STAD IN HET LAND LAND IN DE STAD
Ardie van Bommel
Coen de Koning
Joram Raaijmakers
Krijn Christiaansen
Arthur van der Laaken
Jasper Selen
Looy Driesser
Ruben van Megen
Anne van Strien
Dorus Faber
Cathelijne Montens
Florian de Visser
Erik van Halderen
Lucas Mullié
Eveline Visser
Petra Hekkenberg
Jeroen van Oirschot
Henriette Waal
Daphne Hoekman
Bas Princen
Lucas Zoutendijk
COLOFON
REDACTIE
ALUMNI PUBLIC SPACE
Danielle Arets, Hans van der Markt,
Ardie van Bommel
David Hamers.
[email protected]
TEKSTEN
Krijn Christiaansen &
Danielle Arets, David Hamers,
Cathelijne Montens
Hans van der Markt, Michel Melenhorst
[email protected]
EINDREDACTIE
Daphne Hoekman
Danielle Arets, Hans van der Markt,
[email protected]
Ingrid Swinkels Lucas Mullié
VORMGEVING
[email protected]
Thijs Verbeek Bas Princen
VERTALING
[email protected]
Wendy Lubberding Florian de Visser
COÖRDINATIE
[email protected]
René van Binsbergen, Marc Ruis, Tet Reuver, Tessa Blokland
Eveline Visser
[email protected]
DRUK Lecturis Eindhoven
Henriette Waal
[email protected]
FOTO’S Studenten Design Academy Eindhoven,
Lucas Zoutendijk
Bas Princen p24-27, Krijn Christiaansen
[email protected]
p16, Henriette Waal p48-51
DOCENTEN PUBLIC SPACE
STUDENTEN PUBLIC SPACE
Liesbeth van der Pol, hoofd Man
Looy Driesser
and Public Space (tot 2010)
[email protected]
Hans van der Markt, Wnd. Hoofd David Hamers, Lector Stad & Land
Dorus Faber
Sannah Belzer
[email protected]
Wim Poppinga Jord den Hollander
Erik van Halderen
Reineke Otten
[email protected]
Eva Phannes Henriette Waal
Petra Hekkenberg
Eric Frijters
[email protected]
Tessa Blokland, Gastdocent Man and Well Being
Arthur van der Laaken
Viktor Akkerman / Michel Melenhorst,
[email protected]
DAAD Architecten
Coen de Koning
MET DANK AAN
[email protected]
Gemeente Eindhoven Gemeente Geldrop
Ruben van Megen
Gemeente Dordrecht
[email protected]
Landschap Overijssel, Bert-René Brinkman
Jeroen van Oirschot
Aannemer Louis Welhuis
[email protected]
Stroom Den Haag, Francien van Westrenen
Joram Raaijmakers
Leonhard Schrofer, Stads-ecoloog Eindhoven
[email protected]
UITGEVER EN COPYRIGHT Jasper Selen
Design Academy Eindhoven, 2011
[email protected]
Emmasingel 14, Postbus 2125 T +31(0)40 239 39 39
[email protected]
[email protected] www.designacademy.nl ISBN: 978-90-814704-8-3
Lucas Mullié, tuinhuisje model
5600 CC Eindhoven Nederland Anne van Strien
2
3
ALUMNIPROJECT
Alle wegen leiden naar Geldrop
In Duitsland wordt vrijwel ieder dorp aangeduid met wegwijzers die, voorzien van sprekende plaatjes, de hoogtepunten in de streek uitlichten. In Nederland zien we dit soort borden zeer sporadisch en dan meestal slechts met route-informatie. Florian de Visser maakte voor Geldrop Verhalenwijzers die de historische routes naar Geldrop verbeelden.
Geen enkele stad in Nederland lijkt te ontkomen aan de druk van citymarketing; wil je als stad meetellen dan kies je voor een pakkende lijfspreuk en bijpassende huisstijl. Ook steeds meer middelgrote en kleine dorpen profileren zich op het gebied van smaak, cultuur of natuur. Zo ook Geldrop. Gelegen vlak naast Eindhoven vreest dit dorp een anonieme voorstad te worden. Citymarketing moet het tij keren en “design kan daar wellicht bij van dienst zijn”, zo zegt alumnus Florian de Visser. Samen met een groep alumni-studenten kreeg hij de opdracht van de gemeente om Geldrop op de kaart te zetten. “Ik wilde uitzoeken waar het dorp om bekend staat en ben me in de geschiedenis gaan verdiepen,” legt De Visser uit. Hij ontdekte dat Geldrop in de 19 de eeuw een van de belangrijkste productiecentra van wollen stoffen was. Wevers uit alle windstreken trokken er naar toe. De Visser: “De textielbaronnen van Geldrop hebben ervoor gezorgd dat het dorp goed ontsloten werd; daarom zijn er veel in- en uitgangswegen en Geldrop dankt ook zijn treinstation uit die tijd.” Twee eeuwen later is het tij gekeerd. “Nu werken veel mensen van Geldrop in Eindhoven. Ze leggen dus een omgekeerde route af,” aldus De Visser. De ontwerper wilde deze historische wegen in beeld brengen en bedacht wegwijzers die niet zozeer de route maar veeleer de historische verhalen weergeven. De Visser: “De verbindingen tussen Geldrop en omliggende dorpen en steden zit veel meer in de verhalen dan in de specifieke wegen.” De Verhalenwijzers, nu nog van papier, geven in een oogopslag de geschiedenis weer. Zo verbeeldt het bord dat van Stratum naar Geldrop wijst de route van de Peijnenburgkoeken. Voor de Strabrechtse heide maakte hij eveneens een bord. De Visser: “Vroeger was dit het terrein waar de schapen graasden voor de wolvoorziening, nu is het nog steeds een plek waar schapen grazen maar dan meer om de heide als recreatiepark te onderhouden.” De verhalen, nauwkeurig uitgesneden in papier, zijn pareltjes voor het oog en zullen eenmaal uitgevoerd als wegwijzer ervoor zorgen dat niemand Geldrop zomaar voorbij rijdt. Het wachten is op een goede citymarketeer die de potentie van dit ontwerp oppikt en ervoor zorgt dat alle wegen naar Geldrop leiden.
Poëtische Verhalenwijzers 4
5
De verbindingen tussen Geldrop en omliggende dorpen zit veel meer in de verhalen dan in de specifieke wegen.
NIEUWE DORPEN
Het verschil tussen dorp en stad vervaagt op vele fronten. Toch weet vrijwel iedereen nog steeds een dorp van een stad te onderscheiden. Een samenhang aan ruimtelijke en programmatische kenmerken, veelal terug te voeren op het oorspronkelijke dorp, maakt dat we die doorgegroeide woonkernen nog steeds karakteriseren als dorps. Onder begeleiding van DAAD architecten onderzochten studenten in Drenthe het dorpse karakter van Smilde, Hijken en Elp.
De vraag om een dorp te definiëren is tegenwoordig geen eenvoudige opgave. In de afgelopen decennia is wat dorps is nogal veranderd. De traditionele dorpse samenleving gestoeld op het boerenbestaan bestaat vrijwel niet meer. Veel dorpen zijn sterk gegroeid, vaak met nieuwbouw die nauwelijks verschilt van de steden. De landbouw is gemarginaliseerd en de hedendaagse dorpsbewoner werkt veelal in de stad. We hebben studenten in Drenthe onderzoek laten doen naar de verhouding tussen publieke en private ruimte van drie bestaande dorpen Smilde, Hijken en Elp. Op basis van geografische informatie, de bestemmingsplannen en raadsbesluiten van deze dorpen moesten ze een ontwerp maken voor een nieuw dorp. Smilde In Smilde is het de infrastructuur, het kanaal en het veenontginningslandschap die de vorm van het dorp hebben bepaald. Een kilometers lang lint. Wat heeft dit voor invloed op het dorpsleven, de sociale contacten en de verhoudingen tussen openbaar en privé? Hijken Hijken is een verknipt esdorp dat door midden gesneden is door een veenkanaal. De oude verhouding tussen dorp en ommeland is weg. De fysieke structuur is ontwricht maar Hijken kent tegelijkertijd een enorm sterke sociale structuur van verenigingen en dorpsinitiatieven. Elp Elp is een prachtig dorp, de oude structuur van het esdorp is nog helemaal in tact, zowel in het dorp als het bijbehorend landschap. Maar waar dit vroeger een samenhangend geheel van landschap, werk en wonen vormde, is het nu nog slechts een decor voor een idyllisch woondorp.
DOOR MICHEL MELENHORST, DAAD ARCHITECTEN 6
7
NIEUWE DORPEN
NIEUWE DORPEN
Na de analyse van de dorpen maakten studenten op een nieuwe locatie voorstellen voor nieuwe dorpen. Nieuw Smilde Vanuit Smilde werd de unieke kwaliteit van het lintdorp, het individualisme, de maximale relatie tussen woning en landschap en de strenge deling tussen openbaar (de weg/het kanaal) en privé (de tuin, de blik op het landschap) meegenomen naar een hedendaags grootschalig landschappelijk infrastructureel element. In het nieuwe dorp Smilde op de compostberg in Wijster, het hoogste punt van Drenthe, naast de spoorlijn, is de lijnvormige structuur van het lintdorp uit het vlakke land gehaald en over het geaccidenteerd terrein van de compostheuvels gedrapeerd, haaks op de kaarsrechte spoorlijn Zwolle-Groningen. Dit leverde niet alleen een extra dimensie op in de verbinding tussen huis en landschap (je kijkt over het huis van je buren), maar het hergebruik van de enorme loodsen langs het spoor introduceerde ook een nieuwe schaal in het lintdorp en voorzag het dorp van een excentrisch centrum! Nieuw Hijken Voor Nieuw Hijken wordt een oud recreatiedorp, Pipodorp genaamd, de basis voor een nieuwe dorpsontwikkeling. In het nieuwe dorp Hijken is de vorming van een dorpsgemeenschap het principe waarop het dorp moet ontstaan. Daar hoort een (marketing) concept bij om toekomstige dorpsbewoners te werven, internet en sociale media worden ingezet om een gemeenschap te vormen nog voor het fysieke dorp ontstaat. De vorm van het nieuwe dorp wordt bepaald door de pioniers die elkaar vooraf leerden kennen. De ankerpunten van de nieuwe sociale structuur zijn al wel van te voren vastgelegd: het dorpscentrum nabij het kanaal in de oude fabriek, en de kleine clusters van woningen rondom een publieke functies in het openbaar gebied, stimuleren en ondersteunen de vorming en verdieping van de nog fragiele sociale netwerken. Nieuw Elp In Nieuw Elp wordt de verbinding tussen voedselproductie, verwerking en consumptie, die de oude esdorpsstructuur bepaalde, hersteld met hedendaagse elementen. Langs de grens tussen een nieuwe natuurontwikkeling met heide, bos en zandverstuivingen en het grootschalige veenlandschap, op een kruising van een veenkanaal en ontsluitingsweg wordt een grootschalige productiefaciliteit ingericht. Voedsel (plantaardig en dierlijk) uit de directe omgeving wordt hier verwerkt, deels verkocht en geconsumeerd. Wonen vindt plaats bovenop en tegen deze ‘superboerderij’. Zo is een nieuwe gebouwtypologie ontstaan waarin het gebouw gelijk is aan het dorp en waarin wonen, werken en landschap geïntegreerd zijn. Vanuit het landschap is niet altijd duidelijk waar het landschap ophoudt en het dorp begint. Vanuit de infrastructuur, de weg en het water daarentegen laat het dorp een duidelijk, bijna stedelijk gezicht zien. Toekomst De oude dorpstypologieën blijken geldigheid te hebben in een nieuwe context. Dat is de waardevolle uitkomst van deze driedaagse workshop. Nieuwe dorpen betekenen een verrijking van het landschap en bieden een uitbreiding van mogelijke dorpsstructuren en woon- en leefgemeenschappen op het platteland. Ze zijn daarmee een belangrijke strategie om het platteland leefbaar en toekomstbestendig te maken. Niet alleen als nieuw dorp maar ook in het denken over herstructurering van bestaande dorpen. In grote delen van ons platteland is bevolkingsdaling en een bijbehorende bijstelling van voorzieningenniveau en bedrijvigheid een te verwachten of al heel reële situatie. Juist daar kunnen nieuwe en vernieuwde dorpen een belangrijke rol spelen om de verhouding tussen vraag en aanbod van wonen, werken, landschap en infrastructuur in de juiste balans te brengen.
