Stadhuis Amsterdam Tijdelijkheid als vitalisator
Inleiding Begin 2012 werd het verbouwde deel van Stadhuis Amsterdam weer in gebruik genomen. Het ontwerp is opvallend anders dan dat van het gemiddelde stadskantoor. Niet alleen is het tijdelijk karakter van de verbouwing duidelijk vormgegeven in het ontwerp, maar ook dient het project als een laboratorium om nieuwe manieren van werken en ruimtegebruik uit te testen. Het uitbreken van de crisis tijdens het ontwikkeltraject heeft grote invloed gehad op het uiteindelijke ontwerp. Het eindresultaat kan worden gezien als een voorbeeld van de wijze waarop je bestaande kantoorgebouwen bruikbaar zou kunnen maken voor de toekomst en als een ontwerp waarmee de beperkingen van de crisis zijn omgebogen tot nieuwe mogelijkheden. In het volgende artikel wordt achtereenvolgens de voorgeschiedenis van de verbouwing en de realisatie van het ontwerp beschreven.
De opdracht De eerste ambities en het uitbreken van de crisis In 2008, de Stopera is dan alweer een kwart eeuw oud, kreeg Identity Consult opdracht om een haalbaarheidsstudie te maken voor het hele stadhuis. Naast Stadsdeel Centrum wordt de Stopera voornamelijk gebruikt door de Bestuursdienst van de Gemeente Amsterdam en uiteraard de Opera. Er waren verschillende redenen voor deze haalbaarheidsstudie. Niet alleen was het gebouw duur in onderhoud en de bestaande techniek en inrichting met kamers aan een middengang verouderd, maar ook de organisatie zelf was in beweging. Onder invloed van technologische ontwikkelingen werden de werkprocessen steeds verder gedigitaliseerd. Dit had zowel invloed op de interne organisatie als op het gedrag van bezoekers en instanties die diensten van het stadsdeel verwachtten. Daarnaast had een van de gebruikers, het Stadsdeel Centrum, de wens om de organisatie, die over meerdere locaties verdeeld was, samen te voegen in de Stopera. Men koerste daarom aan op een grootscheepse renovatie van het hele gebouw in de periode 2010-2014, zodat het er weer 30 jaar tegen zou kunnen. Toen eind 2009 het haalbaarheidsonderzoek afgerond werd, waren de tekenen van de crisis al duidelijk zichtbaar. Een gevolg daarvan was dat er binnen de gemeente onvoldoende draagvlak was voor een dergelijk grootschalig project. Het hele project dreigde hierdoor te worden afgeblazen.
Identity Consult, de interne projectleider en de stadsdeelsecretaris van Stadsdeel Centrum, besloten, mede doordat de noodzaak tot samenvoeging van de verschillende locaties van Stadsdeel Centrum in de Stopera bleef bestaan, te kijken of er een plan B ontwikkeld kon worden, waarbij de beperkingen van de crisis juist nieuwe mogelijkheden zouden bieden. Dit plan omvatte het gehele dienstverleningsdomein op de begane grond en een pilot op de kantoorverdiepingen. In de eerste helft van 2010 ging de conceptontwikkeling voor dit nieuwe plan van start. In een intensief en creatief traject, met grote inzet en enthousiasme van zowel opdrachtgever als ontwerpers, werd een plan ontwikkeld dat wel levensvatbaar bleek en waarvan het resultaat gezien kan worden als een positief antwoord op de beperkingen van de tijdgeest.
