beleggingsresultaat
10,23 %
* Het rendement van de uit één pand bestaande directe vastgoedportefeuille, waarin Instituut Gak via deelneming in Gak Onroerend Goed VOF een 50% belang heeft, is negatief beïnvloed door een duurzame waardevermindering.
20 12
67
Gevoeligheidsanalyse De procentuele impact op het eigen vermogen bij een verandering in de marktwaarde bij de aandelenportefeuille van 10% wordt weergegeven in onderstaande tabel. Aandelen Aandelen
verandering + 10 % -/- 10 %
2012 + 3,5 % -/- 3,5 %
2011 + 3,6 % -/- 3,6 %
De procentuele impact op het eigen vermogen van veranderingen in de marktrente bij de obligatieportefeuille van 1% wordt weergegeven in onderstaande tabel. Marktrente Marktrente
verandering + 1 % -/- 1 %
2012 -/- 2,0 % + 2,0 %
2011 -/- 2,2 % + 2,2 %
Vooruitzichten 2013 Gezien de actuele situatie op de financiële markten met lage reële rentes, grote volatiliteit op de aandelenbeurzen en de wereldwijd tegenvallende economische ontwikkelingen verwacht Instituut Gak – onder handhaving van het strikte risicoprofiel – over 2013 slechts een beleggingsresultaat dat lager zou kunnen zijn dan het nagestreefde gemiddelde rendement. In het eerste kwartaal van 2013 heeft Instituut Gak een positief beleggingsresultaat gerealiseerd ter grootte van ¤ 11,6 miljoen, ofwel 2,3%.
Stichting Piëzo – Piëzo2work – pagina 46
68
20 12
70
VI. Organisatie
Bestuur Het Bestuur van Instituut Gak vergadert zesmaal per jaar. In deze vergaderingen worden onder andere besluiten genomen met betrekking tot: • het te voeren beleid om de doelstellingen van het instituut te kunnen realiseren; • de specifieke thema’s waaraan het instituut aandacht wil besteden; • de evaluatie van de voortgang van de verschillende onderzoeksprogramma’s en projecten; • de beoordeling van de subsidieaanvragen en de onderzoeksprogramma’s in het licht van het beleid van het instituut; • het functioneren van de bijzonder hoogleraren van wie de leerstoelen door het instituut worden gefinancierd, het benoemen van nieuwe hoogleraren en eventuele instelling van nieuwe leerstoelen; • het te voeren beleggingsbeleid. Voor een aantal besluiten geldt dat het Bestuur zich laat adviseren door de Raad van Advies, de Beleggingscommissie, de Wetenschappelijke Raad en/of het bureau.
Samenstelling bestuur*: Mr. F.K. Buijn (voorzitter) (1950) heeft als voormalig notaris bij De Brauw Blackstone Westbroek veel kennis van juridische, notariële, vennootschaprechtelijke en fiscale zaken. Hij was vanaf de oprichting, tot zijn benoeming als voorzitter per 1 september 2010, vice-voorzitter van het instituut. Dr. E.P. de Jong (vice voorzitter) (1945) heeft kennis van de sociale zekerheid opgedaan tijdens zijn loopbaan als hoogleraar sociaal recht, voorzitter van de Sociale Verzekeringsraad, lid hoofddirectie en later president-directeur Vereniging GAK en voorzitter Raad van Bestuur Gak Groep N.V. Hij was lid van de Raad van Bestuur van Achmea Holding N.V. en van het bestuur van Stichting Gak Holding. Dr. L.J.C.M. le Blanc (1946) heeft als directeur-generaal van het Ministerie van Financiën, vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van Van Lanschot Bankiers, CFO van de Oost-Europa Bank, directeur International Finance bij de staatsfinancieringsmaatschappij CDC in Parijs en CFO van Urenco veelzijdige kennis op financieel terrein, waaronder vermogensbeheer. Momenteel is hij senior partner van Andreas Capital Group in Luxemburg en bestuurslid van het ABP. Mr. P.A.F.W. Elverding (1948) was tot mei 2007 voorzitter van de Raad van Bestuur van Koninklijke DSM N.V. en is thans Commissaris bij ING, OCE, BAM, SHV, FrieslandCampina en Q-PARK. Drs. L.M.L.H.A. Hermans (1951) heeft als voormalig voorzitter van MKB-Nederland, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, commissaris van de koningin in Friesland, burgemeester van Zwolle, gemeenteraadslid in Nijmegen en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal langjarige ervaring in het openbaar bestuur. Vanaf 2007 is hij lid van de Eerste Kamer. Mevrouw mr. Y.C.M.T. van Rooy (1951) heeft als voormalige staatssecretaris van Economische Zaken en bestuursvoorzitter van de Universiteit van Tilburg en de Universiteit Utrecht veel bestuurlijke ervaring. Zij is thans voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, commissaris bij ING en lid van het bestuur van het KCO.
Mutaties Bestuur
20 12
Eind 2012 is de heer L. de Graaf teruggetreden. Mevrouw mr. Y.C.M.T. van Rooy is begin 2013 toegetreden tot het Bestuur. * situatie op 22 april 2013
71
Rooster van aftreden bestuur: Het bestuur heeft een rooster van aftreden vastgesteld met als uitgangspunten dat bestuursleden voor een periode van maximaal vier jaar worden benoemd, zij terstond herbenoembaar zijn en dat per jaar maximaal twee bestuursleden tegelijk aftreden.
