Standaardantwoorden bij Recht op de praktijk af, Opgaven C.M. Verkade
Wolters-Noordhoff Groningen/Houten
Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan: Wolters-Noordhoff bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer 13, 9700 VB Groningen, e-mail:
[email protected] 0 1 2 3 4 5 / 11 10 09 08 07 © 2007 Wolters-Noordhoff bv Groningen/Houten, The Netherlands. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/reprorecht). Voor het overnemen van korte gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van nietkorte gedeelte(n) dient men zich rechtstreeks te wenden tot de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Inhoud
1
Recht en rechtsbronnen 4
2
Wetboeken en wetten 4
3
Personen 8
4
Vermogensrecht in het algemeen 9
5
Eigendom en bezit 9
6
Overdracht en vestiging van rechten 10
7
Verhaalsrecht op goederen 11
8
Pand 12
9
Verbintenissen 13
10
Overeenkomsten 14
11
Wanprestatie 15
12
Onrechtmatige daad 17
13
Productaansprakelijkheid 18
14
Koop 20
15
Bedrijf en onderneming 22
16
Vennootschap onder firma 24
17
Rechtspersonen 26
18
Nv en bv (oprichting en vermogen) 26
19
Nv en bv (organisatie en structuur) 28
20
Faillissement en surseance van betaling 30
21
Bewijs en procesrecht 31
In deze uitgave zijn de antwoorden van de casus uit Recht op de praktijk af Opgaven opgenomen.
Hoofdstuk 1 Recht en rechtsbronnen 22a b c 23a
b c
d
e
Ja, aan alle vereisten van de actie op grond van onverschuldigde betaling is voldaan. Zie art. 6:207 BW. Als Y te kwader trouw is, dient zij de verzendkosten te betalen. Zo niet, dan dient het verzendhuis deze te vergoeden. Art. 6:204 lid 1 BW. Dit arrest gaat over de vraag hoeveel procent er van de schade van de afgebrande boerderij uitgekeerd mag worden: 75 of 100%. De verzekeraar wilde 75% uitkeren, terwijl Maring 100% wilde hebben. Het Wetboek van Koophandel bepaalde dat er slechts 75% vergoed mag worden. De Hoge Raad besliste dat er toch 100% uitgekeerd moest worden, omdat dat inmiddels gewoonte geworden was bij de assuradeuren (= verzekeringsmaatschappijen). Bijzonder aan dit arrest is dat de Hoge Raad hier nadrukkelijk de wet aan de kant laat zetten door de in de praktijk gegroeide gewoonte. Ook bijzonder is dat dit arrest ertoe leidt dat via de jurisprudentie de wettelijke regel van 100% ook aan de kant geschoven wordt, dus niet slechts door de gewoonte, maar ook door de jurisprudentie. Door dit arrest is het recht veranderd. Omdat de jurisprudentie één van de vier rechtsbronnen is, is door dit arrest vanaf 3 maart 1972 recht in Nederland dat de gehele waarde uitgekeerd wordt.
Hoofdstuk 2 Wetboeken en wetten 29a
b c
d
30a
4
Het gaat om een geschil tussen twee burgers, dus gaat u zoeken in het burgerlijke recht. Omdat het om een inhoudelijke vraag gaat (wie is eigenaar?) zoekt u in het materiële recht en dus in het Burgerlijk Wetboek. Art. 5:45 BW geeft aan dat u recht hebt op de afgevallen appels. Het gaat nu niet om een inhoudelijke vraag, maar om een vraag die over het proces gaat. Dus gaan we in het formele recht zoeken. Twee wetten kunnen van toepassing zijn: het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de Rechterlijke Organisatie. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering behandelt in art. 99 naar welke rechter – of beter nog: naar de rechter in welke plaats – je moet gaan om het geschil op te lossen (dit heet de relatieve competentie/bevoegdheid van de rechterlijke macht). De Wet op de Rechterlijke Organisatie behandelt de bevoegdheid van de rechterlijke instanties: rechtbank (al dan niet sector kanton), gerechtshof en Hoge Raad. Deze wetsartikelen toegepast op de casus, leiden tot de conclusie dat het geschil bij de rechtbank (sector kanton; immers de waarde van de appels is lager dan €5.000) en wel bij de kantonrechter van het kanton waarin de verweerder woont (dit vindt u in art. 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en omdat de twee ruziehebbers buren zijn, maakt het hier niet uit wie verweerder en wie eiser is. De definitie van zaakwaarneming staat in art. 6:198 BW. De vereisten zijn: 1 willens en wetens, dus bewust, 2 op redelijke grond, dus niet vanuit bemoeizucht
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
3 4
inlaten met de behartiging van het belang van een ander zonder de bevoegdheid daartoe te hebben op grond van een rechtshandeling of een in de wet geregelde rechtsverhouding.
We lopen deze vier vereisten casusgericht af: Ad 1 Hier is aan voldaan. De voetganger doet het niet per ongeluk. Ad 2 Hier is aan voldaan. De voetganger onderneemt zijn activiteiten ongetwijfeld omdat hij anderszins problemen voorziet Ad 3 Hier is aan voldaan. De voetganger behartigt de belangen van de vrachtautochauffeur of diens werkgever. Ad 4 Hier is aan voldaan. Er was geen rechtshandeling (bijvoorbeeld overeenkomst) noch een rechtsverhouding (bijvoorbeeld ouderlijke macht of curatorschap). Conclusie: er is aan alle vereisten voldaan, dus is er sprake van zaakwaarneming. b
De definitie van bewaarneming staat in art. 7:600 BW. De vereisten zijn: 1 een overeenkomst 2 twee partijen: bewaarnemer en bewaargever 3 bewaarnemer moet zaak bewaren en teruggeven 4 bewaargever vertrouwt bewaarnemer een zaak toe. We lopen deze vier vereisten casusgericht af: Ad 1 Er is geen overeenkomst, die komt immers tot stand door wilsovereenstemming. Ad 2 Er zijn geen twee partijen, aangezien het om een onbewaakte stalling gaat. Ad 3 Er is geen bewaarnemer. Ad 4 Er is geen bewaarnemer. Conclusie: er is niet aan alle (zelfs: aan alle niet) vereisten voldaan, dus is er geen sprake van bewaarneming.
c
De definitie van gift staat in art. 7:186 lid 2 BW en een gift is een schenking zo blijkt uit de ‘naam’ van titel 3 van Boek 7 en de definitie van schenking staat in art. 7:175 BW. Vereisten voor schenking: 1 een overeenkomst; 2 twee partijen: schenker en begiftigde; 3 het gebeurt om niet (dus ‘gratis’, zonder dat een tegenprestatie verschuldigd is); 4 het gebeurt ten koste (= ten nadele) van de schenker. We lopen deze vier vereisten casusgericht af: Ad 1 Er is een overeenkomst tussen C en het Rode Kruis. De twee partijen willen hetzelfde en dus was er wilsovereenstemming en een overeenkomst. Ad 2 C is schenker, het Rode Kruis is begunstigde. Ad 3 C geeft twee euro zonder een tegenprestatie te krijgen/vragen. Ad 4 De overeenkomst kost C geld en benadeelt daardoor C’s vermogenspositie. De gift heeft nog wat extra vereisten: 1 Het gaat om een handeling.
Standaardantwoorden
5
2 3
De handeling geschiedt ten koste van het vermogen van degene die handelt. De handeling verrijkt de ander.
We lopen deze drie vereisten casusgericht af: Ad 1 Er is een handeling: er wordt een munt gegeven. Ad 2 Het vermogen van C neemt af. Ad 3 Het vermogen van het Rode Kruis neemt toe. Conclusie: aan alle vereisten is voldaan en dus is er sprake van schenking in de vorm van een gift. d
De definitie van verbruiklening staat in art. 7A:1791 BW. Vereisten voor verbruiklening: 1 een overeenkomst; 2 twee partijen, degene die geeft en degene die ontvangt, de uitlener en de lener; 3 de ene partij geeft een zekere hoeveelheid van verbruikbare goederen; 4 de andere partij zal een soortgelijke hoeveelheid van de desbetreffende goederen teruggeven. We lopen deze vier vereisten casusgericht af: Ad 1 Er is een overeenkomst tussen D en de kennis. Er is sprake van een aanbod van D en een aanvaarding van de kennis. Er is wilsovereenstemming en dus een overeenkomst. Ad 2 Er zijn twee partijen: D geeft de paraplu, de kennis ontvangt de paraplu. Ad 3 De paraplu is geen verbruikbaar goed. Ad 4 De paraplu wordt teruggegeven, maar is dezelfde en niet een soortgelijke hoeveelheid. Conclusie: aan minstens één van de vereisten is niet voldaan en dus is er geen sprake van verbruiklening.
e
De definitie van consumentenkoop staat in art. 7:5 BW. Vereisten voor consumentenkoop: 1 een koop; 2 het gaat om een roerende zaak; 3 verkoper handelt beroeps-/bedrijfsmatig; 4 koper is natuurlijk persoon; 5 koper handelt niet beroeps-/bedrijfsmatig. De eerste vereiste is een definitie die in art. 7:1 BW staat. De vereisten voor koop zijn: a een overeenkomst; b twee partijen: de koper en de verkoper; c de één zal een zaak geven; d de ander zal een prijs in geld betalen. We lopen deze negen vereisten casusgericht af: Ad 1 Om te kijken of er sprake is van een koopovereenkomst moeten we de vier andere vereisten langslopen: Ad a Er is sprake van een overeenkomst. Het warenhuis doet een aanbod, E aanvaardt en dus is er wilsovereenstemming en een overeenkomst. Ad b Er zijn twee partijen: E is koper, het warenhuis is verkoper.
6
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
Ad c Het warenhuis zal een homecomputer geven. Ad d E zal een prijs daarvoor betalen. Ad 2 Een computer is een roerende zaak. Ad 3 Het warenhuis handelt bedrijfsmatig. Ad 4 E is een natuurlijk persoon, hij, en niet zijn bedrijf, schaft de homecomputer aan. Ad 5 E koopt de computer voor persoonlijk gebruik; mitsdien handelt hij niet beroeps-/bedrijfsmatig. Conclusie: aan alle vereisten voor consumentenkoop is voldaan en dus is er sprake van consumentenkoop. f
De definitie van huurkoop staat in art. 7A:1576h BW. Vereisten voor huurkoop: 1 koop en verkoop op afbetaling; 2 de verkochte zaak gaat niet door aflevering in eigendom over doch na algehele betaling. De eerste vereiste is een definitie die in art. 7A:1576 BW staat. De vereisten die daarin vermeld staan, zijn: I er is sprake van een koopovereenkomst; II koopprijs wordt betaald in termijnen; III er zijn minstens twee termijnen nadat de zaak afgeleverd wordt aan de koper. De eerste vereiste is een definitie die in art. 7:1 BW staat. De vereisten voor koop zijn: i een overeenkomst; ii twee partijen: de koper en de verkoper; iii de een zal een zaak geven; iv de ander zal een prijs in geld betalen. We lopen deze negen vereisten casusgericht af: Ad 1 Om te kijken of aan deze vereiste voldaan is, dienen we de vereisten I tot en met III te bekijken. Ad I Om te kijken of aan deze vereiste voldaan is, dienen we de vereisten i tot en met iv te bekijken: – Ad i Er is sprake van een overeenkomst. F doet een aanbod, G aanvaardt en dus is er wilsovereenstemming en een overeenkomst. – Ad ii Er zijn twee partijen: G is koper, F is verkoper. – Ad iii F zal een kleurentelevisie geven. – Ad iv G zal een prijs daarvoor betalen. Er is dus aan ad i (het eerste vereiste voor overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling) voldaan. Ad II Er wordt in termijnen betaald en dus is er aan dit vereiste voldaan. Ad III Eén termijn wordt betaald bij aflevering en daarna komt er nog één termijn. Er wordt dus niet voldaan aan dit vereiste, waardoor er geen sprake is van koop en verkoop op afbetaling. Ad 2 G wordt pas eigenaar als volledig betaald is. Aan dit vereiste is dus voldaan. Conclusie: omdat er geen sprake is van koop en verkoop op afbetaling is er ook geen sprake van huurkoop.
