Sociale Monitor Ede in ontwikkeling Tussenrapportage januari 2015
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................................ 2 2. Relatie sociale monitor met andere verantwoording-/informatiesystemen ........................ 3 3. Thema’s in de sociale monitor Ede..................................................................................... 4 4. Achtergrondgegevens inwoners Ede .................................................................................. 5 5. Thema Minimabeleid........................................................................................................ 6 5.1 Inkomen.......................................................................................................................... 7 5.2 Samenhang ..................................................................................................................... 9 5.3 Schuldhulpverlening ........................................................................................................ 9 5.4 Toekenningen minimabeleid ...........................................................................................10
6. Thema drie decentralisaties: jeugd, WMO/AWBZ, participatie .........................................11 6.1 Maatwerkondersteuning ................................................................................................12 6.2 Bescherming en Veiligheid ..............................................................................................14 6.3 Werk en Inkomen ...........................................................................................................15 6.4 Cliëntervaring.................................................................................................................15
Bijlage 1. Categorieën maatwerkarrangementen ..................................................................16
1
1. Inleiding De gemeente Ede wil met de ontwikkeling van een sociale monitor, als stip op de horizon, een brede monitor neerzetten die de raad inzicht geeft in de staat van de bevolking van Ede. De ambitie is om een monitor te realiseren waarin alle thema’s op het sociale domein worden opgenomen waarin de gemeente een taak vervult, van educatie, minimabeleid, vrijwilligerswerk/mantelzorg tot de 3 thema’s binnen de decentralisaties sociaal domein. Het is een ontwikkeltraject waarin telkens thema's worden toegevoegd, waarbij de planning is, dat dit eind 2015 is afgerond. De uitdaging is om dit beknopt te houden, zodat de monitor inzicht op hoofdlijnen geeft. De monitor moet de gemeenteraad input leveren voor de uitvoering van haar kaderstellende en controlerende taak. Het moet resulteren in een dashboard van de sociale monitor waarop ontwikkelingen op hoofdlijnen zijn te volgen, dit dashboard kan gezien worden als de samenvatting van de sociale monitor van 1 of 2 A-4tjes. De sociale monitor wordt per module/thema opgebouwd en zal worden ontwikkeld in de periode van zomer 2014 tot eind 2015. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gegevens die al beschikbaar zijn zoals uit (lokale) onderzoeken, bijvoorbeeld de leefbaarheidsmonitor, en landelijke registraties en databestanden bijvoorbeeld het CBS. Daarnaast wordt zoveel mogelijk aangesloten bij en gebruik gemaakt van landelijke onderzoeken en ontwikkelingen, zoals de landelijke sociale monitor sociaal domein die door de VNG en KING wordt ontwikkeld. Ten behoeve van de ontwikkeling van de sociale monitor is vanuit de verschillende fracties een werkgroep ingesteld. Deze werkgroep speelt een centrale rol in de keuze van de thema’s en de invulling van de monitor en heeft als eerste twee thema’s het minimabeleid en de 3 decentralisaties gekozen. In deze tussenrapportage van de sociale monitor worden de eerste 2 modules aangeboden. 1. Minimabeleid 2. Verantwoording 3 decentralisaties Volgens planning zullen de modules ontwikkeld worden in de periode tot eind 2015, waarbij de totale sociale monitor, zoals vastgesteld in de startnotitie d.d. juli 2014, gaat voldoen aan de volgende kenmerken: - Het biedt de gemeenteraad een bundeling van nu gefragmenteerde onderdelen waarmee op hoofdlijnen inzicht wordt gegeven op de resultaten die behaald zijn met uitgezet beleid. De monitor bevat geen operationele sturingsinformatie. - Primaire doelgroep van de sociale monitor is de gemeenteraad. Deze monitor wordt ook aan de interne organisatie beschikbaar gesteld. - De monitor wordt gevuld met gegevens die regulier beschikbaar zijn/komen. Bijvoorbeeld via de leefbaarheidsmonitor, een enquête die de gemeente regulier uitvoert. Er wordt in principe geen nieuw onderzoek voor uitgevoerd. - De resultaten zijn in verloop van de tijd te volgen, waarmee vooruitgang of achteruitgang te signaleren is. - Een verdieping op gesignaleerde resultaten is niet vanuit de sociale monitor te genereren, maar zal op verzoek bv als special op een onderdeel of als een extra onderzoeksvraag worden uitgezet binnen de ambtelijke organisatie. - De monitor komt door middel van een iteratief ontwikkelproces tot stand waarbij vanuit het woud van elementen ontbrekende en cruciale gegevens zo goed mogelijk worden ontsloten. - Nadat door het programma van de 3 decentralisaties de te toetsen maatschappelijke effecten zijn bepaald worden deze geïntegreerd in de sociale monitor. - De monitor sluit aan bij de landelijke monitor sociaal domein. Deze wordt op dit moment ontwikkeld door de VNG in samenwerking met KING en gemeenten. - De frequentie van de monitor zal 2x per jaar zijn. Daarbij is een beperking in actualiteit van gegevens op te merken, aangezien de verzameling van sommige gegevens een eigen uitvraagfrequentie hebben. Bv de leefbaarheidsmonitor is een enquête die 1x per twee jaar wordt uitgezet.
