Stadsmonitor Duurzaamheid en Milieu
Modules Verbruik grondstoffen Energieverbruik Duurzame energie Duurzame economie Klimaatbestendige leefomgeving Milieukwaliteit en leefomgeving
2 6 8 14 16 20
Datum: 19-02-2014 Gemeente Nijmegen Onderzoek en Statistiek contactpersoon: Klaas Pruijsen tel.: (024) 329 96 49 / (024) 329 98 89 e-mailadres:
[email protected] www.nijmegen.nl (onderdeel gemeente > onderzoek en cijfers)
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 1
Verbruik grondstoffen Er zijn verschillende aanwijzingen dat Nijmegenaren het streven naar een duurzame stad ondersteunen, hieraan meewerken of de bereidheid hebben hieraan mee te werken. Zo staan zij over het algemeen positief ten aanzien van het hergebruik van materialen voor een schoner milieu en werken zij goed mee aan de aparte inzameling van diverse soorten huishoudelijk afval. Het hergebruikspercentage blijft al enkele jaren constant (62%) en Nijmegen behoort tot de steden met de minste hoeveelheid afval die per inwoner worden ingeleverd.
Houding en gedrag ten aanzien van hergebruik en afval Wereldwijd is er al enige tijd sprake van een herwaardering van afvalstoffen. Deze herwaardering hangt samen met de toenemende schaarste aan grondstoffen, die geleidelijk ontstaat omdat steeds meer beslag wordt gelegd op de beschikbare grondstoffenvoorraad. Het uitsparen van nieuwe grondstoffen draagt bij aan duurzaamheid, bijvoorbeeld door hergebruik van afvalstromen. Daarnaast is hergebruik van afvalstoffen of materialen (bijvoorbeeld plastic) vaak goedkoper en bespaart het energie in vergelijking met productie op basis van nieuwe of primaire grondstoffen. Nijmegenaren hebben over het algemeen een positieve basishouding ten aanzien van het hergebruik van materialen voor een schoner milieu. Bijvoorbeeld waar het gaat om het kopen van tweedehands producten, het kopen van artikelen die gemaakt zijn van reeds gebruikte materialen en het apart inleveren van afval voor hergebruiksdoeleinden.
Koop nieuwe spullen in plaats van oude (laten) repareren
4% 34% 51% 10% 12% 14%
Bij klussen of verbouwen kopen met keurmerk
40% 24% onbekend
11%
(vrijwel) altijd 13%
Koop artikelen die lang meegaan omdat dit beter is voor milieu
regelmatig/vaak
60% 21% 5%
soms
5%
(vrijwel) nooit
Koop producten van reeds gebruikt materiaal
30% 48% 16%
Kies voor tweedehands producten
31% 41% 26% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Figuur 1: Houding en gedrag ten aanzien van hergebruik materialen (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitaal Stadspanel 2013
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 2
Uit een peiling die in 2013 is gehouden onder het digitale stadspanel in Nijmegen blijkt dat een ruime meerderheid van de panelleden soms, regelmatig of vaak tweedehands spullen of artikelen koopt van reeds gebruikt materiaal of artikelen koopt die lang meegaan omdat dit beter is voor het milieu. Het zelf maken van compost van groenafval komt in beperkte mate voor. Dit is enigszins begrijpelijk omdat men hiervoor een tuin en voldoende groenafval moet hebben, terwijl ook het nut voor eigen gebruik aanwezig moet zijn. Verder blijkt uit de digitale peiling in 2013 dat bijna de helft van de panelleden (47%) bereid is zo nodig meer te betalen voor milieuvriendelijke gemaakte producten, d.w.z. producten waarbij minder energie en minder grondstoffen worden verbruikt (31% reageert neutraal ten aanzien hiervan en 20% is hiertoe niet bereid). De positieve houding ten aanzien van hergebruik van materialen komt ook tot uitdrukking in de manier waarop men in Nijmegen met het huishoudelijk afval omgaat. Panelleden geven namelijk in overgrote meerderheid te kennen dat ze oud glas, oud plastic en oud papier gescheiden inleveren. Ook bouwafval en gft-afval worden goed ingeleverd.
75% levert gft-afval apart in
10% 10%
onbekend
14% 54%
Levert na klussen of verbouwen bouwafval gescheiden in
(vrijwel) altijd
23%
regelmatig/vaak
5% soms
4%
(vrijwel) nooit
84%
Scheid oud glas, oud plastic en oud papier nauwkeurig
13%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Figuur 2: Inlevergedrag huishoudelijk afval (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitaal Stadspanel 2013
Ingezamelde hoeveelheid afval neemt af, vooral van grofvuil De ingezamelde hoeveelheid huishoudelijk afval is in de periode 2009-2012 gedaald met 4,6% van ongeveer 77.600 ton in 2009 naar ongeveer 74.000 ton in 2012. Ook landelijk is deze afnemende trend te zien (- 2,8%). De daling doet zich vooral voor bij het grof huishoudelijk restafval sinds begin 2008. Ook landelijk is dit beeld te zien. Volgens afvaldeskundigen heeft dit te maken met de economisch crisis die begin 2008 is begonnen (huishoudens houden door de crises langer hun spullen thuis) en niet met veronderstellingen dat huishoudens meer goederen naar kringloopbedrijven brengen. De hoeveelheid goederen die naar kringloopwinkels wordt gebracht is in Nijmegen de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. Bovendien hebben kringloopgoederen maar zeer beperkte invloed op de totale hoeveelheid afval die door huishoudens wordt ingeleverd.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 3
In figuur 3 zijn de inzamelresultaten van enkele afvalfracties te zien. Nog steeds gaat naar verhouding een grote hoeveelheid huishoudelijk afval in de groene zak, maar de hoeveelheid hiervan neemt langzaam af, mede door de aparte inzameling van kunststofverpakkingen (o.a. plastic) 1. De inzameling van gft-afval ligt in 2011 en 2012 op een wat hoger niveau dan de jaren ervoor. Oud papier en oud karton worden sinds 2012 wat minder ingezameld dan in voorgaande jaren toen de inzameling redelijk stabiel was. Mogelijk neemt de inzameling van het papier af als gevolg van het gebruik van internet.
