St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg
Milieu- en energierapportage 2013
Pag 1 van 33
Inhoudsopgave
11.1 11.2 12
Inleiding Milieuzorg Algemeen Wet verontreiniging oppervlaktewateren Gebruiksvergunning St. Elisabeth Ziekenhuis Algemeen Activiteitenoverzicht Overzicht van het actueel milieubeleid en de gestelde milieudoelstellingen Resultaten van de toetsing van het milieubeleid van het St. Elisabeth Ziekenhuis (Interne audits) Overzicht van de gerealiseerde milieumaatregelen die in 2013 hebben geleid tot een continue verbetering van de milieuprestaties. Overzicht van de niet gerealiseerde rendabele milieumaatregelen in 2013 Geplande Milieumaatregelen / inspanningen / onderzoeken m.b.t. Milieuaspecten (Milieujaarplan 2011) Beschrijving van de te verwachten en geplande veranderingen in de inrichting Overzicht van het verbruik van energie, water, grond- en hulpstoffen en gevaarlijke (afval)stoffen Lucht Bodem Geluid Afvalwater Verkeer en vervoer Afval Overzicht Klein Chemisch afval (verzameld en verwijderd) via Klinisch Pathologisch Laboratorium Overzicht van het verbruik van energie, water, grond- en hulpstoffen en gevaarlijke stoffen Energie Elektriciteit Gas Water Overzicht Gevaarlijke stoffen BHV en Ontruimingsplannen Overzicht van uitgevoerde controles, (her)keuringen en uitgevoerde inspecties aan installaties, opslagen en milieuvoorzieningen Externe controles Eigen testresultaten Overzicht van Milieu-incidenten en de genomen maatregelen
Bijlage I Bijlage II Bijlage III
Interne audit Milieuzorgsysteem Veiligheid en Milieu Algemeen Interne audit Milieuzorgsysteem Veiligheid en Milieu Gedetailleerd Overzicht vergunningen
1. 1.1 1.2 1.3 2. 2.1 3. 4 5 6 7 8 9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 10 10.1 10.1.1 10.1.2 10.1.3 10.1.4 10.1.5 11
Pagina 3 4 4 5 5 6 8 8 8 9 11 11 12 12 12 13 13 13 14 14 15 16 16 16 16 16 17 17 18 18 20 20 21 25 33
Pag 2 van 33
Inleiding In het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg staat de zorg voor de patiënt vanzelfsprekend centraal. Toch is dit niet de enige verantwoordelijkheid die het ziekenhuis kent. De zorg voor het milieu is een onderdeel van de bredere maatschappelijke betrokkenheid van het St. Elisabeth Ziekenhuis, waarbij zij zich bewust is van de gevolgen die haar activiteiten op haar omgeving en het milieu hebben. In deze rapportage legt het St. Elisabeth Ziekenhuis verantwoording af over het in 2013 gevoerde lieu- en energiebeleid en de behaalde resultaten op dit gebied en vormt daarmee een onmisbaar onderdeel van het Milieuzorgsysteem. Deze milieu- en energierapportage wordt intern verspreid en gepubliceerd via dbsEZ en komt daarmee beschikbaar voor alle medewerkers van het ziekenhuis. Dit rapport komt ook via internet beschikbaar via de website van het MPZ. Dit verslag wordt als uitvloeisel van de verleende milieuvergunning op maat tevens verzonden naar het bevoegd gezag.
St. Elisabeth Ziekenhuis Hilvarenbeekseweg 60 5022 GC Tilburg
Nummer Kamer van Koophandel: 41095512 Website: www.elisabeth.nl
Pag 3 van 33
1.
Milieuzorg
1.1
Algemeen
Bij besluit van 2 mei 2005, nummer 311 is door de gemeente Tilburg een revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Het St. Elisabeth Ziekenhuis valt onder de werkingssfeer van dit besluit. Het ziekenhuis betreft een type C inrichting omdat de inrichting genoemd is op de lijst van vergunningplichtige bedrijven. Dit betekent dat het ziekenhuis vergunningplichtig blijft en dat naast de milieuvergunning, onder meer hoofdstuk 3.41 van het besluit van toepassing is voor zover de daarin genoemde activiteiten binnen het St. Elisabeth Ziekenhuis plaatsvinden. In dit besluit staan doelvoorschriften waaraan het ziekenhuis moet voldoen. Om te kunnen voldoen aan de behoefte naar meer flexibiliteit en het stimuleren van het nemen van een eigen verantwoordelijkheid in relatie tot de bescherming van het milieu heeft het St. Elisabeth Ziekenhuis ervoor gekozen om op 14 april 2009 een Vergunning op Maat (VOM) bij de gemeente Tilburg aan te vragen. De beschikking van Burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg met betrekking tot dit verzoek werd op 15 september 2009 onder nummer 200900027 verleend. Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. In een brief d.d. 30 december 2010 van de afdeling Publiekszaken van de gemeente Tilburg is aangegeven dat veranderingen van een inrichting of de werking daarvan, die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan door de geldende omgevingsvergunning zijn toegestaan, die niet leiden tot de verplichting tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en die niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend, geldt thans een vergunningsplicht op grond van de Wabo. Op de voorbereiding van die beschikking is de reguliere (verkorte) voorbereidingsprocedure van toepassing. Om de flexibiliteit van de vergunning zoveel mogelijk te continueren heeft Publiekszaken (gemeente Tilburg) in de brief d.d. 30 december 2012 (kenmerk Mil/16121/uum/201223055/201005127) aangegeven dat in het kader van de uitvoering van de Wabo toch zoveel mogelijk vast te houden aan hetgeen staat vermeld in de geldende omgevingsvergunning. Concreet betekent dit voor het St. Elisabeth Ziekenhuis het volgende: o Met betrekking tot veranderingen die uitsluitend betrekking hebben gehad op het aspect milieu kan tezamen met de indiening van het milieujaarverslag (uiterlijk 1 juli) een omgevingsvergunning worden aangevraagd. o Voor voorgenomen veranderingen binnen het St. Elisabeth Ziekenhuis die niet uitsluitend betrekking hebben op milieuaspecten, die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan door de geldende omgevingsvergunning zijn toegestaan (te denken valt hierbij aan een combinatie met bouwactiviteiten, sloopactiviteiten etc.) dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
4
Milieuzorgsysteem
Door resultaten van metingen, controles, inspecties en interne audits te evalueren en deze vast te leggen in een planning voor het komend jaar (milieujaarplan) wordt gestreefd naar een continue verbetering op het gebied van milieubelasting door het St. Elisabeth Ziekenhuis. Hierdoor is het Milieuzorgsysteem geen statisch “papieren” document, maar is het een levend systeem dat behalve een mindere milieubelasting tevens kan leiden tot directe kostenbesparing.
1.2
Wet verontreiniging oppervlaktewateren
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is op 22 december 2009 vervangen door de nieuwe Waterwet. Zo wordt de Wvo na 22 december 2009 gelijkgesteld met een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer. Hierdoor veranderen enkele belangrijke zaken voor het ziekenhuis, zoals bijvoorbeeld de handhaving van de Waterwet die wordt uitgevoerd door het bevoegd gezag, m.a.w. door de gemeente Tilburg.
1.3
Gebruiksvergunning
Het St. Elisabeth Ziekenhuis beschikt momenteel nog niet over een gebruiksvergunning, wel zijn er zogenaamde “deelvergunningen” afgegeven. In 2013 is gestart met de aanvraag voor een gebruikersvergunning op voorwaarde.
5
Floriaan BV. heeft een onderzoek verricht naar de brandwerende voorzieningen en R2B heeft onderzoek verricht naar het functioneren van de brandmeldinstallaties. Daarnaast zijn de tekeningen van het ziekenhuis aangevuld met gegevens betreffende: Plattegronden per verdieping met daarop aangegeven de brandwerende voorzieningen, brandblusmiddelen en vluchtroutes. Kadastrale tekening van het ziekenhuis Overzicht plattegronden met routeaanduiding. Het St. Elisabeth Ziekenhuis heeft naar aanleiding van de bovengenoemde onderzoeken een plan van aanpak samengesteld, dat door de controlerende instantie (gemeente Tilburg) is goedgekeurd. Verwacht wordt dat de gebruikersvergunning in mei 2014 door de gemeente Tilburg zal worden afgegeven. Huidige situatie Vanaf medio 2007 vindt er periodiek overleg (6 wekelijks) plaats met de gemeente Tilburg waarbij de ontwikkelingen binnen het St. Elisabeth Ziekenhuis en de voortgang van de geplande activiteiten wordt gevolgd. In de beginperiode lag de focus met name op de tijdelijke maatregelen en een herziene opzet van de interne hulpverleningsorganisatie; de huidige afstemmingsoverleggen richten zich veelal op de technisch complexe situaties en de borging van de getroffen voorzieningen. Binnen dit periodiek overleg zijn er afspraken gemaakt over de wijze waarop het brandveiligheidniveau van het ziekenhuis wordt verhoogd. Hierbij is ondermeer afgesproken dat er zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met geplande renovaties en verbouwingen. Brandveiligheid voor patiënten, bezoekers en medewerkers van het St. Elisabeth Ziekenhuis kent een 3-tal facetten: - Bouwkundige voorzieningen - Brandmeld- en ontruimingsinstallaties - Organisatie Om de brandveiligheid van het St. Elisabeth Ziekenhuis op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen zijn een aantal maatregelen genomen. Bouwkundige voorzieningen De bouwkundige voorzieningen van het St. Elisabeth Ziekenhuis zijn nagenoeg in overeenstemming met de eisen die aan een bestaand gebouw worden gesteld. Brandmeld- en ontruimingsinstallaties Een belangrijk onderdeel om te komen tot een doelmatige brandbeveiliging is de brandmeldinstallatie- en ontruimingsinstallatie. Een doeltreffende brandmeldinstallatie is geïnstalleerd. Organisatie De wijze waarop de interne organisatie bij brand is opgezet en medewerkers zijn getraind om ontruimingen tot een goed einde te brengen is van groot belang om een brandveilige omgeving voor patiënten, bezoekers en medewerkers te waarborgen. Momenteel zijn de volgende maatregelen getroffen: Ontruimingsplannen zijn als onderdeel van een calamiteitenmap voor vrijwel alle afdelingen gereed en beschikbaar voor de medewerkers. Tevens zijn deze ontruimingsplannen opgenomen in het documentbeheerssysteem dbsEZ, waarmee de ontruimingsplannen voor alle medewerkers beschikbaar zijn. Ontruimingsoefeningen worden volgens planning 2011-2013 uitgevoerd. In 2013 zijn ca. 35 fysieke ontruimingsoefeningen gehouden. Ca. 80 leidinggevenden hebben de ELO-Module ONTR (Hoe Organiseer ik een ontruimingsoefening?) met goed gevolg afgerond en ca. 2500 medewerkers (april 2014) hebben inmiddels de ELO-module Brandveiligheid afgerond met een praktijkinstructie. De leden van de bedrijfsbrandweer worden maandelijks een dagdeel getraind en nemen veelvuldig deel aan de gehouden ontruimingsoefeningen. 6
Borging De gerealiseerde brandveiligheidsvoorzieningen moeten in stand worden gehouden om ook in de toekomst de veiligheid van patiënten, bezoekers en medewerkers te kunnen waarborgen. Hiervoor worden naast de voorgeschreven test-, onderhouds- en inspectieregimes ook steekproefsgewijze controles uitgevoerd door de interne organisatie. Het St. Elisabeth Ziekenhuis is gelegen aan de rand van Tilburg in de directe nabijheid van woningen van derden. Het ziekenhuis is voortdurend onderhevig aan bouwkundige en organisatorische veranderingen. Daarom zal ook de indeling van functies binnen het ziekenhuis moeten kunnen veranderen. Dit leidt ertoe dat de aanvraag met de bijlagen moet worden bezien als een beschrijving van de bedrijfsvoering en het milieuzorgsysteem zoals die momenteel zijn en zich zullen blijven ontwikkelen.
2.
St. Elisabeth Ziekenhuis algemeen
Het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg verleent als topklinisch ziekenhuis medisch specialistische zorg (diagnostiek), behandeling en nazorg en de daaraan gerelateerde verpleging en verzorging. Het ziekenhuis beschikt over onderstaande medische specialismen. Ruim 3.000 medewerkers, circa 185 medisch specialisten, 120 artsen-assistent en meer dan 120 vrijwilligers zetten zich in om de patiënten zo goed mogelijk te behandelen, te verzorgen en te begeleiden. Het St. Elisabeth Ziekenhuis kent de volgende specialismen: Allergologie Anesthesiologie Apotheek Cardiologie Dermatologie Heelkunde Intensive Care Interne Geneeskunde Kaakchirurgie Keel-Neus-Oorheelkunde Kindergeneeskunde Klinische Chemie en Hematologie Klinische Fysica Klinische Pathologie
Longziekten Maag-Darm-Leverziekten Medische Microbiologie Medische Psychologie Neurochirurgie Neurologie Oogheelkunde Orthopedie Plastische Chirurgie Psychiatrie (PAAZ) Radiologie Reumatologie Urologie Verloskunde en Gynaecologie
De kerngegevens van het St. Elisabeth Ziekenhuis staan verwoord in het jaardocument 2012. De indeling hiervan is gebaseerd op de nota ‘Jaarverantwoording zorginstellingen 2009’ van het Ministerie van VWS. Deze kerntaken zijn: o o o
o o o o o
is een groot algemeen opleidingsziekenhuis met een hoog ambitieniveau; staat voor optimale zorg door betrokken medewerkers en vrijwilligers; beschikt over de bovenregionale functies Neurochirurgie, Traumatologie, Aids, invitrofertilisatie (IVF), Dialyse, Plastische Chirurgie, Maag-, Darm- en Leverziekten en Bijzondere tandheelkunde en laboratoria; heeft een actieve opleidings- en onderzoekscultuur; is initiatiefnemer en partner van de Brabant Medical School; is één van de 27 Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ); heeft - samen met het Revalidatiecentrum Leijpark - een Ronald McDonald Huis Tilburg; groeit steeds verder door naar een maatschappelijke onderneming.
7
Met de laatst vermelde kerntaak wordt gerefereerd aan de zorg voor het milieu, welke een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering van het ziekenhuis vormt.
