G E M E E N T E L I J K SPEELRUIMTEBELEID EEN PRAKTISCHE H A N D L E I D I N G
INHOUD RECHT OP SPELEN INTERVIEW GEMEENTE LEIDEN 15 AANBEVELINGEN SPEELRUIMTEBELEID INTERVIEW GEMEENTE ROTTERDAM HET BUURTSPEELPLAN BEOORDELINGSFORMULIER SPEELRUIMTE BRONNEN
5 12 15 24 27 33 35
3
C O LO F O N Samenstelling PJ PARTNERS Thecla Groot Koerkamp Marjon Schrama - Esther Sibbel Eindredactie Esther Sibbel Foto's Bart Bennis - Marian Bouthoorn - Carlos de la Frontera Thecla Groot Koerkamp - Rosemarie Maas - Sandra Valkenburg Vormgeving Marian Bouthoorn Druk Romer Schiedam Oplage 5000 ISBN 978-90-76199-05-4 PJ PARTNERS december 2006
Deze uitgave is tot stand gekomen met behulp van financiële bijdragen van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Leiden.
4
Kinderen spelen overal. Op straten en stoepen, in parken, op braakliggende terreintjes, op achterpaden bij woningen, langs de waterkant, op pleintjes en plantsoenen. Kinderen vinden hun favoriete speelplek op de gekste plaatsen en ze laten zich in hun spel niet beperken tot de plekken die volwassenen daarvoor bedacht hebben zoals speeltuinen of kinderboerderijen. En geen kind is hetzelfde: er zijn verschillen tussen jongens en meisjes, tussen leeftijdscategorieën, tussen allochtone en autochtone kinderen. Al die verschillen hebben betekenis voor de behoefte aan speelruimte. De inrichting van de wijk (ofwel de woonomgeving) bepaalt de mogelijkheden voor de jeugd om buiten te kunnen spelen. Volgens onderzoek draagt buitenspelen bij aan de sociale, cognitieve en motorische ontwikkeling van kinderen. Het gaat overgewicht tegen en voorkomt op langere termijn gezondheidsproblemen. Kinderen van diverse pluimage leren hoe ze met elkaar moeten omgaan en betrekken daarbij hun ouders. Hierdoor krijgen ook volwassen buurtbewoners meer contacten met elkaar waardoor een positief effect op de sociale cohesie optreedt. Voldoende goede buitenspeelmogelijkheden voor kinderen voorkomen verveling, overlast, druk op kleinbehuisde gezinnen binnenshuis, vandalisme en kleine criminaliteit. Dat bespaart een gemeente veel geld. Ten slotte wordt de woonomgeving door buitenspeelmogelijkheden aantrekkelijker als vestigingsplaats voor gezinnen met kinderen en stijgt hiermee de economische waarde van een woongebied. In deze praktische handleiding vindt u concrete handvatten voor het vormgeven van speelruimte in uw gemeente. Voor meer achtergrondinformatie bevelen wij u het handboek gemeentelijke speelruimtebeleid 'Spelen met ruimte' aan, waaraan PJ PARTNERS ook een inhoudelijke bijdrage heeft geleverd.
DEFINITIE VA N S P E E L R U I M T E Formele speelruimte zijn openbaar toegankelijke plaatsen in de open lucht, hoofdzakelijk bedoeld om te spelen. Dit zijn bijvoorbeeld gemeentelijke speelplekken en goed toegankelijke speeltuinen en openbare schoolpleinen. Informele speelruimte zijn plekken waar kinderen wel spelen maar die niet hoofdzakelijk die functie hebben, bijvoorbeeld stoepen, parken, pleinen, groenstroken.
R E C H T
O P
S P E L E N
5
RECHT OP SPELEN Er is veel gezegd en geschreven over speelruimtebeleid of onderwerpen die daar mee samenhangen. Verschillende nota's vormen de beleidsmatige ondergrond achter het speelruimtebeleid. RECHTEN VAN HET KIND De landelijke en lokale overheden hebben een taak als het gaat om het creëren van buitenruimte voor de jeugd. Deze verantwoordelijkheid vloeit rechtstreeks voort uit het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind. In artikel 31 is vastgelegd dat ieder kind recht heeft op spelen. Uitgangspunt is dat de jeugd een volwaardig medegebruiker is van de openbare ruimte.
R E C H T E N VA N H ET K I N D ARTIKEL 31 V R I J E T I J D , O N T S PA N N I N G E N C U LT U R E L E A C T I V I T E I T E N Ieder kind heeft recht op vrije tijd, op spelen en op deelname aan culturele en artistieke activiteiten. 1 De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op rust en vrije tijd, op deelneming aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het kind, en op vrije deelneming aan het culturele en artistieke leven. 2 De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind volledig deel te nemen aan het culturele en artistieke leven, bevorderen de verwezenlijking van dit recht, en stimuleren het bieden van passende en voor ieder gelijke kansen voor culturele, artistieke en recreatieve bezigheden en vrijetijdsbesteding.
6
KINDERRECHTENCOLLECTIEF "Als onderdeel van een breed jeugdbeleid moet er een actief, inventief en uitnodigend aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen komen voor kinderen en jongeren: openbare speelruimte, sport en cultuur. Investeer in kinderen en jongeren, óók daar waar het met hen goed gaat. Geef het jeugdwerk een nieuwe impuls. Het vrijetijdsbeleid voor de jeugd moet landelijk opnieuw op de agenda komen." Dit is te lezen in het 10 puntenplan voor kinderrechten en jeugdbeleid, opgesteld door het Kinderrechtencollectief. Zij gebruiken het internationale verdrag inzake de rechten van het kind als basis en inspiratie voor een innovatief en actief jeugdbeleid voor de regeerperiode 2007-2011.