9405 9959
oud papier/ karton
9875 9948
14627 14945
overig hergebruik
16984 15162
15555
2012
15722
gft-afval
14612
2011
14790
2010 2009
7727 8313
overig restafval
8214 8832
20353 20595
restafval (groene zak)
21385 22709 0
5000
10000
15000
20000
25000
Figuur 3: Ingezamelde hoeveelheid huishoudelijk afval naar soort in 2009-2012 (in tonnen) Bron: DAR Milieudiensten N.V. 2009-2012
Het hergebruikspercentage van huishoudelijk afval is in Nijmegen in vergelijking met het landelijke beeld hoog. Landelijk ligt het hergebruikspercentage tussen ongeveer 50% en 55% . In Nijmegen blijft het hergebruikspercentage sinds 2010 op ongeveer hetzelfde niveau (62%). 2009
2010
2011
2012
totaal ingezameld
77611
77349
76265
74025
totaal herbruikbaar
46070
47750
47357
45945
59%
62%
62%
62%
% hergebruik
Figuur 4: Hergebruikspercentage huishoudelijk afval 2009-2012 Bron: DAR Milieudiensten N.V. 2009-2012
De hoeveelheid afval per inwoner is in Nijmegen ook lager dan in enkele andere vergelijkbare steden.
1
Sinds maart 2010 wordt plastic afval gratis apart opgehaald. In 2012 is bijna 10% meer plastic afval opgehaald dan in 2011.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 4
Samen met Groningen, Enschede en Maastricht behoort Nijmegen tot de gemeenten met de minste hoeveelheden afval die per inwoner worden ingeleverd.
Eindhoven
549
Arnhem
534
Tilburg
485
Maastricht
466
NIJMEGEN
464
Enschede
460
Groningen
450
0
100
200
300
400
500
600
Figuur 5: Hoeveelheid afval per inwoner in enkele gemeenten 2012 Bron: CBS, Statline 2013
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 5
Energieverbruik Het totale energieverbruik (het gas- en elektriciteitsverbruik, uitgedrukt in Megajoules) nam in de periode 2009-2013 af met 5,2%. Bij huishoudens daalde het totale energieverbruik met 7,2% en bij bedrijven bedroeg de afname 4,2%.
Ambities en initiatieven in het kader van klimaatbeleid Nijmegen wil in 2045 een stad zijn, die in zijn eigen energiebehoefte voorziet. Dit is een van de hoofddoelen van de Duurzaamheidsagenda van de gemeente uit 2011. Want fossiele brandstoffen raken de komende decennia steeds verder uitgeput. Daardoor worden energiebesparing en de lokale opwekking van duurzame energie steeds belangrijker. De Duurzaamheidsagenda krijgt vorm in vijf ‘duurzame sporen’ waarbinnen we samen met onze partners in de stad werken aan de realisatie van duurzaamheidsdoelen. In de afgelopen jaren zijn daarin flinke stappen gezet, zoals energiebesparing eigen gebouwen, energiebesparing bij bedrijven (Nijmeegs Energie Convenant), prestatieafspraken met woningcorporaties, subsidies particuliere woningeigenaren voor isolerende maatregelen en de opwekking van zonne-energie.
Gas- en elektriciteitsverbruik daalt In de periode 2009-2013 is het totale gasverbruik in de stad met 6,8 % en het totale elektriciteitsverbruik met 1,3% gedaald. Het gasverbruik daalde in deze periode bij huishoudens met 7,7% en bij bedrijven met 6,2%. Het elektriciteitsverbruik nam bij huishoudens naar verhouding meer af dan bij bedrijven. Dit komt omdat het elektriciteitsverbruik van bedrijven redelijk constant is gebleven de afgelopen jaren. De daling van het elektriciteitsverbruik de periode 2009-2013 bedroeg bij huishoudens 4,9% en bij bedrijven 0,1%. G - zakelijk in m3
G - particulier in m3
G - Totaal in m3
E - zakelijk in kWh
E - particulier in kWh
E - Totaal in kWh
2009
127.559.207
78.083.643
205.642.850
591.461.824
183.346.194
774.808.018
2010
131.678.073
77.714.208
209.392.281
599.176.103
176.841.281
776.017.384
2011
122.399.089
75.997.354
198.396.443
604.508.873
180.083.455
784.592.328
2012
117.009.587
72.647.034
189.656.621
603.750.869
176.213.587
779.964.456
2013
119.664.190
72.059.277
191.723.467
590.779.871
174.296.764
765.076.635
Figuur 6: Gas- en elektriciteitsverbruik 2009-20132 Bron: Energie in Beeld, 2009-2013
Het gas- en elektriciteitsverbruik wordt vaak omgerekend tot een eenheidsmaat (Megajoule) om het totale energieverbruik in de loop der jaren te volgen. In figuur 7 is het aantal Megajoules (Mj) te zien in de periode 2009-2013 voor huishoudens en bedrijven. Het totale energieverbruik daalde in deze periode met 5,2%. Onder huishoudens bedroeg de afname 7,2 % en onder bedrijven daalde het energieverbruik met 4,2%.