Bureau Het bureau van Instituut Gak is onder andere belast met: • de voorbereiding en uitvoering van het jaarplan, het onderzoeksprogramma en het subsidie- en beleggingsbeleid; • de voorbereiding van de vergaderingen van Bestuur, Raad van Advies, Beleggingscommissie en Wetenschappelijke Raad; • de uitvoering van bestuursbesluiten; • het voeren van de uit de bovenstaande punten voortvloeiende administraties, waaronder de projectadministratie en de financiële administratie.
Het bureau bestaat uit*: Rik Imhof RA (1965) heeft als algemeen directeur de leiding van de organisatie. Daarnaast is hij belast met onder meer het beheer van het vermogen van Instituut Gak en de in- en externe financiële verslaggeving. Door zijn opleiding tot registeraccountant en werkervaring in de accountancy en financiële functies heeft hij diepgaande kennis van vermogensbeheer en overige financiële zaken. Peter America (1958) verzorgt de administratie en heeft door zijn opleiding en ervaring uitgebreide kennis van boekhouding, administratie, treasury en automatisering. George Koopmans (1946) ondersteunt de vergaderingen van het Bestuur en alle overige colleges. Daarnaast draagt hij zorg voor de coördinatie en redactie van het jaarverslag. Deze activiteiten sluiten nauw aan op zijn langjarige carrière in de wereld van de sociale zekerheid. Dr. Boudien Krol (1951) is als coördinator onderzoeksprogramma belast met de beoordeling van nieuwe onderzoeksvoorstellen en het kritisch volgen van de lopende onderzoeksprogramma's. Door haar wetenschappelijke opleiding en ervaring heeft zij omvangrijke kennis opgedaan op het gebied van uitvoering en begeleiding van wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast coördineert zij de aan Instituut Gak verbonden (bijzondere) leerstoelen. Loesje Myron MSc (1986) ondersteunt het vermogensbeheer van het instituut. Haar financieeleconomische opleiding sluit hier goed op aan. Drs. Noor Trompenaars (1966) houdt toezicht op de lopende praktische projecten door het kritisch volgen van de voortgangsrapportages en het afleggen van werkbezoeken op locatie. Daarnaast is zij verantwoordelijk voor de communicatie. Beide taken sluiten aan op haar opleidingsachtergrond. Marieke Verhoeven MA (1981) is als projectadviseur verantwoordelijk voor de behandeling van projectaanvragen en adviseert het Bestuur hierover. Zij heeft ervaring als projectleider binnen een fonds voor gemeentelijke internationale samenwerkingsprojecten. Zij heeft onder andere een sociaal agogische opleidingsachtergrond. * situatie op 22 april 2013.
72
Organisatie
Dr. Harriet Vinke (1965) is wetenschappelijk medewerker. Zij draagt zorg voor een kwalitatief goede voorbereiding en uitvoering van het wetenschappelijk onderzoek dat Instituut Gak initieert. Haar jarenlange ervaring als onderzoeker en haar diepgaande kennis van de uitvoeringspraktijk van de sociale zekerheid komen hierbij goed van pas. Drs. Anneke Wilms (1955) is als projectadviseur verantwoordelijk voor de behandeling van projectaanvragen en adviseert het Bestuur hierover. Zij beschikt over ruime ervaring op het gebied van arbeids(re)-integratie van Wajongeren en heeft een economische opleidingsachtergrond.
Mutaties bureau Dr. Harriet Vinke is in november 2012 in dienst van Instituut Gak getreden.
Beleggingscommissie De Beleggingscommissie heeft tot taak het Bestuur te adviseren over het te voeren beleggingsbeleid. Deze commissie vergadert viermaal per jaar.
De Beleggingscommissie bestaat uit*: Drs. E. van Gelderen Prof. dr. Th.E. Nijman Drs. B.G.J. Walschots
Voorzitter
Mutaties Beleggingscommissie In het eerste kwartaal van 2013 is Prof. dr. J.M.G. Frijns als voorzitter van de Beleggingscommissie opgevolgd door drs. E. van Gelderen.
Raad van Advies De Raad van Advies heeft tot taak het Bestuur te adviseren over het te voeren beleid in brede zin. De Raad vergadert tweemaal per jaar.
De Raad van Advies bestaat uit*:
20 12
Mevrouw prof. dr. mr. E.M. Kneppers – Heijnert Drs. A.H.C. Annink J.H.A.S. Biesheuvel Mr. drs. B.J. Bruins Prof. drs. V. Halberstadt A.J.M. Heerts R.L.O. Linschoten W. Meijer Dr. A.H.G. Rinnooy Kan Drs. J. Smit B.H. van der Wal MSc Mr. B.E.M. Wientjes Ing. J.P.C.M. van Zijl * situatie op 22 april 2013.
Voorzitter
73
Mutaties Raad van Advies In 2012 is mevrouw drs. A.M. Jongerius opgevolgd door de heer A.J.M. Heerts en is de heer ir. J.F. de Leeuw opgevolgd door de heer drs. A.H.C. Annink. Mevrouw M. de Boer is teruggetreden en de heer dr. A.H.G. Rinnooy Kan toegetreden tot de Raad van Advies.
Wetenschappelijke Raad De Wetenschappelijke Raad adviseert het Bestuur bij de beoordeling van onderzoeksvoorstellen die Instituut Gak voornemens is te honoreren. De Wetenschappelijke Raad vergadert minimaal drie keer per jaar.
