Sociale vitaliteit in de landbouw Verslag van een studiemiddag op 30 november 2005 voor ‘erfbetreders’
Ina Horlings
1
2
Inhoudsopgave
1
Inleiding........................................................................................................................ 4
2
Uitnodiging................................................................................................................... 5
3
Programma................................................................................................................... 6
4
Welkom en inleiding van de voorzitter ....................................................................... 7
5
Lezing dhr. R. Augusteijn, gedeputeerde provincie Noord-Brabant ........................ 8
6
Lezing mw. I. Horlings, Telos ...................................................................................... 9
7
Interventietheater Backstage Business ....................................................................16
8
Forumdiscussie ..........................................................................................................19
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3:
Deelnemerslijst ............................................................................................21 Evaluatievragen ...........................................................................................23 Evaluatie - opmerkingen .............................................................................25
3
1
Inleiding
Een belangrijke voorwaarde voor een duurzame ontwikkeling van de landbouw is sociale vitaliteit. Onder sociale vitaliteit in de landbouw verstaan we een agrarische sector die weerbaar is en met steun van haar netwerken in staat is de huidige dynamiek en onzekerheid in de landbouw het hoofd te bieden. Die onzekerheid en dynamiek wordt onder meer veroorzaakt door allerlei ingrijpende ontwikkelingen in het landelijk gebied zoals dierziekten, administratieve lasten, veranderingen in het Europees prijsbeleid, liberalisering van de wereldhandel, wijzigingen in de sociale samenhang op het platteland, toenemende maatschappelijke eisen en veranderende gezinssituaties. Dit kan gevolgen hebben voor de agrarische ondernemers en hun gezinnen in de vorm van onzekerheid, psychosociale problemen, relatieproblemen, verminderde weerbaarheid en veerkracht. Geschat wordt dat ongeveer een derde van de agrariërs in problematische omstandigheden verkeert. In hun onderlinge samenhang werken deze omstandigheden sterk door op bedrijven en gezinnen. De problematiek van de sociale vitaliteit van agrarische ondernemers en hun gezinnen trekt steeds meer aandacht van allerlei partijen. Diverse organisaties proberen een beeld te krijgen én hun rol te bepalen ten aanzien van deze problematiek. De ZOB, de zelfhulp organisatie van boeren, begeleidt agrariërs in het proces van bedrijfsbeëindiging, met hulp van een groot aantal vrijwilligers. In het kader van het project ‘Van Crisis naar Kans’, brengt men in regionale bijeenkomsten partijen bijeen om de sociale problematiek van agrariërs onder de aandacht te brengen. De Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) wil meer duidelijkheid krijgen omtrent de aard van de sociale problematiek in de agrarische sector, hoe ondernemers en hun gezinnen hiermee omgaan en de rol die de ZLTO kan spelen bij het oplossen van die problemen. Met meer informatie hierover wordt het beter mogelijk om de verantwoordelijkheid te bepalen ten opzichte van de bedrijven en gezinnen die in de knel zitten. Daarom zijn de ZLTO en Telos, het Brabants centrum voor duurzaamheidvraagstukken, het project sociale’ vitaliteit in de landbouw’’ gestart. Het project omvat bewustwording, netwerkvorming, onderzoek en kennisverspreiding. Binnen dit project heeft Telos in op 28 juni een expertmeeting georganiseerd met deskundigen op het gebied van sociale vitaliteit. Daarnaast is onderzoek verricht. Met hulp van studenten van de Universiteit van Tilburg zijn een achttiental agrariërs uit de akkerbouw, melkveehouderij en varkenshouderij geïnterviewd. Gevraagd is hoe de agrariërs hun situatie ervaren, en welke sociale steun ze ervaren van het sociaal-economisch netwerk. Daarnaast is onderzocht in hoeverre samenwerking een strategie kan zijn om de dynamiek en onzekerheid in de landbouw te hanteren. Telos, ZOB en ZLTO hebben op 30 november een studiemiddag over sociale vitaliteit georganiseerd voor ‘erfbetreders’, zoals dierenartsen, veevoerleveranciers, adviseurs en accountants. Voor u ligt het verslag van deze bijeenkomst. Een eerste doel van deze dag was het presenteren van de onderzoeksresultaten en het vragen van feed-back daarop. Een tweede doel was het bevorderen van bewustwording bij erfbetreders van de sociale problematiek in de landbouw en het onderling uitwisselen van ervaringen. De organisatoren kijken terug op een geslaagde dag waar ongeveer 90 deelnemers, vooral erfbetreders, aan deelnamen.
Ina Horlings, Telos
4
2
Uitnodiging
Studiemiddag voor ‘erfbetreders’ over de sociale problematiek in de agrarische sector Datum: woensdag 30 november 2005 Plaats: Conferentiehotel Guldenberg te Helvoirt De agrarische sector maakt turbulente tijden door. Onder druk van nieuwe omstandigheden in markt en maatschappij proberen veel agrarische bedrijven aan een nieuwe toekomst te werken. Voor een aantal boeren en tuinders ligt die toekomst in verdergaande schaalvergroting van het bedrijf. Anderen zien kansen liggen in verbreding van het bedrijf door activiteiten in de sfeer van agrotoerisme, zorg, huisverkoop en natuur- en landschapsbeheer. En voor veel boeren en tuinders is beëindiging van het bedrijf onafwendbaar. Voor de een is dit een vrije keuze en voor de ander is het een noodzaak. De schatting is dat momenteel ongeveer een derde van de agrariërs in problematische omstandigheden verkeert. Of het inkomen is al jaren te laag, of er is sprake van psychosociale problemen, gezondheids-problemen en stress. Meestal speelt er een combinatie van deze problemen. Dit werkt door op de weerbaarheid en veerkracht van veel agrarische gezinnen en bedrijven. Kortom, de ‘sociale vitaliteit’ van de agrarische sector en van individuele bedrijven en gezinnen staat onder druk. En juist die sociale vitaliteit is nodig om als agrarische ondernemer in deze turbulente tijd vanuit een positieve houding te werken aan de toekomst, hoe die er ook uit gaat zien. Vanuit uw werk heeft u of hebben mensen in uw bedrijf in meer of mindere mate te maken met boeren en tuinders. Als ‘erfbetreder’ komt u dus ongetwijfeld in aanraking met de hierboven omschreven problematiek van ‘sociale vitaliteit’. Deze studiemiddag biedt u de mogelijkheid om u te verdiepen in deze thematiek. Daarnaast is er volop ruimte om uw ervaringen met anderen te delen. Vooral ook ten aanzien van heel concrete vragen: hoe herken ik de problemen op het bedrijf, hoe kan ik mijn klanten hierop aanspreken, welke bedrijfsstrategieën zijn mogelijk, welke hulp kan ik daarbij bieden, naar wie kan ik verwijzen etc. De studiemiddag is bedoeld voor mensen die beroepshalve en in brede zin met boeren en tuinders te maken hebben en in de provincie Noord-Brabant werkzaam zijn. Voor deze middag willen wij u of een of meer van uw collega’s van harte uitnodigen. Het programma voor deze middag treft u hierbij aan. Deze middag is mogelijk gemaakt door een samenwerking van het project Sociale Vitaliteit van ZLTO en Telos (Brabants Centrum voor duurzaamheidvraagstukken) met het project van ‘Crisis naar Kans’ waar in samenwerken: ZOB, Telefonische Hulpdienst Agrariërs, DLV en LTO adviesdiensten.