RUIMTELIJKE ORDENING Kinderen verdienen een plek in onze 'grotemensenwereld', aldus oud-minister Dekker (VROM). Zij roept daarom alle gemeenten op te zorgen voor voldoende speelruimte voor kinderen. Als richtgetal hanteert de minister een reservering van 3% in de ruimtelijke plannen. Zij vraagt gemeenten daarbij ook aandacht te besteden aan de kwaliteit en bereikbaarheid van de buitenspeelruimte.
SPEELRUIMTE EN DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING (WMO) PRESTATIEVELD 1 HET BEVORDEREN VAN DE SOCIALE SAMENHANG IN EN LEEFBAARHEID VAN DORPEN, WIJKEN EN BUURTEN Speelruimte bevordert de sociale cohesie in een wijk. Als kinderen buitenspelen vormen ze een netwerk. Ze betrekken daarin al gauw ouders en buurtbewoners. In buurten waar kinderen veel buitenspelen blijkt dan ook dat volwassenen meer activiteiten met elkaar organiseren. PRESTATIEVELD 2 OP PREVENTIE GERICHTE ONDERSTEUNING VAN JEUGDIGEN MET PROBLEMEN MET OPGROEIEN EN VAN OUDERS MET PROBLEMEN MET OPVOEDEN Voor kleinbehuisde gezinnen is het een uitkomst als kinderen goed buiten kunnen spelen. Dit vermindert de druk en voorkomt problemen en stress binnenshuis. Uit onderzoek blijkt zelfs dat buitenspeelmogelijkheden kindermishandeling kan beperken. Op straat, in de speeltuin en op het schoolplein kunnen buurtbewoners, vrijwilligers en professionals signalen oppikken van kinderen waar het niet goed mee gaat. Zij kunnen hen lichte ondersteuning bieden en soms grenzen aangeven bij ontoelaatbaar gedrag. Er wordt niet voor niets gezegd: "It takes a village to raise a child." GROEN, HOOG OP DE AGENDA Een groene leefomgeving kan een bijdrage leveren aan vele maatschappelijke vraagstukken zoals mobiliteit, milieu, luchtkwaliteit, gezondheid, lichaamsbeweging, vestigingsklimaat en biodiversiteit. Ook burgers hechten veel waarde aan groen in de stad. Het Rijk stimuleert onder andere samenwerkingsprojecten voor ruimte, voor sport en spel en een groene setting.
7
OPERATIE JONG Operatie Jong wil samenhang in het jeugdbeleid versterken. Zij heeft in haar jeugdagenda een aparte paragraaf opgenomen over fysieke ruimte. Actiepunten zijn: ` meer fysieke ruimte voor de jeugd om te spelen, te sporten, elkaar te ontmoeten en te wonen; ` onderzoek om de grootste belemmeringen in kaart te brengen en oplossingen te bedenken. De uitvoering van het eerste actiepunt - meer fysieke ruimte - ligt bij gemeenten. Het Rijk heeft volgens Operatie Jong ook een belangrijke taak: zij dient gemeenten expliciet aan te sporen om 'jeugd' op te nemen in bestemmingsplannen en een speelruimtebeleid te ontwikkelen en uit te voeren. Het tweede actiepunt - onderzoek - vraagt om een landelijke aanpak. Het Rijk kan hierin optreden als opdrachtgever voor onderzoek en als doorgeefluik van kennis naar lagere overheden. 8
Het ministerie van VROM coördineert het thema Jeugd en fysieke ruimte van Operatie Jong. Om meer en betere ruimte voor jongeren in de openbare ruimte te creëren en om de leefkwaliteit in steden te verbeteren wordt een aantal activiteiten ondernomen. Het gaat onder meer om het handboek gemeentelijk speelruimtebeleid 'Spelen met ruimte'. Het ministerie werkt hierbij samen met het Netwerk Child Friendly Cities en de NUSO.
O P E R AT I E J O N G Operatie Jong wil samenhang in het jeugdbeleid versterken en samenwerking tussen Rijk, medeoverheden en partners verbeteren. Met maar één doel: een sterk en resultaatgericht jeugdbeleid. Operatie Jong is een samenwerkingsverband van de ministeries van VWS, OCW, Justitie, SZW en BZK.
CHILD FRIENDLY CITIES De jeugd is een snel veranderende en gevarieerde doelgroep. Daarom is het jeugdbeleid van een kindvriendelijke stad voortdurend in beweging en zijn beleidsmakers en kinderen en jongeren blijvend met elkaar in gesprek. In een kindvriendelijke stad kunnen kinderen en jongeren onder andere zelfstandig en veilig van de openbare ruimte gebruikmaken. Via jeugdparticipatie worden signalen, ideeën en meningen verzameld om te achterhalen of de voorzieningen aansluiten bij de verwachtingen van de leefwereld van de jeugd. In 2003 is het Netwerk Kindvriendelijke Steden opgezet (gebaseerd op de Child Friendly Cities van Unicef). Dit is een platform van gemeentebestuurders en -ambtenaren en andere geïnteresseerden voor het ontwikkelen en ondersteunen van innovatief jeugdbeleid. Gemeenten kunnen hier inspiratie opdoen en kennis en ervaringen uitwisselen.
PROVINCIAAL SPEELRUIMTEBELEID ZUID-HOLLAND De provincie Zuid-Holland stimuleert gemeenten om hun verantwoordelijkheid voor ruimte voor de jeugd in te vullen. Zo heeft zij een Woonvisie opgesteld, die richtinggevend is voor de bestemmingsplannen van de gemeenten. Jeugd is daarin een apart punt van aandacht. Bij de ontwikkeling van deze visie is nauw samengewerkt met een jongerenpanel, begeleid door PJ PARTNERS. De panelleden hebben onderzocht welke wensen de jeugd heeft ten aanzien van wonen, groen, verkeer, buurtvoorzieningen, onderhoud en ontmoetingsmogelijkheden in de buitenruimte.