De Wetenschappelijke Raad bestaat uit*: Prof. mr. dr. C.J.M. Schuyt Voorzitter Prof. dr. A.F.M. Brenninkmeijer Prof. dr. A. Ph. C. M. Jaspers Prof. dr. J.A. Knottnerus Prof. dr. P.A.H. van Lieshout Mevrouw prof. dr. H. Maassen van den Brink Mevrouw prof. dr. J.J. Meulman
Leerstoelen Prof. dr. P.W.C. Koning Prof. dr. Ph. R. de Jong Vacature Prof. dr. K.P. Goudswaard Prof. dr. M. Heemskerk Prof. dr. G.J. Vonk Vacature Prof. dr. H. Wind Prof. dr. M.J. Keune
Hilversum, 22 april 2013 Bestuur Stichting Instituut Gak
* situatie op 22 april 2013.
Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (Vrije Universiteit Amsterdam) Economie van de sociale zekerheid (Universiteit van Amsterdam) Internationaal sociaal zekerheidsrecht (Universiteit van Tilburg) Leer der sociale zekerheid (Universiteit Leiden) Pensioenrecht (Radboud Universiteit Nijmegen) Sociaal zekerheidsrecht (Rijksuniversiteit Groningen) Sociaal zekerheidsrecht (Vrije Universiteit Amsterdam) Sociale verzekeringsgeneeskunde (Universiteit van Amsterdam/AMC) Sociale zekerheid en arbeidsverhoudingen (Universiteit van Amsterdam/AIAS)
Stichting Motorcycle Support Nederland – Autowerkplaats – pagina 45
74
20 12
75
76
Jaarrekening 2012
Balans (in duizenden euro’s; na verwerking van het resultaat)
31 december 2012
31 december 2011
Activa Materiële vaste activa (1) 5.031 5.111 Vorderingen 25 307 Beleggingen (2) 503.919 464.301 Liquide middelen (3) 1.350 1.864 510.325
471.583
Passiva Eigen vermogen (4) 492.593 451.404 Derivaten (2) 2.345 2.444 Kortlopende schulden (5) 15.387 17.735 510.325
471.583
Staat van baten en lasten (in duizenden euro’s)
2012
Dividenden Interest Koersverschillen beleggingen Kosten vermogensbeheer
4.983 6.766 -/-13.724 -/- 1.475
Resultaat beleggingen 47.228
-/- 3.450
(7)
-/- 4.695
-/- 6.421
Af: Personeelskosten (8) Af: Afschrijvingen Af: Overige bedrijfskosten (9)
-/- 994 -/- 98 -/- 252
-/- 880 -/- 98 -/- 198
Voordelig (nadelig) saldo 41.189
-/- 11.047
Af: Projecten
20 12
(6)
3.565 7.311 37.792 -/- 1.440
2011
77
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro’s)
2012
2011
Kasstroom uit operationele activiteiten Voordelig (nadelig) saldo staat van baten en lasten 41.189 -/- 11.047 Aanpassingen voor: Afschrijvingen 98 98 Mutaties in werkkapitaal: Belastingen en premies sociale verzekeringen 11 -/- 17 Vorderingen 282 -/- 283 Beleggingen (inclusief derivaten) -/- 39.717 2.377 Te betalen subsidies -/- 2.439 -/- 289 Leveranciers -/- 13 -/- 54 Overlopende passiva 93 -/- 323 Kasstroom uit operationele activiteiten
-
-/- 41.783
1.411
-/- 496 -/- 9.538
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investering in materiële vaste activa
-/-
18
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Kasstroom uit financieringsactiviteiten Kasstroom uit financieringsactiviteiten
-/- 18
-
Netto-kasstroom Liquide middelen per 1 januari Liquide middelen per 31 december
-
-
-
-
-/- 514 -/- 9.538 1.864 11.402 1.350
1.864
78
Jaarrekening 2012
Algemeen Op 29 december 1995 is Stichting Gak Holding opgericht. Na juridische fusie met Gak Groep N.V. is de naam per 3 januari 2001 gewijzigd in Stichting Instituut Gak. Instituut Gak heeft in de eerste plaats tot doel het voor een bepaalde periode direct of indirect ondersteunen van projecten en programma’s op het gebied van sociale zekerheid, re-integratie, preventie, arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden en andere maatschappelijke gebieden. Het tweede doel vormt het beheren en het beleggen van het vermogen van het instituut. In 2003 is Instituut Gak gefuseerd met Stichting ‘Meester H.P.L.C. de Kruijff-fonds’ en Stichting ‘Bijzonder Hoogleraarschap voor het Onderwijs in de Verzekeringsgeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam’. Als gevolg van deze fusie is de doelstelling van Instituut Gak uitgebreid met het instellen en instandhouden van (bijzondere) leerstoelen voor onderwijs op het terrein van de sociale zekerheid aan de op pagina 32 genoemde Nederlandse universiteiten.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling De jaarrekening is opgesteld volgens de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij is, voor zover van toepassing, rekening gehouden met de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 640, Organisaties zonder winststreven. In tegenstelling tot het in de Richtlijn 640 vereiste, is er niet voor gekozen om het budget op te nemen in de staat van baten en lasten aangezien budgettering van het beleggingsresultaat niet als zinvol wordt beschouwd.
Balans De balans is opgesteld met inachtneming van de volgende waarderingsgrondslagen:
Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het instituut zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. De activa en passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij hierna anders is vermeld.
Continuïteit De jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling van de activiteiten van het instituut.