2
In de cijfers van figuur 6 is het verbruik van NXP niet verwerkt. De cijfers over 2013 zijn geprognosticeerd, dus zijn nog geen zekere en harde cijfers. Dat geldt ook voor de cijfers van figuur 7.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 6
2009 2010 2011 2012 2013
P articulier 3.406.248.023 3.369.837.307 3.321.127.378 3.189.365.099 3.161.793.122
Zakelijk 6.615.519.877 6.788.151.798 6.481.007.903 6.288.730.303 6.335.397.098
Totaal Mj 10.021.767.900 10.157.989.105 9.802.135.281 9.478.095.402 9.497.190.220
Figuur 7: Energieverbruik in Mj in 2009-2013 Bron: Energie in Beeld, 2009-2013
Driekwart Nijmegenaren weet hoeveel men maandelijks moet betalen voor elektra en gas De veronderstelling dat burgers over het algemeen niet weten hoeveel elektriciteit en gas er in het huishouden wordt verbruikt, gaat in Nijmegen niet helemaal op. In de peiling onder het digitale stadspanel in 2013 over Energie en Milieu zegt bijna de helft van de panelleden (46%) zich ervan bewust te zijn hoeveel elektriciteit en gas er in zijn of haar huishouden maandelijks wordt verbruikt. En als het gaat om het bedrag dat men maandelijks voor elektriciteit en gas moet betalen, zegt nog een groter aantal hiervan af te weten.
Figuur 8: Weet men hoeveel elektriciteit en gas maandelijks in het huishouden wordt verbruikt en hoeveel men maandelijks betaalt aan elektriciteit en gas? (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 7
Duurzame energie Veel Nijmegenaren vinden de toepassing van duurzame energie (opwekking van schone energie via zon of wind) belangrijk. Hoewel de belangstelling hiervoor groot is, is deze tot nu toe maar in beperkte mate toegepast. Voor zover schone energie is toegepast, is dat vooral gebeurd via zonnepanelen (8% geeft aan deze toegepast te hebben). In vergelijking met de opwekking van fossiele energie zijn de kosten voor de opwekking van duurzame energie op dit moment hoger. Toch is de groep die bereid is meer te betalen voor energie die schoon en milieuvriendelijk is (42%) groter dan de groep die hiertoe niet bereid is (31%). Bij een deel van de Nijmegenaren bestaat er draagvlak om mede-eigenaar te worden van bijvoorbeeld zonnepanelen of een windmolen, waarbij de opbrengsten gedeeld worden door de eigenaren. De helft maakt kenbaar eventueel eigenaar te willen worden van zonnepanelen of in principe hiervan eigenaar te willen worden als men hierover eerst meer informatie krijgt. Bij windmolens is dat iets minder (45%). Zeker de helft van de Nijmeegse bevolking (52%) vindt het een goed idee als er windmolens in Nijmegen worden geplaatst. Ruim een op de vijf (22%) is hier op tegen. Over het algemeen heeft men liever dat deze geplaatst worden buiten de woonwijken, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen of aan de rand van de stad.
Duurzame energieopwekking De belangstelling voor schone of duurzame energie (bijvoorbeeld zonne-energie, windenergie) neemt toe. De toepassing ervan speelt tevens een belangrijke rol om de ambities met betrekking tot energiebesparing en het klimaatbeleid waar te maken. Nijmegen wil zich profileren als zonnekrachtstad door burgers te stimuleren zonnepanelen aan te schaffen, door zonne-energie toe te passen op beeldbepalende gebouwen en in de openbare ruimte en de eigen gebouwen te voorzien van zonnepanelen. Investeren in duurzame energie gaat gepaard met kosten. Maar de maatschappelijke baten zijn uiteindelijk groter dan de kosten, omdat het gaat om schone energie die leidt tot emissiereductie en dus een schoner milieu. Initiatieven van duurzame energieopwekking nemen toe, ook van burgers. Het tempo waarin dit plaatsvindt, gaat hard. Dat komt omdat duurzame energie steeds goedkoper wordt ten opzichte van fossiele energie en de duurzame energietechnieken in de loop der tijd ook steeds effectiever zijn geworden.
Veel Nijmegenaren vinden de toepassing van duurzame energie belangrijk Uit de peiling die in 2013 onder het Nijmeegse stadspanel is gehouden blijkt dat vrijwel alle Nijmegenaren de toepassing van duurzame energie (zeer) belangrijk vinden. Ongeveer negen op de tien panelleden maken dit kenbaar. Een heel beperkt aantal (2%) zegt de toepassing van duurzame energie (zeer) onbelangrijk te vinden. Hoewel men in sterke mate van mening is dat duurzame energie belangrijk is, nemen Nijmegenaren nog geen duidelijk standpunt in ten aanzien van het belang van lokale energieopwekking. Deze opwekking is mogelijk van belang bij de toepassing van duurzame energie. De groep die lokale energieopwekking voor het eigen energieverbruik belangrijk vindt is namelijk ongeveer even groot als de groep die dat onbelangrijk vindt. Een relatief grote groep zit hier tussen in (neutraal). Daarentegen is de groep die bereid is meer te betalen voor energie die schoon en milieuvriendelijk is (42%) groter dan de groep die hiertoe niet bereid is (31%).