Standaardantwoorden
7
31a
b c
d
e
Het moet natuurlijk gaan om een gebruik met juridische aspecten oftewel: het gebruik moet rechtsregels bevatten. Een ander vereiste aan een gebruik is dat het niet alleen moet bestaan, maar dat het ook door alle betrokkenen als goed ervaren wordt: het door rode stoplichten rijden in grote steden door fietsers kan nooit als gewoonterecht worden gezien. De Hoge Raad doet in deze overweging een beroep op de wet en de gewoonte. Een erfdienstbaarheid is een absoluut recht omdat de rechthebbende het tegenover iedereen kan handhaven. Een erfdienstbaarheid is geen zekerheidsrecht: er wordt door een erfdienstbaarheid geen zekerheid voor het nakomen van verplichtingen aan iemand verstrekt (zoals bij de zekerheidsrechten pand, hypotheek en borgtocht). Uit art. 3:98 BW blijkt dat de vestiging van een beperkt recht op een goed (erfdienstbaarheid is een beperkt recht) hetzelfde gaat als de overdracht van zo’n goed. Uit art. 3:89 lid 1 BW blijkt dat er een notariële akte opgemaakt moet worden. Deze akte moet vervolgens ingeschreven worden in de openbare registers (kadaster). Afhankelijk van wat er in de koopovereenkomst over verontreiniging gezegd is, kan er wel of geen sprake zijn van wanprestatie. Wanprestatie is namelijk het niet doen wat je afgesproken hebt. Als de verkoper schone grond gegarandeerd heeft, heeft hij dus zeker wanprestatie geleverd. In zijn algemeenheid zijn er twee botsende rechtsregels: de koper heeft een onderzoeksplicht (dus moet bepaalde zaken uitzoeken) en de verkoper heeft een informatieplicht (dus moet vertellen wat hij weet). Art. 7:17 BW is het cruciale artikel. De Woningwet is zowel een wet in materiële zin (door de overheid uitgevaardigd ieder bindende regel) als een wet in formele zin (gemaakt door regering in samenwerking met Staten-Generaal).
Hoofdstuk 3 Personen 20a b c
d
e
f
g
8
Een rechtshandeling heeft rechtsgevolgen die bedoeld zijn, een rechtsfeit heeft onbedoelde rechtsgevolgen. Zowel een rechtshandeling als een rechtsfeit heeft rechtsgevolgen. De koopovereenkomst is een rechtshandeling, aangezien er sprake is van bedoelde rechtsgevolgen. Een bedoeld rechtsgevolg is bijvoorbeeld dat de kopers eigenaar van de gekochte spullen wilden worden. De koopovereenkomst is een rechtshandeling, aangezien er sprake is van bedoelde rechtsgevolgen. Een bedoeld rechtsgevolg is bijvoorbeeld dat de kopers eigenaar van de gekochte spullen wilden worden. De koop is niet op een juridisch verantwoorde manier terug te draaien. Er was sprake van wilsovereenstemming. De overeenkomst is niet nietig en ook niet vernietigbaar. Er is geen sprake van een wilsgebrek. De koopovereenkomst is op een juridisch verantwoorde manier terug te draaien. Hoewel er sprake was van wilsovereenstemming, was de wil bij de kopers niet op een goede manier tot stand gekomen. Omdat er sprake is van het wilsgebrek bedrog is de overeenkomst vernietigbaar op grond van art. 3:44 lid 1 en 3 BW. Boek 3, aangezien er sprake is van een rechtshandeling. Boek 6, aangezien er sprake is van verbintenissen ontstaan uit een overeenkomst. Boek 7, aangezien er sprake is van een koopovereenkomst. Duidelijk moge zijn dat dit antwoord de gelaagde structuur van het Burgerlijk Wetboek bewijst.
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
21a b c
d e f g
22a b
Huur, geregeld in Boek 7 (titel 4) van het Burgerlijk Wetboek Aanneming van werk, geregeld in Boek 7 (titel 12) van het Burgerlijk Wetboek. Betalen is het nakomen van een verbintenis (geen overeenkomst) volgend op de koopovereenkomst, welke laatste geregeld wordt in Boek 7 (titel 1) van het Burgerlijk Wetboek. Bewaarneming, geregeld in Boek 7 (titel 9) van het Burgerlijk Wetboek. Borgtocht, geregeld in Boek 7 (titel 14) van het Burgerlijk Wetboek. Overeenkomst van goederenvervoer, geregeld in Boek 8 (titel 2, afdeling 1). Collectieve arbeidsovereenkomst, geregeld in de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst. In Boek 5, aangezien het om eigendom gaat. Art. 5:13 BW gaat over dit probleem. De boer en de muntenzoeker zijn ieder voor de helft eigenaar van de gevonden spullen.
Hoofdstuk 4 Vermogensrecht in het algemeen 19a
b
Het oudste pandrecht gaat voor, dus bank R kan zijn rechten als pandhouder laten gelden. Het belangrijkste recht daarbij is natuurlijk het recht van parate executie (art. 3:248 BW). Als de vordering van bank R betaald is, is het pandrecht tenietgegaan (pandrecht is een afhankelijk recht), waardoor bank V nu zijn rechten als pandhouder kan laten gelden.
Hoofdstuk 5 Eigendom en bezit 15a/b A is eigenaar van de boom op grond van art. 5:20 sub f BW en van de takken en pruimen op grond van art. 5:3 BW. c Degene op wiens grond ze vallen op grond van art. 5:45 BW. 16
B is middellijk bezitter (art. 3:117 lid 1 en 2 BW) en mitsdien aansprakelijk.
17
C is bezitter van de hond; Y is houder (gezien zijn opsporingsonderzoek (art. 3:108 BW)). Krachtens de schakelbepaling van art. 3:124 BW zijn art. 3:120 t/m 3:123 BW ook op de houder van toepassing. Y was houder te goeder trouw. Y heeft recht op vergoeding van de kosten krachtens art. 3:120 lid 2 BW. Eventueel kun je B ook als zaakwaarnemer beschouwen (art. 6:198 BW), waardoor hij ook recht heeft op schadevergoeding dus betaling van kosten (art. 6:200 BW). Ook via vinderschap (art. 5:5 BW), waarbij C na een jaar eigenaarsrecht zou kunnen opeisen (art. 5:6 lid 1 BW) en de kosten te declareren zijn (art. 5:10 lid 1 BW).
18a
De zwaan was een niemand toebehorende zaak. E neemt de zwaan in bezit door inbezitneming (art. 3:112 en 113 BW), waardoor hij eigenaar wordt (art. 5:4 BW). Dat hij hem niet mocht vangen doet hier niet aan af, hij is daardoor strafrechtelijk strafbaar. E verliest alleen zijn bezit van de zwaan als hij deze kennelijk prijsgeeft (art. 3:117 lid 1 BW). E wil hem hier echter weer terugkrijgen, dus blijft hij bezitter. E verliest alleen zijn eigendom als de zwaan vrijheid verkrijgt en E niet blijft proberen hem te vangen (art. 5:19 lid 2 BW), hetwelk hij juist wel doet, waardoor E eigenaar blijft.
b
Standaardantwoorden
9
19a b c
d e
Op 2 februari 2007 is Henk (middellijk) eigenaar van de bandschuurmachine en is Jan houder van de bandschuurmachine. Op 13 februari 2007 is Henk (middellijk) eigenaar van de bandschuurmachine en is Evert houder van de bandschuurmachine. Henk kan op 16 maart van Jan nakoming van de teruggaveverplichting (voortvloeiend uit de bruikleenovereenkomst) vorderen. Omdat Jan op 15 maart zijn verplichting niet nagekomen is, kan Henk – als hij schade geleden heeft – ook schadevergoeding op grond van wanprestatie vragen (art. 6:74 BW). Op grond van art. 5:2 BW kan Henk op 16 maart afgifte van de bandschuurmachine vragen. Karel is op grond van art. 3:86 BW eigenaar van de bandschuurmachine geworden. De bandschuurmachine is een roerende zaak, Karel heeft ervoor betaald en is te goeder trouw. Voorts heeft Henk het bezit van de bandschuurmachine niet door diefstal verloren.
Hoofdstuk 6 Overdracht en vestiging van rechten 29a b
c 30a b c d
31a b
c d
10
Bezit en eigendom berusten bij de videoshop (middellijk bezit). De huurders en leners zijn houders. Nee, de huurder blijft houder, want hij kan zelf niet de titel van zijn houderschap veranderen (art. 3:111 BW). Hij betwist de eigendom van de zaak door de videoshop ook niet. Door middel van een akte (art. 3:95 BW). Bedrijfspand door een notariële akte en inschrijving daarvan in de openbare registers (art. 3:89 BW). Voorraden videobanden door bezitsverschaffing (art. 3:90 BW). Uitgeleende apparatuur: bezitsverschaffing (art. 3:90 BW) door middel van levering met de lange hand (art. 3:115 sub c BW). Uitstaande vorderingen door middel van een cessie gevolgd door mededeling aan de schuldenaar uit die vorderingen (art. 3:94 BW). De drie vereisten die bedoeld lijken te zijn, zijn: 1) rechtsgeldige levering; 2) geldige titel en 3) door een beschikkingsbevoegde. Vanwege het eigendomsvoorbehoud gaat de eigendom pas over op het moment van betaling. Tot dat moment is Adams houder. De eigendom is dus nog niet geleverd op 3 oktober. Op 15 oktober 2007 wordt er een zekerheidsrecht gevestigd, waarmede op zich niets aan de eigendomsverhouding verandert. Door verpanding wordt het eigendomsrecht bezwaard, maar er wordt niet geleverd. Levering onder eigendomsvoorbehoud, waardoor Bertram eigenaar blijft en Adams houder wordt. Zowel op 4 oktober 2007 als op 16 oktober 2007 is Bertram eigenaar. Zodra Adams betaalt wordt hij eigenaar.
32
Vriendin raakt het toestel kwijt; zij verkreeg om niet en heeft dus geen bescherming op art. 3:86 lid 1 BW. De vriend die het apparaat niet meenam wordt ook niet beschermd (art. 3:90 lid 2 BW). De op krediet kopende vriend heeft een beroep op art. 3:86 lid 1 BW. (NB er is geen sprake van diefstal, maar verduistering.)
33
De jas in de winkel moet terug naar de eigenaar.
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
De weggeschonken jas kan niet meer teruggevorderd worden, want zij is door een particulier gekocht (art. 3:86 lid 3 BW). De hostess kan de jas ook houden, zij handelt niet in bontjassen, maar kocht hem privé. De huismoeder moet hem afstaan, want zij kocht de jas op een veiling. 34a b c d e f
Art. 3:84 lid 1. Een levering, bevoegdheid tot overdracht en een geldige titel. Art. 3:115 sub a BW. Nee. Nu er via de levering constitutum possesorium is geleverd komt Eric dit beroep niet toe (art. 3:90 lid 2 BW). Ja, dit kan. Art. 3:94 lid 1 BW. Cessie. Een akte (en mededeling daarvan aan de debitor cessus) (art. 3:94 lid 1).
35a b
De levering geschiedt door bezitsverschaffing. Door natrekking (art. 5:3 BW).
Hoofdstuk 7 Verhaalsrecht op goederen 21a b c
De drie firmanten (A, B en C) en de vennootschap gaan failliet. De zaakscrediteur heeft ten opzichte van het vof-vermogen voorrang. Het gehele vof-vermogen (€145.000) gaat naar de zaakscrediteur. Omdat het vof-vermogen onvoldoende is, krijgt de zaakscrediteur ook een vordering op de privévermogens van de firmanten, waarbij zij een gelijke hoogte hebben met de privéschuldeisers.
