STAGEVERSLAG DAGBLAD METRO
Naam en studentnummer stagiair: Alden Susa, 2094837
Inhoudsopgave Inleiding - pagina 2 Bedrijfsreflectie – pagina 3 Journalistiek handelen – pagina 7 Zelfreflectie – pagina 12 Bijlage 1: “Geen animo stroomauto”, Metro Bijlage 2: “De Vagina-dialogen”, Metro Bijlage 3: “Moet dat nou op deze manier?”, Factchecking.nl Bijlage 4: “Chaos bij verstrekking subsidie aan poppodia”, Metro Bijlage 5: “Metro verslaggevers blunderen op voorpagina”, 3voor12.nl Bijlage 6: “Aan de rand van de afgrond”, Metro Bijlage 7: “De doden keren thuis”, Metro Bijlage 8: “Schaamhaar is opeens politiek”, Metro
***
2
Foto van de film “Citizen Kane”, over de opkomst en ondergang van een dagblad
Inleiding In deze onzekere economische tijd van teruglopende krantenoplages en oplopende recessieperikelen is dagblad Metro een unieke uitzondering; ‘de krant van vandaag’ is volledig afhankelijk van
advertentieopbrengsten en maakt desondanks toch een gezonde
financiële periode mee. Vanaf september 2008 was ik als stagiair drie maanden lang onderdeel van Metro’s Amsterdam redactie, die dagelijks het nieuws uit de hoofdstad verslaat. In de praktijk bleek dit een geoliede machine te zijn met de ervaren journalisten Niels Rigter, Anne-Fleur Pel en Martine Verhoeff en mocht ik geregeld meerdere grote stukken per dag schrijven. Tijdens dit kwartaal werd ik zodoende al snel voor de leeuwen (lees: deadlines) gegooid en maakte naar mijn gevoel een enorme sprong voorwaarts in ervaring, journalistieke instelling en schrijfvaardigheid. Ik schreef verhalen over krakers, rockers, rechtenstudenten, rappers, (naakte) dichters, poppodia, elektrische auto’s, schaamhaar, Erica Terpstra, en ging zelfs een week lang naar Hollywood voor een reportage over Crime Scene Investigation. Gedurende deze gehele periode kwam ik steeds meer tot de ontdekking dat dagblad Metro bovenop het nieuws zit en daar iedere dag een eigen invulling aan weet te geven. Hiernaast overigens genoeg ruimte latend voor achtergrondverhalen en persoonlijke inbreng van de journalist zelf, ook stagiaires. Tot mijn verbazing resulteerde mijn directe inbreng onder meer tot tevreden mails van betrokkenen, een telefoontje van de concurrerende journalistieke opleiding, dat rechtenstudenten van de UvA zich tijdens het college moeten verantwoorden voor hun gebrekkige kennis van de Nederlandse politiek, raadsvragen van de Groenlinks fractie te Amsterdam en in extremis zelfs tot Kamervragen van de SP. Uiteindelijk moet ik concluderen dat het zeker geen toeval is dat juist deze ochtendkrant meer mensen in Nederland weet te bereiken dan welk ander gratis gedrukt medium dan ook. Distributie, sales en inhoud, Metro vormt voorlopig terecht de meest rendabele vaderlandse trias journalistica. Op handig tabloidformaat. Alden Susa, December 2008 3
Bedrijfsreflectie Metro International Metro is een van oorsprong Scandinavische franchise, opgericht door de Zweed Pelle Anderson. Het eerste nummer verscheen in Stockholm op 13 februari 1997. Het gratis dagblad maakt thans onderdeel uit van de Modern Times Group (MTG), een beursgenoteerd mediabedrijf uit Zweden, dat onder meer tientallen televisiezenders in Noord en Oost Europa bezit. De aandeelhouders van MTG zijn tevens aandeelhouders van Metro International. Naast Metro International is MTG eigenaar van de satellietgigant Viasat, die uit Londen onder meer BBC World, Playboy TV en CNN International doorsluist naar Europese televisietoestellen. De grote baas van MTG en daarmee ook Metro International is investeringsbedrijf AB Kinnevik, tevens eigenaar van telefoon- en internetaanbieder Tele2. Kinnevik werd in 1936 opgericht door eigenaren van een suikerfabriek, maar viel al snel in handen van hun advocaat. Het bedrijf uit Stockholm is in de handen van diens familie gebleven en kent inmiddels een wereldwijde marktwaarde van ongeveer zeven miljard dollar. Metro Nederland De Nederlandse editie van Metro was een initiatief van de journalist Falk Madeja en ondernemer Bart Lubbers. De Duitser Madeja, die onder meer werkzaam was bij de zender ARD, werd in Stockholm geconfronteerd met het succes van de originele Metro. Hij besloot daarop om dit concept ook in Nederland te introduceren. Samen met Lubbers - zoon van de voormalige minister-president Ruud Lubbers - en diens zakenpartner Tiago Jurgens, schreef hij een businessplan. Deze viel in de smaak bij het Zweedse moederbedrijf Metro International, ondanks de kanttekening dat de gratis krant in Nederland via de treinstations verspreid zou worden. In Zweden gebeurde dit voornamelijk via de metrostations. Bij deze deal werd een monopolie besproken met de Nederlandse Spoorwegen, die tot 2007 stand hield. Toen kreeg dagblad De Pers dezelfde rechten en later gebeurde dit ook met het intussen ter ziele gegaan dagblad DAG. Zodoende kregen Madeja, Lubbers en Jurgens gezamenlijk een aandeel van 50 procent in de onderneming. De eerste Metro in Nederland zag vervolgens op 21 juni 1999 het daglicht. Overigens kwam op dezelfde dag het antwoord van Basismedia (onderdeel van de Telegraaf Media Groep) in de vorm van het andere gratis ochtendblad Sp! ts. De verwachting was dat Metro het door de concurrentie slechts enkele maanden vol zou houden, onder meer omdat beide kranten in eerste instantie dezelfde doelgroep leken aan te spreken. Later werden de drie heren die Metro naar Nederland brachten voor een onbekend bedrag 4
weggekocht van hun aandelen, die op het laatst slechts tien procent van het totaal bedroegen. Ze eisten voor het overgebleven percentage enkele miljoenen, maar kregen enkele tonnen door de Metro-directie aangeboden. Na een slepende rechtszaak werd er in 2005 een onbekende schikking getroffen en waren de oprichters niet langer (mede)eigenaar van Metro Nederland. Tegenwoordig levert deze buitenlandse tak het meeste rendement op van alle buitenlandse Metro-edities. In eerste instantie werd Metro in Nederland bijna volledig gevuld met ANP-berichten, intussen worden meer dan de helft van alle berichten zelf geschreven. Een Zaterdageditie werd uitgebracht in de periode van september 2003 tot augustus 2005, maar stopte wegens een gebrek aan advertentie-inkomsten. Sinds begin 2002 staat algemeen directeur Silvio de Groot aan het roer bij Metro Nederland. De Groot maakte furore met internetbedrijf Lycos, waarvan hij in 1997 de Nederlandse tak oprichtte en vervolgens begin 2001 weer verkocht.