2.1
Activiteitenoverzicht
Activiteit 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Aantal bedden 563 563 555 543 545 556 Klinische opnamen 25540 27078 27496 27739 26556 25320 Aantal 1e polikliniekbezoeken 137064 143818 149271 150587 148755 145659 Dagen dagverpleging 22682 24600 26050 28415 29577 27348 Aantal klinische 152322 150357 153719 153968 144809 140058 verpleegdagen Aantal medewerkers 3055 3171 3092 3143 3219 3219 Aantal FTE’s 2195 2290 2235 2243 2310 2308 Aantal specialisten (ca.) 148 150 168 191 185 188 Aantal specialismen (ca.) 28 28 28 28 28 29 Kwantificering van effecten van de productiestijging / productiedaling op milieuaspecten is echter moeilijk vanwege o.a. het weer, de toegepaste technieken en de maatregelen die zijn genomen om het energieverbruik te minderen.
3.
Overzicht van het actueel milieubeleid en de gestelde milieudoelstellingen
Zorg dragen voor het milieu maakt onvermijdelijk deel uit van de activiteiten van het St. Elisabeth Ziekenhuis. In de door de Raad van Bestuur afgegeven Milieubeleidsverklaring is dit verwoord. Het St. Elisabeth Ziekenhuis heeft een milieuzorgsysteem opgezet. Uitgangspunt is een voortdurende verbetering van de milieuprestaties. In dit Milieuzorgsysteem is vastgelegd op welke wijze de zorg voor het milieu geregeld is. Het St. Elisabeth Ziekenhuis heeft in 2013 de volgende ambitieuze doelstellingen op het gebied van milieu vastgelegd: ● ●
4.
In 5 jaar: 20% vermindering van het energieverbruik In 5 jaar: 20% vermindering van de hoeveelheid (rest)afval
Resultaten van de toetsing van het milieubeleid van het St. Elisabeth Ziekenhuis (Interne audits)
In 2013 zijn de volgende interne audits / RI&E’s gehouden:
A. Interne audit Milieuzorgsysteem Veiligheid en Milieu Algemeen (Zie Bijlage I) De volgende onderdelen zijn daarbij (met behulp van een checklist bestaande uit een 39-tal punten) geaudit: i. Algemeen ii. Milieuaspecten iii. Laboratoria iv. Opslag gasflessen v. Gassen in tanks vi. Dieselolie en huisbrandolie in bovengrondse tanks vii. Verwarmingsinstallaties: Aardgas en Olie viii. Aanvullende voorschriften Deze interne audit heeft geen bijzondere tekortkomingen aangetoond. Controles en metingen zijn volgens planning uitgevoerd. Afwijkingen zijn steeds opgelost en gedocumenteerd.
8
B. Interne audit Milieuzorgsysteem Veiligheid en Milieu Gedetailleerd (Zie Bijlage II) De volgende onderdelen zijn daarbij (met behulp van een checklist bestaande uit een 161-tal punten) geaudit: o Algemeen o Milieuaspecten o Werkruimten w.o. de keuken, werkplaats technische dienst, laboratoria. o Opslag o Gassen in tanks o Aanvullende voorschriften bij opstelling op een open terrein o Brandbare vloeistoffen en chemicaliën in vaatwerk o Dieselolie en huisbrandolie in bovengrondse tanks o Verwarmingsinstallaties algemeen, aardgas, olie o Aanvullende voorschriften voor stoomketelinstallaties o Gasgestookte procesapparatuur o Voorschriften Deze interne audit heeft geen bijzondere tekortkomingen aangetoond. Controles en metingen zijn volgens planning uitgevoerd en waar nodig zijn onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen.
5.
Overzicht van de gerealiseerde milieumaatregelen die in 2013 hebben geleid tot een continue verbetering van de milieuprestaties.
In het Milieujaarplan 2013 zijn de volgende maatregelen voorgesteld en volgens planning uitgevoerd: 5.1. Milieuzorgsysteem o Het actueel houden van het milieuzorgsysteem, Wm, Wvo. o Het controleren van het milieuzorgsysteem. d.m.v. bv. metingen (zie onder 4 Interne audit A en Interne audit B). 5.2. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen o Bij Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) neemt een organisatie de verantwoordelijkheid voor de effecten van zijn bedrijfsactiviteiten op mens en milieu. Ook het St. Elisabeth Ziekenhuis ziet hierin kansen voor nieuwe producten, diensten of processen die zowel de samenleving als de organisatie ten goede komen. 5.3. Duurzaamheid Green Quest Dit is een initiatief van Het Financiële Dagblad en radiozender BNR in samenwerking met Cofely en GDF SUEZ Energie Nederland. Het is een zoektocht naar oplossingen om groener en duurzamer te gaan ondernemen. The Green Quest gaat binnen een bedrijf of instelling met groene ambities op zoek naar manieren om deze ambities te verfijnen en verder in te vullen. Hiervoor staat een Green Team paraat; zeven experts met ieder hun eigen specialisme. Troubleshooters die kennis en daadkracht combineren om een bedrijf of instelling in de juiste richting te duwen. Daarnaast kan iedereen zich via social media met ideeën en suggesties aansluiten bij de Green Quest. Het St. Elisabeth Ziekenhuis meldde zich in 2012 als eerste aan voor de eerste missie. 5.4. Veiligheid o Aanpassen Aanvalsplan. o Ontwikkelen en verspreiden van ontruimingsplannen voor alle afdelingen. o Opstellen van een Calamiteitenmap, waardoor de kans dat een calamiteit escaleert wordt verkleind.
9
o
Het houden van ontruimingsoefeningen (zowel table-top als fysieke ontruimingen). Alle verpleegafdelingen hebben table-top oefeningen gehouden volgens planning en een 33-tal afdelingen hebben in 2013 een volledige ontruimingsoefening gehouden.
5.5. Energie o Het ziekenhuis produceert een groot deel van de benodigde energie zelf. Daarbij maakt ze gebruik van een warmtekrachtcentrale waardoor het rendement van energieopwekking flink hoger ligt dan bij traditionele opwekking (80% tegenover 50%) gemiddeld) o Het plaatsen van bewegingsmelders in openbaar toegankelijke ruimtes o In 2013 is de WKO-installatie (Warmte Koude Opslag) in gebruik genomen. o Bij de renovatie van de verpleegafdelingen zijn speciale klimaatplafonds gerealiseerd die nodig zijn voor deze WKO (Warmte Koude Opslag) o Het vervangen van gevelglas vervangen door Hr-glas, waarbij het meekleurende glas zonlicht reflecteert en er minder koeling nodig is o In 2012 zijn alle technische besparingsmogelijkheden doorgevoerd die eerder bij een onafhankelijke energiescan aan het licht kwamen o Het ziekenhuis hergebruikt restenergie bij de productie van koude, warmte en stoom. 5.6. Scholing o Alle informatie over het te voeren en gevoerde milieubeleid en te nemen maatregelen op dit gebied opnemen in dbsEZ, zodat deze voor alle medewerkers toegankelijk is. o Inzetten van een EZ-brede klankbord Milieu en Veiligheid. De deelnemers aan dit overleg zijn een soort van ambassadeurs met betrekking tot het te voeren en gevoerde milieubeleid. 5.7. Gevaarlijke stoffen o Het actualiseren en opschonen van het bestand van gevaarlijke stoffen in Registratiesysteem chemicaliën n.a.v. invoering REACH en GHS. o In de koelinstallaties wordt geen freon meer toegepast o Op 12 november 2013 medewerkers van de laboratoria en de leden van bedrijfsbrandweer een oefening gehouden waarbij 2 scenario’s van incidenten met gevaarlijke stof werden beoefend. o De procedure Ongeval gevaarlijke stoffen is afgerond, gecommuniceerd en via documentbeheerssysteem beschikbaar voor alle medewerkers van het ziekenhuis.
het de een het
5.8. Meldingen Incidenten o In 2011 is het Meldingsysteem in gebruik genomen. Een van de onderdelen daarvan is het melden van accidenten met gevaarlijke stoffen. o In 2013 is één melding geregistreerd. Het betrof een foutief gecategoriseerde melding, waarmee feitelijk geen meldingen in 2013 zijn gedaan. (Zie voor meer informatie Hfdst. 12) 5.9. Afval o Het ziekenhuis heeft een actief afvalbeheerssysteem. Scheiding van de verschillende afvalstromen staat daarbij centraal. In 2013 is een uitgebreide pilot gehouden naar de verdere scheiding van plastic afval. Naar verwachting zal in 2014 de verpakkingsfolie separaat worden ingezameld. o In 2013 is de afvalstoffenwijzer geactualiseerd. Wijzigingen en nieuwe producten zijn opgenomen in deze afvalwijzer. Deze afvalstoffenwijzer is gecommuniceerd met de afdelingen en is via het documentbeheerssysteem dbsEZ beschikbaar voor alle medewerkers. o Het ziekenhuis kent de volgende (hoofd)afvalstromen: o Restafval o Klein gevaarlijk afval o Bouwafval o Specifiek ziekenhuisafval o Electro/schroot o Papier o Vertrouwelijk papier 10
Cytostatica Swill Frituurvet/olie Glas Naalden / Spuiten Plastic(folie)
o o o o o o
6.
Overzicht van de niet gerealiseerde rendabele milieumaatregelen in 2013
Het voor 2013 geplande akoestisch onderzoek is uitgesteld tot na de realisering van de grootscheepse verbouwing van de beide verpleegtorens (Medio 2016). Zie 9.3. Geluid.
7.
Geplande Milieumaatregelen / inspanningen / onderzoeken Milieuaspecten (Milieujaarplan 2014) Tot zover beoordeeld
Onderdeel
Milieuzorgsyst eem
Duurzaamheid
Energie
Scholing
Calamiteitenm ap Meldingen
Ontruimingsoef eningen
Doelstellingen
Wie
Het actueel houden van het milieuzorgsysteem, Wm, Wvo en aanvalsplan Het controleren van het milieuzorgsysteem. d.m.v. bv. metingen Het uitvoeren en evalueren van de (milieu) interne audits Het uitvoeren van de ideeën gegenereerd door de medewerkers n.a.v. de actie Green Quest. Het nemen van maatregelen om het energieverbruik te verminderen. Het toepassen van Warmte-Koude Opslag in de bodem.
C. Zijlmans
Het plaatsen van bewegingsmelders in openbaar toegankelijke ruimtes Alle informatie over het te voeren en gevoerde milieubeleid en te nemen maatregelen op dit gebied opnemen in dbsEZ, zodat deze voor alle medewerkers toegankelijk is. Uitvoeren RI&E Gevaarlijke stoffen, tevens beoordeling veilige opslag Het aanpassen van gegevens in het Registratiesysteem chemicaliën n.a.v. invoering REACH en GHS Inhoud Calamiteitenmap aanpassen. Evalueren en rapporteren Meldingen Incidenten / Suggesties m.b.t. Milieu en Veiligheid in Elektronisch meldsysteem Het scholen van medewerkers d.m.v. ELO-trainingen en het houden van ontruimingsoefeningen.
C. Zijlmans
Resultaat op milieubelasting
Het voorkomen van gevaarlijke situatie en calamiteiten
Vermindering energie, milieubelasting
A.v.d. Laar / E. Arkes
Vermindering milieubelasting
A.v.d. Laar / E. Arkes C. Zijlmans
Vermindering milieubelasting
C. Zijlmans C. Zijlmans
C. Zijlmans
Continue
01-12-2013
Team D(uurzaamh eid) A.v.d. Laar
C. Zijlmans
Deadline Continue
C. Zijlmans
C. Zijlmans
m.b.t.
afval
en
Vermindering milieubelasting
Medewerkers meer bewust maken m.b.t. milieuen veiligheidsonderwerpen
Vermindering hoeveelheid en aantal gevaarlijke stoffen Betere bestrijding tijdens evt. calamiteiten en info t.b.v. veiligheid medewerkers Risico’s en gevolgen calamiteiten bepreken Actief betrekken medewerkers bij het Milieu- en veiligheidsbeleid van het EZ. Evt. de oorzaak van structurele problemen wegnemen. Gevolgen calamiteit beperken door oefenen medewerkers EZ
Continue
Continue, met name bij renovatie verpleegtorens (planning 20122016) Bij verbouwingen van afdelingen Continue
31-09-2013 Continue
Continue Continue
Continue
11
8.
Beschrijving van de te verwachten en geplande veranderingen in de inrichting
In Bijlage III is een overzicht van de door de gemeente Tilburg verleende vergunningen. De volgende projecten zijn in 2013 opgestart of afgerond. Volgens planning is in 2013 de renovatie van een aantal verpleegafdelingen gereed gekomen. In Mei 2013 is een nieuw parkeerterrein gerealiseerd aan de achterzijde van het EZ naast RCL /Mythylschool. Door het aanleggen van dit parkeerterrein is de parkeeroverlast aan de Leyweg verminderd. ● In Januari / Februari 2013 is de voetgangersbrug naar het parkeerterrein de Wolkat gerealiseerd. Door deze “loopbrug” is de afstand van het parkeerterrein De Wolkat tot de ingang van het ziekenhuis aanmerkelijk verkleind, waardoor de bereidwilligheid van medewerkers hun auto op parkeerterrein De Wolkat te plaatsen sterk is toegenomen. De parkeeroverlast voor de omwonenden van het ziekenhuis is hierdoor verminderd. Zo zijn er in 2013 geen klachten over parkeeroverlast ontvangen. ● In December 2013 is het Neurocentrum opgeleverd en in gebruik genomen. Deze oplevering is een herschikking van bestaande ruimten in het ziekenhuis, waardoor er geen milieueffecten zijn. ● In Augustus 2013 is de WKO installatie behorende bij de renovatie Verpleegafdelingen opgeleverd. De gerenoveerde verpleegafdelingen maken vanaf de installatie van de WKO gebruik van zogenaamde warmte-koude opslag. Naar verwachting zal deze installatie een belangrijke positieve bijdrage leveren aan de vermindering van het energieverbruik. Het effect kan pas goed gemeten worden nadat alle gerenoveerde verpleegafdelingen in het ziekenhuis in gebruik zijn genomen. Volgens planning zullen alle verpleegafdeling medio 2016 gerenoveerd zijn. ● In April 2013 hebben we de nieuwe 10KV voorziening in de tuin tussen RCL en Radiologie opgeleverd. •Tijdens alle verbouwingen is flink geïnvesteerd in de brandveiligheid. Daarmee voldoet het ziekenhuis na de renovatie aan alle strengen eisen uit het allerlaatste bouwbesluit. Ook alle calamiteiten- en ontruimingsplannen en trainingen worden hierop aangepast. ● ●
Milieueffect: Renovatie Verpleegafdelingen De renovatie van de verpleegafdelingen is enkel een herschikking van ruimtes, waardoor er geen milieueffecten zijn of zullen optreden. Een milieuonderzoek is hier niet van toepassing. Alle ruimtes zullen worden voorzien van bewegingsdetectoren, waardoor het stroomverbruik en de daarbij behorende emissie van schadelijke stoffen zal verminderen. Tevens wordt gebruik gemaakt van een techniek genaamd: Warmte-Koude Opslag, waarbij gebruik gemaakt wordt van water dat op grote diepte wordt gewonnen, waardoor de energie nodig om het gebouw in de winter te verwarmen of tijdens de zomermaanden te koelen aanmerkelijk zal verminderen. Voor het gebruiken van deze techniek is op 30 september een waterwetvergunning aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. (Deze is op 16 maart 2012 met kenmerk: C2048933/ 2902896 verleend). Milieueffect: De overige renovaties zijn enkel een herschikking van bestaande ruimtes, waardoor een milieuonderzoek niet van toepassing is.