22
De bank kan een beroep doen op zijn verrekeningsbevoegdheid (we gaan ervan uit dat hij geen overeenkomst met de bank heeft dat hij rood mag staan) krachtens art. 6:127 BW als aan de vereisten voldaan is. De vereisten zijn: 1 De prestatie die de bank te vorderen heeft, beantwoordt aan de schuld. Beide zijn in geld waardeerbaar en er is geen ander beletsel, dus is dit het geval en is aan dit vereiste voldaan. 2 Het moet gaan om twee dezelfde partijen; in casu zijn dat X en de bank, dus is aan dit vereiste voldaan. 3 De bank is bevoegd tot betaling van de schuld en tot het afdwingen van betaling van de andere schuld, dus aan het laatste vereiste is voldaan. Verrekening kan en dus kan X €10.000 bij de bank ophalen. Als hij €25.000 bij een bank wil ophalen, moet hij bij een andere bank een rekening openen en daar het bedrag op laten storten.
23a b c d
Ja, bevoorrecht op het gehele vermogen, art. 3:288 sub b BW. Nee, dus concurrent schuldeiser. Ja, bevoorrecht op het gehele vermogen, art. 3:288 sub e BW. Nee, dus concurrent schuldeiser (tenzij er onder eigendomsvoorbehoud geleverd was). Nee, dus concurrent schuldeiser. Het gaat hier om een vordering van de dakdekkers erfgenamen, dus niet op de dakdekker zoals de andere: het is een klein bedrijfje, waarbij de dakdekker zelf meewerkte, dus bevoorrecht op het herstelde dak krachtens de regeling van de kleine aannemers op opbrengst van het dak (art. 3:285 BW). Ja, bevoorrecht op de gehele nalatenschap, art. 3:288 sub a BW.
e f
g 24a
Nee, de vordering en de schuld behoren niet tot hetzelfde vermogen: het ene is zakelijk, het andere privé (art. 6:127 lid 3 BW).
Standaardantwoorden
11
b c d e
Recht van retentie (art. 3:290 BW). Levering met de lange hand (art. 3:115 sub c BW). Nee, art. 3:291 lid 1 BW. Ja, bevoorrecht op de opbrengst, art. 3:292 BW. Ook kan het vallen onder kosten tot behoud van het goed gemaakt (art. 3:284 BW).
Hoofdstuk 8 Pand 21a
b
c d
22a
b c d
23a b c
d e
f
24 25
12
Het gaat om bezitloos (beter zou zijn: houderschapsloos) pandrecht. Dat gaat via een authentieke of onderhandse geregistreerde akte zonder dat de zaak in de macht van de pandhouder of een derde wordt gebracht (art. 3:237 lid 1 BW). Er was geen geldig pandrecht, omdat de pandgever geen eigenaar was, dus dat helemaal niet kon doen. Er was immers geleverd onder eigendomsvoorbehoud (art. 3:92 BW), en er was nog niet betaald. Kortom: de pandhouder heeft een probleem. Het is tot 2 mei geen vuistpand, waardoor hij dan geen enkel recht op de pannen kan doen gelden (art. 3:238 lid 1 BW). Na 2 mei wordt het pandrecht een vuistpandrecht en kan de bankier dus bescherming claimen op grond van art. 3:238 lid 1 BW. Krachtens natrekking heeft de eigenaar van het huis een eigendomsrecht op de al gelegde pannen (art. 5:3 jo. art. 3:4 BW). Van het al dan niet betaald zijn. Als er betaald is, dan is de pandgever bevoegd tot verpanden en is dus een geldig pandrecht gevestigd. Als er niet betaald is, dan is de pandgever onbevoegd en is er geen geldig pandrecht. Overigens maakt betaling na 2 mei niet meer uit, omdat de bankier dan toch beschermd wordt. Hier is sprake van openbaar pandrecht. Bankier heeft de verpanding aan de schuldenaar meegedeeld. Dus gaat het pandrecht boven de cessie. De goede trouw speelt hierbij geen rol. Een akte en een mededeling aan de schuldenaar (art. 3:94 BW). Ja, anders loopt hij het risico twee keer te moeten betalen. Ja, stil pandrecht geeft een veel minder sterk recht. Stil pandrecht legt het af tegen jongere rechten van derden te goeder trouw op de vordering (art. 3:239 lid 4 BW). Vuistloos – of ook ‘bezitloos’ – pandrecht. Bij authentieke akte of bij onderhandse akte die geregistreerd wordt (art. 3:237 BW). Door parate executie, dus zonder dat een vonnis van de rechter daaraan vooraf moet gaan (art. 3:248 BW). Ook goed gerekend: het bezitloos pandrecht dient (eerst) te worden omgezet in een vuistpand. Bij een authentieke of een onderhandse en geregistreerde akte; er is immers sprake van een reeds bestaande rechtsverhouding (art. 3:239 BW). Hij zal eerst een titel moeten verwerven door in rechte veroordeling te vorderen en een vonnis tegen Nelis te krijgen. Dit verschaft hem een executoriale titel. Ook goed gerekend: conservatoir beslag leggen. Nee; Teunis is een concurrente crediteur en de bank is als pandhouder bevoorrecht (art. 3:277 BW). Dit wil zeggen dat Teunis het pandrecht van de bank zal dienen te eerbiedigen. Als er echter nog slechts een bezitloos pandrecht op de auto’s rust, zal dit pandrecht moeten wijken. Geen antwoord. Geen antwoord.
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
Hoofdstuk 9 Verbintenissen 19a
b
Aannemer B heeft een vordering op C vanwege onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW). De aannemer heeft zonder rechtsgrond een nieuw dak op C's huis gelegd. De vordering is zo hoog als de waardestijging van C's huis (art. 6:210 lid 2 BW). Een dak kost €40.000 en gaat twintig jaar mee, dus 'slijt' €2.000 per jaar. Het dak was zes jaar oud dus is het voordeel €12.000 hetwelk C aan B dient te betalen. In beginsel niet, tenzij er bijvoorbeeld kwade trouw in het spel is, maar gezien de goede relatie tussen C en A lijkt dat niet zo te zijn. Aangezien A noch wanprestatie levert noch zich schuldig maakt aan een onrechtmatige daad is er geen basis voor schadevergoeding. Het is gewoon een naar misverstand, waar aannemer B het meeste verantwoordelijkheid voor draagt en dus de meeste schade lijdt (art. 6:210 lid 2 BW).
20
Er is een overeenkomst tussen Maas en Beek gesloten, die eventueel ontbonden kan worden. Dus er is een overeenkomst met ontbindende voorwaarden gesloten. Zolang de partij die kan ontbinden (i.c. de koper Beek) dat niet doet is er sprake van een overeenkomst, die voor beide partijen de verplichting schept zijn verbintenissen na te komen. Door het huis ondertussen aan een ander te verkopen, pleegt hij wanprestatie (art. 6:27 BW). Beek kan dus schadevergoeding vragen op grond van art. 6:74 BW, die o.a. bestaat uit de €10.000 die het huis ondertussen meer waard geworden blijkt te zijn. Ook andere kosten (bijvoorbeeld taxatiekosten) komen voor vergoeding in aanmerking als ze onder art. 6:96 BW of art. 6:106 BW gerekend kunnen worden.
21a
Er is sprake van een vervolgorder, waarbij Hoenson ervan uit mag gaan dat dezelfde kwaliteit geleverd wordt als bij eerdere orders. Sowieso mag – als er niets over de kwaliteit is overeengekomen – er niet geleverd worden onder de gemiddelde kwaliteit (art. 7:17 lid 2 BW en art. 6:28 BW). Het gaat om de levering van een vordering (= cessie). Vereisten zijn een akte en een mededeling aan de schuldenaar door degene die de vordering levert of degene die de vordering geleverd krijgt (art. 3:94 lid 1 BW). Op het moment van mededeling aan Hoenson. Aan de cessie ontvalt de grondslag, aangezien de vordering niet meer bestaat (art. 3:82 BW).
b
c d
22a
b
23a b c 24a b
Opschortingsrecht (art. 6:52 BW) en wel op grond van de onzekerheidsconceptie (art. 6:263 BW). De partij die het eerst moet presteren is bevoegd zijn prestatie op te schorten als hij angst heeft dat de tegenpartij vervolgens niet meer zal presteren. Hier heeft Klein de angst dat er niet voldaan zal worden door Petit, waardoor hij bevoegd is zijn prestatie op te schorten (= uit te stellen). Opschorten doe je op eigen risico, dus Klein wordt door opschorten schadeplichtig als blijkt dat hij het ten onrechte deed (art. 6:84 BW). De schuldenaar (art. 6:43 lid 1 BW). Aflossing is voordeliger in verband met de kleinere rentelasten (er is immers niets geregeld over rente op rente). Ja, art. 6:44 BW. Een akte (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering art. 156 lid 1) of een kwitantie door ‘voldaan’ (art. 6:48 BW). Op zich wel, maar tegenbewijs is mogelijk (art. 6:46 lid 1 BW).
Standaardantwoorden
13
c
De schuld gaat niet teniet, maar blijft bestaan. Wat verandert is dat de verzekeraar schuldeiser wordt krachtens subrogatie.
25
Art. 6:211 BW jo. art. 3:40 lid 1 BW; art. 6:3 BW is ook mogelijk: er is sprake van een dringende morele verplichting, waardoor het tot de natuurlijke verbintenissen gerekend kan worden.
Hoofdstuk 10 Overeenkomsten 30a
b
c d e
31a b
c
d
32a b
c d e
33a
14
Nee, de advertentie geldt slechts als een oproep/uitnodiging tot het doen van een aanbod. De advertentie zelf is dus geen aanbod. Woningzoeker doet wel een aanbod, hetwelk de verkoper eventueel kan aanvaarden. Het is voor de verkoper belangrijk om eerst te kijken of degene die het wil kopen, wel een geschikte partij is. Op 1 juli, dan is er voldaan aan de drie vereisten voor overdracht, namelijk de levering, de geldige titel (= in dit geval de koopovereenkomst) en beschikkingsbevoegdheid (mevrouw Luts was eigenaar) (art. 3:84 lid 1 BW). De levering gaat via een notariële (transport)akte en inschrijving daarvan in de openbare registers (art. 3:89 BW). Woningzoeker is middellijk bezitter. Mevrouw Luts is houder. Vanaf 1 maart is woningzoeker onmiddellijk bezitter (art. 3:107 lid 2 BW). Onder tijdsbepaling, het is immers een (betrekkelijk) zeker voorval (art. 3:38 BW). Nee, in strijd met redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW); zij levert wanprestatie (art. 6:74 BW). Zie art. 6:228 BW. Dwaling is te wijten aan onjuiste mededeling van de zich terzake kundig voordoende verkoopster, zonder welke mededeling hij niet gekocht zou hebben, dus voldaan aan dwalingsvereisten. Er gebeuren ongelukken, waardoor schade ontstaat. Hij kan ageren wegens wanprestatie aangezien de verkoper niet geleverd heeft wat hij mocht verwachten op grond van de koopovereenkomst (art. 7:17 BW). Dat de koopovereenkomst niet ontbonden mocht worden bij wanprestatie, hetwelk zeker niet juridisch correct is. Immers moet het artikel voldoen aan wat de koper mocht verwachten, zoals blijkt uit art. 7:17 BW. Dit is dwingend recht als er sprake is van consumentenkoop (art. 7:6 BW), hetwelk het geval is (art. 7:5 BW). Zaken m.b.t. huur dienen in eerste instantie voor de kantonrechter (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, art. 93 sub c). Hij wordt opgezadeld met een huurder die hij niet zelf uitgekozen heeft en hij kan – indien gewenst – het huis niet leeg verkopen, waardoor het een verkoopprijs heeft van slechts 60% van de waarde van het lege huis; hij mist een eventueel gebruikelijke huurverhoging. Er kleeft een wilsgebrek (namelijk bedrog, art. 3:44 lid 3 BW) aan omdat Van Andel – als hij de waarheid geweten had – niet met het geheel had ingestemd. Overeenkomst vernietigbaar (art. 3:44 lid 1 BW). Nee, na een rechterlijke uitspraak met dezelfde strekking is opzegging niet meer nodig (art. 3:51 BW). Nee, het aanbod (art. 6:217 lid 1 BW) was (specifiek) tot Koning gericht, die heeft het aanbod blijkbaar verworpen, waardoor het niet meer bestond (art. 6:221 lid 2 BW).