5
3
Programma
13.00 uur
Ontvangst met koffie en thee
13.30 uur
Welkom door de dagvoorzitter
13.40 uur
Inleiding door dhr. R. Augusteijn, lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant
14.00 uur
Presentatie van de uitkomsten van het actuele onderzoek naar de sociale vitaliteit van boeren en tuinders in Noord Brabant. Door mw. dr. I. Horlings, onderzoeker duurzame plattelandsontwikkeling bij Telos, het Brabants Centrum voor Duurzaamheidvraagstukken. Dit onderzoek is uitgevoerd door Telos in samenwerking met de ZLTO in het kader van het project Sociale Vitaliteit.
14.20 uur
Vragen naar aanleiding van de presentatie
14.30 uur
Pauze
14.45 uur
Interventie theater door Backstage Business Vier acteurs spelen een aantal herkenbare praktijksituaties waarbij erfbetreders betrokken zijn. Bijvoorbeeld een situatie waarbij de adviseur van de bank aangeeft dat de kredietlimiet bereikt is, of een scène over bedrijfsbeëindiging. Na elke scène gaat de gespreksleider in gesprek met de zaal. Is de situatie herkenbaar? Welke andere ervaringen heeft men? Hoe kan het gesprek anders verlopen? Zijn zaken en emoties goed te scheiden?
16.00 uur
Debat met forum In dit forum nemen zitting: • dhr. ir. W. Ogink, directeur ZLTO projecten • dhr. W. van Uum, RABO bank Nederland, • mw. ir. D. van Zwieten, senior beleidsmedewerker Directie Kennis, Ministerie LNV. Vervangen door dhr. T. Janssen, Ministerie LNV. • dhr. F. van den Bosch, voorzitter ZOB Brabant
16.45 uur
Sluiting en borrel
6
4
Welkom en inleiding van de voorzitter
Michel Daenen van Backstage Business was dagvoorzitter. Hij openende de middag met een citaat van het theaterstuk “Hij ploegde voort” van Frederieke Heijink dat in oktober 2005 is opgevoerd in de Verkadefabriek in Den Bosch.
“ Soms wil ik dat er een vriend komt. Hij neemt een kratje bier mee. Wij leggen onze voeten erop. Samen kijken we naar het voetbal. We zeggen niets, we kreunen alleen of we vloeken. Na het laatste fluitsignaal staat mijn vriend op. Hij rekt zich uit. ‘Weet je wat jij moet doen’, zegt hij. En dan zegt hij het. ‘Mij hoor je niet klagen’, zeg ik dan. Hij lacht zo’n beetje en laat zijn lege flesjes in het krat… Zo’n vriend. Geef me z’n naam! Geef me z’n nummer! Dan bel ik hem op.” Michel Daenen bedankt de organisatoren van deze dag: Ton Duffhues van de ZLTO, Ina Horlings van Telos, Tonny Verrijt en Theo van der Heijden van de ZOB. Daarna licht hij het programma toe en introduceert de sprekers van de middag en de leden van het forum.
7
5
Lezing dhr. R. Augusteijn, gedeputeerde provincie Noord-Brabant
Dhr. Augusteijn is gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant voor Wonen, Zorg en Welzijn. Hij legde de nadruk op toekomstige ontwikkelingen. Hoe gaan we nu verder na de varkenspest, hoe ziet de toekomst eruit? “Na de varkenspest in 1997 is er veel gebeurd op het Brabants platteland. In een ingewikkeld proces met veel betrokkenen zijn per regio reconstructieplannen geformuleerd. De oorspronkelijke doelstellingen zijn in de loop van de tijd verbreed. Het zijn nu revitaliseringsplannen. Tijdens de planvorming rond de reconstructie zijn de menselijke aspecten teveel achterwege gelaten. De plannen waren te globaal en te weinig gefocust op de kenmerken van gebieden. De Brabantse Vereniging van Kleine Kernen vestigde hier de aandacht op. Zij gaven aan dat in elk reconstructieplan een soortgelijke, beknopt voorstel over sociaal-culturele invulling van de reconstructie was opgenomen en dat ‘de mens’ teveel ontbrak in de plannen. Aan deze aspecten dient echter wel aandacht besteed te worden bij de uitvoering. Mensen zijn belangrijk!” De gedeputeerde benadrukte dat het nodig is om integraal beleid en gezamenlijk denkvermogen te benutten om de toekomst te zien. De overheid moet daarbij dynamiek en creativiteit faciliteren. Zodat zaken ook daadwerkelijk tot stand kunnen komen. Ook samenwerking is daarbij belangrijk: “De kracht van Brabant is coöperatie.. Het gaat daarbij niet alleen om de ontwikkeling van grootschalige oplossingen. Juist ook de uitvoering van kleinschalige initiatieven is noodzakelijk”. Augusteijn onderstreepte het belang van de versterking van sociale vitaliteit van mensen en organisaties in het gebied. “In de agrarische sector gaat veel gebeuren. Veel bedrijven zullen stoppen. Het is goed dat er tijdig aandacht wordt geschonken aan de vraagstukken die dit met zich meebrengt, voor individuele mensen maar ook voor de samenleving op het platteland. De provincie neemt dit ter harte en heeft middelen beschikbaar voor het werken aan de sociaal-culturele paragraaf van de reconstructie. Een initiatief als vandaag past hier prima in".