8
9
De Bakker van Sint Oedenrode
Sint Oedenrode, vermaard om de legende van de heilige Oda uit Brabant, kent ook andere verhalen. Bijvoorbeeld van bakker Gijs van Aarle die eigenhandig bakhuisjes maakt. Dat ontdekte Looy Driesser, toen hij op zoek ging naar dorpsverhalen.
“Hij had drie oventjes zelf gebouwd. Daar was hij het meest trots op.”
“Puur toeval”, noemt Driesser zijn ontmoeting met bakker Van Aarle. “Ik kreeg voor de opdracht ‘onderzoek de verhalen in een dorp’ het dorp Sint Oedenrode toebedeeld en ben er onvoorbereid naartoe gereden.” Het lag voor de hand iets te doen met de legende van Sint Oda, die rond het jaartal 700 gestart zou zijn met het ontginnen van de heide. Driesser koos echter voor een andere opzet. Hij ontmoette bakker Gijs van Aarle. “Ik zag aan de rand van het dorp een huis met drie spreekwoorden op de buitenmuur. Dat fascineerde me. Ik kwam in gesprek met de bewoonster; mevrouw Van Aarle. Ze bleek spreekwoorden te borduren en elke week bevestigde ze nieuwe pakkende spreuken op haar buitenmuur.” Mevrouw Van Aarle vertelde honderduit, maar in de huiskamer zat ook meneer Van Aarle. “Aanvankelijk hield hij zich erg op de vlakte”, vertelt Driesser, “maar toen ik nadrukkelijk ook naar zijn achtergrond vroeg, kwam hij los.” Gijs van Aarle bleek dorpsbakker te zijn geweest. Hij had de bakkerij van zijn vader overgenomen en jarenlang in de nachten het brood voor Sint Oedenrode gebakken. Zijn vrouw verkocht die broden overdag. Na jaren van harde arbeid besloten de Van Aarles de bakkerij te verkopen. Gijs van Aarle werkte nog een paar jaar in de fabriek en besloot toen zijn liefde voor het bakkersvak op een andere manier te gaan uitoefenen: het documenteren van bakkershuisjes. Bakkershuisjes werden vroeger bij boerderijen gebouwd als gezamenlijke oven voor het bakken van o.a. brood. Bovendien waren de huisjes vaak bestemd als oudedagsvoorziening voor het boerenechtpaar. Zodra de oudste zoon de boerderij overnam konden ze hun intrek nemen in het huisje. Bakker Gijs van Aarle bleek een grote passie te hebben voor het documenteren en namaken van deze historische huizen. “Hij liet me foto’s en schetsen zien en kon haarfijn vertellen uit welk jaar welk huisje kwam en waaraan je dat kan zien. Bovendien had hij drie oventjes zelf gebouwd. Daar was hij het meest trots op.” Driesser tekende het verhaal van het bakkersechtpaar op en maakte een geabstraheerde betonnen versie van een bakhuisje. Vervolgens maakte hij met behulp van photoshop een ansichtkaart waarbij hij het huisje pal voor het kasteel in Sint Oedenrode plaatste. Zo is Gijs van Aarle straks net zo’n legende als Oda van Sint Oedenrode.
Zoete verhalen 10
11
Zo is Gijs van Aarle straks net zo’n legende als Oda van Sint Oedenrode.
Ontwerp een eigentijds hek in het landschap van Overijssel, zo luidde de opdracht die studenten tijdens een driedaagse workshop in Rossum (Noordoost Twente) kregen. Een stoeltjeshek, een schaarhek en een stroomhek waren het gevolg. Het landschap van Overijssel wordt gekenmerkt door houtwallen, hoogstamboomgaarden en landhekken die veel prijs geven over het karakter van de streek. De gangbare hekken bestaan uit het prachtige eikenhout dat veelvuldig in de regio voorkomt. Landschap Overijssel daagde studenten uit een hekwerk te ontwerpen dat zowel recht doet aan de streekgeboden eigenschappen als tegemoet komt aan de eisen van deze tijd. De studenten kregen daartoe hulp van een lokale hekkenbouwer, Louis Welhuis en landschapsspecialist Bert-René Brinkman. Studente Petra Hekkenberg: “Het platteland houdt er vaak rotsvaste tradities op na, terwijl de stad doorontwikkeld en flexibeler is. We wilden bij het ontwerpen van een typisch Twentse landhek dan ook een hek maken dat het landschap zou opfrissen. Het hek moest echt een eyecatcher worden.”
en sluit af met een hekje
Na drie dagen onderzoeken, schetsen, zagen, schaven en timmeren ontstonden in Rossum vier streekeigen maar geheel eigentijdse hekken. Het Scoutinghek voor de oprit van de blokhut van de scouting, gemaakt uit touw en eikenbos, verbindt het speelplezier met het landschap. Een Stoeltjeshek, een hek met daarop letterlijk drie stoeltjes, biedt recreanten de mogelijkheid in alle rust over het landschap te turen. Het schaarhek tot slot staat bij een historisch boerenerf dat tegenwoordig een horecafunctie heeft. Het verwijst door zijn scharende beweging naar de dynamiek van de locatie. Bovendien is de schaar een metafoor voor vroegere poortwachters die met gekruiste of opgeven lansen de toegang tot een gebied konden goedkeuren of ontzeggen. Slechts één groep studenten koos ervoor het hout links te laten liggen. Coen de Koning, Petra Hekkenberg en Dorus Faber knoopten een hek van stroomdraad. “Omdat we de opdracht hadden een hek te ontwerpen voor een landgoed waar vee op graast moest er schrikdraad aan te pas komen. Het iele schrikdraad strookte naar ons gevoel niet met een solide hek”, vertelt Coen de Koning. Petra Hekkenberg vult aan: “We wilden een hek maken dat de omgeving complimenteert in plaats van dat het de aandacht van de omgeving afneemt. Als we een houten hek gemaakt hadden, dan was dit een enorm massief object geworden voor een stuk land dat bijna onzichtbaar omheind was.” De drie studenten besloten het stroomdraad te gaan vlechten. Door acht draden aan elkaar te weven ontstond een stevige stroomband. Coen de Koning onderzocht vervolgens hoe ze een y-splitsing konden vlechten zodat de draad aan de uiteinden bevestigd kon worden aan palen.
Workshop landhekken in Overijssel
Het innovatieve stroomhek viel echter niet meteen in de smaak weet Petra Hekkenberg. “De eigenaar van het land was enigszins teleurgesteld. Hij had graag een eikenhouten hek gewild voor op zijn land. Maar het landschap Overijssel en de Boerenbond zagen gelukkig wel potentie in.”
12
13
“We wilden een hek maken dat de omgeving complimenteert in plaats van dat het alle aandacht van de omgeving afneemt.”
Erfgoed-design EN auteursrecht
STAD EN LANDHEKKEN
“Interessant aan erfgoed vind ik dat het een evolutionair proces is. Er is geen sprake van één auteur of één oorspronkelijk ontwerp. Erfgoed heeft zich ontwikkeld in de loop van de tijd en afhankelijk van de omstandigheden en toepassingen. Erfgoed gaat over van vader op zoon, je zou daarom kunnen zeggen dat er in deze gevallen geen sprake is van auteursrecht maar van erfrecht. Dat wijkt sterk van onze huidige opvattingen van design waarbij de ontwerper centraal staat. De auteursnaam gaat vaak vooraf aan de productnaam. Je koopt niet in de eerste plaats een citruspers, je koopt een Starck. Bij erfgoed werkt dat anders, daar bestaat de auteur niet.” – Hans van der Markt
Erfgoed vertelt een verhaal. Een verhaal doorgegeven van vader op zoon, van generatie op generatie. In productieprocessen volgt het grotendeels de lijn van familiebedrijven. Erfgoed benoemt in relatie tot design de frictie tussen het erfrecht versus het auteursrecht en tussen de professional en de amateur. Er lijkt een discrepantie tussen die dingen te bestaan. In het meeste erfgoed is de amateur belangrijker dan de auteur. Enerzijds zijn er mensen die van vader op zoon voorwerpen maken. De bakker, de meubelmaker en de glasblazer. Anderzijds is bijna alles wat wij eigen noemen in de basis adaptatie of weerslag van het vreemde. Iets waar de vader ooit vreemd mee was en wat voor de zoon doodnormaal is geworden. Je zou kunnen zeggen dat plagiaat is gewenst in het kader van erfgoed. Datgene dat eigen is, dat eigen noemen, vindt bijna altijd zijn herkomst in het vreemde. Dat geldt voor de Nederlandse popmuziek waar Amerikaanse invloeden in verwerkt zijn, en later ook nog de streekeigen taal (bijvoorbeeld Twents). Het lijkt dan een volkomen, streekeigen muziekstijl, maar dat is het niet. We zien het ook direct terug in de architectuur, als we kijken naar de Groninger school. Deze bouwstijl uit de twintiger/ dertiger jaren is naar Groningen gekomen omdat er veel rijke boeren waren. Zij haalden Berlage binnen met zijn Amsterdamse school om een mooi stadhuis neer te zetten en in het verlengde daarvan allerlei boerderijen opnieuw te ontwerpen. Vervolgens gingen de Groningse architecten met die stijl aan de haal en verwerkten deze met hun eigen rode bakstenen (die daar gemaakt werden omdat de klei er zo rood was). Zo ontstond langzaam een eigen interpretatie en werd die vreemde Amsterdamse school eigen; de Groninger school. De Nederlandse kerkjes van Duits tufsteen zijn een ander voorbeeld. Vreemde materialen die vervolgens tot ons eigen cultureel erfgoed worden. Het eigene is bijna altijd een adaptatie van het vreemde.
