M200613 Productieverplaatsing en toeleveren
Gevolgen van productieverplaatsing voor toeleveranciers in het MKB
drs. R.M. Braaksma Zoetermeer, november 2006
Productieverplaatsing en toeleveren Een belangrijk deel van de metaal- en elektrotechnische industrie en van de kunststofverwerkende industrie bestaat uit toeleveranciers: bedrijven die onderdelen maken voor eindproducten van industriële opdrachtgevers. Zes op de tien toeleveranciers in het MKB hebben in de afgelopen drie jaar één of meer afnemers productie zien verplaatsen naar het buitenland, meestal naar lagelonenlanden in Oost-Europa of Azië. Voor bijna vier op de tien van hen bracht dat omzetverlies met zich mee, en bij een derde van deze bedrijven was er ook banenverlies. In totaal verminderde dat de werkgelegenheid bij toeleveranciers met 3%. De meest genoemde maatregel om de negatieve effecten van productieverplaatsing door afnemers te compenseren is: nieuwe afnemers zoeken voor de bestaande producten (met name in trek bij kleine bedrijven), gevolgd door het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten (meer bij wat grotere MKB-bedrijven). Daarnaast noemt men efficiencyverbetering en kostenbesparing als maatregel, zelf gaan uitbesteden, of 'mee-emigreren' met de afnemer. Inmiddels besteedt al ruim een kwart van alle toeleveranciers ook zelf productie uit in het buitenland, met een duidelijke voorkeur voor 'dichtbij': Duitsland, België, Oost-Europa. Het zijn de toeleveranciers van onderdelen die op gedetailleerde specificatie van opdrachtgevers worden vervaardigd, die het zwaarst worden getroffen door productieverplaatsing van hun afnemers, met omzet- en banenverlies als gevolg daarvan. De helft van alle toeleveranciers verwacht daar ook in de komende drie jaar mee te maken te krijgen. Dat zijn de uitkomsten van het eerste grootscheepse onderzoek naar de gevolgen die productieverplaatsing van hun afnemers heeft voor Nederlandse toeleveranciers.
1
Inleiding
Door productieverplaatsing verdwijnt er bedrijvigheid en daarmee omzet en werkgelegenheid naar elders. Dit roept vragen op over wat dat betekent voor de economische toekomst: van banen die op de tocht staan tot de deindustrialisatie van Nederland en het wegvallen van economisch 'draagvlak'. Een meer positieve visie op productieverplaatsing gaat uit van het ontstaan van een nieuwe arbeidsverdeling waar zowel oude als nieuwe industrielanden baat bij hebben: Nederland is tenslotte ook niet in een diep dal geraakt toen de kleding- en schoenenproductie, of de bouw van mammoettankers vér terugviel. Er zijn andere activiteiten voor in de plaats gekomen die uiteindelijk meer opleverden. In de discussie over productieverplaatsing naar het buitenland blijven de effecten voor industriële toeleveranciers wat onderbelicht. En die hebben
2
toch bij uitstek te maken met de gevolgen daarvan. Het gaat om overwegend kleine en middelgrote bedrijven die onderdelen of componenten maken op specificatie van doorgaans grote industriële opdrachtgevers die zelf OEM 1 of systeemleverancier zijn. Zij zien die afnemers elders productievestigingen openen, en hun productie in Nederland verminderen, of zelfs beëindigen. Dat kost hen orders, tenzij hun product te 'speciaal' is om het elders te kunnen outsourcen.
Leeswijzer In deze minirapportage zal worden ingegaan op de vraag in welke mate Nederlandse toeleveranciers te maken hebben met afnemers die productie overbrengen naar elders, welke gevolgen dat voor hen heeft, en welke maatregelen zij met het oog daarop nemen. Daarbij zal aan de hand van bestaande bronnen eerst worden beschreven wat anderen erover zeggen. Daarna worden in het laatste hoofdstuk de uitkomsten gepresenteerd van een enquête onder 400 toeleveranciers in het midden- en kleinbedrijf.
2
Wat zeggen anderen erover?
2.1
Offshoring en outsourcing Bedrijven die productie verplaatsen naar het buitenland kunnen dat doen door zichzelf daar te vestigen (offshoring) of via uitbesteding aan buitenlandse bedrijven (outsourcing). Volgens schattingen van de OESO betreft twee derde van alle verplaatsingen naar het buitenland offshoring, en het resterende derde deel outsourcing2. Een op studies van CPB en Berenschot gebaseerd rapport van het Ministerie van Economische Zaken noemt voor Nederland de volgende verhoudingen 3: -
Eigen vestigingen (offshoring)
58%
-
Uitbesteden (internationale outsourcing)
19%
-
Offshoring én outsourcing
23%
M o t i e f : n ie u w e m a r k t e n b e d i e n e n , o f k o s t e n b e s p a r e n Kostenbesparing is het hoofdmotief, maar lagere loonkosten gaan vaak gepaard met een lagere productiviteit4. Pas als men die meeweegt, samen met de transactie- en 'logistieke' kosten van productieverplaatsing, ontstaat een reëel beeld van de werkelijke besparing.
1
Original Equipment Manufacturer, of fabrikant van een eigen eindproduct.
2
ING, Themastudie Productieverplaatsing. Gevolgen globalisering voor de metalektroindustrie, Amsterdam, 2006, 13.
3
Ministerie van EZ, Visie op verplaatsing. Aard, omvang en effecten van verplaatsing van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland, Den Haag, 2005.
4
Berenschot, Aard, omvang en effecten van verplaatsing van bedrijfsactiviteiten, Utrecht, 2004. Zie ook CPB, Verplaatsing vanuit Nederland. Motieven, gevolgen en beleid, Den Haag, 2005.
