SPIN Jaarverslag 2015
Stichting Pensioenfonds IBM Nederland
2
JAARVERSLAG 2015
Stichting Pensioenfonds IBM Nederland
3
JAARVERSLAG 2015
Inhoud 1 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.3 1.4
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6 2.4.7 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.5.7 2.6 2.6.1 2.6.2 2.6.3
Kerncijfers, profiel en personalia
5
Kerncijfers Profiel Ontstaan en status van het fonds Missie en visie van het fonds Omvang SPIN Opzet van de organisatie Onderscheid DB-regeling en DC-regeling Personalia per 21 juni 2016
5 6 6 6 7 8 9 9
Verslag van het Algemeen bestuur
11
Voorwoord Financiële positie en resultaat DB-regeling over 2015 Dekkingsgraad ultimo boekjaar Ontwikkeling dekkingsgraad over meerdere jaren Verloop dekkingsgraad DB-regeling naar oorzaken Reële dekkingsgraad Beleggingen Financiële markten in 2015 Beleggingsbeleid SPIN DB-regeling Beleggingsresultaten 2015 DB-regeling Beleggingsbeleid DC-regeling Beleggingsresultaten 2015 DC-regeling Maatschappelijk verantwoord beleggen en stemrecht Algemeen Pensioenen Ontwikkelingen wet- en regelgeving pensioenen Pensioenregelingen Toeslagverlening DB-regeling Rendementsbijschrijving DC-regeling per cohort Premie DB-regeling Premiebeleid DC Ontwikkeling deelnemersbestand Goed pensioenfondsbestuur Strategie Risicohouding Organisatie van het bestuur Geschiktheid bestuur en organisatie Competenties en zelfevaluatie Code Pensioenfondsen Overige organen van SPIN Communicatie Beleid en aanpak Projecten en activiteiten Nieuws
11 13 13 14 14 15 16 16 17 19 19 23 24 25 25 27 30 34 34 36 36 38 38 38 40 43 44 44 46 48 48 49 50
126
Stichting Pensioenfonds IBM Nederland
4
JAARVERSLAG 2015
2.7 2.7.1 2.7.2 2.7.3 2.7.4 2.7.5 2.8 2.9 2.10
3 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.4.6 4.4.7 4.4.8 4.4.9 4.4.10 4.4.11 4.4.12 4.5
5 5.1 5.2 5.3 5.4
6 6.1 6.2
Risicomanagement Opzet risicomanagement Beschrijving risico´s en het risicobeleid DB-regeling Beschrijving risico’s en het risicobeleid DC-regeling Compliance officer Extern toezicht Pensioenkosten Verwachtingen 2016 Vaststelling verslag van het Algemeen bestuur
51 51 52 58 60 61 62 65 66
Verantwoording en toezicht
67
Samenvatting verslag van het Intern toezicht Reactie van het Dagelijks bestuur Verslag verantwoordingsorgaan Samenvatting verslag Reactie van het Algemeen bestuur
67 69 70 70 75
Jaarrekening
77
Balans (na bestemming saldo) Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting behorende tot de Jaarrekening 2015 Inleiding Algemene grondslagen Waarderingsgrondslagen voor de balans Grondslagen voor bepaling van het resultaat Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Toelichting op de balans Risicobeheer Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Verbonden partijen Toelichting op de Staat van Baten en lasten Belastingen Actuariële analyse Vaststelling jaarrekening
77 78 79 80 80 80 82 86 87 87 93 101 101 102 111 111 114
Overige gegevens
115
Regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
115 115 115 118
Bijlagen
125
Bijlage 1: Relevante nevenfuncties Bijlage 2: Verklarende woordenlijst
125 127
Stichting Pensioenfonds IBM Nederland
5
JAARVERSLAG 2015 | KERNCIJFERS, PROFIEL EN PERSONALIA
1 Kerncijfers, profiel en personalia 1.1
Kerncijfers 2015
2014
2013
2012
2011
3.498 5.437 5.127 14.062
3.734 5.364 5.006 14.104
3.867 5.366 4.931 14.164
4.048 5.407 4.859 14.314
4.405 6.222 4.761 15.388
9.568 1.716 2.778
9.639 1.889 2.576
9.744 1.982 2.438
9.862 2.116 2.336
10.946 2.229 2.213
820 3.407 121,6% 123,3% 111,6% 1,5% -120
940 3.377 127,8%
647 2.963 121,9%
716 3.103 123,1%
619 2.798 122,1%
108,6% 1,7% 292
108,5% 2,6% -68
108,1% 2,3% 97
107,7% 2,7% -42
Beleggingen (**) Beleggingsportefeuille DB-regeling Beleggingsportefeuille DC-regeling Beleggingsperformance DB-regeling Benchmark performance DB-regeling
4.221 389 0,4% -0,4%
4.313 365 22,6% 22,1%
3.607 294 -3,0% -3,3%
3.812 254 14,7% 14,7%
3.412 201 12,4% 12,3%
Vijfjaarsrendement Vijfjaarsrendement (benchmark) Rendement vanaf oprichting (1996)
9,0% 8,7% 7,5%
11,5% 11,2% 7,8%
9,0% 8,8% 7,1%
5,3% 5,6% 7,7%
3,3% 3,6% 7,3%
29 17 29 4,4 137
39 19 39 5,1 135
48 23 48 5,2 135
45 25 45 6,0 134
36 26 38 5,4 135
0,7% 0,6% 0,6%
1,8% 1,1% 1,1%
1,7% 2,1% 2,1%
2,0% 2,5% 2,5%
2,8% 1,4%
(bedragen x € 1 miljoen) Aantal deelnemers Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal Deelnemers met alleen een DB aanspraak Deelnemers met een DB- en DC aanspraak Deelnemers met alleen een DC aanspraak Solvabiliteit DB-regeling Reserves Technische voorzieningen Actuele dekkingsgraad Beleidsdekkingsgraad*** Vereist Eigen Vermogen (in %) * Gehanteerde rekenrente Saldo van baten en lasten
Premies en uitkeringen Premie DB-regeling Premie DC-regeling Kostendekkende premie (DB-regeling) Pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitkeringen Toeslagen Algemene toeslag ASR toeslagregeling Toeslagregeling GBC-arrest
Tabel 1. Vijfjarenoverzicht * De vereiste dekkingsgraad is vanaf 2015 berekend op basis van de strategische beleggingsmix. Tot 2015 werd de vereiste dekkingsgraad bepaald op basis van de hoogste uitkomst van de berekening bij de huidige beleggingsmix en de strategische beleggingsmix. ** De beleggingsperformance voor de DC-regeling is afhankelijk van het leeftijdscohort van de deelnemer. De rendementen over 2015 per cohort zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3.5. *** De beleidsdekkingsgraad wordt berekend met ingang van 1 januari 2015.
6
JAARVERSLAG 2015 | KERNCIJFERS, PROFIEL EN PERSONALIA
1.2
Profiel
1.2.1
Ontstaan en status van het fonds Stichting Pensioenfonds IBM Nederland (hierna: SPIN of het fonds) is op 17 oktober 1995 opgericht en sinds 1 januari 1996 operationeel als pensioenuitvoerder van de pensioenregelingen van IBM Nederland B.V. (hierna: IBM). SPIN is statutair gevestigd in Amsterdam, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41215424 en aangesloten bij de Pensioenfederatie. De statuten zijn in het verslagjaar niet aangepast. SPIN heeft een internetsite (www.spin.nl) en een servicedesk (telefoonnummer 020513 8600) waar iedere deelnemer terecht kan voor informatie.
1.2.2
Missie en visie van het fonds Missie van SPIN De missie van SPIN is uitvoering te geven aan de pensioenregelingen zoals die tussen IBM en zijn werknemers overeengekomen zijn. Daarbij streeft het fonds naar een hoge kwaliteit door zich op te stellen als een professionele, integere en transparante organisatie en door dienstverlening specifiek afgestemd op IBM en alle deelnemers. De missie voor de DB-regeling is om met een zo groot mogelijke zekerheid en tegen aanvaardbare kosten de reële (dat wil zeggen voor de toeslagambitie aangepaste) pensioentoezegging na te komen. Daarbij dient de (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde inzicht gegeven te worden in de risico’s rond de toezegging en geïnformeerd te worden over de mogelijk door hem te nemen acties als het verwachte resultaat niet voldoet aan zijn wensen. De missie voor de DC-regeling is om de individuele deelnemer in staat te stellen een optimaal pensioenresultaat te halen; met als basis de vooraf ingelegde premies en binnen acceptabele en voor hem heldere risicomarges en zonder al te hoge kosten. Daarnaast om hem te informeren over de mogelijk door hem te nemen acties en inzicht te geven wat te doen als het verwachte resultaat niet voldoet aan zijn wensen.
7
JAARVERSLAG 2015 | KERNCIJFERS, PROFIEL EN PERSONALIA
Visie van SPIN SPIN werkt op basis van de volgende visie: 1. IBM heeft de uitvoering van zijn pensioenregelingen en de communicatie daarover, ondergebracht bij SPIN. Het fonds voert die uit ten gunste van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. SPIN moet zijn toegevoegde waarde naar deze partijen steeds bewijzen. 2. DB heeft een verzekerd karakter en DC een bancair. Organisatie en uitvoering moeten gericht zijn op separate behandeling van deze producten. 3. Governance is fondsspecifiek. Voor een goede invulling zijn een heldere missie en doelstellingen, permanente aandacht voor geschiktheid en adequate, transparante informatie van groot belang. 4. Uitbesteding is geen doel op zich, maar op basis van specifieke kennis, flexibiliteit en continuïteit is het in de praktijk wel vaak het resultaat. Beleid en verantwoording kunnen niet worden uitbesteed. 5. Ontwikkelingen op pensioengebied vereisen permanente educatie, flexibiliteit, uitvoeringskracht en samenwerking van medewerkers. Management en medewerkers hebben hierbij een gedeelde verantwoordelijkheid. Medewerkers van buiten kunnen nieuwe kennis en inzichten bieden. 6. Het beleid van het bestuur moet passen bij de risicohouding van de belanghebbenden, eisen rondom prudentieel beleggen en verwachte pensioenresultaten. Regelmatige evaluatie is nodig. 1.2.3
Omvang SPIN SPIN voert pensioenregelingen uit voor ruim 14.000 mensen die bij IBM werken of gewerkt hebben. Eind 2015 beheerde SPIN een vermogen van circa €4,6 miljard.
8
JAARVERSLAG 2015 | KERNCIJFERS, PROFIEL EN PERSONALIA
1.2.4
Opzet van de organisatie Onderstaand is het organogram van SPIN per 21 juni 2016 weergegeven.
Extern toezicht
Externe controle
Controlerend accountant
DNB
Certificerend actuaris
Compliance officer
Risico manager
AFM
Verantwoordingsorgaan
Toezicht en verantwoording
Beleggingscommissie
Advies
Intern toezicht Voorzitter Bestuurders A Bestuurders B
Algemeen bestuur
Geschillencommissie
Verantwoordingsorgaan
Dagelijks bestuur Bestuurders C Uitvoering vermogensbeheer juridische zaken communicatie dagelijks beheer personeelszaken facilitaire zaken
financiële administratie verslaglegging risicomanagement pensioenbeheer actuariaat secretariaat IT
Illustratie Organogram SPIN De rollen, taken en bevoegdheden van de verschillende organen, commissies en functionarissen zijn beschreven in paragraaf 2.5 Goed pensioenfondsbestuur.
9
JAARVERSLAG 2015 | KERNCIJFERS, PROFIEL EN PERSONALIA
SPIN heeft een eigen uitvoeringsorganisatie. Deze uitvoeringsorganisatie bestaat uit een staf van gespecialiseerde medewerkers op administratief, actuarieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van communicatie en beleggingen. De uitvoeringsorganisatie houdt zich onder meer bezig met beleidsvoorbereiding, een deel van de operationele uitvoering en de monitoring en evaluatie van uitbestede werkzaamheden.
1.3
Onderscheid DB-regeling en DC-regeling SPIN voert voor de (ex-)werknemers van IBM zowel DB-regelingen als DC-regelingen uit. Deze regelingen zijn verschillend van aard. Een DB-regeling is een regeling waarbij een bepaald pensioen wordt toegezegd op basis van de gewerkte dienstjaren. Een DCregeling is een regeling waarbij een pensioenkapitaal wordt opgebouwd op basis van de ingelegde premies en de hiermee behaalde beleggingsresultaten. Gezien het verschil tussen beide regelingen voor de deelnemers wordt er in het jaarverslag, waar van toepassing, een onderscheid gemaakt tussen beide regelingen.
1.4
Personalia per 21 juni 2016
Algemeen bestuur Het Algemeen bestuur bestaat uit het Intern toezicht (de voorzitter en de bestuurders A en B) en het Dagelijks bestuur (de bestuurders C). Op www.spin.nl is meer informatie over de bestuursleden opgenomen. Intern toezicht (voorzitter en bestuurders A en B) Bestuurders
Geleding
Einde zittingsduur
dhr. R.H.A. van Vledder (56*), voorzitter dhr. P.N.J. Snoek (55), vice-voorzitter (A) dhr. J.G.C.M. Wijffels (59), secretaris (B) dhr. L.H. den Bakker (55) (A) dhr. K. Verloop (67) (B) dhr. M. Hus (56) (A) dhr. S.L. Movig (51) (B)
Onafhankelijk IBM Werknemers IBM Pensioengerechtigden IBM Werknemers
1 juli 2017 1 maart 2017 1 maart 2018 1 maart 2019 1 maart 2019 1 maart 2018 1 maart 2017
Dagelijks bestuur (bestuurders C) dhr. W.A.P. van Eechoud (50), directeur dhr. L.A.N. Gielissen (46), adjunct-directeur
10
JAARVERSLAG 2015 | KERNCIJFERS, PROFIEL EN PERSONALIA
Verantwoordingsorgaan Namens de werknemers dhr. R. Nijhuis (46), voorzitter dhr. M. Vreeken (57) dhr. M. Vonk (54) dhr. T. Leyen (54), vice-voorzitter
Namens de pensioengerechtigden dhr. J.Ph. Wassenaar (80), secretaris dhr. J. Diekmeijer (72) dhr. T. Guinau (78) dhr. P. Strucks (74), vice-secretaris
Namens IBM dhr. A. Silvis (57) Mw. A.M. Nout (59) Mw. B.C. Spiele (59) mw. J. Petrie (47)
* de leeftijden op 21 juni 2016
Commissies Beleggingscommissie mw. S.G. van der Lecq, voorzitter dhr. M.J.M. Jochems, lid dhr. R. Griffioen, lid dhr. P. Menco, lid dhr. F. de Waardt, lid
Professor Vrije Universiteit Amsterdam Onafhankelijk adviseur IBM Retirement Funds EMEA te Londen Fortunis Consultancy Directeur Stichting Heineken Pensioenfonds
Geschillencommissie Namens de Groepsondernemingsraad dhr. W. Lassche
Namens het Verantw.orgaan dhr. D. Nieuwkerk
Overige betrokkenen Compliance officer Nederlands Compliance Instituut (NCI) Risicomanager dhr. B. Velzeboer Certificeerders Certificerend actuaris Mercer Nederland B.V., Amstelveen Controlerend accountant EY, Amsterdam
Namens IBM mw. E. Blom-Hennephof
11
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
2 Verslag van het Algemeen bestuur 2.1
Voorwoord Met genoegen bieden wij u de jaarrekening 2015 aan van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland. Pensioenen hebben in 2015 wederom veel aandacht gekregen in de media en de landelijke politiek. Per 1 januari 2015 is de Wet aanpassing financieel toetsingskader pensioenfondsen (nFTK) ingevoerd. Het in deze wetgeving omschreven technisch onderhoud vormt de opmaat naar meer structurele veranderingen die volgens het kabinet nodig zijn voor het Nederlandse pensioenstelsel. Daarbij staan zaken als financiering, risicohouding, solidariteit, premiestelling en communicatie centraal. Financiële resultaten en dekkingsgraad DB regeling Het is de ambitie van SPIN om de deelnemers aan de DB-regeling een pensioenuitkering te kunnen doen aangevuld met een toeslag. Wij zijn verheugd dat SPIN deze ambitie dit jaar wederom waar heeft kunnen maken. SPIN heeft de pensioenaanspraken op 1 januari 2015 weer verhoogd. Het bestuur beseft dat SPIN bij een kleine groep van pensioenfondsen behoort die gezien de marktomstandigheden nog in staat is de ambities waar te kunnen maken. Onze actuele dekkingsgraad bedroeg ultimo 2015 121,6% en de beleidsdekkingsgraad 123,3%. De beleggingsresultaten waren in 2015 licht positief. De dalende rente, de aanpassing van de methodiek van de rekenrente (UFR) en het nieuwe vereiste om DC mee te nemen in de berekening van de dekkingsgraad hadden bij SPIN een negatief effect op de dekkingsgraad. Beleggingsresultaten DC regeling Het is de ambitie van SPIN om de individuele deelnemer in staat te stellen een optimaal pensioenresultaat te behalen; met als basis de vooraf ingelegde premies en binnen acceptabele en voor hem heldere risicomarges en zonder al te hoge kosten. Voor de ontwikkeling van het pensioenkapitaal van onze deelnemers zijn de beleggingsresultaten van groot belang. Deze beleggingsresultaten waren in 2015 voor DC-aandelenfondsen positief (gemiddeld over het gehele jaar 7,2%). De obligatiefondsen laten een licht negatief rendement zien; voor de specifieke rendementen wordt verwezen naar par 2.3.5. Belangrijke ontwikkelingen Wij zien in rap tempo een professionaliseringsslag in de pensioensector. Dit uit zich op vele gebieden zoals communicatie, beleggingen, risicomanagement en integriteit. Uiteraard gaat SPIN mee in deze ontwikkelingen. Concrete voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de invoering van een nieuwe (meer gespreide) DC life cycle en de communicatie daarover, versterking risicomanagement, systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) en het vastleggen van de risicohouding.
12
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Tot slot Er zijn veel betrokkenen bij het fonds die ervoor zorgen dat al deze ontwikkelingen in goede banen worden geleid. Het algemeen bestuur wil daarom tot slot een woord van dank uitspreken aan iedereen die zich in het afgelopen jaar voor het fonds heeft ingezet. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar de afgetreden leden van het bestuur. Namens het bestuur, R.H.A. van Vledder, voorzitter Amstelveen, 21 juni 2016
13
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
2.2
Financiële positie en resultaat DB-regeling over 2015
2.2.1
Dekkingsgraad ultimo boekjaar De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen weer als percentage van de technische voorzieningen. Ultimo 2015 Ultimo 2014 Reserves Technische voorzieningen DB Technische voorzieningen DC
820.328
939.829
3.407.397
3.376.717
389.003
365.201
4.616.728
4.681.747
Actuele Dekkingsgraad
121,6%
127,8%
Beleidsdekkingsgraad
123,3%
Vereiste dekkingsgraad
111,6%
108,6%
Minimaal vereiste dekkingsgraad
103,7%
104,1%
Reële dekkingsgraad
103,3%
107,9%
Pensioenvermogen
Tabel 2. Dekkingsgraad DB regeling Mede door de invoering van het nFTK per 1 januari 2015 is de wijze waarop de dekkingsgraad wordt berekend aangepast. De eerste wijziging is het verdwijnen van de driemaands middeling in de rentetermijnstructuur die gebruikt moet worden voor de berekening van de waarde van de pensioenverplichtingen. De tweede wijziging betreft de introductie van de beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is hierbij de gemiddelde dekkingsgraad van de laatste 12 maanden. Deze beleidsdekkingsgraad is onder meer leidend voor wettelijke regels over toeslag en eventuele kortingen. Een derde wijziging betreft de gewijzigde UFR-methodiek met ingang van 15 juli 2015, t.w. van een vaste rente van 4,2% naar een 120-maands voortschrijdend gemiddelde. Een vierde wijziging in 2015 betreft de verplichting om bij het berekenen van de dekkingsgraad de DC-regeling mee te nemen. Deze verplichting geldt ook met terugwerkende kracht in de beleidsdekkingsgraad. Aangezien de dekkingsgraad van een DC-regeling altijd 100% is leidt de combinatie van een DB- en DC-dekkingsgraad bij SPIN tot een lagere totale dekkingsgraad. Tevens leidt dit tot een lager vereist eigen vermogen. In 2016 heeft SPIN een ontheffing gevraagd en gekregen van De Nederlandsche Bank (DNB) om bij de toeslaggrenzen rekening te mogen houden met de samenloop van DB en DC. Door deze ontheffing zou SPIN bij lagere dekkingsgraden mogen indexeren. Deze mogelijkheid is echter nog niet vastgelegd in het pensioenreglement en zal tussen sociale partners overeengekomen moeten worden. De actuele dekkingsgraad inclusief bovenstaande effecten bedroeg ultimo 2015 121,6% (eind 2014: 127,8%). De beleidsdekkingsgraad bedroeg ultimo 2015 123,3%. De beleidsdekkingsgraad lag hiermee ruim boven de minimaal vereiste dekkingsgraad en ook ruim boven de vereiste dekkingsgraad. De vereiste dekkingsgraad wordt bepaald op basis van de hoogste uitkomst van de berekening bij de huidige beleggingsmix en de strategische beleggingsmix. Bij de invoering van het nFTK zijn ook de rekenregels voor de bepaling van de vereiste dekkingsgraad
14
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
gewijzigd. Het nFTK verlangt hogere buffers hetgeen resulteert in een hogere vereiste dekkingsgraad. Indien de dekkingsgraad van een pensioenfonds onder de vereiste dekkingsgraad komt dan is er sprake van een reservetekort en dient een herstelplan ingediend te worden. De minimaal vereiste dekkingsgraad is door het fonds bepaald op 105%. De actuele berekening van de minimaal vereiste dekkingsgraad op basis van wet- en regelgeving komt voor SPIN uit op 103,7%. De reële dekkingsgraad is verder toegelicht in paragraaf 2.2.4. 2.2.2
Ontwikkeling dekkingsgraad over meerdere jaren In grafiek 1 wordt de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad weergegeven. Hieruit blijkt dat het fonds sinds 2009 een vrij stabiele actuele dekkingsgraad kent. Deze stabiliteit is voor een belangrijk deel te danken aan de rente-afdekking van de verplichtingen en door de keuze in de soort en samenstelling van de beleggingen. 180 170
2016
160 150 152
140 130
volledige toeslag geen/minder toeslag
120
131
123 123 122 122 122
147 123
110 100
127
122 123 122
128
122
121 118 117 119
102
90 80
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Jan Feb Mrt Apr actuele dg
beleidsdg
Grafiek 1 Ontwikkeling dekkingsgraad 2.2.3
Verloop dekkingsgraad DB-regeling naar oorzaken In onderstaande tabel is weergegeven door welke oorzaken de dekkingsgraad in 2015 is gewijzigd. 2015
2014
127,8%
121,9%
-0,1%
0,2%
1,0%
1,1%
3. Toeslagverlening
-0,8%
-2,0%
4. Wijziging rentetermijnstructuur
-3,9%
-17,4%
0,3%
27,0%
-2,7%
-3,0%
121,6%
127,8%
Dekkingsgraad per 1 januari 1. Premies 2. Pensioenuitkeringen
5. Beleggingsrendement 6. Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
Tabel 3. Ontwikkeling van de dekkingsgraad naar oorzaken
15
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Toelichting op mutaties in de dekkingsgraad 1. Het premieresultaat bestaat uit het verschil tussen de door de werkgever en werknemers betaalde pensioenpremies en de kosten van de opgebouwde pensioenaanspraken in 2015. 2. De betaalde pensioenuitkeringen hebben een positief effect op de dekkingsgraad, dit wordt veroorzaakt door vrijval van de reserves als de dekkingsgraad van het fonds boven de 100% ligt. 3. Door het verlenen van toeslagen nemen de huidige uitkeringen van pensioengerechtigden en de toekomstige uitkeringen van slapers en actieve deelnemers toe. Deze toekenning heeft een negatief effect op de dekkingsgraad maar komt uiteraard ten gunste van onze deelnemers. 4. De technische voorzieningen worden berekend tegen marktwaarde. Bij deze berekening wordt gebruik gemaakt van de rentetermijnstructuur (RTS) zoals gepubliceerd door DNB. In 2015 is de RTS gedaald. Belangrijkste oorzaken van deze daling zijn de wettelijke aanpassingen in de berekeningssystematiek van de RTS. Dit betreft het verdwijnen van de driemaands middeling en de overgang naar een 120-maands voortschrijdend gemiddelde voor lange looptijden. Bij een daling van de RTS zoals in 2015 stijgen de pensioenverplichtingen. Dat heeft een negatief effect heeft op de dekkingsgraad. Ultimo 2015 bedraagt de gemiddelde rente waarmee SPIN rekent circa 1,5%. Ultimo 2014 was deze 1,7%. 5. Het beleggingsrendement is het verschil tussen de behaalde beleggingsopbrengsten en de benodigde toevoeging aan de technische voorziening. De beleggingsopbrengsten waren in 2015 licht positief. De benodigde toevoeging aan de technische voorzieningen betreft de jaarlijkse oprenting van de technische voorziening tegen de eenjaarsrente van de RTS. Deze oprenting bedroeg in 2015 0,16%. De beleggingsopbrengsten zijn nader toegelicht in paragraaf 2.3.3. 6. De overige oorzaken zijn alle oorzaken welke niet in een andere rubriek zijn opgenomen. Voor 2015 is hier het effect opgenomen van de verplichte opname van de DC-regeling in de berekening van de dekkingsgraad. 2.2.4
Reële dekkingsgraad Bij de vaststelling van de technische voorzieningen en de aanwezige dekkingsgraad wordt rekening gehouden met de opgebouwde aanspraken tot de berekeningsdatum. Dit zijn de nominale pensioenen. Een nominaal pensioen betekent dat er geen rekening wordt gehouden met toekomstige inflatie en toeslagverlening. Indien wel rekening wordt gehouden met toekomstige inflatie, dan is er sprake van een reële dekkingsgraad. Voor de waardering van de toekomstige inflatie wordt dan rekening gehouden met marktverwachtingen over toekomstige prijsstijgingen. Deze marktverwachting wordt afgeleid uit het verschil tussen nominale en reële obligaties. Een reële dekkingsgraad hoger dan 100% houdt in dat het fonds op dat moment naar verwachting de ambitie voor toeslagverlening volledig kan waarmaken. De reële dekkingsgraad conform de berekeningssystematiek in de Pensioenwet bedroeg ultimo 2015 103,3% (2014: 107,9%).
16
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
2.3
Beleggingen
2.3.1
Financiële markten in 2015 Algemeen economische ontwikkelingen hebben een directe invloed op de beleggingsresultaten. Daarom gaan wij in deze paragraaf allereerst in op enkele algemene ontwikkelingen gedurende 2015, in het bijzonder de ontwikkeling van de rente en de ontwikkeling van enkele belangrijke economieën. Monetair beleid/rente Gedurende een groot deel van 2015 stond zowel de kortlopende Amerikaanse als Europese rente rond de 0%. In december 2015 heeft de Amerikaanse Federale Bank (FED) voor het eerst in 7 jaar een renteverhoging doorgevoerd. Het betrof een verhoging met 0,25%. De verhoging was geen verrassing voor de financiële markten en had geen directe impact. Het is niet duidelijk welke impact de ingezette verkrapping van het monetaire beleid en de renteverhogingen door de FED hebben op de economieën van de rest van de wereld, afgezien van de gevolgen van de sterkere US Dollar. De renteverhoging bevestigde in ieder geval het verschil in beleid tussen de FED en de overige Centrale Banken. Daar waar de FED de voorkeur had voor een renteverhoging en monetaire verkrapping, zetten de overige Centrale Banken in algemene zin in op monetaire verruiming (met als gevolg daarvan een rentedaling). Voor pensioenfondsen is de door DNB voorgeschreven rekenrente van groot belang. De gemiddelde rekenrente daalde ten opzichte van 2014 met 0,2%. Eurozone Het jaar 2015 stond in de Eurozone in het teken van economische groei. De groei kwam uit op gemiddeld circa 2%. Het betekende een ommekeer in de Eurozone na twee recessies in zes jaar. Enkele redenen hiervoor zijn: • •
verruiming van het monetaire beleid door de Europese Centrale Bank (ECB); aantrekkende leencapaciteit en een verzwakkende Euro waren de oorzaak van een sterke binnenlandse en buitenlandse vraag;
•
de dalende energieprijzen hebben bijgedragen aan een hogere besteding door consumenten. Voornamelijk Italië en Spanje lieten een duidelijke groei zien. Duitsland profiteerde van een sterkere binnenlandse vraag en hogere export naar de rest van de Eurozone. Frankrijk liet een groei zien van meer dan 1%. De Nederlandse economie groeide met 2%. Verenigde Staten De Amerikaanse economie liet een groei zien van 2,1%. Opvallend was het groter wordende verschil tussen de sector dienstverlening en de sector industrie. In 2015 heeft de dalende olieprijs de sector industrie bijna tot stilstand gebracht. Verder heeft de sterker wordende US Dollar een negatief effect gehad op de concurrentiepositie van exporteurs en bedrijven die gevoelig zijn voor buitenlandse concurrentie. De sector dienstverlening daarentegen profiteerde van een sterkere consumptie, lage werkloosheid en gunstige kredietvoorwaarden. Deze ontwikkeling had een zeer positief effect op de totale groei van de Amerikaanse economie.
17
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Japan Japan kon nog net een vijfde recessie in acht jaar afwenden. Ondanks een zeer ruim monetair beleid bleef reële groei uit. De Japanse beurs heeft de afgelopen drie jaar zeer sterke resultaten laten zien; deze werden voornamelijk gerealiseerd door winstgroei van bedrijven. Dat was weer voor een aanzienlijk deel het gevolg van de zwakkere Yen. De winstgevendheid van bedrijven is verder mede te danken aan de betere prijsconcurrentie als gevolg van reductie van productiecapaciteit. Emerging Markets China en Brazilië behoren tot de grootste Emerging Markets. China China verkeerde (en verkeert) in deflatie. Deze is gedeeltelijk geëxporteerd naar de rest van de wereld. In het bijzonder door een tegenvallende binnenlandse vraag en een overvloed aan productie exporteert China tegen lagere prijzen naar de reeds verzadigde markt. Brazilië Brazilië (één van de grootste Emerging Markets) is in een recessie terecht gekomen. Oorzaken daarvan zijn onder meer de volgende: (1) een politieke en economische crisis, (2) dalende vertrouwensindicatoren en (3) onder druk staande binnenlandse consumptie. Naar verwachting zal de geschetste situatie de financiële positie van Brazilië verder verzwakken en het vertrouwen verder afnemen. Grondstoffen Ook 2015 was een zeer moeilijk jaar voor grondstoffen. Voorbeelden daarvan zijn de crises op de oliemarkt en de staalmarkt. De olieprijzen daalden met meer dan 30%. Verklaring hiervoor kan worden gezocht in (1) overcapaciteit in de markt, (2) de sterker wordende US Dollar en (3) de afnemende vraag van China. De OPEC heeft tot nu toe geweigerd om maatregelen te nemen om de overproductie tegen te gaan. De grootste olieproducent (Saoedi–Arabië) heeft aangegeven haar productie niet te verlagen en een verdere prijsverlaging te accepteren ter bescherming van haar marktaandeel. Het is onduidelijk hoe de olieprijs zich de komende tijd zal ontwikkelen. Valuta In 2015 was het belangrijkste thema de sterker wordende US Dollar ten opzichte van de meeste valuta´s. De sterker wordende Amerikaanse economie, het verschil in monetair beleid (verruiming versus verkrapping), de groeivooruitzichten en de status van de US Dollar als veilige haven droegen daar aan bij. De valuta’s van grondstof producerende landen daalden sterk. De aankondiging van de Amerikaanse renteverhoging biedt de Emerging Market landen wellicht enige rust doordat hiermee een stuk onzekerheid over het te voeren beleid is weggenomen. 2.3.2
Beleggingsbeleid SPIN DB-regeling SPIN belegt volgens de `prudent-person’-regel. Dit betekent dat de beleggingen van SPIN voldoen aan eisen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Voor de invulling van het beleggingsbeleid wordt onder andere gebruik gemaakt van ALMstudies en stress-analyses. In een ALM-studie wordt de relatie tussen de ontwikkeling
18
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
van de beleggingen en die van de verplichtingen inzichtelijk gemaakt in diverse scenario´s. Eventuele aanpassingen in de strategische beleggingsmix van SPIN starten met een fundamentele analyse van de betreffende beleggingscategorieën. De gevolgen worden met een ALM-model en stress scenario´s doorgerekend en geanalyseerd. Hierdoor heeft SPIN een goed inzicht in haar sturingsmiddelen, verplichtingen en rentegevoeligheid. SPIN belegt voor de DB-pensioenregelingen uitsluitend via externe vermogensbeheerders door het verstrekken van beleggingsmandaten. SPIN maakt hierbij gebruik van zowel passieve als actieve mandaten. Het strategisch beleggingsbeleid is als volgt: • • •
70% vastrentende waarden en 30% zakelijke waarden; bandbreedte voor herbalanceren van verhoudingen op totaalniveau voor vastrentende en zakelijke waarden van plus en min 3%; er is een duration overlaystructuur opgezet gericht op de bescherming van de nominale en reële verplichtingen. De mate van bescherming is afhankelijk van de dekkingsgraad in combinatie met het renteniveau.
De strategische mix op lange termijn, de huidige strategische mix en de feitelijke beleggingsmix per 31 december 2015 zijn onderstaand weergegeven: Categorie
Strategische mix lange termijn
Huidige strategische mix
Feitelijke mix
Vastrentende waarden Euro staatsleningen (A)AA
22,5%
22,5%
21,5%
Euro covered bonds
5,0%
5,0%
4,8%
Leningen opkomende markten
7,5%
7,5%
6,0%
Inflatiegerelateerde leningen
10,0%
10,0%
9,3%
Wereldwijde bedrijfsobligaties (ex. Financials)
12,0%
12,0%
12,4%
Global strategy Fund
5,5%
5,5%
6,0%
Global High Yield
2,5%
2,5%
2,5%
Nederlandse Hypotheken
5,0%
5,0%
4,8%
70,0%
70,0%
67,3%
Aandelen
9,5%
10,4%
14,3%
Risico pariteit
7,5%
7,5%
6,9%
Private equity
7,0%
6,1%
6,1%
Grondstoffen
2,5%
2,5%
1,6%
Vastgoed
3,5%
3,5%
3,8%
30,0%
30,0%
32,7%
Totaal Zakelijke waarden
Totaal
Tabel 4. Samenstelling beleggingen DB-regeling
19
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Eind 2014 heeft een evaluatie plaatsgevonden van het beleid voor de afdekking van het renterisico en het inflatierisico. Dit heeft geleid tot een aangepast Beleidskader Duration overlay. Op basis van dit kader is de strategische afdekking in het tweede kwartaal van 2015 teruggebracht van 80% van de rentegevoeligheid van de verplichtingen op basis van de rentetermijnstructuur (UFR, zonder driemaands middeling) naar 70%. De UFR is niet gelijk aan de werkelijke marktrente. In vergelijking met het UFR afdekkingspercentage ligt het afdekkingspercentage op basis van de werkelijke marktrente op ongeveer 60%. European Market Infrastructure Regulation (EMIR) EMIR is Europese regelgeving die ervoor moet zorgen dat handelen in Over The Counter (OTC) derivaten transparanter en veiliger wordt. De afwikkeling van OTCderivaten dient te gaan plaatsvinden bij een zogenoemde ‘central counterparty’ en OTC-derivatencontracten moeten gerapporteerd worden aan een transactieregisters. Dit moet gaan bijdragen aan het veiliger en transparanter maken van de markt. Alle (rechts)personen met een zakelijke activiteit die voor het afdekken van een rente-, valuta- of grondstofrisico een OTC-derivaat ingezet hebben, krijgen te maken met EMIR, dus ook pensioenfondsen. Dit onderwerp zal in 2016 veel aandacht vragen van SPIN. De verplichting voor pensioenfondsen om OTC-derivaten via Central Clearing af te handelen is uitgesteld tot augustus 2017. Mogelijk wordt dit met nog eens een jaar verlengd. Echter, het fonds acht het van belang om vroegtijdig klaar te zijn. 2.3.3
Beleggingsresultaten 2015 DB-regeling Het netto beleggingsrendement van 0,44% (2014: 22,63%) resulteerde per saldo in een bate van € 22 miljoen (2014: bate van € 808 miljoen). De beleggingsresultaten moeten voor een deel in samenhang worden gezien met de ontwikkeling van de rente en de hiermee samenhangende waardewijziging van de technische voorzieningen. Dit komt door het effect van de renteafdekking op de beleggingsresultaten. In tegenstelling tot 2014 hadden de derivaten die gebruikt worden voor de renteafdekking een beperktere invloed op het totaal beleggingsresultaat. Zonder deze derivatenpositie zou het resultaat 0,36% hoger zijn uitgevallen. Ten opzichte van de benchmark van -0,37% behaalde het fonds dit jaar een outperformance van 0,81%. Het jaarlijkse netto beleggingsrendement over de afgelopen 5 jaar bedroeg gemiddeld 9,03%. Dit is een outperformance van 0,36% ten opzichte van de benchmark.
