Stadhuis Enschede: waarden en ruimte voor transformatie
Drs. M. van Hellemondt Drs. ing. D.H. Baalman
© 2011 Het Oversticht, Zwolle
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Resumé: hoe zit het stadhuis in elkaar?
4
Hoe is het stadhuis te waarderen?
6
Kaartmateriaal
7
Toelichting waarderingskaarten
12
Ruimte voor transformatie
13
Kaartmateriaal
15
Epiloog: transformatieruimte uitkomst en uitleg
20
Literatuurlijst en bronnen
21
Colofon
22
Bijlage: Visie op stadhuis Enschede, januari 2006
2
Inleiding “Zonder enige overdrijving kan men het Enschedese stadhuis een markant werk in de geschiedenis van de raadhuisbouw noemen. Deze schepping van ir. G. Friedhoff trekt dan ook de aandacht van velen in binnen- en buitenland die belangstelling hebben voor de bouwkunst. Jaarlijks bezoeken duizenden geïnteresseerden dit prachtige gebouw.” Met deze openingszin verkoopt Enschede zijn stadhuis aan de buitenwereld. Naast toeristische trekpleister is het stadhuis toch vooral nog steeds de plek van waaruit de stad bestuurd wordt. Een werkplek, en wat voor één! De manier waarop het gemeentelijk apparaat in de bouwtijd van het stadhuis, rond 1930, ingericht was, verschilt van de manier waarop het tegenwoordig is ingesteld. In de loop der jaren is het gebouw dan ook meer malen aan veranderingen onderhevig geweest. De ene keer met veel aandacht voor bestaande kwaliteiten, de andere keer wat minder. In 2006 is vanwege de vraag naar een andere indeling voor diverse functies, een visie gepresenteerd: ‘Visie op stadhuis Enschede’. Hierin is de geschiedenis van het stadhuis beschreven en is een zorgvuldige analyse van de architectuur en het interieur gemaakt. Mede op basis van dit stuk zijn plannen voor de herinrichting van de raadzaal gemaakt en uitgevoerd. De visie is als bijlage opgenomen. Bij de discussies rondom de herinrichting van de raadzaal werd duidelijk dat het destijds genomen besluit tot de bouw van een stadskantoor eigenlijk maar een half besluit is geweest. Aanvullend was een besluit op zijn plaats geweest over de toekomst van het stadhuis. Dat uitgestelde besluit is nu aan de orde. Daarbij gaat het om de ontwikkeling van een visie voor de lange termijn. Ook wanneer het einddoel daarvan niet direct haalbaar is, zal de visie bepalend zijn bij alle tussenstappen en investeringen die in het stadhuis worden gedaan. Daartoe is het nodig vast te stellen welke waarden het stadhuis precies heeft, welke ambities het bestuur daarmee heeft en langs welke weg die bereikt kunnen worden. Die reeks begint met een onderbouwde waardering van alle ruimten in het stadhuis. Dit rapport bevat die waardestelling. Daarnaast geven wij per ruimte aan wat de zogenaamde transformatieruimte is: waar zit de ruimte om het gebouw aan nieuwe eisen aan te passen en waar zit die ruimte niet? Door de stap van aanduiden van die ruimte wordt meer expliciet het handelingskader geschetst dat hoort bij de waardering in de categorieën hoog-middelhoog-laag. Deze twee aspecten vormen dit rapport dat, als opvolger van de visie uit 2006, de basis is voor toekomstige veranderingen aan het stadhuis in Enschede.