9. Overzicht van het verbruik van energie, water, grond- en hulpstoffen en gevaarlijke (afval)stoffen 9.1.
Lucht
Verschillende processen en activiteiten binnen het St. Elisabeth Ziekenhuis veroorzaken emissies naar de lucht. Deze emissies worden veroorzaakt door afzuiging van ruimten en installaties en door verbranding van aardgas in de ketels. Ook het elektriciteitsverbruik veroorzaakt emissies naar
12
de lucht. Dit komt al vrij bij de elektriciteitscentrales. De verbranding van fossiele brandstoffen is de grootste en belangrijkste emissie naar de lucht. Dit vindt onder meer plaats ten behoeve van: o Centrale warmte productie o Centrale stoomproductie o Warmtapwater productie o Eigen elektriciteits- en warmteproductie
9.2.
Bodem
Door het gebruik van preventieve maatregelen zoals bijvoorbeeld het gebruik van lekbakken vindt er slechts bij calamiteiten emissies naar de bodem plaats. In 2013 hebben er in het St. Elisabeth Ziekenhuis geen bijzonderheden en dus emissies naar de bodem voorgedaan.
9.3.
Geluid
Op basis van het akoestisch onderzoek in 2005 door Cauberg-Huygen kan worden geconcludeerd dat er voldaan wordt aan de grenswaarden van de vigerende vergunning. In 2012 hebben zich geen relevante aanpassingen voorgedaan, waardoor de geluidsvoorschriften nog steeds als passend voor de omgeving van het St. Elisabeth Ziekenhuis en de omliggende woningen kan worden beschouwd. Na het gereedkomen van de verbouwing van de verpleegafdelingen zal naar verwachting in 2016 dit akoestisch onderzoek worden herhaald. Hierbij zal tevens onderzoek verricht worden naar de gevolgen van het gebruik van de helihaven (traumahelicopter). 9.4. Afvalwater Waterverbruik is inherent aan de processen die zich afspelen binnen het St. Elisabeth Ziekenhuis. Water wordt onder meer gebruikt bij: o Persoonlijke verzorging van patiënten o Reiniging van ruimten o Laboratoria o Klimaatbeheersing o Voedingsproductie
Algemeen Het hemelwater en het bedrijfsafvalwater zijn twee aparte systemen. Het hemelwater en het bedrijfsafvalwater van het hoofdgebouw van het St. Elisabeth Ziekenhuis en het gebouw de Ley zijn aangesloten op het riool van het St. Elisabeth Ziekenhuis. Het RCL en de Mythylschool hebben eigen wateraansluitingen.
Hemelwater Het hemelwater van de daken, bestrating en parkeerterreinen wordt afgevoerd via een apart riool, welke als een buitenste ring rond het St. Elisabeth Ziekenhuis ligt. Het hemelwater mondt uit in twee buffervijvers, welke op hun beurt weer overlopen in het riviertje de Ley. Het hemelwater dat in de kuil tussen de bouwdelen A00 en D08 op de bestrating valt wordt afgevoerd via het bedrijfsafvalriool middels pompen.
Bedrijfsafvalwater. Ter voorkoming van indikking van het ketelwater is voor de 3 stoomvormers in Technische ruimte 7 één spuitank geplaatst. Deze spuitank is in 2012 vervangen. Ook voor de heetwaterketels in het energiegebouw is één spuitank geplaatst. Deze spuitanks zijn geplaatst om het ketelwater af te laten koelen voordat geloosd wordt op het riool.
Olie/benzine-afscheiders. Ten behoeve van de ambulance garage is een olie-/benzine-afscheider geplaatst ter voorkoming van olie/benzine lozing op het riool.
13
9.5.
Verkeer en vervoer
De behoefte aan parkeergelegenheid voor zowel bezoekers als medewerkers zijn in de loop der jaren sterk gegroeid. Het parkeerterrein “De Wolkat”, dat plaats biedt aan 600 personenauto’s, is in 2012 afgewerkt. Door het aanbrengen van een directe verbinding (loopbrug) naar de ingang van het ziekenhuis wordt door steeds meer medewerkers gebruik gemaakt van deze parkeervoorziening, waarmee de verkeersbelasting voor omwonenden aanmerkelijk is verminderd. Zo zijn er in 2013 geen klachten ontvangen m.b.t. parkeeroverlast in de woonwijk bij het ziekenhuis.
9.6.
Afval
Per jaar worden in het St. Elisabeth Ziekenhuis grote hoeveelheden afval geproduceerd, waarmee het inzamelen , opslaan en verwijderen van afval een belangrijk milieuaspect vormt. Door het effectief inzamelen van afval (vastgelegd in het afvalbeheersplan en de daarbij behorende werkinstructies waarin beschreven staat hoe in specifieke situaties te handelen) wordt het afval reeds aan de bron zoveel mogelijk gescheiden. Eind 2012 is de Afvalstoffenwijzer in gebruik genomen. Deze Afvalstoffenwijzer bevat gedetailleerde informatie over de wijze waarop afval verwijderd dient te worden. Het afval dat wordt geproduceerd wordt gescheiden verzameld en aangeboden aan Van Gansewinkel, het afvalverwerkingsbedrijf waarmee het St. Elisabeth Ziekenhuis een contract heeft. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de hoeveelheden afval naar soort. Gebruikelijke naam afval Brandbaar bedrijfsafval gezondheidszorg Karton en papier *) Papier ter vertrouwelijke vernietiging Kantoorafval Frituurvet It materiaal Zilver. osmium in waterige oplossing Div. zuren in kleinverpakking Diverse anorganische logen (Kleinverpakking) Anorganische zouten (oplosbaar) Xyleen Afgewerkte olie Cat III Laag calorische mengsels (kleinverpakking) Oliehoudend afval Substitutievloeistof in zakken Reinigers (kleinverpakking) Specifiek ziekenhuisafval Filtermatten Injectienaalden Laboratorium chemicaliën cat I + III + IV + VI Verfresten in blik TL-buizen Batterijen Vervuild glas Spuitbussen Kwik met glasresten van bloeddrukmeters Lege emballage plastic Lege emballage Swill Lijmen, harsen en kitten (kleinverpakking)
Totaal Soorten afval
2009
2010
2011
2012
2013
615030 82600 15480 26
590631 80350 7499 15
4772
1618 19 21
598520 88690 9825 23 6615 945 25 33 48
610200 88090 19500 54 7559 1700 34 30 77
10130 343 7017 38 1048 176 111551
10247 0 6888 14
3872 43 13 247 672 8461 0 0 414 130 5080 7
564600 90470 3500 62 1160 1116 0 46 84 666 10833 0 6884 0 0 0 112836 46 5715 43 0 256 671 9073 0 0 646 110 ????? 0
878.567
808817
23
21
55 57 9281
10807
7203
6246 64
107330
107936
1594 53 36 199 871 7956 8 10 437 99
2137 31 6 456 610 7565
2616 152
421 67
498 132
307 592 9540
852.580 816.011 848.234 21 19 24
114655
14
*) Het plastic afval is in 2013 (in het kader van de pilot) nog verwerkt in het papierafval, waardoor de hoeveelheid van deze aparte afvalstroom nog niet inzichtelijk is. In 2013 is de frequentie van het ophalen van het restafval verminderd van 3x naar 2x per week. Dit levert behalve een financiële besparing (transportkosten) tevens een positieve milieubijdrage op. In vergelijking tot 2013 zien we een forse afname van de totale hoeveelheid afval. Met name is er veel minder brandbaar bedrijfsafval gezondheidszorg (restafval) ingezameld. Deze afname wordt veroorzaakt door een aantal factoren: ● Aanbrengen van centrale bergingen op de verbouwde verpleegafdelingen, waardoor scheiding aan de bron veel gemakkelijker is. ● Afspraken met leveranciers die resulteren in veel minder verpakkingsmateriaal van setjes t.b.v. OK’s ● Invoering en introductie van de afvalwijzer, waardor medewerkers beter op de hoogte zijn van scheiding van afval op de werkplek (waar hoort welk afval gedeponeerd te worden). ● Inzameling van plastic afval op een aantal pilotafdelingen. We zien hierbij wel een vermindering van het totaal chemisch afval door een betere scheiding aan de bron. In 2012 is een pilot gestart : Gescheiden inzamelen van plastic afval”. Deze pilot heeft ertoe geleid dat in 2013 het aantal pilotafdelingen sterk is uitgebreid, waarmee inzichtelijk is geworden welk “plastic” afval aan de bron gescheiden kan worden.
9.7. Overzicht Klein Chemisch afval (verzameld en verwijderd) via Klinisch Pathologisch Laboratorium Klein chemisch afval wordt, voordat het wordt afgevoerd, onder condities die voldoen aan PGS15 opgeslagen. Dit betekent dat de het gebouw waarin dit afval wordt opgeslagen los staat van andere gebouwen en alleen te betreden is door de verantwoordelijke en de beveiliging. Het gebouw is zo geconstrueerd dat bij een mogelijke ontploffing het dak wordt opgetild. Daarnaast worden alle chemicaliën, gescheiden naar soort (loog, base etc.) opgeslagen in rekken, voorzien van een lekbak. Brandbare stoffen, zoals alcoholen zijn opgeslagen in brandvrije afgesloten ruimtes, waarbij een afzuiging is aangebracht. In onderstaand schema is een overzicht opgenomen van het klein chemisch afval dat via het Klinisch Pathologisch laboratorium wordt opgeslagen en afgevoerd. Omschrijving Alcohol / Xyleen Waterige organische vloeistoffen Zilver / Osmium Batterijen Vervuild glaswerk Verfresten Laboratorium chemicaliën Oliehoudend afval Kantoorafval Basen Zuren Lijmen, harsen en kitten Overig (2013: Filtermatten) Lege emballage Totaal Totaal in % (2008 = 100%)
2008
2009
2010
2011
556 332 4 0 183 2 0 3 3 1
475 343 3 33 33 1 3 0 0 3
512 301 2 15 71 0 2 0 1 0
446 302 3 17 63 0 0 1 0 3
6 80 1170 100%
2 72 968 83%
1 61 966 83%
0 86 921 79%
2012 418 290 2 17 18 1 2 1 0 2 2 1 80 834 71%
2013 428 290 1 11 12 0 2 0 2 3 1 0 1 86 837 72%
15
Vanaf 2007 is er door o.a. het uitvoeren van RI&E gevaarlijke stoffen in het EZ een continue afname van het klein chemisch afval te constateren, waardoor een vermindering van de milieubelasting optreedt.
10. Overzicht van het verbruik van energie, water, grond- en hulpstoffen en gevaarlijke stoffen 10.1 Energie Vanaf 2013 wordt maandelijks een zogenaamd Energy Management Report opgesteld. Hierin wordt onder meer de begrote hoeveelheden energie afgezet tegen de gerealiseerde verbruiken.
10.1.1 Elektriciteit In onderstaande tabel is de gebruikte en eigen opgewekte elektriciteit vanaf 2008 weergegeven. 2008 2.732.755 2.811.591
2009 2.669.285 3.438.247
2010 2.603.982 1.488.436
2011 2.851.454 3.369.549
2012 3.645.000 3.578.000
2013 3.729.000 3.072.000
5.544.346 Totaal inkoop Kwh Eigen opwekking WKK Kwh 10.300.976 Teruglevering Kwh -921.026 openbaar net
6.107.532
4.092.418
6.221.003
7.223.000
6.801.000
9.786.943 12.123.541
9.349.279
9.174.000
9.928.000
-486.868
500.000
318.816
Omschrijving Inkoop dag Inkoop nacht
Totaal elektra verbruik
Kwh Kwh
-629.078
-846.547
Kwh 14.924.296 15.265.397 15.369.412 15.083.414 15.897.000 16.410.184
In 2013 zien we een toename van het verbruik van elektriciteit. Het verbruik in 2013 is niet substantieel gewijzigd. Langer de koelmachines laten draaien i.v.m. het zachte najaar.
10.1.2 Gas In onderstaande tabel is het gasverbruik vanaf 2007 weergegeven. Omschrijving Totaal gas verbruik
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 m3 4.369.585 4.721.597 4.542.002 5.417.079 4.565.458 4.496.727 4.866.429
In 2013 zien we een toename van het verbruik Gas. Het verbruik in 2013 is niet substantieel gewijzigd. Er zijn wel veel meer KWh geleverd door de WKK waar gas voor nodig is en minder KWh ingekocht.
10.1.3 Water In onderstaande tabel is het waterverbruik vanaf 2007 weergegeven. Omschrijving Inkoop water Afvoer water
m3
2007 120.600
2008 120.800
2009 114.996
2010 106.640
2011 106.818
2012 102.946 103.214
2013 105.184 N.V.T.
Naar aanleiding van de constante afvalwater hoeveelheid met dezelfde kwaliteit heeft Waterschap De Dommel aangegeven akkoord te gaan met een vaste hoeveelheid vervuiling eenheden gerelateerd aan de inkoop hoeveelheid water. Dit wil zeggen dat we de afvalwater stroom niet behoeven te bemeteren. Dit is contractueel vastgelegd voor de jaren 2013-2014-2015.
16
In 2016 dient het EZ weer opnieuw afvalwater metingen uit te voeren, om te bepalen of er veranderingen in hoeveelheden en kwaliteit van het afvalwater heeft plaats gevonden.