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
b
Ja, er is geen reden waarom het niet mocht. Het is gewoon een heel ander aanbod, waardoor het vorige er niets toe doet.
34a b
Door een kettingbeding. Een kettingbeding en een boetebeding (art. 6:91 BW).
35a
Het product is een roerende zaak. Het is een zaak omdat het een stoffelijk object is dat voor menselijke beheersing vatbaar is en het is roerend omdat het niet onder de onroerende zaken valt (art. 6:187 lid 1 BW; art. 3:2 en 3:3 BW). Het valt in principe dus onder de regeling productaansprakelijkheid. Microsoft mag haar aansprakelijkheid niet uitsluiten dus geldt de aansprakelijkheidsuitsluiting niet (art. 6:192 lid 1). In dat geval zou de aansprakelijkheidsuitsluiting wel gelden. Ja, aan alle vereisten is voldaan (art. 7:5 BW). De rest van het kooprecht is dwingend voor zover dat ten gunste van de koper is en allerlei wetsartikelen uit het kooprecht zijn nu wel van toepassing op de overeenkomst. De rest van het kooprecht is nu aanvullend, waardoor er wel van kan worden afgeweken bij de overeenkomst en de specifieke consumentenkoopwetsartikelen gelden nu niet. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Ook goed: door wilsovereenstemming tussen partijen (art. 6:217 BW). Natuurlijk, er is immers sprake van een aanbod (schriftelijk per computer) en van aanvaarding (ook schriftelijk per computer). Een handtekening is geen vereiste voor het tot stand komen van een overeenkomst. Nee, je gaat vrijwillig een overeenkomst aan, waaraan vanzelfsprekend en zeer terecht wel bepaalde voorwaarden verbonden zijn. Als de formulering van de voorwaarden inderdaad dwang inhouden, is er sprake van een overeenkomst die vernietigbaar is vanwege bedreiging (art. 3:44 lid 2 BW).
b c d e
f
g h
i j
Hoofdstuk 11 Wanprestatie 29a
b
Omdat nakoming niet meer mogelijk is (het afleveren van vuurwerk na oudejaarsdag is immers volstrekt zinloos), hoeft A leverancier B niet meer in verzuim te krijgen, aangezien er sowieso (dus zonder dat er sprake van verzuim is) sprake is van een verplichting tot schadevergoeding (art. 6:74 lid 2 BW). De nakoming is niet meer mogelijk en dus heeft art. 6:74 lid 1 BW meteen rechtskracht, zonder verzuim, dus zeker zonder ingebrekestelling en eventuele aanmaning. Voor vergoeding komen in aanmerking: vermogensschade en ander nadeel (art. 6:95 BW). Als vermogensschade kan genoemd worden: geleden verlies en gederfde winst (art. 6:96 lid 1 BW), hetwelk in ieder geval bestaat uit de €30.000 winst verminderd met de €9.000 kosten, dus in totaal €21.000. Als A hard kan maken dat hij klanten verloren heeft, kan hij proberen ook daar wat schadevergoeding uit te claimen. Wellicht zijn er ook nog kosten te declareren die A heeft gemaakt om de schade te beperken, bijvoorbeeld om elders duurder vuurwerk te kopen of om ander vuurwerk aan klanten voor een lagere prijs te verkopen, om geen klanten te verliezen. Tot zover wat betreft de vermogensschade. Als schade onder ander nadeel (dus 'immateriële schade') valt er niets te ontdekken, tenzij (maar dat is erg onwaarschijnlijk) bewezen kan worden dat B bewust (dus met 'oogmerk'/ bedoeling/opzet) deze schade toegebracht heeft.
Standaardantwoorden
15
30
Nee, tenzij A en C onder een (vies) hoedje gespeeld hebben. Het recht van B op A is een persoonlijk recht, geen zakelijk recht en volgt de zaak dus niet (art. 6:271 BW).
31a
9 januari, dan wordt er geleverd; art. 3:80 lid 3 BW (eigendom wordt verkregen) – art. 3:84 lid 1 BW (via overdracht) – art. 3:90 lid 1 BW (met een levering van een roerende zaak) – art. 3:114 BW (door bezitsoverdracht). Wanprestatie (art. 6:74 BW). Dwaling is niet relevant, omdat dat leidt tot vernietigbaarheid en Nijssen dat niet wil, maar schadevergoeding. Schadevergoeding, ontbinding en nakoming (opschorten kan niet meer, want de koopprijs is al betaald). Een combinatie is mogelijk (maar natuurlijk niet ontbinding en nakoming tegelijk). Zie art. 6:88 BW. Damhof kan nog steeds nakomen, waardoor verzuim noodzakelijk is (art. 6:74 lid 2 BW). Damhof is van rechtswege (= automatisch) en dus zonder ingebrekestelling in verzuim omdat Nijssen uit de brief van Damhof kan afleiden dat hij niet meer zal nakomen (art. 6:83 sub c BW).
b c
d
32a b
c d
33a
b c
34a b
c d
e 35a b
16
Als laatste herinnering/waarschuwing. Het dient er ook toe dat de schuldenaar in verzuim komt in bepaalde gevallen (art. 6:82 BW). Ingebrekestelling hoeft niet en zelfs verzuim hoeft niet, aangezien nakoming niet meer mogelijk is (art. 6:74 lid 2 BW en art. 6:81 BW), omdat zowel het sinterklaasfeest als het kerstfeest al gepasseerd zijn. Als nakoming niet meer kan (art. 6:74 lid 2 BW en art. 6:81 BW) en in de gevallen zoals beschreven in art. 6:83 BW. F kan zich niet op overmacht beroepen als het om de drukte gaat (dat had hij kunnen weten en komt volgens verkeersopvattingen voor zijn rekening), maar bijvoorbeeld in geval van een ramp als brand natuurlijk wel (art. 6:75 BW). Ja, er is wanprestatie (want Fraser heeft geen goed apparaat geleverd (art. 6:74 BW)) en dus moet de schade vergoed worden. Voor vergoeding komt in aanmerking de schade van het stilliggen gedurende een dag, de schade van de ziekte van De Vries, de schade van vervanging van De Vries en alle hard te maken schade als gevolg van de problemen (art. 6:96 BW). Ja, want de werkgever is aansprakelijk voor de werknemer (art. 6:76 BW) en voor gebrekkige gebruikte zaken (zoals dit apparaat) (art. 6:77 BW). Nee, wanprestatie is onmogelijk aangezien er geen juridische band is tussen De Vries en Fraser. De andere schadegrond (onrechtmatige daad) is ook bepaald niet aannemelijk te maken. Verbintenisscheppende overeenkomst; overeenkomst om niet (= zonder bezwarende titel); vervoersovereenkomst; mondelinge overeenkomst. Ja, Koot had af moeten bellen of iemand anders moeten sturen of zijn vrouw moeten laten bellen. Dit zou anders zijn als hij dodelijk ziek was, in coma lag etc. Nee, onvoldoende causaal verband (art. 6:98 BW). Ja, de overeenkomst tussen de taxichauffeur en Stam leidt tot een resultaatsverbintenis en het ongeluk was de schuld van de chauffeur; dus wanprestatie. (Overigens: het ongeluk was natuurlijk ook een onrechtmatige daad, maar niet richting Stam maar richting degene die aangereden werd.) Nee, onvoldoende causaal verband (art. 6:98 BW). Er is sprake van wanprestatie. Gevraagd kan dus worden: schadevergoeding, nakoming en ontbinding. Degene die recht heeft op schadevergoeding dient de schade zo klein mogelijk te laten zijn.
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
Geleden verlies: €500. Gederfde winst: €2.500 (€10.000 – €7.500)/€2.000 (€10.000 – €8.000). Totaal: €3.000 Als hij de goederen verkoopt voor €6.500 dan is de schade €3.500, dus dient de eerste weg bewandeld te worden en kan hij €3.000 schade vorderen. 36a
b
c
Ja, George Michael heeft de eer en goede naam aangetast van de desbetreffende agent en art. 6:162 BW geeft aan dat de schade die daardoor ontstaat, vergoed moet worden door de schademaker. Er is geen sprake van materiële schade en die kan dus niet geclaimd worden. Wel is er sprake van immateriële schade, die op grond van art. 6:106 BW geclaimd kan worden. Dit bedrag zal niet snel meer dan €10.000 zijn. In Nederland zijn we niet scheutig met immateriële schadevergoeding, dit in tegenstelling tot de VS. In een proces aangespannen door de toenmalige Feyenoord-coach Willem van Hanegem tegen Marga van Praag omdat zij hem onbetrouwbaar had genoemd, werd zij veroordeeld tot het betalen van een immateriële schadevergoeding ter hoogte van €240.
Hoofdstuk 12 Onrechtmatige daad 24a
b
c d e f g h i
25a
b
c
Er is sprake van een onrechtmatige daad, namelijk een onterechte inbreuk op het recht van de supporters en mitsdien heeft de supporter recht op vergoeding van de geleden schade (art. 6:162 BW). In art. 6:106 wordt restrictief aangegeven in welke gevallen er immateriële schadevergoeding (= smartengeld) uitgekeerd mag worden en art. 6:95 formuleert nadrukkelijk dat immateriële schadevergoeding alleen mag als het nadrukkelijk op de wet gebaseerd kan worden. In dit artikel wordt dus de rem gezet op ontwikkelingen richting Amerikaanse toestanden. De jurisprudentie, waarbij de algemene regels toegepast worden en waarin zich het recht ontwikkelt. De wet, de gewoonte en het verdrag. Er is sprake van een onrechtmatige daad, veroorzaakt door de KNVB. Er is sprake van een onrechtmatige daad, veroorzaakt door een Amerikaans gevechtstoestel. Er is sprake van een onrechtmatige daad, veroorzaakt door het ziekenhuis. Er is sprake van een onrechtmatige daad, veroorzaakt door de menubord’werper’. In dat geval zou de pub moeten overgaan tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de onrechtmatige daad. Echter dan zou het schadebedrag veel lager zijn. Het zou bestaan uit de materiële kosten (de ziekenhuiskosten, de ambulancekosten, de juridische kosten om alles geregeld te krijgen) en uit een klein bedrag immateriële kosten, welke echter groter worden als de hersenbeschadiging tot blijvend letsel zou leiden, maar dan gaat het nog steeds maar over tienduizenden guldens. Productaansprakelijkheid (art. 6:185 e.v. BW) en wanprestatie (art. 6:74 BW jo. art. 7:17 BW). Laatste is slimmer, mede gezien de uitgebreide gevolgen die wanprestatie heeft en wanprestatie heeft niet de franchise van €500. Het is discutabel, mede vanwege het feit dat de auto zo lang zonder problemen gereden heeft. Anderzijds is het zeker een punt in het voordeel van degene die gaat ageren dat vastgesteld en dus bewezen kon worden dat de rem reeds bij de aflevering onjuist was afgesteld. In beginsel wel, doch afhankelijk van wanneer het gebrek is ontstaan; de actie moet gebaseerd worden op productaansprakelijkheid (art. 6:185 e.v. BW),
Standaardantwoorden
17
waarbij je je op grond van art. 6:187 lid 2 en 4 BW tot de leverancier kunt wenden. Een andere mogelijkheid is via onrechtmatige daad (art. 6:162 e.v. BW). 26
Ouders/voogden van Piet o.g.v. art. 6:169 lid 1 BW (jo. art. 6:164 BW) jo. art. 6:162 BW. Piet zelf is niet aansprakelijk (art. 6:164 BW). Opa pleegt eventueel onrechtmatige daad, afhankelijk van de vraag of het volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is voor een kleinzoon een katapult te maken (art. 6:162 lid 2 BW). Als opa erbij was, kun je groepsaansprakelijkheid erbij halen (art. 6:166 BW).
27
B, de andere drie (a, c en d) zijn allemaal in strijd met een wettelijke plicht, die voor 1919 (toen men er nog van uitging dat onrechtmatig hetzelfde was als onwetmatig) ook al onder onrechtmatige daad vielen, hetwelk met b niet zo is, omdat dat niet in strijd is met een wettelijke plicht maar met het ongeschreven recht (art. 6:162 lid 2 BW).