20 12
79
Financiële instrumenten Financiële instrumenten omvatten investeringen in aandelen en obligaties, vorderingen, geldmiddelen en overige financieringsverplichtingen, schulden en overige te betalen posten. In de jaarrekening zijn de volgende categorieën financiële instrumenten opgenomen: beleggingsportefeuille (gekochte leningen en obligaties, investeringen in eigenvermogensinstrumenten en derivaten), vorderingen en overige financiële verplichtingen. Financiële instrumenten omvatten tevens in contracten besloten afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Deze worden door het instituut gescheiden van het basiscontract en apart verantwoord indien de economische kenmerken en risico’s van het basiscontract en het daarin besloten derivaat niet nauw verwant zijn , indien een apart instrument met dezelfde voorwaarden als het in het contract besloten derivaat aan de definitie van een derivaat zou voldoen en het gecombineerde instrument niet wordt gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en verliesrekening. Financiële instrumenten, inclusief de van de basiscontracten gescheiden afgeleide financiële instrumenten, worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde, waarbij (dis)agio en de direct toekenbare transactiekosten in de eerste opname worden meegenomen. Indien instrumenten bij de vervolgwaardering niet worden gewaardeerd tegen de reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening, maken eventuele direct toekenbare transactiekosten deel uit van de eerste waardering. In contracten besloten financiële instrumenten die niet worden gescheiden van het basiscontract, worden verwerkt in overeenstemming met het basiscontract. Na de eerste opname worden financiële instrumenten op de hierna beschreven manier gewaardeerd.
Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de aanschafwaarde, verminderd met de jaarlijkse lineaire afschrijvingen. Hierbij worden de stichtingskosten van het eigen kantoorpand van het instituut in dertig jaar afgeschreven, de inventaris in tien jaar en automatiseringsapparatuur en –programmatuur in drie jaar. Op de aan het Koninklijk Concertgebouw Orkest in bruikleen gegeven viool en de grond van het eigen kantoorpand wordt niet afgeschreven.
Vorderingen Dit betreft vorderingen met een looptijd korter dan een jaar. Die vorderingen worden gewaardeerd op nominale waarde, onder aftrek van een noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Deze waardering benadert de reële waarde.
80
Jaarrekening 2012
Beleggingen De (beursgenoteerde) effecten worden gewaardeerd tegen de reële waarde per balansdatum, waarbij het effectenbewaarbedrijf de overlopende couponrente bepaalt. In de effecten wordt actief gehandeld. Effecten in vreemde valuta worden omgerekend in euro’s tegen de koersen per balansdatum. In geval van fondsbeleggingen wordt de van de fondsbeheerders ontvangen opgave van de reële waarde per balansdatum aangehouden. De valutatransacties waarmee het koersrisico met betrekking tot de beleggingen wordt afgedekt en de derivatentransacties waarmee het inflatierisico deels wordt afgedekt zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. De deelneming in Gak Onroerend Goed B.V. is een belegging in direct vastgoed en wordt om die reden onder de beleggingen verantwoord. De deelneming wordt gewaardeerd op netto vermogenswaarde. De investeringen in gebouwen zijn binnen de deelneming Gak Onroerend Goed B.V. gewaardeerd op de aanschafwaarde verminderd met afschrijvingen en, indien nodig, duurzame waardeverminderingen. De afschrijvingen bedragen 3% over 80% van de verkrijgingswaarde van de opstal. Op grond wordt niet afgeschreven. Indien duurzame waardeverminderingen naar voren komen, op basis van taxaties, wordt de boekwaarde hiervoor gecorrigeerd ten laste van de staat van baten en lasten. Materiële vaste activa in verkoop, waarvoor geldt dat het economisch risico is overgedragen, worden gewaardeerd op de opbrengstwaarde. Consolidatie van de jaarrekening van Gak Onroerend Goed B.V. met de jaarrekening van Instituut Gak heeft niet plaatsgevonden, aangezien het instituut het in de deelneming Gak Onroerend Goed B.V. geïnvesteerde bedrag ziet als een te vervreemden belegging in direct vastgoed. Instituut Gak voert de directie van Gak Onroerend Goed B.V. Het jaarverslag van deze B.V. zal worden gedeponeerd bij het handelsregister en ook op kantoor van de vennootschap aanwezig zijn.
Schattingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
20 12
81
Staat van baten en lasten De staat van baten en lasten is opgesteld met inachtneming van de volgende grondslagen voor resultaatbepaling:
Algemeen Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben.
Resultaat beleggingen Bij toepassing van de beurswaarde met betrekking tot de waardering van de effecten per balansdatum worden zowel de gerealiseerde als de ongerealiseerde koersresultaten verantwoord ten gunste c.q. ten laste van het resultaat.
Projecten De lasten uit hoofde van toegezegde subsidies worden genomen op het moment dat het Bestuur besluit middelen beschikbaar te stellen voor een project.
Pensioenen Instituut Gak heeft voor haar personeelsleden een defined benefit pensioenregeling afgesloten. Gebruikmakend van Richtlijn 271.3 verantwoordt het Instituut de verschuldigde betalingen aan de verzekeraar als pensioenlast.
Belastingen Instituut Gak heeft de fiscale status van een algemeen nut beogende instelling en is uit dien hoofde vrijgesteld voor de vennootschapsbelasting.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode, waarbij het saldo van de staat van baten en lasten als uitgangspunt is genomen.
Risicomanagement en risicobeheersing In de tabel op de volgende pagina's worden de risico’s waaraan het instituut blootstaat weergegeven alsmede de wijze waarop deze worden beheerst.