2.3.4
Beleggingsbeleid DC-regeling Het pensioenkapitaal van de deelnemer in de DC-regeling bestaat uit de door de werkgever en werknemer ingebrachte premies en de daarmee behaalde netto beleggingsrendementen. De deelnemer draagt hierbij zelf het beleggingsrisico. Centraal uitgangspunt van het beleggingsbeleid voor de DC-regeling is het behalen van een optimaal beleggingsrendement tegen aanvaardbare risico’s en kosten en binnen de normen van de zorgplicht.
20
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Het fonds heeft na een zorgvuldig voorbereidingstraject op 30 september 2015 een nieuwe DC life cycle geïmplementeerd. Hieronder zal een onderscheid worden gemaakt tussen de DC life cycle tot 30 september 2015 en de nieuwe DC life cycle vanaf 30 september 2015. Voor beide DC life cycles geldt dat het pensioenkapitaal wordt belegd volgens (door het fonds ontwikkelde en verplicht gestelde) beleggingscohorten 1. Een beleggingscohort is een door het bestuur vastgestelde leeftijdsafhankelijke beleggingsmix 2. De deelnemer doorloopt deze cohorten volgens het life cycle-principe. Het fonds belegt het pensioenkapitaal van de deelnemer voor rekening en risico van de deelnemer. De deelnemer heeft de keuze uit een beperkt aantal beleggingsprofielen: (1) defensief, (2) basis en (3) offensief. Enkele kenmerken daarvan zijn: 1. de profielen zijn ieder op zich prudent; 2. het fonds heeft beperkingen opgelegd om te voorkomen dat te risicovol of risicomijdend wordt belegd. Op deze wijze wordt de kans beperkt dat de deelnemer een te laag pensioen zal ontvangen; 3. indien de deelnemer geen voorkeur aangeeft wordt deze automatisch geplaatst in het beleggingsprofiel basis. De deelnemer kan maandelijks opnieuw een keuze maken uit de drie beschikbare profielen. Met het opgebouwde kapitaal wordt op de pensioendatum een levenslange ouderdomspensioenuitkering aangekocht, al dan niet in combinatie met een partnerpensioen. De pensioenuitkering wordt ingekocht bij een verzekeraar. Hierbij heeft de deelnemer een vrije keuze ten aanzien van de verzekeraar en het type annuïteit (nominaal of geïndexeerd). Bij een DC-regeling is de hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkering niet vooraf bekend, omdat die afhankelijk is van: • de hoogte van de (gestorte) premies; • de duur van de deelname aan de pensioenregeling; • de beleggingsresultaten; • de kostenonttrekkingen; • de tarieven die de verzekeraar gebruikt op het moment dat het pensioen wordt ingekocht. Deze tarieven zijn o.a. afhankelijk van (1) de rentestand op dat moment en (2) van de dan geldende algemene levensverwachting. Voor de opzet van de beleggingsprofielen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de beleggingsuitgangspunten zoals die ook voor DB gelden. Daarbij wordt uiteraard wel rekening gehouden met het specifieke karakter van DC.
1 2
Zie tabellen 5, 6 en 7: Overzicht DC life cycle profielen. In de voormalige DC Life Cycle vóór 30 september 2015 was dit gebaseerd op een leeftijdsafhankelijke beleggingsmix.
21
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
DC Life Cycle – tot 30 september 2015 De DC life cycle tot 30 september 2015 had de volgende kenmerken: • belegging van het pensioenkapitaal in een drietal beleggingsfondsen; • vaste beleggingsmix aandelen/obligaties voor vijf verschillende leeftijdscohorten; • keuze voor deelnemers uit drie beleggingsprofielen. SPIN belegde het pensioenkapitaal van deelnemers in een vaste verhouding in de volgende fondsen: Soort belegging Beleggingsfonds Vaste verhouding Beheertype Benchmark
Aandelen
Obligaties
Europe
World
60% Passief MSCI Europe hedged
40% Passief MSCI World (unhedged)
Lange EMU Staatsobligaties 100% Passief Merill Lynch EMU Direct Governments 10+ customized
Bij de keuze voor het offensief profiel, verbleven (gewezen) deelnemers tot op hogere leeftijd in de eerste vier leeftijdscohorten, waardoor ze langer konden beleggen in een hoger risicoprofiel (naar verhouding meer aandelen). Bij de keuze voor het defensief beleggingsprofiel gingen (gewezen) deelnemers eerder naar een beleggingsmix met een lager risico. De onderstaande tabel geeft inzicht in de leeftijdscohorten, de bijbehorende beleggingsmix en de drie profielen met bijbehorende leeftijden. Leeftijdscohort Beleggingsmix • Aandelen • Obligaties Profiel • Defensief • Basis • Offensief
1
2
3
4
5
90% 10%
75% 25%
50% 50%
25% 75%
10% 90%
<33 jr <42 jr <47 jr
33-44 jr 42-49 jr 47-52 jr
45-52 jr 50-54 jr 53-56 jr
53-58 jr 55-59 jr 57-60 jr
59-66 jr 60-66 jr 61-66 jr
Nieuwe DC Life Cycle – vanaf 30 september 2015 In de DC life cycle per 30 september zijn de volgende veranderingen gerealiseerd: •
verhoging van het aantal leeftijdscohorten. Door verhoging van het aantal cohorten wordt de aanpassing in de beleggingsmix kleiner bij een overgang naar een nieuw cohort;
•
verdere diversificatie door het toevoegen van nieuwe beleggingscategorieën; verdere aanpassing van de DC life cycle structuur als gevolg van de wijzigingen in de AOW-leeftijd.
•
Vanaf 30 september 2015 belegt SPIN het pensioenkapitaal van deelnemers in de volgende beleggingen:
22
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Soort belegging
Aandelen
Obligaties
NTGI MSCI Wereld
TKPI MSCI Emerging Markets
Vaste verhouding
87,5%
12,5%
50% Duitsland, 26,67% Nederland, 13,33% Finland, 10% Oostenrijk
Beheertype
Passief
Passief
Passief
Benchmark
MSCI Wereld Net Dividend (hedged to €)
Beleggingsfonds
Staatsobligaties Wereldwijde High excl. Frankrijk Yield bedrijfsobligaties
Staatsobligaties Emerging Markets
Wereldwijde bedrijfsobligaties exFinancials
Actief
Actief
Passief
MSCI BofA Merill Lynch BofA Merill Lynch Emerging 10+ jr. Global High Yield Markets Net Governments bonds constrained Index Dividend excl. Frankrijk (hedged to €) (unhedged)
JP Morgan EMBI Global Diversified (hedged to €)
BarCap 50% US Corp 500mn A+ ex Fin, 50% Euro Corp 500mn A+ ex Fin (hedged to €)
Tabel 5. Beleggingen DC-pensioenregelingen Tabel 6 geeft inzicht in de leeftijdscohorten, de bijbehorende beleggingsmix en de drie profielen met bijbehorende jaren tot aan de AOW-leeftijd. Aandelen
mix van % aandelen / % obligaties
Jaren tot AOW datum
Cohort
Obligaties
MSCI Wereld Wereldwijde Wereldwijde 87,5% bedrijfsLanglopende High Yield and MSCI obligaties Staatsobligaties bedrijfsEmerging exobligaties Markets Financials 12,5%
Staatsobligaties Emerging Markets
95/5
A
95%
2,5%
0,9%
0,8%
0,8%
90/10
B
90%
5,0%
1,6%
1,7%
1,7%
85/15
C
85%
7,5%
2,5%
2,5%
2,5%
75/25
D
75%
12,5%
4,1%
4,2%
4,2%
65/35
E
65%
17,5%
5,9%
5,8%
5,8%
55/45
F
55%
22,5%
7,5%
7,5%
7,5%
45/55
G
45%
32,5%
7,5%
7,5%
7,5%
35/65
H
35%
42,5%
7,5%
7,5%
7,5%
25/75
I
25%
57%
6%
6%
6%
15/85
J
15%
72,5%
4,1%
4,2%
4,2%
10/90
K
10%
81,9%
2,7%
2,7%
2,7%
5/95
L
5%
90%
1,6%
1,7%
1,7%
>27
27-20
19-15
14-13
12-11
10-09
08-07
06-05
04-03
2-0
Defensief
D
E
F
G
H
I
J
K
L
L
Basis
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
Offensief
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
Tabel 6. Overzicht DC life cycle
23
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Ten aanzien van de beleggingsfondsen geldt het volgende: 1. binnen enkele van de genoemde beleggingsfondsen wordt beperkt gebruik gemaakt van derivaten, voornamelijk ten behoeve van het afdekken van valuta- en renterisico en efficiënt portefeuillebeheer; 2. in het MSCI Emerging Market Aandelen fonds vindt op beperkte schaal securities lending plaats; de beleggingen zijn uitbesteed aan externe vermogensbeheerders. Er wordt belegd in beleggingsfondsen met, afhankelijk van het fonds, één of meerdere onderliggende externe vermogensbeheerders. Binnen de fondsen bestaan uitgebreide procedures voor het moniteren van de beleggingen en de beleggingsresultaten. 2.3.5
Beleggingsresultaten 2015 DC-regeling Onderstaand zijn de beleggingsrendementen van de DC-fondsen opgenomen. Markt
Rendement
waarde in mln € NTGI Passive World Equity TKPI Emerging Markets Equity TKPI FIXXL Euro Long Government bond fund ex-France TKPI Emerging Market Debt bonds TKPI Global Credit ex Financials TKPI Global High Yield bonds Totaal
2015
186,2 26,3 112,7 21,3 21,2 21,3 389,0
2015 Q4 vanaf 30-09-2015
8,80%
2012-2015 17,09%
5,05% -0,64%
6,28% 1,14% 0,38% -0,48%
Tabel 7. Marktwaarde en beleggingsrendementen van de DC-fondsen 2012-2015 Het beleggingsresultaat voor de individuele deelnemer is afhankelijk van het gekozen beleggingsprofiel en het leeftijdscohort van de deelnemer. De rendementen per leeftijdscohort van 1 januari 2015 tot 30 september 2015 zijn als volgt. L1
L2
L3
L4
L5
90 /10
75 / 25
50 / 50
25 / 75
10 /90
2008
-30,7%
-25,3%
-15,5%
-5,0%
1,8%
2009
25,1%
21,4%
15,2%
9,1%
5,4%
2010
9,2%
8,5%
7,3%
5,8%
4,8%
2011
-6,9%
-3,5%
2,2%
7,9%
11,3%
2012
14,4%
14,1%
13,5%
12,7%
12,1%
2013
18,8%
14,6%
7,7%
1,2%
-2,6%
2014
12,3%
14,7%
18,8%
22,9%
25,5%
2015 tm Sept
1,0%
1,0%
1,0%
1,0%
0,9%
3YR annualized tmSep15
10,4%
9,9%
8,9%
7,9%
7,2%
5YR annualized tm Sep15
7,5%
7,9%
8,4%
8,8%
9,0%
Aandelen% / Vastrentende waarden%
24
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Per 30 sept 2015 zijn de nieuwe DC profielen geimplementeerd. Onderstaand het rendement v.d. nieuwe profielen gekoppeld aan de L1-L5 history ytd Sept 2015 Okt-Dec 2015 Totaal
A - L1
B - L1
6,85%
6,51%
C - L1
D - L1
E - L2
F - L3
G - L4
H - L4
I - L4
J - L5
K - L5
L - L5
6,16%
5,49%
4,85%
4,17%
3,33%
2,56%
1,67%
0,68%
0,20%
-0,25%
Tabel 8. Beleggingsrendementen van de DC-fondsen 2008-2015 2.3.6
Maatschappelijk verantwoord beleggen en stemrecht Algemeen Bij het beleggen van de pensioengelden zijn de financiële belangen van de deelnemers uiteraard van primair belang. Het fonds kijkt echter niet alleen naar de opbrengst van de beleggingen, maar kijkt tegelijkertijd ook naar de gevolgen van de beleggingen voor milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Als institutioneel belegger gebruikt het fonds zijn positie om processen te beïnvloeden. Het doel is dat bedrijven waarin het fonds belegt op korte en lange termijn tot betere prestaties zullen komen. Onderdeel daarvan is dat die bedrijven bewust omgaan met duurzame factoren en dit een integraal onderdeel van hun beleid maken. Dit zal naar verwachting bijdragen aan een lager risicoprofiel van de desbetreffende bedrijven. Het beleid van het fonds heeft tot de volgende structurele acties geleid: •
het fonds betrekt milieucriteria, sociale criteria en governance criteria (Environmental, Social and Governance (ESG)-criteria) in de selectie en review van vermogensbeheerders. Een steeds groter percentage van de assets van de vermogensbeheerders hebben inmiddels de UN Principles for Responsible Investment ondertekend;
•
het fonds heeft een externe partij ingehuurd die namens het fonds bedrijven aanspreekt op hun gedrag op de door het fonds onderschreven criteria voor verantwoord beleggen. Dit proces wordt engagement genoemd;
•
het fonds laat haar stem horen op aandeelhoudersvergaderingen van ondernemingen waarin het fonds belegt. Dit gebeurt door een externe partij; deze stemt namens het fonds op basis van criteria die op het beleid van het fonds aansluiten;
•
het fonds heeft een uitsluitingsbeleid voor bedrijven die clustermunitie produceren, verkopen of distribueren. Voor de consistentie in het duurzaamheidsbeleid baseert het fonds zich hiervoor op de uitsluitingslijst van de externe partij voor engagement; het fonds heeft zich aangesloten bij Eumedion. Deze organisatie spant zich in voor een verantwoorde corporate governance.
•
Investeringen in Nederland Ook de mate waarin het fonds investeert in Nederland is onderwerp van de discussie over maatschappelijk verantwoord beleggen. Het fonds belegt circa 12,9% van de totale beleggingsportefeuille in Nederland.
25
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Nederlandse investeringen Staatsobligaties Hypotheken Bedrijfsleningen Overige beleggingen % van de totale beleggingsportefuille in Nederland
Marktwaarde in mln € 2015 338 196 21 10 12,9%
2014 341 191 40 13 13,6%
2.4
Pensioenen
2.4.1
Ontwikkelingen wet- en regelgeving pensioenen In 2015 zijn er wederom belangrijke ontwikkelingen geweest in wet- en regelgeving met betrekking tot pensioenen. Deze wet- en regelgeving past onder andere in het streven van de overheid naar een toekomstbestendig pensioenstelsel in Nederland. Daarnaast wil de overheid de toekomstige lasten van de AOW beperken. Onderstaand gaan wij in op enkele belangrijke ontwikkelingen voor SPIN. Pensioenopbouw 2015 Met ingang van 1 januari 2015 is een nieuwe verlaging van de fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw doorgevoerd. Het maximale fiscaal gefaciliteerde opbouwpercentage is verlaagd van 2,15% naar 1,875% voor pensioen dat ingaat op 67 jaar. Voor DC-regelingen vond er ook een versobering plaats door middel van een verlaging van de fiscaal toegestane premie inleg. Naast de beperking van het opbouwpercentage bevat de wetswijziging ook een absolute fiscale beperking van het pensioengevend loon tot € 100.000. De fiscale faciliteit houdt in dat pensioen gedurende de opbouwfase onbelast is. De pensioenuitkering is daarentegen belast. Voor het deel van het inkomen boven de € 100.000 is deze zogenaamde omkeerregel niet meer van toepassing. De Basispensioenregeling is per 1 januari 2015 na overeenstemming tussen IBM en de Ondernemingsraad aangepast in verband met vorenstaande wijzigingen. In paragraaf 2.4.2. gaan wij hier verder op in. Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd Deze wet, die grotendeels in werking is getreden per 1 januari 2016, heeft een aantal arbeidsrechtelijke bepalingen in verschillende wetten om het (door)werken na de AOW-gerechtigde leeftijd te vergemakkelijken gewijzigd. Het faciliteren van het werken na de AOW-gerechtigde leeftijd is niet alleen van belang voor de samenleving als geheel, die hierdoor langer gebruik kan maken van de ervaring en kennis van de generaties die nu aan het werk zijn, maar ook voor werknemers zelf die om uiteenlopende redenen behoefte kunnen hebben om te werken na de AOW-leeftijd. De wet bevat maatregelen om verdringing van jongere werknemers door (door)werkende AOW-gerechtigden tegen te gaan. Let wel: bij IBM is de pensioenleeftijd de AOW-leeftijd. Wet versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd Deze wet geeft uitvoering aan het regeerakkoord. In het regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd vanaf 2016 geleidelijk wordt verhoogd naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vervolgens wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de stijging van de
26
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
levensverwachting. Na 2015 wordt een versnelling aangebracht in het tempo waarmee de AOW-leeftijd wordt verhoogd als gevolg van de Wet verhoging AOWen pensioenrichtleeftijd (Wet VAP). De AOW-leeftijd wordt vanaf 2022 op gezette tijden aangepast aan de stijging van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in stappen van drie maanden per jaar. Vervallen termijn bij waardeoverdracht Voorheen hadden deelnemers na een wisseling van baan zes maanden de tijd om een waardeoverdracht aan te vragen bij de pensioenuitvoerder van hun nieuwe werkgever. Omdat waardeoverdracht in veel gevallen een verbetering betreft voor deelnemers is het onwenselijk dat de mogelijkheden voor waardeoverdracht te veel worden beperkt. Door een wetswijziging is geregeld dat voor werknemers die na 1 januari 2015 van baan wisselen de termijn van 6 maanden waarbinnen de waardeoverdracht van het pensioen moet worden aangevraagd, is vervallen. Nieuw Financieel Toetsingskader De Wet aanpassing financieel toetsingskader (nFTK) is per 1 januari 2015 in werking getreden. Het nFTK is onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd. In de wet is (onder meer) vastgelegd dat: • toeslagindexatie evenwichtig over generaties moet worden verleend; •
de beleidsmaatregelen gebaseerd worden op het 12-maandsgemiddelde van de dekkingsgraad (de beleidsdekkingsgraad);
•
toeslagverlening alleen plaats mag vinden indien de beleidsdekkingsgraad minimaal 110% is en voor zover toeslagverlening ook toekomstbestendig is;
•
financiële schokken over maximaal 10 jaar mogen worden uitgesmeerd; de (kostendekkende) premie op het voortschrijdende gemiddelde van de 10jaarsrente mag worden gebaseerd of op basis van een prudent verwacht rendement.
•
Het bestuur heeft met IBM onderhandelingen gevoerd en een akkoord op hoofdlijnen bereikt over de noodzakelijke wijzigingen in de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en IBM als gevolg van het nFTK. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 2.4.5. De omzetting van de hoofdlijnen van het bereikte akkoord naar de uitvoeringsovereenkomst heeft in 2015 plaatsgevonden. Het finale akkoord wordt in 2016 verwacht. Wet algemeen pensioenfonds De Wet algemeen pensioenfonds is eind 2015 aangenomen. Doel hiervan is het verbeteren van de keuzemogelijkheden voor werkgevers en werknemers om een kwalitatief hoogstaande pensioenuitvoering tegen een scherpe prijs te realiseren. Met het oog op de voortgaande consolidatie van pensioenfondsen wordt hiermee een nieuwe vorm van bundeling in de uitvoering van pensioenregelingen mogelijk gemaakt. De huidige keuzemogelijkheden - ander pensioenfonds, verzekeraar, premiepensioeninstelling (PPI), multi-ondernemingspensioenfonds (multi-opf) kennen beperkingen in de mogelijkheden tot bundeling van verscheidene pensioenregelingen. Door de gescheiden uitvoering van pensioenregelingen in een algemeen pensioenfonds kan een evenwicht gevonden worden tussen enerzijds de eigen identiteit en solidariteit van de zogenoemde collectiviteitkring en anderzijds
27
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
schaalvoordelen waarmee bestuurlijke lasten en uitvoeringskosten kunnen worden beperkt. Dat is in het belang van de deelnemers. De wet draagt verder bij aan de modernisering van het pensioenstelsel. SPIN onderzoekt momenteel of deze constructie een meerwaarde heeft voor het fonds in het kader van haar vervolgonderzoek naar de meest passende fondsstructuur voor de combinatie van een DB- en DC-pensioenregeling. Ook andere alternatieven worden in het vervolgonderzoek betrokken. Het bestuur streeft ernaar het onderzoek in 2016 af te ronden. Wet pensioencommunicatie De Wet pensioencommunicatie is in 2015 aangenomen en treedt gefaseerd in werking tussen 1 juli 2015 en 1 juli 2017. De wet stelt het perspectief van de deelnemer centraal. Doel van deze wet is de pensioencommunicatie meer en beter aan te laten sluiten bij de informatiebehoeften en de kenmerken van de deelnemer. Wetsvoorstel bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake pensioen Staatssecretaris Klijnsma (SZW) heeft eind 2015 bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen ingediend. Het voorstel moet ertoe leiden dat de rol van de ondernemingsraad ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen wordt verduidelijkt en afgebakend ten opzichte van de bevoegdheid van (vertegenwoordigers van) werkgevers en werknemers in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Het fonds volgt de ontwikkelingen nauwlettend. Wetsvoorstel variabele pensioenuitkering Met dit wetsvoorstel beoogt de regering aan deelnemers aan een premieovereenkomst (DC) de keuzemogelijkheid te bieden van een variabele, risicodragende pensioenuitkering. Als de deelnemer hiervoor kiest, varieert het pensioen na de pensioendatum mee met het beleggingsrisico, de ontwikkeling van de levensverwachting en het gerealiseerde resultaat op sterfte. De beoogde inwerkingtreding is 1 augustus 2016, maar het is nog niet duidelijk of deze datum wordt gehaald. Het fonds volgt de ontwikkelingen van het wetsvoorstel op de voet. 2.4.2
Pensioenregelingen Pensioenregeling DB Belangrijkste wijzigingen Met ingang van 1 januari 2015 is een verdere wettelijke verlaging van de fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw doorgevoerd. Het maximale fiscaal gefaciliteerde opbouwpercentage is verlaagd van 2,15% naar 1,875% voor pensioen dat ingaat op 67 jaar. Naast de beperking van het opbouwpercentage bevat de wetswijziging ook een absolute fiscale beperking van het pensioengevend loon tot € 100.000. Bij SPIN heeft dit niet geleid tot een aanpassing in het opbouwpercentage aangezien er nog voldoende fiscale ruimte aanwezig was. Consequentie was wel dat het maximale pensioengevend loon met € 98.874 iets lager is dan het fiscale maximum.
28
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Door de invoering van het nFTK is eveneens de toeslagregeling aangepast, in paragraaf 2.4.3 gaan wij verder in op het nieuwe toeslagbeleid. Soorten regelingen SPIN voerde per 31 december 2015 de volgende DB-pensioenregelingen uit: IBM Pensioenreglement Dit is een uitkeringsovereenkomst met een ouderdomspensioen op 60 jaar of 65 jaar. Dit betreft gewezen deelnemers die in het verleden niet zijn overgegaan naar het FlexPensioenreglement of het Basispensioenreglement als deelnemer A. FlexPensioenreglement Dit is een uitkerings- en premieovereenkomst met een ouderdomspensioen op 60 jaar. Dit betreft (gewezen) deelnemers die in het verleden niet zijn overgegaan naar het BasisPensioenreglement als deelnemer B en die hun DC-kapitaal hebben ondergebracht bij een verzekeraar. BasisPensioenreglement Het BasisPensioenreglement kent de volgende drie soorten (gewezen) deelnemers: •
Deelnemer A: Uitkeringsovereenkomst met een ouderdomspensioen op 65 jaar of de AOW-leeftijd;
•
Deelnemer B: Uitkerings- en/of premieovereenkomst met een ouderdomspensioen op 65 jaar of de AOW-leeftijd;
•
Deelnemer C: Premieovereenkomst met een ouderdomspensioen op de AOWleeftijd.
AOP-reglement Actieve DB- en DC-deelnemers kunnen aanspraak maken op arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije pensioenopbouw. De hoogte van de pensioenuitkering en de premievrije pensioenopbouw is onder andere afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Toeslagregeling nominale aanspraken bij ASR Verzekeringen NV Het fonds voert de toeslagverlening uit voor pensioenrechten uit de IBMpensioenregeling waarvan de nominale aanspraken bij ASR Levensverzekering NV zijn ondergebracht. Hoofdkenmerken DB-pensioenregelingen In onderstaande tabel worden de hoofdkenmerken van de DB-pensioenregelingen uiteengezet. De BasisPensioenregeling voor ‘Deelnemer B’ en de FlexPensioenregeling kennen ook een DC-gedeelte. De hoofdkenmerken van dit DC-gedeelte zijn onder DC-pensioenregelingen uitgewerkt.
29
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Pensioenregeling
IBM (Hybride) Flex
Actieve deelnemers
nee
nee
ja
ja
Pensioenovereenkomst
Uitkering
Uitkering *
Uitkering
Uitkering *
Type pensioenregeling
Gemitigeerd eindloon
Middelloon
Middelloon
Middelloon
In dienst
< 1-1-1999
< 1-6-2006
< 1-6-2006
< 1-6-2006
60 of 65
60
65
65
55-AOW datum
55-AOW datum
Aftoppingsgrens
N.v.t.
N.v.t.
€ 98.874
€ 98.874
Franchise
N.v.t.
N.v.t.
€ 16.976
€ 16.976
N.v.t.
N.v.t.
2,00%
2,00%
N.v.t.
N.v.t.
jaren < 2014 1,2%
jaren < 2014 1,2%
jaren > 2013 1,0%
jaren > 2013 1,0%
Actief 27%30% van NP
Actief 27%30% van NP
Overig 15%OP
Overig 15%OP
Normale pensioenleeftijd Pensioneringsleeftijden
Basis A (Hybride) Basis B
55-AOW 55-AOW datum datum
Pensioenopbouw per jaar •
Ouderdom (OP)
•
Partner (NP) (risico) **
N.v.t. •
N.v.t.
Wezen (risico 1x) ***
Werknemersbijdrage Status regeling
N.v.t.
N.v.t.
verplicht 5%
verplicht 5%
Gesloten
Gesloten
Gesloten
Gesloten
*
De BasisPensioenregeling voor ‘Deelnemer B’ en de FlexPensioenregeling kent ook een DC-gedeelte. De kenmerken van dit DCgedeelte zijn onder DC-pensioenregelingen uitgewerkt. ** Voor alle bovengenoemde pensioenregelingen geldt dat per pensioendatum voor bepaling van het partnerpensioen rekening wordt gehouden met tot de pensioendatum opgebouwde rechten. *** Gestaffelde uitkering tussen 27% en 100% gezamenlijk van het partnerpensioen, afhankelijk van aantal wezen.
Tabel 9. Hoofdkenmerken van de DB-pensioenregelingen Voor alle DB-pensioenregelingen kan het opgebouwde partnerpensioen op de feitelijke pensioendatum in ouderdomspensioen worden omgezet. Het is tevens mogelijk: • • •
in deeltijd te pensioneren ouderdomspensioen in partnerpensioen om te zetten op datum beëindiging deelnemerschap of op de feitelijke pensioendatum de hoogte van de pensioenuitkering tijdens de periode van pensionering te laten variëren (hoog/laag of laag/hoog).
Pensioenregeling DC Belangrijkste wijzigingen Met ingang van 1 januari 2015 is een verdere wettelijke verlaging van de fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw doorgevoerd. Het maximale fiscaal gefaciliteerde opbouwpercentage is verlaagd hetgeen doorwerkt in de maximale premiestaffels. Naast de beperking van de premiepercentages bevat de wetswijziging ook een absolute fiscale beperking van het pensioengevend loon tot € 100.000. Bij
30
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
SPIN heeft dit niet geleid tot een aanpassing in de premiepercentages. Handhaving van de premiepercentages had wel als consequentie dat SPIN voor nieuwe opbouw is overgegaan van een zogenaamde 4%-staffel naar een 3% staffel; het maximale pensioengevend loon is met € 98.874 iets lager dan het fiscale maximum. Door de overgang naar een 3% staffel moet SPIN op diverse momenten toetsen of het DC-kapitaal niet boven de fiscale grenzen uitkomt. In onderstaande tabel worden de hoofdkenmerken van de DC-pensioenregelingen uiteengezet. Pensioenregeling
(Hybride) Flex
(Hybride) Basis B
Basis C
Actieve deelnemers
(Hybride) Flex
(Hybride) Basis B
Basis C
Pensioenovereenkomst
Nee
Ja
Ja
Type pensioenregeling
Premie *
Premie *
Premie
Beschikbare premie
Beschikbare premie
Beschikbare premie
< 1-6-2006
< 1-6-2006
>31-5-2006
60
65-67
65-67
55-AOW leeftijd
55-AOW leeftijd
55-AOW leeftijd
N.v.t.
€ 98.874
€ 98.874
t.b.v inkoop OP + NP
t.b.v inkoop OP + NP
t.b.v inkoop OP + NP
In dienst Normale pensioenleeftijd Pensioneringsleeftijden Franchise
Aftoppingsgrens Opbouw DC-kapitaal -Werkgeversbijdrage
N.v.t. Leeftijdsafhankelijke staffel Leeftijdsafhankelijke staffel
-Werknemersbijdrage
N.v.t.
vrijwillig ** 0% tot 5%
verplicht 5%
Risico partner pensioen
N.v.t.
jaren < 2014 1,2% jaren > 2013 1,0%
jaren < 2014 1,2% jaren > 2013 1,0%
Wezenpensioen (risico 1x)
N.v.t.
Actief 27%-30% van NP
Actief 27%-30% van NP
Gesloten
Gesloten
Open
Status regeling * **
De FlexPensioenregeling en de BasisPensioenregeling kennen voor ‘Deelnemer B’ ook een DB-gedeelte. De kenmerken van dit DBgedeelte zijn onder DB-pensioenregelingen uitgewerkt. Standaard is de werknemersbijdrage voor deelnemer B 5%. Deelnemers B kunnen ook kiezen voor een lager percentage.
Tabel 10. Hoofdkenmerken DC-pensioenregelingen Tot pensionering bouwt de deelnemer een pensioenkapitaal op. Dit pensioenkapitaal muteert met de ingelegde premies en de behaalde beleggingsresultaten. De (gewezen) deelnemer koopt met het opgebouwde pensioenkapitaal op pensioendatum pensioenrechten in. 2.4.3
Toeslagverlening DB-regeling De ambitie van het bestuur is pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van DB-pensioenregelingen jaarlijks te verhogen met de per regeling relevante consumentenprijsindex – (periode september-september). De toeslagverlening bij het fonds is, behoudens de ASR-toeslagregeling, voorwaardelijk. Het is derhalve niet zeker dat in de toekomst toeslagen worden verleend. Als gevolg van de invoering van het nFTK op 1 januari 2015 is wettelijk het toeslagbeleid gewijzigd. Dat was een voor alle betrokken partijen (het fonds, IBM, het verantwoordingsorgaan en de COR/GOR) intensief traject. Hieronder volgt een beschrijving van het nieuwe toeslagbeleid.
31
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Het fonds kent 3 toeslagregelingen die onderstaand worden toegelicht: Voorwaardelijke toeslagregelingen Het fonds kent een tweetal voorwaardelijke toeslagregelingen, t.w. (1) algemene toeslagregeling en (2) GBC toeslagregeling. Algemene toeslagregeling Het fonds probeert de pensioenaanspraken en -rechten jaarlijks te verhogen op basis van 75% van de consumentenprijsindex – alle huishoudens (periode september – september). De toeslag is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd. In de premie voor de financiering van de jaarlijkse pensioenopbouw is een component opgenomen ter versterking van het eigen vermogen, die dient als bron voor voorwaardelijke toeslag. Deze toeslagcomponent in de premie wordt berekend op basis van de aanname dat deze dient om financiële ruimte te scheppen voor toekomstige voorwaardelijke toeslag van de pensioenen opgebouwd in het betreffende jaar tot het niveau van 75% van de eerder genoemde CPI. De mutatie van de prijsindex wordt bepaald door de procentuele verandering van het indexcijfer van de maand september van het voorgaande kalenderjaar ten opzichte van het indexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Indien uit de berekeningen een negatieve toeslag volgt, wordt de toeslag op nul gesteld.
Het bestuur besluit jaarlijks in hoeverre de pensioenen kunnen worden aangepast. Het bestuur hanteert een toeslagstaffel als leidraad voor het bepalen van de mate van toeslagverlening. De hoogte van de toeslag is daarnaast afhankelijk van o.a. het wettelijk kader, de financiële positie van het fonds en de algemene economische ontwikkelingen. De toeslagstaffel ultimo 2015 luidt als volgt: 1. indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110% is de toeslag nihil; 2. indien de beleidsdekkingsgraad gelijk of hoger is dan 110% maar lager is dan de hierna te noemen bovengrens is de toeslag gelijk aan een actuarieel evenredig deel van de ambities zoals vastgelegd in de pensioenreglementen. De bovengrens wordt bepaald aan de hand van de rekenregel van artikel 15 lid 3 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, waarbij de discontovoet wordt gesteld op het maximaal verwachte bruto rendement op aandelen verminderd met de uniforme kostenafslag voor beleggingskosten. 3. indien de beleidsdekkingsgraad gelijk of hoger is dan de in 2. genoemde bovengrens is de toeslag gelijk aan de ambities zoals vastgelegd in de pensioenreglementen, eventueel vermeerderd met een inhaaltoeslag. De hierboven genoemde bovengrens conform het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen varieert maandelijks, de uitkomst is o.a. afhankelijk van de actuele rentestand. Ultimo 2015 was de bovengrens circa 119%.