10.1.4 Overzicht Gevaarlijke stoffen In 2009 is gestart met het opzetten van Registratiesysteem Chemicaliën. Hierin worden de volgende eigenschappen van gevaarlijke stoffen vastgelegd: o Naam gevaarlijke stof o CAS-nummer (Identiek registratienummer) o R-, S-, G,- en H-zinnen o Afdeling, ruimte, opbergplaats o Minimale en maximale hoeveelheden o Werkbladen, MSDS-bladen en Werkplekkaarten o Wel of niet behorend tot de groep desinfectantia Het Registratiesysteem Chemicaliën is in 2009 geschikt gemaakt om per ruimte informatie ten behoeve van de (bedrijfs)brandweer te genereren. In 2010 is het “opschonen” van het bestand verder doorgezet. In het Registratiebestand Chemicaliën zijn alle in het ziekenhuis voorkomende gevaarlijke stoffen opgeslagen en door alle medewerkers te raadplegen. In 2011 is n.a.v. de invoering van GHS/Reach een start gemaakt met de omzetting van gegevens. Na aanvankelijke hard- en softwareproblemen in 2011 is in 2012 een start gemaakt met het aanpassen van de gegevens. In 2013 zijn de gegevens in het systeem geactualiseerd. Een compleet overzicht van gevaarlijke stoffen (in totaal ca. 1550) is beschikbaar voor alle medewerkers van het St. Elisabeth Ziekenhuis. In 2013 is een oefening gehouden: Incident met gevaarlijke stof: (Xyleen), waarbij de medewerkers van de laboratoria en de leden van de bedrijfsbrandweer zijn getraind. Tevens is een ongeluk op het TBC laboratorium van het Laboratorium voor Medische Microbiologie en Immunologie nagebootst, waarbij de leden van de bedrijfsbrandweer en laboratoriummedewerkers geoefend hebben. Tijdens deze oefeningen is de procedure “Procedure Ongeval met gevaarlijke stoffen” geoefend. De opslag van gevaarlijke stoffen en de toepassing van ADR-wetgeving is in 2013 door het ILT (Inspectie Leefomgeving en Transport) gecontroleerd. De verbeterpunten n.a.v. deze controle zijn uitgevoerd en zijn door het ILT tijdens een onaangekondigde controle akkoord bevonden. Op de afdeling Endoscopie is in juni 2013 een RI&E gevaarlijke stoffen gehouden. Hierbij is beoordeeld of het gebruik van Formaldehyde, alcohol + 10% iso-propanol, Sanidur, brandspritus en aceton op een veilige wijze geschiedt. Hierbij zijn geen onregelmatigheden geconstateerd. In november 2013 zijn de gevaarlijke stoffen op de afdeling Techniek (na de renovatie) opnieuw geactualiseerd en is een RI&E gehouden. Hier werd geconstateerd dat een 2-tal oplossingen niet op een juiste wijze zijn voorzien van gevaarsaanduidingen, waardoor evt. gevaren voor medewerkers onduidelijk waren. Deze gevaarsetiketten zijn inmiddels aangebracht. 10.1.5 BHV en Ontruimingsplannen Bij het ontstaan van een calamiteit zoals bv. brand kan er veel schade worden toegebracht aan het milieu. Om bij het optreden van een calamiteit adequaat te kunnen reageren kent het St. Elisabeth Ziekenhuis een aantal actieplannen bij interne rampen en worden medewerkers geïnstrueerd hoe te handelen bij het optreden van een calamiteit. Deze interne actieplannen zijn voor alle medewerkers van het St. Elisabeth Ziekenhuis te raadplegen via het Documentbeheersysteem dbsEZ. In 2012 zijn op alle afdelingen van het ziekenhuis calamiteitenplannen verspreid. Hierin zijn de ontruimingsplannen (op maat gemaakt), vluchtplannen, diverse calamiteitenplannen en overzichten van gevaarlijke stoffen per afdeling opgenomen. In 2013 hebben 34 afdeling een volledige fysieke ontruimingsoefening gehouden.
17
Eind 2013 hebben ca. 2300 medewerkers de ELO-module (Elektronisch Leer Omgeving) Brandinstructie en de bijbehorende praktische brandblusinstructie gevolgd. Tevens is het aanvalsplan (route die de Brandweer Tilburg dient te volgen bij een brand) in 2013 opnieuw aangepast aan de actuele situatie en besproken met de brandweer van de gemeente Tilburg.
11.
Overzicht van uitgevoerde controles, (her)keuringen en inspecties aan installaties, opslagen en milieuvoorzieningen
uitgevoerde
In 2013 hebben de volgende externe milieu-inspecties plaatsgevonden:
11.1
Externe controles
Stoomwezen BV, Regiokantoor Rotterdam Het stoomwezen controleert periodiek stoomvormers, sterilisatoren en heetwaterketels. In onderstaand tabel is de planning van deze controle opgenomen.
x x x x x x x x
2015
X X X X X
x x x x x x x x
2014
X X X X X
2013
2012
2011
2010
2009
V19 V20 K16 K17
2008
8010463 8010464 476880 476881
Afdeling Omschrijving TR7 Stoomvormer TR7 Stoomvormer TR7 Stoomvormer Centr. Sterilisatie Centr. Sterilisatie Centr. Sterilisatie Centr. Sterilisatie Bac. Laboratorium Bac. Laboratorium Ketelhuis heetwaterketel Ketelhuis heetwaterketel
2007
Vet/Ketel Nummer V5 V6 V7 V16 V17 V18
2006
2005
Stoomwezen Register 167133 167134 167135 2009264 2009265 2009266
x x
x x x x x x x x
x x
x x
Tijdens de controle uitgevoerd in 2013 zijn geen onregelmatigheden geconstateerd
Afvalwater Services (Afvalwater) In 2013 heeft Afvalwater Services het afvalwater NIET gecontroleerd en beoordeeld op de aanwezigheid van de volgende stoffen en eigenschappen: o pH en temperatuur o Sulfaat o Metalen 8 pakket (NEN 6426) bestaande uit; Arseen, Cadmium, Chroom, Koper, Kwik, Lood, Nikkel en Zink o Oliën en vetten o Benzeen, tolueen, Ethyleen-benzeen en Xylenen
2009 1436
2010 1357
Gemeten Vervuilingseenheden (V.E.) 2013 2014 2011 2012 1426 1545 1523 1523
2015 1523
Van 2013 tot en met 2015 worden de vervuilingseenheden (V.E.) niet meer gemeten en is in overleg met Waterschap De Dommel bepaald dat het aantal vervuilingseenheden wordt vastgesteld op 1523. In 2016 zullen opnieuw metingen worden uitgevoerd, waarna een nieuw (vast) quotum voor de 18
volgende jaren zal worden vastgesteld
Cofely (Onderzoek Koeltorens op aanwezigheid Legionella) Het water van de koeltorens werd onderzocht op o.a. o Legionella aantal kve/l en Kiemgetal aantal kve/l o Kopergehalte en IJzergehalte in mg/l o Indikkingsfactor 1 o pH waarde en Hardheid °D De koeltorens bevinden zich op een afstand van minimaal 600m van een woonomgeving. Volgens het Arbo-informatieblad AI32 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dienen de koeltorens minimaal 1x per maand op de aanwezigheid van Legionella te worden gecontroleerd. Excellent Ozone Systems & Consultans BV Chemische en bacteriologische analyse van het water in de koeltorens 1,2 en 3. De gemeten waarden zijn allen in orde bevonden.
Kalsbeek (onderzoek Legionella / levering Risico en Beheersplan) Fase 3 (B2-C2-D2) Fase 4 (B1-C1-D1) Tweede etage Piket Chirurgisch dagcentrum Neuro centrum SEH
Geen afwijkingen geconstateerd Geen afwijkingen geconstateerd Geen afwijkingen geconstateerd Geen afwijkingen geconstateerd Geen afwijkingen geconstateerd Geen afwijkingen geconstateerd Geen afwijkingen geconstateerd
Aqualab Zuid Aqualab Zuid heeft de volgende waterpunten gecontroleerd in 2013. Na reinwateropslag o Op 13-09-2013 is onderzoek verricht. Alle waarden bleven binnen de gestelde norm, waardoor geen actie nodig was. Na warmwaterontharder o Afnamedatum monster: 13-09-2013. Alle waarden bleven binnen de gestelde norm, waardoor geen actie nodig was. Er werd een te lage totale hardheid gemeten. Na bijstelling en controle was de gemeten hardheid in orde. Voor reinwateropslag o Afnamedatum monster: 13-09-2013. Alle waarden bleven binnen de gestelde norm, waardoor geen actie nodig was. Na warmwaterontharder o Afnamedatum monster: 20-03-2013. Alle waarden bleven binnen de gestelde norm, waardoor geen actie nodig was.
Van Vught Rioleringen V.O.F. Behalve enkele reparaties en onderhoudswerkzaamheden heeft Van Vught maandelijks de vetafscheiders van de keuken en de Brasserie schoongemaakt. Bovenstaande gegevens zijn opgenomen in een rapportage aan het Waterschap De Dommel.
Legionella onderzoek tappunten door het LMMI Deze onderzoeken zijn onder CCKL accreditatie door gecertificeerde medewerkers uitgevoerd. 19
Datum 09-04-2013 05-11-2013 06-11-2013 12-12-2013
11.2
Afdeling SEH RCL D1 B1
Aantal monsters 4 6 6 6
Resultaten Geen afwijkingen geconstateerd. Geen afwijkingen geconstateerd. Geen afwijkingen geconstateerd Geen afwijkingen geconstateerd
Eigen testresultaten
Het betreft de volgende apparatuur. De gegevens liggen opgeslagen bij de Technische Dienst. Verwarming
Drukvaten
Aggregaat Koelmachine
Heetwaterketel(16)
Heetwaterketel (17)
Stoomvormer TR7
Stoomvormer TR7
CV-Ketel (Vervanging15) Stoomvormer TR7
Stoomvormers Centrale Sterilisatie Autoclaaf Autoclaaf Autoclaaf Autoclaaf Centrale sterilisatie Centrale sterilisatie Centrale sterilisatie Centrale sterilisatie Autoclaaf Laboratorium Medische Microbiologie (LMMI) (bedoeld voor destructie van microorganismen) WKK Noodstroom Koeling Koeling Koeling Warmtepomp WKO
Tijdens de diverse uitgevoerde controles zijn geen afwijkingen geconstateerd. Het betreft de volgende apparatuur. De gegevens liggen opgeslagen bij de Technische Dienst.
12.
Overzicht van Milieu-incidenten en de genomen maatregelen
Milieuklachten kunnen in het St. Elisabeth Ziekenhuis op verschillende manieren worden ingediend. Extern o Voor omwonenden en buitenstaanders bestaat de mogelijkheid om bij de klachtenfunctionaris van het St. Elisabeth Ziekenhuis een klacht in te dienen. In 2013 zijn er geen externe klachten ingediend die een relatie hebben met milieuaspecten. Intern o Dit kan via Ultimo (beheer en registratie apparatuur in het St. Elisabeth Ziekenhuis) of via een Arbo-melding. Ook in 2013 zijn er geen klachten ingediend die gevolgen voor het milieu hebben. o Meldingsysteem Medewerkers. Eind 2010 is het meldingsysteem voor medewerkers in gebruik genomen. Het belang en het nut van de invoering van dit systeem is vooral gelegen in de snelle wijze van afhandeling die dit systeem biedt. Indien een melding door een van de medewerkers wordt gedaan wordt meteen een e-mail gestuurd naar de betrokken leidinggevende en afhankelijk van de categorie van de klacht worden meldingen die samenhangen met gevaarlijke stoffen of het milieu meteen “doorgestuurd” naar de beleidsmedewerker Milieu en Veiligheid zodat deze rapportages kan maken en de voortgang kan volgen. In 2013 is door medewerkers één melding gedaan die verband houden met het milieu. Het betrof hier een “foutief” gecategoriseerde melding, waarmee er de facto geen meldingen zijn gedaan die betrekking hebben op gevaren voor het milieu.
20
Bijlage I: Interne audit Milieuzorgsysteem Veiligheid en Milieu algemeen Inleiding De interne audit is een instrument om verbeterpunten op te sporen. Voor u ligt het auditrapport met daarin de bevindingen die voortgekomen zijn uit de interne audit. Aan de hand van het Milieuzorgsysteem is getoetst in welke mate dit systeem in St. Elisabeth Ziekenhuis functioneert en is geïmplementeerd. Opmerkingen Het doel van deze interne audit in 2012 is om te controleren of deze checklist op deze wijze voldoende informatie geeft m.b.t. het gevoerde milieubeleid in het EZ. Deze interne audit is voor een belangrijk deel middels interviews met verantwoordelijke tot stand gekomen. Veel van de antwoorden zijn tijdens de inspectieronde wel gecontroleerd. Bevindingen In de hieronder staande tabellen worden per aandachtsgebied het audit-item, de bevindingen en bron weergegeven. Alle bevindingen die verbetering behoeven zijn vet gedrukt. Bron en Focus: Milieuzorgsysteem EZ Opmerking: opmerking van auditoren of geauditeerden.
