Verslag Stakeholderbijeenkomst 'Advies Huisartsenzorg en Integrale Zorg' Datum: 22 maart 2012 Tijd: 13.00 - 17.30 uur Locatie: NZa Kenmerk
12D0014565
1. Opening De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gevraagd om een advies te schrijven over de bekostiging van de huisartsenzorg en integrale zorg. Zij heeft ons gevraagd een aantal bekostigingsopties voor deze zorg uit te werken, met daarbij als uitgangspunt een aantal doelen en randvoorwaarden, zoals het belonen van resultaten, stimuleren van taakherschikking, samenwerking en innovatie. 2. Inleiding Op donderdag 22 maart is een consultatiebijeenkomst gehouden met verschillende partijen uit het veld. Hierin zijn in een aantal sessies de volgende thema’s besproken: ‘de positionering van de huisarts’; ‘zorginhoudelijk’; en ‘organisatie, structuur en taakherschikking’ Deze sessies zijn hieronder kort uitgewerkt. 3. Themasessies Thema 1: De positionering van de huisarts De NZa heeft met verschillende veldpartijen aandacht besteed aan de rol van de huisarts en de toekomstvisie die daarbij hoort. Aan de hand van de volgende stellingen is hier specifiek op ingezoomd. Stelling 1. Wat zijn de kerntaken van de huisarts. Kernwoorden: Poortwachter; Levensloopgeneeskunde/coachend leiderschap; diagnostiek –
–
Veldpartijen geven aan dat de huisartsen een groot palet aan verschillende taken uitvoeren. Allereerst heeft de huisarts een poortwachtersfunctie, waarbij de huisarts de verwijzing naar de 2e lijn en binnen de 1e lijn coördineert en bepaalt. De huisarts heeft een regie- en coördinatiefunctie die met name goed naar voren komt bij chronische zorg. Deze zorgvraag leent zich vaak voor taakdelegatie, waarbij de huisarts eindverantwoordelijk is. Daarnaast is de patiëntrelatie een belangrijk element van huisartsenzorg. Deze huisarts wordt door partijen gezien als een levensloopgeneeskundige met een persoonsgerichte aanpak. De huisarts heeft als voordeel dat hij van zijn patiënten een grote dossierkennis heeft en een vaste relatie met de patiënten opbouwt.
–
Daarnaast voert de huisarts diagnostiek (triagefunctie) uit en voert Kenmerk 12D0014565 de huisarts verschillende generalistische behandelingen uit. De huisarts vervult steeds meer de rol van een 360 graden Pagina 2 van 10 poortwachter, dus ook naar 1e en 0e lijn. De huisarts heeft een taak van “coachend leiderschap”, bijvoorbeeld door de regie te voeren in chronische zorg.
Stelling 2. Komt de centrale coördinerende rol in de toekomst exclusief toe aan de huisarts of kunnen andere partijen deze rol ook vervullen? Kernwoorden: Rol ziekenhuis; problematiek verloopt via huisarts; functionele poortwachtersfunctie – De NZa vroeg veldpartijen in hoeverre het mogelijk is om de coördinerende rol die de huisarts momenteel als poortwachter vervult mogelijk ook bij, bijvoorbeeld, ziekenhuizen of instellingen voor verpleegkundige zorg ondergebracht kunnen worden. Hierop reageren partijen verdeeld. Enerzijds zou de eerstelijns zorg (regionaal) ingebed kunnen worden in tweedelijns instellingen. Hiervoor is ontschotting tussen de verschillende lijnen wel noodzakelijk. Veel partijen geven echter aan dat het verleggen van de coördinerende rol onwenselijkheden met zich meebrengt. De huisarts heeft namelijk een sterke relatie met de nulde lijn. Daarnaast komt veel problematiek direct binnen bij de huisarts. – Het is daarnaast wenselijk om zorg in de buurt van de patiënt te organiseren, met name voor de coördinatie van chronische zorg. De huisarts is daarnaast direct toegankelijk. Verschillende partijen trekken het derhalve in twijfel in hoeverre de coördinerende rol functioneel omschreven kan worden. – Sommige partijen zagen ook ruimte om de huisarts in het ziekenhuis in te bedden, bijv. een aantal huisartsen in een SEH te laten werken. Dan heb je geen HAP meer nodig (=ontschotting). Het wordt opgemerkt dat gezien de