32
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Incidentele toeslagverlening om in het verleden niet toegekende toeslag te compenseren kan door het bestuur worden verleend indien (1) die toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst overeenkomstig dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is, (2) de beleidsdekkingsgraad het niveau van het Vereist eigen vermogen, bedoeld in artikel 132 PW, behoudt en (3) in enig jaar een vijfde van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, kan worden aangewend. Een besluit dat in enig jaar inhaaltoeslag kan plaatsvinden, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen aanpassingen en houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur ter zake heeft. Het bestuur heeft voor de algemene toeslagregeling besloten per januari 2015 een toeslag op pensioenaanspraken te verlenen van 0,66%. In onderstaande grafiek is een overzicht van de status van de toeslagverlening voor de algemene toeslagregeling gegeven. CPI Ambitie Toeslag 3,50% 3,00% 2,50% 2,00% 1,50% 1,00% 0,50% 0,00% 2015
2014
2013
2012
2011
Grafiek 2. Status toeslagverlening algemene toeslagregeling Percentages voor 2011 zijn inclusief inhaaltoeslag
Toeslagregeling GBC arrest Deze toeslagregeling is voorwaardelijk en geldt voor pensioenen die in de periode 1 januari 1982 tot en met 31 december 1995 zijn opgebouwd en per 1 januari 1996 als premievrij of ingegaan pensioen zijn overgegaan naar het fonds. Voor de GBC-toeslagregeling is de ambitie om de pensioenaanspraken en –rechten jaarlijks te verhogen op basis van 100% van de consumentenprijsindex-alle huishoudens (periode september – september) afgeleid. Voor de GBC-toeslagregeling geldt dat verhoging van pensioenaanspraken jaarlijks plaatsvindt op basis van de totale stijging van de consumentenprijsindex afgeleid – alle huishoudens (periode september – september). Voor de GBC-toeslagregeling geldt
33
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
dezelfde toeslagstaffel als bij de algemene toeslagregeling. De jaarlijkse verhoging zal echter niet hoger zijn dan mogelijk is op grond van de uitkomsten van de berekening van een indexatiebuffer. De berekeningswijze van de indexatiebuffer is in de Abtn opgenomen. Volgens deze berekening wordt de indexatiebuffer vastgesteld op basis van de laagste uitkomst van de volgende berekeningen: • 20% van de voorziening pensioenverplichtingen voor de betreffende groep deelnemers. De voorziening wordt berekend op basis van een disconteringsfactor van 4%; • het aandeel van de betreffende groep deelnemers in de totale vrije reserves van het fonds (de vrije reserve van het fonds is de reserve van het fonds minus 5% van de technische voorzieningen). Het aandeel wordt berekend op basis van de verhouding van de voorziening pensioenverplichtingen; • het bedrag bepaald door de beginstand, de toevoeging van beleggingsresultaten en de onttrekking van de kosten voor indexatie. De beleggingsresultaten betreffen hierbij alleen de positieve beleggingsresultaten boven de 4% rendement. De buffer bedraagt ultimo 2015 € 117 miljoen (ultimo 2014: € 123 miljoen). Het bestuur heeft voor deze toeslagregeling besloten om per januari 2015 een toeslag op de pensioenaanspraken te verlenen van 0,57%. In onderstaande grafiek is een overzicht van de status van de toeslagverlening voor de GBC toeslagregeling gegeven. CPI Ambitie Toeslag 3,50% 3,00% 2,50% 2,00% 1,50% 1,00% 0,50% 0,00% 2015
2014
2013
2012
2011
Status toeslagverlening GBC toeslagregeling Onvoorwaardelijke toeslagregeling Het fonds kent één onvoorwaardelijke toeslagregeling, t.w. de ASR-toeslagregeling. ASR-toeslagregeling De ASR-toeslagregeling geldt voor premievrije en ingegane pensioenen waarvan de per 31 december 1995 opgebouwde pensioenen niet per 1 januari 1996 zijn overgedragen aan SPIN. Deze toeslagregeling is onvoorwaardelijk. Hiervoor is een ‘voorziening bijzondere toeslagverlening’ opgenomen in de balans.
34
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Voor de ASR-toeslagregeling geldt dat verhoging van pensioenaanspraken jaarlijks plaatsvindt op basis van de consumentenprijsindex afgeleid – alle huishoudens (periode september - september). Randvoorwaarde bij de ASR-toeslagregeling is dat cumulatief maximaal 1,75% toeslag per jaar wordt toegekend. Het bestuur heeft voor de ASR-toeslagregeling besloten per januari 2015 een toeslag op pensioenaanspraken te verlenen van 0,57%. Dit was mogelijk, omdat er ruimte is ten opzichte van de cumulatieve maximale toeslagverlening van 1,75% per jaar. 2.4.4
Rendementsbijschrijving DC-regeling per cohort Op de opgebouwde DC-kapitalen wordt geen toeslag verleend. Uitgangspunt is dat dit gefinancierd wordt uit de beleggingsrendementen en kan worden ingekocht bij een verzekeraar.
2.4.5
Premie DB-regeling Premiebeleid Het fonds heeft met IBM een uitvoeringsovereenkomst afgesloten. In deze uitvoeringsovereenkomst is onder andere vastgelegd welke premie de werkgever betaalt. Door de invoering van het nFTK zijn de afspraken met IBM aangepast. Met ingang van 1 januari 2015 ontvangt SPIN een gedempte kostendekkende premie. Dit houdt in dat bij het vaststellen van de jaarlijkse premie gerekend wordt met een voortschrijdend gemiddelde van de rentetermijnstructuur over de afgelopen 120 maanden. Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan het vereist eigen vermogen (vereiste dekkingsgraad) of hoger is dan de premiekortingsgrens dan gelden ultimo 2015 de volgende afspraken: Grenswaarde
Regeling bij tekorten en vermogensoverschotten
<Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV = 105%) (dekkingstekort)
Betaling tekort binnen 16 kwartalen via annuïtaire lening.
Betaling tekort binnen 32 kwartalen via annuïtaire lening.
>Premiekortingsgrens (PKG)
Deze grens wordt gebaseerd op de voorziening pensioenverplichtingen inclusief toeslagambitie en de bepalingen over inhaalindexatie en kortingen (artikel 129 Pw). Bij een pensioenvermogen boven deze grens wordt een budget voor premiekorting vastgesteld. •
110% van de PKG: maximaal een bedrag gelijk aan de kostendekkende DB-premie exclusief uitvoeringskosten.
•
105-110% van de PKG: een prorata bedrag gelijk aan het verschil tussen kostendekkende premie en nihil.
Tabel 12. Afspraken over grenswaarde en regeling bij tekorten en overschotten
35
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Kostendekkende premie Deze kostendekkende premie bevat de volgende onderdelen: • •
Actuariële kosten jaaropbouw nominale aanspraken; Opslag voor excassokosten;
•
Risicopremie nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen; Opslag voor uitvoeringskosten; • Opslag voor solvabiliteit; • Opslag voor toeslagambitie. De samenstelling van de kostendekkende premie voor de boekjaren 2014 en 2015 is onderstaand weergegeven: •
Opslag voor toeslagambitie 60.000
Opslag voor solvabiliteit Opslag voor uitvoeringskosten
50.000
Risicopremie nabestaanden en arbeidsongeschiktheid
40.000
Opslag voor excassokosten Actuariële kosten jaaropbouw
30.000
nominale aanspraken 20.000 10.000 0 2015
2014
Grafiek 3 Kostendekkende premie DB-regeling 2015 en 2014 (x 1.000 €) In totaal bedroeg de kostendekkende premie over 2015 ca. € 29,0 miljoen (2014: € 38,7 miljoen). Dit bedrag is ook als premiebate in de staat van baten en lasten opgenomen. De kostendekkende premie is hiermee gelijk aan de feitelijke premie. De kostendekkende premie zonder rentedemping bedraagt over 2015 ca. € 39,3 miljoen. Wijziging Uitvoeringsovereenkomst Per 1 januari 2015 is het nFTK van kracht. Het bestuur heeft met IBM onderhandelingen gevoerd over noodzakelijke wijzigingen in de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en IBM. Dit heeft geresulteerd in een akkoord op hoofdlijnen. De wijzigingen hebben in het bijzonder betrekking op: •
wijziging van het toeslagbeleid; zie paragraaf 2.4.3; de garantie op pensioenbetalingen van IBM aan het fonds; zie paragraaf 2.4.5; • de betalingstermijnen bij herstel; zie paragraaf 2.4.5; • de vaststelling van de kostendekkende premie; zie paragraaf 2.4.5. De nadere uitwerking van het bereikte akkoord heeft grotendeels plaatsgevonden in 2015; het finale akkoord wordt verwacht in 2016. •
36
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Garantie IBM World Trade Corporation had aan IBM Nederland een garantie verstrekt voor het voldoen van de financiële verplichtingen van IBM Nederland. Deze garantie had een looptijd tot ultimo 2015 en had een maximum van USD 300 miljoen per jaar. Aan het einde van de looptijd van deze garantie is door IBM International Group B.V. aan IBM Nederland een garantie gegeven voor 3 jaar tot en met 31 december 2018 met dezelfde voorwaarden en condities. 2.4.6
Werkgeversbijdrage Werknemersbijdrage
Premiebeleid DC Jaarlijks wordt premie toegevoegd aan het DC-kapitaal. De werkgever betaalt een premie op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel. Daarnaast betalen de werknemers zelf 5% van de DC-grondslag door middel van inhouding op hun salaris. De premiepercentages per leeftijdscategorie kunnen als volgt worden weergegeven. 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
65-66
Grafiek 4. Overzicht premiepercentages DC-pensioenregelingen 2.4.7
Ontwikkeling deelnemersbestand Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling over 2015 weer van het deelnemersbestand voor het fonds als geheel.
Categorie deelnemer
Stand per 1 januari Nieuwe toetredingen Ontslag met premievrije aanspraken Uitgaande waardeoverdrachten Ingang pensioen Overlijden Beëindiging (wezenpensioen) Andere oorzaken Stand per 31 december Waarvan mannen Vrouwen
Basis C
IBM, Flex, Basis A/B
Totaal actief
2015 Gewezen deelnemers / partners
Pensioengerechtigden
Totaal
2014 Totaal
1.141 122 -122 -4 -3 -1 0 0 1.133 892 241
2.593 0 -149 0 -59 -8 0 -12 2.365 1.900 465
3.734 122 -271 -4 -62 -9 0 -12 3.498 2.792 706
5.364 0 271 -17 -128 -11 -3 -39 5.437 3.861 1.576
5.006 0 0 0 272 -130 -5 -16 5.127 3.368 1.759
14.104 122 0 -21 82 -150 -8 -67 14.062 10.021 4.041
14.164 113 0 -31 93 -164 -13 -58 14.104 10.080 4.024
Tabel 13. Ontwikkeling deelnemersbestand van SPIN als geheel in aantallen
37
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Onderstaande grafiek geeft de leeftijdsopbouw van actieve deelnemers in cohorten van vijf jaren en uitgesplitst naar mannen en vrouwen. Vrouwen Mannen
<70 <65 <60 <55 <50 <45 <40 <35 <30 <25 0
200
400
600
800
Grafiek 5. Leeftijdsopbouw actieve deelnemers in aantallen Tabel 14 laat de ontwikkeling zien van het aantal deelnemers met een DBpensioenaanspraak. Deelnemers
A. Actieven
Pensioenregeling Basis A (*) Basis B (*) Stand per 1 januari 699 1.894 Nieuwe toetredingen Ontslag met premievrije aanspraken Uitgaande waardeoverdrachten Ingang pensioen Overlijden Beëindiging Andere oorzaken -68 -160 Stand per 31 december 631 1.734 Waarvan mannen 519 1.381 Vrouwen 112 353
B. Gewezen
DB-Totaal deelnemers 2.593 4.667 0 0
C. Pensioengerechtigden
Totaal 2015
Totaal 2014
OP 3.737 0
PP 1.192 0
WP 77 0
Totaal 5.006 0
12.266 0
12.416 0
-149
149
0
0
0
0
0
0
0 -59 -8 0 -12 2.365 1.900 465
-11 -122 -11 0 -37 4.635 3.219 1.416
0 181 -97 0 -3 3.818 3.286 532
0 85 -33 0 -10 1.234 41 1.193
0 6 0 -5 -3 75 41 34
0 272 -130 -5 -16 5.127 3.368 1.759
-11 91 -149 -5 -65 12.127 8.487 3.640
-11 96 -164 -13 -58 12.266 8.614 3.652
OP=Ouderdomspensioen, PP=Partnerpensioen en WP= wezenpensioen * Voor Basis A en Basis B ontbreekt informatie over het verloop. Daarom zijn deze mutaties onder “Andere oorzaken” verwerkt. In kolom DB-Totaal is wel totaalinformatie voor de mutaties beschikbaar. Om dubbeltellingen te voorkomen is geen telling voor ‘Andere oorzaken’ opgenomen. Aangezien er geen opbouw meer plaatsvindt in IBM en FLEX zijn deze deelnemers opgenomen als gewezen deelnemers.
Tabel 14. Ontwikkeling bestand DB-pensioenregelingen in aantallen Tabel 15 laat de ontwikkeling zien van het aantal actieve deelnemers en gewezen deelnemers met een DC-pensioenkapitaal. De DC-regeling kent geen pensioengerechtigden aangezien bij pensionering inkoop extern plaatsvindt.
38
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Actieve deelnemers
2015
2014
Gewezen deelnemers
Totaal
Totaal
Flex
Basis B
Basis C
DC-totaal
DC
DC
DC
Stand per 1 januari
0
1.889
1.141
3.030
1.435
4.465
4.420
Nieuwe toetredingen
-
-
122
122
-
122
113
Ontslag met premievrije aanspraken
-
-122
-122
-244
244
-
-
Uitgaande waardeoverdrachten
-
-1
-4
-5
-9
-14
-23
Aanwending bij verzekeraar
-
-23
-3
-26
-11
-37
-18
Overlijden
-
-8
-1
-9
-2
-11
-2
Afkoop
-
-
-
-
-5
-5
-2
Andere oorzaken
-
-19
-
-19
-7
-26
-23
Stand per 31 december
0
1.716
1.133
2.849
1.645
4.494
4.465
mannen
0
1.375
892
2.267
1.311
3.578
3.562
vrouwen
0
341
241
582
334
916
903
Tabel 15. Ontwikkeling bestand DC-pensioenregelingen in aantallen
2.5
Goed pensioenfondsbestuur
2.5.1
Strategie SPIN werkt op basis van een missie en visie, die zijn opgenomen in paragraaf 1.2.2. SPIN vertaalt de missie en visie naar een strategie en legt dit vast in een strategiedocument. Het strategiedocument wordt vastgesteld door het bestuur. De strategie vormt de basis voor het jaarplan met jaardoelen. Dat plan vormt weer de basis voor de kwartaalplannen waarin de kwartaaldoelen zijn opgenomen. Het bestuur heeft in 2015 het strategiedocument geactualiseerd en uitgebreid met een hoofdstuk over (de kwantificering van) de risicohouding naar aanleiding van de uitgevoerde aanvangshaalbaarheidstoets.
2.5.2
Risicohouding Risicohouding Risicohouding is wettelijk gedefinieerd als de mate waarin het fonds – na overleg met werkgever- en werknemersvertegenwoordigers en het verantwoordingsorgaan – bereid is beleggingsrisico’s te lopen. De ‘mate waarin’ komt tot uitdrukking voor de lange termijn in het verwacht pensioenresultaat en voor de kortere termijn in de hoogte van het vereist eigen vermogen van het fonds. De risicohouding van het fonds geeft aan welke risico´s het fonds kan en wil accepteren om haar doelstellingen te behalen. Deze risicohouding wordt vastgesteld
39
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
door het algemeen bestuur en na overleg met IBM, de GOR en het verantwoordingsorgaan. Verwacht pensioenresultaat Het verwacht pensioenresultaat is de mate waarin het opgebouwde- en nog op te bouwen (DB-)pensioen van een fonds over een periode van 60 jaar naar verwachting tot uitkering komt. De berekening hiervan vindt plaats in een door DNB voorgeschreven ALM-model aan de hand van voorgeschreven parameters en een aantal voorgeschreven toekomstscenario’s. In deze scenario’s wordt rekening gehouden met toekomstige indexatie, het eventueel overslaan van indexatie, in het uiterste geval het korten van aanspraken en met eventuele reparaties van opgelopen achterstanden. De uitkomst van het verwacht pensioenresultaat wordt uitgedrukt als percentage van de pensioenuitkeringen over dezelfde periode als sprake zou zijn van het continu toekennen van 100% prijscompensatie. Bij het fonds is het verwacht pensioenresultaat op basis van de financiële positie per 1 januari 2015 ca. 93%. Dit geldt zowel voor de analyse vanuit de actuele dekkingsgraad, het Vereist Eigen vermogen en het Minimum Vereist Eigen vermogen. Voor het vaststellen hiervan is een zgn. aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd. Onderdeel van de aanvangshaalbaarheidstoets is het stellen van ondergrenzen voor het verwacht pensioenresultaat in de toekomst. Deze ‘ondergrenzen’ hebben een signaalfunctie. Elk volgend jaar zal het verwacht pensioenresultaat op basis van de financiële positie van dat moment opnieuw worden berekend. Dit proces noemen we de jaarlijkse haalbaarheidstoets. Mocht het dan verwachte pensioenresultaat als gevolg van ontwikkelingen op de financiële markten door de hierboven genoemde ‘ondergrenzen’ zakken, dan wordt een signaal afgegeven. Het bestuur zal IBM, de GOR en het verantwoordingsorgaan daarvan in kennis stellen en met hen opnieuw het gesprek over dit onderwerp aangaan. In onderstaande tabel zijn de grenzen weergegeven die vastgesteld zijn door het bestuur. Uitgangspositie a.
b.
c.
d.
Een ondergrens voor het pensioenresultaat vanuit het vereist eigen vermogen (mediaan) een ondergrens voor het pensioenresultaat vanuit de actuele financiële positie (mediaan) het maximale relatieve verschil tussen het mediane pensioenresultaat en dat in het 5% percentiel een onder- en bovengrens voor het Vereist Eigen Vermogen
Aanvangsmoment
Grens
92,4%
89,6% ondergrens
92,8%
90% ondergrens
7,0%
10% maximaal
113%
beweegruimte van 109 – 116%.
40
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
2.5.3
Organisatie van het bestuur Het bestuur hanteert het omgekeerd gemengde bestuursmodel (met een onafhankelijke voorzitter). Binnen dit model blijft de pariteit behouden en wordt de afstand tussen besturen en toezicht zo kort mogelijk gehouden. De evenwichtige belangenbehartiging vindt plaats doordat de vertegenwoordigers van de sociale partners en pensioengerechtigden zitting hebben in het bestuur en betrokken zijn bij en zeggenschap hebben over kernbesluiten van het fonds. Advies en verantwoording Onderdeel van dit bestuursmodel is een verantwoordingsorgaan. Zie hiervoor paragraaf 2.5.6. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 4 leden namens de actieve deelnemers, 4 leden namens de pensioengerechtigden en 4 leden namens IBM. Algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat uit het niet-uitvoerend bestuur (de onafhankelijke voorzitter en de bestuurders A en B) en het uitvoerende bestuur (het dagelijks bestuur: de bestuurders C). Het algemeen bestuur is collectief en integraal eindverantwoordelijk voor het gehele beleid en de uitvoering van het fonds. In de statuten zijn bepalingen opgenomen over benoeming, ontslag en schorsing van bestuursleden. Het algemeen bestuur is met inachtneming van de statuten, bevoegd tot alle daden, zowel van beheer als van beschikking welke verband houden met de doelstelling van het fonds. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse gang van zaken en de uitvoering van het beleid. De besluitvorming omtrent het door het fonds te voeren beleid inzake de dagelijkse uitvoering wordt bepaald door het dagelijks bestuur. Het niet-uitvoerend bestuur houdt toezicht op het dagelijks bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. Het algemeen bestuur stelt onder meer de volgende zaken vast: • de taakgebieden van het fonds als geheel en de taakgebieden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur; • het jaarverslag, de jaarrekening, de statuten, de pensioenreglementen, de uitvoeringsovereenkomst, de Abtn, het herstelplan (en de beëindiging daarvan), het reglement van het verantwoordingsorgaan en de beleggingscommissie en het geschiktheidsheidsplan; • •
de toeslag en eventuele inhaaltoeslag; het jaarlijkse budget.
Het algemeen bestuur voert daarnaast onder andere de volgende specifieke taken uit: • • •
het aangaan en wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst; het aanstellen en het ontslag van de risicomanager; het benoemen, herbenoemen en ontslaan van de accountant en actuaris, de leden van beleggingscommissie en de compliance officer;
•
instellen en buiten werking stellen van de beleggingscommissie, de geschillencommissie en de verkiezingscommissie verantwoordingsorgaan;
•
het jaarlijks verantwoording afleggen aan het verantwoordingsorgaan; het minimaal twee keer per jaar formeel overleg voeren met het verantwoordingsorgaan.
41
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Het algemeen bestuur vergadert ieder kwartaal en vaker als dat nodig is. Rechtsgeldige besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen met inachtneming van het gestelde in de statuten van het fonds. In onderstaande tabel zijn de samenstelling, benoeming en zittingstermijn van de bestuurders aangegeven. Categorie
Aantal
Voordracht
Benoeming
Onafhankelijk voorzitter
1
Door Dagelijks bestuur
Door Nietuitvoerend bestuur
Bestuurders A
3
Door IBM
Algemeen bestuur
3 jaren *
Jaarlijks per 1 maart één bestuurder
Bestuurders B
3
Twee door GOR, één door pensioengerechtigden
Algemeen bestuur
3 jaren *
Jaarlijks per 1 maart één bestuurder
Bestuurders C (Dagelijks bestuur)
2
-
Door Nietuitvoerend bestuur
Onbepaald
Niet van toepassing
*
ZittingsAftreden/ termijn Herbenoeming 3 jaren Per 1 juli 2017
Een bestuurder A of B die tussentijds wordt benoemd, blijft aan tot het einde van de zittingstermijn van degene die hij vervangt.
Tabel 16. Samenstelling, benoeming en zittingstermijn van Algemeen bestuur Voor de personele invulling van het algemeen bestuur wordt verwezen naar paragraaf 1.4. De wijzigingen ten opzichte van 2014 zijn de navolgende: • J.G.C.M. Wijffels is per 1 maart 2015 herbenoemd als bestuurder B tot 1 maart 2018; •
M. Hus is per 1 maart 2015 herbenoemd als bestuurder A tot 1 maart 2018.
L.H. den Bakker is per 1 maart 2016 herbenoemd als bestuurder A tot 1 maart 2019 en K. Verloop is per 1 maart 2016 benoemd als bestuurder B eveneens tot 1 maart 2019; K. Verloop vervangt hiermee J. Beima. Dagelijks bestuur Het algemeen bestuur heeft het dagelijks bestuur gemandateerd tot het gezamenlijk voeren van het dagelijks beleid van het fonds. Dit betreft onder andere het: •
vaststellen, opzetten, aansturen en uitvoeren van administratieve procedures en processen;
•
actualiseren van uitbestedingsovereenkomsten en servicelevel-overeenkomsten met de partijen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed;
•
uitvoeren van risicobeleid, premie- en beleggingsbeleid en communicatiebeleid; voeren van informeel overleg met het Verantwoordingsorgaan; vragen van advies aan beleggingscommissie en verantwoordingsorgaan; voorbereiden van en de nazorg uit de vergaderingen van het algemeen bestuur.
• • •
42
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Het dagelijks bestuur vergadert regulier, maar minimaal zes keer per jaar en zodra omstandigheden dit vereisen. Het dagelijks bestuur heeft taken en bevoegdheden verdeeld in de volgende twee portefeuilles: 1. vermogensbeheer, communicatie, juridische zaken en bestuursondersteuning, personeels- en facilitaire zaken en dagelijks beheer; en 2. financiële administratie, risicomanagement, actuariaat, pensioenbeheer, IT en projecten. In 2015 is het niet-uitvoerend bestuur gestart met het zoeken naar een opvolger van de directeur/lid dagelijks bestuur. Het bestuur is verheugd na een intensieve, uitgebreide en zorgvuldige selectieprocedure W. (Wouter) A.P. van Eechoud (1966) te hebben kunnen benoemen tot directeur/lid dagelijks bestuur van het fonds per 9 mei 2016. Hij volgde hiermee R. Hommes op die per gelijke datum zijn functie heeft neergelegd. Intern toezicht Het niet-uitvoerend bestuur houdt toezicht op het dagelijks bestuur. De taken van het niet-uitvoerend bestuur zijn met inachtneming van de statuten de navolgende: •
het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het algemeen bestuur;
•
verantwoording afleggen over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en de vennootschap en in het jaarverslag. het dagelijks bestuur met raad ter zijde staan.
•
Het algemeen bestuur heeft een toezichtsmatrix opgesteld met beleidsgebieden waarin is vastgelegd welke A-, B- en C-bestuurders voor elk beleidsgebied verantwoordelijk zijn. Taak van het niet-uitvoerend bestuur is ook de benoeming en het ontslag van de bestuurders C en de risicomanager. Het niet-uitvoerend bestuur beoordeelt vanuit aan hen toegewezen beleidsonderwerpen en toezichtstaken de voortgang en kwaliteit van de uitvoering en hebben daartoe veelvuldig contact met het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur legt verantwoording af aan het niet-uitvoerend bestuur op kwartaalbasis over het gevoerde en te voeren beleid. Daarnaast stelt het dagelijks bestuur het niet-uitvoerend bestuur op de hoogte van de gang van zaken binnen de organisatie. Dit gebeurt tijdens bestuursvergaderingen, tussentijds indien nodig en op verzoek. Het niet-uitvoerend bestuur ontvangt voor het uitvoeren van intern toezicht onder andere de volgende informatie: • • • • • •
notulen en actie- en besluitenlijsten van het dagelijks bestuur; risicorapportages van de risicomanager en maandelijkse performance/dekkingsgraadrapportage; compliancerapportages van de compliance officer; kwartaalrapportages van het dagelijks bestuur; jaarrapportage van het dagelijks bestuur; rapportages van de controlerend accountant en de certificerend actuaris.
43
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Het niet-uitvoerend bestuur komt voorafgaand aan de kwartaalvergaderingen van het algemeen bestuur bijeen (derhalve ten minste 1 keer per kwartaal) en wanneer omstandigheden dit vereisen. In de vergaderingen van het niet-uitvoerend bestuur worden bevindingen en ontwikkelingen vanuit intern toezichtsperspectief besproken. Van deze vergaderingen worden notulen gemaakt en wordt een actie- en besluitenlijst bijgehouden. Daarnaast voeren de niet-uitvoerende bestuursleden op de aan hen toegekende beleidsonderwerpen regelmatig besprekingen met het dagelijks bestuur over beleid, beleidsontwikkeling, monitoring en bijsturing. Periodiek vindt overleg plaats met de controlerend accountant en de certificerend actuaris. Hierbij worden hun bevindingen doorgenomen en vindt tevens een evaluatie plaats van de door deze partijen uitgevoerde werkzaamheden. Het niet-uitvoerend bestuur heeft uitvoerig stilgestaan bij het mogelijk instellen van een auditcommissie bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer. Achtergrond daarbij is dat een dergelijke commissie de inhoudelijke expertise van het niet-uitvoerend bestuur kan versterken en de mogelijkheid bevordert om inhoudelijk tegenwicht en weerwoord te kunnen bieden aan het uitvoerend deel van het bestuur. Het nietuitvoerend bestuur heeft in 1H 2016 besloten tot instelling en inrichting van een dergelijke commissie. Het niet-uitvoerend bestuur brengt jaarlijks een rapportage uit met hun bevindingen van het intern toezicht. Een samenvatting van deze rapportage is opgenomen in paragraaf 3.1.1. 2.5.4
Geschiktheid bestuur en organisatie Het besturen van een pensioenfonds is een grote verantwoordelijkheid en dient daarom ook uitgevoerd te worden door geschikte bestuurders. Geschiktheid bestaat uit deskundigheid, competenties en professioneel gedrag. Voor alle bestuursleden is een individueel opleidingsplan opgesteld. Naast het volgen van individuele opleidingen worden voor geschiktheidsbevordering themasessies in het bestuur en voor fondsgremia gehouden. In 2015 heeft het bestuur de volgende educatiesessies gehouden: •
• •
voor bestuurders en leden van het verantwoordingsorgaan: actualiteiten, beleggingen (nieuwe DC life cycle), risicohouding, wijzigingen in UFR, duration overlay; themasessies voor het bestuur met als onderwerpen: (1) toekomst SPIN, (2) risicohouding/aanvangshaalbaarheidstoets; een beleggingsdag voor het bestuur en de beleggingscommissie, met als onderwerpen: (1) kenmerken beleggingen, (2) actief/passief beleggen en (3) lopende DNB- onderzoeken;
•
sessies over actuele pensioenontwikkelingen voor gremia als het verantwoordingsorgaan, IBM, de GOR en het bestuur van de Grey Blue Circle. Daarnaast heeft het bestuur een deskundigheids- en competentietoets van SPO afgelegd. De resultaten daarvan worden in 2016 besproken. Naast de geschiktheid van de huidige bestuursleden vindt SPIN het ook van belang dat voor de langere termijn gewaakt wordt over de geschiktheid. Voor kandidaat-
44
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
bestuursleden zijn functieprofielen opgesteld en voor de leden van het verantwoordingsorgaan een competentievisie. In deze functieprofielen en competentievisie zijn criteria opgenomen waaraan nieuwe bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan behoren te voldoen, zoals de gewenste aanvangsdeskundigheid en werkervaring, de gewenste competenties en andere elementen. 2.5.5
Competenties en zelfevaluatie Naast de deskundigheid van bestuursleden zijn ook de bestuurlijke competenties en het gedrag en feitelijk handelen van het bestuur van belang. Het bestuur evalueert jaarlijks haar functioneren op deze aspecten. In 2015 is opvolging gegeven aan de uitkomsten en aanbevelingen uit de zelfevaluatie 2014. Daarvoor is een nieuw kwartaaloverleg opgezet om de voortgang te bewaken. De zelfevaluatie over 2015 heeft in maart 2016 plaatsgevonden. Dit is gebeurd in een aparte bijeenkomst met twee programmaonderdelen. Allereerst is gediscussieerd over de uitkomsten van de kennisreflector en de competentietoets die door alle individuele bestuursleden is ingevuld. Vervolgens zijn in een open discussie de ervaringen over ieders functioneren als bestuurslid en als bestuur als geheel in 2015 besproken. De voorzitter heeft voorafgaand met alle individuele bestuursleden een beoordelingsgesprek gevoerd en ook de voorzitter zelf is beoordeeld. De zelfevaluatie was met name gericht op het beter inrichten en invullen van de bestuurs- én toezichtstaak. Van de zelfevaluatie is een verslag gemaakt dat is vastgesteld door het algemeen bestuur. Actiepunten uit de zelfevaluatie worden vervolgens op kwartaalbasis gemonitord.
2.5.6
Code Pensioenfondsen In 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid de Code Pensioenfondsen (Code) gepubliceerd. Het doel van de Code is het bewustzijn van `goed pensioenfondsbestuur´ te stimuleren bij zowel de niet-uitvoerende bestuurders, de uitvoerende bestuurders als het verantwoordingsorgaan. De Code is per 1 juli 2014 wettelijk verankerd. Het bestuur onderschrijft het belang van de Code en is er van overtuigd dat het bijdraagt aan afgewogen besluitvorming over de in de Code genoemde onderwerpen. De Code laat ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur in de (beleids)keuzes die het maakt en weloverwogen afwijkingen zijn derhalve toegestaan. Het bestuur heeft een Transparantiedocument opgesteld waarin is vastgelegd hoe SPIN voldoet aan de normen en waarin beargumenteerd wordt aangegeven als wordt afgeweken van de Code. Het document is ook beoordeeld door het niet-uitvoerend bestuur. Onderstaand overzicht geeft een toelichting bij de in de Code genoemde normen die niet (volledig) worden toegepast: 36
Het bestuur bevordert dat de dienstverleners een klokkenluidersregeling hebben. Toelichting: Vorenstaand aspect wordt meegenomen in de uitbestedingsovereenkomsten met de desbetreffende partijen. Voor een groot deel van deze partijen heeft SPIN vastgesteld dat een klokkenluidersregeling aanwezig is.
45
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Er wordt door het bestuur op toegezien dat in nieuwe uitbestedingsovereenkomsten expliciet is opgenomen dat de desbetreffende dienstverlener beschikt over een klokkenluidersregeling. 60
De zittingsduur van een bestuurslid is maximaal vier jaar. Een bestuurslid kan maximaal twee keer worden herbenoemd. Toelichting: De statuten bepalen dat een bestuurder wordt benoemd voor drie jaar en met maximaal drie herbenoemingen. In totaal leidt dit niet tot overschrijding van de norm. Het bestuur handhaaft hiermee de systematiek die reeds voor inwerkingtreding van de Code was vastgelegd. Deze regeling heeft als voordeel dat ieder jaar een herbenoeming kan plaatsvinden van één van de drie A- en Bbestuurders. Dat is niet mogelijk bij een vierjarige zittingsperiode. De uitvoerende bestuursleden zijn voor onbepaalde tijd benoemd, aangezien zij ook voor onbepaalde tijd een arbeidsovereenkomst met het fonds zijn aangegaan. Eén van de bestuurders A is langer dan 12 jaar bestuurder van het fonds. Het bestuur hecht waarde aan waarborging van de continuïteit binnen het bestuur gezien zijn ervaring en achtergrond. Het bestuur laat dit prevaleren boven de gestelde norm. Tegelijkertijd onderneemt het bestuur wel actie voor het vinden van geschikte opvolgers en verleent IBM daaraan haar medewerking.
67
In het bestuur, het verantwoordingsorgaan of het belanghebbendenorgaan zitten ten minste één man en één vrouw. Toelichting: Het bestuur bestaat uitsluitend uit mannen. Het bestuur streeft evenwel naar diversiteit en brengt dit actief onder de aandacht bij de geledingen die de voordracht van potentiële bestuurders doen en heeft dit ook tot uiting gebracht in het diversiteitsbeleid. In het verantwoordingsorgaan hebben drie vrouwen zitting. In het selectieproces naar een opvolger voor de directeur/lid dagelijks bestuur is expliciet opgenomen in het functieprofiel dat bij gelijke geschiktheid de voorkeur uitging naar een vrouw.
68
In het bestuur, het verantwoordingsorgaan of het belanghebbendenorgaan zitten ten minste één lid boven en één lid onder de veertig jaar. Toelichting: Alle leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn ouder dan 40 jaar. Het bestuur bestaat voor het overgrote deel uit bestuursleden die reeds enige tijd bestuurder zijn. Daar komt bij dat volgens het rooster van aftreden jaarlijks twee bestuursleden worden herbenoemd. Dit betekent dat er een grote mate van continuïteit is binnen het bestuur. Het bestuur laat dat prevaleren boven de leeftijdsnorm. Het bestuur zal bij toekomstige verzoeken tot voordrachten aandacht blijven vragen voor de leeftijdsnorm van 40 jaar, rekening houdend met de leeftijdsopbouw van de actieve deelnemers (het overgrote deel is ouder dan 40 jaar). Bij de verkiezingen van de huidige leden van het verantwoordingsorgaan is in zowel de competentievisie als in de verkiezingscampagne aandacht gevraagd voor diversiteit.