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 8
Figuur 9: Mening duurzame energie en lokale energieopwekking (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
Vooral zonnepanelen, zonneboilers en windmolens worden gezien als zinvolle toepassingsmogelijkheden, maar worden nog weinig toegepast Er bestaan verschillende manieren om duurzame energie toe te passen. Bijvoorbeeld via zonnepanelen (elektriciteit), zonneboilers (warm water), wind (electriciteit) en warmtepompen (ruimteverwarming). Uit de digitale peiling in 2013 komt naar voren dat ruim de helft tot zeker driekwart van de Nijmegenaren de toepassing van een van deze vormen van duurzame energie zinvol vindt, vooral van zonnepanelen. Het aantal dat de toepassing niet zinvol vindt is aanmerkelijk kleiner. Hoewel men de toepassing in meerderheid zinvol vindt, hebben nog maar weinig Nijmegenaren één van deze vormen toegepast voor energieopwekking bij de woning. Voor zover dat is gebeurd, is dat vooral met zonnepanelen het geval. Van de panelleden die zijn ondervraagd geeft 8% te kennen dat zij zonnepanelen al hebben toegepast. Dat is meer dan bij zonneboilers (2%), wind (3%) 3 en warmtepompen (2%). Ongeveer een derde (32%) van de panelleden kent de toepassing van warmtepompen niet of weet niet of deze zijn toegepast voor de energieopwekking bij de woning.
3
Van degenen die zeggen dat zij al windenergie hebben toegepast , is niet bekend of zij een eigen windmolen hebben geplaatst of deelnemen aan een participatieproject.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 9
Figuur 10: Welke vormen van duurzame energie vindt men zinvol/niet zinvol en in welke mate zijn deze al toegepast/niet toegepast? (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
Uit de peiling blijkt dat met name panelleden woonachtig in Nijmegen-Centrum wat meer dan gemiddeld de toepassing van de verschillende vormen van duurzame energie zinvol vinden. De toepassing van zonnepanelen vindt bijvoorbeeld 85% van de bewoners in Centrum zinvol, terwijl dat gemiddeld 77% is. En de toepassing van windenergie vindt 84% van de bewoners in Centrum zinvol, terwijl dit gemiddeld 69% is. Voor burgers zijn er mogelijkheden om bij te dragen aan de productie van energie, bijvoorbeeld door medeeigenaar te worden van zonnepanelen, zonder dat deze op het eigen dak liggen. De eigenaren delen dan in de opbrengsten die de toepassing ervan oplevert. Uit de digitale peiling komt naar voren dat ongeveer de helft van de Nijmegenaren er over denkt om eventueel mede-eigenaar te worden of in principe medeeigenaar wil worden als men hierover eerst meer informatie zou krijgen.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 10
Figuur 11: Zou men mede-eigenaar willen worden van zonnepanelen? (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
In Lindenholt en Nijmegen-Noord is de belangstelling om mede-eigenaar te worden wat minder dan gemiddeld in de stad. In Lindenholt zegt 33% en in Nijmegen-Noord 36% dat men in principe wel medeeigenaar wil worden als men meer informatie zou krijgen, terwijl dat gemiddeld 45% is.
Helft van Nijmegenaren vindt plaatsing windmolens goed idee De belangstelling voor wind als energiebron is groeiende. Het Rijk heeft de afgelopen jaren steeds meer gebieden aangewezen waar windmolenparken in Nederland mogen staan (Ontwerp Structuurvisie Windenergie op Land, 2013). Ook onder lokale overheden groeit de belangstelling om windmolens zo dicht mogelijk in de buurt van hun eigen gemeente te plaatsen. De locatie waar windmolens geplaatst moeten worden is vaak onderwerp van discussie bij eventuele toepassing van windenergie . Over het algemeen zijn plekken waar het hard waait en weinig mensen wonen het meest aantrekkelijk. In Nijmegen zijn er al initiatieven genomen voor duurzame energieopwekking via windturbines (De Grift). Uit de digitale peiling over Energie en Milieu in 2013 komt naar voren dat ongeveer de helft van de Nijmegenaren voorstander is om windmolens in Nijmegen te plaatsen. Ongeveer een op de vijf is er geen voorstander van.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 11
Figuur 12: Is het een goed of slecht idee als er windmolens in Nijmegen worden geplaatst? Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
De mening in de diverse stadsdelen om windmolens in Nijmegen te plaatsen wijkt weliswaar niet heel veel af van het gemiddelde beeld hierover in de stad. Maar in Nijmegen-Centrum en in Nijmegen-Oost lijkt men voor dit idee iets meer te voelen dan bijvoorbeeld in Nijmegen-Noord. In Nijmegen-Centrum zegt 58% en Nijmegen-Oost 59% het plaatsen van windmolens in de stad een goed idee te vinden. In Nijmegen-Noord is dat 46%. Op de vraag of men er bezwaar tegen zou hebben als er een of meer windmolens bij hen in de buurt geplaatst worden, reageren Nijmegenaren verdeeld. Ruim een kwart (27%) zegt ronduit hiertegen bezwaar te hebben. Een iets grotere groep (36%) heeft hier geen bezwaar tegen en drie op de tien (30%) maken kenbaar dat hun mening hierover zal afhangen van een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden hebben vooral betrekking op de mate waarin windmolens geluidsoverlast veroorzaken, de afstand van de windmolens tot de woning, de grootte of omvang van de molens, de eventuele belemmering van het uitzicht en de schade die ze mogelijk kunnen toebrengen aan het landschap of de natuur. In Nijmegen-Centrum hebben bewoners het minste bezwaar als er windmolens bij hen in de buurt geplaatst worden. De helft van de ondervraagden in Nijmegen-Centrum zegt hiertegen geen bezwaar te hebben, tegenover 36% gemiddeld. Over het algemeen hebben Nijmegenaren liever dat windmolens worden geplaatst buiten hun directe woonomgeving, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen of aan de rand van de stad. Ook voor kleinere windmolens is er niet veel draagvlak om deze te plaatsen in woonwijken.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 12
Figuur 13: Mening over locatie voor plaatsing windmolens (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
Evenals bij de opwekking van energie via zonnepanelen bestaat ook bij de opwekking van energie via windmolens de mogelijkheid om mede-eigenaar te worden van een windmolen die niet bij de eigen woning of in de eigen buurt hoeft te staan. De opbrengsten worden door de eigenaren gedeeld. Bij de opwekking van zonnepanelen bleek dat ongeveer de helft van de Nijmegenaren er over denkt om eventueel mede-eigenaar te worden of in principe mede-eigenaar wil worden als men hierover eerst meer informatie zou krijgen. Bij windmolens is dat aantal een fractie minder (45%).