2
2. Relatie sociale monitor met andere verantwoording-/informatiesystemen De sociale monitor Ede geeft op hoofdlijnen een overzicht van de sociale ontwikkelingen in Ede. Daarbij kan deze monitor, en in nog beknoptere vorm de samenvatting van deze monitor, gezien worden als een soort dashboard van een auto waarop wijzigingen in sociale ontwikkelingen in Ede zichtbaar worden. De sociale monitor dient als een signaleringsinstrument op hoofdlijnen voor de gemeenteraad, waarbij het noodzakelijk is dat er een basis van operationele gegevens onder ligt (onder de ‘’motorkap’’) die nadere duiding kan geven aan de resultaten op het dashboard. Deze gegevens zijn aanwezig op het operationeel niveau van de gemeente (college, beleid, uitvoering). Als de resultaten van de sociale monitor daar aanleiding toe geven kan de raad het college dan ook verzoeken om opvallende trends in de sociale monitor nader te duiden en te onderbouwen aan de hand van meer gedetailleerde gegevens die op operationeel niveau verzameld worden. Dus als er een ‘’lampje gaat branden of meter uitslaat‘’ in het dashboard van de raad, kan het college zorgen dat ‘’onder de motorkap’’ wordt gezocht naar gedetailleerde informatie op operationeel niveau over de achtergrond van deze signalen. De sociale monitor wordt gevuld met kerngegevens die geselecteerd zijn uit een grote diversiteit aan gegevensverzamelingen die lager in de piramide (zie figuur 1) verzameld worden. Zo zijn de kerngegevens in het thema minimabeleid in de sociale monitor afkomstig uit bronnen als managementrapportages WPI, economische monitor en leefbaarheidsmonitor. In de piramide is de plaats van de sociale monitor Ede weergegeven binnen het geheel van verantwoordingsstromen en gegevensrapportages in Ede. De opsomming in de piramide beoogt overigens niet compleet te zijn, in werkelijkheid zijn er meer gegevensrapportages en monitoren. In de piramide is van boven naar beneden een toenemende mate van detailniveau van de gegevens te zien. De samenvatting van de kwartaalrapportages van de voortgangsgesprekken met zorgaanbieders wordt 2x per jaar in de sociale monitor meegenomen en wordt 2x per jaar afzonderlijk gerapporteerd worden aan de raad (zie figuur 2). Figuur 1. Verantwoordingspiramide
Verticale verantwoording Horizontale verantwoording
Land.
Verantwoording Enkele voorbeelden van verantwoording en de plaats in de piramide:
Kaderstellende en controlerende Raad bevoegdheid
me ne
College
-Landelijk ontwikkelde monitor SD - Kwartaalrapportage WPI - Economische monitor - Verantwoording zorgaanbieders
toe
Uitvoerende bevoegdheid
- Samenv. kwartaalrapportages - Sociale monitor Ede - Programmabegroting - Jaarrekening
nd de tai
l ni v
Beleid en management
Aanbieders, uitvoering gemeente
u ea
Operationele sturing en verantw.