Dagblad Metro verschijnt in een vaste oplage van 550.000, waarmee iedere werkdag om en nabij de twee miljoen lezers worden bereikt. Er zijn drie edities: landelijk, Amsterdam en Rotterdam. Deze laatste twee kennen dezelfde pagina’s als de landelijke variant, aangevuld met een andere voorpagina en extra pagina’s over de desbetreffende stad. Marktpositie Gedurende heel 2007 bleef Metro de tweede krant en daarmee ook de grootste gratis krant van Nederland.
Januari-December 2007
Juli 2007-Juli 2008
5
Daarnaast laten bovenstaande cijfers van de eerste zes maanden van 2008 een positief beeld zien: weliswaar daalt het bereik licht ten opzichte van vorig jaar, maar Metro tegelijkertijd slaat een groter gat met naaste achtervolger Sp!ts. Tevens is directe concurrent DAG intussen weer van het toneel verdwenen. Tijdens deze periode steeg de omzet van Metro Nederland met 3 procent en was de winstmarge 26 procent. De voorspelling is ook dat Metro in de tweede helft van 2008 ruim de tweede krant blijft en het eveneens gat met de Telegraaf kleiner maakt.
Redactie De redactie kent een dertigtal vaste werknemers, verspreid over de redacties binnenland, buitenland, Amsterdam, Rotterdam, entertainment, economie, carrière en sport. De hoofdredacteur is sinds medio 2008 Robert van Brandwijk, oud-hoofdredacteur van het Algemeen Dagblad. De eindredactie telt drie mensen, evenals één nieuwschef. Tevens is er een tweetal foto-opmakers, viertal paginaopmakers, een corrector en één vaste fotograaf in dienst. Dagblad Metro heeft verder een tiental freelancers in dienst, waaronder ex-soapie Victoria Koblenko en meerdere fotografen. Overigens kende ook Theo van Gogh een wekelijkse column bij Metro tot zijn dood in 2004. Uit respect voor Van Gogh drukte Metro een jaar lang niets af op de ruimte bedoeld voor diens teksten. Nieuws Dagelijks wordt een selectie gemaakt uit de vele persberichten die de redactie via de mail bereiken. De gebeurtenissen worden mogelijkerwijs al van tevoren in de computerkalender gezet en kunnen op de dag zelf ‘s ochtends worden bekeken. Omdat er naar verhouding weinig mensen telefonisch hun verhaal doen, zag ik mij eerder geneigd hier naar te luisteren. Het is immers een veel persoonlijker traject dan email. Bij de nieuwsgaring staat actualiteit altijd hoog in het vaandel, maar als een onderwerp bepaalde maatschappelijke lading heeft mag deze ook worden belicht. Als de suggesties door alle redacteuren van de redactie worden gemaakt, gaat men rond 11 uur vergaderen. Daarbij wordt de krant van die dag kort besproken en geëvalueerd. Tijdens deze dagelijkse vergadering wordt eveneens gekeken of de voorgedragen onderwerpen niet toevallig in een soortgelijke vorm al eerder in Metro zijn verschenen of al uitgebreid door de concurrentie zijn belicht. Vervolgens wordt telefonisch contact gezocht met de redactie van Rotterdam (ca. 4 man) om hun onderwerpen te horen en de mogelijkheid te onderzoeken om sommige verhalen samen te doen. Rond half twaalf is grotendeels besloten wat de volgende dag in de krant zal staan. Uiteraard is er altijd ruimte voor ‘vers’ nieuws en kunnen minder actuele of belangrijke zaken daarvoor in de loop van de dag opzij gezet worden. Bij deze weging probeert men rekening te houden met de doelgroep, 6
werkende twintigers en dertigers. Verder krijgt men weinig te maken met richtlijnen over de doelgroep, het draait voornamelijk om het feit of het nieuws actueel genoeg is om gedrukt te worden. Artikelen De deadlines liggen verspreid over de gehele dag en sluiten om 23 uur ‘s avonds. In de praktijk betekent dit dat de pagina’s die achterin een rubriek liggen eerder worden weggezet. Dit is ook voor de opmakers handig, omdat ze zo hun werk kunnen verspreiden over de dag. In plaats van vrijdag wordt er vaak op zondag gewerkt, wanneer ook de deadlines voor maandag liggen. De tekst wordt ingevoerd in een online editor en de bijbehorende foto’s worden door de redacteur zelf verstuurd naar de fotoredactie. Deze zorgt er vervolgens voor dat de opmaakredactie de juiste beelden op tijd aangeleverd krijgt. Bij het schrijven van verhalen op locatie of interviews moet van tevoren een formulier worden ingevuld die de fotograaf vervolgens wijst op deze afspraak. De meeste gangbare artikelformats kennen circa 240 of 320 woorden en gaan vaak gepaard met een foto. De redacteuren houden zich altijd aan een bepaalde paginatemplate, welke grotendeels zelf in te vullen is. Ook mag de redacteur zelf de kop van het artikel bedenken. Wel moet rekening gehouden worden met advertenties op de pagina en wordt soms vereist dat hier flexibel mee wordt omgegaan, als bijvoorbeeld in de loop van de dag extra advertenties op een pagina worden verkocht. Door dit model is Metro net als vele andere kranten afhankelijk van het aantal adverteerders bij de keuze voor het aantal pagina’s dat een rubriek telt. In de praktijk hield dit in dat editie Amsterdam enkele maar soms ook twaalf pagina’s kan tellen. Vaak kunnen op dagen dat er veel pagina’s beschikbaar zijn verhalen van freelancers en eerder gemaakte (achtergrond)artikelen worden geplaatst. Dagblad Metro kent een redactieraad en een redactiestatuut, waarin helder wordt beschreven wat de doelstellingen van het bedrijf zijn. De meest in het oog springende onderdeel daarvan is de drang naar actualiteit bij het plaatsen van artikelen.