Jaarrekening 2012
Risicocategorieën Getroffen beheersmaatregelen Marktrisico
Financiële Risico’s
82
20 12
Het risico bestaat dat het beleggingsresultaat als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van aandelen en obligaties negatief wordt beïnvloed. Dit risico wordt beperkt door de diversificatie in de portefeuille. Sinds 2011 is het risico verder beperkt door de belegging in aandelen terug te brengen naar 35% van de totale beleggingsportefeuille, terwijl de belegging in vastrentende beleggingen is verhoogd tot 45%. Daarnaast is de belegging in aandelen in het tweede halfjaar van 2012 tijdelijk verlaagd.
Renterisico
Het risico dat het beleggingsresultaat als gevolg van rentewijzigingen negatief wordt beïnvloed is beperkt doordat is gekozen voor een staatsobligatieportefeuille met een kortere gemiddelde looptijd en doordat aan de vermogensbeheerders die de bedrijfsobligatieportefeuilles van het instituut beheren een beperkte ruimte is gegeven om de gemiddelde looptijden van de in de portefeuille opgenomen obligaties te laten afwijken van de gemiddelde looptijd van de overeengekomen benchmark.
Inflatierisico
Het risico dat de koopkracht van het vermogen en dus de koopkracht van het subsidiebudget niet in stand kan worden gehouden als gevolg van een bovengemiddeld inflatieniveau wordt beperkt doordat het instituut in het jaar 2011 voor circa 50% van het vermogen 10 jarige inflatieswaps heeft afgesloten.
Kredietrisico
Het risico dat een tegenpartij contractuele verplichtingen niet nakomt en daardoor het beleggingsresultaat van het instituut negatief beïnvloedt, wordt zoveel mogelijk beperkt door het ontvangen van onderpand bij het effecten uitleenprogramma van het bewaarbedrijf en het ontvangen van onderpand van de banken waarmee inflatieswaps zijn afgesloten. Daarnaast wordt in de beleggingsportefeuille het maximale bedrag dat aan één tegenpartij wordt uitgeleend beperkt en wordt rekening gehouden met de door de ratingbureaus aan tegenpartijen gegeven kredietratings.
83
Risicocategorieën
Niet financiële Risico’s
Operationeelrisico
Getroffen beheersmaatregelen Het operationele risico wordt beperkt door het bureau van het insti tuut samen te stellen uit kwalitatief en kwantitatief deskundig personeel.
Projectrisico
Het risico dat het instituut financiële schade leidt als na uitkering van subsidie blijkt dat een project niet conform de afspraak verloopt of is afgerond, wordt beperkt doordat het instituut gebruik maakt van duidelijke subsidieovereenkomsten, de uitvoerders van de projecten veelal voorafgaand aan de eerste betaling laat bewijzen dat er sprake is van voldoende medefinanciering, (deel)betalingen in de regel op basis van de (aangetoonde) voortgang plaatsvinden en de laatste termijn slechts wordt uitbetaald na ontvangst van een inhoudelijke- en financiële eindverantwoording, in de meeste gevallen voorzien van een controleverklaring van een onafhankelijke accountant.
Uitbestedings- risico
De belangrijkste uitbesteding betreft het vermogensbeheer. Het risico dat een externe vermogensbeheerder zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, wordt beperkt doordat het instituut gebruik maakt van aanvullende diensten van een onafhankelijk bewaarbedrijf, zich laat ondersteunen door een consultant op het terrein van het vermogensbeheer en de verschillende beleggingsportefeuilles intern monitort. Bij contractonderhandelingen laat het instituut zich bijstaan door een externe juridische adviseur.
IT-risico
Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT wordt beperkt door de inzet van software die het instituut beschermt tegen computervirussen en ‘hackers’, door dagelijks op een geautomatiseerde wijze ’back-ups’ van de bestanden te maken en door het gebruik van wachtwoorden.
Integriteitrisico
Het risico van beïnvloeding van de integriteit van het instituut, of van het financiële stelsel door niet integere of onethische handelingen van de leiding of de medewerkers van de organisatie in het kader van de wet- en regelgeving en van maatschappelijke en door het instituut opgestelde normen, wordt ingeperkt door adequate inrichting van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen interne controlemaatregelen.
84
Jaarrekening 2012
Toelichting op de balans (De bedragen die zijn opgenomen in de toelichting op de balans en de staat van baten en lasten zijn, tenzij anders vermeld, in duizenden euro’s.)
Activa (1) Materiële vaste activa 2012 2011 Stand per 1 januari Aanschafwaarde 5.398 5.398 Cumulatieve afschrijvingen -/- 287 -/- 189 5.111 5.209 Mutaties Investeringen 18 Afschrijvingen -/- 98 -/- 98 Stand per 31 december 5.031 5.111 Samenstelling stand per 31 december Aanschafwaarde 5.407 5.398 Cumulatieve afschrijvingen -/- 376 -/- 287 Stand per 31 december 5.031
5.111
(2) Beleggingen De beleggingen bestaan uit:
20 12
31 december 2012
31 december 2011
Obligaties Aandelen Indirect vastgoed Direct vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten (in beleggingsportefeuilles) Overlopende couponrente Overige vorderingen en overlopende transacties
220.233 174.381 49.240 865 49.293 4.068 3.473 21
193.299 163.818 45.390 1.827 46.828 8.005 3.532 -/- 842
Subtotaal Gepresenteerd onder de passiva
501.574 2.345
461.857 2.444
503.919
464.301
Instituut Gak benut bij het beheer van het vermogen financiële instrumenten die leiden tot blootstelling aan ‘markt- en/of kredietrisico’. Het gaat hier om de, in de balans opgenomen, valutatermijncontracten voor afdekking van bepaalde valutarisico’s en inflatieswaps voor afdekking van het inflatierisico. Daarnaast handelt een deel van de externe vermogensbeheerders namens het instituut in dergelijke instrumenten. Daarbij zijn procedures en gedragslijnen van kracht om het kredietrisico te beperken .