brede taak van de regierol, het de vraag is of deze nog wel door één functionaris kan worden vervuld. Stelling 3. Hoe belangrijk is het dat andere professionals delen van taken van de huisarts kunnen overnemen en zelfstandig kunnen uitvoeren? Kernwoorden: Taakdelegatie nu al in volle gang – Deze stelling wordt door veldpartijen tweeledig uitgelegd. Enerzijds geven partijen unaniem aan dat het overnemen van huisartsenzorg door andere partijen mogelijk is. Dit gebeurt op dit moment ook al op grote schaal, bijvoorbeeld in de vorm van taakherschikking. – Op de vraag in hoeverre de huisartsenzorg zelfstandig door andere aanbieders uitgevoerd kan worden, bestaat geen consensus. Enerzijds geven partijen aan dat de huisarts altijd eindverantwoordelijk en coördinator dient te blijven. Andere partijen geven aan dat het takenpakket van de huisarts functioneel omschreven dient te worden, waarbij het vervolgens mogelijk is om bij de inkoop de aanbieder te selecteren met de beste prijs/kwaliteitverhouding. – Een zorgverzekeraar geeft aan dat ze wel elders huisartsenzorg zou willen inkopen, maar dat dit niet gaat omdat de patiënten vastzitten aan de gevestigde huisartsen. Diagnostische triage zou kunnen worden losgekoppeld van de huisarts maar zal volgens sommige partijen tot medische missers leiden.
Stelling 4. Is de inschrijving op naam een voorwaarde om de kernwaarde van de huisarts veilig te stellen of kan dit in de toekomst losgelaten worden?
Kenmerk
12D0014565 Pagina
3 van 10
Kernwoorden: Handhaven (vergrijzing, dossiereigenaar); staat taakherschikking niet in de weg – Alle partijen geven aan dat de inschrijving op naam gehandhaafd dient te blijven. Hiervoor worden verschillende redenen aangewend. Allereerst wordt als gevolg van de vergrijzing een stijging van de chronische zorgvraag verwacht. Voor chronische patiënten wordt een relationele band met de huisarts als meerwaarde gezien. Daarnaast heeft de huisarts een grote dossierkennis van zijn patiënten, die bij andere aanbieders niet direct terug te vinden is. Tegelijkertijd wordt het als onwenselijk ervaren als de vergoeding voor beschikbaarheid in verrichtingen ondergebracht wordt, aangezien dit een volumeprikkel geeft. – Alle partijen geven vervolgens ook unaniem weer dat een inschrijving op naam of een abonnementstarief de taakherschikking niet in de weg staan. – Hoewel alle partijen voorstander zijn van het behoud van het inschrijftarief op naam, geven enkele partijen wel weer dat dit functioneel omschreven dient te worden. Dit maakt het mogelijk om inschrijving elders in te kopen. De inschrijving op naam zou wellicht op praktijkniveau in plaats van op functionarissenniveau kunnen worden ingebed. Ook zou het abonnementstarief niet aan praktijkkosten moeten worden gekoppeld. Stelling 5. Moet er een centrale visie op de rol van de huisartsgeneeskundige zorg aan de markt worden opgelegd d.m.v. regelgeving of zou er ruimte moeten zijn voor meerdere visies die meer lokaal kunnen worden ingevuld? Kernwoorden: Regionaal maatwerk mogelijk; facultatieve prestatie – Partijen geven aan dat ruimte voor regionaal maatwerk mogelijk zou moeten zijn, waarbij ook voor verschillen in casemix gecompenseerd kan worden. Partijen geven aan dat regionale kleuring gewenst is. – De vraag is of de regelgeving hier expliciet in dient te voorzien. De NZa beschrijft dat met de facultatieve prestatie, die in verschillende markten al ingevoerd is, hier regionaal invulling aan gegeven kan worden. – Partijen geven daarnaast aan dat de zorg een publiek middel is en als recht ervaren dient te worden. Echter geven sommige partijen weer dat dit publieke belang ook in de vorm van marktwerking of met lokale initiatieven geborgd kan worden. Als de uitvoeringseisen per ZV verschillen leidt dit tot complexiteit voor de huisarts. De vraag wordt gesteld of huisartsenzorg een publieke voorziening is.