8
6
Lezing mw. I. Horlings, Telos
Goedemiddag, Mijn naam is Ina Horlings, ik werk bij Telos, het Brabants centrum voor duurzaamheid vraagstukken als onderzoeker plattelandsontwikkeling. Ik ben blij dat u allen in zo grote getale vanmiddag hier naar toe bent gekomen. Het afgelopen half jaar hebben we samen met de ZLTO onderzoek gedaan naar de sociale vitaliteit in de landbouw. Ik moet daarvoor met name twee studenten Chantal van den Bergh en Barbara Sampermans bedanken die een 18 tal agrariërs uitgebreid hebben geïnterviewd. Zij hebben veel werk verzet, dank daarvoor! Een ook natuurlijk dank aan de agrariërs die uitgebreid hebben verteld over hun ervaringen. Een aantal citaten van hen hebben we op de flappen gezet die u hier in de zaal ziet hangen. Het motto van mijn verhaal is van Jules Deelder: “Binnen de perken is net zoveel ruimte als daarbuiten”. Daarmee bedoel ik dat de vrijheid, de uiterlijke ruimte voor agrariers en de regelruimte (de ruimte binnen de regelgeving) kleiner is geworden, en dat dit negatief werkt op de sociale vitaliteit in de landbouw, maar dat anderzijds de innerlijke ruimte van boeren zo groot is, dat men creatief mee om kan gaan. Wat is sociale vitaliteit in de landbouw? We hebben dit gedefinieerd als een situatie waarin agrarische ondernemers weerbaar en met steun van hun netwerken kunnen anticiperen op de toekomst. Die sociale vitaliteit staat onder druk. De ZLTO schat in dat een derde van de agrariërs in sociaalpsychologische problemen verkeert. Het rijtje oorzaken is divers en bekend: veranderingen in het Europese landbouwbeleid, dierziekten, maatschappelijke eisen, de macht van de keten, de strijd om de ruimte, veranderende sociale samenhang op het platteland, enz. al deze factoren dragen bij aan de dynamiek en onzekerheid in de landbouw. Een akkerbouwer heeft niet alleen te maken met zijn eigen bouwplan, maar is tevens de concurrent geworden van suikerriet producenten in Brazilië, een concurrent die op dit moment produceert voor minder dan de helft van de Europese garantieprijs voor suiker. Grondstoffen zijn door de technologie-ontwikkeling uitwisselbaar geworden, bietsuiker is te vervangen door rietsuiker of aspartaam, waardoor de macht van de producent ten opzichte van de industrie is afgenomen. De plaats van de landbouw sector in de samenleving is ook veranderd. Agrariërs vormden een aantal decennia terug een wezenlijk en onmisbaar onderdeel van de sociale gemeenschap. Maar het aantal agrariërs en het economisch belang van de sector is afgenomen en de relaties zijn anoniemer, formeler en zakelijker geworden, ook met u als erfbetreder. Eén van de citaten aan de muur drukt het kernachtig uit : ‘Vroeger was het bedrijf veel meer verbonden met het persoonlijke. Je gaat steeds meer verschil maken tussen het bedrijf en het persoonlijke”.
9
In het onderzoek hebben we gekeken naar de dynamiek en onzekerheid die agrariërs ervaren in hun werk. Daar is nog niet veel onderzoek naar gedaan. Wel is eerder naar aanleiding van de MKZ-crisis gekeken in hoeverre agrariërs daar sociaal-psychologische problemen door ondervonden. Een opvallend resultaat was dat melkveehouders stress en psychische klachten ervoeren, maar dat dit ook het geval was bij agrariërs die niet getroffen waren door de MKZ. Dit geeft al aan dat de onzekerheid binnen de landbouw breed wordt gevoeld. Nu vraagt u zich wellicht af, in hoeverre zijn agrariërs anders dan anderen? Natuurlijk is het zo dat agrariërs zelfstandige ondernemers zijn en in die zin deels met dezelfde onzekerheden te maken hebben als andere zelfstandige ondernemers in het midden- en klein bedrijf. Onzekerheid over de afzet, veranderingen in consumentenwensen en een toenemende regelgeving spelen ook daar. Je zou zelfs kunnen zeggen dat onze samenleving als geheel onzekerder is geworden. Ik las onlangs een artikel in de Volkskrant van de Poolse socioloog Bauman, die onze samenleving in zijn nieuwste boek ‘The Liquid Life’ noemt, het vloeibare leven. Daarmee bedoelt hij dat mensen de onzekerheid van voortdurende veranderingen ervaren en daar bovendien onder lijden. De regels van het spel veranderen voortdurend in een globaliserende wereld. We dansen op dun ijs, maar op dun ijs kun je niet lang stilstaan. Mensen zijn bang om achterop te raken bij de immer voortsnellende vooruitgang. We gaan mee in de economische wetten en het tempo van die vooruitgang, maar dat kan voor ons persoonlijke leven en ons samen leven misschien wel te snel gaan. Een wat zijn die wetten van de vooruitgang? Volgens de meeste agrariërs is het onvermijdelijk om te kiezen voor schaalvergroting, intensivering door te investeren in grond en quotum. Dit weerspiegelt het oude recept van Mansholt van schaalvergroting en intensivering, hoewel de oorzaken en de diagnose van de problemen in de loop der jaren is veranderd, is het recept hetzelfde gebleven (zie plaatje).
De vertrouwde recepten van intensivering en schaalvergroting hebben de laatste decennia steeds gewerkt, dus waarom zou dit in de toekomst anders zijn? Maar resultaten in het verleden bieden ook hier geen garantie voor de toekomst. Moet een melkveehouder in de toekomst minstens 150 of 200 koeien gaan melken om te overleven of zijn er grenzen aan de groei? Ik weet het antwoord niet, maar duidelijk is wel dat dit soort vragen de agrariër plaatst voor een keuze probleem. In hoeverre is een niet-agrarische neventak een alternatief? Steeds meer boerinnen kiezen voor een baan buitenshuis of een eigen tak zoals hier een kindercrèche (zie foto kindercrèche).