7
Journalistiek handelen Formule De koers van Metro is door de jaren heen veranderd van een krant waarin de meeste inhoud rechtstreeks van het Algemeen Nederlands Persbureau afkomstig was, naar een krant waarin de meeste verhalen geschreven worden door eigen journalisten. De hierbij gepaard gaande formule is echter altijd hetzelfde gebleven; dagblad Metro verdient enkel aan advertentieinkomsten. Geen abonnementen of losse verkoop dus, maar een salesteam van een tiental man dat iedere dag op zoek gaat naar nieuwe mogelijkheden om advertenties te kunnen plaatsten. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat deze advertenties uiteindelijk zwaarder wegen dan de tekst er omheen, maar dat viel te verwachten omdat het concept zich uiteindelijk niet leent voor een andere benadering. Ter voorbeeld: een outsert (omhulsel) wordt bij de Metro ongeveer eens per maand toegepast. Uit het journalistieke oogpunt is dit hinderlijk, omdat de tekst van de voorpagina niet gezien kan worden en soms zelfs door een imaginaire voorpagina wordt vervangen. Maar vanuit het oogpunt van de gratis krant die enkel en alleen op commerciële uitingen draait is dit een onmisbaar proces, dat ongeveer een ton per keer oplevert. Dat deze outserts geregeld verschijnen, is één van de geheimen achter de financiële stabiliteit van het dagblad. Doelgroep De doelgroep van Metro zijn werkende twintigers en dertigers, vaak mensen die het meeste te besteden hebben en geregeld het openbaar vervoer gebruiken. Om de mensen die eigen vervoer gebruiken tegemoet te komen, wordt dagblad Metro eveneens op honderden andere plekken zoals bakkerijen en krantenwinkels verspreidt. De doelgroep komt vooral aan bod in de rubriek ‘straatpluk’, waarbij mensen op straat hun mening geven over een bepaald onderwerp in de actualiteit. Denk hierbij aan de kredietcrisis of aan de recentelijk verkiezingen in de Verenigde Staten. Het is bij deze rubriek de bedoeling om voornamelijk mensen uit de doelgroep te strikken, dus niet alleen mensen ouder dan veertig of jonger dan twintig. Tijdens Metro’s speciale verkiezingseditie werd bijvoorbeeld met klem benadrukt dat er twintigers en dertigers gezocht moesten worden. Deze werkwijze is uiteindelijk niet meer dan logisch, als je in het advertentieconcept in het achterhoofd houdt. Voor een journalist heeft deze aanpak geen directe nadelen, je verdraait immers nergens de feiten met deze werkwijze. En als er bovendien wel een zestiger of een zestienjarige tussen zat, werd daar niet raar van opgekeken. Om greep te krijgen op de doelgroep richtte ik mij op mijn leeftijdsgenoten en in het 8
bijzonder op hun culturele uitingen. In de praktijk kwam dat erop neer dat ik meerdere achtergrondverhalen heb geschreven over mensen in de muziek, in het theater, over modellen en over verschillende filmfestivals. Deze artikelen werden door mij altijd geschreven met in het achterhoofd de doelgroep, het moesten daarom goed leesbare en redelijk makkelijk verteerbare stukken zijn. Door mijn sterke algemene betrokkenheid werden dit overigens wel vaak verhalen met een bepaalde maatschappelijke koppeling. Het is mijn streven geweest de doelgroep aan te sporen na te denken en waar mogelijk te reflecteren op hun eigen leefomgeving. Eindresultaat Commercie speelt hiernaast bij Metro een veel kleinere rol dan ik van tevoren dacht. Zo komt het bijvoorbeeld zelden voor dat er een artikel in Metro wordt geplaatst als commerciële ondersteuning voor een product. Daarnaast kun je als redacteur aan personen die in een artikel geciteerd worden zo nodig duidelijk maken dat de artikelen van Metro geen advertenties zijn. Hierbij heeft de journalist altijd het laatste woord. In de praktijk mogen de personen in kwestie altijd de artikelen op eigen vraag inzien voordat ze worden geplaatst. Op deze manier kunnen ze hun eigen visie op deze tekst geven. Hun (feitelijke) aanvullingen of correcties worden bijna altijd meegenomen in de gedrukte versie van de geschreven tekst. Omdat de doelgroep redelijk jong is, zijn de grenzen van wat gedrukt mag worden redelijk breed. Zo mocht ik bijvoorbeeld in het artikel De Vagina-dialogen uitvoerig over seks schrijven zonder dat er in het eindproduct werd geschrapt. Wel wordt er bij het plaatsen van foto’s een andere standaard gehanteerd, zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om naakt te publiceren. Dit om ‘telefoontjes van boze moeders te voorkomen’. Maar dat was verder de enige keer dat ik qua beeld niet hetgeen heb kunnen plaatsten wat ik wilde. Overigens achteraf begrijpelijk te noemen; Metro is tenslotte een gratis krant en mensen die dat soort beelden niet willen zien kunnen er ongewenst mee worden geconfronteerd. Bij geschreven tekst is het redelijk makkelijk om het niet langer te lezen, beelden blijven echter eerder aan het netvlies hangen. De meest voorkomende afweging bij Metro is: hoe actueel is het onderwerp? Is het een gebeurtenis die op die dag plaatsvindt? Is er een gebeurtenis de voorgaande dag geweest waarop dieper moet worden ingegaan? Wat voor onderwerpen zijn de afgelopen weken in de krant behandeld die een follow-up verdienen? Voor een gratis ochtendblad zijn deze keuzes begrijpelijk. Men wil over het algemeen liever geen nieuws plaatsen dat andere kranten al hebben gepubliceerd en gaat eerder zelf op onderzoek uit. Onlangs gebeurde dit bijvoorbeeld bij het verhaal over een grote bende loverboys en het verhaal over vrouwenbesnijdenis in 9
Nederland. Op deze manier is Metro zelf een betrouwbare nieuwsbron geworden. Wel is het jammer dat men soms door de vele pagina’s eerder bezig is om pagina’s te vullen, dan zelf op zoek te gaan naar nieuws. Maar er is op rustige dagen genoeg tijd om de ruimte van andere dagen alvast te vullen met eigen inbreng. Als een reportage of achtergrond verhaal al op de plank ligt, kan het dus vaak geplaatst worden als er door advertenties veel pagina‘s ter beschikking zijn. Uiteraard wordt bij redactie Amsterdam gekeken op welke manier het nieuws - voor zoverre het niet uit de hoofdstad afkomstig is - voor de Amsterdammer relevant valt te maken. Het is dus aan de journalist zelf om op een gedegen wijze met alle directe conceptgevolgen om te gaan. Eigen werk Het eerste eigen werk dat ik ga belichten is het stuk “Geen animo stroomauto” (1 oktober), als voorbeeld van mijn eigen nieuwsinbreng. Als fervent liefhebber van documentaires op het Nederlandse publieke net zag ik op maandag 29 september een documentaire van Tegenlicht getiteld ’De race om de auto van de toekomst’. Ik werd geïntrigeerd omdat het daarbij onder andere ging over uitvindingen van de Serviër Nikola Tesla, een groots wetenschapper die onder meer de wisselstroom ontdekte. De man droeg aan het begin van de twintigste eeuw ontzettend veel bij aan de ontwikkeling van elektriciteit. Tot mijn verbazing bleken elektrische auto’s naar zijn ontwerp (Tesla Roadstar) al te bestaan en zijn ze al in gebruik. Bovendien kunnen ze gewoon opgeladen