85
Beleggingsmix 31 december 2011 Beleggingsmix per 31 per december 2011
Beleggingsmix 31 december 2012 Beleggingsmix per 31 per december 2012 Vastrentend Aandelen 34 % Ind. Vastgoed Dir. Vastgoed Alternatieven Liquiditeiten Couponrente Overig
10 % 0% 10 % 1% 1% 0%
Vastrentend Aandelen Ind. Vastgoed Dir. Vastgoed Alternatieven Liquiditeiten Couponrente Overig
10 % 1%
35 %
10 % 2% 1% 0%
44 %
41 %
Geografische spreiding van de beleggingen per 31 december 2012 Noord1 Euro
Zuid2 Euro
Overig3 Europa
Obligaties Aandelen Indirect vastgoed Direct vastgoed Alternat. beleggingen Liquiditeiten Lopende couponrente Overige Vordering
135.444 14.119 9.992 865 21.613 2.247 2.269 21
1.211 3.383 286 - - - 22 -
21.225 21.803 15.469 - - 81 393 -
57.348 80.082 23.493 - 27.680 1.677 737 -
603 5.748 - - - 33 10 -
441 15.032 - - - 30 4 -
3.961 220.233 34.214 174.381 - 49.240 - 865 - 49.293 - 4.068 38 3.473 - 21
Totaal
186.570
4.902
58.971 191.017
6.394
15.507
38.213 501.574
VS en Oceanië Azië Op- Canada komend
Totaal
Geografische spreiding van de beleggingen per 31 december 2011 Noord1 Euro
Zuid2 Euro
Overig3 Europa
Obligaties Aandelen Indirect vastgoed Direct vastgoed Alternat. beleggingen Liquiditeiten Lopende couponrente Overige Vordering
124.360 12.281 13.999 1.827 19.738 7.089 2.100 -/- 842
35.019 3.431 - - - - 895 -
21.107 21.429 9.641 - - 203 379 -
9.370 76.844 21.750 - 27.090 673 146 -
204 5.152 - - - 8 1 -
588 14.678 - - - 32 5 -
2.651 193.299 30.003 163.818 - 45.390 - 1.827 - 46.828 - 8.005 6 3.532 - -/- 842
Totaal
180.552
39.345
52.759 135.873
5.365
15.303
32.660 461.857
VS en Oceanië Azië Op- Canada komend
1 België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, 2 Griekenland, Italië, Portugal, Spanje, 3 Denemarken, Hongarije, Noorwegen, Polen, Tsjechië, UK, Zweden, Zwitserland.
Totaal
86
Jaarrekening 2012
Geografische spreiding per 31 december 2012
Geografische spreiding per 31 december 2011
1%
Euro N Euro Z Europa overig VS/Canada Oceanië Azië Opkomende markten
Euro N Euro Z Europa overig VS/Canada Oceanië Azië Opkomende markten
12 %
37 %
9%
39 %
12 %
7%
8%
38 % 3%
3% 1%
1%
29 %
Voor de belegging in vastrentende waarden wordt slechts een beperkt valutarisico genomen (grotendeels afgedekt naar euro). Van het valutarisico met betrekking tot beleggingen in aandelen en in vastgoed die in USD zijn genoteerd, is ongeveer 50% afgedekt via valutatermijncontracten. Voor in andere valuta genoteerde beleggingen in aandelen, vastgoed en commodities wordt het valutarisico niet afgedekt.
Samenstelling van de beleggingen
31 december 2012
31 december 2011
Vermogensbeheermandaten Beleggingsfondsen Directe beleggingen
346.520 140.103 14.951
309.245 135.525 17.087
501.574
461.857
Verloop beleggingen Stand per 1 januari Dividenden Interest Toevoeging/onttrekking Koersverschillen Stand per 31 december
20 12
2012
2011
461.857 3.565 7.311 -/- 8.951 37.792
464.234 4.983 6.766 -/- 402 -/- 13.724
501.574
461.857
87
Waardering van de beleggingen Marktnotering 1 Afgeleid 2
Waarderings- modellen 3
31 dec. 2012
Obligaties Aandelen Indirect vastgoed Direct vastgoed Alternatieve beleggingen Overigen
220.233 69.090 49.240 - - 8.738
- 105.291 - - 49.293 -/- 1.176
- - - 865 - -
220.233 174.381 49.240 865 49.293 7.562
347.301
153.408
865
501.574
Marktnotering1 Afgeleid 2
Waarderings- modellen 3
31 dec. 2011
Obligaties Aandelen Indirect vastgoed Direct vastgoed Alternatieve beleggingen Overigen
193.299 60.206 45.390 - - 10.624
- 103.612 - - 46.828 71
- - - 1.827 - -
193.299 163.818 45.390 1.827 46.828 10.695
309.519
150.511
1.827
461.857
1 Gewaardeerd op de reële waarde per balansdatum zoals opgegeven door zowel het onafhankelijke effectenbewaarbedrijf als de
externe vermogensbeheerders. 2 Gewaardeerd op de opgaven van de externe vermogensbeheerders. 3 Netto vermogenswaarde van de deelneming in Gak Onroerend Goed B.V.