28a
Door subrogatie (art. 6:150 BW) heeft hij recht van regres gekregen. De schadeclaim wordt natuurlijk gebaseerd op onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Er is sprake van schade uit onrechtmatige daad, waarbij er verschillende onrechtmatige-daadplegers zijn (De Lange haalt in op een plaats waar linksaf gegaan kan worden. Vrachtwagenchauffeur geeft geen richting aan), waardoor de schade dus over de verschillende plegers verdeeld moet worden, ieder naar gelang zijn aandeel in de schuld (art. 6:99 BW). Uit art. 6:102 lid 2 BW blijkt dat als er meerdere schuldenaren zijn die voor dezelfde schade aansprakelijk zijn er sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid, waardoor het gehele bedrag dus van Huygen gevorderd kan worden.
b
29
Geen antwoord.
30a b c d e
Tekortkoming. Ook goed: wanprestatie (art. 6:74 BW). Ja (art. 6:127 BW). Ja (art. 6:170 BW). Ja (art. 6:162 BW). Nee. Art. 6:52 en 6:262 BW spreken over een opeisbare vordering die een opschortende schuldenaar moet hebben; zo’n vordering tot herstel van schade van een derde heeft Janssen niet.
31
De advocaat van Van Geene zal benadrukken dat de sekteleden het geld vrijwillig hebben overgemaakt en dat de vrouw zelf de beslissing genomen heeft zich niet te laten opereren. De advocaat van de oud-sekteleden zal aangeven dat de sekteleider een onrechtmatige daad gepleegd heeft, door hen te vertellen dat de wereld zou vergaan en zij het beste hun bezittingen te gelde konden maken en naar de sekteleider storten.
Hoofdstuk 13 Productaansprakelijkheid 13
18
De kansen zijn heel erg zeer gering, aangezien het hier niet gaat om een gebrekkig product. De sigaretten zijn helemaal in orde, maar het roken ervan leidt tot problemen.
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
Art. 6:186 lid 1 BW geeft aan dat een product gebrekkig is als het niet de veiligheid biedt die je mag verwachten, ook gezien het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product. Van sigaretten mag je geen veiligheid verwachten, althans van het normale gebruik van sigaretten, en dus is er geen sprake van aansprakelijkheid van de producent in ons rechtsstelsel. 14
Lichamelijk letsel wordt volledig vergoed: €400. Smartengeld krijgt ze niet op grond van de productaansprakelijkheid. Wel kan ze proberen via art. 6:106 lid 1 sub b BW smartengeld te krijgen, doch dan moet ze schuld van de fabrikant bewijzen. De aquarel wordt niet in de privésfeer gebruikt, dus niet vergoed op grond van productaansprakelijkheid (eventueel wel op grond van onrechtmatige daad). Piranja kan tevens van de leverancier vervanging van de gesprongen fles vragen (art. 7:21 lid 1 BW). Overigens: productaansprakelijkheid heeft voor haar als voordeel dat het een risicoaansprakelijkheid is (waardoor bewijstechnische voordelen). Onrechtmatige daad en wanprestatie hebben als voordeel dat er meer schade wordt vergoed, maar je moet dan schuld bewijzen (= schuldaansprakelijkheid).
15a
Nee, de schade aan de lamp komt niet vanwege een gebrek aan het product. Het is normaal en te verwachten dat er na hevig schudden een reactie optreedt die tot dit soort gevolgen kan leiden. Er is dus niet voldaan aan de vereisten van art. 6:186 BW. Ja, er is sprake van een gebrekkig product. Het drinken van cola kan normaliter niet leiden tot dergelijke dramatische gebeurtenissen. Als zij kan bewijzen dat er voldoende causaal verband bestaat tussen haar ziekte en het drinken van deze 'cola', heeft zij recht op schadevergoeding. De te vergoeden schade is de schade door lichamelijk letsel (art. 6:190 lid 1 sub a BW), waaronder de ziekte zeker te rekenen valt. A moet zich met haar verhaal richten tot de producent of iemand die zich als producent van deze cola presenteert. Stel dat niet kan worden vastgesteld wie de producent is, dan kan ze inderdaad de schade bij de supermarkt als leverancier van de cola claimen (art. 6:187 lid 4 en 2 BW). Ze kan zich wenden tot de producent, tot iemand die zijn naam of merk op het product heeft gezet, tot de leverancier (dus de supermarkt) of tot degene die het aan de supermarkt geleverd heeft. Ook de importeur kan worden aangesproken (art. 6:187 lid 2 en 4 BW).
b
c
d
16
De grote vraag is op welke dag de benadeelde met de schade, het gebrek en de identiteit van de producent bekend is geworden of had moeten worden. Dat is in april 2002 het geval, waarna A nog drie jaar heeft om een actie in te stellen. In december 2006 is hij dus te laat om een actie in te stellen op grond van productaansprakelijkheid, vanwege verjaring van de rechtsvordering op deze grond (art. 6:191 lid 1 BW). Wel kan hij nog een actie instellen op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW), aangezien de verjaringstermijn daarbij twee jaar langer is. Omdat er in ieder geval nog geen 10 jaar verstreken is nadat het product de fabriek verlaten heeft, is lid 2 van art. 6:191 BW niet van toepassing en niet relevant om te bekijken.
17
De vraag is of er voldaan is aan art. 6:185 lid 1 sub b BW. Als je b niet van toepassing acht is Iglo aansprakelijk. Iglo is wel aansprakelijk als het vervoer door Iglo geschiedt, dan brengt Iglo het in de markt op het moment dat het de vrachtwagen verlaat. Er is een gebrekkig product, daar je van nasi niet hoeft te verwachten dat je ziek wordt. Schade is ontstaan ten gevolge van een gebrek (art. 6:186 BW).
Standaardantwoorden
19
Pijnklachten vallen onder lichamelijk letsel en dus moet die schade betaald worden (art. 6:190 lid 1 sub a BW). 18
Het struikelblok van art. 6:185 lid 1 sub e BW. Struikelblok van het causaal-verbandvereiste (art. 6:185 lid 1 BW – veroorzaakt/art. 6:188 BW). Ander struikelblok: benadeelde heeft bewijslast (art. 6:188 BW).
19a
Bij de producent en dat is Coca-Cola. Zolang de producent bekend is, kunnen tussenhandelaren niet aangesproken worden. Schade door lichamelijk letsel zal vergoed worden. Dat is dus een erg inperkende formulering. Het is de vraag of de onwel geworden figuren door het lichamelijk letsel echt schade oplopen. Aannemelijk maken. Art. 6:188 BW geeft nadrukkelijk aan wie wat dient te bewijzen. Uiteraard, nu de commotie zo groot is dat het de pers haalt en dat de staatssecretaris gaat optreden, is het niet moeilijk te bewijzen dat er sprake is van een gebrek en het causaal verband tussen eventuele schade en dit gebrek. Colaflesjes met inhoud zijn een roerende zaak die geleverd worden door afgifte derzelve (art. 3:90 jo. 3:114 BW).
b
c d e
f
20
Geen antwoord.
Hoofdstuk 14 Koop 27a b
c d e f
g h i j k
l m
28a
20
Omdat er sprake is van consumentenkoop zijn de koopregels dwingend recht (art. 7:5 en 6 BW). Jansen kan met succes een actie beginnen, aangezien de mededelingen gedaan bij de internationale reclamecampagne geacht worden een onderdeel van de overeenkomst te zijn (art. 7:18 BW). Op grond van de regels m.b.t. de productaansprakelijkheid. In principe alle schade behalve de schade aan Fransens Bolvo zelf (dus de: €60.000). Hij kan alle schade (dus ook van zijn eigen auto) vergoed trachten te krijgen op grond van wanprestatie/onrechtmatige daad (art. 6:74 en 6:162 BW). Zijn eigen auto: art. 6:96 lid 1 BW. De been: idem. De immateriële schadevergoeding: art. 6:106 lid 1 sub b BW. Andere auto’s: art. 6:96 lid 1 BW. Er was een aanbod en een aanvaarding ervan. Er was wilsovereenstemming en dus was er een overeenkomst. De Bolvo-dealer kan trachten deze overeenkomst te vernietigen op grond van het wilsgebrek misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 1 en 4). Nee, Hansen is niet langer beschikkingsbevoegd. Hij mag deze rechtshandeling niet verrichten. De garage kan beroep doen op het recht van retentie. Teruggaan naar de garage en ondanks het feit dat de garantie verlopen is, uitleggen dat de garage gehandeld heeft in strijd met art. 7:17 BW. Hij mocht verwachten dat de auto langer mee zou gaan. Lansen haalt de auto zelf op en draagt mitsdien het risico zelf (art. 7:10 BW). Mansen laat de auto bezorgen, waardoor het risico bij de garage ligt (art. 7:11 BW). Wijn is een roerende zaak. De levering van roerende zaken (wat overigens de rechtshandeling bij de onderhavige overdracht is), gebeurt door
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
b c
d e
bezitsverschaffing (art. 3:90 BW) en in dit geval gebeurt deze bezitsverschaffing waarschijnlijk door bezitsoverdracht (art. 3:114 BW). 'Bezit'loos pandrecht vestigen gaat via een authentieke of geregistreerde onderhandse akte (art. 3:237 BW). B heeft een pandrecht op de zaak (er is een geldig pandrecht op gevestigd). A heeft wellicht recht van reclame. De vereisten daarvoor zijn (1 t/m 5 – art. 7:39 lid 1 BW; 6 – art. 7:44 BW): 1 Het moet gaan om een roerende zaak. De partij wijn is dat. 2 De zaak moet aan de koper afgeleverd zijn. De partij wijn is op 3 mei afgeleverd. 3 De zaak mag geen registergoed zijn. Wijn is geen registergoed. 4 De geldprijs moet nog niet betaald zijn. B heeft de wijn nog niet betaald. 5 Er moet voldaan zijn aan de ontbindingsvereisten van BW. 6:265, dat wil zeggen dat er een tekortkoming moet zijn die voldoende ernstig is om de ontbinding te legitimeren. Er is in deze een tekortkoming (er is nog niet betaald) en die tekortkoming is ernstig genoeg om de overeenkomst te laten ontbinden. 6 Er zijn nog geen 6 weken verstreken sinds de koopprijs betaald moest worden of 60 dagen sinds de zaken afgeleverd zijn aan de koper. Er moest op of voor 1 mei betaald worden, dus op 20 juni zijn er al wel 6 weken verstreken. De goederen zijn op 3 mei afgeleverd, dus er zijn nog geen 60 dagen verstreken sinds de aflevering, dus is er aan dit vereiste voldaan. Aan alle vereisten is voldaan, waardoor A een recht van reclame (= een recht van terugroeping/opeising) heeft. A's recht is sterker. Het recht van reclame heeft een kracht als van separatisme. C heeft geen recht op een beroep op grond van de bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid, aangezien aan de vereisten van art. 3:238 lid 1 BW niet volledig voldaan is. A was immers geen onbevoegde pandgever op het moment dat het pandrecht gevestigd wordt.
29
Het vervallen van de handelingsonbekwaamheid heeft geen gevolg voor het aanbod (art. 6:222 BW). De optie is een onherroepelijk aanbod (art. 6:219 lid 3 BW), hetwelk blijft bestaan na het vervallen van de handelingsonbekwaamheid (art. 6:222 BW).