worden via het bestaande elektriciteitsnet. Ik was hier zo door geboeid dat ik besloot uit te zoeken hoe het gaat met de acceptatie van de stroomauto in ons land. Collega’s wisten me te vertellen dat ongeveer een jaar geleden op het NDSM-werf in Amsterdam een oplaadpunt voor elektrische auto’s open was gegaan. Uiteindelijk nam ik contact op met de vrouw die het opgericht had om haar beweegredenen te horen. Verder sprak ik iemand van een actiegroep voor de acceptatie van elektrische auto’s en een woordvoerder van de Amsterdamse wethouder die verantwoordelijk is voor stroomvervoer. Helaas was het door het tijdsverschil niet mogelijk om op dezelfde dag de fabriek van de Roadstar, de meest vooruitstrevende elektrische auto ter wereld, te bereiken. Een dag na het verschijnen van het stuk stelde politieke partij Groenlinks vragen in de Amsterdamse gemeenteraad over mogelijke coulanceregelingen voor bezitters van het vervoermiddel. In de toekomst zou ik van een soortgelijk onderwerp liever een (langer) achtergrondverhaal willen maken dan een soortgelijk nieuwsbericht. Door de keuze van de huidige vorm draait het om het nieuws - dat er weinig animo voor is - in plaats van de maatschappelijke waarde van een stroomauto.
10
Het tweede voorbeeld is het stuk “De vagina-dialogen” (4 november), een stuk waarvan het onderwerp werd aangedragen. Het stuk gaat over een seksworkshop van Xaviera Hollander, die in de jaren zeventig wereldberoemd werd als Happy Hooker. Zij zette zich wereldwijd in voor de acceptatie van het beroep prostituee en was inmiddels een internationale bekendheid geworden. Ik besloot alles wat ik die avond zag met de lezer te delen en daarbij een vorm te kiezen waarin ik mijn mening over de avond deels liet doorschemeren. Dat laatste zou ik niet meer zo snel doen, ondanks dat het daardoor misschien wel vlotter wegleest. Ik had namelijk niet de opdracht gekregen om een column of recensie te schrijven, maar een sfeerverslag. Overigens denk ik dat Hollander wel tegen een stootje kan en daarom waarschijnlijk verder geen negatieve invloed meer heeft gehad van het stuk. Opvallend was verder dat ik door een studente van de School Voor Journalistiek Utrecht gebeld werd met vragen over de expliciete inhoud van het stuk. Nadat ik kenbaar had gemaakt dat het mij ging om het overbrengen van de feiten werd er begrip getoond voor deze journalistieke keuze. Toch hoop ik dat het duidelijk is dat ik als journalist slechts registreer wat er gaande is in de maatschappij, dus ook bij dit soort ‘taboeonderwerpen’ open kaart wil spelen met de lezers. Het derde en meest besproken stuk heet “Chaos bij verstrekking subsidie poppodia” (26 november). Het was een samenwerkingsproject met Merel Prenger, stagiair bij Metro Rotterdam, en maakte nogal wat los. Het idee om te kijken naar de criteria die worden gehanteerd bij het verstreken van subsidie aan poppodia kwam van de eindredactie. Aanleiding hiervoor waren enkele podia in Rotterdam die al jarenlang moeilijk het hoofd boven water hielden en de komst van een nieuw Urban-podium in de Maasstad, waar tegelijkertijd wel miljoenen in werden gepompt door de gemeente. Het idee was om samen met Prenger de tien grootste podia te belichten en het percentage subsidie tegenover het budget te zetten om regelmaat in het stelsel te ontdekken. Vanaf het moment dat de Vereniging van Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF) hier lucht van kreeg, wilden directeur Berend Schans een einde aan het onderzoek maken, naar eigen zeggen omdat VNPF zelf bezig was met een soortgelijk onderzoek. Ik vertelde Schans dat hij zich nergens zorgen om moest maken en VNPF als het goed is tot dezelfde bevindingen zouden komen als Metro, voornamelijk omdat we dezelfde bronnen hadden: de algemeen directeuren van poppodia. Omdat de eindredactie waarschijnlijk wist dat het artikel en onze bevindingen voor redelijk wat opwinding zouden zorgen, werd ervoor gekozen om onderzoek op de voorpagina te plaatsten. Dezelfde dag nog volgde een telefoontje van de VPRO 3voor12 Internetredactie, dat wilde weten hoe wij tot onze conclusies kwamen. In hun bijgevoegde artikel “Metro verslaggevers blunderen op voorpagina” (26 november) citeren ze ook veelvoudig de heer 11
Schans. Wat de door mij geciteerde algemeen directeuren van de podia betreft: geen enkel van de betrokkenen heeft ooit de redactie opgebeld met kritiek. Ook heeft de SP over het onderwerp Kamervragen gesteld aan minister Plassterk. De volgende keer zou ik de zaak nog beter onderzoeken en beargumenteren zodat concurrerende media niet wederom de kans krijgen om kritiek te leveren. Aan de andere kant loop je bij zo een omvattend project natuurlijk altijd de kans dat een andere journalist er een eigen mening over heeft of dat je iemand tegen het zere been stoot. Bovendien is er binnen de redactie meermaals met zowel de eindredactie, de hoofdredacteur, Prenger en andere collega’s gediscussieerd over onze bevindingen. Het stuk zoals het werd afgedrukt is in volle goedkeuring van alle betrokkenen tot stand gekomen. Andermans werk Een verhaal dat mij erg is bijgebleven is “Aan de rand van de afgrond” (24 november) van redacteur Wout Maas. In dit verhaal wordt gekeken naar het aanstaande paddoverbod en worden in het bijzonder de broers Kucuksen belicht, eigenaren van de grootste paddokwekerij van Nederland. Het mooie aan het verhaal is dat het een onderwerp dat voor veel mensen heel abstract is - het kweken van hallucinogene drugs - persoonlijk maakt. Uiteindelijk zijn de twee paddobroers eerlijke ondernemers, net als een producent van antidepressiva dat bijvoorbeeld ook kan zijn. Echter, de politiek beslist over hun lot en stelt hun business op basis van onvolledige argumentatie ter discussie. Maas heeft gekozen voor het onderwerp omdat het door het doorgevoerde verbod van 1 december erg actueel is en bovendien aansluit bij Metro’s jonge doelgroep. Als voorbereiding heeft hij zich ingelezen in het onderwerp en gekeken naar de totale grootte van deze business in Nederland. Door artikelen te zoeken die eerder zijn geschreven over het onderwerpen kreeg hij meer bagage mee voor het interview. Daarnaast heeft hij ook gekeken hoe de zaak van de broers zich in de loop der jaren ontwikkeld heeft. Hij ontdekte dat hun bedrijf het grootste op dit gebied is in Nederland. Vervolgens heeft hij al telefonisch een afspraak gemaakt voor een interview met de ondernemers. De daar opgedane ervaringen en zijn gesprekken heeft hij uitgewerkt tot een combinatie van interview en sfeerverslag. Deze aanpak stelt de lezer in staat om informatie te krijgen over het onderwerp maar ook om de gevoelens van de betrokkenen te kunnen begrijpen. Er zijn via de mail verscheidene reacties binnengekomen over het stuk en deze waren allemaal van mensen die het oneens waren met het verbod. De volgende keer zou Maas een bredere invalshoek zoeken om het onderwerp te belichten, het ging hem deze keer vooral om het verhaal van de broers.