46
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
2.5.7
Overige organen van SPIN Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan werkt op basis van een reglement. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd. Het verantwoordingsorgaan heeft wettelijke adviesrechten en kan het bestuur voor bepaalde zaken gevraagd of ongevraagd advies geven. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het algemeen en dagelijks bestuur gevoerde beleid en de verantwoording daarover aan de hand van het jaarverslag (bestuursverslag en jaarrekening) en andere informatie, waaronder de bevindingen van het niet-uitvoerend bestuur. Daarnaast vormt het verantwoordingsorgaan zich een oordeel over gemaakte beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan vergadert periodiek met het algemeen bestuur. Het verslag van het verantwoordingsorgaan is opgenomen in paragraaf 3.2. Gedurende het jaar heeft het verantwoordingsorgaan geadviseerd over onder meer de volgende onderwerpen: •
wijzigingen in het beleidsplan beloningen in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen. De wijzigingen zagen in het bijzonder op: – terughoudendheid met betrekking tot prestatiegerelateerde beloningen; – het in lijn brengen van prestatiegerichte beloningen met de Code Pensioenfondsen;
•
wijzigingen in de uitvoeringsovereenkomst in het kader van het nFTK, als vervolg op het adviestraject eind 2014. Naast de adviesaanvragen is het verantwoordingsorgaan betrokken geweest bij de vaststelling door het algemeen bestuur van de risicohouding van het fonds. Zie daarvoor paragraaf 2.5.3. In 2015 is de samenstelling van het verantwoordingsorgaan niet gewijzigd. Beleggingscommissie De beleggingscommissie bestaat uit vijf leden. Het algemeen bestuur benoemt en ontslaat de leden van de beleggingscommissie. Van de beleggingscommissie worden twee leden door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van IBM en wordt één lid benoemd op voordracht van de GOR. De zittingstermijn van een lid is vier jaar. De beleggingscommissie werkt op basis van een vastgesteld reglement. Volgens dit reglement heeft de beleggingscommissie de taak het algemeen bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren over het beleggingsbeleid en daaraan gerelateerde onderwerpen. Dit betreft onder meer: te gebruiken economische parameters, simulaties en resultaten van ALM-studies, evaluatie van de DC-beleggingsprofielen, beoordeling van beleggingsproducten, selectie van vermogensbeheerders en het algemene beleggingsbeleid. De beleggingscommissie volgt de resultaten van het de totale DBbeleggingsportefeuille en van de DC life cycle en van de individuele beleggingsmandaten. Verder beoordeelt de beleggingscommissie de wijze waarop het
47
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
monitoren van de vermogensbeheerders door het fonds plaatsvindt en de resultaten van de monitoring. De beleggingscommissie vergadert elk kwartaal. In deze vergadering wordt in aanwezigheid van de twee toezichthoudende bestuurders, de risicomanager en een lid van het dagelijks bestuur gesproken over het gevoerde beleggingsbeleid en de ontwikkelingen op de financiële markten. De discussies en adviezen van de beleggingscommissie worden vastgelegd en gerapporteerd aan het algemeen bestuur. Gedurende het jaar heeft de beleggingscommissie de volgende adviezen gegeven: •
het handhaven van de huidige strategische allocatie, het evalueren van de restricties in beleggingsrichtlijnen en het doorrekenen van de impact van verschillende allocaties in ALM-context en het handhaven van de huidige strategische allocatie inzake risico pariteit;
•
te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om verschillende sets van economische parameters en (deterministische) stressscenario’s in de ALM analyse te betrekken en het akkoord gaan met de gehanteerde uitgangspunten en parameters te gebruiken voor de ALM analyses in 2015;
•
m.b.t. de (nieuwe) DC life cycle: – opzet nieuwe DC beleggingsprofielen; – vervanging van Euro Credits voor Global Corporates ex-Financials; – wijziging van de geplande regionale aandelenallocatie (Europa en Emerging Markets overwogen) naar weging volgens de MSCI Wereld incl. Emerging Markets index; – samenstelling van de nieuwe portefeuille uit hoogwaardige staatsobligaties van Duitsland en Nederland aangevuld met Finland en Oostenrijk, daarbij rekening houdend met spreiding en liquiditeit, t.w. onder meer verwijdering van de Franse nominale staatobligaties; – het momentum van de overgang naar de nieuwe DC life cycle per 30 september 2015;
•
het akkoord gaan met het Beleggingsjaarplan 2016.
In 2015 is de samenstelling van de beleggingscommissie niet gewijzigd. Het reglement is in 2015 aangepast. In het bijzonder is aansluiting gezocht bij de actualiteit en de huidige tekst van de statuten van het fonds. Geschillencommissie De geschillencommissie werkt op basis van een vastgesteld reglement. In dit reglement heeft het algemeen bestuur de procedure voor behandeling van geschillen opgenomen en wordt de werkwijze van de geschillencommissie geregeld. Volgens het reglement heeft de geschillencommissie de taak om op verzoek van een belanghebbende bij het fonds geschillen te behandelen. Uitspraken van de geschillencommissie zijn niet bindend. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Benoeming vindt plaats door de voordragende organisaties, te weten het verantwoordingsorgaan, de GOR en IBM. De zittingstermijn is voor onbepaalde tijd. In 2015 heeft zich een wijziging voorgedaan in de samenstelling van de geschillencommissie. Met ingang van 25 februari is de heer
48
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
W. Lassche benoemd tot lid van de geschillencommissie ter vervanging van de heer J. Tullemans. In 2015 zijn geen geschillen bij de geschillencommissie gemeld; het reglement en de procedure zijn niet aangepast.
2.6
Communicatie Het jaar 2015 stond in het teken van het formuleren van het langetermijnbeleid en communicatie over een aantal belangrijke wijzigingen. Met name aan de communicatie over de vernieuwde DC-beleggingsprofielen is veel zorg besteed. Ook zijn weer diverse reguliere publicaties uitgebracht.
2.6.1
Beleid en aanpak Algemeen Het communicatiebeleid van het fonds is beschreven in een algemeen beleidsplan en een operationeel plan. Beide worden consequent vertaald naar jaarplannen, projectplannen en briefings. Communicatie vanuit het fonds draagt bij aan de volgende doelen: •
belanghebbenden van het fonds weten hoe hun pensioen bij/van IBM geregeld is. Deelnemers weten hoeveel ze opbouwen en/of (straks) uitgekeerd krijgen;
•
belanghebbenden zijn op de hoogte van rechten, risico’s en voorwaarden die verbonden zijn aan hun pensioen;
•
belanghebbenden hebben inzicht in mogelijk te ondernemen acties als hun pensioen niet voldoet aan hun eigen gestelde wensen;
•
belanghebbenden hebben vertrouwen in het fonds als het gaat om pensioenkennis, uitvoering en beleggingen. Ook zien deelnemers in het fonds een toegankelijke, transparante partij die belanghebbenden verder helpt en duidelijkheid geeft.
Om deze doelen te realiseren maakt SPIN onder meer gebruik van de volgende communicatiemiddelen: • • • • • •
website met nieuws, acties en actuele informatie; online tools voor pensioenplanning en inzicht in de regelingen; pensioenoverzichten en UPO’s; nieuwsblad en nieuwsflitsen; heldere persoonlijke correspondentie en begeleiding van deelnemers; voorlichtingsbijeenkomsten bij IBM.
Uitslag SPIN Monitor 2014 Eind 2014 is het driejaarlijkse onderzoek naar klanttevredenheid en imago weer afgenomen onder de actieve deelnemers en gepensioneerden. De resultaten en conclusies werden in 2015 bekend. Hieruit bleek dat het fonds in vergelijking met drie jaar geleden: • •
meer bekendheid had gekregen dat het vertrouwen in het fonds verder was toegenomen en
49
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
• •
dat het draagvlak voor de DC-regeling was versterkt daarentegen werden communicatiemiddelen iets minder gebruikt
• en bleef de DB/DC-combinatie onverminderd ingewikkeld voor deelnemers. De DC-regeling werd in vergelijking met de DB-regeling minder goed beoordeeld en het pensioenbewustzijn van DC-deelnemers is lager dan de andere categorieën. Het fonds zal vorenstaande en de meer specifieke aanbevelingen meenemen in haar verdere analyses ter verbetering van het pensioenbewustzijn en (verdere) digitalisering.
Visie voor de toekomst In 2015 is gewerkt aan het onderbouwen van een visieschets voor toekomstige pensioencommunicatie door het fonds. In de onderbouwing werden de uitslag van de SPIN Monitor 2014, visie en feedback van het bestuur, research door de afdeling communicatie en de nieuwe wet pensioencommunicatie meegenomen. In het huidige communicatiebeleid, en inmiddels ook in de nieuwe wet pensioencommunicatie, staat de deelnemer centraal. Het doel van het fonds is om deelnemers zelf het initiatief te laten nemen om hun pensioen te doorgronden en zelf hun pensioenzaken te regelen. Daarvoor zijn de juiste informatie en `tools´ nodig waarin het fonds moet voorzien. Het fonds ziet de combinatie online en persoonlijke communicatie als een effectieve aanpak. Het fonds verwacht in 2016 concrete plannen te kunnen maken en deze in 2017 uit te kunnen rollen. Wettelijk verplichte communicatie De Pensioenwet stelt eisen aan de communicatie door SPIN. Daarnaast is per 1 juli 2015 de wet pensioencommunicatie van kracht geworden. Ook doet de toezichthouder regelmatig aanbevelingen om de communicatie door pensioenfondsen te verbeteren. SPIN beschouwt de verplichtingen en richtlijnen als randvoorwaarden binnen het communicatiebeleid en richt zich erop om aan alle vereisten te voldoen. Ieder jaar worden de vereisten afgestemd met het bestuur. Hiertoe is in een document vastgelegd op welke wijze SPIN daaraan voldoet, voorzien van relevante argumenten. 2.6.2
Projecten en activiteiten Vernieuwing DC-beleggingsprofielen Aan het begin van de zomer 2015 werd de aftrap gegeven voor een campagne over de vernieuwde DC-beleggingsprofielen. Deelnemers en gewezen deelnemers ontvingen een ansichtkaart met een aankondiging van de wijziging. Direct na de zomervakantie ging de campagne echt van start. In een mailing kregen de doelgroepen inzicht in de veranderingen en werden de deelnemers aangemoedigd om hun huidige profiel nog eens te heroverwegen. Op de website was een speciaal gedeelte ingericht met meer informatie en achtergronden. Bij binnenkomst op dit gedeelte werd een animatie getoond met de hoofdboodschap en de highlights van de wijzigingen. Er zijn verder twee extra pensioenpresentaties over dit onderwerp gegeven bij IBM. Na afloop bleek uit een enquête dat de communicatie goed was ontvangen en begrijpelijk was bevonden. Iets meer dan de helft van de ondervraagden had overwogen om een ander beleggingsprofiel te kiezen.
50
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Wijzigingen in het BasisPensioen De eerder in het verslag genoemde wijzigingen in het BasisPensioenreglement door IBM en het fonds gecommuniceerd. Uiteraard is ook de gehele website weer actueel gemaakt wat betreft deze (en andere) onderwerpen. Aanpassingen in de PensioenPlanner De PensioenPlanner is in 2015 aangepast. De volgende wijzigingen kunnen worden genoemd : (1) de effecten van de wijzigingen in het BasisPensioenReglement, (2) maandelijkse update van de inkooptarieven, (3) jaarlijkse aanpassing van de verwachte rendementen op de DC-kapitalen en (4) het geschikt maken van de PensioenPlanner voor gebruik onder Linux en OSX. Pensioeninloop Elk kwartaal organiseert het fonds een pensioeninloop bij IBM in Amsterdam. De bijeenkomsten werden goed gewaardeerd en de opkomsten varieerden tussen de 20 en 60 aanwezigen. In 2015 waren de onderwerpen (1) ‘wat kunt u zelf doen voor uw pensioen?’, (2) ‘aan de slag met de PensioenPlanner’, (3) ‘met pensioen gaan, hoe werkt dat?’ en (4) twee extra bijeenkomsten over de wijzigingen in de DCbeleggingsprofielen. Uniforme pensioenoverzichten In juni zijn de jaarlijkse UPO’s gestuurd aan gewezen deelnemers, in juli de UPO’s aan de actieve deelnemers en arbeidsongeschikten. In december ontvingen ook de expartners een UPO. Bij elk UPO zit een nieuwsflits met korte nieuwtjes. 2.6.3
Nieuws SPIN brengt nieuws via verschillende kanalen: online via de website, gedrukt via het nieuwsblad SPIN.FO en nieuwsflits SPIN.Actueel. Gedrukt De SPIN.Actueel wordt meegestuurd met de pensioenoverzichten en geeft nieuws gerelateerd aan het pensioenoverzicht en de specifieke doelgroep. Zo krijgen doelgroepen korte en relevante boodschappen. In de SPIN.Actueel is in het afgelopen jaar bijvoorbeeld aandacht besteed aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad, toeslagen en (DC)-rendementen. Ook is in november een extra SPIN.Actueel verstuurd aan pensioengerechtigden in verband met een wisseling in het bestuur. De SPIN.FO geeft onder andere achtergronden bij het nieuws, geeft prikkelende visies weer op pensioen en informeert over de highlights van IBM-pensioenen en de wijzigingen daarin. Het nieuwsblad verscheen in februari en september. Er werd een korte enquête gehouden onder de lezers van de SPIN.FO. Hieruit bleek onder andere dat actieve deelnemers vooral actualiteiten lezen en gepensioneerden de personalia, dat men de verschijningsfrequentie van twee keer per jaar goed vindt en dat lezers moeite hebben met diverse pensioenbegrippen. De vele tips en opmerkingen
51
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
vormen een goede bron voor verdere verbeteringen in de SPIN.FO en onderwerpen om over te informeren. Online Het meest actuele nieuws is altijd te vinden op de website. Iedere maand is de stand van de dekkingsgraad te zien, naast allerlei andere berichten en informatie over IBMpensioenen en het fonds. Verdere informatie betrof onder meer: impressies van pensioeninlopen, verhuisbericht, vacature, marktontwikkelingen en rendementen van de DC-regeling, basiscijfers, updates over duurzaam beleggen, jaarverslag en wat gebeurt er bij een financiële crisis en bij prijsstijgingen.
2.7
Risicomanagement
2.7.1
Opzet risicomanagement De strategische doelstellingen van SPIN en de bedrijfsvoering brengen risico´s met zich mee. Het fonds besteedt veel aandacht aan de analyse van risico´s en de beheersing hiervan. Het fonds heeft hiervoor een risicomanagement raamwerk opgesteld. Het risicomanagement raamwerk: •
geeft in een beknopt en helder overzicht de doelstellingen, uitgangspunten en het integrale proces van risicomanagement binnen SPIN weer;
•
legt de taken- en verantwoordelijkheden voor alle betrokkenen vast op het gebied van risicomanagement. Risicomanagement is primair de verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de aan het dagelijks bestuur rapporterende managers. Het fonds hanteert integraal risicomanagement, de focus ligt hierbij op de belangrijkste risico´s. Alle financiële- en niet-financiële risico´s worden in hun onderlinge samenhang beschouwd. Het integrale risicomanagement is een continu proces van: 1. vaststellen risicohouding; 2. risicoanalyse en mitigatie; 3. risicoanalyse en toetsen effectiviteit; 4. kwartaalbeoordeling; 5. rapporteren; 6. opvolging en bewaking.
52
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
In het strategiedocument van SPIN is een beschrijving van de risicohouding van het fonds opgenomen. Bij alle bestuursbesluiten wordt, waar dit van toepassing is, een risicoafweging gemaakt. Deze risicoafweging wordt vastgelegd bij het desbetreffende besluit. SPIN heeft een afdeling risicomanagement. Risicomanagement zorgt voor het juist, volledig en tijdig identificeren van de risico´s van het fonds (inclusief kans en impact) en stelt vast dat de gesignaleerde risico´s adequaat beheerst worden (opzet en werking) en dat de risico´s in lijn liggen met de risicohouding van het fonds. Risicomanagement is binnen SPIN zo opgezet dat het bijdraagt aan de doelstellingen van SPIN en daarmee aan een adequate behartiging van belangen van de deelnemers, sponsor en andere belanghebbenden. De risicomanager geeft op kwartaalbasis terugkoppeling van de bevindingen onder meer door middel van de risicomonitor. De risicomanager bespreekt de risicomonitor met het niet-uitvoerend bestuur. De besproken risicomonitor wordt vervolgens toegevoegd aan de bestuursstukken van de bestuursvergadering van het algemeen bestuur. Desgewenst verzorgt de risicomanager een (mondelinge) toelichting. De risicomanager is daarnaast verantwoordelijk voor het toetsen of alle interne procedures en hierin opgenomen beheersmaatregelen worden uitgevoerd. 2.7.2
Beschrijving risico´s en het risicobeleid DB-regeling Het belangrijkste risico voor het fonds, de deelnemers en de pensioengerechtigden is het ontbreken van voldoende vermogen om aan de pensioenverplichtingen te voldoen. Dit is het solvabiliteitsrisico. Het beleggingsbeleid, het toeslagbeleid en het premiebeleid zijn de belangrijkste maatregelen ter beheersing van het solvabiliteitsrisico. Voor de deelnemers is het tevens van belang dat de toekomstige uitkeringen geïndexeerd kunnen worden conform de ambitie voor toeslagverlening
53
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
van het fonds. Als de uitkeringen niet geïndexeerd worden dan zijn de toekomstige uitkeringen niet waardevast. Dit noemen wij het toeslagverleningsrisico. Voor de analyse en beheersing van risico´s maakt het fonds gebruik van de in tabel 17 opgenomen risicocategorieën. Deze risicocategorieën kunnen alle van invloed zijn op het solvabiliteitsrisico en het toeslagverleningsrisico. Risicocategorie Financiële risico’s Matching-, rente- en inflatierisico Marktrisico Valutarisico Grondstoffenrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch risico Liquiditeitsrisico
Risicocategorie Niet financiële risico’s Omgevingsrisico Operationeel risico Uitbestedingsrisico IT-risico Integriteitsrisico Juridisch risico Communicatierisico Governancerisico
Tabel 17. Overzicht risicocategorieën Onderstaand geven wij een verdere uitwerking per risicocategorie en het beleid van het fonds om deze risico´s te beheersen. In de jaarrekening is in paragraaf 3.4.7 ´Risicobeheer´ een nadere toelichting opgenomen over de uitwerking van de financiële risico´s ultimo december 2015. Matching-, rente- en inflatierisico Het matchingrisico is het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva, dan wel inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden en gevoeligheid voor ontwikkelingen in prijspeil. Het renterisico is de mogelijke impact op de hoogte van de dekkingsgraad door waardewijziging van de beleggingen en de verplichtingen als gevolg van wijzigingen in de rente. Het renterisico ontstaat als de looptijd van de beleggingen en de looptijd van de verplichtingen niet in overeenstemming zijn. Een daling of stijging van de rente heeft dan een andere invloed op de waarde van de beleggingen dan op de waarde van de verplichtingen. Om dit renterisico te verminderen zorgt het fonds er voor dat de looptijd van de beleggingen en de looptijd van de verplichtingen niet veel van elkaar afwijken. Ultimo 2015 was het beleid van het fonds om dit renterisico voor 70% af te dekken. Voor de rentegevoeligheid van de verplichtingen kijkt het fonds hierbij naar de rentecurve zoals gepubliceerd door DNB. De looptijd van de verplichtingen (de toekomstige pensioenuitkeringen) is zonder maatregelen langer dan de gemiddelde looptijd van de rentedragende beleggingen. Om het renterisico te verminderen maakt het fonds gebruik van rentederivaten, zoals renteswaps en swaptions. Door het gebruik van deze derivaten wordt de looptijd van de beleggingen meer in lijn gebracht met de looptijd van de verplichtingen. De risico´s die samenhangen met derivaten worden beschreven bij het onderdeel kredietrisico.
54
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Het inflatierisico is het risico dat met de uitbetaalde pensioenen in de toekomst door de deelnemer minder gekocht worden, omdat de prijzen gestegen zijn. Om deze daling op te kunnen vangen heeft het fonds de ambitie om de pensioenen jaarlijks te verhogen. Door wijziging in de verwachte inflatie worden de reële verplichtingen (dit zijn de pensioenuitkeringen waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige inflatie) elk jaar meer of minder waard. Het fonds dekt het inflatierisico momenteel beperkt af door onder andere te beleggen in inflatiegerelateerde vastrentende waarden en inflatieswaps. Het beleid van het fonds voorziet in een verdere afdekking van de reële verplichtingen als de nominale dekkingsgraad hoger is dan 130%. In het beleid houdt het fonds rekening met de correlatie tussen rente en inflatie. Marktrisico Het marktrisico is het risico van koersmutaties in de beleggingsportefeuille door veranderingen in de markten waarin het fonds belegt. Binnen de beleggingsportefeuille spreidt het fonds de risico´s over diverse beleggingscategorieën. Daarnaast spreidt het fonds de beleggingen binnen deze categorieën. Het fonds belegt dan ook in verschillende regio´s en sectoren en zorgt ervoor dat er geen grote risicovolle concentraties ontstaan in bepaalde tegenpartijen. Door spreiding aan te brengen in de beleggingen is SPIN minder gevoelig voor specifieke koersontwikkelingen van een individuele belegging of specifieke koersontwikkelingen in een bepaalde sector of regio. Met de externe vermogensbeheerders heeft het fonds duidelijke afspraken vastgelegd in contracten. In deze contracten zijn regels en restricties vastgelegd voor onder andere concentraties, samenstelling van de portefeuille, toegestane afwijkingen van de benchmark, vergoedingen e.d. Valutarisico Door bovengenoemde spreiding in de beleggingsportefeuille wordt in diverse landen en diverse valuta belegd. Het valutarisico is het risico van koersmutaties in de beleggingsportefeuille door veranderingen in de koersen van deze valuta. Het beleid van het fonds is om over 85% van de totale waarde van de beleggingsportefeuille geen valutarisico te lopen. Voor de afdekking van dit risico maakt het fonds gebruik van valutaderivaten. De belangrijkste valuta welke worden afgedekt zijn de US dollar, het Britse pond en de Japanse yen. De niet afgedekte valuta betreffen hoofdzakelijk niet-Euro landen in Europa en valuta in Emerging Markets. Grondstoffenrisico Het grondstoffenrisico is het risico van koersmutaties in de beleggingsportefeuille door veranderingen in de prijzen van grondstoffen. Het fonds belegt circa 2,5% van de totale beleggingsportefeuille in grondstoffen. Het grondstoffenrisico beperkt SPIN door spreiding aan te brengen in de soorten grondstoffen waarin het fonds belegt. Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een tegenpartij van het fonds contractuele of andere overeengekomen verplichtingen niet nakomt. Dit risico ontstaat onder andere bij beleggingen in vastrentende waarden, derivatencontracten, de positie met de herverzekeraar en de premiebetaling vanuit IBM.
55
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Om het kredietrisico te verminderen spreidt het fonds de beleggingen en derivatenposities over diverse tegenpartijen en worden eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen. Bij het beleggingsbeleid houdt het fonds rekening met het risicoprofiel van de beleggingen ten opzichte van het verwachte extra rendement van deze beleggingen. Onafhankelijke bedrijven toetsen regelmatig de kredietwaardigheid van de tegenpartijen (rating). Derivaten worden alleen aangegaan met partijen met een voor het fonds acceptabele rating. Verder worden alleen derivatencontracten afgesloten met tegenpartijen waarmee zogenaamde ISDA-/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten. Hierbij is het uitgangspunt dat de marktwaarde van derivaten volledig gedekt dient te zijn door onderpand, dat alleen mag bestaan uit staatsobligaties van Duitsland, Frankrijk en Nederland. Het kredietrisico op de herverzekeraar en op IBM Nederland als sponsor wordt frequent door SPIN gemonitord. Voor beperking van het kredietrisico op IBM Nederland heeft IBM Corporation een garantie afgegeven. Een extra kredietrisico zou kunnen ontstaan als de beleggingen tijdelijk worden uitgeleend aan andere partijen (security lending). Het fonds is van mening dat dit risico op dit moment niet opweegt tegen de opbrengst die hier tegenover zou kunnen staan. Het fonds sluit derhalve in de contracten de mogelijkheden tot uitlenen van effecten uit. Verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen. Voor de in het verleden opgebouwde DB-pensioenen wordt een voorziening aangehouden. Bij de berekening van deze voorziening moeten aannames worden gedaan. Een belangrijke aanname hierbij is bijvoorbeeld hoe lang de deelnemers leven. De voorziening is een zo goed mogelijke inschatting op de balansdatum, omdat bij de berekening van de voorziening rekening wordt gehouden met de meest actuele inzichten. In de dekkingsgraad is derhalve al rekening gehouden met de meest recente overlevingscijfers en een toekomstig verwachte trend in de ontwikkeling van deze cijfers. Naast het langlevenrisico zijn de belangrijkste verzekeringstechnische risico´s het risico op overlijden van actieve deelnemers en arbeidsongeschiktheidsrisico´s. Het fonds heeft het kortleven- en arbeidsongeschiktheidsrisico op individuele basis herverzekerd bij een herverzekeringsmaatschappij. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds over onvoldoende middelen beschikt om aan de directe verplichtingen te voldoen. Directe verplichtingen zijn bijvoorbeeld de maandelijkse pensioenuitbetalingen, de betaling van kosten of de verplichting om onderpand te verstrekken aan tegenpartijen bij een derivatentransactie. In de samenstelling van de beleggingsportefeuille houdt het fonds rekening met de
56
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
beschikbaarheid van beleggingen om te verkopen. Dit houdt in dat een groot deel van de portefeuille direct op een gereglementeerde beurs te verkopen is. Voor potentiële onderpandverplichtingen uit derivatentransacties houdt het fonds een portefeuille met staatsleningen aan die kan dienen als onderpand. Periodiek wordt geanalyseerd of de voor onderpand beschikbare portefeuille voldoende is onder diverse rentescenario´s. Op maandbasis maakt het fonds een liquiditeitsprognose waarbij rekening wordt gehouden met de te verrichten betalingen en de verwachte ontvangsten. Als de uitkomsten uit deze prognoses daartoe aanleiding geven gaat het fonds over tot aanof verkopen om er voor te zorgen dat de betalingsverplichtingen kunnen worden nagekomen. Omgevingsrisico Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten SPIN komende veranderingen op het gebied van belanghebbenden, reputatie en omgevingsklimaat. Het fonds volgt de ontwikkelingen op de financiële markten, ontwikkelingen in het maatschappelijk debat en ontwikkelingen in wetgeving op de voet. Zonodig neemt het fonds passende maatregelen. Operationeel risico Het operationeel risico betreft risico´s welke samenhangen met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. De operationele risico´s worden beheerst door een intern beheersingssysteem. In dit beheersingssysteem worden allereerst de operationele risico´s in kaart gebracht. Vervolgens worden maatregelen ingevoerd om de risico´s te beperken. Periodiek wordt de uitvoering van deze beheersmaatregelen getoetst door de risicomanager. Alle operationele procedures en controlemaatregelen worden beoordeeld door de risicomanager en geparafeerd door de verantwoordelijke afdelingsmanager. Uitgangspunt bij de procedures en controlemaatregelen zijn een goede scheiding van functies en bevoegdheden en voldoende zichtbare controles. Binnen het fonds zijn alle individuele bevoegdheden en limieten voor het aangaan van financiële verplichtingen met externe partijen vastgelegd. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. Het fonds heeft een belangrijk deel van de uitvoerende activiteiten uitbesteed aan externe partijen. De reden hiervoor is dat deze partijen de gevraagde werkzaamheden door schaalvoordelen en deskundigheid efficiënter en effectiever uit kunnen voeren. De belangrijkste externe partijen zijn: Blue Sky Group (pensioenadministratie DBregeling), TKP (pensioenadministratie DC-regeling), Northern Trust (custodian) en diverse externe vermogensbeheerders voor het beheer van de beleggingsportefeuille.
57
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Het fonds heeft het uitbestedingsbeleid vastgelegd in het Beleidsplan Uitbesteding. In dit plan zijn de uitgangspunten vastgelegd om het uitbestedingsrisico adequaat te beheersen. Het fonds selecteert aan de hand van uitgebreide selectiecriteria (o.a. kwaliteit, prijs, en beheersbaarheid). De aard, omvang en beschrijving van de uitbestede werkzaamheden worden opgenomen in een overeenkomst (deze bevat alle relevante rechten en verplichtingen van zowel het fonds als de uitvoerder) en een service level agreement. Het fonds controleert de kwaliteit van de uitvoering intensief om vast te stellen of alle afspraken ook daadwerkelijk worden nagekomen. Dit wordt gedaan onder andere aan de hand van gesprekken, eigen controlemaatregelen binnen het fonds en op basis van rapportages van deze partijen. De belangrijkste rapportages zijn de servicelevelrapportages en de ISAE3402 type II rapportage. Een ISAE3402 type II rapportage is een rapportage waarin de serviceorganisatie alle doelstellingen en hiermee samenhangende controlemaatregelen beschrijft. Een onafhankelijke accountant geeft in dit rapport een oordeel of deze controles gedurende het jaar adequaat zijn uitgevoerd. IT-risico´s Het IT-risico is het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden. Hierbij zijn risico´s met betrekking tot de volgende aspecten te onderscheiden: strategie en beleid, beveiliging, beheersbaarheid en continuïteit. De IT-risico´s worden beheerst door een proces van risicoanalyses en hieruit voortkomende IT-procedures. Jaarlijks wordt getoetst of deze procedures adequaat worden nageleefd. De IT-risico´s bij de partijen waaraan het fonds uitbesteedt, worden ook periodiek in kaart gebracht, omdat het fonds een belangrijk deel van haar activiteiten heeft uitbesteed. Het fonds analyseert onder andere aan de hand van de ISAE3402 type II rapportages of de IT-risico´s bij deze partijen voldoende beheerst worden. Integriteitsrisico Het integriteitsrisico is het risico dat het fonds niet of onvoldoende voldoet aan relevante wet- en regelgeving of aan ethische normen. Eventuele twijfel aan de integriteit van het fonds kan de reputatie van het fonds schaden. Voorbeelden van integriteitsrisico zijn het handelen met voorwetenschap, witwassen, benadeling van derde partijen of ander onoorbaar handelen. Het fonds kent een integriteitsbeleid en diverse complianceregelingen, zoals een gedragscode, een regeling misstanden (klokkenluidersregeling) en een regeling ongewenst gedrag op het werk. Voor alle bestuurders kent het fonds bij aanvang een betrouwbaarheidstoetsing. Alle bestuurders en medewerkers conformeren zich jaarlijks aan de complianceregelingen. De externe compliance officer van het fonds stelt jaarlijks vast of SPIN de eigen procedures naleeft en rapporteert hierover eens per half jaar aan het algemeen bestuur.
58
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Juridische risico´s Het juridisch risico is het risico dat het fonds niet of onvoldoende voldoet aan relevante wet- en regelgeving met hieruit voorvloeiende risico´s van aansprakelijkheid of het risico dat contracten niet kunnen worden afgedwongen of niet toereikend en/of niet correct gedocumenteerd zijn. Het fonds heeft een compliancebeleid om juridische risico´s te verminderen. De compliance officer rapporteert eens per half jaar de uitkomsten van monitoring van compliancerisico´s en van uitvoering van het compliancebeleid aan het algemeen bestuur. Communicatierisico Het communicatierisico is het risico dat de informatie naar onze deelnemers niet tijdig, juist, duidelijk en/of begrijpelijk wordt verzonden. In het jaarplan Communicatie wordt aan dit risico en de te nemen acties veel aandacht besteed. Governance risico Het governancerisico is het risico op een niet adequate besturing van het fonds als gevolg van gebrek aan deskundigheid, betrouwbaarheid of onafhankelijkheid van bestuurders alsmede het risico op het niet adequaat functioneren van het bestuur als geheel inclusief het risico op een onevenwichtige belangenbehartiging. In paragraaf 2.5 is een beschrijving van maatregelen van SPIN voor deze risico´s opgenomen. 2.7.3
Beschrijving risico’s en het risicobeleid DC-regeling Een DC-regeling kent andere karakteristieken dan een DB-regeling. Een DC-regeling is een premieovereenkomst. Dit houdt in dat er met de ingelegde premie en de hiermee behaalde beleggingsopbrengsten een pensioenkapitaal voor elke individuele deelnemer wordt opgebouwd. Met het opgebouwde pensioenkapitaal wordt bij pensionering een levenslang pensioen ingekocht bij een verzekeraar. Bij een DCregeling wordt geen toezegging gedaan over de hoogte van het toekomstig pensioen. De deelnemer draagt hierdoor de risico´s in de opbouwfase tot pensionering en de risico´s bij het omzetten van het pensioenkapitaal in een pensioenuitkering. De dekkingsgraad van het fonds is voor deelnemers aan de DC-regeling dan ook niet relevant. In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op de risico´s voor de deelnemers aan de DC-regeling, voor zover de risico´s en het beleid bij deze regeling afwijken van de risico´s voor de DB-regeling. Risico´s in de opbouwfase Marktrisico De stijging of daling van beleggingen komt direct tot uitdrukking in een stijging of daling van het pensioenkapitaal van de individuele deelnemer. Alle stijgingen of dalingen komen hiermee direct ten gunste of ten laste van de deelnemer. In de DC-regeling wordt voor de deelnemers belegd in een mix van aandelen en obligaties. In het algemeen kennen aandelen een hoger risicoprofiel dan obligaties, hier tegenover staat een hoger verwacht rendement voor aandelen. Afhankelijk van
59
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
het door de deelnemer gekozen beleggingsprofiel (basis, offensief of defensief) en afhankelijk van het aantal jaren tot aan de AOW-leeftijd wordt de verdeling tussen aandelen en obligaties bepaald. Uitgangspunt hierbij is dat richting de pensioenleeftijd het belang in obligaties toeneemt en het belang in aandelen afneemt. Hiermee wordt het risico beperkt dat de uiteindelijke omvang van het pensioenkapitaal negatief wordt beïnvloed door negatieve koersontwikkelingen van aandelen in de laatste jaren van de opbouw. Zie ook paragraaf 2.3.4. Binnen de aandelenbeleggingen van de deelnemers zorgt het fonds voor spreiding. Door het aantal verschillende aandelen te vergroten wordt het risico verlaagd dat een individuele daling van een bepaald aandeel een grote impact heeft op het pensioenkapitaal. De aandelen worden daarnaast wereldwijd belegd om zo ook spreiding in regio´s te krijgen. Valutarisico Door de spreiding in de beleggingsportefeuille belegt het fonds in diverse landen en diverse valuta. Het valutarisico is het risico van koersmutaties in de beleggingsportefeuille door veranderingen in de koersen van deze valuta. Het valutarisico binnen de obligatiefondsen wordt gehedged naar Euro. Het valutarisico van de wereldwijde aandelen wordt gehedged, valutarisico´s van Emerging Market landen wordt niet afgedekt. Kredietrisico Het kredietrisico voor de DC-regeling is vergelijkbaar met die voor de DB regeling. Echter voor de beleggingen in de DC-regeling wordt geen gebruik gemaakt van derivaten. Er vindt in één van de aandelenfondsen (Emerging Markets aandelen) wel security lending plaats. Het beleid van SPIN is om niet mee te doen aan security lending, mede daarom is er onderzocht of er een apart fonds zonder security lending voor SPIN opgestart kon worden. De extra kosten voor een apart fonds staan niet in verhouding tot het extra risico van het bestaande fonds met security lending. Het security lending programma is door SPIN uitgebreid onderzocht en conservatief bevonden. Risico´s worden adequaat gemitigeerd mede door onderpand stelling. Het kredietrisico op IBM wordt door SPIN frequent gemonitord. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds over onvoldoende middelen beschikt om aan de directe verplichtingen te voldoen. Directe verplichtingen voor de DC-regeling betreft met name de expiratie van het pensioenkapitaal. De beleggingen voor de DCregeling vinden alleen plaats in beursgenoteerde, direct verkoopbare, beleggingen. Het liquiditeitsrisico is hierdoor beperkt. Kostenrisico De gemaakte kosten hebben een negatieve invloed op het te bereiken pensioenkapitaal. Met ingang van 30 september 2015 (ingangsdatum van de nieuwe DC life cycle) is de kosteninhouding aangepast van een generieke cohortonafhankelijk kosteninhouding naar een specifieke cohortafhankelijke kosteninhouding (voor zover de kosten al niet in de net asset value van de fondsen wordt verrekend). Uitgangspunt
60
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
voor de kosten van vermogensbeheer is dat deelnemers de volledige kosten voor vermogensbeheer betalen. Switchkosten door wijziging van het beleggingsprofiel worden met ingang van 1 september 2015 niet meer bij de deelnemer in rekening gebracht. Dit is gunstig voor de deelnemer, doordat het DC-kapitaal daardoor niet lager wordt. Alle overige kosten die samenhangen met de DC-regeling worden indirect door IBM betaald. Risico´s bij omzetting pensioenkapitaal in een pensioenuitkering Matching-, rente- en inflatierisico Het matching- en renterisico voor de DC-regeling bestaat voor een belangrijk deel uit de inkooprente welke verzekeraars hanteren bij de bepaling welk pensioenbedrag kan worden verkregen met het opgebouwde pensioenkapitaal. Op het moment van inkoop zal de verzekeraar op basis van de actuele rentestand een tarief voor inkoop bepalen. Als de rentestand laag is dan zal het in te kopen pensioenbedrag ook lager zijn. Het fonds houdt met dit risico rekening bij de samenstelling van de beleggingen. Richting de pensioenleeftijd wordt in de samenstelling van de beleggingsportefeuille per deelnemer steeds een groter deel in langlopende obligaties belegd. Als de rente daalt dan stijgt de waarde van deze portefeuille en neemt het pensioenkapitaal dus toe. Dit hogere pensioenkapitaal leidt tot een hoger pensioenbedrag. Het inkooprisico bij een lage rentestand wordt hiermee voor een belangrijk deel gecompenseerd. In het laatste leeftijdcohort wordt voor 90% belegd in langlopende obligaties. Op 8 juli 2015 is de tijdelijke regeling pensioenknip in aangepaste vorm weer in werking getreden. De pensioenknip is weer mogelijk gemaakt vanwege de lage rentestand. Bij een pensioenknip wordt het beschikbare pensioenkapitaal op de pensioendatum gesplitst. Een deel van het kapitaal wordt gebruikt voor het aankopen van tijdelijke uitkeringen. Door de hoge mate van afdekking van het renterisico in de lifecycle van SPIN wordt de daling van de rente gecompenseerd door een hoger pensioenkapitaal. Momenteel is het wetsvoorstel Wet Variabele pensioenuitkering in voorbereiding. Dit wetsvoorstel zou een meer structurele oplossing kunnen bieden voor een aantal nadelen van het huidige systeem. Deze nadelen zijn het ontbreken van beleggingsrisico na de pensioendatum en het koersrisico op één vast inkoopmoment. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om te kiezen voor een meer risicodragend pensioen. Verzekeringstechnisch risico Bij het inkopen van pensioenrechten bij een verzekeraar zal de verzekeraar inschatten hoe lang de uitkering uitbetaald gaat worden. Als de algehele levensverwachting stijgt dan zal met het pensioenkapitaal een lager pensioen ingekocht kunnen worden. Dit risico is niet af te dekken. 2.7.4
Compliance officer Doel van compliance bij het fonds is het bevorderen van de integriteit c.q. van een integere cultuur van zowel het bestuur, management, medewerkers als de overige verbonden personen. Daarnaast heeft compliance als doel om de naleving van interne
61
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
regels, geldende maatschappelijke normen en externe wet- en regelgeving te waarborgen en bij te dragen aan een goede reputatie en betrouwbaarheid. Het algemeen bestuur hanteert een Compliance Charter waarin de bestuursvisie en het compliancebeleid is vastgelegd over invulling van de compliance functie bij het fonds. Het compliancebeleid omvat vooral het waarborgen van de naleving van onder andere: • externe wet- en regelgeving: Pensioenwet, Code Pensioenfondsen, Wet op de loonbelasting en Wet bescherming persoonsgegevens; • interne regelgeving: Gedragscode, Regeling misstanden en Regeling ongewenst gedrag op het werk. Het algemeen bestuur heeft het Nederlands Compliance Instituut (NCI) als onafhankelijke Compliance officer benoemd. Deze rapporteert direct aan het algemeen bestuur. De Compliance officer voert het Compliance Program uit. In het Compliance Program is de compliancefunctie operationeel uitgewerkt. De functies van de Compliance officer zijn: • •
toezicht houden op in de Compliance Overview omschreven compliance risico’s; toezicht houden op het werken volgens normen en regels die SPIN zichzelf heeft opgelegd;
•
adviseren en waar nodig bijstellen van procedures en over het nemen van maatregelen;
•
het identificeren van acties op het gebied van wet- en regelgeving; het monitoren van de communicatie met en van de toezichthouders.