De belegging in obligaties heeft betrekking op zowel staats- als bedrijfsobligaties. Deze obligaties hebben de volgende ratings:
31 december 2012
31 december 2011
AAA AA A BBB < BBB Geen rating
113.464 7.223 41.889 53.627 3.237 793
104.954 14.303 47.742 16.236 3.093 6.971
220.233
193.299
Bij (vooral) de vastrentende beleggingen wordt krediet- en renterisico gelopen. Instituut Gak gebruikt zelf geen afgeleide financiële instrumenten ter beperking van het renterisico, maar heeft dit risico beperkt door te kiezen voor een portefeuille staatsobligaties met een kortere gemiddelde looptijd en door de externe vermogensbeheerders van de portefeuilles bedrijfsobligaties de mogelijkheid te bieden de gemiddelde resterende looptijd van de obligaties in beperkte mate aan te passen.
88
Jaarrekening 2012
Uitstaande valutatermijncontracten per 31 december 2012 in duizenden Amerikaanse Dollars (USD) respectievelijk Euro: Verkochte valuta: Onderliggende Datum Termijn Koers per waarde (USD) koers 31 dec. 2012 USD 80.194 11-3-13 1,2970 1,3184 80.194
Ongerealiseerd resultaat in EUR 1.036 1.036
Uitstaande valutatermijncontracten per 31 december 2011 in duizenden Amerikaanse Dollars (USD) respectievelijk Euro: Verkochte valuta: USD USD
Onderliggende Datum waarde (USD) 91.300 16.600
Termijn Koers per koers 31 dec. 2011
9-3-12 9-3-12
1,3357 1,3357
Ongerealiseerd resultaat in EUR
1,2982 1,2982
-/- 1.940 -/- 353
107.900
-/- 2.293
Het ongerealiseerd resultaat is als beleggingsopbrengst opgenomen in de staat van baten en lasten.
Uitstaande inflatieswap contracten per 31 december 2012 in duizenden Euro: Datum afloop 12-08-2021 19-08-2021 29-08-2021 05-09-2021 12-09-2021 Totaal
20 12
Onderliggende Percentage waarde (EUR) 50.000 50.000 50.000 50.000 25.000
2,195% 2,140% 2,049% 2,025% 1,950%
Tegenpartij
Ongerealiseerd resultaat in EUR
Barclays Capital -/- 1.144 Barclays Capital -/- 774 RBS -/- 286 RBS -/- 141 RBS 133
225.000
-/- 2.212
89
Uitstaande inflatieswap contracten per 31 december 2011 in duizenden Euro: Datum Onderliggende Percentage Tegenpartij waarde (EUR) 12-08-2021 19-08-2021 29-08-2021 05-09-2021 12-09-2021 Totaal
50.000 50.000 50.000 50.000 25.000
2,195% 2,140% 2,049% 2,025% 1,950%
Ongerealiseerd resultaat in EUR
Barclays Capital Barclays Capital RBS RBS RBS
-/- 151 484 739 743 549
225.000
2.364
Het ongerealiseerde resultaat is opgenomen in de staat van baten en lasten. Het bewaarbedrijf draagt zorg voor de uitwisseling van onderpand met Barclays Capital en RBS. Hierbij wordt een minimum transfer bedrag van ¤ 0,25 miljoen gehanteerd.
(3) Liquide middelen
31 december 2012
RBS Totaal
31 december 2011
1.350
1.864
1.350
1.864
De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het instituut.
Passiva (4) Eigen Vermogen
2012
2011
Stand per 1 januari Resultaat boekjaar
451.404 41.189
462.451 -/- 11.047
Stand per 31 december
492.593
451.404
Het eigen vermogen staat ter vrije beschikking van het instituut.
90
Jaarrekening 2012
(5) Kortlopende schulden
31 december 2012
31 december 2011
Nog te betalen subsidies 2005 Nog te betalen subsidies 2006 Nog te betalen subsidies 2007 Nog te betalen subsidies 2008 Nog te betalen subsidies 2009 Nog te betalen subsidies 2010 Nog te betalen subsidies 2011 Nog te betalen subsidies 2012 Leveranciers Belastingen / premies sociale verzekeringen Overlopende passiva
338 47 332 1.365 968 1.993 3.795 5.760 48 53 688
919 439 757 3.033 1.492 3.599 6.798 61 42 595
Totaal
15.387
17.735
De nog te betalen subsidies betreffen de in de genoemde jaren toegekende bedragen die per balansdatum nog niet zijn betaald, omdat de aanvrager nog niet aan alle voorwaarden heeft voldaan. Ook kan door de aard van de diverse projecten een betaling op een later tijdstip plaatsvinden en dus een langlopend karakter hebben. Voor een deel van de nog te betalen subsidies is de toekomstige uitbetaling gebaseerd op de aan te tonen prestaties. Daardoor is het mogelijk dat de feitelijke toekomstige betalingen lager uitvallen dan de per balansdatum gereserveerde bedragen. Dit wordt op het moment van afsluiting van het project als een vrijval verantwoord.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Instituut Gak benut het effecten uitleenprogramma van het bewaarbedrijf, maar maakt geen gebruik van de mogelijkheid om onderpand in geld te ontvangen en deze te herbeleggen in vastrentende waarde (leverage). Momenteel wordt alleen van uitleen van effecten gebruik gemaakt tegen onderpand, bestaande uit beursgenoteerde aandelen en obligaties. Hiermee is een bedrag van ¤ 32,9 miljoen gemoeid (2011: ¤ 32,6 miljoen). Voor het uitlenen van effecten is een vergoeding ontvangen ad ¤ 122.000 (2011: ¤ 124.000). De ontvangen vergoeding is opgenomen in het beleggingsresultaat. Het instituut heeft enkele derivaten (inflatieswaps) afgesloten waarbij uitwisseling van onderpand met tegenpartijen plaatsvindt. Hierbij zijn effecten met een waarde van ¤ 2,5 miljoen als onderpand aan tegenpartijen ter beschikking gesteld. Eind 2011 was ¤ 2,2 miljoen ontvangen. Instituut Gak heeft per balansdatum de volgende verplichtingen voortvloeiend uit langlopende overeenkomsten: • contracten met betrekking tot auto-lease voor ¤ 47.000 (2011: ¤ 64.000) De niet in de balans opgenomen verplichtingen vervallen als volgt: (in duizenden euro’s)
20 12
31 december 2012
31 december 2011
Binnen 1 jaar Tussen 1 en 5 jaar
17 30
17 47
Totaal
47
64
91
Toelichting op de staat van baten en lasten (6) Koersverschillen beleggingen 2012 2011 Mutatie waarde aandelen 21.933 -/- 13.689 Mutatie waarde vastrentende waarden 10.805 884 Mutatie waarde indirect vastgoed 8.941 -/- 2.278 Mutatie waarde direct vastgoed -/- 962* 298 Mutatie waarde alternatieven 2.358 606 Mutatie waarde valutatransacties afdekking USD -/- 833 -/- 1.909 Mutatie waarde inflatieswaps -/- 4.450 2.364 Totaal 37.792
-/- 13.724
* Het rendement van de uit één pand bestaande directe vastgoedportefeuille, waarin Instituut Gak via deelneming in Gak Onroerend Goed VOF een 50% belang heeft, is negatief beïnvloed door een duurzame waardevermindering.
