Sociale wijkteams. Werk in uitvoering. Geleerde lessen tijdens een uitwisselingssessie met coördinatoren, gemeenteambtenaren en sociale professionals. Door Maaike Kluft en Christine Kuiper November 2013 5 november jl. kwamen ruim 20 professionals bij Movisie bij elkaar om kennis te delen over sociale wijkteams. Uit de bijeenkomst kwam duidelijk naar voren dat het opzetten en vormgeven van een sociaal wijkteam niet van de een op de andere dag gaat. Het is ‘leren door te doen’, soms roeien met de riemen die je hebt in een sector die onder druk staat. Een mooie en ook lastige uitdaging die vraagt om een nauwe samenwerking tussen sociale professionals, de organisaties waarvoor zij werken, gemeenten, cliënten én burgers. We hebben uit de bijeenkomst 7 geleerde lessen gedestilleerd. Les 1: Het ideale sociaal wijkteam: de generalist centraal Idealiter bestaat een sociaal wijkteam uit een generalist hulpverlening, generalist samenlevingsopbouw en een generalist zorgverlening. De generalist heeft een integrale blik, lichte en preventieve interventies, legt daarbij verbindingen en schakelt tussen verschillende levensterreinen en begeeft zich in de eerste ring. Deze T- shaped professionals zijn gericht op het creëren van meerwaarde voor iedere discipline. Naast hun eigen vakinhoudelijke kennis kunnen ze vanuit hun eigen referentiekader naar de situatie kijken én zich ook verplaatsen in wat een ander kan bijdragen aan het oplossen van een vraagstuk. Verschillende kwaliteiten gecombineerd in één team. Met korte lijnen naar verschillende organisaties, (informele) netwerken en de tweede lijn. De specialist zit in de tweede ring, om het sociaal wijkteam heen: zij hebben een specialistische blik en interventies voor complexere vragen op een specifiek levensterrein. Deelnemer: “Zorg voor de juiste disciplines in en rondom het sociaal wijkteam. Het is aan te bevelen een Wmo loketmedewerker te betrekken. Bij ons participeert deze o.a. samen met GGZ en opvoedkundige in de buitenschil van het sociale wijkteam. Dit zorgt voor korte lijnen naar de gemeente. Deze werker weet veel van regels en kaders bij de gemeente. Dit werkt goed.” De sociale professionals in sociale wijkteams zijn bij voorkeur pioniers, aldus aanwezigen. Ze hebben passie, enthousiasme, creativiteit, flexibiliteit, doorzettingsvermogen en kijken kritisch. Zij stellen de bewoner centraal. Veelal worden mensen vanuit bestaande organisaties “uitgeleend” aan een sociaal wijkteam. Dit betekent dat mensen ook nog aan de moederorganisatie zijn verbonden. Spelen er op die manier niet teveel belangen? Bijvoorbeeld de neiging cliënten eerder naar de eigen moederorganisatie te verwijzen?