3
Een ander onderzoek, bij ondernemingen met buitenlandse vestigingen, noemt bedienen van nieuwe afzetmarkten als het hoofdmotief om zo'n vestiging te openen, met de kanttekening dat in de metaal- en elektrotechnische industrie goedkope arbeid zwaarder weegt als argument1.
O o k b a n e n v a n p r o fe s si o n a l s n a ar h e t b ui t e n la n d ? Nog niet gepubliceerd onderzoek van de Erasmus Universiteit suggereert dat het MKB in versneld tempo productie verplaatst, dat Nederland daarbij koploper is (ten opzichte van landen als de VS, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland), en dat de verplaatsing niet alleen productiearbeid betreft, maar ook 'hoogwaardiger' arbeid zoals productontwikkeling2.
O f f s h or in g k o s t m a a r be p e r k t w e r kg e l e ge nh e id Offshoring gaat volgens een Belgische studie maar beperkt samen met opheffing of inkrimping van bedrijvigheid in het land van oorsprong: een enquête bij vakbondsleden wees uit dat slechts één op de zes van de door collectief ontslag verloren gegane banen in verband kon worden gebracht met offshoring. Offshoring met het oog op expansie of diversificatie komt volgens deze studie niet alleen vaker voor dan offshoring in de enge zin van verplaatsing-ten-koste-van, maar draagt ook vaak bij aan versterking van de concurrentiekracht3.
V e r s c hu i v i ng v a n we r kg e l e ge nh e id b e l a n g r ijk s t e e f fe c t Volgens het hiervoor genoemde rapport van het Ministerie van Economische Zaken is van een massale verplaatsing van activiteiten door in Nederland gevestigde bedrijven geen sprake4. Kort samengevat stelt het rapport: -
Het aantal bedrijven dat productie verplaatst is in het afgelopen decennium wél toegenomen. Europa is favoriet als bestemming, met name midden- en Oost-Europa, maar in China en India is de toename het grootst.
-
Vooral laaggeschoolde productiearbeid wordt verplaatst5, maar daar blijft het niet bij. In de periode 2001-2004 zijn per saldo ongeveer 9.000 banen per jaar verdwenen, op een totaal aantal ontslagen van meer dan 100.000. Hiertegenover staat een onbekend maar zeker in de duizenden lopend aantal nieuwe banen bij buitenlandse bedrijven die zich in Nederland hebben gevestigd.
-
De kwalitatieve gevolgen van herstructurering van de Nederlandse economie, onder meer via krimp bij laaggeschoolde en groei bij hoger geschoolde arbeid, zijn groter dan de kwantitatieve gevolgen in de vorm van netto-banenverlies.
4
1
Berenschot 2004, 29.
2
NRC-Handelsblad, 1 november 2006, artikel 'Risico holle bedrijven'; 2 november, artikel 'Leuk werk uitbesteden'.
3
SEO, Verplaatsing industrie: hoe erg is het?, Amsterdam, 2004.
4
Ministerie van EZ, 2005.
5
Relatief eenvoudige, uitontwikkelde, in grote series vervaardigde, en arbeidsintensieve industriële producties gelden als de activiteiten bij uitstek waarvoor landen in Oost-Europa, en sterker nog in Oost-Azië, vestigingsvoordelen bieden. Vooral díe worden verplaatst.
G e v o l ge n vo o r t oe l e v e r a n c ie r s k om e n n a u we li j k s a a n b od Publicaties gewijd aan productieverplaatsing leggen over het algemeen het accent sterk op de (macro-economische) gevolgen in termen van werkgelegenheid, omzet en concurrentiekracht, en (dus) nauwelijks of maar zeer beperkt op gevolgen voor toeleveranciers. Hoogstens worden die gevolgen meegenomen onder het hoofdje 'indirecte gevolgen van productieverplaatsing', zonder nadere kwantitatieve precisering. Enige uitzondering is de Industriemonitor bij leden van brancheorganisatie Metaalunie: zie de volgende paragraaf.
I n d u s tr ie mo n i t o r M e t aa l u n ie In 2005 zijn bij MKB-bedrijven in de Nederlandse industrie onder meer enkele vragen gesteld over verplaatsing van productiecapaciteit door afnemers, en gevolgen voor hun bedrijf. Het gaat daarbij uitdrukkelijk om toeleveranciers én andere bedrijven1. Globaal heeft één op de vier er mee te maken gehad, en twee derde verliest er omzet door. Banenverlies, al dan niet door sluiting van een vestiging, komt veel minder voor. Een kleine minderheid denkt méé te gaan naar het buitenland. Een vrij veel genoemde reactie op het (voorziene) verlies is het verzetten van de bakens, door nieuwe markten op te zoeken.
2.2
Effecten voor toeleveranciers Met een aantal (ervarings)deskundigen is gesproken over de effecten die productieverplaatsing door OEM's heeft of kan gaan hebben voor toeleveranciers, en wat zij daaraan (kunnen) doen. De uitkomsten worden in deze paragraaf besproken.
M i n d e r k we t s b a a r d o o r m i n d e r a f ha n k e l i j k he id v a n é é n k l a n t Dat er door productieverplaatsing omzet en werkgelegenheid verdwijnt staat buiten kijf. Aan de andere kant: de tijd waarin veel toeleveranciers het grootste deel van hun omzet haalden uit leveringscontracten met een enkele grote afnemer is voorbij. Dat is hun eigen keuze (niet 'alle eieren in één mandje') én vaak die van hun klanten: die vermijden liever de negatieve publiciteit van een toeleverancier die failliet gaat na beëindiging van het leveringscontract. Ze zijn dus minder afhankelijk van één grote klant. Productieverplaatsing door een klant naar het buitenland heeft dan relatief overzienbare gevolgen.