3
Resumé: hoe zit het stadhuis in elkaar? Historie Het stadhuis in Enschede is gebouwd tussen 1930 en 1933, naar ontwerp van architect Gijsbert Friedhoff. Naar aanleiding van de prijsvraag die het college van B&W in 1928 had geformuleerd, had hij in 1929 zijn ontwerp ingestuurd en won. Friedhoff, die in 1946 zou worden benoemd tot rijksbouwmeester, was een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de ‘traditionalistische’ architectuurschool. Anders dan de ‘modernisten’ bleef deze groep architecten zich richten op aansluiting op de tradities uit de geschiedenis van de bouwkunst, met aandacht voor situering, karakter van de opgave, en ambachtelijk materiaalgebruik en detaillering. Het in 1923 opgeleverde stadhuis van Stockholm diende als belangrijke inspiratiebron voor Friedhoffs ontwerp; voor deze architectengroep was de regionale oriëntatie en –inspiratie van de Scandinavische architectuur een belangrijk voorbeeld. Zijn opvattingen over architectuur en over de betekenis van een stadhuis komen tot uiting in de aanwezigheid van een toren, die een belangrijke rol speelt bij de uitdrukking van het karakter van het stadhuis als plek voor een goed geordend stadsbestuur. We zien ze ook in de materialen, de details en de grote beheersing van het bouw-ambacht. Indeling en gebruik Voor een uitgebreide historische beschrijving en analyse verwijzen wij naar de bijlage. Friedhoff onderscheidt in zijn ontwerp vanuit de vestibule twee assen: een representatieve (oost-west georiënteerd) en een administratieve (noord-zuid georiënteerd). De administratieve as leidt naar de secretarie, een éénlaagse ruimte onder een sheddakenconstructie. De representatieve as, die over twee lagen liep, huisvest de representatieve ruimten zoals de raadzaal, leeszaal, koffiekamer en trouwkamers. Beide verdiepingen zijn verbonden door een trappenhuis in de toren, waarin ook het gehele systeem van klimaatinstallaties is ondergebracht (zie plattegrond pagina 5 en 6). In de aankleding van het interieur is de traditionele stijl van Friedhoff goed tot uitdrukking gekomen. Voor gangen heeft hij natuursteen gebruikt en voor kamers, al naar gelang de functie, linoleum of parket. Representatieve ruimten onderscheiden zich in materiaalkeus van ondersteunende ruimten. Ook is het hiërarchische verschil in deze ruimten af te lezen aan de vormgeving van het meubilair en toegepaste kunst. Voor vrijwel alle vertrekken is door Friedhoff passend meubilair ontworpen, aangezien dit onderdeel van de ontwerpopgave was. Ook toepassingen van beeldende kunst vormden integraal onderdeel van het ontwerp, dat daarom als “Gesamtkunstwerk” wordt aangeduid. De representatieve ruimten van het stadshuis zijn gaaf bewaard gebleven. Op de tweede verdieping, de kantoorgedeelten en de vleugel van de voormalige secretarie is wel een en ander gewijzigd. In 1972 is door architect Cannegieter een nieuwe vleugel aan de noordzijde aangebouwd, in de stijl van Friedhoff. Aan de oostzijde werd de korte vleugel van Friedhoff doorgetrokken. Daarbij maakte Cannegieter gebruik van een uitbreidingsmogelijkheid, die al in het programma van eisen uit 1927 voorzien was. Het sheddakencomplex van de secretarie werd gesloopt in 1987, toen ten behoeve van vergroting van kantoorruimte, de zogenaamde ‘vissenkom’ werd gebouwd door de patio te voorzien van schuine glaswanden.
4
Verschillende bouwfasen van het stadhuis 1933: Oorspronkelijke ontwerp van Friedhoff 1972: Aanbouw vleugel Cannegieter; het sheddakencomplex bestond toen nog 1987: Aanbouw van de ‘vissenkom’ van Cannegieter en sloop van de sheddaken
Friedhoff’s oog voor detail gaat ver: de onderzijde van het overstek heeft het kenmerkende meandermotief dat men veel in het interieur aantreft
5
6
Hoe is het stadhuis te waarderen? Methode De waardestelling is tot stand gekomen door onderzoek ter plaatse en bureau-onderzoek naar literatuur en eerder gepubliceerde rapporten. De aandachtsvelden binnen de waardering zijn: • • • •