Het ontwerp Een gebouw als de stad Nadat Fokkema en Partners Architecten in 2010 van start gingen, namen ze intensief deel aan het aanscherpen van het concept en de vertaling ervan in concrete ruimtelijke oplossingen. De opdracht bestond uit een pilot voor de tijdelijke verbouwing van de eerste en vijfde verdieping en voor het Stadsloket met de publieksbalies aan de binnenstraat. In het gerealiseerde ontwerp spelen verschillende aspecten van de opdracht een centrale rol, zoals de relatie met de stad, de identiteit van de organisatie, het concept van tijdelijkheid en de zoektocht naar een inrichting die bij de huidige opvattingen over werken en klantgerichtheid past. Dit heeft geleid tot een werkomgeving als een onontgonnen terrein waar nog van alles kan gebeuren. Ruimtelijke organisatie: het Nieuwe Werken De plattegronden van zowel het Stadsloket als de kantoorverdiepingen zijn
gebaseerd op de uitgangspunten van het Nieuwe Werken (HNW). De aanzet tot HNW stamt uit het midden van de jaren negentig. Organisaties merkten dat ze inefficiënt met hun ruimte omgingen en dat de kamers de onderlinge communicatie beperkten. In die tijd kwam ook het denken in platte organisatiestructuren op en daarmee ontstond ook de behoefte aan een meer open en flexibele werkomgeving. Inmiddels is deze ontwikkeling tien jaar gaande en worden er steeds meer verfijningen binnen het concept van het Nieuwe Werken aangebracht. Een belangrijke ontwikkeling daarin zijn de verschillen tussen HNW voor de dienstverleners, zoals bij het Stadsloket van Stadhuis Amsterdam, en de kenniswerkers, zoals bij de kantoorverdiepingen van Stadhuis Amsterdam. Het dienstverleningsdomein: het Stadsloket De belangrijkste ontwikkeling binnen HNW voor dienstverleners bij het Stadsloket is dat deze worden geacht doelmatiger, sneller en efficiënter de producten te leveren. Een breed scala van klanten, die 24/7 een breed scala van verschillende vragen kunnen indienen, verwachten binnen zo kort
mogelijke tijd een antwoord te krijgen. Dit betekent korte wachttijden, een heldere procedure en een goede samenhang tussen het virtuele en het fysieke loket. Dit maakt de medewerker in feite minder autonoom en meer vraaggestuurd. Hun werkplekken zijn wel gevarieerd en activiteit gerelateerd. Ze zijn gericht op een effectieve en prettige dienstverlening aan de klant, waarbij de dienstverlener snel kan schakelen tussen de verschillende typen vragen. Daarmee is de dienstverlener in staat om flexibel en op maat de klantvraag af te handelen. Bij het ontwerp voor Stadhuis Amsterdam zijn deze nieuwe ontwikkelingen het best zichtbaar in de front-office, waar de medewerkers direct contact met de klanten hebben. De balies en werkplekken zijn hier volledig flexibel en onafhankelijk van een specifieke medewerker ontwikkeld. Elke werkplek, of het nu de loungebank, de spreekkamer, de grote overlegtafel of de sta-balie is, heeft de voorzieningen voor elk type medewerker en elk type gesprek. De dienstverleners kunnen dus overal werken. Het grote voordeel hiervan is dat er bij aanpassingen in het service aanbod geen verbouwing of aanpassingen van de balies nodig zijn. Door de ontwikkeling van deze flexibele balie kon
het aantal balies met een derde worden teruggebracht ten opzichte van de oude situatie. Ook kunnen de diensten van de Bestuursdienst, die op dit moment gerealiseerd worden, moeiteloos geïntegreerd worden in dit nieuwe concept. De publieksbalies van Stadsdeel centrum liggen aan weerzijde van de binnenstraat waardoor een bezoeker het gebouw betreedt. Deze ligging zorgt er voor dat er een opsplitsing is tussen de plaats van de receptie en het Waterlooplein gedeelte, waarbij het rood oplichtende receptiehuis letterlijk als een baken voor de bezoeker dient. Naast het rood van de receptie zijn ook de hergebruikte felgele zeecontainers met spreekkamers en toiletten een goed herkenbaar oriëntatiepunt. De afstand tot de receptie leidt hierbij tot een natuurlijke verdeling van dienstverlening van langere duur en op afspraak (aan de overkant van de straat) en dienstverlening van korte duur (in de buurt van de receptie en wachtgebied). De langere, complexere contacten op afspraak gebeuren grotendeels zittend, terwijl de kortere contacten merendeels aan sta-balies plaats vinden.