J o b b e r s z ijn d e e e r s te s l a c h t o ff e r s Vooral toeleveranciers aan het einde van de productieketen krijgen te maken met verlies van omzet en werkgelegenheid doordat afnemers productie verplaatsen naar lagelonenlanden. Het gaat daarbij om producenten van onderdelen met een relatief geringe toegevoegde waarde die in wat grotere
1
Rabo-Bank, MKB-Nederland, Metaalunie, MKB-Industriemonitor, Delft, 2005.
5
series gemaakt worden; toeleveranciers die vooral op prijs concurreren en daarom kwetsbaar zijn voor concurrentie uit goedkopere buitenlanden. Deze 'jobbers' leveren op hun beurt aan meer gespecialiseerde leveranciers van halffabrikaten, en hebben daarom ook meer last van indirecte gevolgen van productieverplaatsing: de klant van de klant vertrekt, waarbij de contracten met de (moeilijker te vervangen) eerstelijnstoeleveranciers nog doorlopen, maar die met de meer vervangbare tweedelijnstoeleveranciers sneuvelen.
S t e un v a n d e a f ne m e r v o o r h e t ve r z e t t e n v an d e b a k e ns Levert de toeleverancier een moeilijk te vervangen speciaal product, dan heeft de klant belang bij voortgezette levering, via export naar de nieuwe productielocatie, of vanuit een (soms met hulp van de afnemer gevestigde) eigen productielocatie. Wanneer beëindiging van de leveringsovereenkomst voor de toeleverancier grote gevolgen heeft wordt vaak een overgangstermijn overeengekomen, en is de productieverplaatsende afnemer soms zelfs wel bereid om de leverancier een steuntje in de rug te geven bij het 'verbouwen' van zijn bedrijf.
2.3
Maatregelen bij productieverplaatsing Als mogelijke maatregelen tegen dreigend omzetverlies door vertrek naar het buitenland van afnemers worden genoemd: 1
nieuwe klanten zoeken
De bedrijfsstrategie herzien via (afzonderlijk of in combinatie): 2
lean & mean / 'scherp' produceren: via kostenbesparingen, optimale organisatie, automatiseren (zie hierna)
3
zelf (ook) productie verplaatsen,
4
ontwerp en maken van eigen producten, dus zelf OEM worden
5
upgrading (zie hierna).
A u t o m a t i se r e n Productieverplaatsing door hun afnemers confronteert toeleveranciers met de toenemende internationale concurrentie. Een reactie is: lean & mean produceren om kosten te besparen om zo een lagere prijs te kunnen bieden. De geavanceerde variant is: investeren in goede procesbeheersing en verregaande automatisering om langs die weg een structurele kostenverlaging te realiseren. citaat (toeleverancier) : Bij mijn bedrijf is een geautomatiseerde lijn operationeel waardoor de loonkosten nog maar 15% van de totale kosten uitmaken. citaat (toeleverancier) : Wij maken de standaardonderdelen voor consumentenproducten nu in Azië. In Nederland hebben wij de productie van onderdelen voor de professionele markt uitgebouwd én gerobotiseerd. Het aantal hooggeschoolde technici is daardoor gegroeid, het aantal lager geschoolde 'operators' afgenomen.
6
E i g e n p r o d u c t i e ve r p l a a t s i n g De meeste productieverplaatsende bedrijven zijn tevreden over de resultaten van die stap, maar een aantal heeft een 'bloedneus' opgelopen door onderschatting van de kosten en risico's, variërend van vergunningen, procedures voor im- en export en van zekerheid over de levering van energie en water, tot cultuurverschillen, aansturing van en controle op de kwaliteit, en leverbetrouwbaarheid van materialen en onderdelen. Met hun leerproces doen 'kat-uit-de-boom-kijkers' hun voordeel, en vooral MKB-bedrijven: die riskeren met een mislukt buitenlands avontuur doorgaans méér dan een bloedneus. Inmiddels brengen ook steeds meer MKBondernemingen productie over naar elders. In de voorhoede zitten bedrijven die een grote klant volgen op het pad van productieverplaatsing. Naarmate meer afnemers gaan produceren in Oost-Europa of in een verder verwijderd buitenland stelt dat meer toeleveranciers voor de keuze of ze de klant volgen om hem te behouden1. Doorgaans zijn dit leveranciers van onderdelen die ter plekke niet of moeilijk te krijgen zijn. De klant is dan bereid om de verplaatsing door de leverancier te steunen met faciliteiten en adviezen, waardoor deze ter plekke niet het wiel hoeft uit te vinden van welke vergunningen je nodig hebt en hoe je ze krijgt, hoe je aan (vak)mensen komt, enzovoorts.
Upgraden Upgrading als toeleverancier impliceert specialisatie in hoogwaardige toeleverproducten, en dus minder concurrentie door seriegrootte, hoge eisen aan precisie en/of snelle aanpassing aan veranderende specificaties van de afnemer (flexibiliteit), c.q. door het verleggen van de bedrijfsfocus naar 'system supplier'. Een system supplier ontwerpt en levert complete modules en (sub)systemen voor de OEM waaraan hij levert, en neemt de opdrachtgever daarnaast (deels) ook andere taken uit handen, zoals testen, projectmanagement, logistiek en supply chain management en assemblage Met name voor upgrading is doorgaans een ingrijpende 'verbouwing' nodig van de bestaande organisatie. Datzelfde geldt ook voor het verleggen van de focus naar eigen producten, maar veel toeleveranciers zijn niet voor 100% afhankelijk van toeleveromzet, beschikken dus al over eigen producten, en ontwikkelen die alleen verder.