Nr. Eis A. Algemeen 1
2
3
4
5
6
Het voldoen aan de voorschriften verbonden aan de vergunning en de overige milieuwetten. Ten behoeve van de hulpverlening bij en de bestrijding van brand en calamiteiten moeten herstelwerkzaamheden aan wegen en/of gehele of gedeeltelijke blokkering van wegen zo kort mogelijk duren. Indien zich een onvoorziene gebeurtenis voordoet, waardoor giftige, gevaarlijke en/of hinderveroorzakende stoffen buiten de inrichting zijn gekomen danwel kunnen komen, moeten onmiddellijk maatregelen worden getroffen om zoveel mogelijk de gevolgen te beperken c.q. aan het gevaar een einde te maken. Van een en ander dient terstond kennis te worden gegeven aan de afdeling Milieuzaken van gemeente Tilburg en zonodig aan de gemeentelijke brandweer. Personeelsleden, die ingevolge hun functie direct of indirect zijn betrokken bij de opslag, verlading en verwerking van de in de inrichting aanwezige hulp- en afvalstoffen moeten zodanig zijn geïnstrueerd, dat zij op de hoogte zijn van: o de eigenschappen met betrekking tot gevaar, schade en/of hinder van de bestreffende stoffen. o de in acht te nemen maatregelen voor het veilig en op de juiste wijze werken met de betreffende stoffen. o de te treffen maatregelen voor het bestrijden van gevaarlijke of voor de omgeving hinderlijke situaties, waarbij de betreffende stoffen betrokken (kunnen) zijn. Personeelsleden van derden die werkzaamheden moeten verrichten op het ziekenhuisterrein zodanig instrueren, dat de door hen te verrichten werkzaamheden geen gevaar opleveren voor de installaties, opslag en dergelijke en niet in strijd zijn met het gestelde in de vergunning. Ten behoeve van een goede uitvoering van de in de het ziekenhuis plaatsvindende activiteiten, waarbij het verloop van de processen en het voorkomen van onveilige situaties en/of milieuverontreiniging in belangrijke mate wordt bepaald door menselijk handelen, moeten duidelijke werkvoorschriften zijn gesteld. Bedoelde werkvoorschriften moeten: o een verantwoorde uitvoering van de betreffende activiteiten mogelijk maken. o voor directe inzage beschikbaar zijn in de nabijheid van de plaats(en), waar de activiteiten plaatsvinden. o in een voor het betrokken personeel leesbare taal zijn geschreven. Van uitgevoerde beproevingen en inspecties moeten onderstaande gegevens in registers worden vastgelegd: o datum van de werkzaamheden en door wie de werkzaamheden
Opmerkingen
Geen accidenten in 2013
Geen accidenten in 2013
6x per jaar is overleg gevaarlijke stoffen
Hiervoor worden zgn. werkbriefjes gebruikt. In 2013 is tevens een werkinstructie ontwikkeld. Zijn voor alle medewerkers in te zien in dbsEZ
Zie uitgevoerde rapporten
21
o o o
zijn verricht. bevindingen. overzicht van de getroffen maatregelen om gecontroleerde onvolkomenheden ongedaan te maken. Deze gegevens moeten ten minste voor de duur van 2 jaar worden bewaard.
Milieuaspecten 7 8
9
10
Het is verboden stankverspreidende en verstopping veroorzakende stoffen te lozen op de bedrijfsriolering. Het Bedrijfsafvalwater moet door middel van vloeistofdichte leidingen naar buiten de inrichting worden afgevoerd, een en ander conform de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater. Het is verboden op het ziekenhuisterrein vluchtige stoffen, oliën, vetten, chemicaliën en dergelijke te laten uitvloeien. Indien toch stoffen op of in de bodem geraken dient: o daarvan melding te worden gedaan bij de afdeling Milieu-zaken van de dienst Stadsbeheer van de gemeente Tilburg. o maatregelen te treffen om verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen. o de opgetreden verontreiniging van bodem en grondwater op milieuhygiënische verantwoorde wijze ongedaan te maken. o Eventuele tanks en/of leidingen die met de verontreinigde stoffen in aanraking zijn geweest, te doen controleren op aantasting en indien nodig, te doen herstellen of vervangen. Afvalstoffen dienen deugdelijk te worden opgeslagen in gesloten vaten, bakken of containers en op verantwoorde wijze te worden afgevoerd.
11
Chemische afvalstoffen alsmede hun (bijna) ledige verpakkingen dienen conform de wettelijke regels te worden afgevoerd.
12
Het is verboden afvalstoffen op het ziekenhuisterrein te verbranden of te begraven of op andere wijze in de bodem af te voeren. Afvalstoffen moeten naar hun soort en aard worden gescheiden, sommige soorten van afvalstoffen voor hergebruik te bestemmen, alsmede gebruik te maken van retour emballage. Meting en beoordeling van de geluidsniveau's buiten, dient te geschieden conform het gestelde in de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" ) Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, maart 1981).
13
14
Niet van toepassing
Geen accidenten in 2013
Opslag conform PGS15, tevens gecontroleerd door de Inspectie voor Leefomgeving en Transport. Opslag conform PGS15, tevens gecontroleerd door de Inspectie voor Leefomgeving en Transport. Wordt niet gedaan Zie overzicht afvalstoffen: Gescheiden inzameling / opslag en verwijdering Geen geluidsmetingen verricht in 2013.
Laboratoria 15
Een laboratorium dient te voldoen en te zijn ingericht zoals is gesteld in de Publicatiebladen P-130 en P-130-1 van de Arbeidsinspectie.
Inrichting Laboratoria voldoen aan wettelijke voorschriften
Opslag Gasflessen 16
17
18
De opslagruimten moet buiten het bereik van onbevoegden worden gehouden en behoudens het inbrengen en uitnemen van gasflessen met slot en sleutel zijn gesloten. In een opslagruimte en binnen een afstand van 2 m van de wanden met laag gelegen ventilatieopeningen mag: o geen vuur of een oppervlak met een temperatuur van meer dan 350 C, waardoor een aldaar eventueel aanwezig gasmengsel zou kunnen worden ontstoken, aanwezig zijn. o niet worden gerookt. In een opslagruimte mogen geen gasflessen worden geopend.
Correct
Correct
Correct
Gassen in tanks 19
20
21 22 23
Het bewijs van goedkeuring dat wordt afgeven door de Dienst van het Stoomwezen, alsmede de verklaringen van herkeuringen, moeten aan Burgemeester en Wethouders worden overgelegd, indien een redelijke vermoeden bestaat dat het reservoir onveilig is moet het reservoir tevens worden herkeurd. De vulslang alsmede bijbehorende koppelingen tussen het aanvoerende reservoir en het reservoir moeten van een deugdelijke constructie zijn en moeten zijn bestand tegen vloeibare zuurstof; zij moeten ten minste één keer per jaar worden gecontroleerd en hydraulisch op 35 bar (35 kgf/cm) worden beproefd. Het reservoir mag voor ten hoogste 90 % worden gevuld. Reparaties aan de zuurstof-installatie mogen slechts door terzake deskundig personen worden uitgevoerd. Pakkingen, smeermiddelen en overige middelen, welke worden gebruikt
Geen accidenten in 2013
Correct
Correct Geen accidenten in 2013 Correct
22
bij de zuurstofinstallatie, moeten olievrij en onbrandbaar zijn.
Dieselolie en huisbrandolie in bovengrondse tanks 24
25 26
27
28
Het vullen van de tank moet geschieden door middel van een aan de vulleiding gekoppelde losslang en met zodanige voorzorgen dat lekken en morsen van vloeistof wordt voorkomen. De tank mag slechts voor 95% worden gevuld. Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overgebracht en de losslang is afgekoppeld, moet de vulleiding met een goed sluitende dop of een afsluiter worden afgesloten. Indien op welke wijze dan ook verontreiniging van de bodem door aardolieproducten optreedt, moet: o deze verontreiniging terstond worden gemeld aan de afdeling Milieuzaken van de Gemeente Tilburg o de verontreinigde grond zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een week zijn verwijderd en afgevoerd op aanwijzing van de onder "A" genoemde instantie. Indien de tank op enigerlei wijze lek is, dan wel sporen van lekkage vertoont, dient deze lekkage onverwijld opgespoord te worden en afdoende te worden gerepareerd. De installatie van de tank en leidingen dient vervolgens op zijn dichtheid te worden gecontroleerd, bij een inwendige overdruk van 30 kPa met lucht of van 200 kPa met water. Bij het persen mag gedurende ten minste 15 minuten geen drukverlaging optreden. Bij beproeving met lucht moet op de tank een U-vormige open pijp met waterkolom als veiligheid zijn aangebracht. Bij de beproeving mag eventueel produkt in de tank aanwezig zijn. Van een en ander dienen schriftelijke verklaringen door het keuringsinstituut voor Waterleidingsartikelen (K.I.W.A.) of een door dit instituut erkende deskundige aan het gemeentebestuur te worden overhandigd.
Correct
Correct correct
Geen accidenten in 2013
Geen accidenten in 2013
Verwarmingsinstallaties Algemeen 29
Een verbrandingsgasafvoersysteem moet zo vaak als nodig is en bij toepassing van olie als brandstof tenminste jaarlijks inwendig worden gereinigd, zonder dat roet en andere verbrandingsresten buiten de inrichting worden verspreid.
Correct; (Zie rapport)
Aardgas 30
31
Met aardgas te stoken stooktoestellen met een nominale belasting van 130 kW en meer, doch niet meer dan 660 kW moeten voor de ingebruikneming en vervolgens - evenals stooktoestellen welke in gebruik zijn genomen voor het tijdstip van de vergunningverlening - telkens na 4 jaar aan de hand van het GIVEG-keuringseisen op goed en veilig functioneren worden gecontroleerd door het aardgasleverend bedrijf, het VEG-gasinstituut N.V. of een andere door het aardgasleverende bedrijf erkende deskundige. Aardgasbranderinstallaties met een nominale belasting van meer dan 660 kW moeten voor de ingebruikneming van vervolgens - evenals installaties welke in gebruik zijn genomen voor de vergunningverlening - telkens na 2 jaar aan de hand van de VISA-voorschriften op goed en veilig functioneren worden gecontroleerd door het aardgasleverend bedrijf, het VEG-gasinstituut of een andere deskundige in het bezit van het diploma VISA-inspecteur.
Correct
Correct
Olie 32 33
34
De verwarmingsketels mogen conform de aanvraag uitsluitend in geval van nood en onderhoud met olie worden gestookt. Met olie te stoken stooktoestellen moeten zodanig zijn ingericht en worden onderhouden, dat over het gehele regelbereik een nagenoeg rookloze verbranding wordt verkregen, waarbij het roetgehalte van de verbrandingsgassen, behoudens onmiddellijk na het starten c.q. het aansteken van een brander, het roetcijfer 3 - gemeten direct achter het stooktoestel en bepaald volgens de filtreerpapiermethode van Bacherach - niet overschrijdt. De verbrandingsgassen mogen geen roetdeeltjes bevatten groter dan 0,5 mm.29. Met olie te stoken stooktoestellen moeten voor de ingebruikneming en vervolgens - evenals stooktoestellen welke in gebruik zijn genomen voor de vergunningsverlening - tenminste jaarlijks op de goede werking worden gecontroleerd en zonodig worden afgesteld; voor stooktoestellen met een nominale belasting van meer dan 130 kW moeten de bedoelde controle
Niet van toepassing in 2013 Correct
Correct (Zie rapport)
23
en de afstelling worden uitgevoerd door vergunningverlenende instantie erkende deskundige.
een
door
de
Aanvullende voorschriften voor stoomketelinstallaties 35
36
37
38
Naast de genoemde voorschriften zijn voor de stoomketelinstallaties de navolgende voorschriften van toepassing. Voor wijzigingen, reparaties of veranderingen in de gebruiksomstandigheden van de genoemde drukvaten en drukleidingen is toestemming van de betrokken keuringsinstantie noodzakelijk. De genoemde drukvaten en drukleidingen moeten door de Dienst voor het Stoomwezen volgens een door deze dienst te bepalen termijn worden herkeurd. Van de genoemde drukvaten en drukleidingen moet een keuringsmap aanwezig zijn; in deze map moeten minimaal zijn opgenomen: o het BOB. o een gewaarmerkte tekening en; o enkele aantekeningenbladen; Alle resultaten van de bevindingen door de ambtenaren van de Dienst voor het Stoomwezen tijdens de periodieke onderzoeken, wijzigingen en/of reparaties moeten in de keuringsmap worden opgenomen. Genoemde drukvaten en drukleidingen welke deel uitmaken van bestaande installaties en waarvoor door de Dienst voor het Stoomwezen geen "Bewijs van Onderzoek en Beproeving" is afgegeven moeten alsnog voor keuring aan deze Dienst worden aangeboden; indien blijkt dat voor deze drukvaten en drukleidingen geen "Verklaring van geen bezwaar" kan worden afgegeven, mogen deze vaten of leidingen niet in bedrijf zijn.
Niet van toepassing in 2013
Keuringsrapporten Gegevens correct
aanwezig.
Zijn aanwezig, worden beheerd door Technische Dienst.
Niet van toepassing in 2013
Aanvullende voorschriften voor installaties met een vermogen van meer dan 2500 kW. 39
Van de jaarlijkse controle, alsmede van alle onderhoudsreparatiewerkzaamheden moet een logboek worden bijgehouden.
en
Zijn aanwezig
24
Bijlage II: Interne audit Milieuzorgsysteem Veiligheid en Milieu Gedetailleerd Bevindingen In de hieronder staande tabellen worden per aandachtsgebied het audit-item, de bevindingen en bron weergegeven. Alle bevindingen die verbetering behoeven zijn vet gedrukt. Bron en Focus: Het Afvalbeheersplan Opmerking: opmerking van auditoren of geauditeerden.
Checklist Interne audit Veiligheid en Milieu Checklisten betreffende voorschriften Wet Milieubeheer Nr. Eis A. Algemeen
Opmerkingen
1
De terreinverlichting moet zodanig zijn dat buiten de inrichting geen hinderlijke lichtstraling Correct waarneembaar is. 2 De elektrische installatie moet zodanig zijn, dat geen storing optreedt in de radio- en/of Correct televisieontvangst. 3 De vloer van de traforuimte dient tezamen met de opstaande wanden een vloeistofdichte bak te Correct vormen. Bij het verrichten van onderhouds- respectievelijk reparatiewerkzaamheden aan de trafo's dienen er maatregelen getroffen te worden dat vloeistoffen uit de trafo's noch rijkelijk kunnen uitstromen noch zich buiten deze werkruimten kunnen begeven. 4 De acculaadruimte dient te zijn voorzien van een afzuiginrichting De acculaadruimte is in 2012 aangepast welke zo hoog mogelijk is aangebracht. en voldoet aan de praktijkrichtlijn Veilig werken bij het laden van tractiebatterijen (NPR 3299). 5 De gebouwen van het ziekenhuis moeten doelmatig tegen blikseminslag zijn beveiligd, een en ander Correct conform NEN 1014. B. Milieuaspecten 6 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige Correct toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, mag op de genoemde waarneempunten van het akoestisch onderzoek van Cauberg-Huygen (PGE/2005.0114/cLSC) d.d. 31 januari 2005 inclusief aanvulling 16 maart 2005 (2005.0114-01), niet meer bedragen dan de het rapport aangegeven waarden. 7 Het maximale geluidsniveau (LAmax) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en Correct installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, mag op de genoemde waarneempunten van het akoestisch onderzoek van CaubergHuygen (PGE/2005.0114/cLSC) d.d. 31 januari 2005 inclusief aanvulling 16 maart 2005 (2005.0114-01), niet meer bedragen dan de in het rapport vermelde waarden 8 Het meten en berekenen van de geluidniveaus, en het beoordelen van de meetresultaten moet Correct plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999). 9 Brandwerende en brandpreventieve voorzieningen dienen in overleg Tijdens het maandelijks overleg met de met de afdeling Preventie van de Gemeentelijke Brandweer te Brandweer Tilburg worden evt. worden aangebracht. voorzieningen die aangebracht worden (of dienen te worden) in het kader van de gebruiksvergunning) besproken. 10 De aanwezige blusmiddelen moeten onbelemmerd kunnen worden Tijdens controlerondes uitgevoerd door de bereikt, steeds goed bereikbaar zijn en jaarlijks op hun deugdelijkheid Coördinator BHV wordt dit voortdurend worden gecontroleerd. gecontroleerd en waar dat problemen oplevert gemeld bij het verantwoordelijk hoofd van deze afdeling. In 2013 zijn geen afwijkingen gevonden. C. Werkruimten Keuken 11 De dampen die vrijkomen tijdens het bereiden van voedsel moeten, zonder zich in of buiten de Correct inrichting te kunnen verspreiden, door middel van mechanische afzuiginstallaties worden afgezogen en door uitsluitend voor dit doel bestemde leidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. 12 De bovengenoemde dampen moeten alvorens in de buitenlucht te worden afgevoerd een Correct vetvangend luchtfiltersysteem passeren. De constructie van de filters moet zodanig zijn, dat de filterlichamen uitneembaar en verwisselbaar zijn. Deze voorziening is ook aanwezig in de Brasserie. 13 De afvoerleidingen dienen ten minste 1 meter boven de dakdoorvoer uit te monden. Correct 14 Een vetvangend luchtfilter moet zo dikwijls als dit voor de goede werking daarvan noodzakelijk is, Correct doch ten minste éénmaal per week worden ontdaan van vetafzetting of worden vervangen.
