Sociale wijkteams Visietekst CAW Antwerpen, februari 2014
Colofon Auteur: Monique Gauquie Met dank aan: de auteur heeft bij de totstandkoming van deze tekst dankbaar gebruik gemaakt van alle informatie die mensen die in de brede sociale praktijk werkzaam zijn hebben gedeeld. Dank dus aan: Hilde Trekker, Dirk Jaeken, Bart Somers, Nico Bogaerts, Inne Van de Ven, Koen De Vylder, team Woonbegeleiding Noord en Deurne, team ModeM, team Samik … Vormgeving: Wilbert van Cromvoirt Fotograaf: Walter Busschots & Atilla Erdem Eindredactie: Monique Gauquie en Jasmien Peeters In verband met privacy zijn de namen van cliënten in de voorbeelden steeds gewijzigd.
Inhoudsopgave 0. Inleiding 8. 1. Maatschappelijke ontwikkelingen 10. 1.1 Vermaatschappelijking van zorg 10. 1.2 Community building als basis voor community care
11.
1.3 Sociaal werk nieuwe stijl 12. 2. Het concept van wijkteams 16. 2.1 Cliënt centraal in hulpverlening
16.
2.2 Een wijkteam zet in op preventie
17.
2.3 Een wijkteam maakt gebruik van krachtbronnen in de wijk
19.
2.4 Het wijkteam gaat aan de slag met structurele problemen
20.
2.5 We doen dit niet alleen: een wijkteam is steeds een intersectoraal verhaal
21.
3. Het wijkteam concreet 22. 3.1 De burgers 22. 3.2 Van hulpverlener naar sociaal werker
24.
3.3 De organisatie 25. 3.4 De lokale overheid 28. 4. Besluit 29. 5. Bronnen 31. 6. Bijlage: Schaalgrootte van een wijkteam: een eerste denkoefening
33.
Inleiding In deze inleiding schetsen we de aanloop naar deze visietekst op sociale wijkteams. In het eerste deel van deze tekst schetsen we een aantal maatschappelijke ontwikkelingen waarbinnen we het concept van wijkteams situeren. In het tweede deel beschrijven we onze visie op en het concept van wijkteams aan de hand van een vijftal krachtlijnen. In het derde deel tenslotte, beschrijven we wat het wijkteam concreet zal betekenen voor de burger/ cliënt, voor de hulpverlener/sociaal werker, voor de organisatie, voor partners en voor de lokale overheid. Versnipperd aanbod Het huidige Algemeen Welzijnswerk is door de decennia heen (sinds de jaren ‘60) gegroeid uit een veelheid van kleine werkingen. Deze kleine werkingen kwamen in hun idealistische pioniersjaren tegemoet aan reële noden van specifieke doelgroepen. Maar deze historische groei leidde echter ook tot een divers maar ook zeer versnipperd aanbod.
Dit is ook een kans om het complexe sociale domein flink te vereenvoudigen en te versoberen, en dichter bij de burger te brengen. Een herdenken van de organisatie van het CAW-aanbod en van de inhoud van wat we aanbieden, is dan ook aan de orde voor CAW Antwerpen in een superdiverse 21ste eeuw in een grootstedelijke context. We willen naar een sociaal domein waar de leefwereld van de burger centraal staat, en niet de instituten en de instanties.
Die kleine werkingen zijn ondertussen doorheen verschillende fusies samengevoegd tot de huidige 11 Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) in Vlaanderen.
Werkgroepen Een recente grote fusie (de door Jo Vandeurzen, minister van Welzijn, opgelegde samensmelting van de 3 Antwerpse CAW’s, De Mare De Terp en Metropool) was voor ons een kans om hier gezamenlijk over na te denken.
Lappendeken Zeker voor kwetsbare doelgroepen met complexe problemen op meerdere levensdomeinen is de huidige organisatie van dit heterogene aanbod belemmerend. Het hulpverleningslandschap is een bont lappendeken geworden. Het accent kwam steeds meer te liggen bij de specialistische hulpverlener en zijn productenaanbod, in plaats van bij de (kwetsbare) burger met zijn vraag naar zorg of ondersteuning.
CAW Antwerpen richtte in aanloop naar deze fusie interne thematische werkgroepen op: • toegankelijke hulp- en dienstverlening, dicht bij de cliënt • continuïteit in het hulpverleningstraject • preventie Het resultaat van deze werkgroepen bundelden we in de synthesenota “verbonden blauwdrukken”. Deze tekst was inspirerend en richtinggevend voor de verdere denkoefening over hoe we ons idealiter organiseren binnen het nieuwe Antwerpse CAW en
We willen een goede dienstverlening blijven bieden, met name aan die kwetsbare mensen die dit het hardst nodig hebben. Dat betekent dat we ons anders moeten organiseren.
8
alleen, het is een verhaal dat door meerdere partners geschreven wordt. We zien o.a. Samenlevingsopbouw als belangrijke partner: Samenlevingsopbouw organiseert maatschappelijk kwetsbare groepen: Ze sleutelen al 30 jaar aan de stad. Dat deden ze nooit alleen, maar altijd samen met Gewone Antwerpenaars. Ze brachten mensen samen, startten verenigingen, verzamelden handtekeningen, protesteerden, zochten oplossingen, kwamen
wat onze visie is op het sociaal werk op de eerste lijn. Andere inspiratie vonden we in de vakliteratuur (Jos Vanderlans, Jan Steyaert & Rick Kwekkeboom) en de goede praktijken van wijkteams in Nederland.
op voor de rechten van mensen en wijken die het moeilijk hebben. Ze trokken samen naar diensten, beleidsmakers en politici om actie te voeren, nieuwe ideeën te lanceren, en nieuwe projecten een kans te geven…
Ondertussen loopt er ook een eerste Antwerps experiment met wijkteams in 2 Antwerpse wijken nl. Antwerpen Noord en Deurne Zuid. Deze experimenten geven ons waardevolle feedback in onze zoektocht naar een nieuwe en duurzame formule. We kunnen er de theorie aftoetsen aan de praktijk..
Kleine omgevingsanalyse: Antwerpen-Noord, de Seefhoek van striptekenaar Willy Vandersteen, is een dichtbevolkt gebied. Ruim 30.000 mensen wonen op een relatief kleine oppervlakte. Antwerpen-Noord, beter gekend als ‘den 2060’, bestaat uit drie kleinere wijken: Stuivenberg, Dam en Amandus-Atheneum. Antwerpen-Noord weerspie-
Hulpverlening 2.0 We ambiëren een fundamenteel veranderingsproces in de hulpverlening, een nieuwe manier van denken en doen: hulpverlening 2.0…. In deze tekst bekijken we vooral hoe we onze eigen winkel, CAW Antwerpen, kunnen herorganiseren. We gaan de uitdaging aan om niet alleen de organisatie van het aanbod te herdenken, maar ook de inhoud van wat we bieden. Deze tekst focust op het CAW: we verwoorden een visie op sociaal werk en hoe we ons binnen de eigen organisatie kunnen organiseren.
gelt de wereld en is met 150 verschillende nationaliteiten het meest diverse gebied van Antwerpen. 49 procent van de 35.000 inwoners van Antwerpen-Noord is allochtoon. De opvallendste gemeenschappen blijven de Chinese, Portugese, Afrikaanse en Marokkaanse. Eén op drie bewoners leeft in armoede of tegen de armoedegrens aan.
Maar we zijn er ook van doordrongen dat het CAW dit niet alleen kan. De handen in elkaar slaan met andere partners in de wijk is een noodzaak om wijkteams vorm te geven: netwerken en samenwerken óver de sectoren heen.
Toch heeft de wijk een enorm potentieel. Dat wordt echter onderbenut. Bewoners, ook sociaal-economisch zwakkere bewoners, beschikken over competenties die zij kunnen en willen inzetten voor de vormgeving van de eigen omgeving en de bredere samenleving
Een wijkteam is geen verhaal van CAW Antwerpen
9
1. M aatschappelijke ontwikkelingen 1.1 Vermaatschappelijking van zorg
Binnen het Vlaams agentschap voor personen met een handicap (VAPH) zijn er ook kleinschalige initiatieven om mensen met een beperking te integreren in de samenleving met de ondersteuning die ze nodig hebben.