V e e l t oe l e ve r a nc i e r s e e nz i j d i g te ch n i s ch g e or i ë n te e r d Aanpassing aan een markt waarin omzet wegvalt door productieverplaatsing van klanten vraagt om ondernemerschap, zéker gegeven het feit dat behalve offshoring ook de internationale outsourcing toeneemt: OEM's zoeken hun toeleveranciers in een grotere cirkel, streven naar reductie van hun transactiekosten bij inkoop en uitbesteding, en professionaliseren dus ook hun procurement. Zij verwachten van toeleveranciers prestaties naar internationale normen wat betreft prijs en kwaliteit. Bedrijfsadviseurs die veel met toeleveranciers te maken hebben signaleren echter dat er vaak spanning bestaat tussen technische en bedrijfskundige
1
FME-CWM / Ministerie van EZ, Verplaatsing productiefaciliteiten naar Centraal- en OostEuropa. Een versnellend proces, 2003.
7
competenties, met name bij kleinere bedrijven waar weinig ruimte is voor speciale stafmedewerkers, en dus veel neerkomt op één persoon: de directeur. Die is vaak sterker als technicus dan als ondernemer. citaat (bedrijfsadviseur) Véél kleinere toeleveringsbedrijven in Nederland zijn opgericht door ondernemers met een technische achtergrond. Dat is hun sterkte: het gaat tenslotte om technische producten die onderdeel zijn van het eindproduct van de opdrachtgever. Aan de andere kant is het ook hun zwakte omdat velen de vaardigheid missen van de manager en de marketeer: te druk met de dagelijkse gang van zaken, te weinig bezig met waar de klant mee zit. Dat is voor een toeleverancier anno 2006 nu juist essentieel: hij moet de markt en de technische en commerciële problemen van de klant bij wijze van spreken even goed kennen als de klant zelf dat doet. Ook op het gebied van de interne organisatie valt er bij de toeleveranciers nog wel het een en ander te verbeteren.
3
Wat zeggen toeleveranciers zelf?
3.1
Inleiding In mei 2006 heeft EIM aan 400 kleine en middelgrote toeleveranciers met 5 - 200 werkzame personen in de metaal-, de elektrotechnische en de kunststofverwerkende industrie1 telefonisch vragen voorgelegd over verplaatsing van productie naar het buitenland door hun afnemers, over de gevolgen daarvan, en over de maatregelen die zij nemen of denken te gaan nemen om die gevolgen op te vangen.
Leeswijzer In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan kenmerken van de onderzochte bedrijven (3.2), productieverplaatsing door afnemers (3.3), gevolgen voor toeleveranciers (3.4), hun maatregelen om die op te vangen (3.5), de verwachte ontwikkeling van productieverplaatsing in de nabije toekomst (3.6), en uitbesteding door toeleveranciers zelf (3.7). Er wordt afgesloten met een kort resumé (3.8).
1
8
Het gaat om industriële producenten van metaalproducten inclusief oppervlaktebewerking, machine- en apparatenbouwers, de elektrotechnische industrie (zonder tandtechnische laboratoria en makers van orthopedische producten en prothesen), producenten van autoonderdelen, en kunststofverwerkers. Toeleveranciers zijn hierbij gedefinieerd als bedrijven die ten minste 10% van hun omzet halen uit onderdelen of componenten die zij maken op (globale of meer gedetailleerde) specificatie van industriële afnemers voor toepassing in de producten van die afnemers.
3.2
Kenmerken M e e s te b e dr i j ve n z i jn 't o e le v e r s pe c i a l i s t e n ' In dit onderzoek zijn MKB-ondernemingen bevraagd die ten minste 10% van hun omzet uit toeleveringen halen. Gemiddeld komt 77% van hun omzet uit toeleveringen. Op basis van het criterium '10% of meer toeleveromzet' kwalificeert 46% van alle MKB-bedrijven in de metalektro1 en de kunststofverwerkende industrie zich als toeleverancier, variërend van 36% in de machine- en apparatenbouw en de elektrotechnische industrie tot 61% in de metaalproductenindustrie.
G r o te r e M K B - b e d r i j v e n v a k e r t o e le ve r a nc i e r Zoals tabel 1 laat zien zijn de wat grotere bedrijven sterker gespecialiseerd in toeleveringen dan kleinere (minder dan tien werknemers): het aandeel dat voornamelijk of uitsluitend afhankelijk is van toelevering ligt er boven de 60%, tegen 47% bij kleine bedrijven.
M e t a a l pr o d u c t e n i n d u str i e h o o g s te p e r ce n t a ge t o e le ve r o mz e t Kunststofverwerkers en machine- en apparatenbouwers zijn het minst afhankelijk van toelevering, en fabrikanten van metaalproducten het sterkst.
R u i m t w e e d e r d e pr o du c e e r t o p ge d e t a i l le e r de s p e c i f i c a ti e Behalve het omzetaandeel van toeleveringen is ook vastgesteld hoe die zijn verdeeld over op gedetailleerde specificatie van de klant/opdrachtgever vervaardigde producten, en producten die zelf of in samenwerking met de klant zijn ontwikkeld. Productie volgens gedetailleerde specificatie gebeurt bij zeven op de tien toeleveranciers. Zelf of samen met de klant ontwikkelde producten zijn goed voor de resterende drie op de tien. Er is slechts een zwak verband tussen de mate van detail van de specificatie en de bedrijfsomvang: bij bedrijven waar 50 of meer mensen werken produceert men iets minder op gedetailleerde specificatie.