Figuur 14: Zou men mede-eigenaar willen worden van een windmolen? (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
In Nijmegen-Noord heeft men wat minder belangstelling om mede-eigenaar te worden van een windmolen dan in andere stadsdelen. In Nijmegen-Noord zegt 35% hierover na te denken of in principe wel te willen na meer informatie. Gemiddeld is dat 45%.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 13
Duurzame economie Als het aan Nijmegenaren ligt, mag er zeker aandacht zijn voor duurzame economie of duurzame bedrijvigheid in de stad, waarbij bedrijven gestimuleerd worden om bij te dragen aan energiebesparing, opwekking van duurzame energie en duurzaamheid. Belangrijke overwegingen voor deze aandacht zijn in hun ogen dat dit beter is voor het woon- en leefklimaat in de stad, er meer keuze ontstaat uit duurzame en milieuvriendelijke producten of diensten en dat het goed is voor de werkgelegenheid in de stad (de groene werkgelegenheid groeit snel).
Beleid Een van de pijlers in het duurzaamheidsbeleid is het stimuleren van een duurzame economie. In 2020 wil Nijmegen een stad zijn die duurzaamheid in zijn economische DNA heeft. Bedrijven worden gestimuleerd om bij te dragen aan energiebesparing, opwekking van duurzame energie en duurzaamheid. Dit kan bijvoorbeeld door het stimuleren van innovatie op het gebied van duurzame energie of het creëren van groene werkgelegenheid door acquisitie van duurzame bedrijven en het scheppen van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor duurzame bedrijven. Zo ontstaan er ‘groene bedrijven’ die zich specialiseren op milieuvriendelijke productie, producten en diensten.
Nijmegenaren zien voordelen van duurzame economie In de digitale peiling over Energie en Milieu is aan Nijmegenaren gevraagd welke overweging hen het meest aanspreekt om (wel of geen) aandacht te hebben voor duurzame economie. Zeker 80% van de panelleden noemt enkele voordelen die de aandacht voor duurzame economie in hun ogen rechtvaardigen. Ongeveer 15% ziet meer nadelen. Vier op de tien respondenten vinden dat duurzame economie beter is voor het woonen leefklimaat in Nijmegen. Grote verschillen naar woongebied zijn er ten aanzien hiervan niet gevonden. Een op de vijf ziet als voordeel dat er steeds meer mogelijkheden komen om te kiezen tussen milieuvriendelijke diensten of producten. Tot de groep ‘anders’ behoren personen die kanttekeningen plaatsen bij de doelstellingen van duurzame economie, bij de betekenis van dit begrip of opmerkingen maken over de effecten van duurzame economie die zowel positief als minder positief kunnen uitpakken.
Figuur 15: Overwegingen om (wel of geen) aandacht te hebben voor duurzame economie (in procenten) Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 14
Meer draagvlak om voedsel uit eigen land of eigen regio te kopen dan van verder weg Binnen het duurzaamheidsbeleid is er ook aandacht voor duurzame logistiek. Het gaat hier om de bijdrage die het transport van goederen kan leveren aan een schoner milieu. Hoe minder motorvoertuigkilometers worden afgelegd voor het transport van het product van producent naar consument, hoe minder energie of brandstof wordt verbruikt, hoe meer wordt bijgedragen aan een schoner milieu. Zonder direct de link in de vraagstelling te leggen met een schoner milieu is aan Nijmegenaren in de digitale peiling over Energie en Milieu ook gevraagd of ze liever voedsel kopen uit eigen land of uit de eigen regio dan van verder weg. Hoewel nogal wat panelleden hierop neutraal reageren, lijkt er wat meer draagvlak te bestaan om voedsel te kopen uit eigen land of de eigen regio dan van verder weg. Een meerderheid (55%) voelt er voor liever voedsel te kopen uit eigen land dan van verder weg. Een kleinere groep (15%) is het daar niet mee eens. Grote verschillen in de mening hierover naar woongebied zijn er niet gevonden. Verder maakt bijna de helft (46%) kenbaar liever voedsel uit de eigen regio te kopen dan van verder weg. Ook hier is er een kleinere groep die het daar niet mee eens is (18%). Panelleden uit Dukenburg (37%) en Lindenholt (32%) voelen er wat minder dan gemiddeld voor om liever voedsel uit de eigen regio te kopen.