Thema 2: Zorginhoudelijk Onder het thema ‘zorginhoudelijk’ wordt een aantal vraagstukken besproken op gebied van substitutie, de inhoudelijke taak van de huisarts, concurrentie en sturen op gezondheidsdoelen. Stelling 1. Substitutie van tweede- naar eerstelijn ondermijnt de mindset van huisartsen om alleen poortwachter te zijn en terughoudend te handelen.
Kernwoorden: Zorg op juiste plek; specialisme = generalisme; regierol
Kenmerk
12D0014565
– De mindset van de huisarts is in principe terughoudendheid. Hierdoor Pagina 4 van 10 kan substitutie tegen het gevoel in gaan omdat huisartsen hierbij worden gestimuleerd om zorg te leveren. Veldpartijen geven aan dat de huisarts kan vermijden dat er onnodige zorg in de tweede lijn wordt geleverd. Hiermee draagt de huisarts er aan bij dat de juiste zorg op de juiste plek wordt geleverd. De term substitutie staat dus voor het terughalen van eerstelijnszorg uit de tweede lijn. Hiervoor moeten de lijnen worden geherdefinieerd. De eerste lijn richt zich primair op veelvoorkomende zorg, de tweede lijn is specialistische zorg. – Het specialisme van de huisarts is het generalisme. Er wordt genoemd het goed kan zijn voor de patiënt als huisartsen zich tot in bepaalde mate specialiseren. Dit moet echter niet ten koste gaan van de integrale zorgfunctie die de huisarts heeft. – Veldpartijen noemen verder dat het belangrijk is de regierol bij de huisarts te laten liggen. Stelling 2. De inhoudelijke taak van de huisarts is de laatste 50 jaar niet veranderd Kernwoorden: Grote veranderingen; druk toegenomen, praktijk volgelopen – Veldpartijen zijn het er over eens dat er de afgelopen 50 jaar grote veranderingen zijn geweest. Een aantal voorbeelden zijn: – Er is meer praktijkondersteuning gekomen, en praktijkondersteuners zijn ook hoger opgeleid dan voorheen; – De opleiding van huisartsen is veranderd, en het wetenschappelijke karakter van het vak is versterkt (NHG-standaarden) – Er zijn grote technische veranderingen geweest, de informatievoorziening en diagnostiek is sterk verbeterd; – De kwaliteitseisen zijn veranderd; – De patiënt is een stuk mondiger geworden, zoekt nu zelf veel informatie op via internet, mensen komen voorbereid op spreekuur; – Er zijn een groot aantal eerstelijns zorgverleners bijgekomen waar de huisarts rekening mee moet houden in de samenwerking en integraliteit (meer dan 25 zorgaanbieders in de eerste lijn en meer dan 40 aanbieders in de tweede lijn waar de huisarts naar kan doorverwijzen). – Samenvattend kan gezegd worden dat de veranderingen er grotendeels voor hebben gezorgd dat de huisarts steeds beter geëquipeerd is om de poortwachtersrol te vervullen. Tegelijkertijd zijn er nieuwe uitdagingen zoals de toenemende drukte in de praktijk wat soms leidt tot mindere beschikbaarheid/bereikbaarheid van de huisarts. Stelling 3. Specialisatie huisarts noodzakelijk voor kwaliteit Kernwoorden: Specialisme = generalisme; huisartsenvoorziening gespecialiseerder; samenwerking, coördinatie & vak bijhouden -> kwaliteit – Ook bij deze stelling werd gesteld dat de specialisatie van de huisarts juist het generalisme is. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen solopraktijken en zorgcentra, waarbij functies binnen de huisartsvoorziening steeds gespecialiseerder worden ingevuld.