M e t n a me m e t a a l p r o du c t e n v a a k o p g e d e t a i l le e r d e s p e c if i c a t i e Naar bedrijfsactiviteit springen fabrikanten van metaalproducten er uit, met bijna 80% toeleverproductie volgens gedetailleerde specificatie.
1
Metalektro = metaal- en elektrotechnische industrie (SBI 28-34) exclusief 'primaire' metaal en transportmiddelen, maar inclusief auto-onderdelen.
9
Tabel 1
Omzetaandeel uit toelevering (percentage), naar bedrijfsomvang en -activiteit
categorie
90-100%
50-90%
10-50%
totaal
bedrijfsomvang < 10 wp
47
23
30
100
10-19 wp
68
13
19
100
20-49 wp
61
18
21
100
50+ wp
64
18
18
100
43
30
27
100
oppervlaktebewerking
58
24
18
100
metaalproducten
75
14
11
100
machines en apparaten
46
18
36
100
industrie
65
12
23
100
alle bedrijven
59
18
23
100
bedrijfsactiviteit kunststofverwerking metaalconstructie en
elektrotechnische
Bron: EIM, 2006.
3.3
Productieverplaatsing Productieverplaatsing raakt drie op de vijf toeleveranciers Drie op de vijf toeleveranciers hebben één of meer afnemers die in de afgelopen drie jaar productie hebben overgebracht naar een ander land. Bij 45% heeft meer dan één afnemer productie verplaatst. Bij 16% gaat het om één afnemer, maar in de helft van die gevallen is dat wél de grootste afnemer. Zie verder tabel 2. Tabel 2
Productieverplaatsing naar het buitenland door afnemers
productieverplaatsing
percentage van alle toeleveranciers
géén productieverplaatsing naar het buitenland
39
wél productieverplaatsing naar het buitenland
61
w.v. alleen de grootste afnemer
8
(13)
w.v. een afnemer (niet zijnde de grootste)
8
(13)
45
(74)
w.v. méér afnemers
* Tussen haakjes: het percentage van de toeleveranciers waarvan een of meer afnemers productie hebben verplaatst naar het buitenland (= 61%). Bron: EIM, 2006.
10
O o s t - E ur o pa f a v o r ie t, d i r e c t g e vo lg d d o o r A z ië Bij afnemers die productie hebben verplaatst naar het buitenland zijn de nieuwe EU-lidstaten in Oost-Europa de favoriete bestemming, gevolgd door Azië, en op enige afstand door overig Oost-Europa (Roemenië, Bulgarije, Oekraïne, Rusland). De verplaatsing wordt gemotiveerd met (loon)kostenvoordelen en deels ook groeiperspectief: afzetmogelijkheden in groeiende economieën. Zie verder tabel 3. Tabel 3
Bestemming van naar het buitenland verplaatste productie
bestemming
% afnemers die productie hebben verplaatst
de tien in 2004 tot de EU toegetreden lidstaten
58
Azië
54
(overig) Oost-Europa
33
Duitsland of België
6
(overig) West-Europa
5
Noord- en Zuid-Amerika
1,5
uitsluitend Oost-Europa (EU én niet-EU)
39
uitsluitend Azië
19
Oost-Europa én Azië
34
West-Europa, Amerika, Afrika
7
Bron: EIM, 2006.
P r o d u ct i e v e r p l a a t s i n g le i d t me e st al t o t l o k a le p r o d u c t ie v e r m i n de ring Niet minder dan 44% van alle toeleveranciers heeft te maken gehad met afnemers die als gevolg van productieverplaatsing hun productie in Nederland beëindigden (16%) of verminderden (28%). Zie verder tabel 4. Tabel 4
Beëindiging of vermindering van productie bij afnemers door productieverplaatsing naar het buitenland
gevolgen voor plaatselijke productie
percentage van alle toeleveranciers
beëindiging van de productie
16 (30)
vermindering van de productie
28 (52)
géén gevolgen voor plaatselijke productie
10 (18)
totaal
54 (100)
géén productieverplaatsing door afnemers
46
* Tussen haakjes: het percentage van de afnemers die productie hebben verplaatst. Bron: EIM, 2006.
In hoeverre dat gevolgen heeft gehad voor hun omzet zal in de volgende paragraaf worden beantwoord. Gevolgen hóeven er niet te zijn, bijvoorbeeld wanneer men levert voor een niet-verplaatst deel van de productie. En voor
11
toeleveranciers van speciale producten kunnen de gevolgen zelfs positief zijn: als hun afnemer de productie van zijn standaardproducten verplaatst, en het accent 'hier' juist legt op speciale producten.
3.4
Gevolgen voor toeleveranciers O m z e t ve r l i e s v o o r 3 8% v a n d e t o e l e ve r a nc i e r s In de vorige paragraaf bleek dat 44% van de toeleveranciers in de afgelopen drie jaar te maken heeft gehad met afnemers die hun productie hebben verminderd of beëindigd na productieverplaatsing. Meestal leidt dat tot omzetverlies, namelijk bij 38%. Driekwart verliest tot 25% van zijn omzet, een kwart méér.
V e r l i e s a a n a r b e i d s p l a at s e n b i j 1 3% v a n d e to e l e v e r a n c ie r s Omzetverlies hoeft niet noodzakelijkerwijs te leiden tot banenverlies: bij twee derde van de bedrijven met omzetverlies is dit niet het geval. Van alle toeleveranciers uit het onderzoek heeft 8% werknemers ontslagen als gevolg van productieverplaatsing door een of meer van hun afnemers, en heeft 5% uitsluitend de werkgelegenheid verminderd via natuurlijk verloop: niet-vervangen van vertrekkende werknemers. Zie verder tabel 5.