14
15
Uit: Ronde tafelgesprek over Erfgoed en Design met: Jurgen Bey, Let Geerling, Rik Herngreen, Hans van der Markt, Henk Moes en Holger Muhmann, KC0 2010, tekst: Hellen Abma.
HS.P56b
HS.P57b
HS.P58a
HS.P58b
BG.P59a
BG.P59b
BG.P60a DFC.P71
DFC.P72 ANV.HEK24
DFC.P73
SK.P74 ANV.HEK25
SK.P75
SK.P76 ANV.HEK26
SK.P77
SK.P78 ANV.HEK27
Hekken met
een geheugen 16 Ze vonden echter niet overal mooie hekken op hun wandeling. Christiaansen: “Het boerenbedrijf verandert snel. Veel boeren kiezen tegenwoordig vanwege prijs- en tijdtechnische redenen voor een gegalvaniseerd hek dat goedkoop geproduceerd wordt in Oost Europa.” Die hekken misstaan volgens de ontwerpers echter in het Utrechtse landschap. “Ze zijn op geen enkele wijze met de identiteit van de plek verbonden. Dat maakt die oude hekken juist zo bijzonder.”
HS.P57a
De ontwerpers wilden ‘het hek met een verhaal’ weer terugbrengen in de Vechtstreek en besloten bij alle boeren hout en de daarmee samenhangende verhalen te verzamelen. Al snel meldden zich niet alleen boeren maar ook de zogeheten ‘buitenlui,’ aldus Christaansen. Ook zij bleken veel verhalen te hebben over bijvoorbeeld hout dat ze nog uit hun Amsterdamse stadswoning hadden meegenomen.”
Uiteindelijk belandden er 27 stapels hout in de studio. Iedere plank werd gefotografeerd, voorzien van een nummer en gekoppeld aan het verhaal van de eigenaar. Bij nummer KB.P26a luidt de tekst: “Balk afkomstig van verpakkingskratten van zware machines van een bedrijf te Maarssenbroek. De balken zijn verzaagd tot planken en deze aflopers waren over.” Vervolgens werd dit hout samen met een timmerman verwerkt tot nieuwe landhekken.
De hekken, met de treffende titel Boerenverstand, sieren nu de Vechtstreek. Het Centrum Beeldende Kunst was bovendien zo enthousiast dat ze samen met de ontwerpers een publicatie van het project maakten. Daarin staan alle foto’s en verhalen van de hekken nauwkeurig omschreven en blijven ze voor eeuwig in het geheugen gegrift.
17
hek. HS.P53a In 1967 is er een schuur gebouwd door mijn vader. De schuur bestaat uit kolommen van hout. Tijdens de bouw werden er veel spullen gestolen. In 1993 vloog de hooiberg in brand, waardoor een gedeelte van de schuur in vlammen op ging. De gordingen van de schuur zijn deels behouden en kunnen nog worden verwerkt in het hek.
HS.P51 In 1967 is er een schuur gebouwd door mijn vader. De schuur bestaat uit kolommen van hout. Tijdens de bouw werden er veel spullen gestolen. In 1993 vloog de hooiberg in brand, waardoor een gedeelte van de schuur in vlammen op ging. De gordingen van de schuur zijn deels behouden en kunnen nog worden verwerkt in het hek.
vlammen op ging. De gordingen van
vlammen op ging. De gordingen van
hands gekocht bij Kroon in Kortenhoef.
door een gedeelte van de schuur in
kunnen nog worden verwerkt in het
kunnen nog worden verwerkt in het
de schuur zijn deels behouden en
verwerkt in het hek.
behouden en kunnen nog worden
gordingen van de schuur zijn deels
schuur in vlammen op ging. De
waardoor een gedeelte van de
1993 vloog de hooiberg in brand,
werden er veel spullen gestolen. In
kolommen van hout. Tijdens de bouw
mijn vader. De schuur bestaat uit
In 1967 is er een schuur gebouwd door
HS.P53c
hek.
RS.HEK23
Plank gebruikt als bekisting, tweede-
DFC.P70
de schuur zijn deels behouden en
HS.P55 uit gereden.
stal. Dit deel werd er met de tractor
Deel van een grote schuifdeur in de
HS.P57a
hek van te gaan timmeren.
Nieuw gekocht hout om ooit een
HS.P56b
Deel van een grote schuifdeur in de
Kort groen stuk, herkomst onbekend.
BG.P60a
Hanenbalk van de dakconstructie.
BG.P59b
Hanenbalk van de dakconstructie.
BG.P59a
uit gereden.
stal. Dit deel werd er met de tractor
HS.P58b hek van te gaan timmeren.
uit gereden.
stal. Dit deel werd er met de tractor
Deel van een grote schuifdeur in de
HS.P58a
uit gereden.
stal. Dit deel werd er met de tractor
Deel van een grote schuifdeur in de
HS.P57b
Nieuw gekocht hout om ooit een
HS.P56a
Deel van het balkon van het woonhuis.
HS.P55
Oranjevereniging te Nigtevecht.
de bouw van een bar voor de
stal. Dit hout is ook gebruikt voor
Resthout van de bouw van de nieuwe
DFC.P67
1993 vloog de hooiberg in brand, waar-
HS.P54
door een gedeelte van de schuur in
KB.HEK22
1993 vloog de hooiberg in brand, waar-
DFC.P66
schutting elders.
HS.P53c
Groene houten plank afkomstig van een
DFC.P65
werden er veel spullen gestolen. In
HS.P53b
RW.P50
HS.P56a MJ.HEK21
werden er veel spullen gestolen. In
BG.P64c
RW.P49c
HS.P53a
Het Centrum Beeldende Kunst Utrecht, de Agrarische Natuurvereniging Vechtvallei en Stichting Landschap Erfgoed Utrecht (LEU) schreven begin 2008 een prijsvraag uit voor een nieuw type landhek. Christiaansen en Montens wandelden door de Vechtstreek en knoopten gesprekken met boeren aan. “Wat we interessant vonden was dat veel boeren een geïmproviseerd hek gemaakt hadden. Boeren zijn daar meesters in; een oude beddenbodem kan prima als basis dienen voor een degelijk hekwerk. Bovendien kleeft aan ieder hek een verhaal over waar het hout vandaan gehaald is of welke knecht het hek geteerd heeft.”
kolommen van hout. Tijdens de bouw
BG.P64a
kolommen van hout. Tijdens de bouw
HS.P52 WV.HEK20
mijn vader. De schuur bestaat uit
BG.P63
mijn vader. De schuur bestaat uit
HS.P51
een schutting elders.
BG.P62
uitdrager, 20 jaar geleden.
Sloophout gekocht bij een lokale
DFC.P65
Onderdeel van een bedbodem.
BG.P64c
Onderdeel van een bedbodem.
BG.P64a
brand.
gebruikt tijdens de herbouw na een
bouwschutting op Schiphol, die werd
Plank afkomstig van een
BG.P63
Onderdeel van een schuurtje.
BG.P62
Sloophout.
BG.P61
Sloophout.
BG.P60b
“We moesten alleen rekening houden met de functionele eis dat het hek bestand was voor een koe van 500 kilo; verder waren we helemaal vrij”, legt Krijn Christiaansen, ontwerper en voormalig Public Space student uit. Samen met Cathelijne Montens, eveneens alumnus van Design Academy Eindhoven, werd hij gevraagd een landhek te ontwerpen voor de Utrechtse Vechtvallei. Het werden uiteindelijk maar liefst 27 hekken, ieder met een eigen verhaal.
HS.P54
RW.P50 KZ.HEK19
In 1967 is er een schuur gebouwd door
BG.P61
HS.P53b
RW.P49c
In 1967 is er een schuur gebouwd door
BG.P60b
HS.P52
RW.P49b
Groene houten plank afkomstig van
Boeren verstand Utrecht.
Deur uit ons vorige huis in
DFC.P73
uitdrager, 20 jaar geleden.
Sloophout gekocht bij een lokale
DFC.P72
uitdrager, 20 jaar geleden.
Sloophout gekocht bij een lokale
DFC.P71
uitdrager, 20 jaar geleden.
Sloophout gekocht bij een lokale
DFC.P70
uitdrager, 20 jaar geleden.
Sloophout gekocht bij een lokale
DFC.P67
uitdrager, 20 jaar geleden.
Sloophout gekocht bij een lokale
DFC.P66
van het huis.
Steigerplank voor de verbouwing
SK.P78
huisje ‘De Overhaal’.
woonhuis, het voormalige pontwachter-
Plank van een oud tuinhek van ons
SK.P77
huisje ‘De Overhaal’.
woonhuis, het voormalige pontwachter-
Plank van een oud tuinhek van ons
SK.P76
te maken.
dat er uitgehaald is om een trapgat
Oud vloerdeel van de eerste verdieping
SK.P75
worden).
(was krom dus moest vervangen
Dakbalk afkomstig van uitbouw
SK.P74
Bij veel bomen staat het geheugen letterlijk in het hout gegrift. De sporen uit het verleden zijn zichtbaar in de schors gekrast en de jaarringen tonen de ouderdom. Ontwerpers Krijn Christiaansen en Cathelijne Montens maakten voor de Utrechtse Vechtstreek 27 hekken waarbij ze niet alleen de verhalende capaciteiten van het hout, maar ook dat van de eigenaren als uitgangspunt namen.