30a
Op grond van art. 7:26 lid 2 BW moet er betaald worden bij juridische levering (art. 3:90 BW jo. art. 3:114 BW), die op 1 februari plaatsvindt. Eigendomsoverdracht van een roerende zaak (art. 3:90 BW): ‘levering door bezitsverschaffing’. Uit art. 3:114 BW blijkt dat het in staat stellen het relevante criterium is, dus 1 februari. oor aflevering, dus vanaf 1 februari, draagt de koper het risico (art. 7:10 BW). Bijvoorbeeld bomontploffing. Voor de dealer o.g.v. art. 7:11 BW jo. art. 7:5 BW jo. 7:1 BW. Nee, in beginsel is in ons rechtsstelsel en bij onze gewoonten de kleur voldoende belangrijk om te zeggen dat de overeenkomst niet goed nagekomen is als de kleur niet hetzelfde is als afgesproken (art. 7:17 lid 2 BW). Ja, sowieso op grond van het algemene wanprestatieverhaal (van de vier te eisen gevolgen is alsnog nakoming (dus vervanging) er één), maar ook op grond van de regels voor koop. Zie art. 7:21 lid 1 sub c BW. Wel is het mogelijk dat de redelijkheid en billijkheid vervanging tegenhouden, bijvoorbeeld als de autoverbouwing te groot is om redelijkerwijs vervanging te eisen of de auto anders naar de schroothoop moet omdat die voor een persoon helemaal aangepast is.
b
c d
e
Standaardantwoorden
21
f g
Ja, hij kan ook voor teruggave van de koopprijs kiezen (art. 7:21 lid 2 BW jo. art. 7:5 BW). Schadevergoeding (art. 6:74 BW jo. art. 7:24 BW), overspuiten, ontbinding en eventueel zijn plicht tot het betalen van de koopprijs opschorten.
31
Nadeel van afwachten is dat de termijn van het recht van reclame verstrijkt. Bij ontbinding is een schadevergoeding mogelijk, bij recht van reclame niet. Extra voordeel van ontbinding: voor het reeds verwerkte leer kan schade berekend worden, dat kan bij recht van reclame (art. 7:41 BW). ij dreigend faillissement is recht van reclame slimmer: sterk recht ook in te roepen tegen curator (art. 7:40 BW). Bij ontbinding ben je slechts concurrente schuldeiser. Bij recht van reclame heb je minder rechten, maar die rechten zijn wel sterker.
32
De veilinghouder is gevolmachtigde. Art. 7:5 lid 2 BW zegt dat koper van consumentenkoop mag uitgaan, tenzij hij wist dat de verkoper niet beroeps- of bedrijfshalve handelt. Hier weet de koper niet wie de verkoper is, dus geldt consumentenkoop. Stoel: tijdens transport beschadigd, art. 7:11 BW. De vervoerder is aanbevolen door de verkoper, niet aangewezen, dus het risico tijdens vervoer ligt bij de koper of bij de vervoerder, afhankelijk van de overeenkomst, doch niet bij de veilinghouder. Tafel: tafel is niet conform de overeenkomst (art. 7:17 lid 2 BW). Aflevering/herstel/vervanging niet reëel. Blijft over: ontbinding en schadevergoeding (art. 7:24 BW). Niet-conformiteit moet meegedeeld worden nadat die vriend het verteld heeft (art. 7:23 BW).
33
Geen antwoord.
34a
Kantonrechter (Wet op de Rechterlijke Organisatie, art. 93 sub c) te Assen (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, art. 99 lid 1). Woonplaatskeuze voor Amsterdam is niet rechtsgeldig, art. 7A:1576k BW, hetwelk dwingend recht is op grond van art. 7A:1576a BW, dus bepaling in de overeenkomst is nietig. Het geschil dient dus in Groningen behandeld te worden. Ja, o.g.v. art. 7A:1576d of q BW. O.g.v. art. 7A:1576c BW: bij €1.500 (1/20 deel want meer termijnen) achterstand. Zo groot is de achterstand nog niet, dus is beroep op vervroegde opeisbaarheid nog niet mogelijk. Ja, schadevergoeding o.g.v. wanprestatie, art. 6:78 lid 2 BW. Havermans mag niet beter worden van de schade ontstaan door eventuele overmacht, waardoor zijn vordering op de verzekering overgaat richting Gortzak.
b
c d
e
Hoofdstuk 15 Bedrijf en onderneming 22a b 23
22
Nee, natuurlijk niet; elke partij is vrij bewijsmiddelen in het proces te brengen. Alle bewijsmiddelen zijn toegestaan (art. 152 lid 1 Rv). Ja, maar de rechter trekt daaruit conclusies (art. 162 lid 2 Rv). a b c
Hij is al twee jaar uit de firma. Op de bus stond alleen De Haan als firmant. Doel van het handelsregister is mensen te beschermen die zaken met een bedrijf willen doen. Hier gaat het niet om zakendoen, maar om een onrechtmatige daad.
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
24a b
c
25a
€100.000 (2 × 10% van €500.000). Dit hangt van de hoogte van de verkoopsprijs af. Ligt die boven de 1,2 miljoen dan valt het vrij; ligt die onder de 1,2 miljoen dan wordt verlies gecorrigeerd door herwaardering (art. 2:390 BW). Om een reëlere afschrijving te hebben en om een betere kostenberekening te kunnen maken. 1 2 3 4 5 6
b
1 2
Onderhanden werk hoort bij ‘voorraden’ onder B Vlottende activa (art. 2:369 sub b BW). Goodwill = immaterieel actief, hoort onder A Vaste activa (art. 2:365 lid 1 sub d BW). Emissiekosten aandelen = immaterieel actief, hoort onder A Vaste activa (art. 2:365 lid 1 sub a BW). Te betalen belastingen over 1984 is geen voorziening maar een schuld en hoort onder D Kortlopende schulden (art. 2:375 lid 1 sub h BW). Onverdeelde winst ‘85 hoort onder A Eigen vermogen (art. 2:373 lid 1 sub g BW). Achtergestelde lening zonder aflossingsschema hoort onder C Langlopende schulden (art. 2:375 lid 4 BW). De volgorde van de statutaire reserve en de agioreserve is onjuist; de posten moeten worden omgewisseld (art. 2:373 lid 1 sub b en e BW). De bank hoort voor de te betalen sociale premies te staan (art. 2:375 lid 1 sub b en h).
26
I Nee, art. 2:373 lid 3 jo. 2:385 lid 5 BW. II Nee, variatie is wel toegestaan, art. 2:384 lid 1 BW. III Nee, niet noodzakelijk, art. 2:380 BW (bedrijfsresultaat is in tegenstelling tot de omzet niet per geografisch gebied). IV Nee, waardering tegen aanschaffingsprijs (= verkrijgingsprijs) is niet voorgeschreven, art. 2:389 lid 2 BW.
27a
In beginsel is Tulp gebonden aan de inhoud van de algemene voorwaarden (art. 6:232 BW). Een beding uit de algemene voorwaarden is vernietigbaar als het gelet op veel afwegingspunten onredelijk bezwaren is voor Tulp en als Tulp geen redelijke mogelijkheid gekregen heeft om kennis te nemen van de inhoud van de algemene voorwaarden. Art. 6:236i BW is niet van toepassing aangezien Tulp een natuurlijk persoon handelend in de uitoefening van een beroep opereert. Tulp kan geen rechten ontlenen aan art. 7:35 BW aangezien er geen sprake is van consumentenkoop. Art. 7:5 lid 1 legt duidelijk uit dat er geen sprake is van consumentenkoop indien de koper – net zoals Tulp in deze casus – handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Tulp moet Anker eerst nog de kans geven om correct na te komen op grond van art. 7:21 BW.
b
c d
e
28a b c d e
Het stemrecht blijft bij de aandeelhouder (art. 2:198 lid 2 BW), dus A heeft meerderheid in de zeggenschap, dus A is moeder. Het stemrecht van de ingekochte aandelen is weg (art. 2:228 lid 6 BW). A heeft dus 50% van de zeggenschap, dat is te weinig, dus geen moeder. A is geen moeder, want certificaten geven geen stemrecht (art. 2:228 lid 1 BW). Hangt ervan af hoeveel zeggenschap A heeft. A heeft voldoende invloed en is dus moeder, want zijn bindende voordracht kan niet door de overigen weggewerkt worden.
Standaardantwoorden
23
29a
b
c
d
e
Kosten van aflevering dienen betaald te worden door de verkoper (art. 7:12 BW). Voorts zijn er alleen bezorgingskosten bij Kamer in rekening te brengen als deze kosten bij het sluiten van de overeenkomst apart genoemd waren of dat door de verkoper aangegeven was hoe die kosten door de koper te berekenen waren (art. 7:13). Beide regels zijn in deze casus van dwingend recht (art. 7:6 BW). Op grond van art. 7:18 BW, hetwelk in deze casus dwingendrechtelijk is, kan Kamer zeker wel beroep doen op hetgeen door de fabrikant in reclame genoemd is. Op grond van art. 7:26 lid 2 BW, hetwelk in deze casus dwingendrechtelijk is, kan Kamer slechts gedwongen worden tot vooruitbetaling van maximaal de helft van de koopprijs. Op grond van art. 7:17 lid 2 BW, hetwelk in deze casus dwingendrechtelijk is, mag Kamer bepaalde condities van het gekochte afdwingen en wel die eigenschappen die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (bv. indien de kleur nadrukkelijk genoemd was). Op grond van art. 7:11 BW, hetwelk in deze casus dwingendrechtelijk is, gaat het risico pas over nadat de auto bezorgd is. Schade die voor dat moment gemaakt worden, hoeven mitsdien niet betaald te worden door de koper.
Hoofdstuk 16 Vennootschap onder firma 15a
b c
d e f g 16a b
c
d
e
f
24
E kan van de cv (dus de firma X) €60.000 eisen, maar vanwege het feit dat de zaakschulden groter zijn dan het zaakvermogen en vanwege de regel dat zaakscrediteuren (hier dus: F) een sterker recht op het zaaksvermogen hebben dan privéschuldeisers van firmanten, zal deze eis zinloos zijn en kan E zich veel beter verhalen op het privévermogen van A. De zaakscrediteuren hebben recht op het zaaksvermogen, dus heeft F recht op €240.000. Aangezien de stille vennoot voor niet meer aansprakelijk is dan zijn inbreng en zijn inbreng meegerekend is bij het zaaksvermogen ad €240.000 kan F verder geen geld meer van Z eisen. F kan van B €360.000 eisen, die echter geen vermogen heeft. F kan van C €360.000 eisen, die echter geen vermogen heeft. F kan van A €360.000 eisen, en kan €140.000 – €60.000 = €80.000 ontvangen. E kan van A €60.000 eisen en ontvangen. In het Handelsregister (art. 23 WvK). Ja, elke vennoot is verplicht tot inbreng, maar de inbreng is geen overdracht, dus Bokma blijft enig eigenaar van het pand. Van belang is ook dat het Nederlandse overeenkomstenrecht consensualiteit als uitgangspunt heeft: binnen bepaalde dwingendrechtelijke grenzen bepalen partijen zelf onderling wat ze overeenkomen. Bouma tekent wel mee bij de geldlening (de vof leent het geld), maar niet bij de hypotheekverlening (Bouma geeft zijn pand in zekerheid voor de geldlening) (art. 17 WvK). Vennootschapscrediteuren kunnen zich op het restant van de opbrengst verhalen, aangezien het pand door Bokma ingebracht was. Voorts geldt de hoofdregel van art. 3:276 BW. Nee, het vennootschappelijk vermogen dient in de eerste plaats als waarborg voor de zaaksschuldeisers. Alleen zij hebben verhaal op het vennootschappelijk vermogen, niet de privéschuldeisers van de firmanten. Nee, uit de jurisprudentie blijkt dat het al dan niet bezichtigd hebben van het register geen gevolgen heeft voor de aansprakelijkheid van degene die al dan niet terecht in het register geregistreerd staan.
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
17
Antwoord d is juist. Elk der vennoten is hoofdelijk aansprakelijk (art. 18 WvK).