M e r e n d e e l li j k t he t o mz e tv e r l ie s te c o m pe n se r e n Het verlies aan arbeidsplaatsen bij 13% is zeker niet te verwaarlozen, maar er is wél een opvallende discrepantie met het omzetverlies (bij niet minder dan 38%). Ook wanneer de groep met minder dan 10% omzetverlies buiten beschouwing wordt gelaten is er een duidelijk verschil. Daarvan gaat de sterke suggestie uit dat van de getroffen toeleveranciers het merendeel kans ziet het verlies op te vangen door nieuwe klanten te vinden voor bestaande producten, of nieuwe product-marktcombinaties te ontwikkelen.
O m z e t ve r l i e s v a k e r b i j k l e i ne b e dr ij v e n , b a ne nv e r l i e s b i j gr o t e r e Productieverplaatsing door afnemers leidt bij kleine bedrijven eerder tot omzetverlies dan bij de wat grotere: bij een omvang van beneden de 10 werkzame personen meldt 78% omzetverlies, bij bedrijven met 50 of meer is dit 55%. Het omzetverlies door productieverplaatsing van afnemers leidt bij kleinere bedrijven echter niet vaker tot banenverlies. Integendeel: juist bij MKBbedrijven met 50 en meer werknemers vallen vaker ontslagen, of worden vertrekkende medewerkers niet vervangen.
V e r k l a ar t sp e c i a l i s a t ie b a n e n ve r l ie s ? Mogelijke verklaring voor het banenverlies bij grotere MKB-bedrijven is hun hogere specialisatiegraad, waardoor zij voor hun product(en) minder makkelijk nieuwe afnemers kunnen vinden. De maatregelen die kleine en wat grotere bedrijven (denken te gaan) nemen om het omzetverlies op te vangen sluiten daarbij aan: kleine bedrijven denken vooral aan (extra) acquisitie, grotere wat eerder aan ontwikkeling van nieuwe producten, verdergaande automatisering en eigen outsourcing: zie hiervoor ook de volgende paragraaf.
12
Tabel 5
Mate waarin productieverplaatsing naar het buitenland door afnemers heeft geleid tot verlies van omzet en werkgelegenheid bij toeleveranciers
gevolgen voor omzet
percentage van alle toeleveranciers
géén gevolgen voor eigen omzet
62
omzet met minder dan 10% omlaag
15
omzet met 10-25% omlaag
14
omzet met 25-50% omlaag
6
omzet met 50% of meer omlaag
3
totaal
100
totaal met omzetvermindering w.v. geen verlies van werkgelegenheid
38 25
(66)
w.v. werknemers ontslagen
6
(15)
w.v. werknemers niet vervangen
5
(14)
w.v. ontslagen én niet vervangen
2
(5)
* Tussen haakjes: het percentage van de toeleveranciers waar productieverplaatsing door afnemers heeft geleid tot omzetvermindering. Bron: EIM, 2006.
T o t a a l v e r l i e s a a n ar b e i d s p l a a ts e n b i j t o e le ve r a n c ie r s : 3 % Het banenverlies bij toeleveranciers kan nader worden gekwantificeerd: de totale werkgelegenheid bij alle toeleveranciers uit het onderzoek is bekend, evenals de werkgelegenheid die om deze reden verloren is gegaan. Het gaat in totaal om 390 ontslagen of niet vervangen werknemers op een totaal van 13.000, wat neerkomt op een verlies van 3% in de afgelopen 3 jaar.
I n s p e le n o p e e n ve r an d e r e n d e m a r k t Uiteraard is dit niet het 'hele verhaal': tegenover krimp bij het ene bedrijf staat bijvoorbeeld een succesvolle omschakeling naar nieuwe producten bij het andere, waardoor de werkgelegenheid daar groeit: zie ook de maatregelen die toeleveranciers nemen om de gevolgen het hoofd te bieden van het omzetverlies dat zij lijden door productieverplaatsing van hun afnemers (paragraaf 2.6). Het 'netto-effect' van productieverplaatsing voor de Nederlandse economie is daardoor lastig vast te stellen: het is onderdeel van een sectoraal herstructureringsproces waarbij activiteiten verdwijnen, om plaats te maken voor nieuwe. De eerder al gesignaleerde discrepantie tussen omzet- en banenverlies maakt aannemelijk dat veel bedrijven met succes de bakens verzetten.
V o o r a l ' j o bb e r s ' li j d e n o m z e t ve r l i e s d o o r p r o d u c t i e v e r p l a a t s i n g Op grond van hun percentage productie op gedetailleerde specificatie van de afnemer zijn de toeleveranciers ingedeeld in hoofdzakelijk op gedetailleerde specificatie werkende bedrijven ('jobbers'), en bedrijven die meer zelf of samen met de klant ontwikkelde producten vervaardigen.
13
Nadere analyse laat de volgende verschillen zien tussen beide categorieën toeleveranciers: -
de jobbers hebben duidelijk vaker te maken met afnemers die productie naar het buitenland verplaatsen,
-
de bestemming van de productieverplaatsing van de afnemers van jobbers is vaker Azië, en minder vaak Oost-Europa. Dat maakt aannemelijk dat het sterker gaat om productie van grote series, met 'vervangbare' onderdelenleveranciers,
-
deze productieverplaatsing gaat veel vaker gepaard met beëindiging of vermindering van de productie door de desbetreffende afnemer,
-
die heeft hen, de jobbers, (daarom) ook duidelijk vaker omzetverlies bezorgd,
-
jobbers gaan het omzetverlies veel vaker te lijf met versterking van de acquisitie: zoeken naar nieuwe afnemers voor hetzelfde aanbod.