- Leefbaarheidsmonitor - Wijkprofielen - Dashboard WPI - Managementrapportages Kwartaalrapportages aanbieders - VerantwoordingsAfspraken met aanbieders - (Interne) management rapportages van aanbieders t.b.v. interne kwaliteit en BV
Figuur 2. Richtinggevende planning in overgangsjaar 2015 kwartaalrapportages van voortgangsgesprekken met zorgaanbieders en sociale monitor Ede Mei 2015 Samenvatting van kwartaalgesprekken met aanbieders Augustus 2015
Samenvatting van kwartaalgesprekken met aanbieders
November 2015
Sociale monitor incl. samenvatting van kwartaalgesprekken met aanbieders 3
3. Thema’s in de sociale monitor Ede De sociale monitor Ede is een ontwikkelmodel die per module/thema zal worden opgebouwd. Als kapstok/ordeningsmodel voor de indeling van thema’s van de monitor sluiten we voorlopig aan bij de indeling van thema’s zoals die wordt gehanteerd in de programmabegroting en –rekening. Dit wil niet zeggen dat alle thema’s automatisch op deze wijze in de sociale monitor verwerkt gaan worden. De uiteindelijke keuze vindt plaats in overleg met de werkgroep sociale monitor, met daarin een vertegenwoordiging van de verschillende fracties. Bij de start van de ontwikkeling van de sociale monitor is tijdens een brainstormsessie met de werkgroep een eerste inventarisatie gemaakt van thema’s die de werkgroep belangrijk vindt om in de sociale monitor op te nemen. Deze thema’s zijn geplaatst onder de indeling van de programmabegroting (vetgedrukt) in de figuur hieronder. Hierna is gekozen voor twee thema’s die nader uitgewerkt worden: minimabeleid en de 3 decentralisaties. Hiermee is een start gemaakt in hoofdstuk 5 en 6. Naast het nader uitwerken en invullen van deze eerste twee thema’s zal de werkgroep de komende tijd een keuze maken voor de rest van de thema’s die in de sociale monitor Ede zullen worden opgenomen. Daarbij worden onder andere de resultaten van de brainstormsessie betrokken.
Figuur 3. Brainstormresultaten eerste werkgroep bijeenkomst, inventarisatie van mogelijke thema’s in de sociale monitor Ede
4
4. Achtergrondgegevens inwoners Ede Ede
Ede
Ede
Nederland
2012 108.770 16,6 9,6 58,0 15,8 7,2
2013 109.820 16,4 9,6 57,8 16,2 7,3
2014 110.660 16,1 9,7 57,6 16,6 7,4
2014 16.829.290 14,5 8,4 59,8 17,3 11,9
Huishoudens Totaal aantal particuliere huishoudens % Eenpersoons % Meerpersoons zonder kinderen % Meerpersoons met kinderen (excl. eenouder) % Eenouderhuishoudens
2012 44.740 33,4 29,3 31,1 5,3
2013 45.560 33,8 29,4 31,1 5,4
2014 45.890 33,7 29,6 31,1 5,6
2014 7.590.230 36,9 29,2 26,8 7,1
Inkomen Gem. besteedbaar huishoudensinkomen % Huishoudens met inkomen tot 105% van het soc. minimum % Huishoudens met inkomen tot 110% van het soc. minimum Aantal huishoudens met inkomen tot 110% van het sociale minimum - waarvan eenpersoonshuishoudens - waarvan paar zonder kinderen - waarvan paar met kinderen - waarvan eenoudergezin % Huishoudens met inkomen tot 120% van het soc. minimum
2010 36.300 6,9 8,4
2011 36.000 7,1 8,8
2012 36.400 7,1 8,8
2012 34.500 9,2 11,3
3.500 1.950 470 480 540 11,4
3.720 2.090 500 490 570 11,8
3.750 2.110 500 480 610 11,8
15,1
2012 3,0 12,5
2013 3,2 11,4
2014 5,4 10,4 2012 29,2
2014 6,9
2013
Bevolkingsopbouw Aantal inwoners % 0-12 jarigen % 13-19 jarigen % 20-64 jarigen % 65-plussers % niet-westerse allochtonen