25
15
In de afzuig- en in de afvoerleiding van een mechanische afzuiginstallatie moet zo dicht mogelijk bij Correct ventilator (exhauster) een flexibel verbindingsstuk van buigzaam en trillingdempend materiaal zijn aangebracht, waarbij de uiteinden van de te verbinden leidingen ten minste 15 cm. van elkaar verwijderd moeten blijven. 16 Een afzuigsysteem (afzuigkap, leidingen, filterkasten enzovoorts) moet luchtdichte wanden bezitten. Correct 17 Het ventilatiesysteem van de keuken dient zodanig te zijn uitgevoerd dat tijdens het in werking zijn Correct van de mechanische afzuiginstallaties voldoende lucht wordt toegevoerd en een goede dwarsventilatie van deze ruimte is gewaarborgd. Eventuele luchttoevoeropeningen, welke directe verbindingen geven met de buitenlucht moeten zijn voorzien van jaloezieën, welke de openingen afsluiten zolang de mechanische afzuiginstallaties niet in werking zijn. 18 De afzuiginstallaties moeten tot ten minste een half uur na het beëindigen van de kook- en Correct bakwerkzaamheden in werking zijn. 19 Alle gasbranders moeten met vaste leidingen en koppelingen van staal, koper, of messing aan de Correct stalen gastoevoerleiding zijn verbonden. 20 In elk van de gastoevoerleidingen naar de gasbranders moet nabij het desbetreffende Correct gasverbruiktoestel een ten allen tijden gemakkelijk bereikbare kraan aanwezig zijn. 21 Alle gasbranderinstallaties moeten zijn voorzien van een aansteekbrander, welke zodanig met de Correct betreffende hoofdbrander is gekoppeld, dat deze geen gas krijgt toegevoerd, indien de aansteekbrander niet brandt en bovendien zodanig ten opzichte van de betreffende hoofdbrander is opgesteld, dat deze onder alle omstandigheden ontsteekt; de ontsteking moet rustig, zonder explosie, plaatsvinden. 22 Alle gasverbruiktoestellen in de inrichting moeten voldoen aan de desbetreffende GIVEG- Correct keuringseisen, zoals deze op de datum van de vergunning van kracht waren en voor zover deze betrekking hebben op de beveiliging, de ontsteking en het ontwijken van gas; voor regelmatig en vakkundig onderhoud moet worden zorggedragen. 23 Gasverbruiktoestellen, welke geschikt zijn voor plaatsing op een tafel en dergelijke, moeten Niet van toepassing zijn geplaatst op een plaat van ontbrandbaar en hittebestendig materiaal en moeten zodanig zijn vastgezet, dat deze tijdens het gebruik niet kunnen bewegen. 24 Een frituuroven moet zodanig thermisch zijn beveiligd, dat de temperatuur van het bakmedium niet Correct boven de 180 C kan oplopen; voeding- en genotmiddelen die op een hogere temperatuur worden afgebakken, mogen uitsluitend in een daarvoor bestemde bakpan worden gebakken, die zodanig thermisch moet zijn beveiligd dat de temperatuur van het bakmedium niet boven 200 C kan oplopen. 25 Bakresten en bakbezinksels moeten elke dag uit de frituurovens worden verwijderd. Correct 26 De vloer van de keuken moet waterdicht zijn en afwaterend zijn gelegd naar een of meer putten, Correct welke via een stankafsluiter zijn aangesloten op de riolering. 27 De toegangsdeuren van de keuken met uitzondering van de buitendeuren, moeten elk een Correct brandwerendheid bezitten van ten minste 30 minuten (NEN 3885), deze deuren moeten zelfsluitend zijn ingericht en mogen in geopende stand niet zijn vastgezet. Werkplaats Technische Dienst 28 Indien de gereinigde transportlucht naar buiten de inrichting wordt afgevoerd mag het stofgehalte Correct van deze lucht ten hoogste 50 mg/m3 bedragen. 29 De vloeren van de werkplaatsen moeten vloeistofdicht zijn en van onbrandbaar en oliebestendig Correct materiaal zijn vervaardigd. Laboratoria 30 In een laboratorium mogen slechts proefnemingen op laboratoriumschaal plaatsvinden. Correct Indien werkzaamheden in een zuurkast worden verricht, dient de afzuiginstallatie steeds in werking te zijn zodat schadelijk dampen en gassen zonder zich in de werkruimte te kunnen verspreiden bij de bron worden afgezogen. Deze moeten via een uitsluitend daartoe bestemde leiding in de buitenlucht worden gebracht waarbij er zorg moet worden gedragen dat geen producten in druppel of aërosolvorm wordt uitgestoten. Een afvoerleiding dient ten minste 2 m bovendaks uit te monden. Indien de afvoerleiding van een regenkap is voorzien, dient deze zodanig geconstrueerd te zijn dat de gasstroom verticaal omhoog gericht is. Opslag 31 Niet in gebruik zijnde gasflessen dienen opgeslagen te zijn in de speciaal daarvoor bestemde Correct opslagruimten. 32 De wanden en de afdekking van een opslagruimte moeten een brandwerendheid hebben van Correct tenminste 60 minuten. 33 Een opslagruimte moet doelmatig op de buitenlucht zijn geventileerd, door het aanbrengen van Correct openingen, voorzien van roosters op vloerhoogte. 34 In een opslagruimte mag geen ander kunstlicht worden gebruikt dan elektrisch licht. De Correct verlichtingsarmaturen moet vast zijn aangebracht en door hun plaats of uitvoering tegen mechanische beschadiging zijn gevrijwaard. Schakelaars, wandcontactdozen en verlichtingsarmaturen moeten ten minste 1,20 m boven de grondslag van de bewaarplaats zijn aangebracht. Overigens dient de elektrische installatie te voldoen aan de voorschriften welke gelden voor ruimten met beperkt gasontploffingsgevaar zoals aangegeven in de norm NEN 1010, uitgave 1962 en 1975 en NEN 3125 uitgave 1969. Gassen in tanks 35 Vloeibare zuurstof moet worden bewaard in uitsluitend daartoe bestemde reservoirs. Correct 36 Een reservoir moet zijn geconstrueerd voor het bewaren van vloeibare zuurstof en bestand zijn tegen Correct
26
37 38 39 40
41
42 43
44
45
46 47
48 49 50
51 52
53 54 55 56 57 58 59 60
optredende drukken en temperaturen. Het reservoir moet thermisch goed zijn geïsoleerd. Isolatiemateriaal van de zuurstoftank mag met Correct zuurstof geen chemische reactie kunnen aangaan. Isolatiemateriaal mag niet ontleden bij verhitten. De dichtheid van een eventueel vacuumvat (buitenvat) moet zodanig zijn, dat het vereiste vacuüm, Correct gedurende de bedrijfstijd van de tank, behouden blijft. De vacuümruimte moet in verbinding staan met een afblaasveiligheid van voldoende doorlaat, die Correct opent bij een geringe overdruk in de vacuümruimte. Alle delen van de installatie, welke de laagste temperatuur kunnen aannemen, moet zijn vervaardigd Correct van materiaal dat geschikt is voor het gebruik bij de laagste temperatuur die de vloeibare zuurstof tijdens het verblijf in het reservoir aanneemt. Het reservoir moet zijn voorzien van ten minste één doelmatige afblaasklep, die in directe Correct verbinding staat met de dampruimte van het reservoir. Bij gebruik van meer dan één klep moeten deze zodanig zijn gekoppeld dat er altijd één afblaasklep in directe verbinding staat met de dampruimte. De afblaasklep van het reservoir moet openen, wanneer de toelaatbare bedrijfsdruk wordt Correct overschreden. Het reservoir moet zijn voorzien van een doelmatige: Correct o inrichting, waarmede het binnenvat kan worden geledigd. o vloeistofaanwijzer. o manometer, welke ten minste een druk kan aanwijzen die 25 % hoger is dan de toelaatbare bedrijfsdruk van het reservoir. Het reservoir moet van de volgende kentekenen zijn voorzien, welke moeten zijn ingeslagen, hetzij Correct op het reservoir zonder de sterkte daarvan te beïnvloeden, hetzij op een roestvrij stalen plaat die met het reservoir metallisch is verbonden: o gassoort. o inhoud van de vacuümruimte in m3. o inhoud binnenvat in m3. o vullingsgraad in %. o bedrijfstemperatuur in C. o toelaatbare bedrijfsdruk in bar. o persdruk in bar. o bouwjaar. o leverancier. o registratienummer. o keuringsinstantie. De stijfheid en de sterkte van de ondersteuningsconstructie moet voldoende zijn om schadelijke Correct vervorming van het reservoir als gevolg van verzakking van de steunpunten of van weerinvloeden te voorkomen. Het reservoir moet door de Dienst voor het Stoomwezen voor de opslag van vloeibare zuurstof zijn Correct goedgekeurd. Het bewijs van goedkeuring dat wordt afgegeven door de Dienst van het Er bestaat geen Stoomwezen, alsmede de verklaringen van herkeuringen, moeten aan Burgemeester aanleiding tot herkeuring en Wethouders worden overgelegd, indien een redelijk vermoeden bestaat dat het reservoir onveilig is moet het reservoir tevens worden herkeurd. Het uitwendige van de installatie moet deugdelijke tegen corrosie zijn beschermd. Appendages en leidingen moeten bestand zijn tegen optredende drukken en temperaturen. Schroefdraadverbindingen moeten van het genormaliseerde conische type zijn; zij moeten Correct flensverbindingen zodanig zijn uitgevoerd dat ze dicht blijven bij afkoelen tot de temperatuur van de vloeibare zuurstof; schroefdraad- en flensverbindingen mogen alleen zijn toegepast voor onderdelen die verwisseld moeten kunnen worden. De leidingen moeten waar mogelijk bovengronds zijn gelegd; ondergrondse leidingen moeten tegen Correct belasting door het verkeer zijn beschermd. Alle leidingen en bijbehorende bevestigingen van leidingen en appendages moeten zodanig zijn Correct uitgevoerd, dat er geen ontoelaatbare spanningen ten gevolge van montage, verzakkingen of temperatuurverschillen ontstaan. Leidingen moeten lekvrij zijn verbonden door een doelmatige koppeling door lassen of hardsolderen. Correct Een leidinggedeelte tussen twee afsluiters, waarin door het opsluiten van vloeibare zuurstof een Correct ontoelaatbare drukverhoging kan ontstaan, moet zijn voorzien van een drukontlastklep. In de zuurstof-afnameleiding moet zo dicht mogelijk bij het reservoir een afsluiter aanwezig zijn. Correct Afblaaskleppen en afblaassluiters moeten zijn voorzien van een afvoerleiding, welke tegen inregenen Correct en dichtvriezen beschermd moeten zijn. Afblaaskleppen en de aan- en afvoerende leidingen daarvan moeten een zodanige doorlaat hebben, Correct dat de druk in het reservoir niet meer 10 % boven de toelaatbare bedrijfsdruk kan stijgen. De aansluitkoppeling van de vulleiding (het vulpunt) van het reservoir moet deugdelijk zijn Correct ondersteund en specifiek voor zuurstof zijn bestemd Het aansluitpunt van de vulslang op het aanvoerende reservoir moet zich tijdens het vullen bevinden Correct boven het daartoe bestemde vloergedeelte. Voor het bedienen van de zuurstof installatie en voor het toezicht tijdens het vullen van het reservoir Correct moeten één of meer personen zijn aangewezen, die voldoende geïnstrueerd zijn omtrent de
27
bedieningen onder normale onstandigheden en met de te treffen maatregelen bij bijzondere omstandigheden. 61 Het vullen van het reservoir mag niet geschieden, indien daarbij wordt gerookt of open vuur aanwezig is; de moter van het voertuig, waarmee de vloeibare zuurstof wordt aangevoerd, mag niet in werking zijn tijdens het aan- of afkoppelen van de vulslang en, indien deze motor daarbij niet benodigd is, ook niet tijdens het vullen. 62 Afsluiters in de vulleiding mogen alleen tijdens het vullen geopend zijn; na het vullen van het reservoir moet de vulleiding worden afgesloten door een blinde flens of met een afsluitdop, beide met ventilatieopening. Aanvullende voorschriften bij opstelling op een open terrein 63 Het terrein, waarop het reservoir en het vulpunt zijn gelegen moet een goede natuurlijke ventilatie hebben en moet daartoe aan tenminste twee tegenover elkaar gelegen zijden open zijn, tenzij daarlangs een slechts lage, niet gesloten bebouwing voorkomt. 64 Het reservoir en het vulpunt moeten zo centraal mogelijk op het terrein zijn opgesteld; de lengte en de breedte van het terrein moeten tenminste tweemaal de middellijn van het reservoir groter zijn dan de lengte, respectievelijk de breedte van de projectie van het reservoir met toebehoren op de vloer. 65 Het terrein, waarop het reservoir alsmede het vulpunt zijn gelegen, mag niet voor onbevoegdheden bereikbaar zijn. 66 De reservoirs dienen op de op tekening aangegeven plaats te zijn opgesteld. Binnen 3 m afstand van de reservoirs mogen geen kelderopeningen of straatkolken aanwezig zijn. 67 Op ten minste 1 m van de reservoirs met toebehoren moet een doelmatig hekwerk van metaalgaas, hoog tenminste 2 m aanwezig zijn; de vulpunten moeten zich binnen dit hekwerk bevinden; de afstand tussen het hekwerk en een vulpunt moet tenminste 0,35 m zijn; het hekwerk moet nabij het vulpunt zodanig zijn uitgevoerd, dat dit onbereikbaar is voor onbevoegden. 68