RW.P49b
ALUMNIPROJECT
Stuur drie ontwerpstudenten gewapend met een camera, een gifgroene Skoda, een laptop en de stadskaarten van Kopenhagen en Eindhoven op pad en drie dagen en 2100 foto’s later heb je een beeld-essay dat treffend de gelijkenis tussen beide steden toont.
De rafelranden van Kopenhagen en Eindhoven
“Aanvankelijk waren we niet zo blij met het aan ons toegewezen thema rafelranden”, vertelt Erik van Halderen. Samen met Jasper Selen en Ruben van Megen, kreeg hij de taak om de buitengebieden in zowel Kopenhagen als Eindhoven in beeld te brengen. Maar eenmaal op weg naar Kopenhagen, kregen de heren er schik in en maakten ze een visueel essay waarbij de gelijkenissen tussen de twee steden prachtig verbeeld zijn. “We hadden geen duidelijk programma”, vertelt Selen. “We hebben de eerste dag vooral de linkerkant van Kopenhagen afgekamd en daarna de rechterkant. Al snel kwamen we aan de rafelranden zoals het industrieterrein, het vliegveld of de haven.” Hoewel de studenten niet precies kunnen definiëren waar de stad ophoudt en de rafelranden beginnen, hebben ze juist het schemergebied goed in beeld weten te brengen. “We hadden een hele duidelijke taakverdeling”, legt Van Halderen uit. “Ik was de chauffeur, Van Megen las de kaart en Selen zat achterin de auto alle foto’s in de computer te laden. Telkens als een van ons dacht, dit is interessant, stopten we en legden ieder individueel die plek vast.” Deze intuïtieve werkwijze resulteerde in ruim 2100 foto’s die ze vervolgens groepeerden naar een tiental thema’s. “De haven en het vliegveld zijn eigenlijk de logische plekken die je portretteert als je onderzoek doet naar de randen van de stad”, aldus Selen. “Maar we kwamen ook op een plek net buiten de stad waar ze een circus aan het opbouwen waren. Ook daar hebben we een thema van gemaakt.” Verrijkt met al het visuele materiaal van Kopenhagen kopieerden de ontwerpstudenten hun werkwijze voor Eindhoven. Al snel werden de overeenkomsten zichtbaar. Selen: “Ook Eindhoven kent een vliegveld en industrieterrein.” Maar veel opvallender waren de overeenkomsten tussen de Amerikaanse buitenwijk in Kopenhagen en Eindhoven. “Je ziet identieke brievenbussen en buitengevels, zelfs de zitjes voor de huizen zien er hetzelfde uit”, aldus Van Halderen. De foto’s zijn keurig geordend en in een magazine naast elkaar gezet. De serie ademt een haast wetenschappelijke precisie. “De indeling in categorieën heeft ons erg geholpen”, legt Selen uit. “We wilden namelijk graag een conclusie aan ons project verbinden. Het leek ons leuk om te kijken of we die steden zo konden matchen dat ze, voor wat betreft de rafelranden, treffende overeenkomsten tonen.”
BEELD - essay
Dat is de heren zeker gelukt; in hun magazine lijken Eindhoven en Kopenhagen verrassend veel op elkaar. De randen van Eindhoven kennen een hoofdstedelijke allure; nu de binnenstad nog.
toont gelijkenissen 18
19
“Je ziet identieke brievenbussen en buitengevels, zelfs de zitjes voor de huizen zien er hetzelfde uit.”
20
BISPEBJERG KOPENHAGEN FRANSE WIJK EINDHOVEN
SMALL HARBOR KOPENHAGEN BEATRIXHAVEN EINDHOVEN
DE RAFELRANDEN VAN KOPENHAGEN EN EINDHOVEN
21
ALUMNIPROJECT
Je eigen biotoop vinden “De Design Academy Eindhoven maakt je gevoelig voor je omgeving; vervolgens moet je zelf op zoek naar je biotoop.”
Dat is het advies van alumnus Bas Princen die afgelopen jaar op de Architectuurbiënnale van Venetië werd bekroond met de Zilveren Leeuw.
“Al fotograferend kun je kleine stukken uit de realiteit lichten; zo kun je het landschap minutieus in je opnemen,” vertelt Bas Princen. Voor zijn eindexamenproject aan de afdeling Mens en Omgeving [tegenwoordig Man and Public Space, red] fotografeerde Princen Nederlandse landschappen met een sterke aandacht voor detail. Zo liet hij zien hoe iemand met zijn in legercamouflage geschilderde tweedehands pick-up-truck rondjes reed door een onbruik geraakte kiezelafgraving. De foto’s moesten een voorbode worden op het eigenlijke ontwerp, maar uiteindelijk studeerde Princen ermee met verve af. Tijdens zijn vervolgstudie aan het Berlage Instituut, leerde hij het Belgische architectenduo David van Severen en Kersten Geers kennen. Deze architecten, opererend onder de naam Office, houden zoals Princen zelf zegt gelijke tred met zijn eigen ontwikkeling. “Op het moment dat zij hun eerste gebouw maakten, publiceerde ik mijn eerste boek.” Dat boek, gepaard met een tentoonstelling, was Artificial Arcadia waarin hij zijn eindexamenfoto’s van zowel Design Academy Eindhoven als het Berlage Instituut bundelde. Afgelopen jaar werd Princen samen met Office uitgenodigd om een project in te dienen voor de Architectuurbiënnale in Venetië. Princen: “David en Kersten maken prachtige voorstudies van hun bouwwerken. Het zijn vrij eenvoudige collages die treffend tonen hoe een gebouw de relatie tussen de mens en zijn omgeving kan definiëren of op scherp kan zetten, mijn foto’s doen dat in zekere zin ook.” Op de biënnale werd een foto van Princen gepaard met een collageserie van Office. Zo flankeerde de foto die Princen in 2009 van de Botanische tuin (Xiamen) de collage van Office voor een nieuwe stad in Zuid Korea (2005). De foto toont de fragiele grens tussen landschap en stedelijkheid; een rotsblok reflecteert de ruwe natuur, de smetteloze witte tegels eronder geven het landschap een kunstmatig karakter. Princen: “In Nederland kennen we geen natuurlijke landschappen; alles is gecreëerd; zelfs het bos waarin we lopen is aangelegd. Dat heeft mijn manier van kijken sterk beïnvloed. Ik zoek telkens naar dit soort ambiguïteit, waarbij het gebouwde en het natuurlijke van gelijk belang zijn.” Ook de architectonische collage van Office laat deze tegenstelling zien. Een witte doos, zwevend tussen de gebouwen snijdt dwars door het stedelijke landschap. Princen legt uit: “Office schetst hiermee hoe architectuur de ruimte afbakent. De witte vlakken (cut out’s) suggereren een gebouw dat de ruimte eromheen definieert.” De tentoonstelling werd bekroond met de prestigieuze Zilveren Leeuw, de prijs voor de meest veelbelovende bijdrage. Die prijs kwam uiteraard als verrassing, maar Princen legt uit dat hun werk vooral ook bekroond is vanwege hun actieve deelname in het internationale architectuurdebat: “Door middel van onze tentoonstellingen, artikelen die we schrijven en discussies die we voeren pogen we samen met anderen een eigen nieuwe wereld te beschrijven.” Die wereld toont hoe architectuur de openbare ruimte bepaalt en vice versa: “Ik gebruik architectuur als ordenaar. Architectuur kadert het landschap. Net zoals een foto dat doet. Dat laat ik zien door heel bewust mijn positie te kiezen.” Een goed voorbeeld daarvan was ook de uitnodiging voor de tentoonstelling in Venetië; daarop zijn twee foto’s gecombineerd die samen de expositie ruimte in Venetië weergeven. We zien ragfijne witte kolommen tussen het landschap staan. De pilaren lijken zo licht dat ze amper als bouwkundige drager kunnen functioneren; het landschap vloeit er onder- en tussendoor. “Architectuur kan het landschap tot interieur maken”, vat Princen het treffend samen. “In elke foto weeg ik af hoeveel landschap en hoeveel gebouw ik laat zien.” Daarmee heeft Princen een nieuwe biotoop gevonden die het midden houdt tussen het groene landschap en het rode stedelijke gebied, als eveneens tussen architectuur en fotografie; en juist deze ruimte weet hij prachtig te verbeelden.
fotograaf op het internationale toneel 22
23
“In Nederland kennen we geen natuurlijke landschappen; alles is gecreëerd; zelfs het bos waarin we lopen is aangelegd.”
JE EIGEN BIOTOOP VINDEN
Bas Princen, Grid, China
Bas Princen, Garden Pavilion, Venice
2009
2010
24
25
JE EIGEN BIOTOOP VINDEN
Bas Princen, Botanic Garden
Office Kersten Geers, David van Severen,
2007
a grammar for the city, South Korea
26
27
I N HOUD
4 ALLE WEGEN LEIDEN NAAR GELDROP ALL ROADS LEAD TO GELDROP POETIC POINTERS
CONTE NTS
6 NIEUWE DORPEN NEW VILLAGES A WORKSHOP Written by Michel Melenhorst, DAAD architects
An interview with Florian de Visser
10 DE BAKKER VAN SINT OEDENRODE THE SINT OEDENRODE BAKERY
54 PIKORDE IN VOGELSTAD? THE PECKING ORDER IN BIRD CITY
SUGAR-COATED STORIES
A NETWORK OF NESTING BOXES
An interview with Looy Driesser An interview with Eveline Visser
56 NIEUWE BOUWBESLUIT FUNEST VOOR VOGELS NEW BUILDING POLICY DISASTROUS FOR BIRDS BIRDS ARE INCREASINGLY FLEEING THE CITY
58 VETTE FLUITERS FEATHERED FRIENDS A CAGE TO CALL HOME An interview with Arthur van der Laaken
An interview with Leonhard Schrofer, urban ecologist for the Eindhoven municipality
12 EN SLUIT AF MET EEN HEKJE PLEASE CLOSE THE GATE A WORKSHOP ON RURAL FENCES IN THE PROVINCE OF OVERIJSSEL
16 BOERENVERSTAND HORSE SENSE
18 DE RAFELRANDEN VAN KOPENHAGEN EN EINDHOVEN THE FRINGES OF COPENHAGEN AND EINDHOVEN
MNEMONIC FENCES Two interviews with alumni Krijn Christiaansen & Catelijne Montens
An interview with alumnus Bas Princen
VEGETABLE GARDENS AROUND THE EMBASSIES IN THE HAGUE
DINING IN THE PHILIPS FRUIT GARDENS
An interview with Anne van Strien
An interview with Ardie van Bommel
WATERBORNE SHOPPING BETWEEN EINDHOVEN AND HELMOND An interview with Erik van Halderen
66 WATERVREES DOOR HOOGTEKAART RELIEF MAP-INDUCED HYDROPHOBIA A MONUMENT TO WET FEET An interview with Daphne Hoekman
An interview with Erik van Halderen, Jasper Selen and Ruben van Megen
30 EDITORIAL Danielle Arets, editor / tutor Forum
AN INTERNATIONAL PHOTOGRAPHER
64 PUUR NATUURLIJK ALL NATURAL
AN ESSAY IN PICTURES THAT UNCOVERS THE SIMILARITIES
An interview with Coen de Koning, Petra Hekkenberg and Dorus Faber
22 JE EIGEN BIOTOOP VINDEN FINDING YOUR OWN BIOTOPE
62 VERSE RECEPTIES FRESH RECEPTIONS
60 EEN TOERISTISCH KANAAL TOURISM ON THE CANAL
34 ESSAY David Hamers, Associate Professor Public Space 48 COLUMN Hans van der Markt, head of Public Space
68 GEÏNDUSTRIALISEERDE AMBACHT THE INDUSTRIALISED CRAFT
72 EEN EIGENTIJDSE TUINSTAD A CONTEMPORARY GARDEN CITY
A CULINARY INSTALLATION
GARDENING AT NO 61, LODEWIJK VAN DEYSSELSTRAAT
An interview with Lucas Mullié An interview with Henriette Waal
76 ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR ONDER HOOGSPANNING HIGH-VOLTAGE: THE NATIONAL ECOLOGICAL NETWORK A GREEN ARTERY ACROSS THE URBAN NETHERLANDS An interview with Lucas Zoutendijk
28
53
Pikorde in Vogelstad?