•
De Compliance officer legt halfjaarlijks via een rapportage verantwoording af aan het algemeen bestuur. Via deze rapportage wordt het algemeen bestuur geïnformeerd over de ontwikkeling van compliance risico´s, het gevoerde compliancebeleid en de effectiviteit van de ingevoerde beheersmaatregelen om de risico´s te beperken. In de rapportage wordt tevens aandacht besteed aan de resultaten van het informeren en uitleggen van de complianceregelingen aan alle betrokkenen en belanghebbenden en van de door de verbonden personen getekende verklaringen van naleving inzake de complianceregelingen. Het algemeen bestuur bespreekt deze compliancerapportages met de compliance officer. Zonodig benoemt het algemeen bestuur acties ter opvolging. NCI heeft voor 2015 vastgesteld dat de Gedragscode door alle betrokkenen is nageleefd. 2.7.5
Extern toezicht DNB In 2015 zijn door DNB een tweetal onderzoeken uitgevoerd. Het betrof een onderzoek met betrekking tot vermogensbeheer en een onderzoek naar de beheersing van IT risico´s. SPIN deelt de sectorbrede zorgen over het niveau en de tijdsbelasting van dergelijke onderzoeken. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn besproken met de toezichthouder en waar van toepassing leidt dit tot enkele aanvullende acties bij/door SPIN.
62
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Aan het fonds zijn in het afgelopen jaar geen dwangsommen en/of boetes opgelegd. Systematische Integriteitsrisico Analyse (SIRA) DNB is bij verschillende pensioenfondsen een verdiepend onderzoek gestart naar integriteit risicobeheersing. Het onderkennen en beheersen van integriteitrisico’s wordt als cruciaal gekwalificeerd, omdat deze risico's direct verbonden zijn met de primaire taak van pensioenfondsbesturen, namelijk zuivere besluitvorming. Een goede analyse en beheersing is tevens essentieel om te kunnen voldoen aan de vereisten van beheerste en integere bedrijfsvoering. SPIN was geen onderdeel van het DNB onderzoek, maar heeft in het verslagjaar de SIRA uitgevoerd.
2.8
Pensioenkosten Om de pensioenregeling uit te voeren maakt het pensioenfonds kosten. SPIN moet bijvoorbeeld de premie innen, de administratie bijhouden, het vermogen beleggen, communiceren met deelnemers en de pensioenen uitkeren. In de overeenkomst met IBM is opgenomen dat IBM, met uitzondering van de beleggingskosten, de gebudgetteerde kosten voor haar rekening neemt. De door SPIN gemaakte uitvoeringskosten komen derhalve ten laste van IBM. De kosten die SPIN maakt voor de beleggingen komen ten laste van het beleggingsresultaat van het fonds en worden niet door IBM vergoed. Voor de toerekening van kosten aan pensioenuitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer hanteert SPIN een vaste methodiek. Direct toerekenbare kosten worden toegerekend aan de betreffende kostensoort. Niet direct toerekenbare kosten worden toegerekend naar verhouding van de direct toerekenbare kosten. In onderstaande toelichting is aansluiting gezocht bij de “Aanbevelingen uitvoeringskosten” van de Pensioenfederatie. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn alle kosten die geen verband houden met het beleggen van het vermogen van het fonds. 2015
2014
Totaal pensioenuitvoeringskosten (*1.000 euro)
4.365
5.069
Aantal actieve en gepensioneerde deelnemers
8.625
8.740
506
579
Kosten per deelnemer (in euro´s)
Tabel 18. Kosten pensioenuitvoering DB en DC regeling In bovenstaand overzicht zijn de kosten per deelnemer berekend conform de berekeningssystematiek van de Pensioenfederatie. In deze berekeningssystematiek worden gewezen deelnemers buiten beschouwing gelaten. Ook wordt geen rekening gehouden met het feit dat binnen SPIN een groot aantal deelnemers zowel deelneemt aan de DB-regeling als aan de DC-regeling. In het bijzonder dit laatste punt leidt tot moeilijk vergelijkbare kosten in verhouding tot andere pensioenfondsen.
63
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
De kostendaling ten opzichte van 2015 wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de gewijzigde toerekeningsmethodiek tussen pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Deze wijziging in toerekeningsmethodiek is ingegeven door een wetswijziging. De direct toerekenbare kosten voor pensioenuitvoering of vermogensbeheer worden toegewezen aan de betreffende categorie. Niet direct toerekenbare kosten worden naar rato toebedeeld aan de rubrieken pensioenuitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer. Kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer zijn de kosten die samenhangen met het beleggen van het vermogen van het fonds. De kosten voor vermogensbeheer kunnen worden uitgesplitst in de volgende onderdelen: 1. Beheerskosten. Dit zijn de kosten die direct samenhangen met het beheer van de beleggingsportefeuille. Bij SPIN zijn dit de kosten van de externe vermogensbeheerders. Bij de beheerskosten kan er sprake zijn van directe beheerskosten en indirecte beheerskosten. Directe beheerskosten De externe vermogensbeheerder brengt de kosten voor haar werkzaamheden direct in rekening bij SPIN en SPIN betaalt vervolgens deze kosten. De directe beheerskosten zijn in de jaarrekening opgenomen onder de post “Kosten vermogensbeheer”. Indirecte beheerskosten Indirecte beheerskosten komen voor bij beleggingen in beleggingsfondsen. De externe vermogensbeheerder stuurt dan geen facturen naar SPIN maar onttrekt de kosten uit het beleggingsfonds. SPIN betaalt hier dus niet rechtstreeks aan de vermogensbeheerder maar de waarde van de beleggingen wordt verlaagd met de kostenonttrekking. Deze kosten komen in de jaarrekening naar voren als onderdeel van de post “Ongerealiseerde herwaardering”. 2. Performance gerelateerde kosten. Dit zijn kosten die worden betaald als een vermogensbeheerder in een periode een bepaalde performance heeft behaald. SPIN heeft in zeer beperkte mate performance gerelateerde vergoedingen opgenomen in de contracten met vermogensbeheerders. 3. Transactiekosten. Transactiekosten zijn kosten die gemaakt moeten worden om een (beleggings) transactie tot stand te brengen en uit te voeren. Dit zijn geen kosten die aan een vermogensbeheerder betaald worden, maar kosten die bijvoorbeeld aan een beurs of aan een broker betaald moeten worden. Deze kosten zijn veelal onderdeel van het bedrag waarvoor beleggingen worden gekocht of verkocht. Om deze reden zijn deze kosten in de jaarrekening niet opgenomen onder de post “Kosten vermogensbeheer”, maar komen deze tot uitdrukking in de indirecte beleggingsopbrengsten.
64
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
4. Overige kosten. Dit zijn alle overige kosten die verband houden met het beleggingsproces. Dit zijn bijvoorbeeld kosten voor de custodian en de personeelskosten van SPIN die verband houden met beleggingen. In onderstaande tabel zijn de kosten voor vermogensbeheer over 2015 en 2014 opgenomen: Beleggingscategorie
Beheerkosten
Vastgoed Aandelen Private equity Vastrentende waarden Risk Parity Grondstoffen Totaal kosten exclusief afdekking Kosten afdekking Totaal kosten inclusief afdekking
Transactiekosten
Totaal 2015
Totaal 2014
627 1.341 5.630 5.212 1217 259 14.286
Performance gerelateerde kosten 2275 87 2362
267 237 396 2.276 119 3.295
894 1.578 8.301 7.575 1336 259 19.943
840 1.839 7.731 6.587 1185 267 18.449
1.320 15.606
2362
196,00 3.491
1.516 21.459
1.380 19.829
2.008
895
1.956 219 326 25.968
1.825 368 442 23.359
9.864
8.063
Personeelskosten vermogensbeheer SPIN Bewaarkosten Advieskosten Overige kosten Totale kosten Waarvan opgenomen als “kosten vermogensbeheer”
Tabel 19. Kosten vermogensbeheer (x 1.000 Euro) Toelichtingen op het overzicht • Het verschil tussen de totale kosten in bovenstaand overzicht en de kosten vermogensbeheer zoals opgenomen in de jaarrekening zijn in de jaarrekening opgenomen als onderdeel van de post “ongerealiseerde herwaarderingen”. •
De totale kosten voor vermogensbeheer bedragen circa 0,56% van het gemiddeld belegd vermogen van ca. € 4,6 miljard. Dit percentage is als volgt samengesteld: Beheerkosten Transactiekosten Totaal
2015
2014
0,48% 0,08% 0,56%
0,44% 0,11% 0,55%
•
Voor een aantal kostensoorten heeft SPIN moeten werken met schattingen. In totaal is 2% van de totale kosten voor vermogensbeheer gebaseerd op schattingen.
•
Indien de kosten worden ingehouden op de waarde van het beleggingsfonds zijn de kosten bepaald aan de hand van de jaarverslagen van deze fondsen en SPIN pro rata aandeel in het betreffende fonds.
65
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
•
De vermogensbeheerkosten zijn ten opzichte van 2015 gestegen. Belangrijke oorzaak hiervan is de wijziging in valutakoersen.
Kostenvergelijking De kosten dienen niet alleen op hun omvang of percentage beoordeeld te worden. De kosten hangen bijvoorbeeld af van in wat voor soort producten belegd wordt en welke opdracht aan de vermogensbeheerder wordt gegeven (bijvoorbeeld actief of passief vermogensbeheer). Voor de pensioenuitvoering is bijvoorbeeld de complexiteit van de pensioenregeling van belang. SPIN heeft in 2015 meegedaan met de kostenbenchmark van het Institutioneel Benchmark Instituut. Deze partij vergelijkt de kosten van pensioenfondsen in Nederland. In deze vergelijking wordt specifiek rekening gehouden met de samenstelling van de beleggingsportefeuille, het genomen risico en het behaalde rendement. De belangrijkste conclusie uit het rapport was dat de totale kosten (pensioenuitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer in procenten) bij SPIN lager zijn dan bij vergelijkbare pensioenfondsen. Dit lagere kostenniveau wordt verklaard door lagere kosten voor vermogensbeheer. De kosten voor pensioenuitvoeringskosten liggen boven het gemiddelde van vergelijkbare pensioenfondsen (dit gemiddelde is circa € 405 per deelnemer). Omdat de kosten voor vermogensbeheer dominant zijn ontstaat op totaalniveau een lager kostenniveau. De kosten voor vermogensbeheer liggen circa 20% lager dan bij vergelijkbare pensioenfondsen met een identieke beleggingsportefeuille. SPIN profiteert hierbij van de internationale krachtenbundeling op het gebied van vermogensbeheer. De uitkomsten van de kostenvergelijking zijn besproken in het bestuur. Het bestuur vindt het kostenniveau van SPIN passend bij de activiteiten.
2.9
Verwachtingen 2016 Beleggingsbeleid In 2016 zal verder worden gewerkt aan de uitwerking c.q. concretisering van het beleggingskader voor DB en DC. Op basis daarvan zal een verdere evaluatie en uitwerking plaatsvinden van het strategisch beleggingsbeleid. In gevolge het wetsvoorstel variabele pensioenuitkering zal een onderzoek worden opgestart van de mogelijkheid van doorbeleggen na pensioendatum (ten behoeve van DC) evenals de eventuele implementatie daarvan. Pensioenen 2016 zal vooral in het teken staan van de overgang van pensioenuitvoerder. Het fonds is bezig met een selectieproces om te komen tot één pensioenuitvoerder in plaats van de huidige twee uitvoerders. Door de werkzaamheden uit te laten voeren door één uitvoerder kunnen voordelen op het gebied van (1) efficiency, (2) kwaliteit, (3) continuïteit en (4) kosten worden gecreëerd. De uitbesteding naar één partij voldoet aan de wens van het algemeen bestuur tot vermindering van de complexiteit in de uitvoering en vermindering van de kwetsbaarheid ten opzichte van de eigen
66
JAARVERSLAG 2015 | VERSLAG VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
organisatie. Het fonds heeft daarbij in het bijzonder de belangen van de deelnemers voor ogen. Ook zal veel aandacht worden besteed aan het volledig implementeren van de Wet pensioencommunicatie. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan het optimaliseren van communicatie met deelnemers gericht op interactief en persoonlijk (inclusief onderscheid DB/DC) waarbij de nadruk zal liggen op het gebruik van de digitale mogelijkheden. Governance Het bestuur verwacht het vervolgonderzoek naar een passende en toekomstig bestendige fondsstructuur van de DB- en DC-regeling af te ronden, waarbij de nadruk zal liggen op (1) zuivere besluitvorming voor regelingspecifieke bestuursbesluiten en (2) een zuivere financiële scheiding tussen DB en DC. Daarbij zal de Wet Algemeen Pensioenfonds worden betrokken.
2.10 Vaststelling verslag van het Algemeen bestuur Amstelveen, 21 juni 2016 Het Algemeen bestuur, R.H.A. van Vledder, voorzitter P.N.J. Snoek, vice-voorzitter J.G.C.M. Wijffels, secretaris M. Hus S.L. Movig L.H. den Bakker K. Verloop W.A.P. van Eechoud, directeur L.A.N. Gielissen, adjunct-directeur
67
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
3 Verantwoording en toezicht 3.1.1
Samenvatting verslag van het Intern toezicht Algemeen Stichting Pensioenfonds IBM Nederland (SPIN of het fonds) heeft per 1 juli 2014 een one-tier board met een onafhankelijke voorzitter. In een one-tier board bestuursmodel maakt het Intern toezicht integraal deel uit van het bestuur van het fonds. De nietuitvoerend bestuurders (NUB's) besturen én houden toezicht. De NUB’s zijn actief betrokken bij het besturen van het fonds. Zij worden hierdoor in een vroegtijdig stadium betrokken bij het besluitvormingsproces en houden actief en frequent toezicht op de uitvoering van besluiten. Dit vergt veel tijd maar waarborgt tegelijkertijd dat de NUB's tijdig en goed op de hoogte zijn van wat er bij het fonds speelt. Dit is de basis voor hun toezichthoudende rol. Het NUB bestaat, naast de onafhankelijk voorzitter, uit drie leden namens IBM, twee leden namens de COR/GOR en een lid namens de pensioengerechtigden. In 2015 zijn er geen wijzigingen geweest in de samenstelling. Werkwijze Niet uitvoerend bestuur Het niet-uitvoerend bestuur (NUB) vergadert minimaal ieder kwartaal. De vergaderingen in 2015 zijn gehouden minimaal een week voorafgaand aan de algemene bestuursvergadering. De agendavoering volgde in het eerste half jaar van 2015 in principe dezelfde lijnen als voor het algemeen bestuur, waarbij in het NUB vooral met een toezichtsblik naar de onderwerpen werd gekeken. In de tweede helft van 2015 is meer en meer gewerkt met een eigen agendavoering, waarin een of meerdere toezichtsgebieden zijn uitgelicht. Het NUB werkt met een toezichtsmatrix. Daarin is vastgelegd welke toezichthoudende bestuurders (uit de geleding IBM of de deelnemers) en het uitvoerend bestuur primair verantwoordelijk is voor toezicht en uitvoering op elk beleidsterrein en wie als back-up geldt. Zowel het NUB als het uitvoerend bestuur stellen notulen op en wisselen die uit voor maximale transparantie. In de tweede helft van 2014 zijn een aantal initiatieven genomen om de toezichthoudende en bestuurlijke rol beter te scheiden. Dat is voortgezet en verder uitgewerkt in 2015: •
de vergaderingen van het NUB vinden plaats minimaal een week voorafgaand aan die voor de vergadering van het algemeen bestuur, opdat het uitvoerend bestuur beter voorbereid is op de toezichthoudende vragen;
•
de vergaderingen hebben meer en meer een eigen agendavoering gekregen, met ondersteuning van een bestuurssecretaris;
•
er is in 2016 een template ontwikkeld op basis waarvan het NUB per toezichtsgebied haar taak uitoefent, opdat het bijdraagt aan een effectief en slagvaardig functioneren van het fonds en aan een beheerste en integere bedrijfsvoering. Deze is gebruikt bij de verslaglegging over 2015; met ingang van 2016 werkt het NUB met een jaarplan(ning) waarin staat vermeld welke taken het NUB zich voorneemt uit te voeren, hoe de taken worden ingevuld en wanneer dat zal plaatsvinden;
•
68
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
•
het NUB onderzoekt of en op welke wijze een auditcommissie de countervailing power van het NUB op de terreinen beleggingsbeheer, risicomanagement en financiële verantwoording kan versterken.
Informatievoorziening NUB Het NUB maakt voor haar werkzaamheden primair gebruik van stukken die door het uitvoerend bestuur en/of SPIN organisatie zijn opgesteld. Voor deze stukken geldt dat zij tijdig beschikbaar zijn, van een goede kwaliteit zijn en van een duidelijke toelichting worden voorzien. Voorts zijn de verschillende NUB's regelmatig aanwezig op het kantoor van SPIN voor (voor)overleg. De voorzitter is één vaste dag per week aanwezig bij SPIN. In de regel vindt dan ook het wekelijks werkoverleg tussen voorzitter en directeur plaats. Daarnaast heeft het NUB met de belangrijkste uitbestedingspartijen van SPIN ten minste eenmaal per jaar zelfstandig overleg om zich zo een beeld te vormen hoe deze partners de samenwerking met SPIN ervaren. Verder vindt overleg plaats met de actuaris en accountant. Dit totaal aan activiteiten maakt dat het NUB zich voldoende geïnformeerd weet om haar toezichthoudende taak goed uit te kunnen voeren. Verrichte activiteiten Het NUB heeft in 2015 op basis van de wettelijke en statutaire taken, naast de reguliere beleidsterreinen, een aantal specifieke punten behandeld, t.w.: • aanvangshaalbaarheidstoets en risicohouding • • •
uitwerken en implementeren nieuwe DC life cycle uitwerken en implementeren risicomanagement framework toekomst SPIN
Het NUB heeft bij elk toezichtsgebied bevindingen en aanbevelingen geformuleerd. Het NUB constateert op basis van de gevoerde gesprekken, de bijgewoonde vergaderingen, de verslaglegging c.q. verantwoording dat het bestuur in toenemende mate professionaliseert. Het NUB constateert verder dat het bestuur zich bewust is van het belang van evenwichtige belangenafweging bij de besluitvorming en in haar (voorbereiding op de) besluitvorming expliciteert hoe zij hier invulling aan heeft gegeven. Het NUB ziet er verder op toe dat het fonds de Code Pensioenfondsen (Code) juist toepast en hier verantwoording over aflegt. Daar waar het bestuur aangeeft af te wijken van de Code vindt indringende discussie plaats. In 2015 heeft het NUB ook uitvoerig stilgestaan bij het mogelijk instellen van een auditcommissie bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer. Deze auditcommissie zou op grond van wettelijke bepalingen zijn belast met toezicht op (1) de risicobeheersing, (2) het beleggingsbeleid en (3) de financiële informatieverschaffing van het fonds. Achtergrond hierbij is dat een dergelijke commissie de inhoudelijke expertise van het NUB versterkt en de mogelijkheid bevordert om inhoudelijk tegenwicht en weerwoord te kunnen bieden aan het uitvoerend deel van het bestuur. Het NUB kan eventueel ontheffing daarvoor aanvragen bij DNB. De besluitvorming
69
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
daarover is voltooid in 1H 2016; het NUB heeft besloten tot instelling en inrichting van een auditcommissie. Algehele opinie over het uitvoerend bestuur Het NUB ziet dat de pensioensector zich in rap tempo ontwikkelt. Dit uit zich op vele gebieden zoals communicatie, beleggingen, risicomanagement en integriteit. Uiteraard gaat SPIN mee in deze ontwikkelingen. Concrete voorbeelden hiervan zijn de invoering van een nieuwe (meer gespreide) DC life cycle en de communicatie daarover, versterking risicomanagement, systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) en het vastleggen van de risicohouding. Het uitvoerend bestuur heeft in 2015 laten zien die uitdagingen op een adequate wijze te hebben uitgevoerd en uit te voeren. Het NUB is van mening dat de dagelijkse leiding op een professionele en adequate wijze is gevoerd en dat sprake is van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Ook de bijzondere zaken als gemeld zijn tijdig gerealiseerd in een goede afstemming met alle betrokkenen. Verder is het NUB van mening dat het uitvoerend bestuur een proactieve houding aanneemt ten aanzien van externe ontwikkelingen en tijdig eigen visies ontwikkelt op de onderscheiden beleidsterreinen. Het algemene oordeel is derhalve positief. Dankwoord Het NUB spreekt haar waardering uit voor de inzet van het uitvoerend bestuur, de medewerkers van SPIN, het verantwoordingsorgaan en alle andere betrokkenen voor de open dialoog en de prettige samenwerking. Het integrale verslag intern toezicht 2015 is beschikbaar op de website van het fonds (www.spin.nl). Amstelveen, 21 juni 2016 Het Intern toezicht R.H.A. van Vledder, voorzitter P.N.J. Snoek, vice-voorzitter L.H. den Bakker M. Hus 3.1.2
J.G.C.M. Wijffels, secretaris S.L. Movig K. Verloop
Reactie van het Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur dankt de toezichthoudende bestuurders wederom voor hun constructieve inbreng en het algehele oordeel in het verslag. Door het huidige bestuursmodel is de afstand tussen besturen en toezicht zo kort mogelijk gehouden en gebleven. Dit model functioneert bij SPIN goed. De gedegen en constructieve wijze waarop het Intern toezicht haar taken vervult vormen een belangrijke bijdrage voor de goede status en functioneren van het fonds.
70
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
3.2
Verslag verantwoordingsorgaan
3.2.1
Samenvatting verslag Inleiding Het Verantwoordingsorgaan (VO) heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennisgenomen van het jaarverslag over 2015 en van diverse bestuursverslagen en documenten over het jaar 2015, waaronder het verslag intern toezicht 2015. De ontvangen documenten zijn op verzoek toegelicht door het bestuur en geven in het algemeen een goed beeld van het gevoerde beleid in 2015. Het VO spreekt haar waardering uit over de uitgewerkte missie, visie, strategie, doelstellingen en beleidsplannen van SPIN, evenals over de uitvoering van het beleid. Conclusies en bevindingen Met genoegen heeft het VO geconstateerd dat er in 2015 in algemene zin een evenwichtig beleid is gevoerd in het belang van alle belanghebbenden. Het beleggingsbeleid heeft bijgedragen aan een stabiele dekkingsgraad in vergelijking met andere pensioenfondsen, waardoor ook de toeslagambitie kon worden gerealiseerd. Voor het bestuur is de dekkingsgraad een continu punt van aandacht vanwege de hoge marktvolatiliteit en het gebruik van derivaten. Het risicobeheer van de beleggingen is op professioneel niveau uitgevoerd. Het VO gaat er dan ook van uit dat het bestuur ook in de toekomst het beleggingsbeleid beleid blijft evalueren. Het VO vindt het positief dat het Niet Uitvoerend Bestuur (NUB3) onderkend heeft dat haar eigen functioneren verder kan worden verbeterd door het aanbrengen van meer systematiek in de uitvoering van haar taken en verantwoordelijkheden ten opzichte van het Uitvoerend Bestuur (UB). De toenemende wet- en regelgeving en de tijd en aandacht die invoering hiervan vergt is een factor die zorgt voor een toenemende druk op de beschikbare tijd van zowel het UB als NUB. Dit is een punt van zorg van het VO. Het is in dit verband positief dat de sponsor heeft onderkend dat het besturen van een pensioenfonds de nodige tijd vergt en dat de door IBM Nederland en de Ondernemingsraad van IBM Nederland voorgedragen bestuursleden, de beschikbare tijd voor een goede taakinvulling van de bestuurstaken een kritische factor is. Het VO vindt het noodzakelijk dat er een herevaluatie gaat plaatsvinden van de taken, rollen en werkdruk van het NUB en het UB, om daarmee de organisatie te versterken. Het VO betreurt dat besluitvorming voor het installeren van een auditcommissie lang op zich heeft laten wachten. In het jaarverslag wordt gemeld dat deze commissie in 2016 is opgericht. Het bestuur is in 2015 het proces gestart om over te gaan naar één uitbestedingspartner voor beide pensioenadministraties. Het VO vindt dat het proces
3
Niet Uitvoerend Bestuur (NUB) heeft vaak de taak van Toezichthoudend Bestuur wij noemen dit gemakshalve beiden NUB.
71
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
professioneel is gestart en verwacht dat er een goed onderbouwde beslissing genomen kan worden in 2016. Over het algemeen is communicatie verbeterd in 2015. Enige aanmerking is de naar de mening van het VO de beperkte terugkoppeling van het gehouden waarderingsonderzoek naar alle betrokken partijen. Het is een punt van aandacht dat de afronding van de vernieuwde uitvoeringsovereenkomst tussen SPIN en IBM in 2015 op een aantal punten nog niet is gerealiseerd. De risicomonitor geeft op kwartaalbasis inzicht in de belangrijkste operationele en financiële risico’s van SPIN. Deze aanpak is goed en de eerste risicomonitor rapporteringen bekrachtigen deze gedegen aanpak. Het VO concludeert dat de invulling van de risicomonitor rubrieken nog niet volledig is. Tevens beveelt het VO aan de publicatiedatum hiervan te vervroegen om, indien nodig, sneller te kunnen acteren. Het VO dankt het bestuur voor de goede samenwerking in 2015. Beleggingen Beleggingsresultaten zijn van doorslaggevend belang om de ambities van SPIN te realiseren. De resultaten worden uiteraard beïnvloed door de omstandigheden op de financiële markten, maar zijn vooral ook een resultaat van de keuzes die SPIN heeft gemaakt m.b.t. de samenstelling van de beleggingsportefeuille. Met betrekking tot DB is SPIN een ‘rijp’ pensioenfonds en zijn die keuzes nog belangrijker omdat er nog nauwelijks instroom is van nieuwe premies. Het gevolg is dat de nadruk in het beleggingsbeleid verder verschuift van het maken van een hoog rendement naar het beperken van beleggingsrisico’s. Het resultaat is dat SPIN in vergelijking met andere fondsen in Nederland er goed voor staat. Uitgedrukt in het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad, is de positie van SPIN van de 4e naar de 3e plaats gestegen voor fondsen met een belegd vermogen van meer dan 1 miljard – zoals gepubliceerd door de DNB (status Q1 2016). Het VO spreekt zijn waardering uit voor dit behaalde resultaat. Voor DC zijn in 2015 verdere verbeteringen ingevoerd, het aantal cohorten is groter geworden in samenhang met de aanpassing aan de AOW leeftijd en de beleggingsfondsen zijn aangepast. Bij de DC-regeling hebben vrijwel alle cohorten positieve rendementen laten zien. Daarnaast worden de resultaten van de individuele DC-cohorten nu ook transparanter gerapporteerd. DNB heeft in 2015 een beleggingsonderzoek uitgevoerd bij SPIN. Daar zijn een aantal bevindingen uitgekomen. Het VO heeft het als positief ervaren dat zij inzage hebben gekregen in dit rapport, de reactie van SPIN, de mondelinge toelichting aan een deel van het VO en het plan van aanpak. Voor SPIN is de uitvoering van de beleggingsportefeuille relatief complex in vergelijking tot andere middelgrote pensioenfondsen in Nederland. Voorbeelden zijn de hoeveelheid mandaten en beleggingsproducten, waaronder derivaten voor
72
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
afdekking van specifieke beleggingsrisico’s. De spreiding over deze producten moet de verhouding tussen risico en rendement verbeteren. Optimalisatie van de beheerskosten in de portefeuille blijft een aandachtspunt. Het VO vindt het belangrijk dat het bestuur ook in 2016 goed blijft monitoren of de huidige spreiding daadwerkelijk leidt tot een optimale verhouding tussen risico en rendement. Het VO heeft tot zijn genoegen kunnen constateren dat het NUB actie heeft genomen om de beleggingskennis in het NUB en de beleggingscommissie verder te vergroten. Risicomanagement Met de aanstelling van een nieuwe risicomanager is in 2015 het risicomanagement verder geprofessionaliseerd en is een duidelijke inhaalslag gemaakt ten opzichte van 2014. Het Risicomanagement Raamwerk geeft een beknopt en helder overzicht van de doelstellingen, uitgangspunten en het integrale proces van risicomanagement binnen SPIN en de taken en verantwoordelijkheden voor alle betrokkenen. De risicomonitor geeft op kwartaal basis inzicht in de belangrijkste operationele en financiële risico’s van SPIN. Deze aanpak is goed en de eerste risicomonitors bekrachtigen deze gedegen aanpak. Het VO heeft geconcludeerd dat invulling van de risicomonitor rubrieken nog niet volledig is en de publicatiedatum dichter bij de kwartaalafsluiting moet plaatsvinden om zo sneller te kunnen te acteren indien nodig. Onze conclusie is dat de risicomonitor een goed middel is om de risico’s de juiste prioriteit te geven en toegankelijk en transparant te rapporteren, maar dat de tijdige rapportage tijd kost. Het einddoel, een goed werkend integraal risicomanagement kader, dient zo spoedig mogelijk bereikt te worden. De vergrote focus op het Risicomanagement Raamwerk toont aan dat op een aantal gebieden verbeteringen mogelijk is. In relatie tot de beleggingsportefeuille heeft het VO heeft kunnen constateren, dat het afgelopen jaar ook goede vorderingen zijn gemaakt met de invulling van het risicomanagement. In de “Risk Report” kwartaalrapportages wordt voldoende inzicht gegeven in de risico’s die met het huidige beleggingsbeleid samenhangen. Naar de mening van het VO is er voor het beleggingsbeleid een gestructureerd proces beschreven. Het door SPIN gehanteerde bestuursmodel heeft als consequentie dat op basis van artikel 28b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling door de toezichthoudende bestuurders een auditcommissie moet worden ingesteld, tenzij een ontheffing is verkregen van de DNB. Het proces om te komen tot een besluit heeft te lang geduurd en is pas in 2016 geëffectueerd. Het VO vindt dit een belangrijk punt gezien de wisselingen in het bestuur en de beleggingscommissie, waarbij een auditcommissie extra kennis en ervaring kan inbrengen. Het VO rekent erop dat de auditcommissie nu met spoed zal worden gevormd en een structurele invulling van deze auditcommissie een positief effect zal hebben.
73
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
Intern toezicht Het VO vindt het positief dat het NUB onderkent dat haar eigen functioneren verder kan worden verbeterd door het aanbrengen van meer systematiek in de uitvoering van haar taken en verantwoordelijkheden. Eind 2015 is gestart met de beschrijving van het toezichtproces en de rol van ieder NUB lid. Het VO vindt het positief dat er een herevaluatie gaat plaats vinden van de taken en rollen van het NUB en het UB om daarmee de organisatie te versterken. Een betere planning van de vergaderingen van UB en NUB heeft in het jaar 2015 tot een belangrijke verbetering geleid in de wijze waarop het NUB haar taken uitvoert. Wel vindt het VO dat de verslaglegging in de notulen moet worden verbeterd. De in 2015 ter beschikking gestelde documentatie gaf niet altijd een voldoende helder beeld van de gemaakte keuzes, de genomen maatregelen en de uiteindelijke gevolgen. Hierdoor is inzicht in de status en de genomen besluiten op de actielijst niet eenvoudig te traceren. Ons inziens zou een uitbreiding en stroomlijning van de informatie de efficiëntie en transparantie vergroten. Het VO verwacht dat in 2016 nog duidelijker invulling wordt gegeven door het NUB aan de checks en balances tussen de korte termijn operationele zaken en het toezicht op de lange termijn in relatie tot de toekomst van SPIN. DB / DC Het proces en de invoering van de aangepaste DC life cycles per 30 september 2015 is naar de mening van het VO goed verlopen en het VO wil SPIN dan ook complimenteren met de invoering en de communicatie naar de deelnemers, waaronder de informatiebijeenkomsten (voor de werknemers) en de tijdige aanpassingen van de website, de PensioenPlanner en de Profielwijzer. De aanpassingen in het arbeidsongeschiktheidspensioenreglement (AOP) laten nog steeds op zich wachten. Het VO vindt dit niet verstandig vanwege een potentieel risico. Het is een punt van zorg dat de afronding van de vernieuwde uitvoeringsovereenkomst tussen SPIN en IBM in 2015 op een aantal punten nog niet is gerealiseerd. Het VO dringt aan op een spoedige afronding met alle betrokken partijen. Het onderwerp ´Toekomst SPIN´ is veelvuldig besproken in de diverse bestuursvergaderingen en in een separate thema sessie. Het VO waardeert de zorgvuldigheid en kijkt met belangstelling uit naar de ontwikkelingen op dit vlak. Uitbestedingen SPIN heeft vrijwel alle uitvoerende processen uitbesteed aan derden. Het uitbestedingsbeleid is dan ook een belangrijk onderwerp en het is cruciaal dat de uitbestede werkzaamheden goed gemonitord worden zodat – indien nodig – tijdig bijgestuurd kan worden.