In het hekwerk moet zich in twee tegenover elkaar gelegen zijden een naar buiten opendraaiende deur bevinden, welke van buitenaf met een sleutel afsluitbaar is, doch van binnenuit zonder sleutel kan worden geopend, de toegang tot elke deur moet zijn vrijgehouden. 69 De vloergedeelten, zijnde de projecties van het reservoir met toebehoren, het vulpunt en het aansluitpunt van de vulslang op het voertuig, waarmee de vloeibare zuurstof wordt aangevoerd alsmede de vloergedeelten tot een afstand van respectievelijk tenminste 1 m, 2 m en 2 m van deze projecties, moeten bestaan uit materiaal dat met vloeibare zuurstof niet brandbaar is (beton of tegels); deze vloergedeelten moeten zoveel mogelijk naadloos en vlak zijn. 70 De vloer binnen het hekwerk moet tenminste op peil van het omliggende terrein zijn gelegen. 71 De bovengrondse leidingen buiten het hekwerk en het vulpunt moeten tegen mechanische beschadiging zijn beschermd door schamppalen, een vangrailconstructie of anderszins. 72 Binnen het hekwerk en op het open terrein binnen een afstand van 3 m van het reservoir mag, behoudens bij noodzakelijke werkzaamheden verricht door terzake deskundige personen, geen vuur aanwezig zijn; binnen het hekwerk mag niet worden gerookt. 73 Op het hekwerk moet nabij elke deur met duidelijk leesbare letters van tenminste 50 mm hoogte het opschrift "Roken en vuur verboden" of een overeenkomstig genormaliseerd veiligheidsteken volgens de norm NEN 3011, uitgave 1960, aanwezig zijn. 74 De uitmonding van de afvoerleiding van een afblaasklep moet zich in de onmiddellijke nabijheid van het reservoir bevinden; de uitmonding van de afvoerleiding van de afblaassluiter van de vulleiding moet zich in de onmiddellijke nabijheid van het vulpunt bevinden; het afblazen moet in een veilige richting plaatsvinden. 75 Binnen een afstand van 3 m van het reservoir met toebehoren en het vulpunt moet de elektrische installatie zijn uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen voor ruimten met verhoogd brandgevaar, zoals aangegeven in de normen van NEN 1010, uitgave 1962, alsmede de aanvulling op NEN 1010, uitgave 1975. Brandbare vloeistoffen en chemicaliën in vaatwerk 76 De opslag van kleine hoeveelheden brandbare vloeistoffen dienen een brandwerendheid van tenminste 60 minuten te bezitten. Deze opslag moet zijn voorzien van een vloeistofdichte opvangbak met een inhoud van ten minste de inhoud van de grootste erin opgeslagen verpakking vermeerderd met 10 % van de totale voorraad. 77 De opslag van brandbare vloeistoffen en chemicaliën in de daarvoor bestemde opslagruimten moet voldoen aan de voorschriften die zijn opgenomen in de richtlijn van de Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen PGS 15 Opslag gevaarlijke stoffen Dieselolie en huisbrandolie in bovengrondse tanks 78 In de tanks mag slechts een product zijn opgeslagen, waarvan het vlampunt bepaald volgens de methode Pensky-Martens bij 101,3 kPa, hoger dan 55 C is gelegen. 79 De stijfheid en de sterkte van een tank moeten voldoende zijn om schadelijke vervorming als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden moet zijn verzekerd. 80 Een tank moet een cilindrische vorm hebben en zijn vervaardigd van gewalst staal, dat tenminste voldoet aan de eisen voor Fe 360, volgens Euronorm 25-72, tabel 2. De dikte van de voor de tankwand gebruikte plaat moet ten minste 3 mm bedragen. De bodems moeten bol en zodanig zijn gevormd, dat de bevestigingsnaad van de bodem aan de romp in het cilindrische deel van de tank is aangebracht.
Correct
Correct
Correct
Correct
Correct Correct Correct
Correct
Correct
Correct Correct Correct
Correct
Correct
Correct
Correct
Correct
Correct Correct
Correct
28
De bodems moeten minstens even sterk zijn als de romp van de tank. Alle lassen moeten doorgelast zijn en overigens voldoen aan de eisen van goed vakmanschap. 81 Een tank moet zijn voorzien van afsluitbare openingen, waardoor het inwendige wandoppervlak kan worden onderzocht. 82 De ondersteunende constructie van een tank moet uit onbrandbaar materiaal bestaan. Op plaatsen waar kans op verzakking bestaat, dient een doelmatige fundatie te worden aangebracht. 83 In elke aansluiting op de tank beneden het hoogste vloeistofniveau moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een metalen afsluiter zijn geplaatst. Deze moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is geopend danwel is gesloten. 84 Het uitwendige van de tank en de leidingen moet deugdelijk tegen corrosie zijn beschermd, bijvoorbeeld door een oppervlaktebehandeling en het direct daarna aanbrengen van een doelmatige verf. 85 De installatie van de tank en de leidingen moet vloeistofdicht zijn, hetgeen door een beproeving moet kunnen worden aangetoond. 86 De doorvoer van de leidingen door een muur moet vloeistofdicht zijn. De leidingen moeten zodanig zijn uitgevoerd dat bij een zetting van de tank geen beschadiging van de leidingen of de tank kan plaats vinden. 87 Olieleidingen met uitzondering van flexibele leidingen aan een aftapinrichting moeten zijn vervaardigd van metaal van voldoende mechanische sterkte. De verbindingen moeten onder alle omstandigheden even sterk zijn als de rest van de leidingen. De leidingen en de appendages moeten blijvend oliedicht zijn. Leidingen moeten tegen mechanische beschadiging zijn beschermd. 88 De aanleg van de leidingen moeten zodanig zijn dat beschadiging ten gevolge van temperatuur en spanningen en oorzaken van buitenaf wordt voorkomen. 89 Ondergrondse leidingen moeten zonodig tegen corrosie worden beschermd. 90 Een dubbelwandige tank moet zijn geplaatst in een vloeistofdichte opvangbak met een inhoud welke tenminste gelijk moet zijn aan de inhoud van de grootste erin geplaatste tank. De opvangbak moet voldoende sterk zijn om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van een lekkage optredende vloeistofdruk. Het plaatsen van een tank in een vloeistofdichte kelder is eveneens toegestaan. 91 Het hemelwater moet uit de opvangbak worden afgevoerd door een leiding waarin buiten, zo dicht mogelijk bij de omwalling een afsluiter is aangebracht. Deze afsluiter moet gesloten worden gehouden en mag slechts voor het laten afvloeien van hemelwater worden geopend. Er mag geen olie of open water in een openbaar riool worden afgevoerd. Voor binnen of overdekt geplaatste tanks kan deze voorziening achterwege blijven. 92 De doorvoer van leidingen door de omwalling of muur moet vloeistofdicht zijn. De leidingen moeten zodanig zijn uitgevoerd dat bij een zetting van de tank geen beschadiging van de leidingen of de tank kan plaatsvinden. Buiten de omwalling of muur moeten de leidingen tegen mechanische beschadiging zijn beschermd. 93 De tank moet zijn voorzien van een ontluchtingspijp met een inwendige middellijn van tenminste 38 mm. De ontluchtingspijp moet tegen inregenen zijn beschermd. Indien tanks binnen een gebouw zijn geplaatst dient de ontluchtingsleiding buiten uit te monden. 94 De tank moet zijn voorzien van een oliestandaanwijzer of een peilinrichting. 95 Indien een oliestandaanwijzer is aangebracht moet deze zodanig zijn ingericht dat het uitstromen van de olie uit de tank, ook door verkeerde werking of door breuk, onmogelijk is. Diversen 96 De stijfheid en de sterkte van de tank moeten voldoende zijn om schadelijke vervorming als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden moet zijn verzekerd. 97 In elke aansluiting op de tank beneden het hoogste vloeistofniveau moet zo dicht mogelijk bij de tankwand een afsluiter zijn geplaatst. Deze moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is geopend danwel is gesloten. 98 De installatie van de tank en de leidingen moeten vloeistofdicht zijn, hetgeen door een beproeving moet kunnen worden aangetoond. 99 De vloer van de ruimte waarin de tank is opgesteld (kelder) dient vloeistofdicht te zijn uitgevoerd. Wasmiddelen 100 De vloer van de opslagruimte dient vloeistofdicht te zijn en zodanig te zijn uitgevoerd dat bij morsen of lekkage geen wasmiddelen buiten de ruimte kunnen geraken. Verwarmingsinstallaties Algemeen 101 De centrale verwarmingsinstallaties moeten tenminste voldoen aan de veiligheidseisen vermeld in de norm NEN 3028. 102 Uitmondingen van veiligheden moeten zodanig zijn geplaatst dat buiten de inrichting geen overlast kan worden veroorzaakt als gevolg van daaruit ontwijkende vloeistof, damp of gas. 103 Het stooktoestel moet regelmatig en vakkundig worden onderhouden en zo vaak als nodig is doch ten minste éénmaal per jaar worden gereinigd, zonder dat roet of ander vuil daarbij buiten de inrichting kan verspreiden. 104 De stookruimte moet tenminste voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de norm NEN 3028. De noordwand van het ketelhuis in gebouw W en de daarin opgenomen deur dient een brandwerendheid te bezitten van tenminste 60 minuten 105 Luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen ten behoeve van het stooktoestel, alsmede andere
Correct Correct Correct
Correct
Correct Correct
Correct
Correct Correct Correct
Correct
Correct
Correct
Correct Correct
Correct
Correct
Correct Correct Correct
Correct Correct Correct
Correct
Correct
29
openingen in wanden, vloeren en afdekkingen van opstellings- en stookruimten moeten, evenals rookgasafvoersystemen, zodanig zijn geplaatst ten opzicht van vul- en aftappunten van motorbrandstoffen en uitmondingen van leidingen waaruit brandbare dampen of gassen kunnen ontwijken, dat ter voorkoming van brand- en explosiegevaar, bedoelde brandbare dampen of gassen niet in genoemde ruimte kunnen geraken. 106 Ingeval van brand moet de brandstoftoevoer naar het stooktoestel opgesteld in een stookruimte kunnen worden afgesloten door middel van een op een goed bereikbare plaats buiten de stookruimte aanwezige afsluiter in de brandstofleiding; nabij de stookruimte moet daartoe in de brandstofleiding een afsluiter zijn aangebracht of een duidelijke verwijzing aanwezig zijn waarop is aangegeven waar zich bedoelde afsluiter bevindt; bij de afsluiter moet duidelijk het doel ervan zijn aangegeven en op welke wijze de afsluiter is te sluiten. 107 Het stooktoestel moet op een doelmatige verbrandingsgasafvoersysteem zijn aangesloten. 108 De uit een verbrandingsgasafvoersysteem ontwijkende verbrandingsgassen mogen buiten de inrichting geen overlast veroorzaken. 109 Een verbrandingsgasafvoersysteem moet zijn vervaardigd van onbrandbaar materiaal in de zin van NEN 3881, dat mechanisch voldoende stevig is en bestand tegen de te verwachten temperatuur.Een verbrandingsgasafvoersysteem moet zodanig zijn uitgevoerd en geplaatst dat geen brandoverslag of doorslag is te duchten en er als gevolg van de temperatuur van het buitenoppervlak van het verbrandingsgasafvoersysteem geen brand kan worden veroorzaakt. 110 Een verbrandingsafvoersysteem moet zodanig zijn uitgevoerd, dat dit goed kan worden gereinigd; voorzieningen moeten zijn getroffen dat roet, vuil en condenswater zich niet zodanig kunnen ophopen of verzamelen dat daardoor de goede werking van het afvoersysteem kan worden verstoord. 111 Indien een verbrandingsgasafvoersysteem is voorzien van een regenkap, moet deze zodanig zijn geconstrueerd dat de gasstroom naar boven gericht blijft. Aardgas 112 Een verbrandingsgasfvoersysteem ten behoeve van een met gas te stoken stooktoestel, ruimteverwarmingstoestel of geiser moet ten minste voldoen aan de eisen voor verbrandingsafvoersystemen gesteld in de norm NEN 1078 en bij een nominale belasting van de stookinstallatie groter dan 660 kW eveneens aan de daaraan gestelde VISA-voorschriften. Een verbrandingsafvoersysteem van een met gas te stoken stook- en ruimteverwarmingstoestel, geïnstalleerd voor 1 juli 1977 moet, in plaats van te voldoen aan de norm NEN 1078, uitgave 1976, tenminste voldoen aan de "Richtlijnen bestaande gasinstallaties", van het KVGN uitgave 1977; de in dit voorschrift bedoelde verbrandingsafvoersystemen moeten tevens voldoen aan de norm NEN 3028 voor zover de norm NEN 1078, de VISA-voorschriften of de "Richtlijnen bestaande gasinstallaties" van het KVGN, uitgave 1977, niet ander bepalen. 113 Met aardgas te stoken stooktoestellen met een nominale belasting van 660 kW en minder, moeten voldoen aan de GIVEG-keuringseisen voor centrale verwarmingsketels, luchtverwarmers of toestellen voor warmwaterbereiding, vigerend ten tijde van de keuring van het betreffende type stooktoestel en voor zover deze betrekking hebben op de beveiliging, de ontsteking en het ontwijken van gas en moeten rechtmatig zijn voorzien van het GIVEG-keurmerk. Indien het GIVEG-keurmerk ontbreekt moeten de stooktoestellen voldoen aan de door het VEGgasinstituut N.V. gestelde certificaat-criteria en rechtmatig zijn voorzien van het merk "GASKEUR" met het registratienummer van het bij het betreffende type stooktoestel behorende certificaat, danwel zijn voorzien van een certificaat afgegeven door een erkend certificatenbureau; een combinatie van een centrale verwarmingsketel en een ventilatorbrander, geplaatst na 1980, moet voldoen aan de door het VEG-gasinstituur N.V., ingestelde registerkeur; indien dat van toepassing is; zowel op de centrale verwarmingsketel als op de ventilatorbrander moet in dat geval het voor de registerkeur specifieke GIVEG-zegel zijn aangebracht. 114 Van met aardgas te stoken stooktoestellen met een nominale belasting van meer dan 660 kW moet de gasbranderinstallatie, inclusief de daarbij behorende beveiligingsapparatuur, ten minste voldoen aan de VISA-voorschriften vigerend ten tijde van het installeren. 115 Aardgasinstallaties moeten ten minste voldoen aan de eisen gesteld in de norm NEN 1078; in afwijking hiervan moeten aardgasinstallaties geplaatst voor 1 juli 1977 ten minste voldoen aan de "Richtlijnen bestaande gasinstallaties" van het KVGN, uitgave 1977. 116 Materialen en apparatuur van een aardgasinstallatie moeten voldoen aan de GIVEG-keuringseisen of moeten rechtmatig zijn voorzien van het merk "Gaskeur", dan wel zijn voorzien van een certificaat afgegeven door een erkend certificatenbureau; koperen pijpen en soldeerfittingen moeten, indien daarvoor nog geen GIVEG-keur bestaat, van een KIWA-merk zijn voorzien, danwel zijn voorzien van een certificaat afgegeven door een erkend certificatenbureau. 117 Aardgasinstallatie moeten voor de ingebruikneming aan de hand van de GIVEG-keuringseisen van de norm NEN 1078 op goed en veilig functioneren worden gecontroleerd door het gasleverend bedrijf, het VEG-gasinstituut N.V. of door de vergunningverlenende instantie erkende deskundige. Olie 118 Om explosie van een brandstofmengsel in een met olie te stoken stooktoestel te voorkomen, mag in geval van een volautomatische branderinstallatie de ontsteking niet eerder in werking kunnen worden gesteld en in overige gevallen de brander niet eerder worden aangestoken of de ontsteking in werking worden gesteld dan nadat het stooktoestel zodanig is geventileerd dat eventueel daarin aanwezige brandstofdamp op doelmatige wijze uit het stooktoestel is afgevoerd.