Het kenniswerkersdomein: de kantoorverdiepingen Voor kenniswerkers is al langer aandacht binnen HNW. Vanaf 2000 zette de nieuwe technologie een enorme stap vooruit, waardoor het werken en het communiceren los van de fysieke werkplek en het kantoorgebouw steeds eenvoudiger werd. Dit leidde bij kenniswerkers tot meer vrijheid en versnelde de onderlinge interactie. HNW voor kenniswerkers is gericht op ontmoeten, synergie en een grotere actieradius. De kantoorvloeren van het nieuwe interieur van Stadhuis Amsterdam kenmerken zich door een duidelijk onderscheid tussen de open en de besloten zone. De begrenzing hiertussen wordt gevormd door de onafgewerkte betonblokkenwand van de vroegere gangzone grotendeels te handhaven. Hierin zijn met behulp van ruwe zaagsneden verdiepingshoge sleuven zijn gemaakt, die, afhankelijk van de ruimte erachter, open zijn gelaten of gevuld met glas of met een deur. Deze ruige wand is hierdoor transparanter geworden waardoor het daglicht dieper de kantoorvloer op komt, terwijl de erachter gelegen zone ruimte voor concentratie en vergaderen biedt. Hiertegenover ligt de open zone aan de Waterloopleinkant waar alle wanden zijn weggehaald en waar alles is gericht op samenwerken.
Er is een diversiteit aan werkplekopstellingen, uiteraard flexibel, waaruit gekozen kan worden. Behalve dat er gevraagd werd naar meer openheid en flexibiliteit, was ook meer ruimte voor ontmoeten een belangrijk ontwerpuitgangspunt. De Plaza op de eerste verdieping is de ontmoetingsplek geworden binnen de organisatie en tevens de plaats waar externen in contact worden gebracht met de medewerkers. De inrichting van deze plek moet een gevoel oproepen van dynamiek en actie, van een sfeer waarin ‘alles kan’ en waarin men de blik op de toekomst richt. Ook in de middenzone van de kantoorverdiepingen liggen ontmoetingsplekken, extra geaccentueerd door de stevige kolommen en de toegevoegde structuur van balken en tussenliggende felgekleurde plafondvlakken. Daarnaast zijn er verspreid door het hele gebouw nog een breed scala aan overige ontmoetingsplekken te vinden: loungeplekken, de leestafel, de bibliotheek en een aantal stiltewerkplekken.
Materialisatie en identiteit: ruig, urbaan en functioneel Kiezen voor tijdelijkheid betekent ook het accepteren van duidelijke ontwerpkeuzes en het omarmen van (budgettaire en tijds-) beperkingen. Fokkema heeft geen tijd verloren met nadenken over grote ingrepen zoals het vervangen van de natuursteenvloer en het plafond bij het Stadsloket, in de regel toch de beeldbepalende ingrepen. In plaats daarvan is alle energie ingezet voor het zoeken naar nieuwe oplossingen om de uitstraling ervan te beïnvloeden. Strepen, pijlen en zebrapaden geven de chique vloer een nieuwe kwaliteit. De tijdelijke en ruige eigenschappen van de containerwanden komen extra tot hun recht in contrast met het marmer. Ook op de kantoorverdiepingen zijn de grootste ingrepen vermeden om ruimte in het budget te krijgen om de werkplekken zo optimaal mogelijk te maken. Er zijn nauwelijks nieuwe wanden geplaatst en ook de bestaande houten plafonds zijn zoveel mogelijk gehandhaafd. Ingrepen zijn beperkt tot nieuwe textielplafonds in de middenzone en het maken van ruw uitgezaagde openingen in de bestaande betonstenen wand. De vormentaal en materialisatie van het ontwerp is die van ruige urbane tijdelijkheid, felle signaalkleuren onderstrepen deze sfeer. Zo had ieder van de vier trappenhuizen in het oorspronkelijk ontwerp zijn eigen primaire kleur. Het geel en blauw hiervan is doorgezet