% niet-werkende werkzoekenden van potentiële beroepsbev. % jongeren zonder startkwalificatie en niet schoolgaand Onderwijsniveau: % laag opgeleid Sociale samenhang en nuldelijn % Doet vrijwilligerswerk % Voelt zich medeverantwoordelijk voor de buurt % Actief geweest in de buurt % Bereid iemand in de buurt te helpen % Helpt wel eens iemand in de buurt % Mantelzorgers (min. 1-2 keer per week) % Voldoende contacten in het algemeen (d.w.z. buiten werk, opleiding of eigen huishouden) % Soms of vaak eenzaam Schaalscore sociale cohesie (hoger is beter)
2009 39 -
2011 41 -
2013 49 72 18 36 22 17
6,4
6,3
83 15 6,3
Leefbaarheid en veiligheid Rapportcijfer leefbaarheid in eigen buurt (hoger is beter) Sociale overlast (% veel overlast) Onveiligheidsgevoel in eigen buurt [%] Vaak ervaren overlast jongeren [%]
2009 7,5
2011 7,4
20 13
20 11
2013 7,4 6 20 9
Gezondheid Ervaren gezondheid (goed/zeer goed) [%] Een of meer lichamelijke beperkingen [%] Een of meer lichamelijke aandoeningen [%]
2012 77,8 14,8 62,0
-
-
2012 30,4
6,2 2013 7,4 10 19
2012 76,5 14,8 60,4 5
5. Thema minimabeleid Inleiding Dit jaar is de notitie ‘’adviezen voor minimabeleid 2015 en verder’’ geschreven waarin het minimabeleid van de gemeente Ede wordt herijkt. In deze notitie wordt een centrale ambitie en daarnaast maatschappelijke doelstellingen geformuleerd. De werkgroep Sociale Monitor heeft op basis hiervan een keuze gemaakt voor een beperkt aantal, dat deze ambitie en maatschappelijk effecten zo goed mogelijk volgt. Hierbij dient opgemerkt te worden dat ervoor gekozen is om in de sociale monitor zoveel mogelijk gebruik te maken van en te kiezen uit bestaande, beschikbare gegevens/indicatoren. De komende tijd zal binnen de gemeente een verdiepingsmodule worden ontwikkeld waarbij een indicatorenset wordt gedefinieerd die op gedetailleerder niveau de effecten van de beschreven doelstellingen zal meten. Hiervoor worden naar verwachting ook nieuwe gegevens verzameld. Indien dit ook nieuwe zinvolle indicatoren gaat opleveren voor de sociale monitor, wordt de huidige indicatorenset direct herzien en aangepast binnen de ontwikkeling van de sociale monitor. Naast de doelstellingen in de notitie ‘’adviezen voor minimabeleid 2015 en verder’’ dienen de maatschappelijke effecten uit de programmabegroting over dit onderwerp als basis voor de keuze van de indicatoren in de sociale monitor.
Centrale ambitie Bron: notitie adviezen voor minimabeleid 2015 en verder Participatie bevorderen door financiële zelfredzaamheid te vergroten en armoede te voorkomen. Wie daartoe niet in staat is kan terugvallen op een solide vangnet dat gericht is op participatie aan de samenleving en uitsluiting voorkomen.
Doelstellingen Bron: notitie adviezen voor minimabeleid 2015 en verder: Vergroten van financiële zelfredzaamheid en voorkomen van armoede - Meer preventie en verbetering van de vroeg signalering - Kwaliteit van de dienstverlening vergroten (integrale intake) - Uitsluiting voorkomen door solide vangnet gericht op participatie aan de samenleving - Meer maatwerk inkomensondersteunende regelingen Bron: Programmabegroting Ede 2014: - Het aantal inwoners van Ede, dat afhankelijk is van een bijstandsuitkering is zo laag mogelijk - Bestrijden van armoede ter vergroting van participatie en zelfredzaamheid - Schulden vormen geen belemmering voor participatie. Inwoners van Ede hebben een zo groot mogelijke financiële zelfredzaamheid.