Figuur 16: Percentage dat liever voedsel koopt uit eigen land of eigen regio dan van verder weg Bron: Peiling Duurzaamheid en Milieu, Digitale Stadspanel 2013
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 15
Klimaatbestendige leefomgeving Bijna een op de vijf Nijmegenaren (18%) maakt kenbaar de afgelopen twee jaar vaak of regelmatig veel last te hebben gehad van warmte in de woning. Vooral bewoners in Nijmegen-Centrum maken dat kenbaar. Hoewel men over het algemeen redelijk goed op de hoogte is van maatregelen om warmte tegen te gaan, zijn er niet veel Nijmegenaren die deze maatregelen hebben toegepast. Voor zo ver er maatregelen zijn genomen, is dat gebeurd door het isoleren van het dak of het isoleren van de gevel van de woning en in wat mindere mate door het planten van (extra) planten of bomen in de tuin. Het isoleren van het dak of de gevel van de woning zal waarschijnlijk meer zijn gedaan vanuit een oogpunt van energiebesparing.
Klimaat in de stad In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Ministerie van I&M, 2012) wordt gewezen op het nationaal belang van een duurzame watervoorziening en een klimaatbestendige inrichting van steden. Door de verwachte klimaatverandering is er een grotere kans op overstromingen, wateroverlast door extreme neerslag, droogteperiodes en het vasthouden van warmte in bebouwd gebied met eventuele hittestress als gevolg van extreme zomers. Of de klimaateffecten schade veroorzaken is mede afhankelijk van o.a. de kwaliteit van de bebouwing, de aanwezigheid van openbaar groen en waterpartijen (Ligtvoet e.a. 2011). Het is algemeen bekend dat de gemiddelde temperatuur in steden hoger ligt dan in het omliggende landelijke gebied. Dit komt o.a. vanwege de hogere bebouwingsdichtheid in steden. In de stad zijn er meer wegen en gebouwen en minder groen en water dan in landelijke gebieden waardoor de warmte langer in de stad blijft hangen. Er is minder ventilatie, doordat de wind wordt geblokkeerd door hoge gebouwen. Bovendien vinden er in de stad veel activiteiten plaats op een relatief kleine ruimte, hetgeen extra warmte veroorzaakt. Uit metingen in Rotterdam blijkt dat ruim opgezette wijken met veel (openbaar of privaat) groen een stuk koeler zijn dan hoog stedelijke gebieden (RCP factsheet hittestress Rotterdam, gemeente Rotterdam 2011). De temperatuurmetingen in het kader van het Future Cities project door de Universiteit van Bochum geven in Nijmegen een verschil van circa 7 graden tussen de koude gebieden (Ooijpolder) en de warme gebieden (centrum). In Arnhem was dat zelfs 10 graden (Sonsbeekpark versus centrum). Steeds meer wordt het belang ingezien van water- en groenstructuren voor een goede leefomgeving in stedelijke gebieden. De laatste jaren groeit dan ook de aandacht voor hinder en gezondheidsklachten door (te) hoge temperaturen. Belangrijk is te weten in hoeverre burgers last hebben van warmte, of ze op de hoogte zijn van maatregelen om warmte tegen te gaan en of ze reeds bepaalde maatregelen in dit verband hebben genomen.
Vooral in Nijmegen-Centrum zegt men veel last te hebben van warmte Uit de Nijmeegse burgerpeiling 2013 blijkt dat bijna een op de vijf Nijmegenaren (18%) de afgelopen twee jaren vaak of regelmatig veel last heeft ondervonden van warmte in hun woning, 37% zegt hiervan af en toe last te hebben gehad en ruim vier op de tien (42%) maken kenbaar hiervan nooit of geen last te hebben gehad. De rest (3%) weet het niet meer. In Nijmegen-Centrum zegt men naar verhouding het meest dat men de afgelopen twee jaar vaak of regelmatig veel last heeft gehad van warmte in huis. In Nijmegen Noord zeggen bewoners dat naar
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 16
verhouding het minst. In Nijmegen-Centrum laat 30% weten vaak of regelmatig last te hebben gehad van warmte in huis. Dat is drie keer zoveel als in Nijmegen-Noord (figuur 17).4 Personen in bovenwoningen (38%) geven meer dan gemiddeld (18%) aan dat zij vaak of regelmatig veel last hebben van warmte in hun woning. In zekere zin geldt dat ook, maar in wat mindere mate voor bewoners in flats met minimaal vijf woonlagen (25%). Grote verschillen tussen leeftijd en hittebeleving zijn er niet gevonden.
Figuur 17: Percentage inwoners dat vaak of regelmatig veel last heeft gehad van warmte in huis Bron: Burgerpeiling 2013
Veel Nijmegenaren weten dat het isoleren van dak en gevels warmte kan tegen gaan Er bestaan diverse maatregelen om extreme warmte in de woning of de tuin tegen te gaan. Bijvoorbeeld: het isoleren van het dak of de gevels van de woning, het planten van groen in de tuin, de aanleg van een groen dak of het weghalen van bestrating in de tuin. Uit de burgerpeiling blijkt dat veel Nijmegenaren weten dat het isoleren van het dak of de gevels van hun woning warmte kan tegen gaan. Daarnaast maken ongeveer zes op de tien (59%) kenbaar dat zij ervan op de hoogte zijn dat het planten van extra planten of bomen in de tuin eveneens warmte kan tegen gaan. Verder laat zeker de helft (52%) weten dat de aanleg van een groen dak of een daktuin een bijdrage kan leveren om warmte te reduceren (figuur 18).