74
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
Op basis van de informatie over 2015 heeft het VO geconcludeerd dat de uitbestede werkzaamheden over het algemeen goed uitgevoerd worden. Dit blijkt onder meer uit het gegeven dat belangrijke wijzigingen met consequenties voor de uitbestedingen geïmplementeerd zijn zonder merkbare problemen voor de belanghebbenden. De administraties van DB en van DC zijn uitbesteed aan respectievelijk BSG en TKP. Het bestuur is in 2015 het proces gestart om over te gaan naar één uitbestedingspartner voor beide pensioenadministraties. Het VO vindt dat het proces professioneel is gestart en verwacht dat er een goed onderbouwde beslissing genomen kan worden in 2016. Het bestuur heeft per december 2015 een nieuw beleidsplan uitbestedingen in werking gesteld. Het VO constateert dat daarin meer de nadruk ligt op de selectie van mogelijke nieuwe uitbestedingspartners en minder op het beleid ten aanzien van uitbestedingen en de visie die het SPIN hierop heeft voor de toekomst. Ook mist het VO in dit document de uitwerking van hoe SPIN de monitoring van uitbestedingen ziet bij de huidige partijen en wat drijfveren zijn om van uitbestedingspartner te veranderen, (nu en in de toekomst). Ook in de ABTN zijn deze zaken niet beschreven. Het VO constateert dat er geen standaard werkwijze is voor het evalueren van uitbestedingen door het NUB. Het VO acht een meer standaard werkwijze voor de evaluatie van de uitbestedingen en de SLA’s wel gewenst. Communicatie Het VO heeft waardering voor de kwaliteit, inhoud en vormgeving van de door SPIN in 2015 aangeboden communicatie. SPIN hanteert verschillende kanalen om nieuws en achtergrond informatie over de pensioenen aan de deelnemers te presenteren. Dit is een goede mix: online via de website, gedrukt via het SPIN.FO en mondeling via ‘on site’ voorlichtingsbijeenkomsten. Voorbeelden van goede communicatie zijn de Pensioen inloopsessies, de communicatie rond de veranderingen van de DC life cycles en de fiscale wijzigingen. De ‘onlinetools’ voor pensioenplanning zijn in 2015 verbeterd en goed beschikbaar. De aandacht van SPIN voor de website wordt gewaardeerd. De aanwezigheid van bestuurders bij Grey Blue Circle-bijeenkomsten heeft bijgedragen aan goede communicatie met een deel van de gepensioneerde belanghebbenden. Minder positief is het VO over de uitwerking van de SPIN Monitor, het in het najaar van 2014 gehouden waarderingsonderzoek onder de deelnemers. Er is in 2015 daarover slechts beperkte terugkoppeling geweest via SPIN.FO. Positieve zaken zijn belicht, maar punten ter verbetering van de communicatie zijn minder gemeld. Dat betreurt het VO. Het heeft lang geduurd voordat er een eindrapportage van de SPIN Monitor beschikbaar was. Wij betreuren het ook dat de resultaten en aanbevelingen van de eindrapportage pas in 2016 werden gerealiseerd, na de selectie van de nieuwe uitbestedingspartner in 2016. Dat begrijpen wij echter wel.
75
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
De documenten ‘algemeen communicatiebeleid’ en ‘operationeel communicatieplan’ zouden worden herijkt. Vanwege de verwachte verandering door de mogelijke overgang naar één uitbestedingspartner voor beide pensioenadministraties en de veranderende wetgeving rond communicatie, is ook dit uitgesteld. Het VO kan daar begrip voor opbrengen maar verwacht wel dat na selectie van de uitbestedingspartner de genoemde documenten snel actueel zullen worden gemaakt. In de vastgelegde Visie op Communicatie door SPIN kan het VO zich vinden omdat het persoonlijke aspect daarin meer de nadruk krijgt en er meer onderscheid in communicatie tussen DB en DC gemaakt wordt. Het VO vestigt de aandacht erop dat door IBM steeds vaker niet-Nederlandstalige mensen in dienst worden genomen. Dit heeft tot gevolg dat een toenemend aantal deelnemers aan de pensioenregelingen het Nederlands niet beheerst. Wij bevelen daarom aan om in het kader van de zorgplicht te onderzoeken welke informatie ook in het Engels gecommuniceerd moet worden. Daarnaast is er nog een discussie of, ook in het kader van de zorgplicht, de slapers wel voldoende worden geïnformeerd en of dit misschien een juridisch risico inhoudt. Een voorbeeld is de communicatie over de risicohouding. Het VO dringt erop aan dat deze discussie in 2016 wordt afgerond en er een duidelijke communicatie matrix wordt bepaald voor alle belanghebbenden. 3.2.2
Reactie van het Algemeen bestuur Het bestuur spreekt zijn waardering uit voor de inspanningen van het verantwoordingsorgaan (VO) in het afgelopen jaar en voor de deskundige en constructieve wijze waarop het VO zijn taken en bevoegdheden heeft uitgevoerd. Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het algehele oordeel van het VO. Het VO spreekt in haar verslag haar waardering uit over het handelen van het bestuur en het gevoerde (evenwichtige) beleid in het belang van alle belanghebbenden. In het verslag vraagt het VO aandacht voor enkele punten. Het bestuur maakt graag van de gelegenheid gebruik op enkelen daarvan te reageren. •
•
Het bestuur is content met de onderkenning van het VO dat het intern toezicht continu streeft naar verbetering van het eigen functioneren en het meent dat het intern toezicht in 2015 duidelijke stappen heeft gezet. Het bestuur heeft laten zien zich bewust te zijn van het feit dat toezicht en beleid duidelijk gescheiden moeten zijn, ook in een one-tier board. De acties daartoe zijn beschreven in het verslag intern toezicht 2015. In aanvulling daarop het volgende. Het NUB heeft (uitvoerig) onderzocht of en op welke wijze een auditcommissie de countervailing power van het NUB op de terreinen beleggingsbeheer, risicomanagement en financiële verantwoording kan versterken. Het NUB heeft in april 2016 het besluit genomen tot instelling en inrichting van een auditcommissie. Verder heeft het als belangrijk resultaat opgeleverd dat het intern toezicht in algemene zin structureel sterk is verbeterd, zoals onder meer blijkt uit het sterk uitgebreide intern verslag. Het bestuur deelt de zorg van de toenemende druk op de beschikbare tijd van het bestuur (mede) als gevolg van de toenemende regeldruk. Dit onderwerp heeft
76
JAARVERSLAG 2015 | VERANTWOORDING EN TOEZICHT
uitvoerig de aandacht gehad in diverse bestuursvergaderingen en heeft in de zelfevaluatie over 2015 prominent op de agenda gestaan. •
Evenals het VO is ook het bestuur teleurgesteld te constateren dat de afronding van de aangepaste uitvoeringsovereenkomst op zich laat wachten. De complexiteit van de materie alsmede de betrokkenheid van meerdere partijen hebben geleid tot een vertraging.. Het bestuur wil evenwel benadrukken dat zorgvuldigheid in dit traject in het belang van de deelnemers is en hecht eraan mee te geven dat het merendeel van de aangepaste afspraken als gevolg van het nFTK zijn verwerkt en vastgelegd in een zogenoemd hoofdlijnenakkoord en als zodanig worden uitgevoerd indien van toepassing. Dat neemt niet weg dat het bestuur zich realiseert dat de afwikkeling van dit traject als wenselijk wordt gezien.
•
Het bestuur kan zich niet vinden in de opmerkingen van het VO over uitbestedingen. Eind 2015 heeft het bestuur een vernieuwd beleidsplan uitbestedingen vastgesteld. Het beleidsplan uitbestedingen is langs de lijnen van DNB guidance opgesteld. Het bevat alle elementen; zo ook aparte hoofdstukken over selectie, monitoring en evaluatie. Het beleidsplan is juist bedoeld om praktische handvatten te geven aan het uitbestedingsbeleid. Dat het werkt wordt ook onderschreven door het VO inzake het selectieproces van een nieuwe pensioenuitvoerder. Het bestuur voelt zich gesteund door het VO in het proces om de pensioenadministratie onder te brengen bij één partij. Dit betreft één van de majeure projecten voor het jaar 2016.
•
Het VO stelt dat de aanpassingen in het arbeidsongeschiktheidspensioenreglement (AOP) op zich laat wachten. Dat is juist. Het doorvoeren van wijzigingen in het reglement is echter voorbehouden aan IBM en de CORGOR. Het bestuur heeft meermaals aangedrongen om tot overeenstemming te komen. Ondanks de geuite zorgen van het bestuur aan IBM laat een finaal document nog op zich wachten, hetgeen teleurstellend is.
•
Het bestuur is zich zeer bewust van het belang van risicomanagement en onderstreept het belang van volledigheid en tijdigheid. Verder heeft het bestuur met genoegen kunnen vaststellen dat het VO vindt dat er goede vorderingen zijn geboekt en dat het risicobewustzijn verder is verbeterd.
•
Het is goed om te constateren dat het VO de visie op communicatie onderschrijft. Segmentatie en gelaagdheid in communicatie was en is een belangrijk speerpunt voor nu en de toekomst. Dat zal zeker een aandachtspunt zijn en blijven.
Het bestuur dankt het VO voor de constructieve samenwerking en zet zich in voor een prettige voortzetting daarvan.
77
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4 Jaarrekening 4.1
Balans (na bestemming saldo) (bedragen in € x 1.000)
Ref. A
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds - Vastrentende waarden - Vastgoedbeleggingen - Aandelen - Derivaten - Overige zakelijke waarden
31 december 2015 2.750.919 156.514 862.431 135.311 315.726
31 december 2014 2.666.438 160.145 859.432 378.990 248.494
4.220.901 B
Beleggingen voor risico deelnemers - Vastrentende waarden
176.526
181.983
- Aandelen
212.477
183.218
C
Materiële vaste activa
D
Vorderingen en overlopende activa
E
Overige activa (liquide middelen)
389.003
365.201
377
97
12.893
11.132
2.172
2.188
4.625.346
4.692.117
31 december 2015
31 december 2014
TOTAAL
Ref. F
4.313.499
PASSIVA Reserve - Wettelijke reserve actuariële- en beleggingsrisico´s
438.825
291.462
- Overige reserve
381.503
648.367 820.328
G
Technische voorzieningen - Voorziening pensioenverplichtingen - Overige technische voorzieningen
H
939.829
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
I Overige schulden en overlopende passiva TOTAAL
3.354.784
3.320.813
52.613
55.904 3.407.397
3.376.717
389.003
365.201
8.618
10.370
4.625.346
4.692.117
78
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4.2
Staat van baten en lasten (bedragen in € x 1.000)
Referentie J
BATEN Premiebijdragen voor risico van pensioenfonds
2015 29.007
2014 38.706
K
Premiebijdragen voor risico van deelnemers
16.754
18.914
L
Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds
21.738
807.754
M
Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers
13.588
54.651
N
Overige baten
2.113
975
83.200
921.000
136.731
135.417
4.365
5.069
Totaal baten
O
LASTEN Pensioenuitkeringen
P
Pensioenuitvoeringskosten
Q
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitkeringen en Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige wijzigingen Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen Wijziging overige technische voorzieningen Mutatie voorzieningen risico deelnemers Totaal mutatie technische voorzieningen risico pensioenfonds en voorzieningen risico deelnemers
24.699 22.220 5.386 -138.499 -30.337 152.142 -287 -1.353 33.971 -3.291 23.802
24.965 48.302 10.935 -137.360 486.760 -13.886 -338 -11.571 407.807 5.731 71.088 54.482
484.626
6.587
2.045
536
1.489
202.701
628.646
Saldo van baten en lasten
-119.501
292.354
Bestemming van het saldo van baten en lasten Reserve actuariële- en beleggingsrisico´s Overige reserve
147.363 -266.864
40.416 251.938
Totaal saldo van baten en lasten
-119.501
292.354
R
Saldo overdrachten van rechten
S
Overige lasten Totaal lasten
79
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4.3
Kasstroomoverzicht (bedragen in € x 1.000)
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies van werkgever en werknemers Ontvangen premies risico deelnemers Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten
2015 30.537 15.450 1.510 -136.874 -6.086 -1.600 -6.083
2014 41.941 17.489 2.335 -135.444 -4.560 -3.670 -5.398
-103.146 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen beleggingen Verkopen beleggingen deelnemers DC kapitaal Aankopen beleggingen deelnemers DC kapitaal Gerealiseerde valutaresultaten op valuta Betaalde kosten van vermogenbeheer Mutaties liquide middelen Overige activa Beleggingsgerelateerde liquide middelen Totaal mutaties liquide middelen
222.723 3.139.383 -2.979.778 40.825 -54.674 -261.033 -6.424
-87.307 179.260 2.398.411 -2.418.656 16.609 -32.726 -144.709 -6.121
101.022 -2.124
-7.932 -95.239
-16 -2.108 -2.124
-1.154 -94.085 -95.239
80
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4.4
Toelichting behorende tot de Jaarrekening 2015
4.4.1
Inleiding Doel van het fonds is het verstrekken van pensioenuitkeringen op basis van statuten, pensioenreglementen en individuele pensioenovereenkomsten die zijn bestemd voor ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. SPIN is statutair gevestigd in Amsterdam. Het algemeen bestuur heeft op 21 juni 2016 de jaarrekening vastgesteld. De jaarrekening is opgesteld in Euro’s. In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen die verwijzen naar de toelichting.
4.4.2
Algemene grondslagen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Wijziging grondslagen Stelselwijzigingen In de jaarrekening over 2015 zijn geen stelselwijzigingen doorgevoerd. Schattingswijzigingen In 2015 is op een tweetal momenten de berekeningssystematiek voor de rentetermijnstructuur door externe factoren gewijzigd. Deze rentetermijnstructuur wordt gebruikt voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen. Met ingang van 1 januari 2015 wordt er geen gebruik meer gemaakt van de voorheen toegepaste driemaands middeling van de rentetermijnstructuur. Deze wijziging komt voort uit de invoering van het nFTK. Met ingang van 15 juli 2015 heeft DNB een tweede wijziging doorgevoerd. Met deze tweede wijziging wordt bij het bepalen van de rentetermijnstructuur meer rekening gehouden met de daadwerkelijke ontwikkeling van de marktrente. Het negatieve financiële effect van deze aanpassingen bedraagt in totaal circa € 152 miljoen en is in deze jaarrekening verwerkt als schattingswijziging. Dit houdt in dat het effect van de aanpassing is verwerkt in de staat van baten en lasten en dat de vergelijkende cijfers niet zijn aangepast. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een
81
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. De belangrijkste schattingselementen in de jaarrekening betreffen de waarderingsgrondslagen van de technische voorzieningen en de bepaling van de marktwaarde van enkele beleggingen waarbij geen directe marktnotering of afgeleide waardering beschikbaar is.
82
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar Euro’s tegen de koers per balansdatum. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.
USD – US-Dollar GBP – Britse Pond JPN – Japanse Yen CHF – Zwitserse Frank
2015 Ultimo Gemiddeld december 1,086 1,104 0,737 0,724 130,676 133,539 1,087 1,064
Ultimo december 1,210 0,776 145,079 1,202
2014 Gemiddeld 1,321 0,802 140,509 1,212
De vermelde gemiddelde valutakoersen zijn gebaseerd op middeling van de valutakoersen per maandeinde.
Tabel 20. Valutakoersen ten opzichte van de Euro 4.4.3
Waarderingsgrondslagen voor de balans A. Beleggingen voor risico pensioenfonds Algemeen Beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen, worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde indirecte vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Aandelen en Overige zakelijke waarden De actuele waarde van beursgenoteerde aandelen en overige zakelijke waarden is de beursnotering per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen of overige zakelijke waarden wordt bepaald op basis van de door de externe manager opgegeven netto vermogenswaarde. Vastrentende waarden De actuele waarde van beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen is de beursnotering per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen is benaderd op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant
83
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en looptijd. Derivaten De actuele waarde van derivaten is de relevante marktnotering. Indien de derivaten niet op een beurs verhandeld worden dan vindt de waardering plaats op basis van een model waarbij de variabelen uit actieve markten worden afgeleid. Voor rentederivaten betreft dit de overnight indexed swap curve. B.
Beleggingen voor risico deelnemers
De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de ‘beleggingen voor risico pensioenfonds’. C.
Materiële vaste activa
De materiële vaste activa bestaan uit een verbouwing aan het huurpand, kantoorapparatuur en kantoorinventaris. De materiële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs plus bijkomende kosten onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de geschatte economische levensduur. Met op balansdatum verwachte bijzondere waardeverminderingen wordt rekening gehouden. De afschrijvingstermijn voor de verbouwing is tien jaar, voor de kantoorapparatuur drie jaar en voor de kantoorinventaris vijf jaar. D.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen indien er sprake is van verwachte oninbaarheid. E.
Overige activa
Onder ‘Overige activa’ zijn de liquide middelen opgenomen. Dit omvat banktegoeden die direct opeisbaar zijn dan wel met een looptijd korter dan twaalf maanden en niet gerelateerd zijn aan beleggingen. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties zijn opgenomen onder beleggingscategorie waarop de liquide middelen betrekking hebben. F.
Reserves
De reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en passiefposten volgens de geldende waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Reserve Actuariële- en Beleggingsrisico’s Deze reserve is gelijk aan het vereist eigen vermogen, zoals gedefinieerd in het FTK en berekend volgens de in de Regeling Pensioenwet voorgeschreven methode. Daarmee is het niveau van deze reserve mede afhankelijk van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille van SPIN.
84
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Overige reserves De overige reserves worden jaarlijks gemuteerd door bestemming van het saldo van baten en lasten. De bestemming betreft het saldo van baten en lasten na aftrek van het bedrag dat bestemd is om te worden gemuteerd in de Wettelijke reserves. G.
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Bij de bepaling van de contante waarde wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele actuariële grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen voortkomend uit de op de balansdatum geldende pensioenreglementen. De belangrijkste kenmerken van de regeling zijn opgenomen in paragraaf 2.4 van het bestuursverslag. Jaarlijks besluit het bestuur in het begin van het nieuwe boekjaar of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum genomen toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen wordt ten aanzien van de DB-regeling bij de berekening rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Ten aanzien van de DC-regeling geldt dat een voorziening wordt getroffen ter grootte van de toekomstig in het DC-kapitaal te storten premies tijdens arbeidsongeschiktheid. De toekomstig te storten premies worden gewaardeerd op basis van contante waarde en rekening houdend met de marktrente. De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • Marktrente: De gehanteerde marktrente is de rentetermijnstructuur zoals ultimo 2015 gepubliceerd door DNB. Ultimo 2015 was de gemiddelde rente 1,5% (2014: 1,7%); •
Levensverwachting: De levensverwachting is gebaseerd op de AG prognosetafels 2014, met gebruikmaking van generieke correctiefactoren (inkomensklasse Hoog);
•
Leeftijdsbepaling: Leeftijden worden in jaren en maanden bepaald. Bij deelnemers met een aanspraak op uitgesteld ouderdomspensioen wordt de leeftijd op de reglementaire pensioendatum gehanteerd en wordt de toekomstige duur op maanden naar beneden afgerond;
85
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
•
Pensioenleeftijd: De pensioenleeftijd voor actieve deelnemers in de BasisPensioenregeling is gelijk aan de AOW leeftijd. Voor gewezen deelnemers wordt de reguliere pensioenleeftijd van het reglement gehanteerd op grond waarvan deze aanspraken zijn ontstaan (60, 65 jaar of AOW leeftijd);
•
Partnerfrequentie en leeftijdsverschil partners: Voor opbouw van weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen wordt gerekend op basis van partnerfrequenties en leeftijdsverschil van de partners. (Gewezen) deelnemers die de pensioendatum nog niet hebben bereikt, worden per de berekeningsdatum als (100%) gehuwd of duurzaam samenlevend beschouwd (onbepaalde partnersysteem). Op of na de pensioendatum wordt de partnerfrequentie gebaseerd op de feitelijke burgerlijke staat (bepaalde partnersysteem). Mannelijke deelnemers worden geacht een drie jaar jongere vrouw te hebben, de vrouwelijke deelnemers een drie jaar oudere man;
•
Kostenopslagen: Er wordt een kostenopslag van 1% van de voorziening pensioenverplichtingen gehanteerd als reservering voor toekomstige administratieen excassokosten. Aanvullend is een voorziening uitvoeringskosten getroffen die is opgenomen onder “overige technische voorzieningen”;
•
Mate van arbeidsongeschiktheid: Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt uitgegaan van de feitelijke mate van arbeidsongeschiktheid.
Overige technische voorzieningen Onder ‘Overige technische voorzieningen’ worden voorzieningen opgenomen voor risico’s die samenhangen met de pensioenverplichtingen voor zover deze niet zijn opgenomen in de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen. Waardering van de ‘Overige technische voorzieningen’ vindt plaats op basis van dezelfde actuariële grondslagen als de technische voorzieningen risico pensioenfonds. In deze post zijn de volgende voorzieningen opgenomen: Voorziening bijzondere toeslagverplichtingen In de ‘voorziening bijzondere toeslagverplichtingen‘ is de verplichting tot onvoorwaardelijke toeslagverlening verwerkt met betrekking tot polissen waarvan de nominale verplichtingen in 1996 zijn ondergebracht bij ASR. De onvoorwaardelijke toeslagverlening komt voor rekening van SPIN en betreft cumulatief maximaal 1,75% per jaar. Voorziening conversieverplichtingen Bij conversie van deelnemers aan het IBM Pensioenreglement naar het FlexPensioenreglement zijn extra stortingen in het ‘defined contribution’-kapitaal toegezegd. De hoogte van de extra stortingen worden berekend volgens de ‘conversie- en incentive’-regeling. De voorziening conversieverplichtingen dekt de kosten die voortvloeien uit deze toezegging. Met ingang van 1 januari 2007 wordt deze compensatie, om te voldoen aan de in de Wet VPL gestelde eisen, rechtstreeks
86
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
via het salaris aan de deelnemers uitbetaald en niet meer in het DC-kapitaal gestort. Derhalve vindt alleen nog afwikkeling van deze voorziening plaats. Voorziening uitlooprisico arbeidsongeschiktheid De voorziening uitlooprisico arbeidsongeschiktheid anticipeert op toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsongeschiktheidsregeling. Deze verplichtingen ontstaan tot uiterlijk twee jaar na afsluiting van het boekjaar. De voorziening wordt jaarlijks vastgesteld op de in de laatste twee jaar bij IBM in rekening gebrachte risicopremie voor arbeidsongeschiktheid. Voorziening uitvoeringskosten In de voorziening pensioenverplichtingen is een kostenopslag van 1% verwerkt als reservering voor toekomstige administratie- en excassokosten. In aanvulling op deze post is onder de post ‘overige technische voorzieningen’ een ‘voorziening uitvoeringskosten’ gevormd voor operationele kosten indien de relatie met de sponsor zou worden beëindigd. Deze voorziening wordt berekend op basis van de verwachte toekomstige kosten waarbij rekening wordt gehouden met inflatie. De verwachte kosten worden vervolgens verdisconteerd met de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. H.
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
De waardering van de voorziening wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorziening aangehouden beleggingen. I.
Overige schulden en overlopende passiva
De overige schulden en overlopende passiva worden, voorzover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde. 4.4.4
Grondslagen voor bepaling van het resultaat De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en technische voorzieningen. Premies worden ten gunste van het resultaat geboekt in het jaar waarop zij betrekking hebben. Waardeoverdrachten worden in de staat van baten en lasten verwerkt op het moment waarop de pensioenrechten samenhangende met de waardeoverdrachten worden gemuteerd. Pensioenuitkeringen worden ten laste van de staat van baten en lasten gebracht in de periode waarop zij betrekking hebben. De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. De beleggingsresultaten worden ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarop zij betrekking hebben. Hierop worden de kosten van vermogensbeheer in mindering gebracht. Onder de directe beleggingsresultaten zijn vooral dividend en rente opgenomen. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling, rekening houdend met niet terugvorderbare dividendbelasting.
87
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4.4.5
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Kasstromen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
4.4.6
Toelichting op de balans (alle bedragen in € x 1.000)
Activa A
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie Hieronder volgt een overzicht van de totale waarde per beleggingscategorie per 31 december 2015 inclusief uitsplitsing voor belegde bedragen, beleggingsdebiteuren en –crediteuren en liquide middelen. Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Overige zakelijke waarden
Vastrentende waarden
Derivaten
Totaal 2015
Totaal 2014
Beleggingen Beleggingsdebiteuren Liquide middelen
151.712 1.232 4.077
865.281 1.240 1.555
313.733 0 1.994
2.701.041 24.974 25.990
135.311 0 0
4.167.078 27.446 33.616
4.287.812 28.352 35.724
Subtotaal Beleggingscrediteuren
157.021 508
868.076 5.645
315.727 0
2.752.005 1.086
135.311 0
4.228.140 7.239
4.351.888 38.389
Waarde per 31 december
156.513
862.431
315.727
2.750.919
135.311
4.220.901
4.313.499
Tabel 21. Overzicht totale waarde per beleggingscategorie
Lopende interest/deposito’s Te vorderen dividend Beleggingsdebiteuren Te vorderen dividendbelasting
2015
2014
24.329 1.200 1.223 694
25.831 1.340 392 789
27.446
28.352
Totaal 2015
Totaal 2014
Tabel 22. Specificatie beleggingsdebiteuren
Stand per 1 januari Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering Stand per 31 december
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Overige zakelijke waarden
Vastrentende waarden
Derivaten
157.018 89.448 -116.082 27.366
893.005 135.176 -76.434 -92.542
247.402 88.670 -46.445 22.914
2.611.399 2.518.932 -2.423.178 20.045
-6.038
6.076
1.192
-26.157
-246.641
-271.568
731.461
151.712
865.281
313.733
2.701.041
135.311
4.167.078
4.287.812
378.989 4.287.813 3.438.051 147.548 2.979.774 2.418.718 -376.499 -3.038.638 -2.281.009 231.914 209.697 -19.409
Tabel 23. Mutatieoverzicht Beleggingen voor risico pensioenfonds
88
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Specificatie boekwaarde naar soort actuele waardering (waarderingsniveau) De beleggingen van SPIN zijn gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor de beleggingen waar geen directe marktnotering beschikbaar is wordt gebruik gemaakt van waarderingsmodellen. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over de belegging. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. In onderstaand overzicht is de marktwaarde van de beleggingen opgenomen, ingedeeld naar de volgende vier waarderingsniveaus: Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Niveau 2: De actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van onafhankelijke taxaties. Niveau 3: De actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van netto contante waardeberekeningen waarbij gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 4: Een andere geschikte methode.
Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille per 31 december 2015 als volgt worden samengevat: Genoteerde marktprijzen
Onafhankelijke taxaties
NCWberekening
Andere methode
Totaal 2015
Genoteerde marktprijzen
Onafhankelijke taxaties
NCWberekening
Andere methode
Totaal 2014
156.513
0
0
0
156.513
160.145
0
0
0
160.145
862.431 2.534.636
0 0
0 216.283
0 862.431 859.432 0 2.750.919 2.448.600
0 0
0 217.838
0 0
0 0
135.311 66.518
0 249.209
0 0
0 0
378.990 62.671
0 185.823
Totaal per 31 3.553.580 december
-
418.112
249.209 4.220.901 3.468.177
-
659.499
185.823 4.313.499
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
135.311 315.727
0 859.432 0 2.666.438
Tabel 24. Beleggingen per waarderingsniveau ultimo 2015 De beleggingen die zijn opgenomen in niveau 4 betreffen voor overige zakelijke waarden beleggingen in private equity. Voor een nadere toelichting op de samenstelling van de beleggingsportefeuille verwijzen wij naar paragraaf 4.4.7 ´Risicobeheer´.
378.990 248.494
89
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
B
Beleggingen voor risico deelnemers 2015
Stand per 1 januari Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers
2014
365.201 17.434 -8.532 14.900
Totaal per 31 december
294.114 20.298 -4.629 55.418
23.802
71.087
389.003
365.201
Tabel 25. Mutatieoverzicht beleggingen voor risico deelnemers Hierna volgt een overzicht van de totale waarde per beleggingscategorie per 31 december 2015, inclusief uitsplitsing voor belegde bedragen, beleggingsdebiteuren en -crediteuren. Aandelen
Vastrentende waarden
2015
2014
Beleggingen Beleggingsdebiteuren
212.477 2583
176.526 -401
389.003 2.182
365.201 9150
Subtotaal Beleggingscrediteuren
215.060 2583
176.125 -401
391.185 2.182
374.351 9150
Waarde per 31 december
212.477
176.526
389.003
365.201
Overzicht per 31 december
Tabel 26. Overzicht totale waarde Beleggingen voor risico deelnemers per beleggingscategorie
Stand per 1 januari Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering Stand per 31 december
Aandelen
Vastrentende waarden
Totaal 2015
Totaal 2014
183.218 221.309 -206.458 43.042 -28.634
181.983 292.362 -297.151 55.201 -55.869
365.201 513.671 -503.609 98.243 -84.503
294.105 38.541 -18.239 4.348 46.446
212.477
176.526
389.003
365.201
Tabel 27. Mutatieoverzicht Beleggingen voor risico deelnemers per beleggingscategorie Specificatie boekwaarde naar soort actuele waardering (waarderingsniveau) Hieronder is voor beleggingen risico deelnemers een specificatie van de boekwaarde per waarderingsniveau opgenomen. Voor een toelichting op waarderingsniveaus, zie `beleggingen risico deelnemers`.
90
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Totaal 2015
Totaal 2014
-
212.477 176.526
183.218 181.983
-
389.003
365.201
2015
2014
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Genoteerde marktprijzen
Onafhankelijke taxaties
NCWberekening
Andere methode
Aandelen Vastrentende waarden
212.477 176.526
-
-
Totaal per 31 december
389.003
-
-
Tabel 28. Beleggingen per waarderingsniveau risico deelnemers C
Materiële vaste activa Verbouwing gebouw
Kantoorapparatuur
Kantoorinventaris
10% 571
33,33% 43
20% 250
864
863
547
41
178
766
723
24 219 -571
2 0 -12
72 122 -169
98 341 -752
140 1 0
571
12
169
752
0
-24 219
-2 31
-36 203
-62 453
-44 864
0
31
45
76
767
219
0
158
377
97
Afschrijvingspercentage per jaar Aanschafwaarde per 1 januari Cumulatieve afschrijvingen per 1 januari Boekwaarde per 1 januari Investeringen Desinvesteringen aanschafwaarde Desinvesteringen cumulatieve afschrijvingen Afschrijvingen Aanschafwaarde per 31 december Cumulatieve afschrijvingen per 31 december Boekwaarde per 31 december
Tabel 29 Mutatieoverzicht Materiële vaste activa D
Vorderingen en overlopende activa 2015
Vordering op IBM uit hoofde van premies Overige vorderingen en overlopende activa
7.031 5.862
2014 8.632 2.500
12.893
11.132
Tabel 30. Specificatie vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vordering op IBM uit hoofde van premies is in het begin van 2016 ontvangen. E Overige activa De overige activa betreft uitsluitend liquide middelen en staan alle ter vrije beschikking van het fonds. SPIN heeft bij ABN AMRO Bank een ongebruikte kredietfaciliteit voor een bedrag van € 10 miljoen.
91
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Passiva F Reserves Het verloop van de reserves is als volgt. Reserve actuariële- en beleggingsrisico's
Overige Reserves
Totaal
Stand per 1 januari 2014 Bestemming saldo van baten en lasten 2014
251.046 40.416
396.428 251.939
647.474 292.355
Stand per 31 december 2014 Bestemming saldo van baten en lasten 2015
291.462 147.363
648.367 -266.864
939.829 -119.501
Stand per 31 december 2015
438.825
381.503
820.328
2015
2014 127,8%
Tabel 31. Mutatieoverzicht reserves De vermogenspositie kan als volgt worden gespecificeerd. Actuele dekkingsgraad Beleidsdekkingsgraad Minimum vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
121,6% 123,3% 103,7% 111,6%
104,1% 108,6%
Tabel 32. Solvabiliteit en dekkingsgraad DB-pensioenregelingen De Wettelijke reserves worden jaarlijks via de bestemming van het saldo van baten en lasten gelijkgesteld aan het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen wordt berekend met gebruikmaking van het standaard model. Hierbij wordt het vereist vermogen bepaald op basis van de hoogste uitkomst van de berekening van de huidige beleggingsmix en de strategische beleggingsmix. SPIN heeft per 31 december 2015 geen reservetekort of een dekkingstekort. Een herstelplan is bij SPIN dan ook niet van toepassing. G Technische voorzieningen Het verloop van de technische voorzieningen is als volgt. Voorziening pensioenverplichtingen
Overige technische voorzieningen
Totaal technische voorzieningen 2015
Stand 1 januari Mutatie
3.320.813 33.971
55.904 -3.291
3.376.717 30.680
Totaal technische voorzieningen 2014 2.963.179 413.538
Stand 31 december
3.354.784
52.613
3.407.397
3.376.717
Tabel 33. Mutatieoverzicht technische voorzieningen De mutatie in de technische voorzieningen is gespecificeerd in de toelichting op de staat van baten en lasten. De technische voorzieningen zijn gebaseerd op de pensioenregelingen zoals beschreven in paragraaf 2.4. De toeslagregelingen van SPIN zijn beschreven in paragraaf 2.4.3. Behoudens de ASR-toeslagregeling is er geen recht
92
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. De berekeningsmethode van de pensioenverplichtingen is zodanig dat geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Technische voorzieningen In tabel 34 is de samenstelling van de technische voorzieningen risico pensioenfonds weergegeven per deelnemerscategorie. 2015
2014
Voorziening pensioenverplichtingen
Overige technische voorzieningen
Totaal
Voorziening pensioenverplichtingen
Overige Technische voorzieningen
Totaal
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
873.955 369.701 2.111.128
19.171 11.455 21.987
893.126 381.156 2.133.115
899.198 329.592 2.092.023
23.502 10.755 21.647
922.700 340.347 2.113.670
Stand per 31 december
3.354.784
52.613
3.407.397
3.320.813
55.904
3.376.717
Tabel 34. Samenstelling technische voorzieningen risico pensioenfonds naar deelnemerscategorieën Overige technische voorzieningen Bijzondere toeslagverplichtingen Stand per 1 januari Saldo toevoegingen/ onttrekkingen
12.925
Stand per 31 december
Conversie- Uitlooprisico verplich- arbeidsongetingen schiktheid
Voorziening
Uitvoerings -kosten 26.800
Totaal 2015
Totaal 2014
55.904
50.173
6.836
9.343
562
-676
-3420
243
-3.291
5.731
13.487
6.160
5.923
27.043
52.613
55.904
2015
2014
Stand per 1 januari Saldo van toevoegingen en onttrekkingen
365.201 23.802
294.114 71.087
Stand per 31 december
389.003
365.201
Tabel 35. Mutatieoverzicht overige technische voorzieningen H
Voorzieningen voor risico deelnemers
Tabel 36. Mutatieoverzicht voorzieningen voor risico deelnemers Toevoegingen en onttrekkingen zijn nader gespecificeerd in de toelichting op de posten in de staat van baten en lasten.