(7) Projecten 2012 2011 Toegezegde subsidies 6.736 7.277 Vrijgevallen subsidies* -/- 2.299 -/- 1.051 Honoraria hoogleraren 258 195 Totaal 4.695 6.421 * Het bedrag aan vrijgevallen subsidies ad ¤ 2.299.000 wordt voor ¤ 1.499.000 veroorzaakt door het niet doorgaan van zeven projecten waaraan in voorgaande jaren subsidie was toegekend. Daaronder bevindt zich het project Wijkzorgschool Amsterdam met een in 2011 toegekend subsidiebedrag van ¤ 1.200.000. Het resterende bedrag is het gevolg van het niet realiseren van de door de aanvragers beoogde aantallen in- en uitstromende deelnemers in activeringsprojecten.
Toegekende subsidies Categorie Aantal
2012 Bedrag Aantal
2011 Bedrag
Wetenschappelijk onderzoek Bijdragen aan het publieke debat Ontwikkeling en evaluatie van instrumenten en methodieken Voorlichting Preventie Activering Garanties en reserveringen
5 4
1.299 336
5 3
1.600 106
7 2 1 49 -
717 71 4 4.097 212
10 4 3 37 -
639 118 186 4.466 162
Totaal
68
6.736
62
7.277
92
Jaarrekening 2012
(8) Personeelskosten
2012
2011
Lonen en salarissen Bezoldiging Bestuur Vergoeding Beleggingscommissie * Vergoeding Raad van Advies * Sociale lasten
601 135 13 25 220
525 131 10 22 192
Totaal
994
880
* Sommige leden wijzen een andere begunstigde aan. Instituut Gak maakt gebruik van de vrijstelling op grond van artikel 383 Titel 9 Boek 2 BW tot vermelding van de bezoldiging van de directie.
Werkzame personen Het gemiddelde aantal werkzame personen in 2012 bedraagt 8 (2011:7)
Sociale lasten Instituut Gak heeft voor de medewerkers een defined benefit pensioenregeling afgesloten. Via gebruik van Richtlijn 271.3 verantwoordt het instituut de verschuldigde betalingen aan de verzekeraar als pensioenlast. Dit is voor een bedrag ad ¤ 147.000 (2011: ¤ 147.000) onder sociale lasten verantwoord.
(9) Overige bedrijfskosten
2011
Automatiseringskosten Huisvestingskosten Bureaukosten Overige kosten
17 43 56 136
10 37 52 99
Totaal
252
198
Hilversum, 22 april 2013.
20 12
2012
Bestuur Mr. F.K. Buijn Voorzitter Dr. E.P. de Jong Vicevoorzitter Dr. L.J.C.M. le Blanc Mr. P.A.F.W. Elverding Drs. L.M.L.H.A. Hermans Mw. mr. Y.C.M.T. van Rooy Directie R. Imhof RA
Directeur
93
Overige gegevens
Voordelig saldo Het voordelig saldo van Instituut Gak over 2012 ad ¤ 41.189.000 komt in zijn geheel ten gunste van het eigen vermogen.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan het Bestuur en de Directie van Stichting Instituut Gak
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Instituut Gak te Hilversum gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het Bestuur van Stichting Instituut Gak is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het Bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het schatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van Stichting Instituut Gak. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het Bestuur van Stichting Instituut Gak gemaakte schattingen, evenals een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Instituut Gak per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
94
Overige gegevens
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 22 april 2013 KPMG Accountants N.V. A.R.B. de Bruin RA
20 12
95
96
Colofon
Redactie en coördinatie Instituut Gak ‘s-Gravelandseweg 49 1217 EH Hilversum 035 - 625 90 40 www.instituutgak.nl Tekst interviews Ad Bergsma Fotografie Vincent van Gurp Grafieken Rik van Schagen Grafisch ontwerp Marc van Meurs Yullan Oosterhof Lithografie Grafimedia Druk W.C. den Ouden Oplage 600
20 12
Stichting Dr. Schroeder van der Kolk Bedrijven – Leerwerktraject Matroesjka – pagina 47