De structuur: hoe is de onderlinge schikking van ruimten en hoe is de constructie De indeling: welke is de indeling van afzonderlijke ruimten De afwerking: wat is de afwerking van vloeren, wanden en plafonds De installaties: hoe zat het oorspronkelijke installatieconcept in elkaar en waar komt dat tot uiting
De waardering van de ruimten is gebeurd aan de hand van de volgende criteria: • Architectuurhistorische waarde • Gaafheid en zeldzaamheid: het gaat om de gaafheid enerzijds van het oorspronkelijke ontwerp van Friedhoff, maar ook om de gaafheid en kwaliteit van de wijzigingen. Uitleg en uitkomst Wij hebben gewaardeerd met de termen hoog (H), middelhoog (M) of laag (L). Een hoge waardering is bij dit stadhuis de norm. Afwijkingen daarvan worden aangeduid met een waardering als M of L, waarbij laag betekent: deze elementen hebben geen hoge monumentale waarde; zij zouden bij gelegenheid verbeterd kunnen of moeten worden. Een voorbeeld hiervan zijn de wand- en vloerafwerking in veel kantoorvertrekken of de vertrekken van de ‘vissenkom’. Een middelhoge waardering duidt op een redelijke gaafheid. Een voorbeeld hiervan is de dichtgezette toegang naar de publieke koffiekamer op de tweede verdieping. Hier wordt de door de Friedhoff bedoelde routing onderbroken. Weghalen van dit wandje zou deze route herstellen. Een ander voorbeeld is de minder hoge architectuurhistorische waardering van de “vleugel van Cannegieter” (Hofstraat) ten opzichte van het oorspronkelijke deel van Friedhoff. Beide vleugels zijn gaaf, maar worden toch verschillend gewaardeerd, vanwege het verschil in betekenis van het ontwerp en architectuurhistorische waarde. De conclusie is dat de gevels, de interne structuur, de indeling en de afwerking van het stadhuis (het oorspronkelijke gedeelte van Friedhoff) als geheel zeer waardevol genoemd kunnen worden. Dit deel verdient bij toekomstige wijzigingen goed doordachte keuzes en zorgvuldigheid bij uitvoering. Van elke verdieping is in kaart gebracht welke waardering de ruimten hebben gekregen. Ook de toren met de aanwezige installaties is meegenomen in de waardering. De toren en installaties worden vanwege hun opzet en uitvoering hoog gewaardeerd. Ook het bijbehorende leidingenstelsel naar de vertrekken valt onder deze hoge waardering.
7
Kelder
8
Begane grond
9
Eerste verdieping
10
Tweede verdieping
11
Toelichting waarderingskaarten Kelder: Voor de kelder geldt dat het oorspronkelijke plan van Friedhoff hoger gewaardeerd is dan de latere uitbreidingen. Bovendien zijn vooral de fietsenstalling, het archief en de installatiekelders hoog gewaardeerd omdat deze behalve dat ze gaaf zijn, ook hun oorspronkelijke functie nog hebben. De overige kelderruimte is qua structuur weliswaar nog oorspronkelijk van Friedhoff, maar deze is minder bijzonder. Het stuk kelder onder de aanbouw van Cannegieter is niet van bijzondere waarde.
Begane grond: De aanbouw uit 1972 is laag gewaardeerd omdat Cannegieter in het ontwerp wel getracht heeft bij Friedhoff aan te sluiten, maar op detailniveau is dat niet geslaagd. Hier speelt de poging om “dicht bij Friedhoff” te komen de aanbouw parten. Juist omdat deze uitbreiding zich niet als architectonisch ontwerp manifesteert, maar slechts binnen een door Friedhoff bedoelde contour diens vormgeving herhaalt, is van een meesterwerk bepaald geen sprake. Het gedeelte achter de burgerzaal (vm leeskamer e.d.) is middelhoog gewaardeerd omdat hier een aantal wijzigingen in de indeling is aangebracht en de gaafheid van de structuur is aangetast zoals verlaagde plafonds en nieuwe toiletgroepen.
Eerste verdieping: Van de eerste verdieping is de vleugel van Friedhoff hoog gewaardeerd. Dit is niet verwonderlijk aangezien zich hier alle representatieve vertrekken bevinden, die ook gaaf bewaard zijn gebleven. De ‘vissenkom’ is hier laag gewaardeerd en daar waar deze tegen de voormalige buitengevel is geplaatst, zou verwijdering een verbetering betekenen. Glas-in-lood ramen van de trouwzaal krijgen dan weer daglicht bijvoorbeeld.
Schematische weergave van het luchtbehandelinginstallatie in de toren.