9
OUD-MINISTER DEKKER "KINDEREN VERDIENEN SPEELRUIMTE" T E N M I N S T E 3 % VA N D E GEMEENTELIJKE OPPERVLAKTE B I N N E N D E B E B O U W D E KO M M O ET B E S T E M D W O R D E N A L S BUITENSPEELRUIMTE
10
GEMEENTELIJK SPEELRUIMTEBELEID IN ZUID-HOLLAND Negen van de tien gemeenten (50 gemeenten) in Zuid-Holland besteden expliciet aandacht aan speelruimtebeleid. Zij verstaan hier vooral het beheer en onderhoud van openbare speelvoorzieningen onder en het periodiek laten verrichten van keuringen van de speeltoestellen. Dit blijkt uit onderzoek van PJ PARTNERS in 2004 onder 53 Zuid-Hollandse gemeenten. Voor bijna driekwart van de gemeenten neemt interactief overleg met jeugdigen en omwonenden of buurtbewoners een belangrijke plaats in binnen de beleidsvorming. Een kleine meerderheid (55%) van de gemeenten voert speelruimtebeleid op basis van een gemeentelijke nota. Iets minder dan de helft (45%) van de gemeenten beschouwt de benadering van informele speelplekken zoals 'hangplekken' ook als speelruimtebeleid. Verder blijkt dat het speelruimtebeleid van kleine gemeenten minder breed is dan van de grotere gemeenten. Het speelruimtebeleid van de kleinere gemeenten wordt nauwelijks ondersteund door een gemeentelijke nota. Ook zijn er geen ambtelijke werkgroepen die zich op speelruimtebeleid richten. Kleine gemeenten lijken ook minder politiek-bestuurlijk draagvlak voor lokale samenwerking te bevorderden.
KNELPUNTEN TOP 10 ONDERZOEK GEMEENTELIJK SPEELRUIMTEBELEID ZUID-HOLLAND De deelnemende gemeenten geven onderstaande knelpunten aan: Overlast van rondhangende jongeren Financiering Vandalisme Hondenpoep op speelplekken Verdringing van kinderen door oudere jeugd op speelplekken Bijstelling speelruimteaanbod t.g.v. demografische ontwikkelingen Onveilige omgeving speelplekken t.g.v. water- en verkeersbarrières Lage speelwaarde speelvoorzieningen Betrokkenheid omwonenden/buurtbewoners Onvoldoende aansluiting bij leefwereld jeugd
62% 57% 57% 45% 26% 25% 19% 17% 15% 15%
Uit: Onderzoeksresultaten lokaal speelruimtebeleid; verslag verkennend onderzoek gemeentelijk speelruimtebeleid provincie Zuid-Holland, 2004, PJ PARTNERS.
11
12
I N T E R V I E W
" T O T 2 0 0 0 W E R D H ET S P E E L R U I M T E B E L E I D AD HOC EN NAAR EIGEN INZICHT UITGEVOERD IN DE GEMEENTE LEIDEN. ALS JE ALS BUURTBEWONER EEN W I P K I P V O O R J E D E U R W I L D E , R E G E L D E J E D AT M ET H ET W I J K B E H E E R . " Z O KO N H ET G E B E U R E N , V E R T E LT N A N D A VA N B E E S T, D AT E R I N É É N W I J K D R I E W I P K I P P E N T E V I N D E N WA R E N E N G E E N E N K E L E V O O R Z I E N I N G V O O R OUDERE KINDEREN.
NANDA VAN BEEST
13
GEMEENTE LEIDEN - DIENST BOUWEN EN WONEN "Het doel is toch om kinderen met elkaar in contact te brengen. Met een te hoge dichtheid aan speeltoestellen schiet je dit doel voorbij." Aangezien er geen overkoepelend speelruimtebeleid geformuleerd was, heeft Nanda vanuit de dienst Milieu en Beheer hiertoe het initiatief genomen. "In deze beleidsnota is een duidelijke link gelegd tussen aanleg en beheer van de openbare ruimte, waaronder speelruimte, en het jeugdbeleid. Betrokkenheid van drie gemeentelijke diensten die met speelruimte te maken hebben was hierbij een must", motiveert Nanda haar keus. HOKJES DENKEN Na vaststelling van de nota 'Om het kind draait alles' is dit verder gestalte gegeven door de diensten Milieu en Beheer (regelt het onderhoud
'van gevel tot gevel' in de openbare ruimte), Cultuur en Educatie (verantwoordelijk voor onder andere het jeugdbeleid en het beleid op het gebied van spelen) en Bouwen en Wonen (belast met de herinrichting van de buitenruimte). Er is een coördinator speelruimte aangesteld; later werd dit een ambtenaar uit Leiden. Deze heeft een overleggroep Spelen samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van deze drie diensten én het maatschappelijk veld. "De gemeente moet het traditionele hokjes denken kwijtraken", Nanda is hierin heel stellig. En deze samenwerkingsvorm blijkt te werken. Indien op dit moment een straat aan de beurt is voor herbestrating, wordt ook bekeken of het mogelijk is om een aantal stoeptegels te vervangen door bijvoorbeeld knikkerpotjes.
Vanaf 2003 is gestart met het opstellen van buurtspeelplannen per wijk.
14
BUURTSPEELPLANNEN Voor verschillende wijken is intussen een buurtspeelplan opgesteld. Om tot zo'n plan te komen wordt de bestaande en benodigde speelruimte van die wijk geanalyseerd, gerelateerd aan de leeftijdsopbouw van de wijk en de ruimtelijke inrichting. Aan ieder buurtspeelplan wordt vervolgens een budget gekoppeld. Deze budgetten worden beheerd door de wijkmanagers in nauw overleg met bijvoorbeeld de jongeren- en sportwerkers, de medewerkers van Thuis Op Straat (TOS) of de speeltuinvereniging. "Zij horen veel, weten wat er speelt en weten waar een wijk behoefte aan heeft. Daarnaast zijn zij de schakel tussen de gemeente en de wijkbewoners." Volgens Nanda zijn deze plannen met name noodzakelijk voor de oudere kinderen en jongeren. "Voor de jonge kinderen wordt namelijk van alles geregeld door hun mondige ouders." TEVREDEN Dit proces is opgestart vanuit het Grotestedenbeleid en aangevuld met investeringsgelden. "We zijn erg enthousiast over de buurtspeelplannen. We maken er twee per jaar en hebben hiervoor van het begin af aan met veel tevredenheid de hulp van PJ PARTNERS ingeschakeld." Twaalf plannen zijn nu klaar en in uitvoering, waarmee de helft van de stad in kaart is gebracht. Het doel hiervan is om uiteindelijk het 'avontuurlijk' spelen te bevorderen en de hele wijk speelvriendelijker te maken. Nanda geeft als tip nog mee, dat het alleen zin heeft om buurtspeelplannen te maken, als er daadwerkelijk budget beschikbaar is voor de uitvoering. Gezien de steeds veranderende leeftijdsopbouw van een wijk is regelmatig een update noodzakelijk.