– Kwaliteit van zorg bereikt een huisarts met name door de focus te Kenmerk leggen op samenwerking (zowel informeel als formeel), coördinatie en 12D0014565 bijhouden van het vak. Pagina 5 van 10
Stelling 4. Ontzorgen: concurrentie versus samenwerking Kernwoorden: Nadruk samenwerking; concurrentie op kwaliteit/service; samenwerking niet tegenhouden door bekostiging – In de afweging leggen veldpartijen graag de nadruk op samenwerking. Het wordt heel belangrijk gevonden om af te stemmen tussen verscheidene zorgverleners (zowel tweede lijn als nulde lijn). Samenwerking is een noodzaak om zorgvraag op te vangen. Belangrijk is dat samenwerking niet wordt tegengehouden door bekostiging. – Afhankelijk van de regio (platteland versus stedelijk) kan geconcurreerd worden op kwaliteit (service, bereikbaarheid en beschikbaarheid in tijd). In gevallen van ongelijke onderhandelingsposities, of schaarste van huisartsen (bij monodisciplinaire concurrentie), is het lastiger te zeggen of concurrentie leidt tot verbetering van kwaliteit van zorg. Stelling 5. Triage is niet exclusief het domein van de huisarts Kernwoorden: Urgentiebepaling (ANW); gebeurt al lang, eindverantwoordelijkheid bij de huisarts – De huisarts heeft een grote rol in triage, wat vooral urgentiebepaling is van zorgvraag van patiënten. Dit speelt vooral in de ANW uren. De toegankelijkheid van zorg moet goed geregeld zijn. – Partijen geven aan dat triage niet het exclusieve domein van de huisarts is, want dit gebeurt ook doktersassistenten en praktijkondersteuners, maar wel onder eindverantwoordelijkheid van de huisarts gezien het generalistische karakter van de triage functie. Stelling 6. Sturen op gezondheidsdoelen is positief Kernwoorden: Ja; criteria gezondheidsdoelen lastig te formuleren; sturen op kenmerken patientenpopulatie – Sturen op gezondheidsdoelen wordt gezien als positief. De praktische invulling leidt tot discussie. – Er wordt onder andere gesproken over het vormgeven van deze gezondheidsdoelen. Moet er bijvoorbeeld gekeken worden naar bepaalde zorginhoudelijke criteria, zoals bloedwaarden? Of moet er gekeken worden naar patiënttevredenheid? – Je kunt ook op macroniveau sturen op gezondheid door in kaart te brengen waar de knelpunten liggen in een regio (voorbeelden: aantal rokers, spoedopnames, aantal chronisch zieken). De zorgverleners die hier invloed op kunnen uitoefenen gaan er vervolgens mee aan de slag. Je kunt dit niet los zien van preventie. – Men is positief over het sturen op gezondheid op basis van deze populatiekenmerken. Praktische problemen waar men vervolgens tegenaan loopt zijn vragen als: hoe lang wonen mensen in een bepaalde buurt en op welk termijn bereik je meetbare gezondheidswinst?