10
Welke mogelijkheden heeft een akkerbouwer om nieuwe gewassen, bijvoorbeeld voor energieproductie te verbouwen? Hoe kan een varkenshouder meer invloed krijgen op de afzetketen? Onlangs werd in Den Bosch een toneeltekst opgevoerd van Frederieke Heijink over een boer en boerin die stoppen met hun bedrijf. De boerin zegt daarin: “vroeger hadden we niets te kiezen, daarna werd ons gezegd wat we moesten kiezen. Nu weten we hoe we moeten kiezen en hebben we ‘kies-pijn’. De boer staat in ieder geval voor de keuze ‘doorgaan of stoppen’. En stoppen is niet een objectieve, economische keus die rationeel op basis van financiële gegevens wordt genomen. In het essay ‘Waarom boeren boeren?’ geeft Paul Schnabel, directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, aan dat er meerdere redenen zijn waarom agrariërs niet stoppen, ook al zou dit strikt bedrijfseconomisch gezien wellicht logisch zijn. Boer zijn is meer dan een baan, het is een manier van leven. Boeren noemen zelf vaak voordelen zoals de vrijheid die men ervaart in de daginvulling, de omgang met leven, de seizoenen en de natuur en het zelfstandig ondernemer zijn. Minister Veerman verwoordde het afgelopen zaterdag mooi in de Volkskrant. “Het werken met de seizoenen en de natuur. Dat is fascinerend. De wind in november is anders dan de wind in februari. Dan wordt ie frisser, boller, dat voel je en zie je. Dan gaat het land weer kleuren en krijg ik de kriebels om te gaan zaaien”. Uit onderzoek naar waarden van het boer-zijn in de landbouw is naar voren gekomen dat economische drijfveren daarbij niet de boventoon voeren maar wel zaken als de uitdaging van een goed product te maken, de verantwoordelijkheid richting de consument, iets doen wat past bij je eigen aard en levensstijl en de omgang met leven, natuur en de schepping. Werk en privé zijn in de landbouw sterk verweven. Wanneer een boer stopt, heeft dit consequenties voor de woonplek, het gezin en de relaties binnen de sociale leefgemeenschap waar hij deel van uitmaakt. Er kunnen daarnaast financiële redenen zijn waardoor een boer niet kan stoppen. Afgezien van een financiële hypotheek, rust er bovendien soms ook een ‘mentale hypotheek’ op grond; familieomstandigheden, een gevoel van persoonlijk falen of gehechtheid aan het bedrijf dat soms al generaties wordt doorgegeven, verhogen de drempel om het bedrijf te beëindigen. Deze mix van aspecten bepaalt dat de keus om te stoppen niet alleen rationeel maar ook emotioneel is. Dat zullen de mensen van backstage business tijdens het interventietheater straks ook laten zien. Hoe ervaren agrariërs hun situatie? En nu kom ik bij resultaten van het onderzoek naar sociale vitaliteit. We hebben daarvoor een 18-tal agrariërs uit de melkveehouderij, akkerbouw en varkenshouderij in Brabant uitgebreid geïnterviewd. De focus lag daarbij op de perceptie van de boeren van hun eigen situatie. De agrariërs noemden veel factoren die in de omgeving van hun bedrijf, die ook steeds sneller veranderen, weinig beïnvloedbaar zijn en voorspelbaar, maar wel een grote impact hebben op het bedrijf. Met name varkenshouders gaven aan dat door de varkenspest men moeilijke jaren heeft gehad, en de situatie zich nu weer langzaam herstelt. Men is daar niet zozeer zelf onzeker over maar ervaart de situatie in de eigen sector wel als onzeker. Zoals een boer het uitdrukt: “Het verandert zo snel dat je niet meer in de toekomst kunt kijken”. Hoe ervaren agrariërs hun situatie? Een agrariër verwoordde dit als volgt: De agrariërs noemden als problemen:
11
Financieel: Prijsverlaging, kostenstijging, verslechterende financiële situatie, gedwongen nevenarbeid, een langzaam herstellende situatie na dierziekten Schaalvergroting Machteloosheid (dierziekten, waterschade, afhankelijkheid keten); Toekomst onzeker; Toenemende concurrentie uit het buitenland (goedkoper, soepeler regels); Regelgeving en administratieve lastendruk; In de top 4 van problemen staan de toename van papierwerk, de lage prijzen, het ontbreken van toegevoegde waarde van regels, en de noodzakelijke schaalvergroting. De toenemende schaalvergroting wordt als een probleem ervaren omdat men door de hoge kosten van grond en melkquota daar soms moeilijk op kan inspelen. De concurrentie met het buitenland neemt toe, en de toekomst van het bedrijf inclusief de bedrijfsopvolging wordt door een groot deel van de geïnterviewde agrariërs als onzeker ervaren. Tegenover externe zaken als dierziekten, wateroverlast en de afhankelijkheid van ketenpartijen voelt men zich machteloos. Met name, en dat is niet verrassend want komt ook uit veel ander onderzoek naar voren, heeft men last van de regeldruk en de administratieve lasten. De ‘sturende overheid’ (zie plaatje) levert veel papierwerk en weinig meerwaarde op, de regels staan ver af van de praktijk en perken de vrijheid in. Bovendien geeft men aan dat je daar vaardigheden voor moet hebben en dat bovenop de werkdruk de reconstructie nog extra aandacht vraagt.
De gemiddelde agrariër besteedt 7 uur per week aan administratieve lasten, waarvan 4 uur aan het voldoen aan regels van het ministerie van landbouw. Alleen al voor de consumptieteelt in de akkerbouw zijn er zo’n 10 verschillende kwaliteitsformulieren, variërend van de dagelijkse controle van machines, tot een risico-beoordeling van belendende percelen en het uitdelen van handschoentjes aan de lopende band! Het mestbeleid verandert, men moet investeren in grond en quota, wateroverlast en toenemende maatschappelijke eisen, inspelen op subsidieregelingen en het reconstructiebeleid en daarnaast nog met sociale veranderingen op het platteland. Bepaald geen geringe opgave, als agrariër moet je wel een weerbare ondernemer zijn om in te kunnen spelen op de toekomst. Opvallend is dat praktisch alle boeren toch aangeven dat ze positief staan tegenover de toekomst, dit komt meer uit hun houding dan dat de feiten of toekomstverwachting daartoe aanleiding geeft. Ook uit een onderzoek dat ik samen met het CLM heb gedaan onder 117 pachters in Brabant kwam naar voren dat 98% vertrouwen heeft in de toekomst, dit bleek na gesprekken vooral gebaseerd te zijn op hoop dat het beter zal worden. Daarbij blijkt het netwerk van de boer van groot belang. De boer met een netwerk staat sterker dan de boer zonder netwerk. Allereerst is er het sociale netwerk van familie, vrienden, kerk en ook hulpverleners. Binnen de familie valt op dat een flink aantal van de geïnterviewde agrariërs aangeeft dat hun vrouw een baan buitenshuis heeft én de meeste geven aan dat hun vrouw meehelpt of ‘bijspringt in het bedrijf. Daarnaast is er het sociaal-economisch netwerk waar u als erfbetreders onderdeel van uit maakt. Zoals een agrariër het uitdrukt: “We proberen nu een team te vormen met de dierenarts en de voerleverancier. We maken gezamenlijke doelstellingen die we ook kunnen bereiken.”
12
Van de geïnterviewde agrariërs is het sociaal-economisch netwerk geanalyseerd. Opvallend daarbij was dat 15 agrariërs aangaven dat ze hun collega’s, bijvoorbeeld die ze ontmoeten binnen studiegroepen, als belangrijk onderdeel zien van hun sociaal-economisch netwerk. Daarnaast geeft meer dan de helft (11) aan dat DLV niet meer behoort tot hun netwerk, vanwege de gestegen kosten na de privatisering.