A ANBEVELINGEN SPEELRUIMTEBELEID
15
15 AANBEVELINGEN SPEELRUIMTEBELEID CATEGORIE 1 CREËREN VAN VOLDOENDE KWANTITEIT VOOR BUITENSPELEN 1 Reserveer globaal 3% van het bebouwde gebied voor formele speelruimte 2 Hanteer de Leidse norm voor spelen 3 Creëer in elk barrièreblok een centraal gelegen speelplek 4 Maak buitenruimten multifunctioneel bij een tekort aan speelruimte 5 Maak bergruimte voor speelmateriaal in nieuwe woningen
16
CATEGORIE 2 BEVORDEREN VAN VOLDOENDE KWALITEIT VOOR BUITENSPELEN 6 Hou rekening met gewenste extra voorzieningen per leeftijdsgroep per wijk 7 Gebruik natuurlijke elementen en hoogteverschillen 8 Creëer aantrekkelijke en speelse kinderroutes (kindlinten) tussen en bij kinderbestemmingen 9 Voorkom overlast voor omwonenden 10 Creëer speelplekken bij mensenconcentraties CATEGORIE 3 BEVORDEREN VAN VOLDOENDE VEILIGHEID BIJ HET BUITENSPELEN 11 Zorg dat formele en informele speelplekken verkeersveilig zijn 12 Plaats speelplekken op een gezonde plek qua milieu 13 Voorkom gevaarlijke, steile waterkanten met (hoge) beschoeiing 14 Bevorder informele sociale controle en toezicht CATEGORIE 4 BEVORDEREN VAN PARTICIPATIE OVER DE SPEELRUIMTE DOOR DE GEBRUIKERS 15 Organiseer een participatietraject
15 AANBEVELINGEN SPEELRUIMTEBELEID In het kader van een wijkontwikkelingsplan heeft de gemeente Leiden besloten om eerst een stedenbouwkundige paragraaf te schrijven voor de geplande stedelijke ontwikkelingen. PJ PARTNERS heeft hiervoor 15 aanbevelingen geformuleerd over speelruimtebeleid. Vervolgens zijn vier buurtspeelplannen geschreven waarin deze aanbevelingen zijn meegenomen. Zij leiden niet per definitie tot meer ruimtegebruik, maar doen veelal een beroep op de creativiteit van politici, ambtenaren, woningbouwcoöperaties, architecten, ontwerpers, stedenbouwkundigen en beheerders om meer spelaanleidingen te creëren. Ze zijn ook bruikbaar voor andere gemeenten.
C AT E G O R I E 1 C R E Ë R E N VA N V O L D O E N D E K WA N T I T E I T VOOR BUITENSPELEN 1
RESERVEER GLOBAAL 3% VAN HET BEBOUWDE GEBIED VOOR FORMELE SPEELRUIMTE De 3% norm komt in de praktijk neer op 300 m2 formele buitenspeelruimte per hectare. Bij nieuwbouw en herstructurering van bestaande woongebieden kan de norm worden toegepast. Voor bestaande woongebieden geldt als uitgangspunt een 'standstill': de huidige situatie mag, indien slecht, niet verder verslechteren en moet - zodra mogelijk verbeteren. Uitbreiding of verdichting mag niet ten koste gaan van de norm voor buitenspeelruimte.
2
HANTEER DE LEIDSE NORM VOOR SPELEN Hanteer de in 1995 door de gemeente vastgestelde Leidse norm (pagina 18) voor aantal en omvang van de speelplekken per aantal kinderen van een bepaalde leeftijdsgroep binnen de voor hen geldende verkeers- en waterbarrières.
3
CREËER IN ELK BARRIÈREBLOK EEN CENTRAAL GELEGEN SPEELPLEK Om (demografische) veranderingen op te kunnen vangen en ontmoeting te stimuleren is het aan te bevelen om grotere centrale speelplekken te creëren.
17
DE LEIDSE NORM VOOR SPELEN LEEFTIJD
AANTAL KINDEREN PER SPEELPLEK
ACTIERADIUS
SPEELOPPERVLAK VAN DE SPEELPLEK CA.
0 t/m 5
50
150 meter
180 m2
6 t/m 12
100
400 meter
720 m2
13 t/m 18
150
overal in de wijk 1000 meter
700-1500 m2
18
4
MAAK BUITENRUIMTE MULTIFUNCTIONEEL BIJ EEN TEKORT AAN SPEELRUIMTE Kies bij een tekort (minder dan 3%) aan openbare formele speelruimte voor efficiënt en multifunctioneel gebruik van andere buitenruimten en bevorder informele speelruimte. Stel bijvoorbeeld bestaande speelruimte bij speeltuinen, sportvelden of schoolpleinen open voor anderen. Creëer nieuwe speelruimte op parkeerplaatsen van bedrijventerreinen, kerkpleinen, sportvelden of winkelcentra die na werktijd leeg staan. Overweeg de sloop van gebouwen, het verwijderen of ondergronds bouwen van parkeerplaatsen en het afsluiten van straten om extra speelruimte te creëren. Bevorder informele speelruimte. Zorg dat er in elke straat aan de zonzijde brede stoepen zijn
(3-5 meter) met veel kleine speelaanleidingen. Haaks parkeren creëert een speelpleintje als de auto's overdag weg zijn. Handhaaf de 30 kilometerzones en verander kijkgroen of hondenuitlaatzones in speelgroen. 5
MAAK BERGRUIMTE VOOR SPEELMATERIAAL IN NIEUWE WONINGEN Zorg dat er in of om de nieuw te bouwen woningen voldoende bergruimte is voor hulpmiddelen om buiten te spelen en te bewegen. Denk aan skates, skateboards, voetballen, hoepels, steppen, fietsen enz.