Thema 3: Organisatie, structuur en taakherschikking
Kenmerk
12D0014565
De NZa heeft met verschillende veldpartijen aandacht besteedt aan de organisatie, samenwerking en taakherschikking van huisartsenzorg. Aan de hand van de volgende stellingen is hier specifiek op ingezoomd. Stelling 1. Veel partijen nemen een neutrale positie in, sommige spreken voorkeur uit voor diversiteit in organisatievorm. Maar hoe beoordeel je of de organisatievorm aansluit bij de wensen in de wijk of het dorp, en de zorg die geleverd moet worden? Kernwoorden: Rotonde versus stoplicht; vorm volgt inhoud; focus niet vrijblijvend, vorm wel – Samenwerking en zorg in de buurt zijn speerpunten van de eerstelijn. Deze kun je echter niet afdwingen maar wel faciliteren. De vergelijking wordt gemaakt met een stoplicht en een rotonde, waarbij het stoplicht je dwingt om de beurt de kruising op te rijden terwijl de rotonde een faciliterende constructie voor het oversteken van de kruising is. Het bekostigingsmodel moet een rotonde zijn, geen stoplicht. – Samenwerking is essentieel. Je wil een netwerk van zorgprofessionals creëren, of dit nu in hetzelfde gebouw plaatsvindt is minder van belang. De verwachting is dat de huisarts in de toekomst snel zal moeten schakelen tussen verschillende netwerken van zorgprofessionals. Dit moet gefaciliteerd worden. – Er is wel een wezenlijk verschil tussen integrale zorg en integrale bekostiging van de zorg. Momenteel is het laatste het geval terwijl je eigenlijk zou willen dat de zorg rond de patiënt wordt georganiseerd. Integrale bekostiging is eigenlijk een managementtool. Deze twee termen moeten goed uit elkaar gehouden worden. – De organisatievorm komt organisch tot stand door de inhoud te volgen. De vorm is daarmee vrijblijvend zolang de focus maar blijft liggen op de gezondheidsdoelen in de betreffende regio. Diversiteit is niet erg, zolang de vorm maar aansluit op de inhoud. Stelling 2. Onder welke voorwaarden leidt concurrentie tussen verschillende soorten zorgaanbieders (huisartsen, gespecialiseerd verpleegkundigen, physician assistants, POH-ers, etc.) tot betere zorg? En wanneer niet? Kernwoorden: Concurrentie is een fout label; risico op onrendabele praktijkvoering; wat wil de patiënt – Concurrentie is een verkeerde term. De verschillende typen zorg die geleverd worden hebben verschillende kenmerken: huisartsen leveren huisartsenzorg terwijl verpleegkundigen verpleegkundige zorg leveren. Je kan niet zeggen: ‘Ik vervang een stukje huisartsenzorg door een stukje verpleegkundige zorg.’ Er moet een samenwerkingsmodel ontstaan waarin verschillende disciplines met elkaar samenwerken om te komen tot goede/betere zorg. Gelijkwaardigheid van professionals in de eerstelijn is hierbij wel een belangrijk uitgangspunt. – Zodra ondersteuners voor de praktijk uit de praktijk getrokken zouden worden en zich zelfstandig zouden vestigen, zou dit kunnen leiden tot een onrendabele praktijkvoering. Bekostiging van deze ondersteuners via de huisarts kan dit voorkomen. – Verder moet de huisarts in de eerste lijn wel de regierol houden. De patiënt wil een centraal aanspreekpunt hebben in de buurt om met zijn klacht terecht te kunnen. Het is van belang om eerst eens goed te
Pagina
6 van 10
–
–
–
–
–
definiëren wat goede en zinnige zorg is voordat je kunt gaan kijken of Kenmerk taken overgedragen kunnen worden naar andere type zorgaanbieders. 12D0014565 In plaats van taakherschikking wordt ook wel over zorgherschikking Pagina 7 van 10 gesproken. Verschuiving van zorg leidt tot wezenlijk andere zorg, want de taakopvatting en het specialisme van zorgaanbieders verschilt. Belangrijk punt met het oog op de toekomst is wel dat er op dit moment te weinig huisartsen worden opgeleid. In de toekomst zal dus een tekort aan huisartsen ontstaan als we op dezelfde weg doorgaan. Taakherschikking is dus wel nodig. Voor verzekeraars is vooral van belang dat wanneer taakherschikking adequaat wordt bevonden, dat de financieringsstructuur dit dan ook mogelijk maakt. De verzekeraar zou in deze ook meer integraal in kunnen kopen, zodat hij zelf zou kunnen schuiven in zijn bekostiging wanneer taakherschikking plaatsvindt. Bij taakherschikking is het gevaar dat van het totale pakket aan activiteiten de makkelijke zaken worden weggehaald, waardoor een pakket van alleen moeilijke taken overblijft. Bij de bekostiging moet hier wel oog voor zijn. Er is enige onenigheid over de huisarts als eerste aanspreekpunt. In veel gevallen is dat zo maar er wordt wel aangegeven dat je de patiënt in de juiste wachtkamer moet zetten. Een patiënt zou bijvoorbeeld met een zere knie makkelijk meteen naar de fysiotherapeut kunnen gaan. Anderen in de groep geven aan dat het de vraag is of dit goed is.