Jobbers worden kortom eerder 'slachtoffer' van productieverplaatsing, en ondervinden daar harder de gevolgen van. Zij zijn ook sterker afhankelijk van afnemers die 'footloose' zijn.
3.5
Maatregelen M a a t r e g e le n t e ge n omz e tv e r l ie s bi j v i j f o p d e z e s t oe l e ve r a nc i e r s Aan toeleveranciers die als gevolg van productieverplaatsing door een of meer afnemers omzet- en/of banenverlies hebben geleden is gevraagd of zij maatregelen hebben genomen om het verlies op te vangen. Het overgrote merendeel antwoordt daar bevestigend op: 85%. De toeleveranciers die (nog) geen maatregelen hebben genomen tegen hun omzetverlies zijn merendeels bedrijven waar dit verlies minder dan 10% van hun omzet bedroeg.
A n d e r e a fne m e r s v i n de n vo o r de ( z e lf d e ) p r od u c t e n De maatregel die verreweg het vaakst wordt genoemd (ruim de helft van de antwoorden) betreft het zoeken van nieuwe afnemers voor de producten, met antwoorden als: versterking van de acquisitie, nieuwe markten aanboren, nieuwe klanten werven, meer adverteren en dergelijke.
N i e u we p r od u c t - m a r k tc o m b i n a t i e s Een tweede maatregel om omzetverlies het hoofd te bieden wordt door één op de vijf toeleveranciers genoemd: het verzetten van de bakens door andere producten / diensten te ontwikkelen en op de markt te brengen. Het gaat dan om de grootste gemene deler van antwoorden zoals: méér eigen producten, meer gespecialiseerde onderdelen gaan maken, opzetten van een eigen engineering-afdeling en dergelijke.
E f f i c ië n te r p r o d u c e r e n e n k o s te n b e s p a r e n Een derde categorie wordt genoemd door circa één op de tien toeleveranciers-met-omzetverlies-door-productieverplaatsing-van-afnemers, en heeft betrekking op kostenbesparingen: scherper calculeren, efficiënter produceren, op de kosten letten.
14
Z e l f o o k out s o u r c e n Tot slot zijn er toeleveranciers die als reactie op het vertrek van afnemers ook zelf productie verplaatsen naar het buitenland, al is hun aantal vrij beperkt (7% van de bedrijven die langs deze weg omzet zijn kwijt geraakt): 'we volgen onze klant', 'we openen zelf een vestiging in Oost-Europa', et cetera. Zie tabel 6 voor de precieze verdeling over de vier categorieën antwoorden.
K l e i ne r e b e d r i j ve n z o e k e n v o or a l n i e uw e k l ant e n, g r ot e r e n ie u we p r o d u c t - m ar k t c o m b i n a ti e s Acquisitie van nieuwe afnemers wordt vooral genoemd door kleinere bedrijven als maatregel om het omzetverlies als gevolg van productieverplaatsing door afnemers op te vangen: ruim driekwart in de kleinste categorie (minder dan 10 personen werkzaam), tegen minder dan de helft in de grootste (50 personen en meer werkzaam). Grotere MKB-bedrijven verzetten als reactie op de weggevallen omzet vaker de bakens via een strategie gericht op het ontwikkelen van nieuwe markten en producten. Ook noemen zij duidelijk vaker (dan kleine toeleveranciers) zélf outsourcen als te nemen maatregel. Tabel 6
Maatregelen om omzetverlies op te vangen
percentage van de toeleveranmaatregel
ciers met omzetverlies
heeft géén maatregelen genomen
15
heeft maatregelen genomen
85
w.v. zoeken van nieuwe klanten
51
w.v. nieuwe producten en / of diensten
19
w.v. kostenbesparingen
11
w.v. zelf activiteiten verplaatsen naar buitenland
7
Bron: EIM, 2006.
3.6
Verwachting voor de komende tijd D e h e lf t ve r w a c h t mé é r p r o d u c t ie ve r p l a a t s in g d o o r a f ne me r s Ruim de helft van de Nederlandse toeleveranciers verwacht dat afnemers van hun bedrijf in de komende drie jaar méér productie zullen verplaatsen naar het (verder verwijderde) buitenland. Zie tabel 7. De vooruitzichten geven globaal hetzelfde beeld te zien als de ontwikkeling van de afgelopen drie jaar, maar het aandeel dat verdere productieverplaatsing verwacht is wat lager dan het aandeel dat daar in de afgelopen drie jaar mee te maken heeft gehad. Meestal gaat het om méér afnemers die naar verwachting productie zullen verplaatsen.
15
Tabel 7
Verdere productieverplaatsing naar het buitenland verwacht in de komende drie jaar
verwachting
percentage van alle toeleveranciers
verwacht géén (verdere) productieverplaatsing naar het buitenland
48
verwacht verdere productieverplaatsing naar het buitenland
52
w.v. de grootste afnemer
8
(15)
w.v. andere afnemer (dan de grootste)
4
(8)
w.v. méér afnemers
40
(77)
* Tussen haakjes: het percentage van de toeleveranciers waarvan een of meer afnemers naar verwachting productie zullen verplaatsen naar het buitenland (= 52%). Bron: EIM, 2006.
V a a k v e r l ie s v a n o mz e t , m i n de r va a k v a n w e r k g e le g e n he i d De meeste toeleveranciers die productieverplaatsing door een of meer van hun afnemers in het verschiet zien denken dat die hen omzet gaat kosten. Maar 'slechts' 30% voorziet als gevolg daarvan ook banenverlies. Dit zijn voornamelijk degenen die door het wegvallen van orders meer dan 10% omzet denken in te leveren. Zie verder tabel 8.