Samenvatting van resultaten Het totaal aantal huishoudens met een WWB-uitkering is in Ede de afgelopen anderhalf jaar met bijna 300 toegenomen. Hierbij valt op dat het aantal nieuwe uitkeringen in 2014 is gedaald en het aantal huishoudens dat tussen de 1-3 jaar een uitkering ontvangt, is gestegen. Waarschijnlijk is dit aan elkaar gerelateerd en het gevolg van de economische crisis. De toename van uitkeringsgerechtigden in 2013 komt in 2014 terecht in de categorie 1-3 jaar, zolang zij niet uitstromen. De afname van het aantal nieuwe uitkeringen in 2014 is een positieve ontwikkeling. In Ede ontvangen relatief minder mensen een WWB-uitkering dan in Nederland en in enkele andere grote steden. Van het totaal aantal huishoudens met een uitkering in Ede is ruim 60% alleenstaand (vergelijkbaar met andere steden). Onder alleenstaanden vond ook de sterkste toename van het aantal uitkeringen plaats. Mogelijk komen alleenstaanden, na werkloosheid, sneller in aanmerking voor een uitkering omdat ze geen partner hebben met inkomen of vermogen. Ongeveer een kwart van de huishoudens met een WWB uitkering behoort tot de categorie 55 jaar of ouder. In 2013 hebben in totaal ruim 2100 huishoudens op enig moment in dat jaar gebruik gemaakt van een WWB uitkering. Er waren 105 huishoudens die naast een WWB-uitkering, ook gebruik maakten van bijzondere bijstand/minimaregelingen en van budgetbeheer. Ook het aantal meldingen en afgehandelde aanvragen schuldhulpverlening is in 2013 gestegen. Het aantal toekenningen voor doelgroepregelingen en individuele bijzondere bijstand is iets gedaald, dit komt waarschijnlijk door wijziging van een aantal regelingen.
6
5.1 INKOMEN
Aantal huishoudens met een WWB-uitkering
1
Huishoudens
2000 1500
1665
1582
1378
1642
1367
1000 500 0 dec-11
jun-12
dec-12
jun-13
dec-13
jun-14 nov-14
Het aantal huishoudens met een WWB uitkering (incl. IOAW en IOAZ) in de gemeente Ede is gestegen van 1378 eind 2011 naar 1642 in november 2014. In Ede ontvangen relatief minder mensen een WWB uitkering dan in Nederland; in december 2013 ontving 4,3% van de inwoners in Nederland een WWB uitkering tegenover 2,9% van de inwoners in Ede. Ook in 2 vergelijking met andere grote gemeenten kent Ede relatief minder uitkeringsgerechtigden WWB.
Aantal huishoudens met een WWB-uitkering naar duur van de uitkering In 2013 is een aanzienlijke stijging te zien in 600 het aantal nieuwe huishoudens dat een < 1 jaar 500 uitkering heeft gekregen. In 2014 is het aantal 1-3 jaar nieuwe uitkeringen gedaald en het aantal 400 huishoudens dat tussen de 1-3 jaar een 3-5 jaar uitkering ontvangt, gestegen (waaronder 300 5-10 jaar vooral degenen die tussen 2-3 jaar een > 10 jaar 200 uitkering ontvangen). Waarschijnlijk is dit aan elkaar gerelateerd en het gevolg van de 100 economische crisis. De toename van uitkeringsgerechtigden in 2013 komt in 2014 0 terecht in de categorie 1-3 jaar, zolang zij niet dec-11 jun-12 dec-12 jun-13 dec-13 jun-14 nov-14 uitstromen. De redenen van uitstromen uit een uitkering zijn naast het vinden van werk vooral verhuizing en het niet voldoen aan verplichte verstrekking van gegevens.
Aantal huishoudens met een WWB-uitkering naar doelgroep 31-dec-11 31-dec-12 31-dec-13 30-nov-14
149 163 179 178 101 96 113 112
echtparen met kinderen echtparen
295 285 319 317
alleenstaande ouders
827 822
alleenstaanden 0
1 2 3
500
969 1033
1000
De grootste groep huishoudens met een uitkering is alleenstaand. Daar is ook de sterkste toename van het aantal uitkeringen zichtbaar. Mogelijk komen alleenstaanden, na werkloosheid, sneller in aanmerking voor een uitkering omdat ze geen partner hebben met 3 inkomen of vermogen. Ook in andere steden is het aandeel alleenstaanden ruim 60% van het totale aantal huishoudens met een WWBuitkering.