Utrecht, 15 november 2013 * jhgf
1
Deelnemer: “Zorg ervoor dat de mensen die de vraagverheldering doen zoveel mogelijk belangenvrij zij. Dit voorkomt dit soort “perverse prikkels”. Een andere deelnemer wijst erop dat de moederorganisaties straks misschien niet meer bestaan. Deelnemer: “We moeten toekomstgericht denken en de burger als uitgangstunt nemen. Dan kunnen we het idee dat organisaties nodig zijn los laten. Professionals zijn en blijven nodig, organisaties in hun huidige vorm niet perse.” Anderen wijzen dat juist sturing en leiderschap essentieel is. En hoe zorg te dragen dat de sociale professionals uit het sociale wijkteam te betrokken raken en niet op tijd zaken uit handen gaan geven en daardoor te specialistisch gaan werken? Ook regelzaken vragen aandacht. Waar registreren de sociale wijkteams bijvoorbeeld hun aanmeldingen? Bij de moederorganisaties of ..? En moeten ze zelf een klachtenregeling hebben of…? Hoe regelen we privacy…. ? Dit heeft ook met de juridische structuur van een sociaal wijkteam te maken. In de praktijk zien we verschillende samenstellingen van sociale wijkteams. Soms vormen zij juist wel een mix van eerste - en tweedelijns professionals. Immers, het opzetten van een sociaal wijkteam is maatwerk en moet passen bij de lokale context. Goed analyseren en voelen wat er speelt en daarbij aansluiten. Om dat te kunnen doen is het nodig dat professionals de ruimte krijgen (en nemen) om out-of the box te kunnen denken en doen. Ruimte om interventies in te zetten die ècht bij de wijk, cliënt of burger aansluiten. Les 2: Start met een wijkanalyse samen met bewoners Het maken van een wijkanalyse helpt grip te krijgen op de wijk. Het maakt inzichtelijk wat er speelt in de wijk en welke kennis en kunde nodig is in het sociale wijkteam. Betrek wijkbewoners bij de wijkanalyse. Dit kan op verschillende manieren. Een mooi voorbeeld vormt een sociaal wijkteam dat een wijkanalyse maakte en presenteerde aan wijkbewoners in het buurthuis. Deze aanpak vormde een goede eerste stap om het sociale wijkteam van de grond te krijgen. Wijkbewoners voelden zich betrokken, serieus genomen werden geactiveerd en wisten gelijk van het bestaan van het sociale wijkteam af. Lees hier hoe u met een wijkanalyse aan de slag kunt. Les 3: Zet vraag én eigen kracht burger centraal. Sociale wijkteams staan voor de taak om meer dan voorheen de vraag van de burger en zijn/haar eigen kracht centraal te stellen. Maar, hoe doe je dat? Een band opbouwen met wijkbewoners is hierbij essentieel. Dit kan door aanwezig te zijn op vindplekken in de wijk of door gesprekken met wijkbewoners op andere plekken. Bijvoorbeeld een supermarkt. Voorbeeld is de maatschappelijk werker die elke week op een vast tijdstip aanwezig is in het buurthuis. Presentie1 is hierbij essentieel. Deelnemer. “Achter de voordeur kom je niet zomaar, dat vraagt om een lange adem.”
1
Kernelement van deze benadering is een aandachtige aanwezigheid in de buurt en directe leefomgeving van mensen, waardoor contact mogelijk wordt gemaakt en verbindingen ontstaan. Centraal daarbij staat het perspectief van mensen in kwetsbare omstandigheden. Professionals beogen dit perspectief zo goed mogelijk te begrijpen. Deze aandachtige nabijheid en het meebewegen met de ander, levert vaak aanknopingspunten voor activiteiten. De presentiebenadering werd ontwikkeld door Andries Baart.
Utrecht, 15 november 2013 * jhgf
2
Deelnemer: “Zelf hulp regelen gaat vaak sneller dan het gesprek aangaan over informele zorg: wat is het probleem, wie kan je daarbij helpen… Het is een hele andere manier van werken, op dit moment kost dat meer tijd. Als de bewoner het oppikt, dan kan het beklijven en dan zal het op de lange termijn wel beter gaan. Ik werk met mensen met een verstandelijke beperking waardoor het niet goed beklijft.” “De winst zit niet aan het begin van het traject maar aan het eind. Met een keukentafelgesprek, in plaats van een afspraak bij het loket kijk je niet alleen naar de aanvraag zelf, maar naar veel meer levensdomeinen. Hierbij werken wij met de zelfredzaamheidsmatrix. Dat bevalt goed.” Eén