4
Hittebeleving heeft onder meer te maken met de leeftijd van de woningen (oudere woningen zijn minder geïsoleerd dan nieuwe woningen) en de vraag hoe stenig een gebied is ofwel in welke mate groen-blauw aanwezig is. In Nijmegen-Noord staan naar verhouding veel nieuwe woningen en is er naar verhouding ook meer groen-blauw dan in Nijmegen-Centrum.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 17
Figuur 18: Percentage inwoners dat bekend is met maatregelen om warmte in woning/tuin tegen te gaan Bron: Burgerpeiling 2013
Maatregelen om warme tegen te gaan in beperkte mate toegepast Hoewel Nijmegenaren redelijk goed op de hoogte zijn van bepaalde maatregelen om warmte in de woning of de tuin tegen te gaan, hebben zij maar in beperkte mate maatregelen genomen om extreme warmte te reduceren. Voor zover er maatregelen zijn genomen, zijn dat vooral het isoleren van het dak van de woning of het isoleren van de gevel van de woning en in wat mindere mate door het planten van (extra) planten of bomen in de tuin (figuur 19).5 Bij een deel (20 tot 32%) van de inwoners in Nijmegen bestaat er wel belangstelling om bepaalde maatregelen toe te passen. Het gaat hier om de belangstelling voor het isoleren van het dak of de gevels van de woning, de aanleg van een groen dak of een daktuin en het aanbrengen van groen aan de gevels van de woning. Voor deze maatregelen bestaat met name in Nijmegen-Centrum en ook enigszins in Nijmegen-Oost meer belangstelling dan elders. Voor het isoleren van het dak van de woning bestaat in Nijmegen-Centrum bijvoorbeeld 47% belangstelling, terwijl dat gemiddeld 32% is. Voor het aanbrengen van een groen dak of een daktuin heeft in Nijmegen-Centrum 43% belangstelling, in Nijmegen-Oost is dat 35%, terwijl dat gemiddeld 28% is. Ook voor het aanbrengen van groen aan de gevels van de woning bestaat in Nijmegen-Centrum (33%) en in Nijmegen-Oost (31%) eveneens wat meer belangstelling dan gemiddeld (23%).
5
Het isoleren van het dak of de gevel van de woning zal waarschijnlijk niet zo zeer gedaan zijn om warmte tegen te gaan, maar vooral vanuit energiebesparingsoogpunt.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 18
Figuur 19: Percentage inwoners dat maatregelen heeft toegepast om warmte in woning/tuin tegen te gaan of hiervoor belangstelling/ geen belangstelling heeft Bron: Burgerpeiling 2013
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 19
Milieukwaliteit en leefomgeving Duurzaamheid heeft ook aandacht voor de leefomgeving in relatie tot de ervaren geluids- en luchtkwaliteit. Bij 15% van de huishoudens zegt men dat er iemand thuis is die vaak overlast heeft van geluid in de buurt. Bij 50% van de huishoudens is dat soms het geval. Bronnen waarvan men geluidshinder ondervindt zijn met name buren, wegverkeer en bromfietsen/scooters. Bij 4% van de huishoudens maakt men kenbaar dat er iemand thuis is die vaak stankoverlast in de buurt ondervindt. Bij 20% van de huishoudens is dat soms het geval. Bronnen waarvan men naar verhouding veel stankoverlast ondervindt zijn: gft-containers/afvalbakken, wegverkeer, barbecue/open vuren en riolering. Naast geurbeleving zijn voor de luchtkwaliteit ook objectieve metingen van belang. In Nijmegen komen er geen overschrijdingen van grenswaarden voor van fijnstof, wel van stikstofdioxide. De overschrijding van stikstofdioxide was in 2012 op 1,2 km (totale lengte van wegvakken in de stad). Voor 2015 wordt voorspeld dat er geen overschrijdingen van stikstofdioxide meer aanwezig zullen zijn.
Naar verhouding veel geluidsoverlast in Centrum en stankoverlast in Oud-West Hoewel bij duurzaamheidsbeleid sterk wordt ingezet op klimaatbeleid, gaat het bij duurzaamheid ook om o.a. leefbaarheid en milieukwaliteit van de leefomgeving. De geluids- en luchtkwaliteit in subjectieve en objectieve zin zijn belangrijke indicatoren voor de bepaling van deze kwaliteit6. Uit de burgerpeiling 2013 komt naar voren dat er bij 15% van de huishoudens vaak iemand thuis geluidsoverlast ondervindt in de buurt. Bij de helft (50%) ondervindt soms iemand thuis geluidsoverlast en bij een derde (34%) zegt men dat er niemand thuis geluidsoverlast ervaart. In Nijmegen-Centrum wordt naar verhouding vaker geluidsoverlast ervaren, met name veroorzaakt door de horeca of horecabezoekers.