We schetsen kort de historiek: vroeger werden verschillende groepen opgevangen in instituties: de daklozen in de opvangcentra en de landloperskolonies, de psychiatrische patiënten in de ziekenhuizen, de gehandicapten in gespecialiseerde voorzieningen, jongeren uit probleemgezinnen werden geplaatst in instellingen van de bijzondere jeugdzorg, … De mensen die in deze instellingen verbleven, konden zelfstandig noch onafhankelijk deel uit maken van de maatschappij, en werden geïsoleerd.
Minder ingrijpende pistes Ook in het Algemeen Welzijnswerkwerk is deze evolutie duidelijk. In de thuislozenzorg wordt er steeds meer ingezet op ambulante begeleiding en ondersteuning van ex-daklozen in de samenleving ipv het opvangen van daklozen in voorzieningen. Bij intrafamiliaal geweld wordt er vroegtijdige hulp ingezet om escalatie van het geweld te voorkomen. Door opvoedingsondersteuning in de gezinnen worden uithuisplaatsing van kinderen voorkomen, etc…
Ondertussen is er een belangrijke en diepgaande evolutie in het hulp- en zorgaanbod. Langzaamaan worden er stappen gezet om deze doelgroepen te integreren in de samenleving.
Deze vermaatschappelijking van de zorg is een van de belangrijkste evoluties van de afgelopen periode. Op dit moment is het zeker nog geen realiteit voor elke kwetsbare burger, daarvoor is deze evolutie nog te recent. Er moeten nog talrijke stappen gezet worden in dit veranderingsproces maar de evolutie is duidelijk en ook niet meer terug te draaien. Deze evolutie neemt niet weg dat (tijdelijke) opnames in gespecialiseerde voorzieningen soms nodig blijven. Maar deze ingrijpende hulp is niet meer de eerste en zeker niet de enige optie: het gebeurt slechts in tweede instantie wanneer ambulante en minder ingrijpende pistes zijn uitgeput.
Vertrouwde thuismilieu Deze ontwikkeling is merkbaar in alle sectoren: beleidsmakers streven naar zoveel mogelijk zelfstandigheid en participatie en een volledige integratie van kwetsbare mensen in de maatschappij. In plaats van kinderen weg te halen uit problematische gezinnen bieden sociaal werkers hulp in de gezinnen zelf waardoor kinderen in hun vertrouwde thuismilieu kunnen blijven. De projecten binnen psychiatrie in het kader van artikel 107 zijn zo’n omschakelingbeweging : de overheid beslist om de bedden in psychiatrische ziekenhuizen af te bouwen en te vervangen door mobiele multidisciplinaire teams on the road die hulp en ondersteuning bieden aan psychiatrische patiënten die zelfstandig wonen.
De evolutie naar vermaatschappelijking van zorg daagt ons uit om na te denken over én antwoorden te vinden op volgende vragen:
10
met als doel mensen te omringen met een netwerk dat ruimer is dan de directe familiekring en de betrokken professionelen. Hierdoor geraken deze mensen ingebed in de samenleving en op die manier kunnen ze meebouwen aan een inclusief beleid.
1. Hoe moeten we onze samenleving (op wijkniveau) organiseren zodat alle burgers, en dus ook kwetsbare burgers er goed kunnen leven? 2. Hoe moet het aanbod van het AWW eruitzien om tegemoet te komen aan deze brede waaier van kwetsbare burgers in de samenleving?
In deze omschrijving zitten 2 belangrijke elementen: naast het opbouwen van sociale relaties in de samenleving is ook “participatie” een centraal kernbegrip: burgers nemen deel aan de samenleving.
1.2 Community building als basis voor community care Als we willen dat (ook kwetsbare) burgers tot hun recht komen in onze samenleving, dan moet die samenleving over bepaalde kenmerken beschikken: iedereen is er welkom, ongeacht kleur, mogelijkheden of beperkingen. Dan streven we naar een samenleving waar iedereen zijn plaats kan vinden en waar burgers zorg dragen voor elkaar. Deze samenleving is er niet zomaar, aan deze samenleving zullen we samen met burgers moeten “bouwen”. Dat is de kern van community building.
Community building is ook de humuslaag van een sociaal wijkteam. Dit lichten we toe in deel 2 van deze tekst. Sociale cohesie In de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg hanteert men het begrip “kwartiermaken”. Dit staat voor het werken aan een gastvrije samenleving voor mensen die omwille van hun beperking met
Lus vzw omschrijft community building als een werkwoord dat verwijst naar actie en activiteiten
sociale uitsluiting te maken hebben.
11
Bij Samenlevingsopbouw neemt men niet de kwetsbare groepen maar de wijk zelf als uitgangspunt. De sociale verbanden in de wijk staan om tal van redenen onder druk (een grotere mobiliteit, migratiebewegingen, de talrijke alleenstaanden, etc). Het bevorderen van de sociale cohesie is hier het kernbegrip bij de wijkontwikkeling. Hierbij vormen de capaciteiten die in de wijk aanwezig zijn de basis.
we stijl”. Zij bepleiten een “juiste” samenwerking tussen formele en informele zorg en noemen dit vitale coalities. “Om te komen tot een krachtigere coalitie tussen formele en informele zorg is een viervoudige kanteling nodig: bij de professional, bij de zorgbehoevende cliënt, bij de burger en bij de (lokale) overheid”(Op zoek naar duurzame zorg.
Community care verwijst dan naar het aanbieden
Kantelen staat daarbij voor een nieuwe manier van werken: • De professional staat voor een heroriëntatie van hulpverlening: meer aandacht aan het benutten en vergroten van hulpbronnen van de cliënt en minder gericht op het zelf bieden van hulp.
Vitale coalities tussen formele en informele zorg, blz. 17)
van zorg in de gemeenschap en naar het versterken van sociale netwerken van kwetsbare burgers door het samen gaan van professionele zorg en informele zorg. Hier gaan we in het volgende hoofdstuk verder op in.
1.3 Sociaal werk nieuwe stijl In het boek “Op zoek naar duurzame zorg. Vitale coalities tussen formele en informele zorg” gaan de auteurs Jan Steyaert en Rick Kwekkeboom op zoek naar hoe sociaal werk er in de huidige maatschappelijke context uit kan zien. Ze vertrekken van een aantal maatschappelijke evoluties. Enerzijds is er de vergrijzing: steeds meer ouderen doen een beroep op zorg, en ook steeds langer. De zorgkosten groeien hierdoor. Anderzijds zijn er de tekorten: de budgetten krimpen en ook op de arbeidsmarkt zijn er bovendien onvoldoende geschoolde professionals om de groeiende nood aan hulp en zorg te dekken.
•
De zorgbehoevende burger die vroeger snel een beroep deed op de formele zorg voor zijn zorgbehoefte zal nu steeds meer ook het eigen netwerk moeten aanspreken.
•
De burger: de burger ís reeds sociaal geëngageerd, maar het huidige denken over sociaal beleid gaat er van uit dat er hier nog meer kan. Mensen helpen en geven graag, maar ze weten vaak niet wat en hoe. Dit noemt men het ‘altruïstisch overschot’.
•
De (lokale) overheid tenslotte heeft de rol van regisseur en zorgt ervoor dat de zorg betaalbaar blijft en faciliteert de zoektocht naar een gezond evenwicht en samenwerking tussen formele en informele zorg.
In Nederland krijgt dit sociaal werk nieuwe stijl in verschillende steden concreet vorm in wijkteams. Deze wijkteams situeren zich tussen de socia-
Kantelen Als antwoord formuleren zij “Sociaal werk nieu-
12
Bovenstaande schema vertrekt van goed functionerende basisvoorzieningen. Tekorten in deze basisvoorzieningen, bv de huidige wooncrisis in Antwerpen, worden niet opgelost door de sociale wijkteams. Deze tekorten zijn sterke uitsluitingsmechanismen waar de wijkteams geen antwoord op zijn.
le basisvoorzieningen (wonen, werk, onderwijs, gezondheid, cultuur, sport) en de meer specialistische zorg. Sociale wijkteams zijn er sinds een jaar of 5 sterk in opkomst. Bekende voorbeelden zijn de Wijkcoaches in Enschede, de Krachtteams in Eindhoven, de Frontlijnteams in Leeuwarden en deSamen Doen-teams in Amsterdam
Eenzame mensen In deze nieuwe visie op sociaal werk zijn sociale netwerken cruciaal. Ook bij andere bronnen vinden we hiervoor ondersteuning.