18a
Ja. Hoewel de wet in art. 22 WvK voorschrijft dat een vof bij akte dient te worden aangegaan, komt deze bij het ontbreken van een akte wel tot stand. De vof dient te worden ingeschreven in het handelsregister (art. 23 WvK), maar dit is geen ontstaansvoorwaarde. De vof, Geert en Rolf (art. 18 WvK). Geert ontvangt €600 en Rolf €1500 (art. 7A:1670 lid 1 BW). Ja. Een cv beschikt over een (van de privévermogens der vennoten) afgescheiden vermogen. Dit geldt overigens sinds kort ook voor een cv met maar één beherende vennoot (HR 24.03.03, NJ 2003,327). Oom Jos is zijn inbreng kwijt, maar verder reikt zijn aansprakelijkheid niet (art. 20 lid 3 WvK). Faillissement van de cv betekent eveneens het faillissement van Geert en Rolf (art. 18 WvK).
b c d
e f
19a
b c d e
f g h
20a b c d e
21a b c
d
Gemeenschappelijke naam tot uitoefening van een bedrijf, dus een vof; omdat er tevens een commanditaire vennoot is, is het een commanditaire vennootschap. Winstverdeling volgens art. 7A:1670 BW. Vier, van de broers en van de vof. Er vindt zuivering plaats voor zover de koopprijs onvoldoende was om de hypotheken af te lossen (art. 3:273 BW) Er is sprake van een rechtsverkrijging onder bijzondere titel en dus gaan de kwalitatieve rechten mee over (art. 6:251 BW). De onderhoudsbeurten zijn verbonden aan de zaak en niet aan de persoon, waardoor er dus sprake is van zakelijke rechten. Als de installateur persoonlijk meewerkte, heeft hij een voorrecht op de opbrengst. In beginsel wel, namelijk als de opbrengst van het gebouw nodig is om de schulden af te lossen. IJsmachines zijn volgens verkeersopvattingen bestanddeel geworden van een fabriek (deze norm is ontwikkeld in de jurisprudentie ‘Scheepsmotor Egbertha’), waardoor de leverancier een probleem heeft met recht van reclame. Hij zal dus gewoon zijn vordering moeten indienen in de hoop dat hij ooit nog geld krijgt. Het ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter (art. 2:13 lid 3 BW). Vanwege het meestemmen door de oprichters op grond van hun winstbewijzen. Ieder die een redelijk belang heeft en de rechtspersoon zelf (art. 2:15 lid 3 BW). Ja, er is in de wet geen beperking te vinden dat het anders is. Over onderwerpen die niet geagendeerd zijn kan alleen besloten worden op een ava als het besluit met algemene stemmen wordt aangenomen en iedereen aanwezig is (art. 2:114 lid 2 BW). Andere voorbeelden staan in art. 2:96a lid 7 BW, art. 2:99 lid 6 BW, art. 2:115 BW, art. 2:116 BW, art. 2:120 BW, art. 2:121 BW, art. 2:133 lid 2 BW, art. 2:134 lid 2 BW). Een commanditaire vennootschap is een vennootschappij met een ‘externe’ geldschieter. Door ontbinding (art. 31 WvK en art. 7A:1683 BW). De ‘gewone’ vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk (art. 18 WvK); de commanditaire (= geldschietende) vennoot is slechts aansprakelijk tot een maximum van zijn inbreng (art. 20 lid 3 WvK). Albers moet dan eerder gewone vennoot zijn geweest (art. 30 lid 2 WvK).
Standaardantwoorden
25
Hoofdstuk 17 Rechtspersonen 14
I II
Nee, een vereniging kan mondeling worden opgericht. Kopen kan wel, inschrijving in registers kan niet. Voor die inschrijving moet Smash zorgen beschikkingsbevoegd te zijn. III Onzin, het bestuur is een volwaardig bestuur, doch voorlopig omdat ze naderhand de ledenvergadering een bestuur wil laten kiezen. IV Correct.
15
Nee, zie arrest Forumbank. Het bestuur is geen slaafje, doch heeft een eigen zeggenschap op hun beleidsterreinen. Personeelsbeleid hoort bij zijn beleidsterrein.
16
I II III IV V VI VII
17
Zowel voorzitter (b) als de vereniging (a) (art. 2:53a jo. 2:29 lid 2 BW).
18a + b 19a b
20a b
Juist (art. 2:14 lid 1 BW). Onjuist (geldt wel voor de gewone vereniging) (art. 2:53a jo. art. 2:26 lid 3 BW). Onjuist, aan derden mogen uitkeringen worden gedaan, als die een sociale of ideële strekking hebben (art. 2:285 lid 3). Onjuist, rechtshandeling is vernietigbaar (art. 2:7 BW). Onjuist, vernietigbaar (art. 2:15 BW). Juist. Juist, een rechtspersoon opereert via zijn organen (eventueel door anderen na machtiging). (of: Onjuist, ook anderen kunnen een rechtspersoon binden.)
Bij een vof wel (art. 17 lid 2 WvK), bij een bv niet (art. 2:240 lid 3 BW).
Het is een formele vereniging; niet het bestuur kan het clubgebouw kopen (art. 2:44 lid 2 BW) maar de algemene vergadering (art. 2:40 BW). Het bestuur; dat vertegenwoordigt de vereniging in en buiten rechte (art. 2:45 BW). Art. 2:13 lid 3 BW. Ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter. Ter plekke had de voorzitter teruggefloten moeten worden, nu is het te laat (zie art. 2:13 lid 4 BW).
Hoofdstuk 18 Nv en bv (oprichting en vermogen) 17a b c
Het moet gaan om een nv of een bv, aangezien dat de enige twee rechtspersonen met aandelen zijn. In zeer beperkte gevallen is dat mogelijk: art. 2:98 BW. De oprichters hebben voor de rechtspersoon ‘stichting’ gekozen, omdat ze dan zelf veel zeggenschap hebben. Bij geen rechtspersoon is het bestuur zo machtig als bij de stichting.
18a
1 2 3
b
26
1
bestuursbevoegdheid ligt bij bestuur (art. 2:239 BW), gezamenlijke aandeelhouders hebben beheersbevoegdheid (art. 2:217 lid 1 BW). niet aansprakelijk jegens zaakscrediteuren doch slechts voor inbreng (art. 2:175 en 192 BW). ze hebben een aanspraak op het vermogen dat ze ingebracht hebben, doch deze aanspraak is post-concurrent. beherend vennoot heeft bestuurs- en beheersbevoegdheid (art. 17 WvK).
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
2 3 c
1 2 3
beherend vennoot is hoofdelijk aansprakelijk jegens zaakscrediteuren (art. 18 WvK). beherende vennoten hebben gezamenlijk recht op het vermogen van de vof; zij krijgen eerst inbreng terug en dan moet de winst verdeeld worden. commanditaire vennoot heeft geen beheersbevoegdheid (art. 20 lid 2 WvK), bestuursbevoegdheid hangt af van afspraken. alleen aansprakelijk tot zijn inbreng (art. 20 lid 3 WvK). hij heeft een aanspraak tot zijn inbreng op het bedrijfsvermogen.
19
Geen antwoord.
20a
Ja. Aquaduct BV heeft het gelijk aan haar zijde. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt, is onbeperkt en onvoorwaardelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit (art. 2:240 lid 3 BW). Een beperking van de vertegenwoordigingsmacht die door de wet is toegestaan, is te vinden in art. 2:240 lid 2 BW, de zogenaamde tweehandtekeningenclausule. Een door de wet toegelaten beroep op statutaire onbevoegdheid van het bestuur of van een bestuurder tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon kan slechts worden gedaan als deze is gepubliceerd bij het handelsregister (art. 2:6 lid 2 BW juncto art. 18 Handelsregisterwet). Dat is in casu gedaan en de bv is niet gehouden tot nakoming. Aquaduct BV heeft ongelijk. Het toestemmingsvereiste (door de AvA) is een niet door de wet toegelaten beperking van de vertegenwoordigingsmacht van het bestuur of individuele bestuurders. De bv is gebonden en zal moeten nakomen. Overigens is ook een beperking van de vertegenwoordigingsmacht die aan het (geldelijk) beloop van een transactie is gekoppeld, een niet toegelaten beperking. Niet alle natuurlijke personen (art. 214 lid 4 Fw); wel alle rechtspersonen. Een schuldenaar kan zelf zijn faillissement aanvragen (art. 1 Fw). De bv wordt hierdoor ontbonden (art. 2 :19 lid 1 sub c BW). Het is mogelijk dat zij persoonlijk aansprakelijk (kunnen) worden gesteld voor de onbetaald gebleven schulden van de bv. Indien de bv in staat van faillissement is verklaard en het bestuur in een periode van drie jaar voorafgaand aan het faillissement kennelijk zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, terwijl deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement, kan de curator iedere bestuurder aanspreken voor het tekort in het faillissement. Het bestuur heeft zijn taak onbehoorlijk vervuld en deze onbehoorlijke taakvervulling wordt vermoed een belangrijke oorzaak te zijn van het faillissement, indien aan één van de verplichtingen uit art. 2:10 of art. 2:349 BW niet is voldaan (art. 2:248 BW).
b
c d e f
21a
1 2 3
b
1 2 3
22a
Het gestorte kapitaal moet minimaal €18.000 bedragen (art. 2:178 lid 2 BW). Het geplaatste kapitaal dient minimaal €60.000 te bedragen (art. 2:178 lid 4 BW). Arbeid kan niet worden ingebracht om de aandelen vol te storten (art. 2:191b lid 1 BW). De bv moet in het handelsregister ingeschreven zijn (art. 2:180 lid 2 sub a BW). Er moet minimaal €40.000 gestort zijn (art. 2:180 lid 2 sub b BW). Bij oprichting geplaatst kapitaal moet minimaal met een kwart volgestort zijn (art. 2:180 lid 2 sub c BW).
Ze worden geleverd via notariële akte (art. 2:196 lid 1 BW, evt. art. 3:94 BW).
Standaardantwoorden
27
b c
d
e f
23a b c
d e
f g
24a b
Certificaten aan toonder van aandelen mogen niet worden uitgegeven (art. 2:202 BW). 1 Ze moeten in ieder geval volgestort zijn (art. 2:207 lid 1 BW). 2 Eigen vermogen mag niet kleiner zijn dan het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal + wettelijke reserves (art. 2:207 lid 2 BW). 3 De aandelen die de bv houdt, mogen niet meer dan de helft van het geplaatste kapitaal bedragen (art. 2:207 lid 2 BW). 4 Het moet statutair mogelijk zijn (art. 2:207 lid 2 BW). 5 De algemene vergadering van aandeelhouders moet het goedgekeurd hebben (art. 2:207 lid 2 BW). 6 Door de aankoop van die aandelen mag het kapitaal niet dalen onder €18.000 (art. 2:178 lid 2 BW). Door aan de rechter om een machtiging daartoe te vragen (art. 2:220 lid 1 BW). Eventueel voor de toekomst: door te zorgen dat de statuten hem die mogelijkheid gaven (art. 2:219 BW). Golf heeft ongelijk; verkoop is wel mogelijk, maar voor de overdracht moet eerst de eerste keus aan de bv gelaten worden. Dit heet schuldeisersverzuim (art. 6:58 BW). Gevolg is dat de schuldenaar niet kwalijk genomen kan worden dat hij niet doet wat hij moet doen (art. 6:61 lid 1 BW). Bij een bv zijn aandelen niet vrij overdraagbaar en worden geen aandeelbewijzen uitgegeven (art. 2:175 BW – nv: art. 2:64 BW). Verklaring van geen bezwaar van minister van Justitie en notariële akte (van oprichting) (art. 2:175 lid 2 BW). 1 Schuldeisers hebben in ieder geval een stuk kapitaal waarop zij zich kunnen verhalen. 2 Om wildgroei van bv’s te voorkomen. 3 Om te voorkomen dat aandeelhouders te veel dividend aan zichzelf uitkeren. Voor alle drie (art. 2:178 lid 2 BW). Die mogelijkheid werd kleiner: door het minimumkapitaal kan het bedrijf geen eigen aandelen kopen als ze daardoor daaronder daalt (let op de poëtische formulering). Door de bv-structuur is W nu niet meer hoofdelijk aansprakelijk (af te leiden uit: art. 2:180 lid 2 BW). Minder verhaalsmogelijkheden; namelijk de privébezittingen en het nietingebrachte vermogen van W staan er buiten. Art. 2:204a lid 2 BW. 1 Via notariële akte en inschrijving daarvan in openbare registers (art. 3:89 lid 1 BW). 2 Via een akte en mededeling daarvan aan schuldenaar (art. 3:94 BW). 3 Via een akte (art. 3:95 BW).