6
De ervaren geluids- en stankoverlast in de buurt in 2013 kan niet vergeleken worden met de uitkomsten hiervan in vorige peilingen. Hoewel de vraagstellingen hierover in 2013 precies dezelfde waren als in vorige peilingen, waren de antwoordmogelijkheden in 2013 anders dan voorheen. Het combineren van de antwoorden in 2013 om te vergelijken met vorige peilingen is daarom niet verantwoord.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 20
Figuur 20: Percentage huishoudens dat vaak geluidsoverlast ervaart in eigen buurt Bron: Burgerpeiling 2013
Bronnen die naar verhouding veel worden genoemd waarvan geluidsoverlast wordt ervaren zijn: buren (genoemd door 48% van de huishoudens die vaak of soms geluidsoverlast ervaren), wegverkeer (44%), bromfietsen/scooters (36%) en jongeren (24%). In Nieuw-West (51%) zeggen naar verhouding iets meer huishoudens overlast te ondervinden van wegverkeer dan gemiddeld. In Lindenholt (32%) is dat naar verhouding minder. In Nijmegen-Centrum maakt zeker de helft (52%) duidelijk dat de overlast veroorzaakt wordt door de horeca of horecabezoekers. Van de huishoudens waar vaak of soms geluidsoverlast in de buurt wordt ondervonden zegt 9% dat er als gevolg hiervan thuis iemand is met gezondheidsklachten. In Nijmegen-Centrum (15%) is dat iets meer dan gemiddeld. Bij 4% van de huishoudens wordt kenbaar gemaakt dat iemand thuis vaak stankoverlast in de buurt ervaart. Bij een op de vijf huishoudens (20%) is dat soms het geval en bij ongeveer driekwart (74%) ervaart niemand thuis stankoverlast in de buurt. Bewoners in Oud-West ervaren in vergelijking met bewoners in andere stadsdelen vaker overlast van stank in hun buurt.
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 21
Figuur 21: Percentage huishoudens dat vaak stankoverlast ervaart in eigen buurt Bron: Burgerpeiling 2013
Bronnen die relatief veel genoemd worden waarvan men stankoverlast ervaart in de buurt zijn: gftcontainers/afvalbakken (genoemd door 27% van de huishoudens waar men vaak of soms stankoverlast ervaart), wegverkeer (25%), barbecue/open vuren (22%), riolering (20%) en honden- of kattenpoep/-pis (18%). Stankoverlast door wegverkeer wordt naar verhouding veel ondervonden in Nieuw-West (37%). Stankoverlast door de riolering wordt naar verhouding veel genoemd in Nijmegen-Centrum (36%). Van de huishoudens waar vaak of soms stankoverlast wordt ondervonden in de buurt zegt 13% dat er als gevolg hiervan thuis iemand is met gezondheidsklachten. In Oud-West (21%%) is dat wat meer dan gemiddeld.
Geen overschrijdingen fijnstof, wel van stikstofdioxide Belangrijke vervuilingsbronnen van de lucht zijn het wegverkeer (met name het vrachtverkeer) en de scheepvaart. In 2013 heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu aan de hand van berekeningen gerapporteerd over de luchtkwaliteit in Nijmegen in 2012 (Monitoringstool 2013). De luchtkwaliteit wordt wettelijk beoordeeld aan de hand van de aanwezige waarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). In Nijmegen is er geen sprake van overschrijding van grenswaarden voor fijnstof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide worden in 2015 wettelijk van kracht. Er wordt nu jaarlijks met behulp van modellen getoetst wat de huidige waarde is voor stikstofdioxide en er wordt met prognoses getoetst wat de waarde voor stikstofdioxide met de huidige inzichten in 2015 zal zijn. In de loop van 2011 heeft een algehele revisie van de verkeersmodellen voor Nijmegen plaatsgevonden. Vanaf 2013 worden de verkeersmodellen jaarlijks geactualiseerd. Door vertraagde woningbouw in de grote ontwikkelingsgebieden
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 22
in Nijmegen (vooral Waalsprong) zijn de verkeersintensiteiten lager ten opzichte van de voorgaande verkeersmodellen. De grenswaarde voor stikstofdioxide is in 2012 overschreden op 1,2 km (totale lengte van de wegvakken waar dit het geval is). Dat was 0,8 km in 2011, 5,4 km in 2010 en 6,4 km in 2009. Ook door scheepvaart op de Waal zijn er nog overschrijdingen van grenswaarden. Deze bevinden zich echter alleen binnen de rivierbedding en niet op de oevers. Sinds 2011 wordt voor 2015 voorspeld dat er in 2015 geen overschrijdingen voor NO2 meer aanwezig zullen zijn. Voorgaande geeft geen garantie dat in het maatgevende jaar 2015 geen overschrijdingen van grenswaarden meer voorkomen. Ruimtelijke ontwikkelingen in de komende jaren en ongunstige weersomstandigheden kunnen, alhoewel dit niet wordt verwacht, alsnog voor overschrijdingen zorgen.
Aantal risicobedrijven in stad ongewijzigd Externe veiligheid is een belangrijk aspect bij de beoordeling van de kwaliteit van de leefomgeving. Het gaat hier om risico’s die aanwezig zijn bij bepaalde bedrijven en het goederentransport vanwege gevaar van ontploffingen en het vrijkomen van gas. In Nijmegen zijn er drie bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen. De gemeente Nijmegen stelt risiconormen op en controleert op deze normen. Het aantal LPG-tankstations is evenals het aantal verkooppunten voor consumentenvuurwerk de laatste jaren niet veranderd. 2007
2008
2009
2 0 10
2 0 11
2 0 12
B R ZO-be drijve n (o ps la g ge va a rlijke s to ffe n)
5
4
4
4
3
3
B e drijve n m e t a m m o nia k ko e lins ta lla tie
3
3
3
3
3
3
LP G-ta nks ta tio ns
11
11
11
11
11
11
Ve rko o ppunte n c o ns um e nte nvuurwe rk
13
13
13
13
13
13
Ove rige be drijve n m e t e xte rn ris ic o
4
4
4
4
4
4
T o t a a l a a n t a l ris ic o b e d rijv e n
36
35
35
35
34
34
Figuur 22: Aantal risicobedrijven in Nijmegen Bron: Milieujaarverslag 2012
Stadsmonitor -thema Duurzaamheid en Milieu- 23