93
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
De samenstelling van de voorzieningen voor risico deelnemers per deelnemerscategorie is als volgt. 2015
2014
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers
289.256 99.747
284.880 80.321
Stand per 31 december
389.003
365.201
Tabel 37. Samenstelling voorzieningen pensioenverplichtingen risico deelnemers naar deelnemerscategorieën I
Overige schulden en overlopende passiva
Af te dragen loonheffing en sociale lasten Te betalen kosten Overige schulden Overlopende passiva
2015
2014
3.463 1.695 2.787 673
3.417 358 6.490 105
8.618
10.370
Tabel 38. Specificatie overige schulden overlopende activa Alle overige schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 4.4.7
Risicobeheer Doel van SPIN is het verstrekken van pensioenuitkeringen op basis van statuten, pensioenreglementen en individuele pensioenovereenkomsten. Het kunnen realiseren van deze doelstelling is grotendeels afhankelijk van de solvabiliteit van het fonds. Het beleggingsbeleid, het toeslagbeleid en het premiebeleid zijn de belangrijkste maatregelen ter beheersing van het solvabiliteitsrisico. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premies moet verhogen en bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de pensioenaanspraken vermindert. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers aan te houden. De omvang van deze buffers wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). In deze toets wordt het vereist eigen vermogen van het fonds bepaald.
94
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
De berekening van het vereist eigen vermogen ultimo 2015 is als volgt: Solvabiliteitsrisico: Uitkomsten berekening vereist eigen vermogen Het surplus op FTK-grondslagen is: 2015 Technische voorzieningen volgens jaarrekening Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief beheer risico Diversificatie-effect Vereist eigen vermogen Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen Surplus
2014 3.796.400
54.933 271.654 110.552 52.562 169.144 81.795 0 0 0 12.215 -314.030
3.376.717 18.902 226.179 133.077 31.988 61.616 81.433 0 0 0 0 -261.733
438.825
291.462
4.235.225 4.616.728
3.668.179 4.316.546
381.503
648.367
Tabel 39. Surplus op FTK-grondslagen Het vereist eigen vermogen is berekend op basis van de standaardmethode van DNB waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Het vereist eigen vermogen berekend op basis van de strategische beleggingsmix ultimo 2015 bedraagt € 438.825. De methode voor de berekening van het vereist eigen vermogen is met ingang van boekjaar 2015 aangepast als gevolg van de invoering van het nFTK. In het nFTK dienen voor een aantal risicocategorieën hogere buffers aangehouden te worden. Gevoeligheid dekkingsgraad Een gevoeligheidsanalyse geeft inzicht in het effect op de dekkingsgraad van een bepaalde ontwikkeling op de financiële markten. In onderstaande tabel wordt op basis van de beleggingsportefeuille ultimo 2015 inzicht gegeven in deze gevoeligheid. Uitgangspunt is de feitelijke dekkingsgraad per 31 december 2015 van 121,6%. Deze dekkingsgraad is in de tabel vet weergegeven en komt overeen met een rentewijziging van 0% en een waardeverandering in zakelijke waarden van eveneens 0%.
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Waardewijziging zakelijke waarden
95
Waardewijziging interest -1,0%
0,0%
1,0%
0%
117,9%
121,6%
131,2%
-15%
112,8%
118,1%
124,5%
-30%
107,7%
112,2%
117,7%
Tabel 40. Gevoeligheid dekkingsgraad voor verandering in interest en zakelijke waarden Uit de tabel kan worden afgeleid dat het effect op de dekkingsgraad van een wijziging van de rente relatief beperkt is door het beleid van afdekking van het renterisico. SPIN loopt met beleggingen in zakelijke waarden bewust risico. Daarom hebben wijzigingen in de waarde van zakelijke waarden in de beleggingsportefeuille een relatief grote invloed op de dekkingsgraad. Om dit risico te verlagen is diversificatie in de portefeuille toegepast. Uitwerking risico´s per risicocategorie Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven per risicocategorie. Renterisico (S1) Het renterisico is de mogelijke impact op de hoogte van de dekkingsgraad door waardewijziging van de beleggingen en de verplichtingen als gevolg van wijzigingen in de rente. Het renterisico ontstaat als de looptijd van de beleggingen en de looptijd van de verplichtingen niet in overeenstemming zijn. Een daling of stijging van de rente heeft dan een andere invloed op de waarde van de beleggingen en de waarde van de verplichtingen. Om dit renterisico te verminderen zorgt SPIN er voor dat de looptijd van de beleggingen en de looptijd van de verplichtingen niet veel van elkaar afwijken. Het beleid van SPIN is om dit renterisico voor 80% af te dekken. Voor de rentegevoeligheid van de verplichtingen baseert SPIN zich op de rentecurve zoals gepubliceerd door DNB. In onderstaande grafiek is weergegeven hoe de verplichtingen per looptijd zich verhouden tot de beleggingen die worden gebruikt voor de beperking van het renterisico.
96
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Swaptions actual IR Swaps
2,0
Fixed Income
1,8
Liabilities UFR
1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 -0,2
2y
5y
10y
15y
20y
Grafiek 6. Weergave afdekking renterisico per duration cohort ultimo 2015 De samenstelling van de portefeuille van vastrentende waarden is onderstaand weergegeven. Niet alle vastrentende waarden worden volledig meegenomen als afdekking van het renterisico. De mate waarin leningen worden meegenomen in het afdekkingsbeleid is afhankelijk van de verwachte correlatie indien rentestanden variëren. 2015 Euro staatsleningen Corporate bonds Inflation linked bonds Emerging market debt Covered bonds Global Strategy fund Global High Yield Nederlandsche Hypotheken
876.074 507.204 380.521 247.095 196.201 243.610 102.184 198.030
2014 892.078 473.474 360.792 233.737 195.475 223.880 96.036 190.966
2.750.919
2.666.438
Tabel 41. Specificatie vastrentende waarden Marktrisico (S2) Het marktrisico is het risico van koersmutaties in de beleggingsportefeuille door veranderingen in de markten waarin SPIN belegt. Binnen de beleggingsportefeuille spreidt SPIN de risico´s over diverse beleggingscategorieën, daarnaast spreidt SPIN haar beleggingen binnen de categorieën. SPIN belegt dan ook in verschillende regio´s, sectoren en tegenpartijen. Door spreiding aan te brengen in de beleggingen is SPIN minder gevoelig voor specifieke koersontwikkelingen van individuele beleggingen of specifieke koersontwikkelingen in een bepaalde sector of regio.
97
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Vastgoed De vastgoedportefeuille bestaat volledig uit beursgenoteerde vastgoedaandelen en is gespreid over circa 140 individuele aandelen die wereldwijd beleggen in diverse soorten vastgoed. Aandelen De samenstelling van de portefeuille over sectoren is als volgt: In %
Pensioenregelingen DB
Consumentenmarkt Energie Financiële instellingen Gezondheidszorg Industrie IT Grondstoffen Telecommunicatie Utiliteiten Overig Totaal
2015 22,5 5,9 21,4 12,5 9,7 13,7 4,7 3,8 2,8 3
2014 22,1 7,7 21,5 11,9 10,3 11,5 5,4 4,1 3,5 2
100
100
DC 2015 23,7 5,7 21,3 12,6 10,1 15,3 4,7 3,7 2,8 0,1
2014 23,5 7,8 22 13,2 11 7,5 6,6 4,4 3,9 0,1
100
100
Tabel 42. Overzicht samenstelling van aandelenbeleggingen naar sectoren SPIN belegt met name in individuele aandelen waarbij de portefeuille wordt beheerd door externe vermogensbeheerders. Voor circa 23,4% van de aandelenportefeuille maakt SPIN gebruik van ‘pooled funds’. De ‘pooled funds’ zijn in Ierland genoteerd en specifiek en uitsluitend opgericht voor aan IBM gerelateerde pensioenfondsen. De beleggingen in de ‘pooled funds’ vinden plaats volgens het multi manager principe door het verlenen van nauw omschreven mandaten aan daartoe geselecteerde, gespecialiseerde vermogensbeheerders. De aandelenportefeuille is ultimo 2015 voor 91,7% belegd in mature markets en voor 8,3% in Emerging Markets. Overige zakelijke waarden De overige zakelijke waarden zijn als volgt samengesteld: 2015
Private equity Commodities
2014
249.209
185.823
66.517
62.671 315.726
248.494
Tabel 43. Samenstelling overige zakelijke waarden De private equity portefeuille is een gediversifieerde portefeuille verdeeld over verschillende managers. De beleggingen in commodities vinden plaats via een beleggingsfonds. Valutarisico (S3) Door de spreiding in de beleggingsportefeuille belegt SPIN in diverse landen en diverse valuta. Het valutarisico is het risico van koersmutaties in de beleggingsportefeuille door
98
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
veranderingen in de koersen van deze valuta. Het beleid van SPIN is om over 85% van de totale waarde van de beleggingsportefeuille geen valutarisico te lopen. Voor de afdekking van dit risico maakt SPIN gebruik van valutaderivaten. De valutapositie vóór en na afdekking door valutaderivaten per 31 december 2015 is als volgt weer te geven: 2015 Valuta US Dollar Britse Pond Japanse Yen Overige valuta
2014
Bruto positie 1344,7 109,9 68,1 401,9
Afdekking -1135,2 -92,8 -57,5 0,0
Positie na afdekking 209,5 17,1 10,6 401,9
Positie na afdekking 210,5 22,0 11,4 405,8
1924,6
-1285,5
639,1
649,6
Tabel 44. Specificatie valutapositie Grondstoffenrisico (S4) Voor het grondstoffenrisico dient in de toets een aparte buffer aangehouden te worden. SPIN belegt in grondstoffen via een ‘pooled fund’ dat in Ierland is genoteerd en uitsluitend opgericht is voor aan IBM gerelateerde pensioenfondsen. Het fonds belegt in een gespreide portefeuille van grondstoffen. Kredietrisico (S5) Het kredietrisico is risico dat een tegenpartij van SPIN haar verplichtingen niet kan nakomen. Dit risico ontstaat bij beleggingen in vastrentende waarden, derivatencontracten, de positie met de herverzekeraar en de premiebetaling vanuit IBM. In %
Pensioenregelingen DB 2015
2014 28,3 32,4 12,4 16,6 5,2
DC 2015
2014 37,5 62,5 -
AAA AA A BBB
40,4 21,4 13,3 16,6 5,3 3
5,1
2,1
-
Totaal
100
100
100
100
58,1 8,5 8,5 6,4 16,4
Tabel 45. Specificatie vastrentende portefeuille naar kredietwaardigheid (Moodys rating) Verzekeringstechnisch risico (S6) De belangrijkste verzekeringstechnische of actuariële risico´s zijn de risico´s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Door toepassing van de meest actuele informatie over overlevingskansen wordt het langlevenrisico voor het fonds voor dit moment gemitigeerd.
99
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
SPIN heeft voor schade op het kortleven- en arbeidsongeschiktheidsrisico een verzekering afgesloten op individuele basis bij een herverzekeringsmaatschappij. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds over onvoldoende middelen beschikt om aan de directe verplichtingen te voldoen. Directe verplichtingen zijn bijvoorbeeld de maandelijkse pensioenuitbetalingen, de betaling van kosten of de verplichting om onderpand te verstrekken aan tegenpartijen bij een derivatentransactie. In de samenstelling van de beleggingsportefeuille houdt SPIN rekening met de beschikbaarheid van beleggingen om te verkopen. Dit houdt in dat een groot deel van de portefeuille direct op een gereglementeerde beurs te verkopen is. Voor potentiële onderpandsverplichtingen uit derivatentransacties houdt SPIN een portefeuille met staatsleningen aan die kunnen dienen als onderpand. SPIN maakt periodiek een analyse van de liquiditeit van alle beleggingscategorieën onder normale marktomstandigheden en bij marktomstandigheden in stresssituaties. Uit deze analyse blijkt dat onder normale marktomstandigheden circa 83% van de beleggingen een goede liquiditeit hebben en onder stress scenario´s is dit circa 46%. De niet direct liquide te maken beleggingen in de beleggingsportefeuille betreffen met name de private equity portefeuille. Momenteel zijn er geen liquiditeitsrisico´s voor het fonds. In de solvabiliteitstoets van het fonds wordt er derhalve dan ook geen buffer aangehouden voor het liquiditeitsrisico. Concentratierisico (S8) De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven bij het marktrisico en het kredietrisico. Ultimo 2015 zijn in de beleggingsportefeuille voor de DB-regeling de volgende posten met een omvang van groter dan 2% van het totaal van de beleggingsportefeuille voor risico van het fonds aanwezig: •
Duitse staat € 595 miljoen Nederlandse staat € 338 miljoen • Franse staat € 260 miljoen Aangezien deze posten betrekking hebben op staatsobligaties van landen met een goede kredietwaardigheid wordt er geen buffer aangehouden voor het concentratierisico. •
Wat betreft vastrentende waarden voorde Dcregeling is sprake van concentratierisico bij de Euro staatsobligatie portefeuille, t.w. Duitsland, Nederland, Finland en Oostenrijk in de verhouding 50%, 26,67%, 13,33% en 10%. Voor de DC regeling zijn er geen aandelen met een omvang van groter dan 2% van het belegd vermogen van de beleggingen voor risico deelnemers.
100
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Derivaten Uitgangspunten derivaten Bij uitvoering van het beleggingsbeleid gebruikt SPIN derivaten voor verbetering van risicobeheersing. Beleid en gebruik van derivaten is de afgelopen jaren ongewijzigd. Uitgangspunten voor toepassing: •
toestemming voor het gebruik van derivaten ligt bij het Algemeen bestuur. In de richtlijnen voor de externe vermogensbeheerders geldt dat geen toestemming wordt gegeven voor het aangaan van derivatentransacties, tenzij in specifieke situaties het Algemeen bestuur wel toestemming geeft;
•
uitsluitend gebruik derivaten voor zover passend binnen het algemene beleggingsbeleid;
•
de portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden;
•
geen gebruik van hefboomwerking (leverage); beschikbaar zijn van een specifieke rapportage die inzicht geeft in de effecten van het gebruik.
•
Toegepaste derivaten Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om risico´s af te dekken. Het fonds gebruikt met name de volgende instrumenten: valutatermijncontracten, renteswaps, forwards, futures (vastrentend) en swaptions. Derivatenposities
Swaps Forwards Opties Futures
Contract Omvang 2015 1.196.473 2.040.378 569.792 193.843
Contract Omvang 2014 1.511.428 2.212.692 621.260 299.954
Markt Waarde 2015 66.498 -5.296 69.404 109
Markt waarde 2014 247.989 -38.105 131.718 -49
Totaal derivatenposities
4.000.486
4.645.334
130.714
341.554
Tabel 46. Specificatie derivatenposities per soort contract per 31 december (alle bedragen in € x 1.000) De bovenstaande derivatenposities hebben volledig betrekking op de DB-regeling. De rente swaps en swaptions worden gebruikt voor de afdekking van het renterisico en hebben hierdoor een lange looptijd (zie grafiek 6). De forwardcontracten worden gebruikt voor de afdekking van het valutarisico en hebben gemiddeld een looptijd van circa 6 maanden. Voor de posities in derivaten is ultimo 2015€ 137 miljoen aan onderpand ontvangen en is door SPIN geen onderpand verstrekt. Het onderpand bestaat volledig uit staatsleningen van de Nederlandse -, Franse - en Duitse staat.
101
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4.4.8
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen SPIN heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met de Blue Sky Group die loopt tot 31 december 2016. De vergoeding bedraagt jaarlijks circa € 1,0 miljoen. De totale verplichting voor de resterende looptijd is circa € 1,0 miljoen. SPIN heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP die loopt tot 31 december 2016. De vergoeding bedraagt jaarlijks circa € 0,4 miljoen. De totale verplichting voor de resterende looptijd is circa € 0,4 miljoen. Investeringsverplichtingen Voor private equity bestaan op balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen. Deze verplichtingen zullen naar verwachting in de komende jaren worden afgewikkeld. Investeringsverplichtingen (committed capital) Gestort kapitaal (called capital)
2015
2014
473.984 268.438
392.244 184.351
Tabel 47. Investerings- en stortingsverplichtingen (alle bedragen in € x 1.000) Voorwaardelijke verplichtingen Er zijn geen voorwaardelijke verplichtingen. Ontvangen garanties SPIN is met IBM overeengekomen dat IBM een aanvullende premie zal voldoen, indien de financiële situatie van SPIN daar aanleiding toe geeft. Als extra zekerheid had IBM World Trade Corporation ten behoeve van IBM voor het voldoen van de financiële verplichtingen aan het fonds een garantie van jaarlijks USD 300 miljoen afgegeven met een looptijd tot ultimo 2015. De garantie betreft het voldoen van (herstel) premies indien IBM Nederland niet aan haar verplichtingen richting het fonds kan voldoen. Aan het einde van de looptijd van de huidige garantie is door IBM International Group B.V. aan IBM Nederland een garantie gegeven voor 3 jaar tot en met 31 december 2018 met dezelfde voorwaarden en condities. 4.4.9
Verbonden partijen Transacties met de werkgever Tussen het fonds en de werkgever is een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling. Transacties met (voormalige) bestuurders Voor de beloning van de bestuurders van het dagelijks bestuur wordt verwezen naar toelichting in paragraaf 4.4.10. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van het reguliere pensioenreglement.
102
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4.4.10
Toelichting op de Staat van Baten en lasten Hieronder wordt eerst een segmentatieoverzicht met betrekking tot posten in de staat van baten en lasten gegeven. In het segmentatieoverzicht worden de posten in de staat van baten en lasten van de DB-pensioenregelingen en de DC-pensioenregelingen afzonderlijk weergegeven. Vervolgens wordt de reguliere toelichting op de posten in de staat van baten en lasten gegeven. In de toelichting op de posten in de staat van baten en lasten die volgt op het segmentatieoverzicht, is bij de relevante posten in de staat van baten en lasten waar van toepassing een uitsplitsing naar de post met betrekking tot de DBpensioenregelingen en de DC-pensioenregelingen opgenomen. (alle bedragen in € x 1.000)
103
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Referentie
2015
2014
DB-regelingen DB m.b.t. DC Totaal DB J K L M N
BATEN Premiebijdragen risico pensioenfonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten Totaal baten
O P Q
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie technische voorzieningen en voorzieningen risico deelnemers Mutatie technische voorzieningen – Risico pensioenfonds – Overige technische voorzieningen Totaal mutatie risico pensioenfonds – Risico deelnemers
R S
DCregelingen
Totaal DB/DC
Totaal DB/DC
26.762
2.245
29.007
-
29.007
38.706
-
-
-
16.754
16.754
18.914
21.738
-
21.738
-
21.738
807.754
-583
-
-583
14.171
13.588
54.651
1.692
415
2.107
6
2.113
975
49.609
2.660
52.269
30.931
83.200
921.000
136.731 3.616
-
136.731 3.616
749
136.731 4.365
135.417 5.069
32.936
1.035
33.971
-
33.971
407.807
-3.291
-
-3.291
-
-3.291
5.731
29.645
1.035
30.680
-
30.680
413.538
-
-
-
23.802
23.802
71.088
29.645
1.035
30.680
23.802
54.482
484.626
Totaal mutatie technische voorzieningen Saldo overdrachten pensioenaanspraken Overige lasten Totaal lasten
207
-
207
6.380
6.587
2.045
536 170.735
1.035
536 171.770
30.931
536 202.701
1.489 628.646
Saldo van Baten en Lasten
-121.126
1.625
-119.501
0
-119.501
292.354
Bijdrage werkgevers en werknemers Opslag voor uitvoeringskosten
Totaal 2015 26.800 2.207
Totaal 2014 35.848 2.780
Feitelijke premie Bijdrage FVP
29.007 0
38.628 78
Totaal premiebijdragen
29.007
38.706
Tabel 48 Segmentatieoverzicht Staat Baten en Lasten J.
Premiebijdragen risico pensioenfonds
Tabel 49. Overzicht naar soort premiebijdragen
104
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. De feitelijke premie is de premie die als bate in de staat van baten en lasten geboekt wordt. In onderstaande tabel is de opbouw van de kostendekkende premie voor 2015 gespecificeerd en wordt weergegeven wat het verschil is met de feitelijke premie. 2015 Inkoop nominale pensioenen op marktwaarde Uitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
2014
17.832 2.207 2.353
24.814 2.780 2.109
6.615
8.925
Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
29.007 29.007
38.628 38.628
-
-
Verschil kostendekkende premie met feitelijke premie
Tabel 50. Opbouw kostendekkende premie Voor 2015 is de feitelijke premie gelijk aan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie zonder rentedemping bedraagt over 2015 ca. € 39,3 miljoen. K.
Premiebijdragen voor risico deelnemers
De premiebijdragen voor risico deelnemers hebben betrekking op de DC-regeling. 2015 Werkgeversdeel Werknemersdeel Opslag voor uitvoeringskosten Totaal
10.454 5.462 838
2014 11.849 6.127 938
16.754
18.914
Tabel 51. Specificatie van premiebijdragen van werkgevers en werknemers De premiebijdragen zijn voor werknemers 5% van de pensioengrondslag en zijn voor de werkgever gebaseerd op een leeftijdsafhankelijke premiestaffel. De kostendekkende premie van € 16.754 is gelijk aan de feitelijke premie. L.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Hieronder volgt een overzicht van de beleggingsresultaten voor risico van het fonds. Hierbij wordt per soort beleggingsopbrengsten een uitsplitsing gegeven per beleggingscategorie. Na aftrek van de aan de beleggingscategorieën toegerekende kosten vermogensbeheer resulteren de netto beleggingsresultaten.
105
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Beleggingsopbrengsten Direct
Indirect
Kosten vermogens -beheer
5.044
21.328
-850
13.018 2.093
-86.466 24.106
Totaal zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten
20.155
Totaal
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen Overige zakelijke waarden
Totaal 2015
Beleggingsopbrengsten Direct
Indirect
Kosten vermogensbeheer
Totaal 2014
25.522
4.407
41.230
-712
44.925
-1663 -330
-75.111 25.869
14.128 1.380
-22.817 21.023
-1412 -306
-10.101 22.097
-41.032
-2843
-23.720
19.915
39.436
-2430
56.921
62.259
-6.112
-5551
50.596
60.320
244.928
-4555
300.693
9.747
-14.727
-158
-5.138
22.762
427.688
-310
450.140
92.161
-61.871
-8552
21.738
102.997
712.052
-7295
807.754
Tabel 52. Overzicht beleggingsresultaten risico pensioenfonds Specificatie van directe beleggingsopbrengsten risico pensioenfonds
Interestopbrengsten Dividenden Renteopbrengsten liquide middelen Directe beleggingsopbrengsten
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Overige zakelijke waarden
Vastrentende waarden
Derivaten
2015
2014
5.042
40 11.768
1763 330
62.259 -
9.747 -
73.809 17.140
84.265 18.726
2
1210
-
-
-
1212
6
5.044
13.018
2.093
62.259
9.747
92.161
102.997
Tabel 53. Specificatie directe beleggingsopbrengsten Specificatie van indirecte beleggingsopbrengsten risico pensioenfonds
Gerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten Ongerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten 2015
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Overige zakelijke waarden
Vastrentende waarden
Derivaten
Totaal 2015
Totaal 2014
27.366
-92.542
22.914
20.045
231.914
209.697
-19.409
-6.038
6.076
1.192
-26.157
-246.641
-271.568
731.461
21.328
-86.466
24.106
-6.112
-14.727
-61.871
712.052
Tabel 54. Specificatie indirecte beleggingsopbrengsten
106
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
2015 Kosten van portefeuillebeheer Kosten bewaarloon Belastingdienst (omzetbelasting) Overige kosten Door SPIN aan vermogensbeheer toegerekende Pensioenuitvoeringskosten
4.266 1.308 182 411 2.385
Totaal
2014 3.881 1237 199 386 1.591
8.552
7.294
Tabel 55. Specificatie kosten vermogensbeheer DB De transactiekosten in 2015 bedragen € 3.491. Deze kosten zijn onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. Voor meer informatie over de kosten vermogensbeheer verwijzen wij naar paragraaf 2.8 van het bestuursverslag. M.
Beleggingsresultaten risico deelnemers
Hieronder volgt een overzicht van de beleggingsresultaten voor risico van de deelnemers. Hierbij wordt per soort beleggingsopbrengsten een uitsplitsing gegeven per beleggingscategorie. Na aftrek van de aan de beleggingscategorieën toegerekende kosten vermogensbeheer resulteren de netto beleggingsresultaten. BeleggingsKosten opbrengsten vermogensDirect Indirect beheer
Totaal 2015
Beleggingsopbrengsten Direct Indirect
Kosten vermogensbeheer
Totaal 2014
Aandelen Vastrentende waarden
1.160
14.408
-232
15.336
4.624
12.776
-87
17.313
-
-668
-1.080
-1.748
-
38.018
-680
37.338
Totaal
1.160
13.740
-1.312
13.588
4.624
50.794
-767
54.651
Tabel 56. Overzicht beleggingsresultaten risico deelnemers
Gerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten Ongerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
Vastrentende waarden
Aandelen
Totaal 2015
Aandelen
Vastrentende waarden
Totaal 2014
55.201
43.042
98.243
1.948
2.401
4.349
-55.869
-28.634
-84.503
36.071
10.374
46.445
-668
14.408
13.740
38.019
12.775
50.794
Tabel 57. Specificatie van indirecte beleggingsopbrengsten risico deelnemers
107
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
N.
Overige baten
De overige baten kunnen als volgt worden gespecificeerd. 2015 Overige interestbaten Omzetting kleine DC-kapitalen in DB-aanspraken Overige baten
2014
-1
0
19 2095
0 975
Totaal Overige baten
2.113
975
Tabel 58. Specificatie van overige baten
Overige interestbaten Omzetten DC-kapitalen in DB-aanspraken Overige baten
2015 DBregelingen -1 19 2.089
2015 DCRegelingen 6
2015 Totaal
2.107
6
Totaal Overige baten
2014 DCRegelingen -
2014 Totaal
-1 19 2.095
2014 DBRegelingen 0 0 975
2.113
975
-
975
0 0 975
Tabel 59. Specificatie van overige baten naar DB- en DC-regelingen O.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen kunnen als volgt worden gespecificeerd. 2015 Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Overige uitkeringen
113.884 21.861 849 137
Totaal pensioenuitkeringen
Tabel 60. Specificatie pensioenuitkeringen
2014 113.443 21.063 771 140
136.731
135.417
108
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
P.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten kunnen als volgt worden gespecificeerd. 2015 Kosten bestuur Kosten verantwoordingsorgaan/deelnemersraad Kosten beleggingscommissie
145 31 42
2014 131 39 38
218
Bestuurskosten Salarissen Sociale lasten Pensioenlasten Overige personeelsgebonden kosten
1.877 238 417 535
385 317 240 1.648
Administratiekosten Research- en beleggingsinformatie Adviezen en professional fees
1.665 223 316 407 3.067
Personeelskosten Huisvestingskosten Automatiseringskosten Contributies en abonnementen Administratiekosten derden
208
2.611 352 300 218 1.719
2.590 503 431
2.589 619 642
934 Communicatiekosten Subtotaal Toerekening aan beleggingskosten Totaal
1.261
109
104
6.918 -2.553
6.773 -1.704
4.365
5.069
Tabel 61. Specificatie pensioenuitvoeringskosten In de ‘Adviezen en professional fee’ zijn de kosten van EY begrepen. De totale kosten voor het onderzoek van de jaarrekening en de verslagstaten bedragen € 94. Verder zijn in deze post kosten verantwoord ter hoogte van € 56 voor andere nietcontrolediensten die uitgevoerd zijn door andere partijen binnen het netwerk van EY. In 2015 hebben DNB en de AFM SPIN geen boetes of dwangsommen opgelegd. Aantal personeelsleden SPIN heeft 26 werknemers, 23,6 fte (2014: 25, 21,6 fte), waarvan ultimo 2015 2 bestuurders C, 1,9 fte (2014: 1,9 fte). In de periode 1 januari 2015 tot 31 december 2015 waren er 2 bestuurders C (1,9 fte).
109
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Beloning bestuurders (alle bedragen x € 1.000)
2015
Salarissen en overige vergoedingen bestuurders C Pensioenlasten bestuurders C
398 34
Totaal
2014 388 72
432
460
Tabel 62. Beloning bestuurders De totale kosten zijn als volgt onder te verdelen naar de DB- en DC-regelingen: 2015 Regelingen DB DC Bestuurskosten Communicatiekosten Personeelskosten Administratiekosten Controle- en advieskosten Toerekening aan beleggingskosten Totaal
Totaal
2014 Regelingen DB DC
Totaal
218 73 2.724 2.102 884 -2.385
0 36 343 488 50 -168
218 109 3.067 2.590 934 -2.553
208 66 2.045 2.063 1.144 -1.591
0 38 566 526 117 -113
208 104 2.611 2.589 1.261 -1.704
3.616
749
4.365
3.935
1.134
5.069
Tabel 63. Specificatie van pensioenuitvoeringskosten naar DB- en DC-regelingen Q.
Mutatie technische voorzieningen en mutatie voorziening voor risico deelnemers Technische voorzieningen risico fonds
Overige technische voorzieningen
Totaal
Technische voorzieningen risico deelnemers
Toevoegingen Premiestortingen Pensioenopbouw Toeslagverlening boekjaar Rentetoevoeging Beleggingsopbrengsten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Overige toevoegingen
203.093 24.699 22.220 5.386 152.142 -1.354
-2851 19 1302 -4172
200.242 24.699 22.220 5.386 19 153.444 -5.526
30.817 15.917 14.900 -
231.059 15.917 24.699 22.220 5.386 14.900 19 153.444 -5.526
638.677 17.977 24.966 48.304 10.935 55.419 493.652 10 -12.586
Onttrekkingen Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Saldo overdrachten van aanspraken
169.122 137.129 1.370 30.337 286
440 440 -
169.562 137.129 1.370 30.777 286
7.015 634 6.381
176.577 137.129 2.004 30.777 6.667
154.051 136.048 1.940 13.997 2.066
33.971
-3.291
30.680
23.802
54.482
484.626
Saldo toevoegingen en onttrekkingen
Mutatie alle technische voorzieningen 2015 2014
Tabel 64. Specificatie mutatie technische voorzieningen en mutatie voorziening risico deelnemers
110
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten op pensioen. Toeslagverlening Het bestuur heeft in januari 2015 besloten over de toeslagverlening op de pensioenaanspraken per 2 januari 2015. De verleende toeslagen zijn toegelicht in paragraaf 2.4.3. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,16% (2014: 0,38%), op basis van de éénjaarsrente van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode en de hiervoor gereserveerde kosten. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De gemiddelde marktrente ultimo 2015 bedroeg 1,5% (2014: 1,7%). Wijziging actuariële uitgangspunten De aanpassingen in de systematiek van de UFR resulteerde in een toevoeging aan de technische voorziening van € 152.142. Dit betreft de verwijdering van de driemaands middeling per 1 januari 2015 en de overgang naar een 120 maands gemiddelde per juli 2015. R.
Saldo overdracht van pensioenaanspraken
Het saldo overdracht van pensioenaanspraken kan als volgt worden gespecificeerd. 2015 Uitgaande waardeoverdrachten Individuele waardeoverdrachten Totaal uitgaande waardeoverdrachten Inkomende waardeoverdrachten Individuele waardeoverdrachten Totaal inkomende waardeoverdrachten Saldo van overdracht van pensioenaanspraken
8.104
2014 4.366
8.104 -1.517
4.366 -2.321
-1.517
-2.321
6.587
2.045
Tabel 65. Specificatie saldo overdracht van pensioenaanspraken
111
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
De waardeoverdrachten betreffen de ontvangst van of overdracht aan een pensioenuitvoerder van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenkapitaal. S.
Overige lasten
De overige lasten kunnen als volgt worden gespecificeerd. 2015 Overige FlexPensioenlasten Overige interestlasten Premies herverzekering Overige lasten
1.096 3 -570 7
2014 1236 5 239 9
536
1.489
Tabel 66. Specificatie van overige lasten 4.4.11
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
4.4.12
Actuariële analyse Hierna wordt een toelichting gegeven op de Actuariële analyse. Deze toelichting wordt voor de DB-pensioenregelingen en DC-pensioenregelingen afzonderlijk gegeven.
112
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4.4.12.1
Actuariële analyse voor de DB-pensioenregelingen
(bedragen in € x 1.000) 1. Rendement Beleggingsresultaat Rentetoevoeging technische voorzieningen Wijziging marktrente (RenteTermijnStructuur) Resultaat op Rendement 2. Pensioenopbouw (premie) Benodigd voor jaarinkoop, backservice, stamrechten Benodigd voor risicopremies AOP Benodigd voor risicopremies NP Ontvangen/betaald (exclusief uitvoeringskosten) Resultaat op Pensioenopbouw (premie) 3. Toeslagverlening Toeslagverlening Resultaat op Toeslagverlening 4. Onttrekking voor pensioenuitkeringen Vrijgevallen uit de voorzieningen (exclusief excassokosten) Uitgekeerd Resultaat op Pensioenuitkeringen 5. Wijziging uit hoofde van overdracht van pensioenaanspraken Inkomende waardeoverdrachten Benodigd voor de voorzieningen Ontvangen Uitgaande waardeoverdrachten Vrijval uit voorziening Overgedragen Resultaat op overdracht van pensioenaanspraken 6. Overige resultaten Pensioenuitvoeringskosten Vrijgevallen uit voorziening Ontvangen uit premie Uitvoeringskosten Resultaat op Pensioenuitvoeringskosten
2015 21.060 -5.386 -121.997
2014 807.567 -10.935 -493.652
-106.323 -20.562 -1.658 -2.480 26.800
302.980 -17.170 -4.266 -3.351 35.747
2.100 -22.220
10.960 -48.303
-22.220
-48.303
136.999
135.931
-136.615
-135.306 384
-1.517 1.517 0 8.185 -8.104
625
-2321 2321 0 4386 -4366 81
1.158 2.420 -4.365
20
1.359 2.780 -4.131 -787
8
113
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
2015 Technische grondslagen Invalidering Benodigd wegens waargenomen arbeidsongeschiktheid Veronderstelde arbeidsongeschiktheid (vrijval uit voorziening) Resultaat op Invalidering Sterfte (langlevenrisico) Werkelijke vrijval wegens feitelijk overlijden Benodigde toevoeging aan voorziening wegens toegenomen levensverwachting Resultaat op Sterfte (langlevenrisico) Sterfte (kortlevenrisico) Beschikbare risicopremie Werkelijke vrijval uit voorziening nabestaandenpensioen Benodigd door overlijden (overgang uitgesteld naar ingegaan)
2014
3.787
548
1.658
4.266 5.445
30.440
4.814 38.322
-35.563
-32.105 -5.123
6217
13.136
13.837
8.336
7.657
-18.042
-20.939
Resultaat op Sterfte (kortlevenrisico)
3.430
555
Resultaat op Technische grondslagen Andere mutaties Betaald aan herverzekering Benodigd door overgang naar nieuwe grondslagen Benodigd voor opvoer/mutatie voorziening uitvoeringskosten Benodigd voor opvoer voorziening AOP/pensioencompensatie Benodigd voor overige technische voorzieningen Overige mutaties en baten en lasten
3.752
11.586
Resultaat op Andere mutaties Resultaat DB-pensioenregelingen
-570 0
-239 13.987
-196
525
0
0
256 4.022
353 -148 3.512
14.478
-119.501
292.354
114
JAARVERSLAG 2015 | JAARREKENING
4.4.12.2
Actuariële analyse DC-pensioenregeling
(bedragen in € x 1.000) 1. Rendement Beleggingsresultaat Rendement DC-kapitaal Resultaat op Rendement 2. Pensioenopbouw (premie) Benodigd voor DC-kapitaal Ontvangen/betaald (exclusief uitvoeringskosten) Resultaat op Pensioenopbouw (premie) 3. Wijziging uit hoofde van overdracht van aanspraken Inkomende waardeoverdrachten Benodigd voor DC-kapitaal Ontvangen Uitgaande waardeoverdrachten Vrijval uit DC-kapitaal Overgedragen Resultaat op Overdracht van aanspraken 4. Pensioenuitvoeringskosten Ontvangen uit premie Kostenonttrekking DC kapitaal Uitvoeringskosten
2015 14.266 -14.266
2014 54.839 -54.839
0 -15.917 15.917
0 -17.977 17.977
0
0
-1.517 1.517
-2.321 2.321
7.898 -7.898
4.049 -4.049 0
204 634 -838
0 358 580 -938
Resultaat op Pensioenuitvoeringskosten
0
0
Resultaat DC-pensioenregelingen
0
0
4.5
Vaststelling jaarrekening Het bestuur van SPIN stelt de jaarrekening 2015 vast. Amstelveen, 21 juni 2016 Het Algemeen bestuur, R.H.A. van Vledder, voorzitter P.N.J. Snoek, vice-voorzitter J.G.C.M. Wijffels, secretaris M. Hus S.L. Movig L.H. den Bakker K. Verloop W.A.P. van Eechoud, directeur L.A.N. Gielissen, adjunct-directeur
115
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
5 Overige gegevens 5.1
Regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Er is geen statutaire regeling over bestemming van het saldo van baten en lasten. In de ABTN is aangegeven dat de vrije reserve bestaat uit het verschil tussen de activa van het fonds, enerzijds en de som van de technische voorzieningen, de wettelijke reserves (reserves voor actuariële- en beleggingsrisico’s) en de crediteuren en overige passiva van het fonds, anderzijds. Dit betekent dat het saldo van baten en lasten dat na bestemming aan de wettelijke reserves resteert aan de overige reserves (vrije reserves) wordt toegevoegd of onttrokken.