Gevisualiseerd ziet een wijkteam er zo uit:
In zijn boek Eropaf! onderzoekt cultuurpsycholoog Jos van der Lans wat bijdraagt tot verandering ten goede van cliënten. Uit onderzoek blijkt dat de hulpverleningsmethoden slechts voor 15% bepalend zijn voor het succes van de hulpverleningsinterventie. Ook het uitgangspunt dat een interventie pas werkt als mensen echt gemotiveerd zijn blijkt slechts voor 15% een positief resultaat te bewerkstelligen. Een derde factor, die al meer weegt op het positief resultaat is de relatie hulpvrager – hulpverlener. Als er een positieve relatie is die door de cliënt als ondersteunend wordt ervaren, ontstaat er een openheid om samen aan de problemen te werken. Deze is voor 30% bepalend voor een positief resultaat. Rest er nog de laatste factor nl. de sociale omgeving, het netwerk, de naasten en familie. Deze factor draagt voor maar liefst 40% bij aan een positief resultaat. “Het gaat dan om de situatie waarin er rondom de hulpvrager een sociaal netwerk func-
Gebaseerd op ‘Eindhoven, de sociaalste: ontwikkeling van samenkracht’ blz 4
13
tioneert dat gaat meewerken om verandering te bewerkstelligen. Is er een stimulerende omgeving of kan de hulpverlener die op gang brengen? En is de hulpvrager daar gevoelig voor? Als dat het geval is, neemt de kans op een positieve verandering aanmerkelijk toe.” (van der Lans, Eropaf!, blz 106)
netwerk…) van deze gezinnen kan er sterk preventief gewerkt worden. Sterker nog: uit wetenschappelijk onderzoek binnen de ouderenzorg blijkt dat eenzame mensen vaak minder lang leven dan mensen die wel een uitgebreid sociaal leven leiden. Rudi Westendorp, hoogleraar ouderengeneeskunde stelt: “Ouderen met een klein sociaal netwerk hebben een hoger sterfterisico dan rokers. Als er iets is dat me in toenemende mate helder wordt, dan is het dat je niet gemaakt bent om alleen te zijn. Mensen realiseren zich niet hoe ellendig en dodelijk een klein sociaal netwerk is”. Eenzaamheid is dus schadelijker dan roken! Nieuwe methodieken Ook op methodisch vlak zien we tal van nieuwe methodieken die vertrekken van het versterken van netwerken rondom mensen. Zoals de Eigen-Krachtconferenties en de sociale netwerkmethode. Het zijn methodieken die vertrekken van het uitgangspunt dat burgers de regie over hun leven zélf in handen houden. En deze niet uit handen geven aan hulpverleners. Alle methodieken hebben tot doel om de sociale netwerken rond burgers te versterken zodat de professionele hulpverlening slechts een aanvullende rol moet opnemen tot zelfs overbodig is. Het zijn allemaal voorbeelden van de zoektocht naar vitale coalities tussen formele en informele zorg!
Eenzaamheid schadelijker dan roken Het belang van sociale netwerken blijkt ook uit het (niet gepubliceerde) rapport van het project “kinderarmoede en intrafamiliaal geweld” (OCMW Antwerpen, 2012, Gesubsidieerd door Minister Lieten, Minister van Armoedebestrijding). Uit de probleemanalyse blijkt dat sociaal isolement een van de belangrijkste problemen is voor deze gezinnen in armoede. Door te werken aan verbinding (met de samenleving, context, maatschappij, familiaal
14
15
2. H et concept van wijkteams Belangrijke uitgangspunten In deel 1 schetsten we een aantal maatschappelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen en ook de veranderde kijk op het sociaal werk hebben ook hun consequenties voor CAW Antwerpen. We vertalen ze op het terrein (met de 2 reeds genoemde experimenten in Deurne & Antwerpen-Noord) in het concept van wijkteams. Het concept van wijkteams vertrekt van 3 belangrijke uitgangspunten: Kleine omgevingsanalyse: De wijk Deurne-Noord kennen Antwerpenaren van het Sportpaleis, de buurt Kronenburg en de typische confortawoningen. Evengoed kan men de wijk omschrijven als een sociale plek waar veel culturen samenleven. Deurne-Noord is een wijk met knelpunten. Bewoners ondervinden problemen door allerlei infrastructuurwerken zoals de Oosterweelverbinding en de verbreding van het Albertkanaal. Gebouwen zoals het Sportpaleis en de Bosuil en de grote verkeersassen zoals de Antwerpse Ring en de Bischoppenhoflaan zorgen voor drukte en overlast in de buurt.
•
We vertrekken van vraagsturing en niet van aanbodsturing (de noden van de cliënt vanuit zijn of/haar perspectief, bepalen ons aanbod).
•
Onthokking: belemmerende grenzen (teamgrenzen, methodische grenzen, sectorgrenzen) worden beslecht ten voordele van meer continuïteit voor cliënt
•
We gaan voor methodische verbreding (we lossen niet alles op met individuele hulpverlening). We zetten ook in op structureel werk en het toegankelijk maken van basisinstituties.
Met deze 3 uitgangspunten in ons achterhoofd, concretiseren we het concept aan de hand van 5 krachtlijnen
Anderzijds liggen er ook mogelijkheden. De wijk ligt dichtbij de stad, ze is vlot bereikbaar en veel woningen hebben een tuin. Ook de diversiteit in de wijk biedt mogelijkheden. Veel bewoners zetten zich actief in voor het reilen en zeilen in de wijk. Ze besteden aandacht aan hun straat of plein of zijn actief in buurtcomités. Bewoners nemen vaak zelf initiatief en organiseren feesten en evenementen om de buurt bij elkaar te brengen. Oa Samenlevingsopbouw ondersteunt hen daarin.
2.1 Cliënt centraal in hulpverlening In de hulpverlening gaan we voor de verbinding tussen onthaal, begeleiding en preventie op wijkniveau. Door de barrières tussen deze functies te beslechten kunnen we meer continuïteit bieden aan de cliënt (een traject met minder breuklijnen). Binnen een wijkteam beschikken we over een brede waaier van methodieken: presentie, outreachend werken, eigenkrachtmethodieken, aller-
16
hande vormen van begeleiding (woonbegeleiding, gezinsbegeleiding, budgetbegeleiding, etc). Deze worden ingezet op maat van de cliënt. Dit betekent dat de cliënt in sterke mate bepaalt hoe het hulpaanbod er uitziet: hij blijft eigenaar van zijn problemen. Het werken op maat betekent ook dat er een grote diversiteit kan zijn tussen kort- en langdurige hulp, tussen meer en minder intensieve hulpverlening, tussen partieel en integraal werken.
de bewoners van de wijk. Er zijn geen afschuifmechanismen meer. Uiteraard doet het wijkteam dit niet alleen. Netwerking op niveau van de wijk is essentieel om dit engagement te kunnen waarmaken.
Binnen een wijk zijn er tal van partners met veel informatie over de welzijnsnoden in de wijk.
Vroegtijdige interventies in situaties van intrafamiliaal geweld. Rond deze problematiek zit er veel info bij het OCMW, de wijkagent, de diensten van Kind en Gezin
•
Opvoedingsondersteuning
Preventieve acties tav jongeren bv in de scholen, in samenwerking met het jeugdwerk in de wijk
•
Vereenzaamde bejaarden. Momenteel sijpelen ze met mondjesmaat als dakloze binnen in ons
Inzetten op groepsgericht werken, ontmoeting, versterken van sociale netwerken is ook een belangrijke vorm van preventief werken.