C AT E G O R I E 2 B E V O R D E R E N VA N V O L D O E N D E K WA L I T E I T VOOR BUITENSPELEN 6
HOU REKENING MET GEWENSTE EXTRA VOORZIENINGEN PER LEEFTIJDSGROEP PER WIJK Ruig speelterrein kan gecreëerd worden door te zorgen dat de gemeente minder maait en gesnoeide takken laat liggen. Het niemandsland met hoog gras, grote regenplassen, takken, een klimboom en misschien wat bouwafval biedt een spannende en interessante plek die ruimte geeft aan vele vormen van fantasiespel en het stimuleert ook de creativiteit.
7
GEBRUIK NATUURLIJKE ELEMENTEN EN HOOGTEVERSCHILLEN Natuurlijke elementen zijn zand, water, gras, heuveltjes en een grote heuvel (om bijvoorbeeld te kunnen sleeën), boomstammen, kuilen en wallen, bomen en struiken.
8
EXTRA VOORZIENINGEN PER LEEFTIJDSGROEP PER WIJK LEEFTIJD
GEWENSTE EXTRA SPEELRUIMTE PER WIJK
0 t/m 5
1 pierebadje
6 t/m 12
1 ruig speelterrein
13 t/m 18
1 kleinschalig sportveld
CREËER AANTREKKELIJKE EN SPEELSE KINDERROUTES (KINDLINTEN) TUSSEN EN BIJ KINDERBESTEMMINGEN Denk hierbij bijvoorbeeld aan kindlinten bij scholen, kinderboerderijen, buurthuizen en kinderopvang. Hiermee wordt wandelen, fietsen en spelen aantrekkelijk gemaakt. Spelen wordt vaak gecombineerd met een bezoekje aan een winkelcentrum of bibliotheek. Goed onderhouden groenstroken langs straten, fietspaden, pleinen en speelplekken zijn bevorderend evenals kleine spelaanleidingen zoals lage muurtjes en hinkstapsprong-elementen.
19
9
20
VOORKOM OVERLAST VOOR OMWONENDEN Niets is vervelender dan voortdurend lastig gevallen te worden door boze omwonenden. Behalve campagnes om tolerantie van volwassenen voor spelende jeugd te stimuleren is het ook goed om speellocaties te lokaliseren en geluidsarme materialen te gebruiken.
10 CREËER SPEELPLEKKEN BIJ MENSENCONCENTRATIES Een belangrijke waarde van buitenspelen is het ontmoeten, bekijken van en gezien worden door andere mensen. Vooral de jongeren, maar ook de kleinere kinderen, tonen zich zelf graag aan de buitenwereld: op basketbalveldjes of skatebanen, bij drukke bushaltes, kruispunten of winkels. Jongere kinderen hebben voorkeur voor plekken die iets minder druk zijn: weekmarkt, bushalte of buurtsuper. Voor kleine kinderen is het zien van verschillende soorten mensen goed voor hun fantasiespel. Meerdere functies in een wijk zorgen voor meer sociale ogen, er is meer te zien en te beleven.
C AT E G O R I E 3 B E V O R D E R E N VA N V O L D O E N D E V E I L I G H E I D B I J H ET B U I T E N S P E L E N 11 ZORG DAT FORMELE EN INFORMELE SPEELPLEKKEN VERKEERSVEILIG ZIJN ` Verminder de totale hoeveelheid verkeer en stimuleer het gebruik van openbaar vervoer, fiets- en looproutes. ` Vermijd drukke wegen in de nabijheid van winkels, speelplekken, scholen en door woongebieden. ` Stel een 30 km-zone in en verlaag rijsnelheden bij oversteeklocaties en in buurten met een woonfunctie. Handhaaf de snelheid daar. ` Creëer veilige oversteekplaatsen bij gevaarlijke en drukke wegen, realiseer vrijliggende fietspaden en vermijd zichtbelemmeringen door geparkeerde auto's. ` Laat de kortste, veiligste en aantrekkelijkste (qua spelen) routes samenvallen. 12 PLAATS SPEELPLEKKEN OP EEN GEZONDE PLEK QUA MILIEU Zorg dat er geen vervuilingsbronnen in de buurt zijn, dat de bodem en eventueel het water schoon is en beperk de luchtverontreiniging door uitlaatgassen. Voorkom stank en lawaai. Plaats speelplekken of sportplekken niet onder hoogspanningsleidingen.
21
13 VOORKOM GEVAARLIJKE, STEILE WATERKANTEN MET (HOGE) BESCHOEIING In waterrijke gebieden is het belangrijk dat er geleidelijke overgangen zijn van land naar water. Kinderen verdrinken dan minder gemakkelijk. Natuurvriendelijke oevers (met flauw talud) en plasbermen (met een ondiepe rand) hebben de voorkeur.
22
14 BEVORDER INFORMELE SOCIALE CONTROLE EN TOEZICHT Creëer speelplekken in de buurt van straatgerichte woningen (wonen met uitzicht op de straat vanuit woonkamers en keukens), winkels met een open gevel of in de buurt van voetgangers- of fietsersstromen. Straatgericht wonen bevordert de veiligheid voor kinderen en zal vandalisme en crimineel gedrag verminderen. Let op of hoge hekken en schuttingen het toezicht ontnemen. Het sociale toezicht is niet adequaat als men alleen van grote flathoogte of vanuit slaapkamerramen kan toekijken op de speelplek. Balkons en de mogelijkheid om ramen wijd open te doen om te roepen zijn ook goed in dit opzicht. Hoogbouw moet idealiter niet hoger zijn dan vier verdiepingen en met eigen straatuitgangen voor de woningen. Maak aantrekkelijke zitgelegenheden en ontmoetingsvoorzieningen in de buurt van speelvoorzieningen. Dit vergroot sociaal toezicht door ouders of buurtbewoners.