Correct
Correct Correct Correct
Correct
Correct
Correct
Correct
Correct
Correct
Correct
Correct
Correct
30
119
Bij stooktoestellen met een volautomatische branderinstallatie mag de olietoevoer naar de verbrandingsruimte niet eerder worden vrijgegeven dan nadat: o de ontsteking is ingeschakeld; een aanwezige aansteekbrander op volle sterkte brand. o de eventueel (bij het stooktoestel behorende ventilator(en) in werking is (zijn). 120 Volautomatische met olie te stoken branderinstallaties moeten zijn voorzien van een vlambeveiliging. 121 Bij vlamwegval tijdens bedrijf mag een verdampingsbrander van een met olie te stoken stooktoestel niet eerder opnieuw worden aangestoken of de ontstekingsinrichting opnieuw in werking worden gesteld, dan nadat de verdampingsbrander tot omgevingstemperatuur is afgekoeld, het eventueel in de vergassingsbrander aanwezige te veel aan olie zorgvuldig is verwijderd en het stooktoestel overeenkomstig voorschrift E-24 is geventileerd. 122 Een verbrandingsgasafvoersysteem ten behoeve van een met olie te stoken stookstoestel of ruimteverwarmingstoestel moet tenminste voldoen aan de norm NEN 3028. De uitmonding van bedoelde verbrandingsafvoersysteem moet tenminste voldoen aan het gesteld in voorschrift E-1-9. 123 De wanden van een verbrandingsgasafvoersysteem ten behoeve van een met olie te stoken stooktoestel, of ruimteverwarmingstoestel, moeten ter voorkoming van overmatige roetvlokvorming zodanig thermisch zijn geïsoleerd, dat, behoudens tijdens de stookperiode, de binnenwandtemperatuur boven het dauwpunt van de verbrandingsgassen blijft. Aanvullende voorschriften voor stoomketelinstallaties 124 Naast de voorschriften zijn voor de stoomketelinstallaties de navolgende voorschriften van toepassing. 125 De waterruimte van de ketel moet zijn beveiligd tegen het ontstaan van te hoge druk. 126 De ketel moet zijn beveiligd tegen het ontstaan van te hoge temperatuur van het te verwarmen medium. 127 De branderinstallatie(s) moet(en) worden vergrendeld, indien het vloeistofpeil in de ketel(s) zodanig daalt, dat gevaar voor oververhitting van de ketel ontstaat. 128 Alle toestellen die volgens hoofdstuk GO402 van de "Regels voor toestellen onder druk" door de Dienst van het Stoomwezen worden geklasseerd als drukvat of drukleiding en de aangegeven grenzen overschrijden moeten door de Dienst zijn goedgekeurd. van een dergelijk toestel moet een "Bewijs van Onderzoek en Beproeving" (BOB) worden overgelegd. 129 Na het installeren moet door de Dienst voor het Stoomwezen nog een onderzoek plaatsvinden naar de opstelling, ondersteuning, beveiliging en naar de toegepaste appendages. 130 Niet afsluitbare verbindingen van de stookruimte met andere ruimten binnen het gebouw mogen niet aanwezig zijn. 131 Luchttoevoer- en afvoeropeningen moeten zodanig zijn aangebracht, dat geen over- of doorslag van brand is te duchten. 132 De vloer van de stookruimte moet zijn vervaardigd van beton of een ander onbrandbaar materiaal in de zin van norm NEN 3881, uitgave 1975. 133 De vloer, wanden, afdekking van de stookruimte en van de opstellingsruimte moeten een brandwerendheid bezitten van tenminste 30 minuten, bepaald overeenkomstig de norm NEN 3884, uitgave 1978. 134 De deuren en de ramen in de wanden van de stookruimte moeten zelfsluitend zijn en vervaardigd overeenkomstig de norm NEN 3885, uitgave 1982. 135 Invoering van gasleidingen in de stookruimte moet plaatsvinden boven het maaiveld, danwel onder het maaiveld via een geventileerde al of niet betreedbare nevenruimte. De doorvoeringen in de wand tussen bedoelde ruimten en de stookruimte moeten gasdicht zijn uitgevoerd. Doorvoeringen van afvoerleidingen van de zich in de stookruimte bevindende wasbakken en schrobputjes mogen, mits gasdicht uitgevoerd, in grondkerende wanden en in de zich op of onder het maaiveld bevindende vloeren zijn aangebracht. Afvoeren van zich binnen een stookruimte bevindende schrobputjes, wasbakken en dergelijke moeten zodanig zijn uitgevoerd, dat geen directe verbinding tussen stookruimte en riolering tot stand kan komen. 136 Wanden en vloeren tussen stook- en kruipruimten, alsmede wanden tussen stook en invoerruimten mogen geen al of niet afsluitbare openingen bevatten. 137 Indien de installatie tevens op olie wordt gestookt dient de installatie zodanig te zijn opgesteld dat bij een eventuele lekkage geen olie in de bodem kan geraken. 138 Voor toevoer van verbrandingslucht en ventilatie van de stookruimte moeten toe- en afvoeropeningen zijn aangebracht, die hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van kanalen verbinding geven met de buitenlucht en die zodanig ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, dat een goede dwarsventilatie is gewaarborgd. 139 De toevoer- en afvoeropeningen c.q. de kanalen moeten zodanig zijn uitgevoerd en aangebracht, dat steeds en onder alle omstandigheden een vrije doorlaat is gewaarborgd. Zij moeten niet van afsluitinrichtingen zijn voorzien. Toe- en afvoeropeningen in buitenwanden moeten zijn voorzien van regeninslagvrije schoepen. 140 De onderzijde van toe- en afvoeropeningen in buitenwanden moet zijn aangebracht op ten minste 30 cm boven het maaiveld. 141 De bovenzijde van de toevoeropeningen moet in de stookruimte zo laag mogelijk zijn aangebracht, doch nergens hoger dan op 1/3 van de totale hoogte van de stookruimte gerekend vanaf de vloer. 142 De vrije doorlaat van de toevoeropeningen (en kanalen) moet voldoen aan het gestelde in de norm NEN 3028. 143 De afvoeropeningen moeten zo hoog mogelijk in de stookruimte zijn aangebracht, met de onderzijde
Correct
Correct Correct
Correct
Correct
Correct Correct Correct Correct
Correct Correct Correct Correct Correct
Correct Correct
Correct Correct Correct
Correct
Correct Correct Correct Correct
31
op ten minste 2/3 van de totale hoogte, gerekend vanaf de vloer en niet lager dan 1,7 m boven de vloer. 144 De afvoeropeningen (of de afvoerkanalen) moeten een vrije doorlaat hebben van ten minste 250 cm, waarbij de doorlaat van een trekregelaar niet mag worden meegerekend. 145 De stookruimte moet zijn voorzien van een doelmatige elektrische verlichtingsinstallatie met vaste armaturen. 146 Dicht bij de stookinstallatie alsmede op een onder alle omstandigheden bereikbare plaats, gelegen buiten de stookruimte, moet een elektrische schakelaar zijn aangebracht, waarmee de brander(s) buiten bedrijf kan (kunnen) worden gesteld. Bij de schakelaar buiten de stookruimte moet duidelijk leesbaar het doel van de schakelaar zijn aangegeven. Dit voorschrift is van toepassing op installaties, waarbij elektrische energie wordt toegepast voor regeling en/of beveiliging. 147 De uitstroomsnelheid van de verbrandingsgassen moet bij volle belasting van de stookinstallatie 12-15 m/s bedragen. 148 De stookinstallatie moet zodanig zijn afgeregeld en worden onderhouden dat steeds een volledige verbranding kan worden bereikt. 149 Indien een eventueel in het verbindingskanaal aanwezige schuif of klep gesloten is, mag de ketel niet in bedrijf kunnen worden gesteld. 150 In het schoorsteenkanaal mag geen schuif of klep aanwezig zijn. 151 De emissie-eisen voor de stookinstallaties en de meetmethoden hiervoor moeten voldoen aan de algemene maatregel van bestuur "Besluit emissie-eisen stookinstallaties Hinderwet". Gasgestookte procesapparatuur 152 Direct gestookte aardgasinstallaties, welke deel uitmaken van procesapparatuur dienen te voldoen aan de eisen zoals deze zijn gesteld in de voorschriften van deze vergunning. 153 Verbrandingsgas afvoersystemen van procesapparatuur dienen, ook indien zij samen worden afgevoerd met dampen welke ontwijken uit het onderhavige proces te voldoen aan de eisen zoals deze zijn gesteld in de voorschriften van deze vergunning. 154 In de inrichting aanwezige stoomtoestellen dienen te voldoen aan de eisen zoals deze zijn gesteld in de voorschriften van deze vergunning. Voorschriften 155 De elektrische installatie moet voldoen aan de norm NEN 1010 "Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties", uitgave 1988. In ruimten met gasontploffingsgevaar moet de daar aanwezige elektrische installatie bovendien voldoen aan de norm NEN 3410 "Veiligheidsbepalingen voor hoogen laag-spanningsinstallaties in ruimten met gasontploffingsgevaar", uitgave 1987.
Correct Correct Correct
Correct Correct Correct Correct Correct
Correct Correct
Correct
Correct
32
Bijlage III: Overzicht vergunningen Locatie
Hoofdstraat; Algemeen:
Kraam en Verlosafdeling Kraamhotel Mortuarium OK renovatie Parkeren Wolkat Piketkamers, SEH en Techn. Ruimte
Renovatie verpleegafdelingen
Techniekruimte Tijdelijke huisvesting poliklinieken
Uitbreidingsgebouw Poliklinieken
Voetgangersbrug Wolkat - EZ Poli Plastische Chirurgie Tijdelijke units Kaakchirurgie
Omschrijving
Vergunning (Kenmerk)
Vergroten centrale hoofdstraat met serre en veranderen indeling ziekenhuis
20101076/201003924
Eerste nadere vergunning constructieve wijzigingen t.b.v. vergroten centrale hoofdstraat met een serre en veranderen indeling ziekenhuis
kenmerk: 2010076/201004689
Aanbrengen begane grondvloer t.b.v. vergroten centrale hoofdstraat met een serre en veranderen indeling ziekenhuis Vide I:Omgevingsvergunning vervanging trap en plaatsen buitenvluchttrap Vide II:Lichtstraat Vide II: Plaatsen nieuwe liften & trap Plaatsen tijdelijke units Bouwvergunning Omgevingsvergunning 1e nadere toestemming; dakvloer Renovatie Uitbreiding: bouw & sloop Kapvergunning Omgevingsvergunning; kappen 2 bomen Uitbreiden verbindingsgang/nachtingang en oprichten 2 traumakamers Nader uitgevoerde sonderingen t.b.v. uitbreiding Begane grondvloer tussen assen Y-1 en Y2 t.b.v. uitbreiding Omgevingsvergunning Nader uitwerken constructieve gegevens, 3e t/m 5e verdieping Provincie Noord-Brabant: beschikking waterwetvergunning Nadere sloopvergunning; aanvulling asbestinventarisatie Gedeeltelijk slopen inbouwpakket algm. verpleegafdeling 1e verdieping Omgevingsvergunning Omgevingsvergunning Omgevingsvergunning Aanbrengen begane grondvloer en aanpassen funderingsplan Nader uitwerken constructieve tekeningen Dakconstructie 2e en 3e verdiepingsvloer en prefab constructiedelen Funderingsconstructie en 1e verdiepingsvloer Bouwvergunning Omgevingsvergunning Sloopvergunning Bouwvergunning Omgevingsvergunning
kenmerk: 2010076/201004938 WABO-2010-00983 WABO-2010-00915 WABO-2010-00984 20101235/201004814 20100740/201003514 WABO-2011-01650 WABO-2011-01650-16 WABO-2011-0590 WABO-2012-00044 WABO-2011-02516 WABO-2010-00906 WABO-2011-02077 WABO-2011-02077-15 WABO-2011-02077-18 WABO-2011-01493 WABO-2011-01493-12 Kenmerk: C2048933/2906652 20100428/201003582 20100438/201001393 WABO-2010-01369 WABO-211-02099 WABO-2011-00738 WABO-2011-00738-22 WABO-2011-00738-24 WABO-2011-00738-25 WABO-2011-00738-26 WABO-2011-00738-27 20101282/201005134 WABO_VO-2011-01731 20100533/201002691 20100532/201002779 WABO-2011-01940
33