Wij willen onze preventieve functie opnemen in nauwe samenwerking met deze partners. Zo kunnen we ons aanbod nauw laten aansluiten bij wat deze partners reeds opnamen en kunnen we de doublure vermijden. Enkele voorbeelden:
•
•
Naast de bereikte doelgroepen zijn er in de wijk ook “niet bereikte” groepen. Ook naar deze groep wil een wijkteam actie ondernemen door het inzetten van outreachende methodieken en de methodiek van straathoekwerk.
2.2 Een wijkteam zet in op preventie
voorkomen van uithuiszettingen in nauwe samenwerking met de huisvestingspartners in de wijk. Hier is al behoorlijk wat expertise opgebouwd binnen de woonbegeleidingsteams in samenwerking met sociale huisvesting
Laagdrempelige integrale gezinsondersteuning
algemeen onthaal. Een wijkteam wil samen met partners op zoek naar manieren om deze bejaarden vroeger te bereiken en hulp te bieden
Een wijkteam engageert zich voor de noden van
•
•
17
Wijkwerking en preventie op de Geelhandplaats Het team woonbegeleiding van Antwerpen Noord experimenteert al een tijdje met wijkgericht werken. Ook op de Geelhandplaats in Antwerpen Noord. Dat is een typisch antiek woningcomplex met zes bouwlagen in de buurt van Stuivenberg dat in 1931 is ontworpen door de architect Alfons Francken. In de loop der jaren verloederde het tot een stadskanker die ook wel eens treffend ‘Grauwhandplaats’ werd genoemd. Op de Geelhandplaats hebben de woonbegeleiders ongeveer een twintigtal mensen geholpen sinds de start van het project. Sociale huisvestingsmaatschappij Woonhaven doet de meeste aanmeldingen voor huurachterstal. In meer dan de helft van de gevallen was een korte interventie voldoende om deze achterstal weg te werken. Vaak veroorzaakt een klein probleem de achterstal, zoals verhoging van de huurprijs (de cliënt wijzigt zijn doorlopende opdracht niet ), een late uitbetaling van de vakbond of mutualiteit. Door bemiddeling tussen Woonhaven, de uitbetalingsinstelling en de cliënt lossen de woonbegeleiders de problemen vaak op: “Door op cliënten af te gaan kunnen we zeer preventief op de problemen inspelen. Het gaat vaak over adviesverstrekking en het zijn weinig arbeidsintensieve interventies. Het valt ons op dat veel cliënten met dit soort problemen daarna niet meer worden aangemeld met een huurachterstal. Omdat we vanuit een zeer vrijblijvende houding contact maken, merk ik dat cliënten onze hulp als nuttig en oprecht beschouwen. Cliënten geven mijn gsm nummer steeds meer en meer door en er wordt reclame gemaakt. Het komt steeds meer voor dat ik bij mensen op huisbezoek ga en dat er ook een vriend aanwezig is die een hulpvraag heeft ( over de grenzen van de Geelhandplaats heen ). De drempel is kleiner voor een cliënt als wij naar hen komen, dan dat zij uit zichzelf naar het OCMW of andere diensten moeten stappen. Vaak wachten zij dan te lang”. Joy, preventieve woonbegeleider Antwerpen Noord
18
2.3 Een wijkteam maakt gebruik van krachtbronnen in de wijk
Samenlevingsopbouw heeft hierin al een langere traditie bv de methodiek van buurtschatten (www. buurtschatten.be ) waarbij burgers de vrije ruimte krijgen om initiatieven te nemen in de wijk, om hun talent in te zetten. Via deze weg realiseren ze tal van projecten en enthousiasmeren ze ook vrijwilligers. Dit biedt de mogelijkheid om allerhande vrijwilligersinitiatieven te ontwikkelen.
Momenteel vertrekt het Algemeen Welzijnwerk nog te vaak van de problemen en is ons aanbod verengd tot “hulpverlening”. We lossen echter niet alles op met hulpverlening. Denk aan de eenzaamheidsproblematiek, het niet kunnen aanbrengen van structuur in hun leven bij afwezigheid van een dagactiviteit, etc …
Samenlevingsopbouw is dan ook een belangrijke partner in dit verhaal. Concreet denken we aan alle initiatieven waardoor wijkbewoners gestimuleerd worden tot actief burgerschap.
Buurtschatten In een wijkteam willen we inzetten op krachten, talenten en niet op problemen. Hierbij vertrekken we van de kracht van onze cliënten. What you focus on is what you get.
Het is belangrijk om een evenwicht te bewaken tussen community-building en community-care
Het Netwerk van Gilbert Gilbert wordt aangemeld door Woonhaven (voor preventieve woonbegeleiding bij het team van woonbegeleiding Antwerpen Noord). Gilbert is een man met extreme verzamelwoede. Omdat er op zijn appartement nieuwe verwarmingsinstallaties werden geplaatst, moesten er veel van zijn spullen verhuisd worden. “Ik telefoneerde met Mia van Samenlevingsopbouw Buurtschatten. Zou er iemand ons kunnen helpen met de verhuis? Gilbert had geen netwerk om zelf in te schakelen. Dankzij deze vraag zijn we uiteindelijk bij Carl terecht gekomen. Carl is een bekend figuur op de Geelhandplaats. Hij heeft er voor gezorgd dat de grote poort openstond zodat we met een verhuiswagen binnen konden. Arbeidszorgmedewerkers hielpen ons bij de verhuis. We hebben contact opgenomen met de werkgever van Gilbert en gevraagd om daar de spullen te stockeren. Gelukkig! Want zo ben ik te weten gekomen dat Gilbert binnen een half jaar op pensioen gaat. Zijn werk is zijn enige vorm van netwerk. Als gepensioneerde heeft hij dus geen enkele terugvalbasis. Na de verhuis ben ik Gilbert blijven bezoeken en heb ik een vertrouwensband gecreëerd: ik kreeg mandaat om bepaalde zaken op te volgen. Gilbert wil bijvoorbeeld geen gsm, want hij heeft een fobie om te bellen. Ik heb Gilbert dan voorgesteld aan zijn buurman, die ik ook ken door mijn werk op Geelhandplaats. Hij zal voor Gilbert naar mij bellen als hij mij nodig heeft. Gilbert is ingeschreven bij het dienstencentrum voor de wasserij. We vonden ook iemand die hem daarbij kan helpen. De volgende stap is om via Buurtschatten een vrijwilliger te vinden die Gilbert rustig uit zijn isolement haalt”. Joy, preventieve woonbegeleider Antwerpen Noord
19
2.4 Het wijkteam gaat aan de slag met structurele problemen
In het kader hiervan heeft een wijkteam ook een sterke signaalfunctie. Het wijkteam, wijkbewoners en andere partners analyseren op het terrein de problemen. Ze overleggen met de lokale overheid en zoeken en formuleren oplossingen. Op deze manier willen we wegen op het beleid en werken aan de leefbaarheid van wijken om zo het welzijn van (kwetsbare) burgers te vergroten.
Het wijkteam gaat niet alleen aan de slag met individuele hulpvragen maar heeft ook oog voor structurele problemen in de wijk. Hiervoor wordt samengewerkt met relevante partners in de wijk en de lokale overheid (o.a. de dienst buurtregie van de Stad Antwerpen). Voorwaarde is wel dat er respect is voor ieders eigenheid en opdracht en bijhorende deontologische kaders.
Wegen op het beleid? In het boekje “30 jaar samen sleutelen aan de stad” van Samenlevingsopbouw vind je tal van voorbeelden. Zoals op blz 62.. Koopkracht voor iedereen. Armen werken zelf aan verandering. Het project Koopkracht startte in 2009 om drempels in de dienstverlening tegen te gaan. Buurtbewoners wisselden hun ervaringen uit, organiseerden infovergaderingen, bezochten verschillende organisaties, en gingen praten met mensen van diensten en van het beleid. Ze werkten voorstellen uit om de dienstverlening van bijvoorbeeld de ziekenkas, het Sociaal Infopunt of de stad te verbeteren. In 2012 zaten de vrijwilligers van het project ook samen met Woonhaven, het OCMW en de loketwerking van de stad om hun brieven eenvoudiger te maken. Alles moet duidelijk zijn voor iedereen, en alles moet in duidelijke taal geschreven worden.