Zouden vogels in een drukbevolkt gebied elkaar net zo beconcurreren als mensen of zouden ze gebroederlijk naast elkaar hun nest maken? Die vraag inspireerde Eveline Visser tot een zeer bijzonder ontwerp van nestkastjes.
“Niet elke vogel heeft een huis nodig; bovendien hebben verschillende vogels- net als mensen- verschillende wensen. Waar de één een nestkastje nodig heeft met een diameter van 32 millimeter, wil de ander juist op grote hoogte zitten.” Aan het woord is ontwerper Eveline Visser. Ze verzamelde afgelopen jaar de wensen van diverse stadsvogels en bracht ze bij elkaar in haar eindexamenontwerp Vogelstad. De basis voor dit idee werd gelegd in Dordrecht waar Visser onderzoek deed naar de relatie tussen stad en land. Ze zag tijdens de druilerige koude herfstdagen waarin ze Dordrecht bezocht nauwelijks vogels in de stad. “Soms is juist hetgeen wat je niet opmerkt het interessants”, zo zegt de ontwerpster zelf.
Waar de één een nestkastje nodig heeft met een diameter van 32 millimeter, wil de ander juist op grote hoogte zitten.
Ze consulteerde de Dordtse vogelwerkgroep en vogelkenner Rob Haan van Avi Fauna en ontdekte al snel het verschil tussen stadsvogels en de vogelpopulatie in bijvoorbeeld de Biesbosch. Visser: “Je hebt echte stadsvogels, zoals de huismus en koolmees. De zwart- en kuifmees komen alleen voor in parken met genoeg naaldbomen.” Visser verdiepte zich in de ornithologie en verzamelde via de Atlas van de Nederlandse Broedvogels de leefcondities van de diverse stadsvogels met als doel voor alle stedelijke nestkastbroeders een ontwerp te maken dat de dieren aan de stad zou kunnen binden. Tegelijkertijd was Visser voor een ander schoolproject aan het experimenteren met hekwerken. Ze wilde de structuur van een hek opblazen en zo het industriële karakter ervan versterken. En zoals geniale vondsten vaak ontstaan door schijnbaar tegengestelde ideeën met elkaar te verbinden, bleken het hekwerk en het vogelproject wonderbaarlijk te kunnen samenvloeien tot een geïndustrialiseerde nestkastconstructie getiteld Vogelstad. Deze stad van geschakelde vogelhuisjes heeft in het midden plek voor de koolmeesjes. Aan de randen huizen de roodborstjes en de slechtvalk mag zich bovenin nestelen. Of de vogels ook daadwerkelijk bij elkaar willen nestelen weet Visser niet. “De huismus is een groepsdier, maar de koolmees is meestal weer wat dominanter. De halsbandparkiet, die steeds meer in de stad voorkomt is ook een hele dominante vogel en bovendien beconcurreert hij de nestkasten van de kauw, specht, spreeuw en boomklever. Die soorten zullen dus zeker problemen krijgen.”
De halsbandp arkiet is een dominante vogel die steeds meer in de stad voorkomt.
Vogelstad is in die zin vooral ook een onderzoekend ontwerp, voegt Visser toe. “Mijn ontwerp is meer een kunstproject. Ik wilde de stedelijke structuur, waarin sterke economische hiërarchieën zijn in huisvesting, projecteren op de situatie van vogels.” Toch hoopt Visser dat haar nestkast een plek gaat krijgen in de stedelijke omgeving. Het prestigieuze Engelse warenhuis Selfridges heeft interesse het ontwerp in productie te nemen. Vogelstad zal dit jaar dan ook in Londen te zien zijn op de expositie Everyday Dutch. “Ik had aanvankelijk nog willen onderzoeken welke vogels in Engelse steden zitten en daar mijn ontwerp op willen aanpassen, maar omdat het gaat over het typische Nederlandse dagelijkse leven, zie ik daar nu maar van af.”
Een netwerk van nestkastjes 54
55
Aan de randen huizen de roodborstjes en de slechtvalk mag zich bovenin nestelen.
Nieuw bouwbesluit funest voor vogels
Verharde tuinen, te weinig bomen en het nieuwe bouwbesluit waarbij iedere kier gedicht wordt zijn de grote boosdoeners voor de vlucht van vogels uit de stad. Stadsecoloog Schrofer probeert het ecologisch evenwicht in Eindhoven te herstellen.
Iedere grote stad in Nederland heeft tegenwoordig een stadsecoloog in dienst. Voor Eindhoven wordt die positie met verve bekleed door Leonhard Schrofer. Zijn taak is het ecologische evenwicht in de stad te bewaken. Een evenwicht dat zeker in de zich uitbreidende steden vaak onder druk staat. Zo verdwijnen er bijvoorbeeld steeds meer vogels uit de steden.
“Voor een mees maakt het niet uit hoe zijn huis eruit ziet, zolang de opening maar niet meer dan 30 millimeter bedraagt.”
Hoewel Eindhoven prat gaat op zijn groene karakter, betekent dat niet dat de stad een welkome leefomgeving biedt voor vogels. Schrofer somt een aantal schrikbarende getallen op. In de afgelopen 25 jaar is meer dan de helft van het aantal huismussen uit de stad verdwenen. Voor de zwaluwen is de situatie nog ernstiger; maar liefst 90% van de gierzwaluwen en 95% van de huiszwaluwen zijn uit Eindhoven verdreven. De grootste boosdoener is het nieuwe bouwbesluit, legt de stadsecoloog uit. “Elke kier moet tegenwoordig gedicht worden; terwijl dit van oudsher fijne nestelplaatsen zijn.” Daarnaast verdwijnen er steeds meer bomen uit de stad. “Nu is het voor een boom ook heel moeilijk groeien in het stadscentrum. Alleen al op de Emmasingel liggen zoveel kabels onder grond, daar kan een boom niet wortelen.” Een derde oorzaak moet vooral bij de burgers gezocht worden. “Steeds meer mensen kiezen voor een keurige verharde tuin; daar kunnen geen dieren meer in scharrelen.” De gevolgen van deze vogelvlucht uit de stad zijn niet mis. Evident is dat het aantal wespen in de stad zal toenemen vertelt de ecoloog. Ook het aantal overlastzaaiers zoals duiven en kraaien neemt toe. “Dat komt vooral omdat we nauwelijks onderbegroeiing meer hebben. Daarin zitten normaal de kleinere vogels. Nu hebben de duiven en kraaien vrijwel geen concurrentie meer.” De gemeente probeert het tij te keren door zowel burgers als bedrijven te betrekken bij het verbeteren van het stadsmilieu. De gemeente heeft afgelopen jaar 500 gratis vogelvides ter beschikking gesteld. “Deze plastic bakken kunnen onder de onderste dakpannen geschoven worden en zijn een ideale nestelplaats voor mussen. De vide voorkomt dat de mussen verder het dak in trekken. De simpele, maar innovatieve nestjes zijn ideaal te bevestigen bij rijtjeshuizen en daar zijn er heel veel van in Eindhoven. Zo kunnen we dus echt iets constructiefs doen.” De bedrijven worden gestimuleerd om ook hun bedrijfsgebouwen geschikt te maken voor nesteldrang. “Ook die vierkante dozen zijn geschikt te maken voor vogels,” aldus de ecoloog. De 500 gratis vides waren binnen twee dagen vergeven. “Gebrek aan interesse is er dus duidelijk niet”, aldus Schrofer. Maar hij weet zeker dat de belangstelling zal groeien als vormgevers zich storten op aantrekkelijke vogelverblijven. “Die saaie nestkasten, die vindt niemand toch nog aantrekkelijk?” Schrofer wilde zijn expertise dan ook graag delen met de Public Space studenten. “Ik heb ze nadrukkelijk niet te veel beperkingen opgelegd. In principe maakt het bijvoorbeeld voor een mees niet uit hoe zijn huis eruit ziet, zolang de opening maar niet meer dan 30 millimeter bedraagt.”
Steeds meer vogels vluchten de stad uit 56
57
In de afgelopen 25 jaar is meer dan de helft van het aantal huismussen uit de stad verdwenen.
Vette Fluiters
Waterspuwers die van oorsprong op kerkmuren sieren, functioneren in het ontwerp van Arthur van der Laaken, Joram Raaijmakers, Jeroen van Oirschot en Erwin van der Krogt als vogelhuisjes. De zogeheten Vette Fluiters moeten niet alleen onderdak bieden aan vogels, maar ook aandacht vragen voor het gebrek aan vogelpleisterplaatsen in de stad.