Stelling 3. Als experimenten met de inzet van wijkverpleegkundigen, bijvoorbeeld als ‘zichtbare schakel’ succesvol blijken, wat zijn dan de ‘succesfactoren’ voor structurele vormgeving? Moet zij samen met de huisarts bijvoorbeeld het regieteam voor de zorg in de regio gaan vormen? Kernwoorden: Beschikbaarheid; zorgherschikking; kijk- en luistergeld – Beschikbaarheid van de wijkverpleegkundige is een succesfactor. De wijkverpleegkundige is breed aanspreekbaar voor gevallen waarbij nog niet vaststaat of zorg daadwerkelijk nodig is. Omdat de wijkverpleegkundige direct beschikbaar en toegankelijk is, kunnen patiënten gemakkelijk naar de wijkverpleegkundige. Ook voor nietgeïndiceerde zorg. – In plaats van het bekostigen van alle verschillende activiteiten in de eerste lijn, waarvan ook de wijkverpleegkundige deel uitmaakt, lijkt het dat juist die generalistische beschikbaarheid ook in het bekostigingsmodel opgenomen moet worden. In the end zou dat wel eens goedkoper kunnen zijn dan precies classificeren wat iemand doet en dat bekostigen. – De wijkverpleegkundige sluit mooi aan bij het concept ‘zorg in de buurt’. De wijkverpleegkundige kan een stimulerende factor zijn voor samenwerking tussen zorgprofessionals in een bepaalde regio of wijk, omdat tussen de wijkverpleegkundige en deze andere professionals regelmatig contact is (je ziet elkaar). Daarnaast kan de wijkverpleegkundige een grote rol spelen in de preventie of casemanagement (van wieg tot graf) als deze breder worden opgeleid. Bekostiging van preventie en ontzorgen moet ook mogelijk zijn. Je moet het kijken en luisteren bekostigen, niet alleen het doen (kijk- en luistergeld). Dit sluit aan op het bekostigen van gezondheid of gezondheidsuitkomsten.
– Om optimaal gebruik te maken van de wijkverpleegkundige (en taakherschikking in bredere zin te bewerkstelligen) moeten professionals elkaars zorgdomeinen herkennen en erkennen.
Kenmerk
12D0014565 Pagina
8 van 10
Stelling 4. Welke schotten in de bekostiging (AWBZ, WMO, ZVW (en daar binnen tussen EZK en TSZ)) staan mogelijkheden voor een betere samenwerking tussen zorgaanbieders onderling en/of met verzekeraars het meest in de weg? Waarom? Kernwoorden: BKZ/macrokosten; aanspreekbare partner nodig; lokaal waterbedfenomeen – Huisartsen hebben erg veel last gehad van schotten tussen de eersteen tweedelijn. Zodra zorg uit de tweedelijn in de eerste- terechtkomt moeten deze kosten ergens anders weg worden gehaald. Het BKZ is een belemmerende factor. – Als voorbeeld van de moeilijkheid van samenwerking door schotten werd de gemeente aangehaald. De gemeente heeft een groot aantal WMO-partners in zijn regio. De gemeente wil dan wel afspraken maken met de eerste lijn maar heeft dan wel een aanspreekbare partner nodig. Deze ontbreekt momenteel. Dit zou aan het schot kunnen liggen, maar ook aan de beleidsdynamiek en / of de mate van organisatie van de partners. Wat wel zeker is, is dat samenwerking over dat schot heen nog maar spaarzaam plaatsvindt. Er zou een niveau hoger duidelijk moeten zijn wat we willen met de gezondheidszorg, en daar vervolgens het stelsel op inrichten. – Er ontstaat ook ween ‘waterbedfenomeen’ waarbij de gemeentes alleen WMO-budget hebben voor de zware gevallen en de rest van