Maatregelen meer 'strategisch' De maatregelen die men noemt om het verwachte wegvallen van afzet het hoofd te bieden zijn dezelfde als de in de vorige paragraaf aan de orde gestelde maatregelen met het oog op inmiddels al verdwenen afzet. De proporties verschillen wél duidelijk: de voorgenomen maatregelen voor de nabije toekomst zijn wat 'strategischer' van aard. Met name denkt men vaker aan vernieuwing van de aangeboden producten en diensten, en minder vaak aan (uitsluitend) benaderen van nieuwe klanten, c.q. versterking van de acquisitie. Ook eigen verplaatsing van productie naar het buitenland wordt wat vaker genoemd. Een beperkt aantal toeleveranciers geeft aan beëindiging van het bedrijf te voorzien als de ultieme 'maatregel'.
16
Tabel 8
Mate waarin verwachte productieverplaatsing naar het buitenland zal leiden tot verlies van omzet en werkgelegenheid bij toeleveranciers
% van de toeleveranciers die productiegevolgen voor omzet
verplaatsing door afnemers verwachten
gevolgen voor eigen omzet onbekend
12
omzet met minder dan 10% omlaag
38
omzet met 10-25% omlaag
34
omzet met 25-50% omlaag
12
omzet met 50% of meer omlaag totaal (= de 52% van tabel 7) w.v. verlies van werkgelegenheid
4 100 30
Bron: EIM, 2006.
3.7
Eigen uitbesteding door toeleveranciers U i t b e s te d i ng b u i t e n l a nd : r u i m e e n k w a r t d o e t h e t z e l f o ok Van de toeleveranciers besteedt 27% zelf een deel van de productie uit in het buitenland. Het zijn vooral de wat grotere bedrijven die dat doen: van de bedrijven met 50 werknemers of meer besteedt de helft productie uit in het buitenland, van de bedrijven met minder dan 10 werknemers slechts één op de zeven. In bijna de helft van de gevallen vertegenwoordigt de buitenlandse uitbesteding minder dan 10% van de inkoopwaarde bij het bedrijf, maar toch ook nog bij drie op de tien 25% of meer1. Zie verder tabel 9.
1
Die drie op de tien is 8% van alle toeleveranciers: 30% van de 27% die aangeeft in het buitenland uit te besteden.
17
U i t b e s te d i ng v a a k i n he t n a b i je bu i t e n l a n d De vaakst genoemde herkomst van het door toeleveranciers op hun beurt uitbestede werk is 'dicht bij huis': Duitsland of België, genoemd door 46% van de bedrijven die in het buitenland uitbesteden. Oost-Europa wordt genoemd door 36%, en Azië door toch ook nog 27%.
M e t a a l pr o d u c e n t e n v ak e r n a a r O os t - E u r o p a Toeleveranciers van metaalproducten besteden vooral productie uit in OostEuropa, kunststofproducenten wat vaker in Azië. Dit is echter eerder een indicatie dan een harde conclusie, gezien de kleine aantallen waar het om gaat. Tabel 9
Eigen uitbesteding in het buitenland door toeleveranciers
uitbesteding door toeleveranciers
percentage van alle toeleveranciers
géén uitbesteding in het buitenland
73
wél uitbesteding in het buitenland
27
w.v. < 10% van de inkoopwaarde
13
(48)
w.v. 10-25% van de inkoopwaarde
6
(23)
w.v. 25-50% van de inkoopwaarde
4
(14)
w.v. 50% of meer van de inkoopwaarde
4
(15)
* Tussen haakjes: het percentage van uitsluitend bedrijven die uitbesteden in het buitenland. Bron: EIM, 2006.
18
3.8
Resumé -
Er is bij 400 toeleveranciers in het Nederlandse MKB (minder dan 250 werknemers) onderzoek gedaan naar de gevolgen van productieverplaatsing door hun afnemers.
-
Zo'n 60% van hen heeft in de afgelopen drie jaar één of meer afnemers productie zien verplaatsen naar het buitenland.
-
Dat bezorgde 38% van alle toeleveranciers verlies aan omzet.
-
Voor 13% was er verlies aan werkgelegenheid.
-
Dit verlies bedroeg 3% van de totale werkgelegenheid bij alle toeleveranciers in het MKB.
-
Vooral op gedetailleerde specificatie van hun afnemers werkende 'jobbers' lijden omzetverlies.
-
Bij kleine bedrijven (minder dan 10 werknemers) is er vaker omzetverlies als gevolg van productieverplaatsing dan in het middenbedrijf, maar minder vaak verlies aan werkgelegenheid.
-
Ondernemers in het kleinbedrijf noemen het vaakst (extra) acquisitie als maatregel om omzetverlies op te vangen, die in het middenbedrijf vaker omschakelen naar nieuwe producten, automatisering en eigen productieverplaatsing.
-
Dit verschil in 'strategie' hangt mogelijk samen met specialisatie: omschakelen is voor specialisten ingrijpender dan voor generalisten, die alleen op zoek moeten naar nieuwe klanten. Het alternatief is een ingrijpende 'verbouwing' van het eigen bedrijf, met investeringsrisico's, maar ook met betere kansen bij veranderende marktcondities.
-
Van alle toeleveranciers verwacht ruim de helft dat de komende drie jaar méér afnemers productie zullen verplaatsen naar het buitenland.
-
Circa 15% denkt daardoor banenverlies te zullen lijden.
-
Ruim een kwart van de toeleveranciers besteedt zelf een deel van de productie uit in het buitenland.
19