5.2
Gebeurtenissen na balansdatum Toeslagverlening na balansdatum SPIN heeft begin januari 2016 besloten de pensioenaanspraken per 1 januari 2016 als volgt te verhogen: • • •
Algemene toeslagregeling: 0,45% ASR toeslagregeling: 0,39% GBC-toeslagregeling: 0,39%
Een toelichting op de verschillende toeslagregelingen is opgenomen in paragraaf 2.4.3. Deze toeslag heeft per 1 januari 2016 een verhogend effect op de technische voorzieningen van ongeveer € 14,9 miljoen en een verlagend effect voor hetzelfde bedrag op de reserves.
5.3
Actuariële verklaring Stichting Pensioenfonds IBM Nederland Opdracht Door Stichting Pensioenfonds IBM Nederland te Amstelveen is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2015. Onafhankelijkheid Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland, zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds. Omdat Mercer (Nederland) B.V. beschikt over een door de toezichthouder goedgekeurde gedragscode, is het toegestaan dat andere actuarissen en deskundigen aangesloten bij Mercer (Nederland) B.V. wel andere werkzaamheden verrichten voor het pensioenfonds.
116
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. Afstemming accountant Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstemming plaatsgevonden over de werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle van het boekjaar. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie als geheel heb ik de materialiteit bepaald op 0,2% van het balanstotaal einde 2015. Met de accountant ben ik overeengekomen om geconstateerde afwijkingen boven 10% van de materialiteit te rapporteren. Deze afspraken zijn vastgelegd en de uitkomsten van mijn bevindingen zijn met de accountant besproken. Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijkheid zoals beschreven in artikel 147 van de Pensioenwet, onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onderzocht of: •
de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld;
•
de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten; het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-personregel.
•
Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Daarbij heb ik mij gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het financieel beleid van het pensioenfonds in aanmerking genomen. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
117
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is 123,3%. Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen. De vermogenspositie is naar mijn mening goed. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen toereikend zijn. Amstelveen, 21 juni 2016 Drs. C.B. Bos AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
118
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
5.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het algemeen Bestuur van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland Verklaring over de jaarrekening 2015 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2015 van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland te Amstelveen gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland op 31 december 2015 en van het resultaat over 2015, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijke Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: 1. de balans per 31 december 2015; 2. de staat van baten en lasten over 2015; 3. de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’. Wij zijn onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland (hierna: SPIN of stichting) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags-en beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Materialiteit Materialiteit
€ 46 miljoen
Toegepaste benchmark
1,0% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de technische voorzieningen, voorziening pensioenverplichting risico deelnemers en de reserve.
Nadere toelichting
Wij hebben voor deze grondslag gekozen omdat dit het vermogen betreft dat de basis vormt voor de berekening van de (beleids)dekkingsgraad. Voor het bepalen van het percentage hebben wij gelet op financiële positie van de stichting en de mate waarin de beleidsdekkingsgraad zich rondom een kritische grens bevindt. Wij hebben 1,0% van het pensioenvermogen aangehouden omdat de (beleids)dekkingsgraad van SPIN zich niet rondom een kritische grens begeeft.
119
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het Algemeen bestuur overeengekomen dat wij aan het Algemeen bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € 2.300.000 rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn. De kernpunten van onze controle In deze paragraaf beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het Algemeen bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken. Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Ontwikkeling van de (beleids)dekkingsgraad De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten aan de hand van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad brengt de verhouding tussen de (netto) activa en pensioenverplichtingen tot uitdrukking en is daarmee een graadmeter voor de financiële positie van een pensioenfonds. In 2015 is de beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd. Dit is de gemiddelde dekkingsgraad van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling. De stichting is wettelijk verplicht om de beleidsdekkingsgraad te hanteren als basis voor bepaalde beleidsbeslissingen, bijvoorbeeld inzake indexatie en kortingen. Daarnaast is de beleidsdekkingsgraad onder meer van belang om te bepalen of de stichting voldoende buffers heeft. Het in het kader van onze jaarrekeningcontrole in aanmerking genomen risico is dat de (beleids)dekkingsgraad niet juist wordt vastgesteld. Door controle van de balans onderzoeken wij de samenstellende delen van de dekkingsgraad. De balans en daarmee de dekkingsgraad per 31 december 2015 hebben wij mede met gebruikmaking van de werkzaamheden van de certificerend actuaris gecontroleerd. Wij hebben de ontwikkelingen in de financiële positie van de stichting beoordeeld op basis van het actuarieel rapport van de certificerend actuaris en onze controle van de jaarcijfers. Vanwege de gevoeligheid van schattingselementen hebben wij specifiek aandacht besteed aan de waardering van de (illiquide) beleggingen en de waardering van de technische voorzieningen. De werkzaamheden die wij in dit kader hebben uitgevoerd zijn in de kernpunten hierna beschreven. Wij controleren geen andere maandelijkse dekkingsgraden dan de dekkingsgraad ultimo boekjaar. Ten aanzien van andere maandelijkse dekkingsgraden hebben wij de navolgende toetsingswerkzaamheden verricht, die minder zekerheid geven dan een controle van twaalf maand-dekkingsgraden.
120
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
Wij hebben de opzet van het totstandkomingsproces van de berekening van de maandelijkse dekkingsgraad onderzocht alsmede de juiste maantoerekening van zogenaamde key items vastgesteld. Dit jaar waren het vervallen van de driemaands middeling per 1 januari 2015 en de aanpassing van de Ultimate Forward Rate systematiek per 15 juli 2015 in de rentetermijnstructuur key items. Daarnaast heeft de certificerend actuaris een plausibiliteitstoets uitgevoerd op ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het jaar in relatie tot de ontwikkelingen in de belangrijkste factoren, zoals de rentecurve. Wij hebben kennisgenomen van de uitkomst van deze werkzaamheden van de certificerend actuaris. Waardering en toelichting van niet-(beurs)genoteerde beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van de stichting. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen). Er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op basis van nettocontantewaardeberekeningen of een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen. De waarderingsonzekerheid neemt inherent toe bij (onafhankelijke) taxaties en netto contante waardeberekeningen en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij de stichting betreffen dit de posities in derivaten. De posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen, met name private equity fondsen en beleggingen in commodity fondsen, kennen eveneens inherent relatief veel waarderingsonzekerheid doordat de waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fondsmanagers per balansdatum. De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven in paragraaf 4.4.3 A. Beleggingen voor risico pensioenfonds en paragraaf 4.4.3 B. Beleggingen voor risico deelnemers en een nadere toelichting opgenomen in paragraaf 4.4.6 A. Beleggingen voor risico pensioenfonds, paragraaf 4.4.6 B. Beleggingen voor risico deelnemers en paragraaf 4.4.7 Risicobeheer. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2015 € 216 miljoen in niet-(beurs)genoteerde fondsen, dat per saldo € 135 miljoen is belegd in derivatenposities, dat € 67 miljoen is belegd in commodity fondsen en € 249 miljoen is belegd in Private Equity fondsen. Dit betreft 16% van de totale beleggingen. Het in het kader van onze jaarrekeningcontrole in aanmerking genomen risico is dat de niet-(beurs)genoteerde beleggingen niet juist gewaardeerd zijn. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2015. Voor de posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen, waaronder de commodity en private equity fondsen, hebben wij voor een steekproef de waardering van deze beleggingen gecontroleerd op basis gecontroleerde jaarrekeningen per 31 december 2015. Voor de posities in derivaten hebben wij met gebruikmaking van eigen waarderingsspecialisten voor een deelwaarneming een parallelle waardering
121
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
uitgevoerd, waarbij de objectieve meetbaarheid van gehanteerde marktgegevens en de representativiteit van het waarderingsmodel zijn getoetst. Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen waaronder de voorziening pensioenverplichtingen betreffen een significante post in de balans van de stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). In aanvulling op de tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de stichting, zijnde de fondsspecifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen aan ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle. De stichting heeft de algemene opgenomen in paragraaf 4.4.2 Algemene grondslagen. De waarderingsgrondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen beschreven in paragraaf 4.4.3 G. Technische voorzieningen en een nadere toelichting opgenomen in paragraaf 4.4.6 G. Technische voorzieningen. Uit deze toelichtingen blijkt dat de (schattings)wijzigingen hebben plaatsgevonden met betrekking tot de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur door het vervallen van de driemaandsmiddeling per 1 januari 2015 en aanpassing van de UFR in juli 2015. Volgens deze toelichting is de voorziening pensioenverplichtingen hierdoor € 152 miljoen hoger uitgekomen. Het in het kader van onze jaarrekeningcontrole in aanmerking genomen risico is dat de technische voorzieningen niet toereikend gewaardeerd zijn. Bij de controle van de technische voorzieningen hebben wij gebruikgemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de stichting. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens, waaronder de pensioenaanspraken van deelnemers. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel over de jaarrekening als geheel hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden, verwachtingen en uitkomsten afgestemd voor de controle van boekjaar 2015. Hierbij hebben wij specifiek aandacht gevraagd voor de toets van de ervaringssterfte op basis van de toegepaste prognosetafels, de toereikendheid van de kostenopslag alsmede de effecten van de wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2015. Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het Algemeen bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële
122
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij met inachtneming van het oordeel van de certificerend actuaris, gelet op de besluitvorming van het Algemeen bestuur, de recentheid van beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn. Daarnaast hebben wij controlewerkzaamheden uitgevoerd om de gehanteerde basisgegevens te toetsen, waaronder het evalueren van de juiste werking van de interne beheersmaatregelen bij de pensioenuitvoeringsorganisatie, het verrichten van aansluitwerkzaamheden met de pensioenadministratie voor wat betreft de aantallen en de aanpspraken en het beoordelen van het verloop en de uitkomsten van de actuariële analyse. Uitvoering van vermogensbeheer en pensioenbeheer processen bij de uitvoeringsorganisatie De stichting heeft de pensioenuitvoering en het vermogensbeheer uitbesteed aan derde partijen. Het Algemeen bestuur blijft conform wetgeving eindverantwoordelijk voor de gehele dienstverleningsketen. De financiële informatie die ontvangen wordt van deze partijen is opgenomen in de jaarrekening van de stichting. De stichting heeft dit toegelicht in de risicoparagraaf 2.7.2 Beschrijving risico’s en het risicobeleid DB-regeling van de risicoparagraaf van de jaarrekening. Het in het kader van onze jaarrekeningcontrole in aanmerking genomen risico is dat de uitbestede processen niet goed worden beheerst en dat de ontvangen financiële informatie van de uitbestedingspartijen niet betrouwbaar is. Voor zover relevant voor onze controle van de jaarrekening, hebben wij de juiste werking van interne beheersmaatregelen bij de uitvoeringsorganisaties beoordeeld op basis van de ontvangen ISAE 3402 of soortgelijke rapportages. Verder hebben wij gegevensgerichte werkzaamheden uitgevoerd zoals cijferanalyses en deelwaarnemingen gericht op de uitkomsten van de relevante financiële informatiestromen. Verantwoordelijkheden van het Algemeen bestuur voor de jaarrekening Het Algemeen bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het Algemeen bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het Algemeen bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het Algemeen bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het Algemeen bestuur afwegen of de stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het Algemeen bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het Algemeen bestuur het voornemen heeft om de stichting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het Algemeen bestuur moet
123
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening. Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel-kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit: • het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing; •
het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting;
•
het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het algemeen bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
•
het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de stichting haar continuïteit niet langer kan handhaven;
124
JAARVERSLAG 2015 | OVERIGE GEGEVENS
•
het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen;
•
het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met het Algemeen bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het Algemeen bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het Algemeen bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het Algemeen bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet-of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is. Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het Algemeen bestuursverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het bestuursverslag en de overige gegevens): •
•
- dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Benoeming Wij zijn door het Algemeen bestuur benoemd als accountant van de stichting. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2015. Amsterdam, 21 juni 2016 Ernst & Young Accountants LLP
w.g. J.G. Kolsters RA
125
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
6 Bijlagen 6.1
Bijlage 1: Relevante nevenfuncties In onderstaand overzicht zijn de personalia van de bestuursleden opgenomen naar de stand van 21 juni 2016, met vermelding van hun beroep en relevante nevenfuncties. De bestuurders A en B zijn, behoudens de heer Verloop, in dienst bij IBM Nederland. Voorzitter R.H.A. (Roeland) van Vledder Functie in bestuur Voorzitter Beroep Onafhankelijk adviseur Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur geen Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie 1. Pensioenfonds voor de architectenbureaus; lid bestuur en voorzitter beleggingscommissie; 2. Zwitserleven PPI; lid Toezichtcommissie; 3. BNP Paribas Cardif NL; lid Raad van Commissarissen; tevens voorzitter van het auditcomité en lid van het riskcomité; 4. Syntrus Achmea Real Estate and Finance; voorzitter Klantenraad; 5. BMO Asset Management Nederland; Lid van de klantenadviesraad; 6. VITP; Lid monitoringcommissie code VITP Bestuurders A P.N.J. (Paul) Snoek Functie in bestuur Beroep Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie L.H. (Leen) den Bakker Functie in bestuur Beroep
Vice-voorzitter Manager Pensioenen geen geen
Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
Lid Compensation & Benefits Manager geen geen
M. (Martin) Hus Functie in bestuur Beroep Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
Lid Advocaat in dienstbetrekking geen geen
126
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
Bestuurders B S.L. (Søren) Movig Functie in bestuur Beroep Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie J.G.C.M. (Joep) Wijffels Functie in bestuur Beroep Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie K. (Rinus) Verloop Functie in bestuur Beroep
Lid Organisatieadviseur Risk Management and Compliance geen geen
Secretaris Enterprise Sales and Licensing Officer geen geen
Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
Lid Gepensioneerd, voormalig adjunct-directeur SPIN geen geen
Bestuurders C W.A.P. (Wouter) van Eechoud Functie in bestuur Beroep Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
Lid Directeur SPIN geen geen
L.A.N. (Lucien) Gielissen Functie in bestuur Beroep Nevenfunctie(s) uit hoofde van bestuur Nevenfunctie(s) relevant voor bestuursfunctie
Lid Adjunct-directeur SPIN Lid Uitvoeringsraad van de Pensioenfederatie geen
127
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
6.2
Bijlage 2: Verklarende woordenlijst Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) Pensioenfondsen dienen te werken volgens een actuariële- en bedrijfstechnische nota. Hierin zijn onder meer de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, omschreven. De ABTN bevat in ieder geval een beschrijving van de financieringsmethode, de wijze van berekening van de bijdragen en van de toereikendheidstoets, alsmede uiteenzetting van het beleggingsbeleid, een organogram en een mandaatregeling. De ABTN moet aan DNB worden overgelegd. Actuariële risico’s Risico’s verbonden aan de kansstelsels die gebruikt worden bij SPIN. Bijvoorbeeld het risico voor SPIN dat deelnemers veel ouder worden dan verwacht waardoor de pensioenen langer moeten worden uitbetaald. Asset Liability Management (ALM)-studie Letterlijk: het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds behulpzaam zijn bij de afstemming van het beleggingsbeleid, de financieringsafspraken, het toeslagbeleid en de pensioenregeling. Autoriteit Financiële Markten (AFM) Orgaan dat toezicht houdt op de voorlichting door pensioenfondsen aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden alsmede de zorgplicht van pensioenfondsen bij de DC-pensioenregeling met beleggingsvrijheid. Een ander belangrijk onderdeel is het “effectentypische gedragstoezicht”, waarbij het erom gaat dat medewerkers van pensioenfondsen zich onthouden van bijvoorbeeld koersmanipulatie en misbruik van voorwetenschap bij de handel in effecten voor SPIN en privé. Het gaat hier om het gedragstoezicht. Zie ook DNB. BasisPensioenregeling Nieuwste pensioenregeling van SPIN die is ingegaan per 1 juni 2006. Deze regeling geldt voor nieuwe deelnemers en deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950. De BasisPensioenregeling kent drie groepen deelnemers. Deze worden aangeduid als deelnemers A, deelnemers B en deelnemers C. Zie ook onder het FlexPensioenreglement en IBM Pensioenreglement. Beleggingsrisico’s Risico’s verbonden aan beleggen; de verwachte rendementen kunnen in werkelijkheid hoger of lager uitvallen (‘Rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst’). Beleidsdekkingsgraad De gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling en wordt gebaseerd op de dekkingsgraden per het einde van 12 kalendermaanden voorafgaand aan het moment van vaststelling conform artikel 12a Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Benchmark Een objectieve maatstaf (index) voor het vergelijken van de performance van de beleggingen. Een vaak gebruikte benchmark is de MSCI World Index. Dat staat voor ‘Morgan Stanley Capital International’. Dit bedrijf stelt één index samen van verschillende aandelen.
128
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
Beursgenoteerd Effecten die op de beurs verhandelbaar en genoteerd zijn. Zij kennen openbare prijzen en prijsvorming. Compliance officer Een onafhankelijke (interne) toezichthouder die (actief) toetst of de gedragscode en/of wettelijke regelingen met betrekking tot o.a. de koersgevoelige informatie en privé effectentransacties worden nageleefd. De Compliance officer heeft een signalerende en corrigerende functie. Consumentenprijsindexcijfer (CPI) Gewogen mandje van een aantal consumentenprijzen. Dit geeft de ontwikkeling van de consumentenprijzen aan. Het CPI wordt maandelijks berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Continuïteitsanalyse Analyse in het kader van het Financieel Toetsingskader waarbij de financiële opzet en positie van SPIN voor de lange termijn wordt beoordeeld. Bij de continuïteitsanalyse wordt onder andere rekening gehouden met toekomstige pensioenopbouw en premie-inkomsten. Ook andere variabelen zoals het beleggingsbeleid en het bijbehorende risicomanagement, het toeslagen- en winstdelingsbeleid wordt hierin betrokken. DC-kapitaal deelnemers Het bedrag dat deelnemers hebben opgebouwd in de DCpensioenregeling van het FlexPensioenreglement en het BasisPensioenreglement. DC-pensioenregeling ‘Beschikbare premie’ pensioenregeling waarin de hoogte van het DC-kapitaal afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen beleggingsopbrengsten. Defined Benefit (DB) Pensioenregeling waarbij de hoogte van de uitkering van het pensioen vaststaat, en de pensioenpremies niet vaststaan. Defined Contribution (DC) Pensioenregeling waarbij de pensioenpremies vaststaan en de hoogte van de uitkering van het pensioen niet vaststaat. DNB (De Nederlandsche Bank) Orgaan dat toezicht houdt op financiële instellingen waaronder banken, pensioenfondsen en verzekeraars. Het gaat hier om het bedrijfseconomische toezicht (“prudentieel toezicht”) en het materieel toezicht. Het materieel toezicht is gericht op alle normen uit de Pensioenwet die geen onderdeel uitmaken van het gedrags- of prudentieel toezicht. Zie ook AFM. Dekkingsgraad De verhouding tussen het vermogen inzake de bij een pensioenfonds ondergebrachte pensioenregeling(en) en de technische voorzieningen van een pensioenfonds. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van SPIN niet langer toereikend zijn om de technische voorzieningen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Hiervan is sprake indien de dekkingsgraad van SPIN lager is dan 104,1%.
129
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, futures contracten en forward contracten en swaps. Deskundigheidsmatrix De matrix waarin wordt aangegeven op welke deskundigheidsgebieden (relevante wet- en regelgeving, pensioenreglementen en – soorten, besturen van een organisatie, actuariële aspecten van pensioen en vermogensbeheer, administratieve organisatie en interne controle, uitbesteding en communicatie) de bestuursleden beschikken over de wettelijk vereiste deskundigheid. Direct rendement De jaarlijkse opbrengsten op effecten; bij aandelen: dividendrendement; bij vastrentende waarden: couponrendement. Dividend Winstuitkering die door een bedrijf wordt uitgekeerd aan haar aandeelhouders. Duration Hiermee wordt de koersgevoeligheid van een vastrentende waarde voor veranderingen in de rente aangegeven. Een duration van 5 jaar voor vastrentende waarden geeft aan dat bij stijging (c.q. daling) van de rente met 1%-punt, de koers van de vastrentende waarden met 5%-punten daalt (c.q. stijgt). Duration overlay Beleggingsstrategie waarbij een pensioenfonds nauwkeurig een bepaalde exposure aan een portefeuille toe kan voegen, waardoor het risicoprofiel beter kan worden gestuurd. Een voorbeeld is een long duration overlay, waarmee de duration van de beleggingen wordt verlengd en het renterisico wordt teruggebracht. Financieel Toetsingskader (FTK) Een samenstel van regels waarop pensioenfondsen hun financieel beleid moeten baseren. Het gaat er daarbij om dat zij voldoende financiële middelen hebben om hun verplichtingen op korte en lange termijn te kunnen nakomen, onder andere door het houden van voldoende financiële buffers. Het FTK is ingevoerd per 1 januari 2007 en maakt onderdeel uit van de Pensioenwet. FlexPensioenreglement De tweede pensioenregeling van SPIN. In deze regeling worden sinds 1 juni 2006 geen nieuwe deelnemers opgenomen. Deze regeling geldt voor deelnemers die bij IBM in dienst zijn gekomen na 30 april 1998 en die geboren zijn voor 1 januari 1950. Zie ook IBM Pensioenreglement. Forwards Contracten die de verplichting inhouden om geldbedragen in verschillende valuta op een vooraf bepaalde toekomstige datum uit te wisselen tegen een vooraf overeengekomen prijs. Een forward contract wordt tussen partijen afgesloten zonder tussenkomst van een beurs. Futures Zie Forwards, met vooral dit verschil dat deze contracten uitsluitend worden verhandeld op een beurs. GBC Grey Blue Circle.
130
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
GOR De Groepsondernemingsraad van IBM. Haalbaarheidstoets In de Pensioenwet opgenomen toets die inzicht geeft in de samenhang tussen de financiële opzet, het verwachte pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. IBM Pensioenreglement De eerste pensioenregeling van SPIN. Deze eindloonregeling geldt voor deelnemers die in dienst van IBM zijn gekomen vóór 30 april 1998 en zijn geboren vóór 1950. Zie ook FlexPensioenreglement. Index Een mandje bestaande uit aandelen, vastrentende waarden of een andere vermogenscategorie. Een index kan de waardeontwikkeling van een specifieke vermogenscategorie aangeven. Bekende voorbeelden van (aandelen)indices zijn de AEX en de Dow Jones. Inflatierisico Het risico dat het fonds onvoldoende in staat is om (toenemende) verplichtingen door (verwachte aanpassing aan) inflatie te financieren zonder belanghebbenden te benadelen. Interest Vergoeding (in percentage) voor het in- en uitlenen van geld, ofwel rente. Kredietrisico Het risico dat de crediteur loopt bij het uitlenen van geld. Liquiditeitsrisico Het risico dat liquiditeitstekorten optreden als gevolg van het onvoldoende op elkaar afgestemd zijn van de timing en de omvang van inkomende en uitgaande kasstromen. Mandaat Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het Algemeen bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder mag beleggen. Middelloonregeling Pensioenregeling waarin de hoogte van het (behaalbare) ouderdomspensioen is gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden. Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) Het minimumbedrag van het bij wijze van buffer aangehouden eigen vermogen. In het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen zijn nadere regels gesteld voor de bepaling van het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt voor SPIN 5% van de technische voorziening (dus een dekkingsgraad van 105%). Het een en ander niet te verwarren met het vereist eigen vermogen.
131
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
Nabestaandenpensioen Verzamelnaam voor pensioen dat is geregeld voor weduwen, weduwnaars, partners en wezen als de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde komt te overlijden. Netto beleggingsrendement Het beleggingsrendement na aftrek van externe beleggingskosten. Niet-beursgenoteerd Effecten die niet op de beurs verhandelbaar zijn, maar slechts onderling. Ze kennen geen openbare prijzen of prijsvorming. Nominale dekkingsgraad De nominale dekkingsgraad drukt de verhouding uit tussen het vermogen van het fonds en de pensioenverplichtingen. Een dekkingsgraad van 100% betekent dat het vermogen even groot is als de pensioenverplichtingen. One-tier model Een bestuursvorm waarbij er binnen het bestuursorgaan onderscheid wordt gemaakt tussen bestuurders die zijn belast met de uitvoerende werkzaamheden en bestuurders die zijn belast met het toezicht op die werkzaamheden en op de algemene beleidsvorming. Het toezicht wordt in dit – uit het Angelsaksische recht afkomstige – stelsel derhalve vormgegeven binnen één bestuursorgaan. De systematiek van een one-tier model kan volgens de ‘Principes voor goed pensioenfondsenbestuur’ bij een pensioenfonds worden ingevuld door de verschillende taken en bevoegdheden van Dagelijks bestuur en Algemeen bestuur vast te leggen. Opties Contracten die de koper het recht geven om op een bepaald tijdstip (Europese optie) of tot en met een bepaald tijdstip (Amerikaanse optie) tegen een vooraf vastgestelde prijs de onderliggende waarden (bijvoorbeeld aandelen of obligaties) te kopen (call-optie) of verkopen (put-optie). Passief vermogensbeheer Beleggingsbeleid waarbij ervoor wordt gekozen om de (benchmark-)index te volgen. Het rendement van dit beleid zal dus altijd zeer dicht bij het benchmarkrendement liggen: nooit wezenlijk hoger, maar ook nooit wezenlijk lager. Pensioenovereenkomst De arbeidsvoorwaardelijke afspraken tussen de werkgever en de werknemer(s) over pensioen. De pensioenovereenkomst kan het karakter van een uitkeringsovereenkomst een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst hebben. Het begrip pensioenovereenkomst heeft in de Pensioenwet het begrip pensioentoezegging vervangen. Pensioenvermogen De reserve van SPIN vermeerderd met de technische voorzieningen. Pensioenverplichtingen De verplichtingen om op een afgesproken pensioendatum een pensioen uit te keren. Pensioenwet Wet die op 1 januari 2007 in werking is getreden. Het doel van de wet is de waarborging van pensioenovereenkomsten. De wet is van toepassing op
132
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
pensioenovereenkomsten gesloten tussen een werkgever en zijn werknemer(s). Tevens worden regels gesteld voor uitvoeringsovereenkomsten, pensioenuitvoerders, het FTK en de toezichthouders. Pooling Samenvoegen van verschillende deelportefeuilles van beleggingen. Prijsrisico Het risico van waardewijzigingen door ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, uitgevende instelling of generieke factoren. Principes voor goed pensioenfondsbestuur Het geheel van regels om een pensioenfonds goed te kunnen besturen. De Stichting van de Arbeid heeft eind 2005 aanbevelingen gedaan voor Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Deze Principes zijn uiteindelijk in de Pensioenwet verankerd. Profielwijzer De Profielwijzer staat op de speciale website van SPIN over profielbeleggen. Met deze tool kunnen deelnemers nagaan welk beleggingsprofiel het best bij hen past en kunnen keuzes voor een profiel online worden doorgegeven aan SPIN. Ook switchen van beleggingsprofiel dienst plaats te vinden via de Profielwijzer. Relatief Rendement Vergelijking van het behaalde rendement en het rendement van de benchmark. Reële dekkingsgraad De reële dekkingsgraad drukt de verhouding uit tussen het vermogen van het fonds en de pensioenverplichtingen, waarbij in de berekening rekening gehouden met toekomstig verwachte inflatie. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een pensioenfonds of vermogensbeheerder behaalt met beleggingen. Vaak wordt dit gemeten ten opzichte van een index: de benchmark. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur, of yield curve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een ‘normale’ rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Bij het uitlenen van geld voor een langere periode, is de vereiste vergoeding normaliter hoger dan bij een lening voor een korte termijn. Reputatierisico Het risico dat het vertrouwen van belanghebbenden en/of toezichthouders bij SPIN verslechtert door negatieve perceptie van het imago. Reservetekort Situatie dat de middelen van SPIN ontoereikend zijn om naast de technische voorziening en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Bij welke dekkingsgraad sprake is van een reservetekort verschilt per pensioenfonds.
133
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
Renterisico Het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Risico van arbeidsongeschiktheid Het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor het toekennen van arbeidsongeschiktheid en/of premievrijstelling bij invaliditeit (‘schadereserve’) door verschillen tussen werkelijke en veronderstelde arbeidsongeschiktheid. Risico van afhankelijkheid sponsor Het risico van afhankelijkheid ten aanzien van bijvoorbeeld: • wijziging draagvlak door grote wijzigingen in het deelnemersbestand (groei of krimp sponsor); •
het ontbreken van evenwichtige belangenbehartiging door dominantie van de sponsor of van dominantie van door de sponsor benoemde bestuurders;
•
de invloed van de sponsor op het beleggingsbeleid.
Risico van concentratie en correlatie Het risico dat als gevolg van ontoereikende diversificatie binnen de portefeuille een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis een bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de portefeuille. Concentratie- en correlatierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Risico van langleven Het risico van langer leven van deelnemers dan gemiddeld wordt verondersteld, waardoor opbouw van pensioenvermogen niet toereikend is voor de verplichting. Risico van marktliquiditeit Het risico dat aanwezige activa onvoldoende snel dan wel niet tegen acceptabele prijzen kunnen worden omgezet in liquide middelen. Alle wijzigingen in marktomstandigheden zijn direct zichtbaar in het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt. Risico van overlijden (kort leven) Het risico dat bij overlijden van een deelnemer mogelijk een partnerpensioen moet worden toegekend waarvoor SPIN geen voorzieningen heeft getroffen. De bedragen waarover risico wordt gelopen wordt uitgedrukt in risicokapitalen. Risico van het omgevingsklimaat Het risico door veranderingen in de omgeving op het gebied van economie, beursklimaat, loon- en/of koopkrachtontwikkeling, de maatschappij, de politiek en technologie. Slaper Een ex-werknemer die bij beëindiging van zijn dienstverband zijn pensioen bij SPIN heeft achtergelaten. In pensioenjargon heet zo’n ex-werknemer een ‘slaper’. Gewezen deelnemers hoeven geen premies meer te betalen. Solvabiliteitsopslag De solvabiliteitsopslag is het percentage dat gelijk is aan het vereist eigen vermogen gedeeld door de technische voorzieningen, dat gold aan het
134
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
eind van het voorgaande kalenderjaar. De solvabiliteitsopslag wordt gebruikt in de bepaling van de kostendekkende premie voor het nieuwe jaar. Stichting van de Arbeid (STAR) Adviesorgaan van de overheid waarin de centrale organisaties van werkgevers en werknemers zijn vertegenwoordigd. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Swaps Contracten die de verplichting inhouden tot uitwisseling van geldstromen gedurende een bepaalde periode en volgens bepaalde condities. De meest voorkomende zijn renteswaps, waarbij een variabele (korte) rente gewisseld wordt met een vaste (lange) rente. Technische voorziening Voorziening voor toekomstige pensioenverplichtingen van een pensioenfonds. Toeslag Verhoging van ingegane pensioenen (na pensioeningang) en/of (premievrije) pensioenaanspraken (voor pensioeningang) met een percentage dat gelijk is aan een indexcijfer. Voor de inwerkingtreding van de Pensioenwet werd veelal de term toeslagverleningsrisico gebruikt. Als indexcijfer worden vaak het CPI of indexcijfers van CAO-lonen gehanteerd. Het Centraal Bureau voor Statistiek stelt deze indexcijfers samen. Uitvoeringsovereenkomst Overeenkomst tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder omtrent de uitvoering en financiering van de pensioenovereenkomst bij de pensioenuitvoerder. Valuta-afdekking Het afdekken van valutarisico’s (fluctuaties van vreemde valutakoersen ten opzichte van de Euro) door middel van het afsluiten van valutatermijntransacties. Valutarisico Het risico dat de waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden zullen fluctueren als gevolg van veranderingen in valutakoersen als gevolg van onvoldoende afstemming tussen activa en passiva, dan wel inkomsten en uitgaven op het gebied van vreemde valuta. SPIN loopt in de verschillende beleggingscategoriëen valutarisico (aandelen en vastrentende waarden). Valutatermijntransacties Transacties in valutatermijncontracten met het doel valutarisico af te dekken. Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken.
135
JAARVERSLAG 2015 | BIJLAGEN
Vereiste dekkingsgraad De dekkingsgraad behorende bij de zogenoemde evenwichtssituatie van een pensioenfonds. In de evenwichtssituatie is de dekkingsgraad zodanig dat SPIN over één jaar met een zekerheid van 97,5 procent meer bezittingen heeft dan verplichtingen. De hoogte van de vereiste dekkingsgraad is afhankelijk van het risicoprofiel van SPIN. Vermogensbeheer Professioneel beheer van vermogens voor organisaties zoals pensioenfondsen, verzekeraars en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. Waardeoverdracht (inkomend, uitgaand, collectief, individueel) Het overdragen van de contante waarde van pensioenaanspraken om pensioenverlies te beperken wanneer een werknemer van pensioenregeling wisselt. Pensioenaanspraken worden daartoe afgekocht door de instelling die de pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert en de overdrachtswaarde wordt vervolgens rechtstreeks overgedragen aan de instelling die de pensioenregeling van de nieuwe werkgever uitvoert. De werknemer koopt daarmee bij die instelling pensioenaanspraken in. Zorgplicht Op grond van de Pensioenwet heeft SPIN een adviesplicht indien de deelnemer bij beleggingen in de DC-pensioenregeling in meer of mindere mate zelf beleggingsvrijheid heeft. SPIN stelt in dat geval een klant- en risicoprofiel op, en moet vervolgens – op basis van het klant- en risicoprofiel – adviseren over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de pensioendatum. Meer algemeen omvat de zorgplicht al hetgeen een goed huisvader betaamt. Dit houdt in dat de zorgplicht ook kan betekenen dat de pensioenuitvoerder de beleggingsvrijheden van de deelnemer beperkt. Om te voldoen aan de zorgplicht heeft SPIN drie beleggingsprofielen ontwikkeld waaruit deelnemers kunnen kiezen.
Colofon Stichting Pensioenfonds IBM Nederland Postbus 342 1180 AH Amstelveen Nederland T 020 347 27 27 F 020 640 99 74 www.spin.nl