in de aangrenzende ontmoetingsgebieden in het liftgebied en de middenzone, aangevuld met kanariegele textielplafonds vastgezet met zwarte stretcher-elastieken in de middenzone. Voor het meubilair is gekozen voor ‘eerlijk timmerwerk’ in multiplex met details als flightcase handgrepen, kratprints als ‘Fragile’ en ‘Upside down’ en zichtbare stiksels en layers voor de bekleding. Een van de verdere uitdagingen voor het interieurontwerp was om de relatie met de omringende stad sterker te maken. Amsterdam is immers het werkterrein van de organisatie en daarom een belangrijke factor van
hun identiteit. De poging om via binnenstraten stad en Stopera met elkaar te verbinden voldoet niet omdat de routes door het gebouw niet goed aansluiten op het wegennetwerk van de stad en ook de geslotenheid van de Waterlooplein kant vormt een barrière in de relatie met de omringende stad. Hoewel met een interieurontwerp deze structurele problemen niet op te lossen zijn, kunnen er wel verbeteringen aangebracht worden. Zo is de symbiose tussen de binnenwereld van het Stadhuis en de buitenwereld van de metropool Amsterdam voelbaar gemaakt in de verticalen glazen trappenhuizen. In de vloer zijn de windrichting en de naam van belangrijke gebouwen aangegeven, er zijn graphics over Amsterdam toe gepast, zoals levensgrote tekeningen van Jan Rothuizen en een geabstraheerde kaart van Amsterdam, en de ontmoetingsgebieden zijn aan het uitzicht over de stad te gekoppeld.
Tenslotte Op weg naar een nieuwe werkelijkheid Er staat ruim 7 miljoen vierkante meter kantoorruimte leeg in Nederland. Naast de economische verspilling is dit ook slecht voor de omgeving waar deze leegstaande gebouwen staan. Er treedt verloedering op als het pand verpaupert door gebrek aan direct onderhoud en het voorzieningenniveau van de buurt daalt omdat er minder bewoners zijn. Tenslotte trekken overgebleven gebruikers op den duur ook weg.
Toch biedt het hergebruiken van deze leegstaande kantoorpanden ook mogelijkheden, bijvoorbeeld voor startende bedrijven die goedkope werkruimte zoeken of voor bedrijven die nieuwbouw vanwege de crisis nog even willen uitstellen. Ook uit oogpunt van duurzaamheid is het vaak een veel betere keuze dan nieuwbouw. Zeker als met minimale middelen een pand weer geschikt wordt gemaakt voor (tijdelijk) nieuw gebruik. Een voorwaarde voor succesvol hergebruik is echter dat de nieuwe inrichting flexibel is en het ontwerp en materiaalgebruik afgestemd op het tijdelijk karakter van veel van de gebruikers. Een project als Stadhuis Amsterdam laat zien dat een dergelijk project ruimte ook een impuls kan zijn voor het ontwerp. De architect, de opdrachtgever en de adviseur worden uitgedaagd om anders naar bestaande afwerkingen te kijken en binnen kleinere marges te zoeken naar datgene wat een nieuwe impuls kan geven aan de beleving. Alle oorspronkelijke, soms stoffig geworden, kwaliteiten kunnen in een nieuw ontwerp opnieuw benadrukt worden en eerder verborgen gebleven kwaliteiten die tot bloei komen. Opmerkelijk genoeg ogen de medewerkers en de organisatie ook dynamischer en vitaler. Daarnaast hebben wij als betrokken partijen door dit project zicht gekregen op een nieuwe soort opgave. Wij denken dat in deze economisch zware tijden steeds meer overheden en organisaties de combinatie van een explorerende omgeving voor een beperkt budget zullen omarmen. Wij hopen dat het project Stadhuis Amsterdam daarin een voorbeeld kan zijn want uiteindelijk geloven we dat ‘tijdelijkheid’ de potentie heeft om ‘blijvend’ te zijn.