20
2.5 We doen dit niet alleen: een wijkteam is steeds intersectoraal
mogelijkheden. Het perspectief dat in de nabije toekomst 30% van het aanbod van het agentschap Jeugd en van het VAPH rechtstreeks toegankelijk wordt is eveneens hoopvol.
HNetwerking en samenwerking is cruciaal. Doorheen de vorige krachtlijnen somden we al tal van partners op: samenlevingsopbouw, OCMW, buurtscholen en jeugdwerk in de wijk, Kind en Gezin, sociale huisvesting, lokale overheid, wijkgezondheidscentra, sportverenigingen, vrijwilligers, buurtcomités, culturele centra…
Deze ontwikkelingen bieden ons perspectieven en opportuniteiten om op niveau van de wijk samen met deze partners zorgprogramma’s op te zetten voor cliënten met complexe problemen op meerdere levensdomeinen.
Maar ook samenwerking met partners van de zorgsectoren is belangrijk. De recente ontwikkelingen binnen de geestelijke gezondheidszorg (artikel
Een wijkteam heeft bijgevolg behoefte aan goede netwerkers. Een groot deel van de tijd besteden wijkwerkers dan ook aan het leggen en onderhouden van contacten. zeker in de startfase vraagt het netwerken veel tijd. Je moet overal je gezicht laten zien om herkenbaar te zijn of worden.
107) waarbij ziekenhuisbedden worden afgebouwd en de hulpverlening zich verplaatst naar de wijken (ambulante begeleidingsteams) bieden nieuwe
Een intersectorale samenwerking in ’t Pleintje in Deurne Het project Deurne Deelt is een ruilnetwerk waarbij buurtbewoners gratis goederen en diensten delen. Ondertussen zijn verschillende voorzieningen in Deurne vanuit verschillende sectoren op zoek naar hefbomen om kwetsbare cliënten te herankeren in de wijk. Het project ‘Deurne Deelt’ kan zo’n hefboom zijn. De ervaring leert dat kwetsbare mensen niet op eigen kracht deelnemen aan zo’n ruilnetwerk. Zeker in de startfase is er ondersteuning nodig. Zowel De Hoeve (een VAPH-voorziening voor mensen met autisme) als de mobiele teams (in het kader van SaRA) zetten hier op in. Ook vanuit het CAW engageren we ons om cliënten van zowel Woonbegeleiding, Modem als straathoekwerk naar dit project toe te leiden, en om hen te ondersteunen in dit nieuw verhaal van netwerken. Ook hier kiezen we ervoor om met verschillende sectoren de krachten te bundelen en onze schouders samen hieronder te zetten. In dit project vertrekken we van krachten van de cliënt (wat kan hij aanbieden in het ruilnetwerk?) en niet van de problemen. Het is ook een mooi voorbeeld van doorbreken van sectorgrenzen! Deurne Deelt is een belangrijk experiment, maar op termijn willen we deze kwetsbare burgers ook aanhaken in een bredere waaier van (burger)initiatieven in de wijk.
21
3. H et wijkteam concreet Uitgangspunt voor de organisatie van de wijkteams zijn de noden van de wijk maar ook de krachtbronnen die in een wijk aanwezig zijn. De wijkteams zijn ook een organisatieprincipe voor het hulpaanbod van het CAW en ruimer de sociale organisatie. Maar wijkteams gaat over veel meer dan enkel het beslechten van teamgrenzen op wijkniveau en het komen tot een efficiëntere inzet van de middelen.
Een wijkteam richt zich niet enkel op de zwakke burgers, maar richt zich op alle bewoners van de wijk. We gaan er van uit dat iedereen op bepaalde momenten in zijn leven zorgbehoevend kan zijn en dat iedereen ook een zinvolle bijdrage kan leveren tav anderen. Om dit waar te maken is het wijkteam binnen de wijk zeer bereikbaar en aanspreekbaar voor alle burgers. Deze aanspreekbaarheid is er niet enkel voor de hulpvragers maar eveneens voor de burgers die engagementen willen aangaan.
Het gaat om een fundamentele innovatie van het sociaal werk op de eerste lijn! Op basis van de 5 krachtlijnen kunnen we deze innovatie als volgt samenvatten: •
van aanbodsgestuurd naar vraaggestuurd
•
van specialist naar meer generalist
•
meer preventief werken, minder curatieve zorg
•
vertrekken van krachten en niet van problemen
•
van individuele hulpvraag naar meer structureel aanpakken van problemen
•
van ‘negen tot vijf’ naar meer flexibele inzet
Daarom kiezen we voor een onthaal in een niet-hulpverlenende context, een onthaal dat uitnodigt, waar burgers terechtkunnen met vragen maar ook uitgenodigd worden tot engagementen. De wijkteam-medewerkers zijn aanwezig op belangrijke plaatsen in de wijk waar potentiële cliënten komen zoals de wijkcentra, de bib, het jeugdhuis, de voedselbedeling, etc…
De keuze voor deze fundamentele innovatie houdt voor alle partijen een grote verandering in: voor de burgers, de hulpverleners, de organisatie en de lokale overheid.
Maar tal van andere diensten nemen eveneens een onthaalfunctie op in de wijk: OCMW, Centra voor Leerlingenbegeleiding binnen de scholen, Kind en Gezin, bewonerswerkingen van sociale huisvestingsmaatschappijen, etc. Samen met al deze partners in de wijk willen we komen tot een actief netwerk van warme onthaalpunten. Ongeacht waar de burger zijn vraag stelt, krijgt hij een eerste antwoord.
3.1 De burgers Niet de problemen komen centraal te staan maar de kracht van burgers! Mensen worden aangesproken op hun kwaliteiten en talenten.
22
Het wijkteam in Deurne: Vzw buurtwerk ’t Pleintje is al meer dan vijftig jaar actief in de buurt. Je kan er binnenstappen voor een praatje of een vraag, bij een gezellig kopje koffie. Het buurthuis verwelkomt iedereen. Het geroezemoes geeft een gezellige drukte en valt als een warme gloed over je. Onbetaalde rekeningen, een kind met problemen op school, een brief die je moet invullen maar niet begrijpt, een centrale verwarming die niet werkt … de problemen blijven maar komen. De buurtwerkers van ’t Pleintje kregen meer vragen dan ze tijd hadden om te helpen. Dus moesten ze doorverwijzen naar andere diensten. Maar dat lukte meestal niet. Zo ontstond in 2001 ModeM, een tussenstap tussen het buurtwerk en de vele diensten die hulp verlenen.
Kleine omgevingsanalyse: Deurne-Zuid is bekend van de Arena, het Boekenbergpark, het vliegveld en de Herentalsebaan. Kenmerkend voor de wijk is de grote verscheidenheid aan bewoners en huisvesting. Er zijn grote appartementsblokken aan de Wouter Haecklaan en Dascottelei. Veel jonge gezinnen verbouwen er oude huizen die in slechte staat verkeren. Verkrotting en leegstand komen er dan ook niet veel voor. Aan de Jos Van Geellaan, Arena en Dordrechtlaan vinden we sociale woningen (Woonhaven).
ModeM helpt mensen met problemen om alles op een rij te zetten. Dat lukt echter alleen in vertrouwen, wanneer mensen zich op hun gemak voelen. Dat kan in ’t Pleintje waar het gezellig is, waar er altijd iets te doen is, waar je niet enkel als ‘een probleemgeval’ bekeken wordt.
In Deurne-Zuid leven volkse groepen en middenklasse door elkaar. De maatschappelijk achtergestelde groepen, zoals kansarmen, allochtonen en nieuwkomers, wonen voornamelijk in de sociale huisvestingscomplexen in de deelbuurten ’t Mestputteke, Driekoningen, Arena, Kriekenhof en Muggenberg. In Deurne-Zuid leven maatschappelijk achtergestelde bewoners eerder geïsoleerd. Solidariteit met medebewoners komt dan ook moeilijker tot stand. Maatschappelijk achtergestelde groepen zijn bovendien minder zichtbaar in de wijk, waardoor sociale voorzieningen slechts in beperkte mate afgestemd zijn op hun situatie. Er is duidelijk nood aan ontmoetingskansen, mogelijkheden tot netwerkvorming en activeringsprojecten.