1500
Waar in dit hoofdstuk gesproken wordt over WWB-uitkeringen, betreft dit WWB-uitkeringen incl. IOAW en IOAZ. Amersfoort, Arnhem, Apeldoorn en Zwolle Amersfoort, Arnem, Apeldoorn en Zwolle (Benchmark Werk en Inkomen).
7
Aantal huishoudens met een WWB-uitkering naar leeftijd 31-dec-11 169
tot 27 jaar
31-dec-12
108 129 117
31-dec-13 30-nov-14
Van alle huishoudens met een WWB-uitkering behoort ongeveer een kwart tot de leeftijdscategorie 55 jaar en ouder. Het aandeel jongeren en ouderen met een WWBuitkering in de gemeente Ede is vergelijkbaar 2 met het gemiddelde van andere steden .
322 345
vanaf 55 jaar
392 413
0
100
200
300
400
500
Aantal huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociale minimum Het totaal aantal huishoudens met een laag inkomen is aanzienlijk groter dan de groep met een uitkering. Een deel hiervan is ook doelgroep voor het minimabeleid. In 2012 waren in Ede minder huishoudens met een laag inkomen dan gemiddeld in Nederland. In 2012 had minder dan 9% van de huishoudens in Ede een laag inkomen tot 110% van het sociale minimum, tegenover 11% in Nederland. Er zijn geen recentere gegevens beschikbaar omdat we hier afhankelijk zijn van de meest recente beschikbaarheid van cijfers bij een landelijke bron, het CBS.
Aantal huishoudens dat in een jaar bijzondere bijstand of een minimaregeling heeft ontvangen De grafiek geeft weer hoeveel huishoudens in 2000 een jaar een of meerdere bedragen aan bijzondere bijstand of een minimaregeling 1600 heeft ontvangen (excl. collectieve 1610 1573 1538 ziektekostenverzekering). 1200 1371 800 400 0 2011
2012
2013
1e helft 2014
8
5.2 SAMENHANG
Aantal huishoudens met een uitkering WWB in combinatie met bijzondere bijstand en/of budgetbeheer (2013) Toelichting: het totaal aantal huishoudens dat op enig moment in 2013 een WWB uitkering heeft ontvangen is budget1058+800+141+105 = 2104. beheer In 2013 hebben 105 huishoudens naast 141 uitkering 348 WWB ook op enig moment gebruik gemaakt WWB van budgetbeheer en bijzondere 1058 bijstand/minimaregeling (de 105 28 ziektekostenverzekering is daarbij buiten beschouwing gelaten). Ook waren er 141 huishoudens met een 800 uitkering WWB die wel gebruik hebben bijz. bijst./ gemaakt van budgetbeheer, maar niet van minimareg. bijz. bijstand/minimaregeling. Dit komt, 605 omdat het voornamelijk alleenstaanden en echtparen zonder kinderen betreft en zij komen minder snel in aanmerking voor een dergelijke regeling.
De ontwikkeling van combinaties van regelingen 60% alleen WWB
50% 40%
WWB+ bijz.bijst.
30% 20%
WWB+ budgetbeh.
10% 0% 2011
2012
Van alle mensen die in een jaar een WWBuitkering hebben ontvangen (op 100% gesteld) heeft ongeveer de helft geen gebruik gemaakt van bijzondere bijstand of budgetbeheer. Ongeveer 5% heeft zowel WWB als bijzondere bijstand als budgetbeheer gebruikt. Bij het gebruik van bijzondere bijstand is de collectieve ziektekostenverzekering buiten beschouwing gelaten.