12
Zelfreflectie Kennis Toen ik op 1 september begon aan mijn stage bij dagblad Metro had ik door verschillende kantoorbanen al een degelijk kennisniveau opgebouwd om in deze voor mij nieuwe omgeving te kunnen functioneren. Wel had ik de laatste paar jaar voornamelijk acteerklussen gedaan, dus ik maakte me wel een beetje zorgen of ik wederom rustig genoeg kon zijn om het drie maanden in een typische bedrijfssfeer vol te kunnen houden. Gelukkig kwam ik te midden van twee communicatief uiterst bekwame mede-Amsterdammers terecht, wat mij verder volledig ontspande. Door onze overeenkomsten werd ik extra gemotiveerd om met het werk bezig te zijn. Tijdens de opleiding heb ik het eerste jaar voornamelijk nieuwsberichten geschreven en later ook verschillende competenties behaald in sfeer- en nieuwsverslagen. Daarnaast heb ik meerdere interviews gepubliceerd. Zelf schrijf ik al bijna tien jaar filmrecensies en hou ik sinds kort een blog bij, waardoor ik genoeg zelfvertrouwen had om bij Metro aan de slag te gaan. Op een drukke redactie te midden van allerlei ervaren redacteuren had ik ook profijt van mijn telemarketingervaring. Dat baantje dat ik in mijn jeugd veel heb gedaan, hielp mij in de communicatie met personen via de telefoon. In de praktijk heb ik ook vaak de eerdergenoemde ’straatpluks’ gedaan, waarbij mijn werkervaring als outdoor promotiemedewerker eveneens van pas kwam. Veel van mijn vorige werkervaring viel dus samen in de functie van dagbladredacteur en zou uiteraard ook bij bijvoorbeeld de televisie of radio van pas kunnen komen. Metro vs. Fontys
13
Wat ik vooral goed vond aan Metro is in de eerste plaats de locatie van de redactie in mijn woonplaats Amsterdam, wat erg scheelt in de reistijd, maar hiernaast voornamelijk ook dat het nieuws er werkelijk in overvloed aanwezig is. Door het enorme netwerk van Metro zoeken allerlei marketingbureaus, overheidsinstanties, autonome kunstenaars, optimistische einzelgängers of simpelweg de terugkerende kalendergebonden gebeurtenissen van een jaar de redactie praktisch op. Hierdoor vloog de tijd voor mijn gevoel echt om, terwijl het bij Fontys toch allemaal iets langzamer lijkt te gaan. De praktijk is uiteindelijk de beste ervaring, omdat men snel moet handelen onder de druk van een belangrijk medium. Op school is de bereikte doelgroep en de algemene nieuwsstroom namelijk veel kleiner, waardoor een eerlijke vergelijking van de twee eigenlijk onmogelijk is. De opleiding is minder tijdvullend. Voor mijn gevoel heeft de opleiding niet altijd als doel om mij als student de meest passend mogelijke lesstructuur aan te bieden. Uiteraard heeft dit ook te maken met sommige politici die vooral willen scoren met hun hervormingsplannen, zonder dat ze daarbij ruimte laten voor de uitzonderingen. Als hierdoor een systeem wordt opgelegd aan een instelling, die het al druk genoeg heeft, moeten die hervormingen door de school zelf worden gedaan. Daardoor blijft soms te weinig ruimte en tijd over om de efficiëntie van een opleiding te waarborgen. Een ander groot verschil is dat (bekende) mensen bijna altijd willen meewerken aan een artikel in Metro, terwijl Fontys op dat vlak natuurlijk toch minder aantrekkelijk is voor de betrokkenen. Ook daar kan de school in principe weinig doen. De leerinstelling is uiteindelijk helemaal afhankelijk van subsidies en budgetten voor projecten die moeten leiden tot meer naamsbekendheid onder de doelgroep. Leerproces
14
Tijdens mijn stage heb ik veel belangrijke dingen geleerd en ben ik me steeds meer gaan vormen naar mijn rol als (dagblad)journalist. Een voorbeeld daarvan is mijn omgang met betrokkenen. In de eerste paar weken van de stage bood ik aan de geïnterviewden niet de mogelijkheid aan om de tekst terug te lezen. Toen een enkeling het vroeg, vond ik dit opvallend. Waarschijnlijk omdat ik er tijdens eerdere stukken bijna nooit mee werd geconfronteerd. Na een goed gesprek met oudere collega’s van de redactie kwam ik tot de conclusie dat een persoon die de tekst checkt op (feitelijke) onjuistheden alleen mij bijdraagt tot een hoger niveau. Mijn sterke punten waren daarnaast voornamelijk mijn directe benadering van de betrokkenen. Op de redactie heerst bijvoorbeeld heel sterk het noemen van collega’s bij de voornaam en onderling tutoyeren, wat bijdraagt tot een groter groepsgevoel en onderling respect. In de praktijk viel deze methode ook goed toe te passen. Mijn ervaring is dat mensen hierdoor niet beledigd zijn, maar zich vaak juist vrijer voelen als ze op een directe manier (voornaam, jij) worden benaderd. Ik voelde me tijdens dit contact vaak als een vis in het water en vond het interessant te ontdekken hoe de ‘gewone’ mensen meestal oprecht zijn en bijna altijd veel te vertellen hebben. Medewerkers van overheidsinstanties en andere PRmedewerkers vormden in de praktijk minder interessante artikelstof, waarschijnlijk omdat ze het contact met een dagblad vermoedelijk ‘normaal’ zijn beginnen te vinden. Zelf voelde