Tweede verdieping: De hoge waarde slaat hier vooral op de gave indeling en structuur; de afwerking van wanden, vloeren en plafond is minder of niet waardevol. In veel vertrekken ligt hier vloerbedekking en zijn wanden voorzien van glasweefsel en verlaagde plafonds. Friedhoff kende feitelijk maar drie soorten vloerafwerking; parket, steen of linoleum. Waar dus tapijt ligt, is de vloerbedekking niet waardevol en waar zich verlaagde plafonds bevinden is ruimte voor een nieuw plafond van hoge kwaliteit. Dit hoeft overigens niet perse herstel van de situatie van Friedhoff te zijn. Het middelhoog gewaardeerde deel betreft de voormalige dienstwoning. Deze is als zodanig nauwelijks meer herkenbaar (op granieten dorpels en vloer van de voormalige keuken/badkamer na). De gang die naar de dienstwoning loopt is wel weer hoog gewaardeerd omdat hier de oorspronkelijke koepels in het plafond zitten, waarin lampen zijn ondergebracht. Voorbeeld van een verbeterpunt is hier de entree vanuit het trappenhuis naar de koffiekamer voor publiek; die is nu op een onlogische wijze dichtgezet en zou de oorspronkelijke routing weer moeten terugkrijgen. Daarmee zou ook het aansluitende trappenhuis weer aan betekenis winnen. Ook in de koffie/wachtkamer voor het publiek bevindt zich een verbeterpunt: hier zou de later aangebrachte scheidingswand verwijderd kunnen worden, waarmee het vertrek weer in oorspronkelijke staat (en allure) gebracht wordt.
Toren met installaties: Voor de luchtbehandeling is in het stadhuis een unieke gebouwde installatie aanwezig. Anders dan in de huidige tijd, waarin zulke installaties uit standaard-elementen worden opgebouwd, die in een installatieruimte (meestal op dak of zolder) worden ondergebracht, heeft Friedhoff hier de toren als luchtbehandelinginstallatie ingericht. De kap van de toren is voorzien van schubs-gewijs over elkaar gelegde dakvlakken, waartussen inlaatroosters voor buitenlucht zitten. In etages van de toren wordt die lucht langs filters, bevochtigers, drogers en verwarming geleid, waarna ventilatoren de behandelde lucht via gebouwde kanalen in het gebouw verspreiden. In de meeste vertrekken zijn die kanalen als koven met spleetroosters herkenbaar. Per vertrek is ook een schakelplek aangebracht, waar met een speciale sleutel de kleppen voor de ventilatie van dat vertrek kunnen worden bediend. De plaatsing van de toren in de plattegrond krijgt daarmee opnieuw een logische betekenis: hij staat precies midden tussen de te bedienen vertrekken, zodat de luchtkanalen niet te lang worden. Dit installatiesysteem is van grote monumentale waarde. Het is niet gaaf bewaard of gaaf in functie; de eisen van het bedrijf hebben aanvullende installaties nodig gemaakt, wat onder meer resulteerde in airco-units buiten tegen de voet van de toren aan de oostzijde. Bij aanpassingen aan de installaties zal grondig moeten worden onderzocht op welke wijze het bestaande systeem her te gebruiken of aan te passen is.
12
Achter de lamp de kenmerkende koof met spleetroosters voor de luchtbehandeling
Ruimte voor transformaties Principes Een belangrijk principe in de architectuur van Friedhoff en zijn school was het begrip ‘karakter’. Een gebouw had pas ‘stijl’, wanneer het expressie gaf aan de voornaamste kenmerken die het bepaalden. Daartoe behoorden in elk geval de natie (Nederland), de streek, de plaats of stad, de plek of situatie, de functie, de tijd waarin het werd gebouwd en, waar mogelijk, de opdrachtgever. In het Enschedese stadhuis zijn deze noties onder andere tot uiting gekomen in het uiterlijk (palazzo met toren) en in het verschil in behandeling tussen voorzijde (representatie) en achterzijde (werk): een onderscheid naar functie. Vanzelfsprekend voor deze architectuur was een verschil in behandeling van decoratie en detaillering op verschillende etages: in het algemeen afnemend in rijkdom hoe hoger de etage (een onderscheid naar ‘plek’) en met een duidelijke “piano nobile of bel-etage”. Wijzigingen in het stadhuis kunnen naar analogie van dit ‘karakter’-beginsel worden ingepast. Soms zal daarbij de locatie van de ingreep meer bepalend