WWB+bijz.bijst+budgetbeh. 2014 2013 1e helft
5.3 SCHULDHULPVERLENING Meldingen schuldhulpverlening Het aantal meldingen schuldhulpverlening is gestegen van 302 in 2011 tot 476 in 2013. In de eerste helft van 2014 waren er 224 meldingen. Niet alle meldingen leiden tot een schuldregeling. Er worden ook andere producten ingezet, zoals budgetbeheer, maar soms leidt een melding alleen tot een advies of doorverwijzing.
9
Afgehandelde aanvragen schuldregeling In de grafiek staat het totale aantal afgehandelde aanvragen schuldregeling. Het aantal geslaagd (= tot een regeling gekomen) is weergegeven in lichtgroen. Het totaal aantal aanvragen is gestegen naar 390 in 2013, het percentage geslaagd is gedaald van 45% in 2012 naar 32% in 2013. Of er tot een regeling gekomen wordt heeft te maken met de mogelijkheid die er is om met schuldeisers een schuld te regelen. Dit hangt van veel factoren af.
5.4 TOEKENNINGEN MINIMABELEID
Toekenningen doelgroepregelingen Het aantal toegekende doelgroepregelingen in 2013 is iets gedaald t.o.v. 2012. Dit komt waarschijnlijk omdat er regelingen zijn gewijzigd. Voorbeelden van doelgroepregelingen: - indirecte onderwijskosten, - langdurigheidstoeslag, - tegemoetkoming in de kosten participatie kinderen, - categoriale bijzondere bijstand voor 65 plussers.
Toekenningen individuele bijzondere bijstand Het aantal toegekende individuele bijzondere bijstand is gedaald van 918 in 2012 naar 765 in 2013. Dit komt waarschijnlijk omdat er regelingen zijn geschrapt. Onder individuele bijzondere bijstand wordt verstaan bijdragen in noodzakelijke bijzondere kosten. Hier wordt gekeken naar de individuele bijzondere omstandigheden van de klant (maatwerk). Dit kan bijvoorbeeld gaan om bewindvoeringskosten, etc.
10
6. Thema drie decentralisaties jeugd, WMO/AWBZ, participatie Inleiding De werkgroep sociale monitor heeft ervoor gekozen om voor het thema 3 decentralisaties zoveel mogelijk aan te sluiten bij en gebruik te maken van de landelijke monitor sociaal domein. Daarnaast zal dit aangevuld worden met lokale behoeften, zoals een samenvatting van de kwartaalrapportages van gesprekken met de zorgaanbieders. De komende maanden zal dit hoofdstuk verder aangevuld en aangepast worden aan lokale wensen en ontwikkelingen. In de sociale monitor Ede wordt in eerste instantie geen financiële verantwoording meegenomen in de vorm van vaste indicatoren. Dit zal primair plaatsvinden via de reguliere PC cyclus. Opvallende ontwikkelingen op dit vlak zullen echter wel gemeld worden in de sociale monitor. Als bron hiervoor fungeren de kwartaalrapportages van gesprekken met zorgaanbieders waarin dit een belangrijk onderdeel vormt. Daarnaast fungeert hiervoor de landelijke monitor sociaal domein als bron waar ook een financiële verantwoording onderdeel van uitmaakt. Daarbij kunnen we met deze landelijke monitor sociaal domein de uitgaven in Ede kunnen vergelijken met andere gemeenten. Deze benchmark zal ook (samenvattend) in de sociale monitor Ede worden opgenomen. In dit hoofdstuk wordt eerst de landelijke monitor sociaal domein toegelicht, gevolgd door de insteek van de sociale monitor Ede en tot slot de indicatoren die de werkgroep sociale monitor gekozen heeft als 10 belangrijkste indicatoren. De komende maanden zullen deze indicatoren verder ingevuld worden met cijfers. Dit betekent dat zodra deze gegevens beschikbaar komen, ze direct worden verwerkt in deze sociale monitor Ede