van de deelnemers heeft goede ervaring met het betrekken van cliënten bij casusoverleg. “Je merkt dat aanwezige hulpverleners behoedzamer overleggen, er minder diagnoses over tafel gaan. Daarna ligt er een plan dat veel beter past bij de cliënt. Het is heel eng in eerste instantie, maar als je ziet wat het oplevert loont het, een aantal dingen worden namelijk al opgelost in het overleg zelf. Het scheelt een hoop tijd, het gaat sneller. Er is nooit maar één oplossing, er zijn er meerdere en de cliënt kan het beste zelf kiezen wat bij hem of haar past. Daarbij komt dat het geen knelpunten over privacy oplevert. Tip is wel om niet teveel professionals aan de tafel hebben, dat voelt bedreigend voor de cliënt.” Ook digitaal meepraten kan. In sommige steden “ontwerpen” gezinnen hun eigen (begeleidings)site en bepalen zij welke hulpverleners toegang hebben tot deze site. Het gezin zelf heeft op deze manier altijd inzicht wat er gebeurt. Voorbeeld dat ook genoemd wordt is Samen Doen, ook wel Kolenkit aanpak genoemd. Present zijn, betrekken van ervaringsdeskundigen en nauw samenwerken met wijkbewoners en eigen netwerk staat hierin centraal. Tot slot is het ook mogelijk om collectief te doen wat voorheen individueel werd gedaan. Denk bijvoorbeeld aan collectieve in plaats van individuele schuldhulpverlening. Iemand aan het einde van het traject, kan als ervaringsdeskundige tips geven aan mensen die er net aan beginnen. Een ervaringsdeskundige kan samen met een professional de cursus geven. Deelnemer: “We kunnen beter spreken over betaalde en onbetaalde professionals in plaats van over professionals en vrijwilligers.” Les 4: Bepaal de doelgroep van het sociaal wijkteam Is het wijkteam er voor alle burgers? Of alleen voor de meest kwetsbaren? Er blijken grote verschillen te zitten in de focus van de sociale wijkteams. De meeste deelnemers geven aan dat het wijkteam er voor alle burgers is. Wel kun je de vragen die binnenkomen onderverdelen in enkelvoudige problematiek en meervoudige problematiek. Dit maakt ook helder wanneer je iemand beter kunt doorverwijzen naar de 2e ring, de specialisten. Er zijn echter ook coördinatoren aanwezig die aangeven dat hun wijkteam zich alleen op meervoudige problematiek richt. In sommige locaties zijn ze juist opgezet om alle burgers te dienen, dus juist vooral ook diegenen met lichte vragen. Deze wijkteams richten zich op preventie en snel en gericht handelen.
Utrecht, 15 november 2013 * jhgf
3
Op andere plekken is er juist voor gekozen dat sociale wijkteams er voor de mensen zijn die zwaardere problematiek hebben, dus de multi-probleem gezinnen, de jongeren die uitgevallen zijn op school etc. Door dit verschil in focus, werken de teams uiteraard ook anders. Verder is het belangrijk dat een team zich richt op een brede groep aan wijkbewoners. Want, voor participatie in de buurt heb je niet alleen burgers nodig die kwetsbaar zijn, maar ook burgers die sterk zijn en samen op kunnen trekken. Taak van het wijkteam is dus vragen ophalen, maar ook talenten. Dát is de participatiesamenleving. Deelnemer: “Krachtige, vitale burgers kun je aanspreken om een boodschap te doen voor een buurvrouw bijvoorbeeld.” Les 5: Kosten gaan voor de baten uit Het vormen van de teams, het wennen aan elkaar en elkaars werkwijze vraagt om tijd. Het sociaal wijkteam moet z’n plek nog vinden in de wijk en aan bekendheid werken. Het sociaal wijkteam en de achterliggende organisaties moeten hierin investeren. Maar, ook de andere werkwijze vraagt om een voorinvestering. Zo vraagt het werken vanuit eigen kracht en met het informele netwerk om een andere aanpak. Het betrekken van informele zorg, van zowel vrijwilligers binnen organisaties als actieve burgers, zijn steeds belangrijker. Het mobiliseren van deze informele hulp vraagt echter wel om een investering. Levert het sociale wijkteam direct iets op? Deelnemers geven aan dat dit lastig te zeggen is, soms duurt het langer om resultaten te krijgen als je het informele netwerk eerst moet inschakelen. En dan moet je ook nog maar hopen dat het beklijft en dat mensen het de volgende keer