Hoofdstuk 19 Nv en bv (organisatie en structuur) 21a b c
28
Ava bevoegd, zie art. 2:210 lid 3 BW jo. art. 2:216 lid 1 BW. Vaststellen van de jaarrekening impliceert vaststellen dividenduitkering. Ava niet bevoegd, taakverdeling is vastgesteld in wet en statuten (zie Forumbank-arrest). Ava niet bevoegd, bijeenroepen gebeurt door bestuur of raad van commissarissen, art. 2:219 BW (slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen vergaderinghouders zelf een vergadering bijeenroepen).
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
d e 22a b c d e f
g h
i j k l
Ava niet bevoegd, het bestuur vertegenwoordigt de vennootschap (art. 2:240 lid 1 BW). Ava bevoegd, zie art. 2:231 BW. Publiekrechtelijke rechtspersonen, kerk(genootschapp)en en privaatrechtelijke rechtspersonen. Vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, nv, bv en stichting. Natuurlijke personen. Drager van rechten en plichten. Numico is waarschijnlijk een nv en wel een structuurvennootschap. Numico moet zorgen meer dan de helft van de zeggenschap bij GNC te krijgen. Numico kan dat doen door meer dan de helft van de aandelen te kopen of door aandelen te kopen waarmee ze meer dan de helft van de bestuurders of leden van de Raad van Commissarissen mag aanwijzen (art. 2:24a BW). Via een notariële akte (art. 2:86 BW). Algemene vergadering van aandeelhouders of een ander vennootschapsorgaan dat daartoe door de ava voor een bepaalde duur van maximaal 5 jaar is aangewezen (art. 2:96 BW). De bestaande aandeelhouders (art. 2:96a BW). Ja, in de statuten staat het maatschappelijk kapitaal en het aantal en het bedrag van de aandelen (art. 2:67 BW). De algemene vergadering van aandeelhouders (art. 2:121 BW). Ja, als de statuten gewijzigd worden, is er voor het van kracht worden van de wijziging een verklaring van geen bezwaar door de minister van Justitie nodig (art. 2:125 BW).
23a b c
Nee, moet wel, art. 2:218 lid 1 BW. Moet wel, art. 2:210 lid 1 BW. Moet wel, art. 2:263 lid 2 BW. De wet maakt nergens uitzonderingen voor een bedrijf met een aandeelhouder dus gelden de gewone wettelijke verplichtingen.
24a
Een bv mag geen aandeelbewijzen uitgeven; de aandelen in de bv zijn niet vrij overdraagbaar; de aandelen in de bv worden op naam gesteld en het minimumkapitaal is kleiner. Geplaatst kapitaal van minstens €16.000.000, een wettelijk verplichte ondernemingsraad en minstens 100 werknemers. De ava (art. 2:107 lid 1 BW). Eerst neemt de ava de beslissing (art. 2:107 lid 1 BW). Vervolgens moet de raad van commissarissen de beslissing goedkeuren (art. 2:164 lid 1 sub d BW). Zorgen dat er tijdig een beschermingsconstructie is. Daarbij zijn er drie mogelijkheden: 1) Vrijwillig structuurregime; 2) preferente antiovervalaandelen en 3) certificering van aandelen.
b c d e
25
I
Nee, art. 2:147 BW en art. 2:257 BW: bevoegdheden van RvC zijn collectief; de raad moet als geheel optreden. II Onjuist, dit is een taak van de ava (art. 2:242 BW); wel kan de ondernemingsraad via de statuten de bevoegdheid hebben een bindende voordracht te doen (art. 2:243 lid 1 BW). WOR art. 30 – slechts adviesrecht. III Juist, zie art. 2:256 BW (of art. 2:146 BW). Bij de aanwijzing van een procesvertegenwoordiger dient zij slechts te kiezen voor één der bestaande commissarissen. De vraag was bedoeld als zoekvraag. IV Onjuist, een stemming buiten de vergadering is mogelijk (art. 2:238 BW of art. 2:128 BW), maar moet dan wel schriftelijk gebeuren.
Standaardantwoorden
29
26
I
27a b
SER fusiecode van 1970 (eventueel ook art. 2:92a BW). Twee soorten sancties, namelijk de directe en de indirecte. Direct: openbare berisping of openbare kennisgeving. Indirect: vereniging voor effectenhandel verleent geen medewerking bij een bod op aandelen indien niet blijkt dat de desbetreffende vennootschap de fusieregels heeft gevolgd. 1 Er moet een register van aandeelhouders bijgehouden worden, hetwelk kostbaar is. Tevens worden de aandelen daardoor minder gemakkelijk verhandelbaar, waardoor ze minder aantrekkelijk worden. 2 De aandeelhouders van aandelen zonder beheerspreferentie hebben veel minder zeggenschap, waardoor deze aandelen minder aantrekkelijk zijn. 3 Aandeelhouders krijgen minder zeggenschap, waardoor aandelen minder aantrekkelijk zijn. Tevens kunnen aandeelhouders het structuurregime afschaffen, waardoor de constructie alsnog zinloos is geworden. Zie art. 2:309 en 318 BW.
c
d
Onjuist, de aanbeveling kan gedaan worden richting raad van commissarissen en niet richting ava (art. 2:268 lid 4 BW/art. 2:158 BW). II Onjuist, benoeming van bestuursleden gebeurt inderdaad door Raad van Commissarissen, die alleen aan de ava en dan nog maar slechts mededeling doet (art. 2:272 BW/art. 2:158 BW). De geschetste regeling gaat over de benoeming van commissarissen. III Juist, art. 2:268 lid 11 jo. lid 4 BW/art 2:158 BW. IV Juist, op grond van art. 2:265 lid 1 sub a BW (of art. 2:155 BW) gelden in dit geval art. 2:272 en 2:273 BW niet. Bij zo'n verlicht regime stelt de ava de jaarrekening vast en benoemt bestuurders.
Hoofdstuk 20 Faillissement en surseance van betaling 34a b
30
c d e
Schuldeisers die hun vordering niet op een andere wijze geïncasseerd krijgen. Revindicatie. Omdat er onder eigendomsvoorbehoud geleverd is, is de eigendom niet overgegaan (er is immers nog niet betaald) Recht van retentie. Op grond van art. 3:288 sub e. Dat is een boedelschuld, welke dus als eerste voldaan zal worden.
35
Geen antwoord.
36
Geen antwoord.
37
(NB De vragen 1, 2 en 3 worden per vordering gelijktijdig behandeld.) 1 Boedelschulden blijven buiten de verificatie en hebben voorrang en voor de uitdeling krijgt hij €500. 2 Ja, voor €4.000 met voorrang krachtens art. 3:288 sub e BW. 3 De curator kan deze verrekening betwisten op grond van art. 54 lid 1 (of 42 lid 1) Fw. 4 De huurverkoper wordt geverifieerd voor restant schuld na ontbinding huurkoop – hoogte: maximaal €2.600 – en is concurrent op grond van art. 38a lid 3 Fw.
38a b c d e
Separatist (art. 3:279 BW jo. 57 lid 1 Fw). Post-concurrent. Concurrent. Post-concurrent. Concurrent.
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff
f
Evt. recht van retentie – separatist, anders preferent o.g.v. art. 3:284 BW.
39a b
Rechtbank te Den Bosch (art. 2 lid 1 Fw). Gerechtelijk uitstel van betaling van concurrente schulden (art. 232 sub 1 Fw). Hij verliest het vrije beheer, niet het gehele beheer. Hij moet overleggen met bewindvoerder (art. 215 lid 2 en art. 228 lid 1 Fw). Drie, namelijk van de vof en haar vennoten. Ja, art. 7A:1683 sub 4 BW. In principe niet (zie art. 173a lid 1 Fw), maar wel als er onvoldoende geld of geen akkoord is: wel ontbonden (art. 2:19 lid 1 sub c BW). Preferente vorderingen (art. 232 sub 1 Fw; art. 230 lid 3 (art. 257 lid 2) Fw in tegenstelling tot art. 108 Fw).
c d e f
40a b c d e
f
Nee, dat zou de overige schuldeisers op een oneerlijke manier benadelen (art. 54 lid 2 Fw). De voor de curator de meest voor de hand liggende oplossing is de €900 betalen, zodat de auto in de boedel terugkeert (art. 60 lid 2 Fw). Dit beslag heeft executoriaal beslag (art. 439 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Vanwege het faillissement kan Super zijn plannen niet doorzetten. Door het faillissement vervallen namelijk alle gelegde beslagen (art. 33 Fw). De curator doet er goed aan de koopovereenkomst d.m.v. een buitengerechtelijke verklaring te vernietigen omdat deze benadelend is voor de crediteuren en de koper Paulineus gehandeld heeft (art. 42 Fw). De curator hoeft de wetenschap van benadeling vanwege het tijdstip niet te bewijzen (art. 43 Fw). Vordering kan gegrond verklaard worden; binnen faillissement levert het pv van de vergadering een executoriale titel op (art. 121 lid 4 Fw).
Hoofdstuk 21 Bewijs en procesrecht 26a b c d e f g h i j
27a
b c
Als het spoedeisend is (art. 254 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De voorzieningenrechter (de president en de vice-presidenten van de rechtbanken). Het gaat om grote financiële belangen die op korte termijn al relevantie hebben. Waarschijnlijk zal de rechter in kort geding hen dus wel ontvankelijk verklaren. Bewijzen is in het recht: aannemelijk maken. De regel is: Wie beweert bewijst. Het drietal beweert, dus dient ook te bewijzen (art. 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Alle bewijsmiddelen zijn toegelaten (art. 152 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Ja, het is een ondertekend geschrift dat als doel heeft om tot bewijs te dienen en dus een akte (art. 183 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Deze akte heeft dwingend bewijskracht tussen de partijen (art. 157 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Wanprestatie (art. 6:74 BW). Schadevergoeding, ontbinding, alsnog nakoming, opschorting van de tegenprestatie. Bewijzen hoeft niet, aangezien erkende en niet weersproken feiten niet bewezen hoeven te worden. In gebreke stellen en een redelijke termijn geven om terug te betalen (art. 6:82 lid 1 BW). Hij moet proberen de geldleningen te bewijzen (= aannemelijk maken). Als X geen getuigen van de geldlening met A heeft, heeft X een probleem.
Standaardantwoorden
31
Het bedankbriefje kan als bewijs dienen, o.g.v. art. 152 lid 1 Wetboek v. Burg. Rv. Het is geen akte (art. 156 lid 1 Rv). Het bedankbriefje geeft dus geen dwingend bewijs, maar een vrij (door de rechter te waarderen) bewijs. Ingebrekestelling van B is niet nodig, daar B te kennen geeft niet te zullen betalen (art. 6:83 sub c BW). Bewijspositie t.o.v. C is heel sterk. De notariële akte is een authentieke akte (art. 156 lid 2 Rv) en levert dus dwingend bewijs op ten gunste van X (art. 157 lid 1 Wetboek van Burg. Rechtsvordering). 28
Beding is rechtsgeldig, maar heeft in bepaalde gevallen geen rechtskracht (art. 153 Rv).
29a b
De factuur met het woordje ‘voldaan’ is onderhandse akte (art. 156 Rv). De factuur is een bewijsmiddel met dwingende bewijskracht (art 157 Rv). Tegenbewijs blijft echter mogelijk. Door de factuur moet Pro-Pak dus bewijzen dat de Franse klant niet betaald heeft. Op zich wel, doch de rechter kan openlegging van de boekhouding bevelen (art. 162 Rv). Mocht de Franse klant dat weigeren, dan kan de rechter daaruit conclusies trekken. Eventuele betaling door de verzekering leidt ertoe dat de verzekering een vordering krijgt op de Franse klant krachtens subrogatie. Uiteraard mag de schuldeiser zijn vordering niet twee maal geïncasseerd krijgen.
c
d
30
Geen antwoord.
31a
De sector kanton van de rechtbank beslist in gedingen over een bedrag onder de €5.000 (art. 93 Rv). Vanaf 2 september 2006 (art. 6:119 lid 1 BW jo. art. 6:82 BW).
b
32
R e c h t o p d e p r a k t i j k a f , O p g a v e n © Wolters-Noordhoff