de gevallen naar de huisarts sturen. Stelling 5. Waarom komt het nog relatief weinig voor dat specialisten uit de tweede lijn naar de eerste lijn komen om daar toegankelijk te zijn voor patiënten? Kernwoorden: 2 soorten; geen betaling van consultatie; is het nodig – Er zijn twee soorten van deze ‘anderhalve lijn’ de specialist die een consultatierol voor de huisarts vervult, en het fysiek aanwezig zijn van de specialist in de eerstelijn (bijvoorbeeld een wekelijks spreekuur in een gezondheidscentrum). – Een grote factor is dat de specialist niet betaald wordt voor zijn consultatiefunctie aan de huisarts. Daar waar het wel gebeurt, gebeurt dit op basis van experiment. Daar is dus extra geld voor vrijgemaakt. Echter, de bekostiging hiervoor in het algemeen loopt hier erg op achter. Belangrijke eerste stap zou zijn dat er een tarief gecreëerd wordt voor een consult van de specialist aan de huisarts of een vast component in de bekostiging van huisartsenzorg hiervoor is opgenomen. – Voor de patiënt zou het ook goed zijn dat hij een ‘one-stop-shop’ advies krijgt. Hij gaat naar de huisarts voor een klacht en krijgt via de huisarts meteen een advies van de specialist. Bijkomend voordeel hiervan is dat een deel van de patiënten die anders naar de tweedelijn zouden worden verwezen nu gewoon in de eerstelijn behandeld kunnen worden, vanwege de gespecialiseerde diagnostiek die dan plaats kan vinden. – Met betrekking tot ‘de specialist in de buurt’ is het de vraag of dit wel echt nodig is in het Nederlandse systeem. De huisarts vervult de functie van aanspreekpunt in de buurt en kan via zijn poortwachterfunctie doorverwijzen als dat nodig is.
Stelling 6. Het Engelse ‘minor ailment scheme’ geeft apothekers Kenmerk 12D0014565 bevoegdheden om zelfstandig bepaalde medicatiewijzigingen door te voeren. Kan een dergelijke herschikking in Nederland ook Pagina 9 van 10 wenselijk zijn? Kernwoorden: zorginhoudelijk item; ontzorgen; voorzichtigheid geboden – Dit bleek een erg zorginhoudelijk item. – In de samenwerking zou je daar prima afspraken over kunnen maken. Met name over het thema van ‘ontzorgen’ moet de discussie worden gevoerd. Als de patiënt zelf goed een inschatting kan maken hoeft deze niet per se naar de huisarts te gaan. Dit doet wel een beroep op het zelfmanagement van de patiënt. – We zien wel een vermaatschappelijking van zorg, waarbij verrichtingen die vroeger alleen door specialisten werden uitgevoerd steeds meer door de huisarts of de patiënt zelf gedaan kunnen worden. – De zorginhoudelijke gevolgen hierover moeten wel in ogenschouw worden genomen. 4. Terugkoppeling themasessies Zie voor de presentatie waarin de bevindingen van de themasessies uiteen worden gezet bijlage 3. 5. Sluiting De consultatiebijeenkomst dient als input voor het advies ‘bekostiging huisartsenzorg en integrale zorg’.
Bijlage 1: Overzicht deelnemende organisaties
Kenmerk
12D0014565
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
ActiZ Arts & Zorg ASKA DSW Fenac GGZ Nederland KNGF KNMP KNOV LHV LVE LVG Menzis NHG NIP-psychologen NPCF NVD NVvH NVVP NVZ OMS ONVZ SAN SOS-arts St. Antonius Ziekenhuis Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra Stichting Synergos VGZ VHN VP Huisartsen Vvocm ZN
Pagina
10 van 10