23
3.2 Van hulpverlener naar sociaal werker
Andersom, door nauw samen te werken met die voorzieningen in de wijk, is het wijkteam sneller op de hoogte van problematische situaties : door snel met deze situatie aan de slag te gaan, werkt het wijkteam preventief (individuele preventie). Ook het aanbod van groepswerk kan netwerkversterkend werken en heeft een preventieve waarde.
De hulpverlener staat voor een heroriëntatie naar hulpverlening die meer aandacht geeft aan het benutten en vergroten van hulpbronnen van de cliënt en minder gericht is op het zelf bieden van hulp. De hulpverlener vertrekt in de huidige context nog te vaak te eenzijdig van de problemen. Hij neemt het probleem over en schiet zelf in actie. Hiermee komt hij tegemoet aan de vraag van de cliënt maar hij plaatst de hulpvrager van aan de start in een afhankelijkheidspositie.
De medewerker zet in op cultuurparticipatie, vrije tijds- en vakantieparticipatie. Hij heeft oog voor zinvolle tijdsbesteding op maat van de cliënt: vrijwilligerswerk, arbeidszorg, deelname in de sociale economie, ondersteuning bij het vinden van regulier werk.
Hulpbronnen De wijkteam-medewerker vertrekt eveneens van de vraag van de cliënt maar de cliënt blijft eigenaar van het probleem. De medewerker exploreert samen met de cliënt wat zijn krachten zijn en welke hulpbronnen hij in zijn eigen sociale netwerk kan aanspreken. Hij verkent eveneens de mogelijkheden voor ondersteuning in de wijk en leidt de cliënt toe naar zinvolle initiatieven. Hij brengt het aanbod vanuit de basisinstituties (sport, cultuur, onderwijs, wonen, werk, zorg) die aanwezig zijn in de wijk dichter bij de burger en bewaakt dat deze ook toegankelijk zijn/worden voor de kwetsbare burgers (het structureel werk).
Hij organiseert toegankelijke vorming voor kwetsbare groepen, hij organiseert initiatieven van actief burgerschap. ModeM-methodiek Dit betekent niet dat het wijkteam geen hulpverlening meer biedt. Als de informele netwerken ontoereikend zijn moet de burger kunnen terugvallen op professionele hulpverlening. Hulpverlening blijft nodig en zinvol maar dit is slechts één element van wat de wijkwerker aanbiedt naast de talrijke andere opties. In dit nieuwe denken zal hulpverlening
24
slechts partieel en/of tijdelijk zijn: als de cliënt het even niet redt wordt hij extra ondersteund, totdat hij terug zijn problemen zelf in handen kan nemen (in CAW Antwerpen noemen we dit de ModeM-methodiek!)
zich voor meerdere jaren kunnen committeren aan de wijk. Dat is nodig voor de echte ‘community development’… De ervaring leert ook dat een sociaal wijkteam twee tot vier jaar nodig heeft om goed op elkaar ingespeeld te raken. Professionals moeten elkaars taal leren verstaan…
De intersectorale samenwerking in de wijk wordt des te belangrijker om complexe situaties die een langdurig hulpaanbod vereisen goed aan te pakken en op te volgen.
Uit Samenwerken in de wijk, actuele analyse van sociale wijkteams, Movisie 2013
Betekent dit dat we het wel met minder professionals kunnen redden? Zeer zeker niet. Willen we de informele zorg faciliteren, dan zal de formele hulpen dienstverlening hierop moeten inzetten: mensen warm maken voor vrijwilligerswerk, werken en ondersteunen. Vorming voor kwetsbare doelgroepen ontwikkelen op maat van de doelgroep. Meer inzetten op structureel werk. Investeren in netwerking etc. Dit vraagt extra manuren.
3.3 De organisatie Ook op organisatieniveau is dit een ingrijpende keuze. Willen we deze veranderingen doorvoeren, dan moeten we de werkcontext sterk wijzigen: het gaat om een volledige herinrichting van het sociale landschap. Momenteel zijn immers tal van teams kriskras door de stad actief tav specifieke doelgroepen. Daar willen we van af.
Uit onderzoek blijkt trouwens dat “een stevige verzorgingsstaat de informele zorgsector juist versterkt” (Zorgkracht van sociale netwerken, Steyaert en Kwekkeboom blz 72).
Er is veel durf nodig voor deze veranderingen of zelfs gedeeltelijke ontmanteling van bestaande organisaties.
Structureel werk is het proberen veranderen van de manier waarop er gedacht wordt, of zaken georganiseerd of uitgevoerd worden, binnen organisaties of door een bestuur of overheid.
Het concept van wijkteams vertrekt van een breed generalistisch aanbod dat zich richt tot een brede waaier van doelgroepen die in de wijk aanwezig zijn. Pas als het generalistisch aanbod ontoereikend is, leidt de wijkwerker toe naar en werkt hij samen met specialistische tweedelijnshulp (vb geestelijke gezondheidszorg…).Deze duurdere hulp uit die tweede lijn dringt een sociaal wijkteam zo terug.
Structureel werken kan gaan van heel kleine dingen, zoals een condoomapparaat ophangen in een jeugdhuis, tot het veranderen van de visie van de federale regering op economische activering.
Noden en krachten Een omgevingsanalyse brengt de noden en krachten van een wijk in beeld. Op basis van die analyse ontwikkelt een wijkteam haar aanbod.
Wel zal de jobinhoud van de sociaal werker in een wijkteam ingrijpend wijzigen! Hij houdt de vinger aan de pols van wat er leeft in de wijk. Hij is een goede organisator en benut de krachten in de wijk, hij kan mensen enthousiasmeren en hij is vooral
Gezien elke wijk een ander (demografisch & sociaal) profiel heeft zal elk wijkteam anders samengesteld zijn, eigen keuzes maken en andere accenten leggen.
een goede netwerker! Een hele uitdaging, en net dat maakt de job zo aantrekkelijk. “continuïteit & experimenteerruimte”. Professionals van een sociaal wijkteam moeten
Een in te vullen schema voor elk wijkteam:
25
Doelgroepen
Wijkonthaal
Begeleiding
Preventie: welke acties zijn er? Wat is nodig?
Wie zijn onze partners t.a.v. deze doelgroep (ook niet-hulpverlenende diensten)
Waar komen deze doelgroepen? Op welke ontmoetingsplekken?
Gezinnen Alleenstaanden Jongeren/kinderen Chronische gebruikers Straatslapers Ouderen Mensen in armoede Mensen met precair verblijfsstatuut/illegalen
statuut, gezinnen afkomstig uit Pakistan, Oost Europa, Latijns Amerika, Afrika, Marokko, Turkije, Afghanistan…, generatiearme gezinnen, Roma-gezinnen…
Dit schema helpt ons om de wijk in kaart te brengen maar de werkelijkheid is veel complexer. Deze groepen staan immers niet los van mekaar. Jongeren en kinderen leven in gezinnen, alleenstaanden zijn vaak afwezige ouders, ouders worstelen vaak met chronische problemen, ook gezinnen worden soms dakloos, en van al deze groepen hebben sommigen het recht om hier te verblijven, anderen bevinden zich in een situatie van precair verblijf, nog anderen zijn illegaal, …
In ‘2060’ omarmen we elk de dag de realiteit van superdiversiteit. De sterke bevolkingstoename na een halve eeuw van stadsvlucht is in belangrijke mate het resultaat van migratie, rechtstreeks en onrechtstreeks. De vergroening (meer geboorten) gaat samen met een verdere verkleuring van de stad. Meer dan 60% van de kinderen in Antwerpen groeit op in gezinnen met een andere etnisch-culturele achtergrond dan de autochtone Antwerpenaren. Daarnaast blijft de instroom van nieuwkomers in de stad hoog, op basis van volgmigratie en huwelijksmigratie (gezinshereniging), asielwetgeving, vrij verkeer van werknemers binnen de EU en regularisaties.
Het in kaart brengen van deze doelgroepen op wijkniveau is een indicatie voor de verdeling van de middelen over de verschillende wijken. En andere indicatie is de aanwezigheid van andere diensten. De talrijke sociale centra van het OCMW in Antwerpen Noord zijn een aanwijzing dat er veel leefloners wonen. Het aantal sociale woningen en goedkope huurwoningen verwijzen naar een grotere aanwezigheid van kwetsbare burgers. Ook de aanwezigheid van voorzieningen van de zorgsectoren (zeker in het perspectief van vermaatschappelijking van de zorg) is een belangrijke indicator.