C AT E G O R I E 4 B E V O R D E R E N VA N PA R T I C I PAT I E O V E R D E SPEELRUIMTE DOOR DE GEBRUIKERS 15 ORGANISEER EEN PARTICIPATIETRAJECT Laat jeugdige en volwassen omwonenden bij de analyse, het ontwerp en het beheer van speelplekken participeren en laat het participatietraject professioneel uitvoeren. Hierdoor is de kans op duurzaam draagvlak groter. De gemeente moet hierbij duidelijk zijn over bestemming van de plek, kaders waarin bewoners mee kunnen beslissen, het tijdspad en de financiële mogelijkheden. Het werkt goed om kinderen, jongeren en omwonenden op de speelplekken zelf te vragen naar hun ervaringen en hun waardering daarvan.
23
24
I N T E R V I E W
" B I J R U I M T E L I J K E P L A N N I N G I S H ET H E E L B E L A N G R I J K O M I N E E N V R O E G S TA D I U M A L R E K E N I N G T E H O U D E N M ET SPEELRUIMTE VOOR KINDEREN", BEGINT ROSEMARIE MAAS H A A R V E R H A A L . " K I N D E R E N S P E L E N S P O N TA A N O V E R A L E N N I ET A L L E E N O P T O E S T E L L E N . Z I J S P E L E N V E R S T O P P E R TJ E O F T R A P P E N E E N B A L L ETJ E . " D A A R O M H E E F T D E G E M E E N T E ROTTERDAM EEN NORM VOOR BUITENSPEELRUIMTE ONTW I K K E L D D AT Z O W E L S P E E L R U I M T E A L S B E S P E E L B A R E S T O E P E N O M VAT.
ROSEMARIE MAAS GEMEENTE ROTTERDAM - DIENST SPORT EN RECREATIE Om tot deze norm te komen heeft de gemeente Rotterdam bestaande landelijke normen getoetst op zowel het doel als de bruikbaarheid. Met bijvoorbeeld de 3% norm zoals Jantje Beton die hanteert, is Rosemarie het niet eens. "Dit zegt niets over de bereikbaarheid, ligging of grootte van de speelruimte terwijl dit de bepalende factoren zijn voor het wel of niet gebruiken van speelruimte. Daarnaast werkt de norm niet in dichtbebouwde gebieden, dan moet er meer speelruimte zijn om alle kinderen te kunnen laten spelen. In het Oude Westen bijvoorbeeld is er al 8% speelruimte. Toch is hier de druk op de speelruimte hoog."
in relatie tot hun sport- en spelgedrag en ruimtebehoefte. Daarnaast is gekeken welke vaardigheden kinderen van verschillende leeftijden hebben om met verkeer om te gaan. Op basis van deze gegevens is een leeftijdsindeling gemaakt. Kinderen hebben in iedere leeftijdsfase een andere speelbehoefte. Kinderen van 4 tot 8 jaar zijn nog veel met fantasiespel bezig, terwijl de 8- tot 12-jarigen meer samen spelen of gericht zijn op competitie. "Dit is een unieke indeling ontwikkeld door mijn collega", vertelt Rosemarie. "Meestal is de leeftijd van het basisonderwijs, 0 tot 6 jaar en 6 tot 12 jaar, de scheidslijn."
FANTASIESPEL OF COMPETITIE Ook heeft de gemeente Rotterdam de ontwikkeling van kinderen onderzocht
ROTTERDAMSE NORM Op basis van de verkregen informatie heeft de gemeente Rotterdam vervolgens
25
een eigen norm opgesteld voor buitenspeelruimte. "In de Rotterdamse norm is alle ruimte belangrijk, niet alleen de aangewezen ruimte. Kinderen beschouwen namelijk hun hele woonomgeving als speelterrein." In de Rotterdamse norm staat met name bereikbaarheid vanuit de eigen woning centraal. Binnen een straal van 150 meter moet een speelruimte van minimaal 1.000m2 zijn.
26
TOETSING DOORSTAAN De norm is opgesteld, maar is het ook haalbaar in de praktijk? "Om dat te weten te komen hebben we de norm getoetst in een aantal wijken in verschillende woonmilieus, uiteenlopend van een dichtbevolkte wijk en een VINEX-locatie tot een tuinstad. Wat blijkt: de norm is haalbaar en goed in te passen in ruimtelijke plannen." Een bijkomend voordeel is dat de tekorten in een wijk objectief te zien zijn. "Hier kun je rekening mee houden en op inspelen. Je kunt beleid maken voor de langere termijn met stedenbouwkundige maatregelen of kleinschalige maatregelen nemen op korte termijn, zoals kwaliteitsverbetering van speelruimte." VERANKERING Op dit moment is de gemeente Rotterdam bezig met de juridische en beleidsmatige verankering van de norm voor buitenspeelruimte. Er zijn in de ruimtelijke ordening natuurlijk sterke belangentegenstellingen tussen de verschillende claims. "Een harde norm is niet per se het uitgangspunt. Het gaat er ook om dat er voldoende draagvlak is om met de norm te werken." Gelukkig is er veel draagvlak gecreëerd toen bleek dat de norm vrij eenvoudig in te passen is. "De volgende stap is: hoe richt je een speelruimte in. Hiervoor gaan we een 'stappenplan speelruimte' ontwikkelen."