Creëer zes verschillende opties voor zes van elkaar verschillende dieren op zes verschillende plekken in Eindhoven; zo luidde de opdracht die studenten kregen van docent en openbare ruimte ontwerper Wim Poppinga. Om studenten meer inzicht te geven in de ecologische diversiteit van Eindhoven organiseerde hij een workshop met stadsecoloog Schrofer (zie interview op vorige pagina). De studenten Arthur van der Laaken, Joram Raaijmakers, Jeroen van Oirschot en Erwin van der Krogt zochten voor deze opdracht hun toevlucht tot waterspuwers en maakten daarvan schreeuwende nestkastjes getiteld Vette Fluiters. Een waterspuwer is volgens Wikipedia een uitmonding van een goot, vergaarbak of waterbekken met als doel al dan niet overtollig water af te voeren. Een spuwer is volgens dezelfde online databank een figuur uit steen gehouwen die zich ter hoogte van de dakrand of gebouwen bevindt. De waterspuwers fungeerden, voordat de regenpijp zijn intrede deed, als waterafvloeiers. Bovendien werden ze vaak vormgegeven als afschrikwekkende figuren. Op die manier konden ze tevens duivels buiten de deur houden. Juist de dubbele betekenis van de waterspuwers was voor de groep studenten aanleiding om deze historische beeldhouwwerken te gebruiken voor het maken van vogelverblijven. “Vogels krijgen in de moderne stad nauwelijks ruimte om zich te nestelen,” vertelt Van der Laaken. “We wilden daar niet alleen een oplossing voor verzinnen, maar er ook voor zorgen dat dit een serieus aandachtspunt wordt.”
Vogels krijgen in de moderne stad nauwelijks ruimte om zich te nestelen.
De groep studenten modelleerde naar analogie van de historische waterspuwers vogelhuizen met een diameter van 32 millimeter, precies groot genoeg voor een koolmees. Van der Laaken: “Wanneer het gat groter is, voelt de vogel er zich niet veilig vanwege andere (roof)vogels die dan ook toegang hebben tot het huis. Verder zijn koolmezen solitaire vogels, dus het heeft geen nut om bijvoorbeeld 15 huizen naast elkaar te plaatsen, in dat geval zal er toch maar één bewoond worden.” De innovatieve vogelhuizen werden ’s nachts op de betonnen brug over de Dommel en bij het Gemeentehuis in Eindhoven geplaatst. Van der Laaken: “We wilden net als guerilla gardening, waarbij mensen bloemen in de stad planten om aandacht te vragen voor het gebrek aan groene openbare ruimte, een guerilla-actie voor vogels opzetten.”
Kooitjes die schreeuwen
Helaas gebruikten de studenten de verkeerde lijm waardoor de kooitjes de volgende dag al naar beneden vielen. Van der Laaken “ We wilden nog meer koppen plaatsen maar we waren al te laat in het seizoen. We willen ze dit jaar alsnog plaatsen en dan met goede lijm.”
om een plek 58
59
Een guerilla-actie voor vogels.
Een toeristisch kanaal
Met een bootje je inkopen doen bij de Eindhovense markthallen en vervolgens nog even door varen naar het sportcomplex in de voormalige gasfabriek; in het kanaalproject van Erik van Halderen wordt het kanaal tussen Helmond en Eindhoven heel dynamisch.
“Ik werd gegrepen door de Honderden historische foto’s en data prijken op de kaart die student Erik van Halderen maakte van het kanaal tussen Eindhoven en Helmond. Hij wilde de historie van het kanaal in beeld brengen en als Van Halderen dat doet, dan is het grondig; een echte Erik-methode, noemen zijn medestudenten dat.
schoonheid van die oude fabrieken.”
Van Halderen besloot voor het onderwijsproject gericht op het verbeteren van het kanaal tussen Eindhoven en Helmond de historie in te duiken. Via foto’s van het stadsarchief en flink wat zoektochten op internet bracht hij in kaart hoe het kanaal in de loop der tijd veranderde. “Ik werd gegrepen door de schoonheid van die oude fabrieken en zo ontstond het idee om de historie terug te brengen in het kanaal.” Van Halderen had echter niet de ambitie de oude fabrieken weer op te bouwen langs het kanaal, maar slechts de structuur van zowel de oude als de nieuwe gebouwen te vervlechten. “De nieuwe gebouwen zouden moeten worden uitgekleed en hun skelet moet samen met de historische skeletten zorgen voor een nieuw stadskanaal.” Het nieuwe kanaal dat Van Halderen voor ogen heeft is behalve verbonden aan de historie ook op een bijzondere manier gelieerd aan het water. Het kanaal loopt in de maquettes die hij maakte door naar de uiterwaarden. “Idealiter zijn alle bedrijven per boot te bereiken.” Een aantal bedrijfspanden zijn tot detail uitgewerkt. Zo is de voormalige gashoudertoren omgetoverd tot een sportschool. Verder voorziet Van Halderen een grote markthal in het kanaal waar consumenten hun groenten, fruit of vleeswaren per boot inkopen. Ook zouden kassen niet misstaan langs het kanaal waar omwonenden hun groenten kunnen verbouwen en vervolgens kunnen verhandelen in de markthal. De maquettes zijn gebaseerd op mogelijke scenario’s. Van Halderen heeft geen onderzoek gedaan naar de sociaal-economische structuur van het kanaal, maar hij weet wel dat het kanaal nu nauwelijks benut wordt voor bedrijvigheid. Zijn concepten zouden er beslist weer een levendig kanaal van kunnen maken.
Varend winkelen tussen Eindhoven en Helmond 60
61
Zo ontstond het idee om de historie terug te brengen in het kanaal.
Verse recepties
Alle kleine beetjes, maken een grote; dat is simplistisch gesteld het gedachtegoed achter Small Plot Intesive Farming. Door kleine braakliggende stukken landbouwgrond in de stedelijke gebieden intensief te verbouwen, kan er een economisch rendabele oogst verkregen worden. Dit van oorsprong Canadese concept, paste Anne van Strien toe op de ambassadetuinen in Den Haag. Ambassade Kwartier, Den Haag
De Italiaanse ambassade (rode gebouw) wordt voorzien van tomatenplanten, olijfbomen, basilicum planten, oregano en druiven.
De stad lijkt verre van ideaal voor het verbouwen van gewassen; er is nauwelijks betaalbare grond en stedelijke gebieden zijn ontoegankelijk voor landbouwvoertuigen. Toch is stadslandbouw wel degelijk mogelijk, ontdekte studente Anne van Strien. Er zijn dan weliswaar geen grote stukken onbebouwde grond te vinden, maar wel een heleboel kleine stukjes braakliggend terrein of ongebruikte stadstuinen. Het bebouwen van al die tuintjes samen kan een prima oogst genereren.
embassy
Geïnspireerd door het principe van Spin farming waarbij meerdere kleine onbebouwde stukken grond gebruikt worden voor landbouw, onderzocht Van Strien de mogelijkheden om in de stad Den Haag te gaan boeren. “De stad biedt namelijk ook een aantal voordelen ten opzichte van het platteland”, vertelt Van Strien. “Zo is het er aanzienlijk warmer waardoor er sneller geoogst kan worden. Bovendien loop je minder risico op het aanvreten van de oogst door wilde dieren. Door vooral kleine stukken grond te bewerken is bovendien een ingewikkeld irrigatiesysteem overbodig en tot slot is de afstand met de uiteindelijke consument een stuk kleiner en dus goedkoper.” De ambassade van Guatemala (blauw) verbouwt maïs,
street
spin farmer coordinates and maintains all the embassy gardens together with the embassy’s own gardener
all embassy gardens produce crops specific for their country
Maar waar vind je in het overvolle Den Haag die stukken braakliggend terrein? Van Strien: “Fietsend door de stad viel me op hoeveel stukken grond onbebouwd zijn. Ik dacht aan een moestuin bovenop het dak van de Albert Heijn XL, waarbij het winkelend publiek voor bijvoorbeeld exclusieve gewassen het dak op kan. Ook de tuin van het bejaardenhuis leek me erg geschikt voor het aanleggen van een moestuin.” Maar voor het toepassen van Spin Farming bleek de ambassadebuurt ideaal. “Elke ambassade beschikt over een behoorlijke lap grond; het leek me wel wat om die te gaan benutten.”
bonen, soetchinie, koriander en bakbanen (in een kas). Bovendien wordt er gewerkt met het milpa systeem, een systeem afgeleid van de landbouwmethodes van de Maya’s waarbij de grond twee jaar wordt verbouwd en dan acht jaar moet braak liggen. Daarbij zou er een goede oogst zonder gebruik van meststoffen of pesticiden bereikt worden. In de tuin van de ambassade van Saoedi-Arabië verschijnt sumac, turmeric, fava bonen, mint en okra.
Van Strien bracht de stukken grond in kaart en denkend over de mogelijke gewassen die erop verbouwd zouden kunnen worden, ontstond het idee om elke ambassade te voorzien van authentieke gewassen uit het land van herkomst. Van Strien: “Tijdens recepties kunnen verse volkshapjes uit hun eigen tuin geserveerd worden.” Niet ieder gewas leent zich uiteraard voor de Nederlandse bodem, maar al onderzoekend kon de studente voor in elk geval de ambassades van Italië, Guatemala en Saoedi-Arabië een smakelijk palet aan gewassen samenstellen. Van Strien hoopt na haar afstuderen projecten te realiseren die bijdragen aan de bewustwording van consumenten. “Het ambassadeproject zou ik dolgraag realiseren, omdat het zowel het personeel als de bezoekers van de ambassades bewust in contact laat staan met voedsel.”
Moestuinen bij de Haagse Ambassade 62
63
Puur Natuurlijk
Gezeten in een speciaal ontworpen appelkist smullen van kip met appelmoes, verse appeltaart of een glaasje appelsap; met de mobiele keuken en diner-units van Ardie van Bommel kun je dineren tussen de appelboomgaard in de Philips Fruittuin. “Ik wilde een concept ontwerpen waarbij bezoekers nog meer met de appels te maken zouden krijgen.”