In Antwerpen Noord is het aantal regularisatie-aanvragen bovendien het grootste.
Deze wijkanalyse wordt bij voorkeur samen met de bewoners gemaakt: denk aan klaptafel gesprekken, buurtsafari’s, interviews met sleutelfiguren… De diversiteit aan doelgroepen die CAW Antwerpen bereikt in Antwerpen Noord is nu al groot: gezinnen met een precair verblijfs-
26
Wijkgrenzen Het vastleggen van een werkbare grootte van wijkteams is een complexe oefening, die nog verder onderzoek en voorbereiding vergt. Voor een eerste denkoefening verwijzen we naar bijlage 1.
We denken o.a. aan de cel schuldbemiddeling, een cel IFG (reeds embryonaal aanwezig in de schoot van CO3 en het toekomstige Family Justice Center1), juridische ondersteuning, dispatch (opvangvragen), crisishulpverlening (zowel voor jongeren als voor volwassenen), … Deze tweedelijnsprofessionals zullen dus mee moeten veranderen: het is van belang dat ze beschikbaar zijn op momenten dat het nodig is.
De discussie over wijkgrenzen als nieuw keurslijf is ondertussen veelvuldig gevoerd. De keuze voor wijkteams is een organisatorische keuze, een keuze om het aanbod van het CAW opnieuw dichter bij de burger te organiseren.
Ook de inzet van ervaringsdeskundigen in de wijkteams is een belangrijke ondersteuning. Zij zijn een belangrijke schakel tussen professionele hulpverleners en kwetsbare mensen: zij hebben een brugfunctie, vertalen waar nodig en kunnen ook in sommige situaties vertrouwenspersoon zijn voor cliënten. De meeste hulpverleners hebben nooit in armoede geleefd en hebben gemiddeld drie maanden nodig om een relatie op te bouwen met een nieuwe klant. Bij een ervaringsdeskundige gebeurt dat vrijwel direct.
De burger zelf hoeft zich hier niets van aan te trekken. Hij is vrij om zijn vraag te stellen waar hij dat zelf wenst. Voelt hij zich thuis in een ontmoetingsplek in een andere wijk, geen probleem. Het wordt een ander verhaal als de hulpverlener naar de burger toekomt (bv preventieve woonbegeleiding). Of wanneer er een langdurig begeleidingstraject nodig is. Dan spelen efficiëntieoverwegingen en schakelen we het wijkteam in. Uiteraard blijven we de cliënt opvolgen als hij verhuist buiten de wijk. Maar verbinding maken met de nieuwe wijk is dan een belangrijk onderdeel van goede hulpverlening. En indien (nog) nodig verbinding maken met het plaatselijke wijkteam.
Ze hebben ook een ‘reflectiefunctie’ (bij een cliëntbespreking, een supervisie..), zowel in het team als in concrete begeleidingen. Hilde Melis probeert de kloof tussen de hulpverleners en hun klanten te overbruggen.
Mix van competenties De jobbreedte van de generalistische hulpverlener in het wijkteam is groot. Daarom is het belangrijk om binnen het wijkteam een goede mix van competenties te hebben. We gaan uit van hulpverleners die meerdere methodieken beheersen en deze op maat inzetten. Maar we vertrekken ook van talenten en zetten hulpverleners in op die domeinen waar ze goed in zijn en waar ze warm van worden. Zo lang het wijkteam maar als team over alle methodieken beschikt en deze op maat kan inzetten. Als straathoekwerkers, woonbegeleiders, gezinsondersteuners… hun actieradius verbreden, kom je tot een wijkteam dat over alle tools beschikt.
Wie: Hilde (52) werkt als ervaringsdeskundige bij Woonbegeleiding Noord van CAW Antwerpen. Hilde: “Ik heb jarenlang in armoede geleefd: het was telkens een uitdaging om rond te komen. Mijn voornaamste zorg was dat ik een dak boven mijn hoofd had voor mijn vier kinderen. En ik wou geen gerechtsdeurwaarders over de vloer. Dat vergde wel wat creativiteit. Zo bakte ik zelf brood en ook kleren maakte ik vaak zelf. Soms gingen we naar de voedselbedeling. Het is heel beschamend om te moeten schooien. Met steun van een goede vriendin en enkele hulpverleners, kon ik die situatie doorbreken.
Een wijkteam dat kwaliteit kan bieden, heeft ook goede ondersteuning nodig. Bij complexe situaties moet de wijkteammedewerker immers de hulp en ondersteuning kunnen inroepen van specialisten.
De mensen weten dat het bij mij ook niet van
27
3.4 De lokale overheid
een leien dakje is gelopen. Daardoor kan ik gemakkelijk contact met hen leggen. … En meestal zie ik wel mogelijkheden om de armoede te doorbreken. Maar ik kan ze mijn oplossingen niet opdringen. Ik kan alleen maar raad geven. Voor die mensen is het vaak al genoeg om te weten dat er iemand in hen gelooft.”
De lokale overheid is verantwoordelijk voor het lokaal sociaal beleid en is in die zin een cruciale partner bij de realisatie van wijkteams. Het werken aan leefbaarheid van de wijken en het structureel aanpakken van problemen is een opdracht van de lokale overheid. Met de wijkteams willen we hier ook onze verantwoordelijkheid in opnemen en samenwerken met stedelijke actoren. We zijn er van overtuigd dat dit kan, met respect voor ieders rol en bijhorende deontologische kaders. Maar de lokale overheid is ook een belangrijke financier van tal van welzijnsprojecten. Momenteel worden deze middelen toegekend via convenanten (dat is een bepaald soort overeenkomst). De projecten zijn gericht op specifieke doelgroepen, worden gemonitord en moeten specifieke resultaten voorleggen. Deze convenanten zijn belemmerend voor de realisatie van wijkteams die generalistisch zijn en werken voor alle doelgroepen in de wijk. Er is bijgevolg behoefte aan alternatieve financiering- en verantwoordingssystemen.
DNA 13 oktober 2013: Tekst: Ronald Van Remmen | Foto: Vincent Callot
We zijn vragende partij om met de stad Antwerpen hierover het gesprek aan te gaan. Ondersteuning vanuit de lokale overheid van het concept van wijkteams kan sterk faciliterend werken voor de realisatie ervan. Meer zelfs, deze ondersteuning is noodzakelijk om deze fundamentele innovatie in het sociaal werk te realiseren! De regie van de lokale overheid, afstemming met organisaties (ook degenen die niet onder deze regie vallen) en een duidelijke visie op de inrichting van het sociale domein zijn van essentieel belang.
28
4. Besluit zonder de talrijke schotten waar hij nu vaak mee worstelt en op botst, er kan preventiever gewerkt worden. We beschikken over meer mogelijkheden om krachtgericht te werken met de bewoners van de wijk. Door intensieve netwerking in de wijk kunnen we de mogelijkheden van de wijk maximaal benutten om welzijn van kwetsbare burgers te verhogen. We verbreden onze focus van hulpverlening naar het grotere verhaal van community building als voorwaarde tot community care.
Het concept van wijkteams in deze tekst ontwikkelden we enerzijds op basis van literatuur en praktijkvoorbeelden uit Nederland, anderzijds op basis van experimenten binnen CAW Antwerpen in 2 wijken nl. Antwerpen Noord en Deurne Zuid. In deze wijken hebben de aanwezige teams van CAW Antwerpen nl. woonbegeleiding, ModeM, Samik (Antwerpen Noord) en Straathoekwerk zich samen geëngageerd. In beide wijken is ook Samenlevingsopbouw een onmisbare partner, die actief betrokken is bij het experiment.