zijn, soms zal dat meer de nieuwe functie zijn. Niet elke aanpassing die voor het moderne gebruik van het stadhuis nodig is, verdient het om manifest aanwezig te zijn. --ondergeschikte, ‘dienende’ functies verdienen het niet om zich al te zelfbewust te manifesteren. Hun invloed op de monumentale waarden moet in beginsel reversibel zijn, hun verschijningsvorm volgt de strategie van ‘mimicry’: nauwkeurige aanpassing aan de monumentale context. --grotere, nieuwe functies kunnen eigenlijk alleen een plaats krijgen door minder waardevolle delen te slopen, tenzij ze zonder aanpassingen te accommoderen zijn in een bestaande ruimte. Hier moet het gaan om functies die voor het functioneren van het stadhuis van zodanige betekenis zijn, dat zij het verdienen om zelfbewust aanwezig te zijn en zich navenant te manifesteren. Zij moeten in het bestaande een nieuwe kwaliteit toevoegen: nieuw gebruik gaat hier samen met een nieuwe beleving. Ook deze ingrepen zullen in beginsel reversibel zijn, maar zij hebben hun eigen vormgeving die de kwaliteit van het bestaande ensemble ondersteunt of versterkt. Transformatieruimte Voor de verschillende reeksen van vertrekken kunnen (globaal naar analogie van de waarden ‘hoog’, ‘midden’ en ‘laag’) drie niveaus van transformatieruimte worden onderscheiden, benoemd als 0 (in principe geen ruimte), 1 (weinig ruimte) en 2 (er is ruimte). Die ruimte kan betrekking hebben op het casco, op de indeling van de ruimten (plaats van wanden), op de vaste inrichting (wand-, plafond- en vloerafwerking), de losse inrichting (meubilair, verlichting) en de kunstwerken en decoraties. De laatste kunnen ook tot de vaste of losse inrichting worden gerekend, maar vanwege hun betekenis en bijzonder belang voor het stadhuis, worden ze hier apart genoemd. Hun ‘vastheid’ of ‘losheid’ wordt immers niet alleen bepaald door de vraag of ze aard- en nagelvast aan het gebouw zijn verbonden; veelal zijn de kunstwerken door hun iconografie aan een bepaalde plek of ruimte in het stadhuis gebonden. Ingrepen in het casco zijn nauwelijks voorstelbaar, maar soms is het maken van een doorgang in wand of vloer onvermijdelijk. De onder ‘Principes’ genoemde uitgangspunten zijn daarbij vanzelfsprekend richtinggevend. De meeste ruimte voor wijzigingen in de indeling beperkt zich tot de plaatsing van de scheidingswanden binnen een reeks vertrekken. Waar nieuwe wandopeningen onvermijdelijk zijn, zullen zij zo moeten worden ontworpen dat zij passen in de hiërarchie van openingen die in het verkeerssysteem van het stadhuis is te vinden. Wijzigingen die in het verleden aan de vaste inrichting zijn aangebracht, zouden zoveel mogelijk ongedaan moeten worden gemaakt. Het gaat dan om wandafwerkingen die belangrijke architectonische details veronachtzamen, geveldelen die door inbouwen zijn gemaskeerd en ongelukkig aangebrachte verlaagde plafonds.
13
Luchtdichte deur van de luchtbehandelingskamer in de toren
Veel losse inrichtingsstukken zijn uit het stadhuis verdwenen; de belangrijkste vallen al snel onder de categorie ‘kunstwerken en decoraties’. Voor de kantoorvertrekken worden ten aanzien van de losse inrichting geen eisen geformuleerd. Voor de grotere monumentale gebruiksruimten dient een zorgvuldige afweging te worden gemaakt, waarin de kansen worden benut om kwaliteit en uitstraling van inrichtingsstukken in overeenstemming te brengen met het karakter van de ruimte. Voor inrichtingsontwerpen wordt een gerenommeerd interieurarchitect ingezet. De vertrekken op de etage in de bestuursvleugel zijn in dat opzicht goede voorbeelden. Kunstwerken en decoraties behoren tot de essentie van de architectuur van Friedhoff. Meestal hebben zij een relatie met het vertrek of de plek waar zij zijn aangebracht, zoals de grote kandelabers in de Mozaïekzaal. Veelal zijn deze elementen bovendien geschonken door burgers of instellingen uit de stad, zodat die op bijzondere wijze ook in het gebouw voortdurend gerepresenteerd zijn. Losse stukken worden zoveel mogelijk op hun oorspronkelijke plaats teruggebracht. Als dat niet kan, wordt een betekenisvolle plaats gezocht en wordt vermeden dat zij een kommervol bestaan gaan leiden op “een plekje op de gang”. Bij belangrijke ingrepen wordt in de traditie van het stadhuis gezocht naar kansen om decoraties en kunstwerken op eigentijdse wijze toe te voegen. Een en ander kan schematisch als volgt worden samengevat: is er ruimte voor casco transformatie? transformatieruimte geen 0