H E T
B U U R T S P E E L P L A N 27
H ET B U U R T S P E E L P L A N
28
EEN BUURTSPEELPLAN IS EEN PLAN WA A R I N O P M ET H O D I S C H E E N E F F I C I Ë N T E W I J Z E D E B E S TA A N D E EN BENODIGDE SPEELRUIMTE W O R D T G E A N A LY S E E R D
1
VASTSTELLEN GRENZEN VAN HET GEBIED VOOR HET MAKEN VAN EEN BUURTSPEELPLAN Denk aan bestaande buurt- en wijkgrenzen, natuurlijke grenzen door verkeer of water, en het aantal inwoners/jeugdigen.
In de analysefase van een buurtspeelplan wordt kwantiteit en kwaliteit van de speelvoorzieningen afgezet tegen aantal en leeftijd van omwonende kinderen en jongeren die gebruik willen en kunnen maken van deze voorzieningen op basis van de zogeheten Leidse norm (pagina 18). Deze norm stelt dat er voldoende aantrekkelijke plekken moeten zijn in de buitenruimte voor alle jeugdigen tot en met 18 jaar (eventueel 23 jaar) om te spelen en elkaar te ontmoeten. Dit moet passen binnen de barrières en de actieradius die voor verschillende leeftijdsgroepen geldt. Hierbij worden niet alleen openbare formele speelplekken bekeken, maar ook openbare schoolpleinen, speelplekken van woningbouwverenigingen, informele ontmoetingsplekken, parken, sportgelegenheden, speeltuinen, binnentuinen enz.
2
VERZAMELEN ALGEMENE GEGEVENS OVER DE WIJK Stel de grenzen vast van het gebied en motiveer deze keuze. Maak hiervoor gebruik van wijkontwikkelingsplannen, leefbaarheidsmonitoren, statistische jaarboeken, discussiestukken enz., maar ook van observaties en interviews met professionals van instellingen en organisaties over sfeer en sociale cohesie in de buurt, bijvoorbeeld het opbouwwerk of de wijkagent.
Voor de beoordeling van de kwaliteit worden bij elke speel- of ontmoetingsplek in de buitenruimte kinderen, jongeren en omwonenden geïnterviewd. Bij de analyse en de beoordeling van kwantiteit en kwaliteit worden de 15 aanbevelingen (pagina 16) ook meegewogen. Op basis van deze analyse worden per buurtspeelplan concrete aanbevelingen opgesteld over ontmanteling, verbetering of uitbreiding van de bestaande speelvoorzieningen. Bij de aanbevelingen wordt aandacht besteed aan situering in de wijk, inrichting, kosten en prioriteiten en ruimtelijke en organisatorische randvoorwaarden.
5 IN KAART BRENGEN VAN SPEELRUIMTE IN DE WIJK EN PER DEELGEBIED Hierbij wordt gekeken naar formele en informele speel- en ontmoetingsplekken, zoals openbare speelplekken en schoolpleinen, sportvelden, parken, speeltuinen, informele hangplekken, stoepen en trapveldjes enz. 6
VASTSTELLEN VAN HET AANTAL KINDEREN EN HET POTENTIEEL GEBRUIK PER DEELGEBIED Aan de hand van demografische gegevens wordt het aantal kinderen per deelgebied vastgesteld en daarmee het potentieel gebruik van de speelplekken.
29
3
IN KAART BRENGEN VAN DE BARRIÈRES De verkeers-, water- en sociale barrières bepalen het maximale aantal kinderen dat een speelplek kan bereiken. Kinderen tussen 6 en 12 jaar moeten zelfstandig een speelplek kunnen bereiken zonder een drukke gevaarlijke weg over te hoeven steken, waar harder dan 30 km wordt gereden. Voor kinderen van 13 jaar en ouder spelen water- en verkeersbarrières geen rol meer. Sociale barrières kunnen bijvoorbeeld zijn: de aanwezigheid van junks of alcoholisten.
4
VASTSTELLEN VAN DEELGEBIEDEN OP BASIS VAN BARRIÈRES Op basis van de barrières wordt de buurt in deelgebieden ingedeeld. Per deelgebied wordt de norm toegepast.
7
BEOORDELING KWALITEIT VAN DE SPEELRUIMTE Bij elke speellocatie worden zowel jeugd als volwassenen aangesproken. Aan hen wordt een aantal vragen gesteld over de speellocatie en het spelen in de buurt. Dit gebeurt aan de hand van gestandaardiseerde formulieren. Indien mogelijk en nodig wordt de plek op verschillende tijdstippen bezocht; na schooltijd en in het weekend.
BEOORDELINGSFORMULIER SPEELPLEKKEN Bij het beoordelen van speelplekken gaat het om het goed observeren van de plek en, het allerbelangrijkste, het praten met kinderen, jongeren en buurtbewoners die er rondlopen. Het is belangrijk om dit te herhalen op verschillende tijdstippen: na school, begin van de avond, door de week, in het weekend. Als er niemand is kun je desnoods aanbellen met de vraag of je wat vragen mag stellen. Deze vorm van participeren geeft bijzonder goede informatie en werkt veel beter dan het organiseren van allerlei meedenkbijeenkomsten. Vooral het aspect van ter plekke met gebruikers en omwonenden (kunnen ook bedrijven, winkels zijn) in gesprek gaan, is een belangrijke succesfactor voor buurtspeelplannen. Een voorbeeld van een beoordelingsformulier speelruimte is te vinden op pagina 33.
30
8
VASTSTELLEN VAN GEBREK OF OVERSCHOT AAN SPEELRUIMTE PER LEEFTIJDSCATEGORIE Per leeftijdscategorie wordt dit vastgesteld aan de hand van de Leidse norm voor spelen (pagina 18) en op basis van informatie uit de voorgaande stappen. De conclusies worden apart getoetst aan eventuele nieuwe stedenbouwkundige plannen. Nieuwbouw of sloop van huizen en het aanleggen van nieuwe parken of het herinrichten van sportgebieden hebben consequenties voor speelruimte.