Waar samenwerking mogelijk met anderen ontstaat sociale vitaliteit. Dat was een hypothese tijdens het onderzoek. Uit ons blijkt dat samenwerken een ‘coping-strategie’ kan zijn om om te gaan met de dynamiek en onzekerheid in de sector. Opvallend is dat alle geïnterviewden behalve 2 die afbouwen of gestopt zijn wel op de een of andere wijze samenwerken. Daarbij gaat het vooral om samenwerking met andere agrariërs. Een deel daarvan geeft expliciet aan dat men is gaan samenwerken als antwoord op de door hen gepercipieerde dynamiek en onzekerheid, geïllustreerd door uitspraken als: “Je wordt eigenlijk gedwongen om samen te werken.” “Door samen te werken kun je elkaar versterken.” . Ongeveer de helft geeft aan dat men verwacht dat er in de toekomst meer samengewerkt zal worden. De geïnterviewde agrariërs gaven aan dat ze op de volgende wijzen samenwerken: Studieclubs Grondruil of samen grond benutten Voer voor mest Machines delen Gezamenlijke inkoop Collegiaal Meermansbedrijven Verticale samenwerking Samenwerking in studieclubs ontstond vooral in de jaren te tachtig maar ook nu zijn in de akkerbouw, melkveehouderij en varkenshouderij studieclubs nog belangrijk is om kennis uit te wisselen. Daarnaast wordt grond geruild tussen bijvoorbeeld akkerbouwers en melkveehouders en mest geruild voor voer om economische redenen. Je kunt zeggen dat er in die zin sprake is van een hermenging van bedrijfstakken, niet in de vorm van het gemengde bedrijf, maar ruimtelijk. Door samenwerking met Natuurorganisaties kan men de grondoppervlakte uitbreiden. Eén van de melkveehouders zette de stal van een collega op zijn eigen grond. “Ik heb een blok grond gekocht en daar heb ik mijn stal op gezet en daar zet mijn buurman ook zijn stal op. We kopen dan samen het voer in. Ik heb meer macht. Ik exploiteer de handel en geef hem geld voor zijn stal….Wij kunnen veel beter werken als we op één plek zitten…Ik ben zo meer partij voor de handelaren, want ik heb meer varkens”. Hoewel de meestel samenwerkingsrelaties gelijkwaardig van karakter zijn, blijkt uit dit citaat dat dit niet altijd het geval is. Met name wordt samengewerkt vanwege financiële motieven zoals kostenbesparing. Daarom start men een inkoopvereniging of deelt machines met collega’s. Echter ook sociale redenen spelen een rol. Zo geven sommige akkerbouwers aan vanwege collegiale redenen andere akkerbouwers te helpen met de oogst. Ook worden bijvoorbeeld machines gedeeld, een melkveehouder zei daarover: “Ik doe het om kosten te besparen. Wat daar bijkomt is ook dat het gezellig is als je iets met z’n tweeën doet in plaats van dat je altijd alleen op het erf zit en nooit iemand ziet.” In de melkveehouderij staat een boer voor een dilemma, wanneer hij wil groeien naar een miljoen liter melk of meer, kan hij dat qua menskracht niet meer alleen doen. Er ontstaan met de verdere schaal-
13
vergroting dan ook steeds meer meermansbedrijven. Ook in de varkenshouderij is dit het geval, maar in deze sector gaat dit gepaard met een verdere loskoppeling van ruimte en plaats, men heeft soms meerdere bedrijven in Brabant en zelfs in het buitenland. In de intensieve varkenshouderij proberen agrariërs meer keteninvloed te verwerven. Zo levert iemand de zeugen direct aan de afnemer en schakelt de transporteur uit. Een ander koopt rechtstreeks zeugen van een zeugenboer om de handelaar uit te schakelen. Daarnaast wordt er ook samengewerkt op het gebied van export van varkens. Als reden daarvoor noemt deze boer: “Vooral financieel en een beetje om het sociale. Maar wij zien dat die kennisoverdracht net zo belangrijk is”. Wat betekent dit voor u als erfbetreders voor uw werk? In de theatertekst die ik eerder aanhaalde geeft de boer aan dat als het moeilijk wordt de adviseurs het erf betreden “de mannen met hun meningen in tassen met logo’s, die zo snel praten alsof ze per woord worden betaald”. De boeren die wij interviewden reageerden echter positiever over uw bezoeken. Citaat: “Ik denk dat het alleen maar goed is om met de mensen die op het erf komen te praten. Anders word je een beetje bedrijfsblind.” Een eerste groep erfbetreders is de dienstverlening, zoals de bank, boekhouder, de ZLTO en accountant. Een grote meerderheid van de geïnterviewde agrariërs noemden met name de steun die ze van de ZLTO ontvangen, niet alleen in de vorm van belangenbehartiging en het bevorderen van collegiaal contact maar met name ook de hulpfaciliteiten zoals de beschikbaarheid van een telefoonlijn, een ondernemerscoach en bijvoorbeeld een sociaal werker. De ZLTO heeft zelf twee pastoraal werkers in dienst die een sociaal-psychologische ondersteuningsfunctie hebben. Daarnaast zijn er per afdeling portefeuillehouders die sociale problemen kunnen signaleren. Een vijftal boeren plaatste kritische kanttekeningen bij de meerwaarde van het lidmaatschap of de belangenbehartiging van de ZLTO. Naast de ZLTO noemen agrariërs ook de hulp bij bedrijfsbeslissingen door financiële dienstverleners. (Kijk, zoals bankmensen die komen 2 a 3 keer per jaar en als die niet hoeven te komen, komen ze toch. Ja, er gaat gewoon heel veel geld in zo’n bedrijf om. En zij helpen je gewoon bij veel zaken). Maar ook enkelen noemen dat ze weinig betrokkenheid ervaren van bv de accountant of klagen over de hoge kosten van dienstverlening. “Dus als de boekhouder opbelt, dan moet je eigenlijk al denken, ik moet niet te lang praten, want dat wordt allemaal in rekening gebracht”. De geïnterviewde agrariërs maken eigenlijk geen onderscheid tussen de verschillende overheden. Steun ontvangen ze van hen in de vorm van subsidie of inkomenssteun, maar anderzijds wordt ook gezegd dat de subsidie aanvragen te complex zijn en dat ze de prijsdalingen niet compenseren. De meeste geven aan dat ze weinig hulpfaciliteiten van de overheid ontvangen of dat deze geen luisterend oor bieden. Veel agrariërs voelen zich bij hun bedrijfsontwikkeling belemmerd door de overheid. Daarnaast ontvangen agrariërs steun van leveranciers, in de vorm van begeleiding, technische hulpmiddelen, advies en informatie tbv bedrijfsbeslissingen. “Kijk, de meeste problemen die worden vooral aangekaart via de voorlichter van het voer. Ja, dan heb je het toch over problemen in de landbouw, met subsidies, mestregelgeving noem maar op. Die hebben daar meestal wel een oplossing voor”. Leveranciers zijn belangrijker dan afnemers, omdat bij de laatste economische overwegingen meer voorop staan volgens de agrariërs. “Er wordt nog altijd geprobeerd om de contracten te manipuleren, dus om een lagere prijs te betalen. Dan verleggen ze gewoon de maatstaven en keuren de gewassen eerder af”. Een meerderheid geeft aan daarnaast zaken met collega’s te bepraten. Echter ook de negatieve kanten daarvan worden expliciet genoemd bijvoorbeeld dat collega’s gekleurde informatie kunnen geven, dus de zaken te rooskleurig voorspiegelen. Wat verder opvalt is dat toch een flink aantal aangeeft het vooral ook zelf wil doen, men zoekt het zelf uit, lost problemen op binnen de familie of wil anderen niet met hun problemen opzadelen. “Ik ben niet echt een adviseerboer” zegt de één. Een ander: “Kijk en problemen zijn er om opgelost te worden. Je kunt wel bij iemand anders lopen zeuren van ik zit met een probleem maar dat doe ik echt niet”. Onderscheid kan gemaakt worden in de vormen van steun die agrariërs ontvangen van erfbetreders. De belangrijkste vorm is instrumentele steun in de vorm van advies, informatievoorziening, voorlichting, kennisuitwisseling, praktische steun en financiële steun. Een voorbeeld: “Een voorleverancier doet dan het voer, maar ook een stukje ventilatie, het klimaat in de stal en ook op het gebied van gezondheid. Die loopt ook door de stal heen en geeft hier en daar wat tips en adviezen.”. Erfbetreders hebben echter meer te bieden. Agrariërs geven ook aan dat ze emotionele steun ervaren van hen. Het gaat dan over het praten over problemen en het gevoel ergens terecht te kunnen. Met name de dierenarts komt vaak bij een melkveehouder of varkenshouder op het erf en is dan ook samen met de veevoerleverancier iemand die sociale problemen kan signaleren. Zo zei een boer: “De dierenarts heeft ooit tegen ons gezegd: wij zijn verdorie onderhand wel een beetje sociaal werker.”