Inherent aan deze innovatie is de netwerking en samenwerking met partners in de wijk. Het wijk-
Deze tekst is het resultaat van het denkwerk en
team zal een intersectoraal verhaal zijn of zal niet zijn.
het zoekproces van deze teams. Dit is een traag proces, met vallen en opstaan, en dit werk is zeker nog niet af... we bouwen de brug terwijl we er over lopen. De intensieve gesprekken en discussies zijn talrijk: welke interventies zijn krachtgericht en welke niet? Wat biedt je wel/niet aan in begeleiding? Wanneer kies je voor individuele ondersteuning en wanneer is een meer structurele aanpak op zijn plaats? Maar de krijtlijnen zijn helder, en de koers tekent zich af.
We zijn overtuigd van de meerwaarde van dit verhaal: het plaatst burgers in hun kracht! Toch willen we één belangrijke kritische opmerking herhalen. Dit verhaal heeft als premisse dat basisinstituties (in staat zijn om) tegemoet (te) komen aan de basisbehoeften van burgers. De tekorten in basisinstituties (bv de wooncrisis: het huidige tekort aan betaalbare woningen) leiden tot sociale uitsluiting. De wijkteams zullen dit echter ook niet kunnen oplossen. Een wijkteam is geen wondermiddel om wat er fout loopt in de samenleving op te lossen.
De wijkteams gaat om een fundamentele innovatie van het sociaal werk op de eerste lijn. Door ons te organiseren op wijkniveau kan het aanbod van het sociaal werk toegankelijker worden voor de burger,
29
30
5. Bronnen •
Verbonden blauwdrukken, Gebundeld advies van de werkgroepen, CAW Antwerpen januari 2013: http://www.denieuweorganisatie.be/uploads/PDFs/ CAW_Roma_brochure_spread.pdf
•
Jan Steyaert en Rick Kwekkeboom, Op zoek naar duurzame zorg, Vitale coalities tussen formele en informele zorg, Wmo-werkplaatsen, januari 2010
•
Jan Steyaert en Rick Kwekkeboom (redactie), De zorgkracht van sociale netwerken, MOVISIE 2012
•
Jos van der Lans, Eropaf! De nieuwe start van het sociaal werk, Augustus 2010
•
Nico de Boer en Jos van der Lans, Burgerkracht. Sociale wijkteams en de lokalisering van de verzorgingsstaat, Platform31 2013
•
Maria Scheffers, Sterk met een vitaal netwerk, empowerment en de sociaal netwerkmethodiek, Coutinho 2013
•
Niet-gepubliceerd rapport van het project kinderarmoede en intrafamiliaal geweld, OCMW Antwerpen, Ines Conderaerts en Erik van den Hoeck
•
Welling, B., Feijen H. en Engelen, J. van ,Wijkontwikkeling op eigen kracht. Den Haag, Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) 2000.
•
www.gripvzw.be
•
www.riso-antwerpen.be
•
www.lusvzw.be
•
www.straathoekwerk.be/Straathoekwerk/Dewerkvorm/Detechnieken/Structureelwerken/tabid/469/Default.aspx
•
Eindhoven, de sociaalste: ontwikkeling van samenkracht: http://eindhoven. notudoc.nl/cgi-bin/showdoc.cgi/action=view/id=279621/type=pdf/Bijlage_2__Eindhoven__de_sociaalste__ontwikkeling_van_samenkracht___advierapport_van_het_extern_Comit___WIJEindhoven_.pdf
•
Gazet Van Antwerpen: interview met Rudi Westendorp, hoogleraar ouderengeneeskunde, GVA 11&12 januari 2014
31
32
6. Bijlage Schaalgrootte van wijken: een eerste denkoefening De keuze voor wijkteams is een organisatorische keuze. Het is essentieel om te komen tot wijken van een “werkbare” schaalgrootte! Dit betekent dat het werkgebied niet te groot mag zijn zodat het opzetten van een intensief en actief netwerk met een brede waaier van partners haalbaar blijft. Samenwerking loopt pas echt vlot wanneer mensen elkaar kennen. Wijkteams hebben pas een meerwaarde als deze cliëntgebonden samenwerking kan evolueren naar een structurele samenwerking. Maar het werkgebied mag ook niet te klein zijn zodat er voldoende diverse partners en krachtbronnen in het werkgebied aanwezig zijn. Een complexe evenwichtsoefening! We zijn er van overtuigd dat een aantal parameters erg belangrijk zijn voor het vastleggen van de schaalgrootte van een wijkteam: • De sociale centra van het OCMW • Het aantal sociale woningen en het aantal betaalbare private huurwoningen • Aantal sociale organisaties in de wijk • Aantal voorzieningen van andere sectoren zoals VAPH, VAJeugd, residentiële geestelijke gezondheidszorg, etc (zeker in het kader van vermaatschappelijking van de zorg zijn dit belangrijke partners) • Aanbod vanuit de sociaal-culturele en culturele sector in de wijk Tot slot verwijzen we ook naar de concepten van levensbestendige wijken die de locale overheid van Antwerpen ontwikkelde tav ouderen en het concept van huizen van het kind dat in de startblokken staat. Ook tav deze realiteiten zullen de wijkteams zich moeten verhouden en mee samenwerken. Ter stoffering (en als eerste denkoefening) hier de huidige regio-teams woonbegeleiding van het CAW in de stad Antwerpen met oplijsting van het aantal sociale woningen die in hun werkingsgebied liggen en het aantal sociale centra van het OCMW. Woon-begeleidingsteam Antwerpen-Noord
Regio
Sociale centra OCMW
• •
Antwerpen-Noord Borgerhout (intramuros)
Deurne
• • • •
Deurne Borgerhout (extramuros) Berchem Zurenborg
• • • • • • • • • • • •
Berchem
33
Dam Potvliet Seefhoek Vondel De Wilg Fontein (Borgerhout) Stenen Brug (Borgerhout) Arena (Deurne-Zuid) Coevelt (Deurne-Noord) Arena (Groenen hoek) Berchem Zurenborg
Aantal sociale woningen 3.201
2.437 1.310
Woon-begeleidingsteam Kiel-Hoboken
Linkeroever Binnenstad
NoordrANT
Regio
Sociale centra OCMW
• • • • • •
• • • • • • • • • • • •
• • • •
Kiel Hoboken Wilrijk Antwerpen Linkerouver Antwerpen 2000 Antwerpen 2018, behalve Zurenborg Merksem Luchtbal Ekeren Bezali
Kiel Hoboken Wilrijk Linkeroever Oever Veemarkt Balans Merksem Luchtbal Ekeren Ekeren - De Reiger (Berendrecht)
Aantal sociale woningen 7.273
3.727 2.927
4.566
Vertrekkende van de hierboven beschreven uitgangspunt is het werkingsgebied van de huidige regio-teams woonbegeleiding te groot om een wijkteam op uit te zetten. Uitschieters zijn zeker de regio Antwerpen Noord met 7 sociale centra OCMW en Kiel Hoboken met 7.000 sociale woningen. Het is onmogelijk om regio’s van een dergelijke omvang met één wijkteam te bedienen. Naast de grootstad Antwerpen behoren er ook nog 4 zorgregio’s tot het werkingsgebied van het CAW : Mortsel, Schilde, Brasschaat en Boom. Op linkeroever behoort ook Zwijndrecht tot ons werkingsgebied. Door zijn ligging is het logisch dat dit bij het werkingsgebied van het team op Linkeroever gevoegd wordt. Maar er zijn ook andere denkpistes voor de afbakening van wijkteams nl. verschillende schaalgroottes afhankelijk van de opdracht. Enkele voorbeelden: • begeleiding in kleine entiteiten vb grootte van het werkingsgebied van een SC van het OCMW. • Preventieve woonbegeleiding: een hulpverlener per woningcomplex SHM • Ontmoeting, activering, vrije tijd, actief burgerschap: vertrekken van schaalgrootte van de wijkteams samenlevingsopbouw • Per grote regio een laagdrempelig huis (cfr idee van Huis van de Straat) met verbinding naar de begeleidingsteams in deze regio. Deze begeleidingsteams werken mobiel en starten een begeleiding in de inloop en gaan een traject naar de wijken. Deze denkoefening is absoluut nog niet rond. Verder studiewerk is nodig. We denken aan een omgevingsanalyse en het in kaart brengen van de verschillende wijken. Belangrijke info bij de stad (is er een recente stadsmonitor?) kan deze denkoefening verder stofferen.
34