Hoe breng je het ambachtelijke voedselproces dichter bij de consument? Die vraag stimuleerde de recent afgestudeerde studente Ardie van Bommel tot een ontwerpproject in de Philips fruittuin. “Ik onderzocht diverse plekken waar het voedselproces inzichtelijk gemaakt kon worden. Voor de Genneper Parken maakte ik een vissteiger-keuken, waar versgevangen vis meteen de barbecue op kan. Maar toen ik kennis maakte met de Philips fruittuin, wist ik dat ik een ontwerp voor de appelgaard wilde maken.” Anton Philips initieerde begin jaren dertig de Philips fruittuin als werkverschaffingsproject. Gelegen aan de rand van Eindhoven moest de boomgaard tijdens de crisisjaren de medewerkers van de fabriek van werk voorzien. Inmiddels is de fuittuin een historisch stukje groen in de stad waar bezoekers workshops kunnen volgen of verse streekproducten kunnen kopen. Daarnaast is er recent het pannenkoekenhuis De Proeftuin geopend waar behalve verse appelpannenkoeken ook kleine gerechten op de kaart staan. “Zo’n pannenkoekenhuis is een prachtig lokmiddel” vertelt Van Bommel,” maar ik wilde ervoor zorgen dat bezoekers nog meer met de appels als product te maken krijgen.” Die wens resulteerde in een mobiele keuken en dinerunits die geheel in stijl met de tuin gemodelleerd zijn naar appelkisten. “De kenmerkende elementen in de fruittuin zijn de appels natuurlijk, maar ook de tractor en een heleboel appelkisten. Die elementen laten duidelijk zien dat er op het terrein gewerkt wordt. Dat wilde ik in elk geval terugbrengen in mijn concept,” legt Van Bommel uit. Aanvankelijk startte ze dan ook met het ombouwen van de appel-pallets tot diverse zitjes en bankjes. Dat leverde echter niet het gewenste resultaat en ze besloot de appelkisten als inspiratie te nemen en zelf van nieuw hout, zitjes te bouwen. De zo ontstane diner-unit heeft wel de karakteristieke vorm van de appelkist, compleet met stempel, maar oogt als een modern ontwerp. Vervolgens ontwierp Van Bommel op soortgelijke wijze keukenonderdelen: een was-, werk- en een kookunit. Deze mobiele keukenonderdelen evenals de diner-units kunnen met een tractor in de boomgaard worden geplaatst. “Mensen kunnen zelf hun plekje kiezen, afhankelijk waar de zon staat. In de mobiele keuken kunnen ze hun eigen gerecht samenstellen; dat mag alles zijn zolang er maar appels in voorkomen; kip met appelmoes is ook prima.”
Dineren in de Philips Fruittuin 64
65
De diner-units zijn ontworpen naar analogie van de fruitkisten. De stempel die van oudsher de originele kisten siert is ook in de dinerunits teruggebracht. Ook in de afwerking is Van Bommel trouw gebleven aan de oorspronkelijke appelkisten.
Een uiterwaard maken pal naast de kerk in Dordrecht en zo het gevaar voor het wassende water zichtbaar maken. Met dat idee vormgegeven middels een hoogtekaart, studeerde Daphne Hoekman vorig jaar af bij de afdeling Public Space.
Hoewel Dordrecht omringd wordt door het water, lijken Dordtenaren daar nauwelijks bij stil te staan, ontdekte Daphne Hoekman toen ze voor haar eindexamen het eiland Dordt onderzocht. Ze dook in de archieven en stond versteld van het aantal overstromingen van het gebied. “Maar de huidige bewoners staan nauwelijks stil bij het gevaar voor het wassende water. Dat komt vooral omdat ze er niet meer mee in aanraking komen”, aldus Hoekman. Dit vormde de aanleiding voor haar ontwerp.
Watervrees door Hoogtekaart
“Ik was al bezig met een onderzoek naar de rivieren van Nederland waarbij ik voor twaalf steden hun relatie met het water in kaart probeerde te brengen. De opdracht van Public Space om de relatie van het eiland Dordt met het water te onderzoeken, paste daar naadloos in.” Door het raadplegen van oude stadskaarten vergaarde Hoekman kennis over de historische ontwikkelingen van Dordrecht. “Je ziet dan hoe het eiland in een paar jaar tijd van giga groot naar klein verandert. Maar vooral valt op dat de stad zo vaak onder water heeft gestaan. Daarom verbaasde het me dat de huidige bewoners daar niet bang voor zijn.” Hoekman maakte een ontwerp dat inzicht moet geven in het gevaar voor overstromingen. De bestudeerde hoogtekaarten bleken daarbij van pas te komen. De hoogtekaart van 2010 vormde de basis voor haar ontwerp. Ze maakte de hoogteverschillen letterlijk zichtbaar door de kaart uit te werken als een monument in het landschap. “Door het weghalen van grond uit de laaggelegen gebieden zal het ‘monument’ regelmatig onder water komen te staan. Op die manier kunnen omwonenden heel goed zien hoog het water staat.” Het uiteindelijke ontwerp moest zoals Hoekman het mooi verwoordt “een plek krijgen om te landen.” Ze koos voor een locatie direct naast de kerk. “Dordrecht ligt op de zwarte-kousen-lijn en de kerk is een duidelijk herkenningsteken en centraal element in de stad. Bovendien leek het me interessant om juist het centrum, dat van oudsher het meest veilige gebied is in de stad, nu juist het gevaarlijke epicentrum te laten zijn.” Het ontwerp is echter niet alleen bedoeld ter ‘lering’; de ontwerper heeft ook aan vermaak gedacht. “Ik wilde tevens een nieuwe ontmoetingsplek creëren die iedereen aanspreekt: kerkgangers, kinderen, jeugd, bewoners en toeristen. Je kan er zwemmen, spelen, hangen, eten en genieten. Zeker in een tijd waarin de kerk aan belangstelling inboet, leek het me goed om juist het sociale aspect met mijn ontwerp te versterken.” Het ontwerp werd gepresenteerd in het Centrum voor Beeldende Kunsten in Dordrecht en riep wisselende reacties op. “Sommige bezoekers reageerde geschokt”, vertelt Hoekman. “Vooral omdat de hele begraafplaats onder water is komen te liggen. Maar Rijkswaterstaat was erg enthousiast.”
Een monument voor natte voeten 66
67
“Het valt op dat de stad zo vaak onder water heeft gestaan. Daarom verbaasde het me dat de huidige bewoners daar niet bang voor zijn.”
Geïndustrialiseerde Ambacht
Wat hebben Joris Ivens, een gymzaal, de machinale productie van tompoucen en de Franse kookbijbel Escoffier met elkaar gemeen? Ze vormden de inspiratie voor het afstudeerproject Geïndustrialiseerde Ambacht waarmee Lucas Mullié zowel de Melkwegprijs als de Keep an Eye Grant Award in de wacht sleepte.
Goed eten bereiden is belangrijk; het mooi presenteren is echter zeker zo cruciaal. Maar waarom zou je je daarbij alleen beperken tot de vormgeving op het bord? Waarom niet ook de obers en het restaurant zelf thematisch vormgeven? Die vraag sluimerde bij de net afgestudeerde kok Lucas Mullié in het achterhoofd, totdat zijn moeder hem attendeerde op het feit dat er een school bestond gericht op vormgeving. Zo belandde Mullié vijf jaar geleden in Eindhoven en studeerde hij afgelopen jaar af met een zeer bijzonder vormgegeven keuken. De culinaire installatie van Lucas Mullié is in feite een kooktheater. Hoge open trappen in zwart metaal, lange wandrekken en zwevende plateaus geven het geheel een industriële en dynamische indruk. De machinefabriek van Philips en een gymzaal waren de inspiratiebron voor Mullié. “Tijdens mijn stage bij Van Helmond Zuidam architecten bekeek ik een film van Joris Ivens die het machineproces van de Philips radiolampen documenteert. Ik vond het fascinerend om te zien hoe de film de relatie tussen ambacht en industrie blootlegt. De radiolampen worden bijvoorbeeld met de mond geblazen en zijn zeker niet uniform; om de lampen vervolgens passend te maken komen er heel wat schakels aan te pas alvorens de radio uit de fabriek rolt. Ik zag er veel parallellen in met het proces van eten bereiden.” De film was de aanleiding voor een reeks van experimenten waarbij Mullié de structuur van de keuken probeerde bloot te leggen. Hij maakt een serie maquettes waarin o.a. de productie van chocolademousse en tompouces werd verbeeld. “In beide machinale processen zijn er belangrijke handmatige schakels in het proces. De tompouces worden bijvoorbeeld in grote platen gemaakt maar uiteindelijk naar menselijke maat verzaagd.” De gelijkenissen tussen een machinaal productieproces en het proces van voedsel bereiden waren overduidelijk, maar Mullié was nog niet tevreden. Hij nam de Franse kookbijbel Escoffier ter hand. “Het mooie van dat boek is dat het de complete Franse keuken probeert te vatten in een systeem van basissmaken. Volgens Escoffier moet je bij het eten bereiden steeds smaken toevoegen; je begint met een basissmaak,
Culinaire installatie van Lucas Mullié 68
69
bouillon bijvoorbeeld, waarmee je vervolgens een smaakvolle risotto maakt. Ik heb dat smaakproces in een spel proberen te vatten.” Het spel geeft een aantal keuzemogelijkheden in de bereiding, maar steevast start de speler bij de basissmaken. Vandaar uit wordt zijn route uitgezet. De route is nagenoeg gelijk aan de weg die het eten moeten afleggen in de keuken en precies dat pad bracht Mullié weer terug in zijn culinaire theater.
GEÏNDUSTRIALISEERDE AMBACHT
Maar de ontwerper was nog niet tevreden. Hij vond dat zijn keukentheater niet alleen het systematisch proces moest verbeelden, maar ook het dynamische en creatieve karakter van koken moest blootgeven. Daarbij bleek een gymzaal van pas te komen. “Zoals in een gymzaal de diverse onderdelen betekenis krijgen als ze in een serie zijn opgesteld, zo geldt dat ook voor koken. Een springbok in combinatie met een trampoline levert een ander programma op dan die springbok in combinatie met een bank. Dat is met eten net zo. Als je kiest voor het programma koken en frituren levert dat een fundamenteel andere route dan koken en bakken”, aldus Mullié. De bovengenoemde experimenten resulteerden uiteindelijk in een maquette waarbij de diverse basisonderdelen werden gemaakt die ieder met hun eigen functie in een verband konden worden gezet en zo een ‘programma’ voorschreven. Tot slot wilde de kok-ontwerper dat het publiek zoals in de film van Ivens goed zicht had op het hele productieproces. “In de film geeft Ivens zijn kijkers een isometrisch perspectief. Daarbij krijg je als kijker de indruk zowel schuin van boven als vanaf een hoek van 45 graden naar het proces te kijken. Zo zie je zowel het voor-, zij- als bovenaanzicht. Dat wilde ik ook doen met mijn restaurant. Alle gasten moeten het idee hebben dat ze het hele proces kunnen overzien.” De uiteindelijke maquette, zijn eindexamenproject, viel zowel bij zijn docenten als bij diverse jury’s in de smaak. Het keukentheater kreeg de Melkwegprijs, de prijs voor het meest oorspronkelijke talent en de Keep an Eye Grant Award voor jonge designers.