14
Wat agrariërs niet of minder ervaren, en ik weet niet of dat vroeger anders was, is een gevoel van gezelschap/kameraadschap, en een gevoel van waardering en erkenning van de collega’s en erfbetreders waar ze contact mee hebben. In ieder geval gaven ze dat niet aan tijdens de interviews. Agrariërs realiseren zich wel degelijk dat hun contacten met veel erfbetreders in de eerste plaats zakelijk zijn en dat aan veel van die contacten kosten zijn verbonden. Toch geven veel geïnterviewden aan dat hun contacten in de informele sfeer plaatsvinden. En dat men een persoonlijke band heeft opgebouwd met een aantal personen uit het netwerk. “Die persoon kent gewoon heel mijn verhaal en alles wat ik de afgelopen jaren heb meegemaakt. Ja, laatst was er een vervanger, maar daar ga ik gewoon niet weer heel mijn verhaal doen. Dat komt omdat het ook goed klikt. Die kwam al bij ons thuis iedere twee weken. En dat geeft toch een bepaalde band”. Kortom, u als erfbetreder kunt niet alleen iets betekenen voor agrariërs via uw vak. Natuurlijk verwachten boeren niet dat erfbetreders maatschappelijk werkers worden. Maar een luisterend oor, echt contact en aandacht voor persoonlijke of emotionele zaken kan soms net zo belangrijk zijn als inhoudelijk advies. Erfbetreders kunnen een signaleringsfunctie hebben voor sociale problemen. Vervolgens zijn er dan verschillende mogelijkheden om indien dat nodig is door te verwijzen. Bijvoorbeeld naar de pastoraal werkers van de ZLTO, de vrijwilligers die bij de ZOB werken maar ook de sociale hulpverlening. Bij de ZOB is bijvoorbeeld een overzicht, een sociale kaart beschikbaar van ondersteunende instanties. Kortom, door emotionele steun van erfbetreders, gerichte steun in de vorm van hulpverlening en door te kiezen voor samenwerking, blijkt er soms binnen de perken toch voldoende ruimte!
15
7
Interventietheater Backstage Business
Doel van het theater was om erfbetreders de sociale problematiek binnen de landbouw te laten ervaren en ze actief mee te laten denken over de wijze waarop contacten verlopen met agrariërs. De zaal reageerde op de gespeelde scenes door het vragen van een time-out of door concrete suggesties aan te dragen voor de rol van erfbetreder.
Situatie: Een erfbetreder (accountancy en advocatenkantoor) voert een slecht nieuwsgesprek met een Twentse boer. Scene: Bespreking van de jaarrekening met de accountant, het was geen topjaar. De boer kan er wel mee leven, het zal wel aan de economie liggen volgens hem. Er is meer geleend. De kinderen studeren allebei en werken in de vrije tijd thuis mee.. Er zijn behoorlijke schulden die op de winst drukken. De boer stelt dat het nooit gemakkelijk is gegaan maar blijft positief naar de toekomst toe kijken. Discussie: De boer en erfbetreder praten niet op hetzelfde niveau. De boer erkent de slechte situatie niet. De vrouw van de boer is afwezig, waarom ze er niet bij? De accountant gefet te weinig feitelijke informatie. Zou bovendien de slechte boodschap helderder moeten brengen. Vervolgscene: Het gesprek dwaalt af. Ze begrijpen elkaar niet echt, leven in twee andere werelden. De accountant geeft aan dat boer zijn kosten moet drukken. De boer reageert daar onvoldoende op, is niet echt ondernemend, maar laat het er een beetje bij hangen. De boerin, Helga komt binnen. Helga heeft het over samenwerken met de buurman, boer Bielemans. De boer heeft hier echter niet met de accountant over gesproken. Discussie: de boer praat vaak moeilijk over zijn problemen. Accountant moet hier volgens aanwezigen beter op inspelen. Accountant moet een bepaald signaal afgeven. De hoop is er wel, maar de toekomst misschien niet. Er is een verschil tussen hoop en werkelijkheid. Het verschil tussen verschillende landbouw sectoren wordt benadrukt. De boer straalt machteloosheid uit, zijn lichaamstaal is passief. Hij zat met gedachten ergens anders, de boer blijkt geen voorstander van samenwerken. De accountant zou de boer meer uit zijn tent moeten lokken, meer moeten laten praten.
16
Aanwijzigingen voor de erfbetreder: zorg dat je het concreet houdt, zorg dat de vrouw erbij zit, zeg waar het op staat. Feiten zijn heel belangrijk, maar gevoelens zijn ook heel belangrijk. Besteedt daar voldoende aandacht aan. Scene: Accountant vraagt nu door, betrekt vrouw erbij en brengt de boodschap. Kapt uitvluchten van de boer af. Verbeteringspunten: accountant moet het gesprek op de feiten richten, maar ook aandacht aan de emotionele kant geven.