zelf kunnen oplossen. Deelnemer: “Het kan wel snel veel opleveren, als je direct kijkt naar meerdere levensgebieden en je pakt meerdere vragen op als werker werk je veel gerichter en sneller.” Algemene tendens is dat bijvoorbeeld multi-probleem gezinnen beter af zijn met sociale wijkteams: ze hebben minder hulpverleners om zich heen, er is meer regie. Onduidelijk is nog of dit geld bespaard. Het lijkt er in ieder geval op dat in die gevallen het vooralsnog in ieder geval niet meer kost dan voorheen. Qua financiering wijzen deelnemers ook op zorgverzekeraars als financierende partij. Dure zorgtrajecten zijn te voorkomen met ondersteuning vanuit welzijn. Tot slot is de aanbeveling: bereken goed wat investeren kost en oplevert. Dat wat je investeert wordt later terugverdient. Les 6: Bepaal de mate van toegankelijkheid van het sociaal wijkteam Laagdrempelig betekent dat iedereen bij je mag komen, dat je open staat voor alle burgers en vragen. Ook bij de sociale wijkteams is de toegang verschillend geregeld. Zo zijn er teams waarbij mensen binnenkomen door verwijzing, bijvoorbeeld via WMO loket. De meeste teams regelen de toegang juist op locaties in de wijk; dat wordt als meer laagdrempelig gezien dan toegang via WMO loket en andere toegangsmogelijkheden. In het kader van laagdrempeligheid moet een sociaal wijkteam ook nadenken over de locatie waar zij zich bevinden. Dat betekent immers iets voor haar vindbaarheid. Heeft zij een vaste fysieke plek of is het sociaal wijkteam verspreid door de wijk? Eén van de deelnemers geeft aan dat in zijn gemeente met beide vormen pilots worden gehouden; het beste van beide opties wordt meegenomen. Desalniettemin heeft een eigen fysieke locatie de voorkeur voor het sociale wijkteam. Want, het verspreid zitten is niet efficiënt, vanwege de noodzaak van overleg én vindbaarheid.
Utrecht, 15 november 2013 * jhgf
4
Les 7: Gemeente geef sturing en ruimte aan het sociaal wijkteam De gemeente is feitelijk de opdrachtgever van het sociaal wijkteam. Aanwezigen zien de gemeente als regievoerder. De gemeente moet duidelijk aangeven waarom ze met sociale wijkteams wil werken en wat het op moet leveren. En daarbij nauwgezet samenwerken met de belangrijkste partijen. Onder meer door gezamenlijk een visie te formuleren. De gemeente moet daarnaast faciliteren en op de achtergrond meesturen. Ook om te zorgen dat niet allerlei clubs in een wijk hun eigen ding doen en afzonderlijk van elkaar het wiel uit gaan vinden. En om te samenwerken in plaats van concurreren te bevorderen. Ook geven een aantal deelnemers aan dat korte lijnen met de gemeente belangrijk is. Zie ook het voorbeeld dat het goed werkt om iemand van het WMO loket nabij het sociale wijkteam te hebben. Het financiële stuk is voor gemeenten nog wel ingewikkeld. Nog steeds is onduidelijk hoeveel middelen er precies naar gemeenten gaan met de decentralisaties. Een andere belangrijke keuze is sturen op output of outcome. In deze fase van verandering is het lastig op bereikte aantallen te sturen. De voorkeur heeft dan ook sturen op effect. Dit vraagt om vertrouwen in kunde van de sociale professional. Ook wordt gepleit om de middelen waar mogelijk in de sociale wijkteams zelf te leggen. Deelnemer: “Wil innovatie in het team volledig de kans krijgen dan moeten er wel kaders geboden worden, maar een en ander moet niet dichtgetimmerd. Het draait om de kracht van de werkers zelf, die geven vorm aan de uitvoering van het wijkteam. Dat is een uitdaging, maar het kan omdat je rust op de expertise van de werkers.” Deelnemer: “In onze gemeente zijn alle middelen bij het CJG neergelegd, die de gelden als het ware verdeeld. De vraag van de klant bepaald wat er in gezet wordt. Hiermee voorkom je verkokering. Dat is een voordeel. Wel moeten andere partijen vertrouwen hebben in de partij die het budget verdeeld. Dit was spannend, maar partijen zien dat het uiteindelijk wel wat oplevert en dat iedereen uiteindelijk gemiddeld uitkomt.” Meer weten? Neem contact op met Maaike Kluft
[email protected] of Christine Kuiper
[email protected].
Utrecht, 15 november 2013 * jhgf
5