9
FORMULEREN VAN ACTIEPUNTEN Bij de actiepunten wordt aandacht besteed aan de situering in de wijk, inrichting, ruimtelijke en organisatorische randvoorwaarden. Geadviseerd wordt het overschot aan speelvoorzieningen weg te halen omdat kinderen elkaar dan onvoldoende ontmoeten en onderhoud onnodig duur is. Bij een tekort aan speelplekken wordt indien nodig gekeken naar multifunctioneel of alternatief gebruik van andere plekken om te spelen. Nieuwe trends en ontwikkelingen vormen een belangrijk aandachtspunt bij de aanbevelingen. Voldoende variëteiten in speelwaarde voor iedereen is een must.
10 OPSTELLEN BUURTSPEELPLAN Stel op basis van de verkregen informatie uit de voorgaande punten het buurtspeelplan op. 31
GEREALISEERDE BUURTSPEELPLANNEN IN LEIDEN 2003-2006 door PJ PARTNERS in samenwerking met de gemeente Leiden en de Overleggroep Speelruimtebeleid 1 Tuinstad/Staalwijk - Leiden Zuid 2 Centrum - Leiden Midden 3 Kloosterhof in Stevenshof - Leiden West 4 Noorderkwartier - Leiden Noord 5 Lage Mors/Transvaalbuurt - Leiden West 6 Dobbewijk in Stevenshof - Leiden West 7 Haagwegkwartier - Leiden Zuidwest 8 Boshuizen - Leiden Zuidwest 9 De Kooi - Leiden Noord 10 De Waard - Leiden Centrum 11 Fortuinwijk - Leiden Zuidwest 12 Gasthuiswijk - Leiden Zuidwest
Nadat het buurtspeelplan is vastgesteld dienen de volgende stappen te worden genomen:
` Benoem een projectleider die het buurtspeelplan ` ` ` ` ` `
32
gaat uitvoeren. Stel per locatie een programma van eisen op. Maak per locatie inrichtingstekeningen. Voeg een begroting en financieringsplan toe aan het buurtspeelplan. Bespreek het concept met de buurt (bewoners, doelgroep, relevante organisaties). Stel het buurtspeelplan vast. Start met de uitvoering van het buurtspeelplan.
BEOORDELINGSFORMULIER SPEELRUIMTE Vul dit formulier in op basis van gehouden straatinterviews en eigen observaties. WIJK
STRAAT
SPEELPLEK NR.
DATUM
AANWEZIGE SPEELTOESTELLEN
A 0 T/M 6 JAAR
B 7 T/M 12 JAAR
C 13 T/M 18 JAAR
33
STRAATMEUBILAIR banken prullenbakken anders, nl. WENSEN/KLACHTEN
OPMERKINGEN DOOR
Noteer hier de wensen en klachten naar aanleiding van de straatinterviews. kinderen tot 6 jaar kinderen 7 t/m12 jaar jongeren 13 t/m18 buurtbewoners/ouders
AANTAL
VORMGEVING
ONVOLDOENDE
MATIG
VOLDOENDE
ONVOLDOENDE
MATIG
VOLDOENDE
ONVOLDOENDE
MATIG
VOLDOENDE
ONVOLDOENDE
MATIG
VOLDOENDE
ONVOLDOENDE
MATIG
VOLDOENDE
A 0 T/M 6 JAAR
B 7 T/M 12 JAAR
C 13 T/M 18 JAAR
fantasie/exploratie
-
±
+
-
±
+
-
±
+
rust
-
±
+
-
±
+
-
±
+
sport/balspel
-
±
+
-
±
+
-
±
+
bewegingsspel
-
±
+
-
±
+
-
±
+
constructiespel
-
±
+
-
±
+
-
±
+
uitstraling sfeer BEREIKBAARHEID barrières/obstakels in route verkeer SITUERING positie bebouwing, zon, wind positie groen VEILIGHEID sociaal 34
onderhoud water BETROKKENHEID toezicht vanuit woningen zitgelegenheid contactpersonen dominante (jongeren)groepen SPEELWAARDE/FUNCTIE
BRONNEN ` Bakker, P. (2000). Informatiebladen Speelruimte. `
`
`
`
` ` ` `
`
` `
PJ PARTNERS Blitterswijk, H. van (2004). Onderzoeksresultaten lokaal speelruimtebeleid; verslag verkennend onderzoek gemeentelijk speelruimtebeleid provincie Zuid-Holland. PJ PARTNERS Geef de Jeugd de Ruimte! (12-09-2005). Speech minister Dekker (VROM) t.g.v. Operatie Jong. Groot Koerkamp, T. (2003). Checklist; stappenplan inrichting buitenruimte voor de jeugd. PJ PARTNERS Groot Koerkamp, T. (2006). 40 Algemene aanbevelingen over speelruimtebeleid; speelruimte… net zo vanzelfsprekend als riolering? PJ PARTNERS Groot Koerkamp, T. (2006). 15 Aanbevelingen algemeen speelruimtebeleid. PJ PARTNERS Groot Koerkamp, T. (2002-2006). Buurtspeelplannen Leiden. PJ PARTNERS Minister Dekker: 'Kinderen verdienen speelruimte' (14-04-2006). Persbericht Ministerie VROM. Nader beleid speelruimtebeleid (14-04-2006). Brief minister Dekker (VROM) aan alle gemeenten in Nederland. Schouten M. e.a. (2005). Netwerkdocument Ruimte voor de jeugd. Landelijk Platform Ruimte voor de Jeugd. Spelen met ruimte (04-06-2006). Persbericht VNG. Tien puntenplan voor het kinderrechten en jeugdbeleid (2006). Kinderrechtencollectief.
` ` ` ` `
www.kinderrechten.nl www.kindvriendelijkesteden.nl www.operatie-jong.nl www.ruimtevoordejeugd.nl www.vrom.nl
35
36
IN DEZE PRAKTISCHE HANDLEIDING VINDT U CONCRETE H A N D V AT T E N V O O R HET VORMGEVEN VAN SPEELRUIMTE IN UW GEMEENTE ISBN 978-90-76199-05-4