Een springbok in combinatie met
Als je kiest voor het programma
Alle gasten moeten het idee
een trampoline levert een ander
koken en frituren levert dat een
hebben dat ze het hele proces
programma op dan die springbok
fundamenteel andere route dan
kunnen overzien.
in combinatie met een bank.
koken en bakken.
70
71
De verloederde groene zones in Amsterdam-West revitaliseren en de kansarme multiculturele wijk van een platform voorzien waarmee bewoners zichzelf kunnen manifesteren; dat waren de premissen voor De Kok, de Kweker, zijn Vrouw en hun Buurman.
ALUMNIPROJECT
Een eigentijdse tuinstad
“Amsterdam Nieuw-West en met name het deel Geuzeveld-Slotermeer staat bekend als het afvoerputje van Amsterdam,” vertelt Public Space alumna Henriëtte Waal. “Als je echter door de wijk loopt zie je dat de buurt ruimtelijk veel potentie heeft.” De naoorlogse wijk is gemodelleerd naar het idee van de Tuinstad: een stad waarin de kwaliteiten van stedelijk wonen met een landelijke uitstraling zouden worden gecombineerd. In Amsterdam West stond architect Cornelis van Eesteren aan de wieg van de stadsuitbreiding. Hij bouwde het gebied volgens het toen geldende modernistische adagium van licht, lucht en ruimte. Veel woningen hebben dan ook een flinke raampartij en tussen de huizen is er ruimschoots openbaar groen aanwezig. Henriette Waal: “Mijn Amsterdamse oma fietste toen ze zo jong was als ik nu, graag door Nieuw-West en fantaseerde dan dat ze daar woonde; dat kun je je nu nauwelijks meer voorstellen.” In de loop der jaren is Nieuw-West een multiculturele wijk geworden. De werkeloosheid is er hoog. De groene ruimtes zijn in de loop der tijd, in de woorden van Waal, “afgehekt” omdat veel openbare plekken worden ingenomen door hangjongeren.“Het kijkgroen, dat aanvankelijk het unique sellingpoint was van de wijk, is nu vooral unheimisch geworden.” Begin 2008 waren de Kamer van Koophandel, woningcorporatie Ymere en Stadia op zoek naar initiatieven om het ondernemerschap in Amsterdam Nieuw-West te stimuleren. Henriëtte Waal maakte samen met een interdisciplinaire groep bestaande uit twee ontwerpers, twee architecten, een cultureel producent en een socioloog een plan dat 1 zij presenteerden onder de naam Wilde Westen . “Ons voorstel was om vooral ook vanuit de bewoners zelf, bottom up, de wijk te gaan vernieuwen.” Het gepresenteerde voorstel werd echter afgewezen. Overtuigd van hun strategie legde Wilde Westen hun plan voor aan woningcorporatie Far West, die het enthousiast omarmde. Bovendien zorgde Wilde Westen voor eigen financiële middelen door een toegekende subsidie van het Stimuleringsfonds voor Architectuur. Ook kwam de groep in contact met Marjetica Potrc die door het Stedelijk Museum gevraagd was een project in de wijk te realiseren. Ze besloten de handen ineen te slaan met een initiatief om het ‘kijkgroen’ in Nieuw-West te gaan benutten als land- en tuinbouwgrond. Woningbouwcorporatie Far West stelde een ontoegankelijke binnentuin tussen twee flatblokken en een leegstaand winkelpand grenzend aan dat groen ter beschikking. Dat pand aan de Lodewijk van Deysselstraat 61 werd de keuken en thuisbasis van De kok, de kweker, zijn vrouw en hun buurman.
Tuinieren in de Lodewijk van Deysselstraat nr 61 72
73
1. Wilde Westen: Lucia Babina/iStrike.ultd, Reinder Bakker/Overtreders W, Hester van Dijk/ Overtreders W, Sylvain Hartenberg/Ooze, Merijn Oudenampsen, Eva Pfannes/Ooze, Henriëtte Waal.
Waal zocht contact met bewoners de buurt. “Er wonen veel verschillende etnische groepen in Nieuw-West. Ik heb onder andere Surinamers, Turken, Marokkanen, Afghanen en een Barbadiaan leren kennen en ontdekte dat hoewel veel bewoners werkloos zijn en het aantal analfabeten schrikbarend hoog is, de bewoners in één opzicht zeker niet kansarm zijn, namelijk op het gebied van tuinieren. Vrijwel iedereen die ik sprak had in zijn land van herkomst een eigen stuk landbouwgrond bewerkt. Er waren zelf bewoners die – overigens zonder succes – al bij de gemeente geïnformeerd hadden of het niet mogelijk zou zijn een stuk gemeentegras te beplanten.”
EEN EIGENTIJDSE TUINSTAD
Na dit veldwerk wist Waal dat als ze het kijkgroen aan de Lodewijk van Deysselstraat zou weten te benutten voor stadstuintjes, ze snel aansluiting vanuit de buurt zou kunnen krijgen. Ze zorgde ervoor dat de groenstrook van 100x30 meter openbaar toegankelijk werd en informeerde omwonenden dat ze er groenten en fruit konden gaan verbouwen. “Ik heb heel bescheiden richtlijnen gegeven voor de indeling van de tuin als gemeenschappelijke moestuin. Met afrikaantjes maakte ik een pixelgrid van vierkante meters in het gras. Alle bewoners konden zichzelf een aantal pixels toe-eigenen en geschikt maken voor bebouwing van hun gewassen.” De leegstaande woning werd ontmoetingsruimte en tevens kookgelegenheid waar maaltijden uit de eigen tuin gekookt konden worden. Het initiatief bleek een groot succes; bewoners namen massaal de schop ter hand. Ook was er veel aanloop in de ontmoetingsruimte. Wilde Westen organiseerde daarnaast een aantal workshops en voor vrienden van het Stedelijk Museum waren er rondleidingen. In 2009 droegen de initiatiefnemers het project officieel over aan het door bewoners gevormde bestuur. Sindsdien is de tuin voorzien door een kweekkas om in eigen stekjes te voorzien en drie keer per week kunnen de buurt bij De kok, de kweker, zijn vrouw en hun buurman voor €3,50 een maaltijd nuttigen.
“Hoewel veel bewoners werkloos zijn en het aantal analfabeten schrikbarend hoog is, zijn de bewoners in één opzicht zeker niet kansarm: namelijk op het gebied van tuinieren.”
74
75
Ecologische hoofdstructuur onder hoogspanning
Een geniale vondst, zo mag je het eindexamenproject van Lucas Zoutendijk zeker noemen. Zijn Nederlands Ecologische Hoogspanningsnetwerk legt haarfijn een groene ader door Nederland bloot, dwars door onze stedelijke gebieden. Daarmee heeft Zoutendijk dé oplossing gevonden voor de Ecologische Hoofdstructuur.
Het vinden van stukjes groen in de verdichtende stedelijke gebieden is een moeilijke, zo niet dé lastigste opgave voor het maken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Sinds 1990 probeert de rijksoverheid het ecologische evenwicht en de biodiversiteit in ons land te herstellen door een strikt natuurbeleid waarbij de focus ligt op aantal grote natuurgebieden en vooral de verbindingen daartussen. In 2018 moet EHS gerealiseerd zijn. In het volgebouwde Nederland is dat een lastige en haast onmogelijke opgave. Lucas Zoutendijk, afgelopen jaar afgestudeerd, ontdekte echter een fikse onbebouwde strook die als een ader door heel Nederland loopt. Die groenstrook is te vinden onder de stroomlijnen. De hoogspanningsmasten die door heel Nederland staan vormen een groot netwerk. Onder en tot 50 meter aan weerszijden naast de masten mag er niet gebouwd worden. “Dat is dus een grote groene onbebouwde strook van een fiks aantal kilometers,” aldus Zoutendijk.
Hoogspanningslijn, Eindhoven
De ontwerper kwam op het lumineuze idee toen hij voor een studieproject in Dordrecht onderzoek deed naar een kleine ruïne die een gevolg was van de Sint Elisabethsvloed uit 1421. Daarbij kwam Dordrecht op een eiland te liggen en grote gebieden eromheen stroomden onder water. Zoutendijk maakte een plan waarbij de nabijgelegen hoogspanningsmast zou oplichten bij het hoge tij en daarmee als een soort vuurtoren kon dienstdoen. De hoogspanningsmasten bleven hem na het project intrigeren en hij benaderde Tennet, de netbeheerder, voor de locatiegegevens van alle masten in Nederland. “Gek genoeg kon ik die niet krijgen. Ik weet niet of ze dat doen uit angst voor terreur of andere veiligheidsredenen.” Maar in het Nieuwe Media tijdperk blijven gegevens nooit lang verborgen, weten we inmiddels. Dat geldt ook voor de ligging van de hoogspanningsmasten. Zoutendijk gebruikte het programma google maps om in te zoomen op de gebieden waar de masten staan. Zo kon hij voor Eindhoven minutieus het gebied in kaart brengen.
LEGENDA 150 kV hoogspannings verbindingskabel bovengronds 380 kV hoogspannings verbindingskabel bovengronds
Hij tekende alle gebieden nauwkeurig op en zocht vervolgens contact met de afdeling stadsecologie in Eindhoven. In samenwerking met stadsecoloog Schrofer (zie ook interview op pagina 56) onderzocht hij voor diverse diersoorten de natuurlijke noodzakelijke condities. Op die manier kon hij de grondgegevens van de mastgebieden koppelen aan diverse diersoorten en zo een groene ader door Eindhoven optekenen.
provinciegrens ecologische hoofdstructuur bebouwing
Omdat het hoogspanningsnetwerk door heel Nederland loopt denkt Zoutendijk dat zijn groenstrook erg geschikt is voor de Ecologische Hoofdstructuur. “Zeker nu het huidige kabinet besloten heeft niet meer te investeren in de ecologische verbindingen, zouden klaarliggende verbindingen juist gebruikt moeten worden”, aldus de ontwerper. Het wachten is op een minister die dit plan ten uitvoer durft te brengen.
Een groene ader door stedelijk Nederland 76
77
ALUMNIPROJECT
LUCAS ZOUTENDIJK
78
79
DIT IS EEN UITGAVE VAN MAN AND PUBLIC SPACE, EEN VAN DE ACHT ONTWERPAFDELINGEN VAN DESIGN ACADEMY EINDHOVEN. VOORJAAR 2011