ik me dan ook meer thuis in de kunst- en cultuurrubriek, waarbij mensen in mijn ogen vaker passie tonen voor hun werk en zichzelf graag in een goed daglicht willen zetten. De politiek was in mijn ogen het andere uiterste, politici spelen uiteindelijk meer een spel om de kiezer dan dat ze een vorm zoeken om hun zuivere meningen te uiten. Wel moet ik meer aandacht besteden in de ontwikkeling van een nieuwsbericht, dat in de praktijk moeilijker bleek dan het maken van een reportage of sfeerverslag. Eveneens moet ik in de toekomst goed opletten om niet mijn eigen mening te laten doorschemeren in het artikel. Behalve als het om een column of recensie gaat, uiteraard. Beste Als beste eigen werk heb ik gekozen voor “De doden komen thuis” (4 november), een reportage over CSI waarvoor ik bijna een week naar Los Angeles mocht gaan. Ik vind dat het eindresultaat een eerlijk verslag is geworden van mijn bezoek aan de set en de daar opgedane indrukken. Eerst was ik bang dat ik te weinig over het onderwerp wist om een goed verhaal te kunnen schrijven omdat ik slechts enkele afleveringen had gezien en weinig acteurs uit de serie kende. Terplekke bleek dit juist een voordeel te zijn; ik mocht een veelvoud aan acteurs interviewen en omdat ik geen echte fan was kon ik moeiteloos wat diepgaandere vragen aan ze stellen. Mede daardoor is het eindresultaat ondanks de vrij forse omvang (ca. 900 woorden) 15
toch een erg leesbaar stuk geworden. Ook ben ik tevreden met het feit dat de reis, verblijf en eten betaald werden door de filmmaatschappij die de DVD-rechten heeft (Indies), maar er verder nergens door hen eisen werden gesteld over de inhoud van het eindresultaat. Deze ontspannen sfeer droeg er juist toe bij dat ik uiteindelijk een erg leesbaar verslag van mijn tijd op de set heb kunnen maken. Zonder dat ik daarbij mijn eigen mening of het redelijke gebrek aan kijkervaring heb laten doorschemeren. Slechtste Als slechtste eigen werk viel mijn oog op het artikel “Schaamhaar is opeens politiek” (18 november), mede door de achteraf enigszins misplaatste titel. Dit onderwerp werd niet door mij gekozen maar voorgedragen door een collega. Ik werd hier overigens vrij in gelaten en dacht dat ik na het ‘Vagina-dialogen’ stuk, dat toevallig ook deels over hetzelfde erotische marketingbureau ging, wederom een goed leesbaar stuk kon maken over dit ‘taboeonderwerp‘. Helaas bleek het deze keer volledig onduidelijk wat de koppeling was tussen schaamhaar, politiek en de heersende mentaliteit. Na het lezen van het stukje is dat vermoedelijk nog steeds niet helemaal duidelijk voor de lezers. Dat vind ik niet zo netjes, net als het feit dat ik uiteindelijk slechts één bron in het stuk heb kunnen citeren. Dit valt deels te wijten aan tijdsgebrek, maar in feite zou ieder stuk minstens twee en liefst drie bronnen moeten bevatten. Dit uiteraard om de lezer een zo breed mogelijk beeld van een kwestie te kunnen schetsen. Oordeel Voor wie van aanpakken houdt, heeft dagblad Metro een ideale stageplek. Het is hard werken, maar al doende leert men. Jammer was het soms wel om te horen hoe klasgenoten een hogere stagevergoeding kregen en daarnaast kortere werktijden of zelfs vrije dagen hadden. Aan de andere kant zou dat verder toch geen invloed hebben gehad op mijn ontwikkeling als journalist. Daarom is het misschien beter dat ik iedere werkdag zo veel mogelijk heb proberen te schrijven en daarmee essentiële routine heb opgedaan die goed van pas zal komen in het verdere verloop van mijn journalistieke carrière. Van externe begeleiding was verder weinig sprake, maar de directe collega’s stonden altijd klaar voor een reflectie of aanvulling en hebben mij op die manier uitstekend opgevangen. Ik zou mijn opvolger dan ook op het hart willen drukken dat er bij Metro veel mogelijkheid is om te leren hoe het vak in elkaar zit en daar jezelf in te ontdekken. Dat heb ik tot mijn eigen tevredenheid gedurende de afgelopen drie maanden op veel verschillende fronten gedaan.
16
Alden Susa
Bijlage 3
Moet dat nou op deze manier? Door Christel van der Meer Sommige dingen staan niet zo vaak in de krant. En als ze dan in de krant staan is dat vaak op een gematigde toon. Een van die voorbeelden die niet zo vaak in de krant staat, is seks. Seks kómt wel voor in een krant, maar niet zo expliciet als ik het dinsdag aantrof in het gratis dagblad de Metro. ‘De vrolijke hoer’ Het bericht ging over Xaviera Hollander die workshops geeft over seks; hoe je je seksleven na een aantal jaren huwelijk toch nog bruisend kon houden. Redacteur Alden Susa beschreef Hollander als een ‘vrolijke hoer’. Ik belde deze meneer op om te vragen waarom hij haar zo noemde. Was dit werkelijk zijn mening over haar? Zag hij haar als een vrolijke hoer? Hij legde mij uit dat zij zichzelf zo noemt, maar doordat mij dat niet duidelijk werd in het bericht ging ik er vanuit dat hij haar echt zo zag. Het was dus haar nickname. Wat dat betreft was het dus geen mening die hij over haar had.