Door de voorzitter wordt de situatie in een kader gezet, om te structureren wat hier gebeurt. De agrarier doorloopt de volgende stappen: - ontkenning - boosheid op iedereen - onderhandelen, afdingen of het echt wel zo erg is -verdriet - depressie/dieptepunt Dit is de neergaande lijn. Pas wanneer het dieptepunt is bereikt kan worden nagedacht over nieuwe toekomstperspectieven, de opgaande lijn: - onderkennen van moeilijke situatie - zelfreflectie: wat wil ik en wat past het best bij mij? - praten over alternatieven: in eigen kring en met derden - advies inwinnen over haalbaarheid - contact zoeken met collega's om ervaringen en kennis te delen - keuzes maken voor de toekomst De bovenstaande fasen horen er allemaal bij, het is gewoon mensenwerk. Erfbetreders kunnen er uiteindelijk aan bijdragen dat er acceptatie bij de boer plaatsvindt. Dan kun je pas werken aan een nieuw proces en aan een nieuw perspectief. De term depressie wordt vermeden, maar een huisarts in de zaal geeft aan dat deze term toch wel belangrijk is. Uit deze negatieve situatie kom je niet meer, en je krijgt een negatief beeld van jezelf. Vervolgens komt in het proces het moment van hulp bieden. Laat de boer en zijn vrouw zeggen wat zij nu eigenlijk willen in de toekomst, daar kun je dan weer invulling aan geven. De erfbetreder kan doorvragen wat de boer en zijn vrouw nodig hebben, wie hen ondersteunt en welke anderen ze erbij gaan betrekken.
17
Duidelijk is dat de erfbetreder zelf hulp kan bieden en daarnaast kan doorverwijzen naar specialistische hulp zoals de ZOB of de pastoraal werkers van de ZLTO. Naar aanleiding van het interventietheater beschrijven erfbetreders verschillende moeilijke situaties met agrariërs waar ze zelf mee te maken hebben gehad.
18
8
Forumdiscussie
Leden van het forum: • • • •
dhr. ir. W. Ogink, directeur ZLTO projecten dhr. W. van Uum, RABO bank Nederland, mw. ir. D. van Zwieten, senior beleidsmedewerker Directie Kennis, Ministerie LNV. Zij werd wegens ziekte vervangen door dhr. T. Janssen, Ministerie LNV. dhr. F. van den Bosch, voorzitter ZOB Brabant
Dhr. Van Uum: Als bankadviseur is het belangrijk dat je duidelijk bent en vooral de goede vragen stelt. De Rabobank onderkent de ernst van de situatie. Een halvering van het aantal bedrijven de komende tien jaar. De bank heeft zeker een beleid ten aanzien van de ondernemers die aangeven met het bedrijf te willen stoppen. De leeftijd speelt dan wel een rol. Voor een aantal 50-plussers is het een optie om geleidelijk een deel van het vermogen te verteren. Maar op een gegeven moment is de koek echt op. Dat zal de Rabobank altijd van te voren aangeven. Voor ondernemers die 40 jaar zijn en geen perspectief zien in hun huidige bedrijf is het een ander verhaal. Zij zullen zich moeten oriënteren op een bestaan zonder bedrijf. En ten aanzien van de ondernemers die wel vooruit kunnen en willen, geeft de Rabobank aan dat schaalvergroting alleen niet zaligmakend is en de gekozen bedrijfsontwikkeling wel bij de ondernemer moet passen. De discussie hierover is moeilijk en kan de bank niet alleen. Dhr. van den Bosch: De ZOB geeft aan dat zij in haar werk de vertrouwensband met de ondernemer het belangrijkste vindt. Het is een kunst om de signalen die de mensen geven goed op te vangen en te vertalen in gesprek en actie. Het vertrekpunt is altijd: "wie ben je, wat wil je en wat kun je?". Een veehouder vraagt wat hij moet doen als hij merkt dat een agrariër in een moeilijke situatie zit. Kan hij dat ergens anoniem melden buiten medeweten van de agrariër om? Een dierenarts: Als mensen er echt niet voor open staan dan moet je dat niet forceren. Is er geen telefoonnummer beschikbaar? De dierenarts ziet een contrast: als het met de dieren slecht gaat dan staat een groep mensen en instanties paraat, als het met de mens slecht gaat is dit niet het geval". Pastoraal werker van de ZLTO: Erfbetreders kunnen de de ZLTO bellen. Ik wil zelf wel weten wie het signaal afgeeft. Een erfbetreder: Je moet daar waar nodig is de tijd nemen. Als je als erfbetreder geroepen wordt in een situatie die dringend is dan moet je daar niet meteen iemand bij gaan halen. Daar is de betrokkenen nog niet aan toe. Probeer eerst zelf met de boer te gaan praten. Een notaris: Vertrouwelijkheid is heel belangrijk. Een punt voor anonieme melding is toch wel belangrijk. Dhr. Ogink: de ZLTO heeft zo’n telefonische hulplijn, maar we geven er wel de voorkeur aan dat de boer er zelf vanaf weet. Dhr. van den Bosch: In een gesprek tussen een ZOB-vrijwilliger en een agrariër is het scheppen van vertrouwen heel belangrijk Wat zijn de plannen van het ministerie en van de banken ten aanzien van sociale vitaliteit? Dhr. Janssen: Ondernemers zijn verantwoordelijk voor hun eigen toekomst. Ze maken deze zelf. Dat is de lijn die minister Veerman volgt in de recent verschenen landbouwvisie. Wel worden projecten zoals ‘Van Crisis naar kans” financieel ondersteund door het ministerie van LNV. Hoe kijken banken tegen samenwerken aan?
19
Dhr. van Uum: Wij zien dit als een zeer strategische optie. Bedrijfseconomisch kun je zo absoluut veel geld verdienen. Er moet wel naar de personen gekeken worden en wat er bij hen past. Dhr. van den Bosch: Ik vind het heel belangrijk dat wij op een hele goede manier netwerken. We moeten elkaar kennen en elkaars capaciteiten kennen. Dhr. Janssen: Door samen te werken kun je je risico verlagen. Specialisering lijdt bijvoorbeeld tot een hoger risico. Boeren moeten aan risicomanagement gaan doen. De heer Janssen van het ministerie geeft overigens wel aan dat de minister in zijn visie alleen maar succes verhalen opvoert. Dit geeft dan wel een optimistisch beeld, maar verhult dat veel vernieuwingspogingen blijven steken en dat veel ondernemers worstelen met hun toekomststrategie. Op dit moment zijn er besprekingen over voortzetting van het project Van crisis naar Kans, maar dan wel in een iets andere vorm. Janssen geeft aan dat een activiteit als deze (de middag voor erfbetreders) zeer zinvol is en ook past in de gedachtenlijn van het Ministerie.