indeling
vaste inrichting
losse inrichting
kunstwerken
geen
weinig; latere toevoegingen kunnen aangepast worden
geen; aanwezige kunstwerken zijn plaatsgebonden; nieuwe toevoegen kan
transformatieruimte geen 1
let op hiërarchie van ruimten, op ceremonie, gebruik en op ‘karakter’ van de ruimte
‘karakter’ van de ruimte en/of functie is bepalend
ja; oude stukken behouden; nieuwe in overeenstemming met het ‘karakter’ van de ruimte ja, in overeenstemming met het ‘karakter’ van de ruimte
transformatieruimte ja, mits zeer zorg2 vuldig aansluitend op hoger gewaardeerde bouwdelen; keuze voor herkenbare eigen identiteit
nieuwe indeling kan
eigen vormgeving bij vernieuwing. Bij wijziging aan bestaand is het ‘karakter’ van de ruimte en/of de functie bepalend
ja; keuze voor herkenbare eigen identiteit
14
let op relatie van kunstwerken met functie van de ruimte; voeg nieuwe toe toevoegingen gewenst
Kelder
15
Begane grond
16
Eerste verdieping
17
Tweede verdieping
18
De vissenkom is tegen de voormalige buitengevel geplaatst. Hierdoor zijn onder andere fraaie glas-in-lood vensters uit hun context gehaald. Deze situatie kan verbeteren door het verwijderen van de vissenkom
Op de blauwdruk van Friedhoff uit 1929 staat de kantoortuin getekend, waar later Cannegieter de uitbreiding laat bouwen. In het programma van eisen was een uitbreidingsmogelijkheid opgenomen, welke Friedhoff op deze plek had voorzien. Uitgewerkte plannen voor de opstand van deze uitbreidingsvleugels van Friedhoff zijn niet in het archief gevonden. Zeer waarschijnlijk heeft Cannegieter alleen de voorgeschreven contouren gebruikt en de invulling zelf bepaald.
De uitbreiding van Cannegieter: binnen de contouren in de plattegrond van Friedhoff is de architectonische uitwerking een invuloefening met herhaling van oplossingen en details van het origineel
19
Epiloog Transformatieruimte: uitkomsten en uitleg In de hoogst gewaardeerde delen is er in principe geen ruimte voor transformatie van dit gebouw. Desalniettemin kunnen zeer dringende redenen noodzaken tot een ingreep. Bij herinrichting van de raadzaal is dat aan de orde geweest. Hoewel ook het meubilair daar in de hoogste waarderingscategorie viel, bleek zich de keuze voor te doen: het meubilair vervangen of de gemeenteraad laten vertrekken naar een andere vergaderlocatie. Omdat die optie de ziel uit het gebouw zou halen en de essentie van de architecturale route van voordeur via burgerzaal naar raadzaal betekenisloos zou maken, is gekozen voor vervanging van het meubilair. Een lage waardering is niet direct een aanbeveling tot sloop. Naast de monumentale waarden zijn er immers nog andere waarden die van belang kunnen zijn, zoals de vastgoedwaarde. Wel geven de gebieden met een lage transformatieruimte aan, waar de aanpassingen kunnen worden gedaan die een nieuw ensemble van oud en nieuw kunnen laten ontstaan. In dat ensemble zorgen de toevoegingen voor een goed functionerend geheel, dat het ontwerp van Friedhoff in leven houdt: duurzaam in zijn functie en betekenis voor Enschede.
20
Literatuur en bronnen Het stadhuis van Enschede, uitgave Bureau communicatie, dienst BAZ, Enschede, 1996 Visie op het stadhuis Enschede, IAA architecten in samenwerking met Het Oversticht, 2006 Stadhuis Enschede, een bijzonder gebouw, Enschede 2008 Met medewerking van het stadsarchief Enschede
21
Colofon
Titel
Waardestelling en transformatieruimte Stadhuis Enschede
Opdrachtgever
Gemeente Enschede
Contactpersoon
drs. M. Schaepers
Projectnummer
9000903801
Samenstelling
drs. M. van Hellemondt
Redactie
drs. ing. D.H. Baalman
Vormgeving plattegronden
ir. L. Brokers, IAA Architecten
Datum
oktober 2011
© Het Oversticht, kennis- en adviescentrum ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijk erfgoed (Zwolle 2011)
22