17
Xaviera Hollander Iets te expliciet? Maar opvallend blijft het bericht wel. Zo worden er dingen beschreven als het trappen in iemands ballen, het plassen over elkaar, en de geur van een vagina. Ik vraag Alden Susa of het zijn idee was om de dingen, die tijdens de workshop besproken werden, per se te plaatsen. Moet er nou echt beschreven worden wat mensen willen op seksgebied? Hij denkt van wel. Na lang overleg met zijn hoofdredacteur werd besloten om dit dus wel te plaatsen. Alleen op deze manier kon hij, vond hij, een duidelijk sfeerbeeld schetsen van de workshop. Hij legde mij uit dat hij ongeveer van mijn leeftijd is en dus weinig begrijpt van de wat oudere mannen en vrouwen die zo’n workshop bezoeken. En op deze manier wilde hij met name de lezers, die nog geen passieloze relatie hebben, laten zien dat er redelijk wat mensen zijn die dat wel hebben en wat zij dan verlangen. Hiermee was het voor mij duidelijk waarom hij de dingen zo had opgeschreven.
Bijlage 5 Dagblad Metro onthult woensdag op de voorpagina een ‘chaos bij verstrekking subsidie aan poppodia’. Het artikel spreekt van ‘een zooitje bij de subsidieverlening’. De verslaggevers, twee stagiairs die samen het stuk schreven, verwijzen naar de grote verschillen in subsidiebedrag tussen zalen. Als voorbeeld wordt ondermeer het grote verschil in percentage subsidie op de gehele begroting tussen Paradiso (5%) en Metropool in Hengelo (50%) genoemd. Op de voorpagina pleiten de Nederlandse poppodia voor een landelijk subsidiesysteem. Maar dit is geheel niet terug te lezen in de tekst en geprinte uitspraken van zaaldirecteuren. Betrokkenen zijn boos over de inhoud en totstandkoming van het artikel. Ze stellen dat het alleen maar schade kan veroorzaken. Berend Schans, voorzitter van de Vereniging Nederlandse Podia en Festivals, is ontsteld over de gang van zaken. “Ik ben heel boos op dit tweetal. Ik ben twee weken met ze bezig geweest, maar ze hebben er nog steeds niets van begrepen.” Na vele telefoontjes, een afgekeurd artikel en toegezegde correcties werd de plaatsing van het stuk uitgesteld. Dinsdag ontving Schans toch nog een nieuwe versie in zijn mailbox. “Er stond droog: ‘dit is het artikel zoals het morgen in de krant staat’, maar er was er nauwelijks meer wat van mijn uitleg over. Er werden ook ineens nieuwe mensen aangehaald.” Schans had contact met het Metro-duo, maar aanpassingen kwamen er niet. “Ik heb ze nogmaals uitgelegd dat ze de beweringen zo niet kunnen stellen, maar ze schrijven blijkbaar op wat ze willen. Dit kan de popsector alleen maar schade toebrengen.” 18
De verslaggevers kwamen volgens Schans op het idee voor het artikel door de problemen rondom het Rotterdamse podium Watt. Na gesprekken met verschillende zalen wordt in het artikel het onderlinge verschil in subsidiepercentages uitgelicht en gepleit voor een landelijk subsidiesysteem. Toine Tax, directeur van Doornroosje in Nijmegen, is ook niet blij met het resultaat en het ontbreken van de context bij zijn quotes. “Je kunt die percentages zo niet vergelijken. Er zijn grote lokale verschillen, ook in de berekening; de huur of eventuele verbouwingskosten wel of niet meenemen.” Volgens Tax is een landelijk subsidiesysteem onverstandig. Daarvoor is Den Haag te ver weg en zijn de verschillen tussen steden te groot. Schans gelooft ook niet in een landelijk subsidiesysteem, al beweert hij in het bewuste artikel het tegendeel. “Ik heb dat nooit zo gezegd. Ik ben voor een nieuwe landelijke norm. Popmuziek blijft ondergeschoven. Het krijgt zoveel minder steun dan andere culturele vormen en instanties.” De zogenaamde chaos die in het artikel wordt geschetst, herkent Schans niet. “Dit is zo schadelijk en zonde. Als bijvoorbeeld een splinterpartij in een kleinere gemeente leest dat het plaatselijke podium rond komt met de helft aan subsidie terwijl Paradiso het redt met een veel kleiner deel van de begroting, mag zo’n zaal weer uitleggen hoe dat geïnterpreteerd moet worden.” Volgens de voorzitter van de belangenvereniging gaat het in veel gemeentes tegenwoordig juist beter. “Men begint op veel plekken in te zien hoe belangrijk popmuziek voor de stad is.” Ook Pierre Ballings, directeur van Paradiso, wijs op de verschillen tussen steden. Hij vindt het goed dat dit in het artikel aan bod komt, maar onderstreept dat de gekozen benadering niet klopt. “Dit is geen sterk artikel. Er is geen chaos en je kunt cijfers zo niet vergelijken.” Wel zegt Ballings dat er modellen te ontwikkelen zijn waarmee er meer lijn komt in gemeentelijke subsidiering. De directeur wijst op de geplande presentatie van een nieuw rapport over de popsector in opdracht van de VNPF. Hierin zal de werkelijke stand van zaken in popland wel duidelijk worden. Het onderzoek wordt op Noorderslag gepresenteerd. VNPF voorzitter Schans liet de verslaggevers ook weten dat ze beter hierop konden wachten, zodat er wel zinnige uitspraken gedaan konden worden. “Maar ze hadden geen zin hierop te wachten. Het is bizar en erg jammer.” Alden Susa, een van de schrijvers, verdedigt het artikel. “Als zij een onderzoek doen en wij doen dat ook, mag je er toch vanuit gaan dat er hetzelfde uitkomt. Het blijkt nu wel dat er iets speelt, er zijn inmiddels Kamervragen gesteld.” Volgens Susa is niemand verkeerd geciteerd. 19
Wel legt hij uit dat hij en zijn collega Merel Prenger in verschillende steden aan het stuk werkten. “Zij zit in Rotterdam, ik in Amsterdam. Ik sprak Berend Schans in eerste instantie en zij heeft hem daarna gesproken en de citaten opgeschreven.” Maar is er wel sprake van een chaos? “Het is natuurlijk een lekker dikke kop. Ik zou het woord in de Van Dale op moeten zoeken, maar als er zulke verschillen zijn en podia niet weten waar ze aan toe zijn, komt de term wel in de buurt lijkt me.” Susa hoopt dat de podia het artikel niet als vervelend ervaren. Robert van Brandwijk, hoofdredacteur van Metro zegt nog geen klachten binnen te hebben gekregen. Hij zegt het artikel te hebben gelezen en is tevreden over het werk van zijn stagiairs. Volgens hem zijn de bezwaren van Schans in de eindversie van het stuk meegenomen. Schans ontkent dit en distantieert zich van de inhoud van het artikel. De gevreesde commotie is inmiddels een feit. De genoemde Kamervragen zijn woensdag door SP-kamerlid Arda Gerkens ingediend. Zij was woensdag niet meer bereikbaar voor commentaar. De vragen dienen binnen enkele weken te zijn beantwoord door minister Plasterk van OCW. De vragen: 1 Wat is uw oordeel over het artikel “Chaos bij verstrekking subsidie aan poppodia”? (1) 2 Deelt u de mening dat popmuziek een verrijking kan zijn voor het gemeentelijk cultuurbeleid? Zo ja, deelt u de mening dat het goed zou zijn dat gemeenten popbeleid ontwikkelen? Kunt u uw antwoord toelichten? 3 Bent u bereid in overleg te gaan met de VNG over een gemeentelijk popbeleid? Zo neen, waarom niet? Zo ja, zou u de Kamer wil berichten over de uitkomst van dit overleg? 4 Wat is uw reactie op de oproep voor een landelijk subsidiesysteem voor poppodia? 5 Bent u bereid te onderzoeken of een landelijke subsidiesysteem voor poppodia de huidige situatie kan verbeteren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer de eerste 20
uitkomsten van dit onderzoek tegemoet zien?