20
Bijlage 1:
Deelnemerslijst
Organisatie
Naam
Voornaam/ voorletters Functie
Aanvoer Varkens D.G.W. Alfa Accountants en Adviseurs Bedrijfsverzorging Bedrijfsverzorging Bedrijfsverzorging Capability CDA CHV-Lbb De Graaf en Partners Accountants Deloitte Accountants/ZOB Deloitte Accountants Dierenarts Dierenarts Ged.Staten Noord Brabant Gemeente Drimmelen GGZ Hendrikx UTD Huisarts Huisarts Instituut voor Psychotrauma Landbouwblad Stal en Akker LNV, dir. Reg. Zaken LNV, Directie Kennis Maatschappij van Welstand Midden Brabant Advies Notariaat Op de Laak Notaris Odyssee Particulier Bureau begeleiding Boeren en Tuinders Pastoor Pastoor Pastorale dienstverlening Bisdom Breda Port. Landbouw en Samenleving
Leeijen Nieuwkoop Beusekom, van Dalen, van Wit, de Berkel, van Regt, de Santvoort, van Koessel, van Egelmeers Vervoort Caron Veldhorst Augusteijn Broeders Genugten, van Kolk, van der Groot de-Soete Groot, de Loon, van Herselman Wartena-Eyndhoven Janssen Vinke Weekamp Op de Laak Kolk, van der Laheij
Jan G.H. Marianne Leo Arjan Angela P. Adrie J. Hans Elly P.C. Gert R. G. Maria Pieter J. C.H.M. peter Michèle Barbara T. H.J. H. J.T. B.J. José
Hurk, van den Aarden Spijkers Osendarp Leijsen van, Mw.
B. René L. Peter E.
Prisma Brabant Rabobank Rabobank Rabobank Rabobank Nederland Rabobank Peelrand Rabobank Zuidelijke Baronie Rabobank Zuidelijke Baronie Schellekens&Vrenken Accountants$Adviseurs Stagiair Telos Stagiair Telos Stichting Caritas
Vermaat Kanters Uijtert, van Antens Uun, van Venhuizen Gorp van Riet, van de
Elly N.H. J.H.A. C. Wim M. dhr. dhr.
Schellekens, Mw. Bergh, van den Sampermans Heuvel, van den
C. Chantal Barbara Wim
Coördinator junior relatiebeheerder relatiebeheerder relatiebeheerder loopbaanadviseur
Dierenarts Dierenarts
Huisarts Huisarts Journalist
Rentmeester Notaris Senior Adviseur
medewerker kerk in de samenleving Steunfunctie sociaal beleid, welzijn en educatie accountmanager zakelijke relaties Accountmanager Agrarisch bedrijven adviseur
Student Organisatiewetenschappen Student Organisatiewetenschappen
21
Stichting Caritas Stichting Caritas de Beerzen Stichting Caritas de Beerzen Stichting Caritas de Beerzen STIGAS Telos Van der Linden Accountants Van der Linden Accountants ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO ZLTO projecten ZLTO-ZOB ZNAB ZOB ZOB ZOB ZOB ZOB ZOB ZOB ZOB ZOB
Heuvel, van den Erve, van Kroon, de Nouwens Rooij, de Horlings Das Michelse Brussel, van Deenen Derks Duffhues Erp, van Evers Flipsen Graaf de-Groeneveld Hage, Mw. Heyden, van der Hoek, van Hol, Mw. Hooijdonk, van Lavrijsen Leys Mangnus Naalden Overbeek, van Rooij, de Schoot, van der Smeur Sonsbeek, van Suijkerbuijk Summeren, van Vermunt Vos-Sanders Bavel, van Vermeer, Ogink Thijssen Heijden, van der Bastiaansen Bastiaansen Bosch, van den Geffen, van Haazen Heijden, van der Krom, de Leenders Verrijt
Erma Monique Cis Jan Ad Ina J.J.F. M.F.C. Gonnie Jan Marcel Ton Toon Monique J. M.C. E. Chris A.G. C. Marijke F. W. peter Toon T. Ineke Yet A. Jan C. H. Bernard M. C.P.A. Antoon W. Jos René Johan Els Frits Riek Toine Theo Anneke Ardie Tonny
Specialist Markt en Keten Afdelingsbestuur Adviseur Sociaal Economische Zaken
Portefeuillehouder Landbouw&samenleving
Sociaal pastoraal werk Bedrijfsadviseur/Financieel planner Pf houder landbouw en samenleving personeelszaken Pfh. Landbouw en Samenleving
Pf-houder Landbouw en Samenleving
Voorzitter ZOB Brabant
Voorzitter ZOB Nederland
Coördinator ZOB Nederland
22
Bijlage 2:
Evaluatievragen Ja
Heeft deze middag aan uw verwachtingen voldaan?
Neen Goed
Matig
87,5% 37,5%
51,8%
Hoe vond u de presentatie van: I. Horlings?
78,6%
19,6%
83,9%
10,7%
Wat vond u van interventietheater Back Stage?
5,4%
Alles
Overig
5,4% 1,8% 5,4%
85,7%
Wat vond u van de inhoud van het debat?
Inleiding Presentatie Theater Debat/forum
12,5%
Hoe vond u de inleiding van: R. Augusteijn?
waren de praktijksituaties herkenbaar?
Geen Slecht mening
14,3% 78,6%
12,5%
8,9%
Ir. W. Ogink, ZLTO
82,1%
10,7%
7,1%
W. van Uun, Rabobank
80,4%
12,5%
7,1%
T.Janssen, directie Kennis LNV
60,7%
32,1%
7,1%
F. van den Bosch, ZOB Brabant
60,7%
30,4%
Hoe vond u het forum:
1,8%
7,1%
Hebt u behoefte aan een Brabantse Sociale Kaart, zo ja kunt en wilt u ons daar gegeven voor aanleveren?
64,3% 23,2%
12,5%
Hebt u behoefte aan een vervolg op deze bijeenkomst?
64,3% 23,2%
12,5%
Welke onderwerpen spraken u het meest aan?
33,9%
Welke onderwerpen spraken u minder of niet aan
82,1%
3,6% 10,7%
26,8%
10,7%
10,7% 14,3%
1,8%
3,6%
3,6%
Bent u van plan stappen te ondernemen n.a.v. de informatie en kennis die u deze middag hebt opgedaan? Zo ja, welke stappen zijn dit
44,6% 8,9%
Hebt u verder nog opmerkingen?
28,6% 73,2%
46,4%
23
Bijlage 3:
Evaluatie - opmerkingen
Opmerkingen Te weinig aandacht en ervaringen van echte erfbetreders Onderwerp bespreekbaar maken bij ondernemers Bij overheid mogelijkheden genereren voor stoppers op fiscaal en RO gebied In 2006 nogmaals organiseren (evt. ander onderwerp) Toekomstperspectief verbeteren Volgende keer groepsgesprek invoegen Voor herhaling vatbaar Zeer goed Begeleiding Capability meer belichten Meer aandacht voor voorkomen van problemen; taak accountant, bank, veevoederleveranciers Geen antwoord op forumvraag "behoefte erfbetreders om in vroeg stadium te kunnen melden" Weinig jongeren aanwezig Ondersteuning erfbetreders Doorgaan in het land Heel goed Sprekers forum teveel voor eigen zaak, boden geen handvatten
25