Bijlage 6
Aan de rand van de afgrond door Wout Maas Grootste paddokweker van Nederland verbijsterd over aanstaand verbod De kweek en verkoop van verse hallucinogene paddestoelen wordt aan banden gelegd. Gedroogde paddestoelen waren al verboden. Vanaf 1 december 2008 geldt een verbod. De broers Murat (40) en Ali Kücüksen (44) zijn eigenaren van Procare, de grootste paddoproducent van Nederland. Zij vinden het bizar dat hun levenswerk nu de nek wordt omgedraaid. We ontmoeten de Turks-Nederlandse broers Kücüksen in de ruime woonboerderij van Murat in Hazerswoude Dorp. Een protestants dorpje gelegen midden in Het Groene Hart. Niet meteen een plaats waar je de grootste paddoproducenten van Nederland verwacht aan te treffen. Toch kweken de broers hier meer dan twintig ton hallucinogene paddestoelen per jaar. “We wonen tegenover elkaar met onze gezinnen. Wij zijn een gewoon familiebedrijf, hoewel ons product bijzonder wordt gevonden”, licht Ali toe. Incidentenpolitiek De broers zijn verbolgen over de algemene maatregel van bestuur die vanaf 1 december de kweek en verkoop van hallucinogene paddestoelen verbiedt. De overheid besloot hiertoe nadat een 17-jarig Frans meisje zichzelf van de IJ-tunnel had gestort en overleed. Volgens de overheid na het gebruik van paddo’s. Volgens Murat blijkt uit het lijkschouwersrapport dat het meisje helemaal geen paddo’s had gebruikt. Ali spreekt van incidentenpolitiek. “Het is met paddo’s zoals met alle verdovende middelen, je moet er op een verantwoorde manier gebruik van maken. Dat wil zeggen niet meer dan 35 gram per keer. Dat meisje had overigens al drie keer een zelfmoordpoging gedaan, maar dat lees je nergens.” Volgens Murat is het gebruik van een schroevendraaier gevaarlijker dan het gerbuik van paddo’s. “Daar gebeuren meer ongelukken mee. Om van tabak en alcohol maar helemaal niet te spreken. Het gebruik van paddo’s leidt zelden tot incidenten.” De zestien teelcellen staan in een apart gedeelte van de tegenovergelegen woonboerderij van Ali. In iedere cel staan bakken met champignons. “Het proces duurt ongeveer acht weken. In de cel is het 22 graden en de champignons groeien in speciale compost. Als het vlies van de champignon scheurt is de paddestoel rijp en kan hij geplukt worden”, legt Murat uit. 21
In apparatuur en inventaris zit een bedrag van ongeveer tien miljoen euro. “We zijn pas echt groot gaan groeien op het moment dat de Hoge Raad in 2002 uitsprak dat het bewerken van verse paddestoelen niet onder de opiumwet valt. Het verbod is voor ons een financiële strop”, vertelt Ali. Koningin strafbaar Volgens Murat is straks iedereen strafbaar die in zijn tuin paddestoelen heeft met een hallucinerende werking. Hij laat een document van het ministerie zien waarin staat dat het bezit van hallucinogene paddestoelen vanaf 1 december zal vallen onder de opiumwet. “Bij Paleis Het Loo staat het in de tuin vol met vliegenzwammen die ook op de lijst van minister Klink staan. Wordt de koningin straks dan ook opgejaagd door politie, FIOD en het openbaar ministerie? In de praktijk zal het bezit gedoogd worden bij mensen die de paddestoelen niet gebruiken voor verkoop. Wij krijgen als we doorgaan 740.000 euro boete of we mogen zes jaar in de cel plaatsnemen”, dat is dus geen optie zegt Murat met een cynische glimlach op zijn gezicht. De toekomst van de broers is nog ongewis. Het zou kunnen dat ze compost gaan verkopen voor mensen die thuis willen telen, maar dat is nog niet zeker. Voorlopig zijn de broers nog strijdbaar. Murat hoopt op een succesvolle juridische strijd. “We gaan er eerst samen met onze advocaat alles aan doen om ons bedrijf voort te zetten. Pas als het echt definitief is, leggen we ons erbij neer”. Werking strafbaar Paddo’s zijn psychedelische paddestoelen die psilocybine en psilocine bevatten. Dit zijn stoffen die tripeffecten geven: hallucinaties waarbij je de werkelijkheid anders beleeft. Tripmiddelen zitten in meer dan twintig verschillende soorten paddestoelen die er allemaal anders uitzien. De bekendste in Nederland zijn de Mexicaanse, het kaalkopje en de Hawaïaanse of Balinese. Ongeveer dertig tot zestig minuten na de inname begint de werking en na vier tot zes uur zijn de paddestoelen uitgewerkt. Een trip heeft een golfachtig karakter. De hevigste pieken zijn in de eerste twee uur. Paddestoelen versterken de stemming waarin je verkeert. Tijdens gebruik gaan de lichaamstemperatuur, de hartslag en de bloeddruk iets omhoog. De ledematen worden slapper waardoor bewegingen moeilijk te coördineren zijn.
22