Landelijke monitor sociaal domein De landelijk ontwikkelde monitor sociaal domein (oftewel landelijk ontwikkelde ‘’gemeentelijke monitor sociaal domein’’) wordt ontwikkeld door de VNG en KING en geeft in het overgangsjaar 2015 inzicht in het gebruik en de kosten in het sociaal domein voor alle gemeenten in Nederland en vormt hierbij een benchmark. De monitor wordt ook op wijkniveau ontsloten. Met een vergelijkingsfunctie kunnen verschillende wijken en gemeenten tegen elkaar afgezet worden aan de hand van een wijkprofiel. In 2015 en 2016 wordt de monitor doorontwikkeld om stapsgewijs ook inzicht te geven in de stapeling in het sociaal domein, verwijzingen, samenloop met de Wet langdurige zorg en Zorgverzekeringswet, inzicht in de beweging (verschuiving en uitstroom) in de piramide van zorg en ondersteuning, early warning items en het sociaal profiel van de gemeente (figuur 4). Meer informatie over de monitor is te vinden op www.visd.nl/beleidsinformatie. In de decembercirculaire 2014 van het Ministerie van BZK wordt beschreven dat het Rijk de voor haar benodigde (verticale) informatie zal ontsluiten via de zogenaamde ‘’overall monitor sociaal domein’’. Deze monitor is in samenhang met de landelijke monitor sociaal domein ontwikkeld. De landelijke monitor sociaal domein (oftewel ‘’gemeentelijke monitor sociaal domein’’) verschijnt in de zomer van 2015 voor de eerste keer op www.waarstaatjegemeente.nl. Vanaf 2016 verschijnt deze 2 keer per jaar. De raad wordt geïnformeerd zodra deze monitor beschikbaar is. Figuur 4. Indeling indicatoren landelijke monitor sociaal domein (3 decentralisaties)
11
Sociale monitor Ede De sociale monitor in Ede zal in tegenstelling tot de landelijke monitor sociaal domein in eerste instantie breder zijn dan de 3 decentralisaties, zo zal bijvoorbeeld ook passend onderwijs als thema toegevoegd worden. Het model is geen statisch instrument en blijft voortdurend in ontwikkeling. Het is belangrijk dat de sociale monitor Ede aansluit op de lokale ontwikkelingen binnen de 3 decentralisaties, die momenteel heel snel gaan. De sociale monitor Ede kan en zal dan ook op ieder gewenst moment worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten indien hier aanleiding toe is. De werkgroep sociale monitor wil een vinger aan de pols kunnen houden hoe het gaat met de inwoners van Ede; is de menselijke maat(werk) ook voelbaar en herkenbaar bij de inwoners. De monitor moet antwoord kunnen geven op de volgende vragen: - Leiden alle veranderingen in het sociaal domein tot de gewenste verbetering voor het welbevinden van inwoners? - Waar ontstaan knelpunten en wat zijn mogelijke oplossingen. Daarnaast moet de monitor informatie op hoofdlijnen bevatten over budgetoverschrijdingen en onverwachte noodzakelijke verschuivingen tussen budgetten en de keuzes die daarbij gemaakt moeten worden. Om hieraan te kunnen voldoen bestaat de verantwoording van de drie decentralisaties in dit hoofdstuk van de sociale monitor Ede (voorlopig) uit drie onderdelen: 1. Belangrijkste indicatoren (vastgesteld door de werkgroep sociale monitor) uit de landelijke sociale monitor. Iedere indicator wordt in de vorm van grafieken afzonderlijk weergegeven voor jeugd, WMO/AWBZ en participatie. Zo wordt het aantal maatwerkarrangementen voor jeugd weergegeven door het aantal ‘’individuele voorzieningen jeugd’’, voor de Participatiewet het aantal ‘’voorzieningen Participatiewet’’ en voor WMO het aantal ‘’maatwerkarrangementen WMO’’. De indicatoren vormen een selectie uit de veel grotere indicatorenset van de landelijke sociale monitor. Cliëntervaring maakt hier ook onderdeel van uit. 2. Samenvatting van de resultaten voor Ede uit de landelijke monitor sociaal domein. Omdat de landelijke sociale monitor omvangrijk is, wordt hier t.b.v. de raad een samenvatting van gemaakt met de belangrijkste bevindingen voor Ede 3. Samenvatting van de kwartaalrapportages zorgaanbieders. Ieder kwartaal vindt er een gesprek plaatsvinden met de belangrijkste zorgaanbieders over o.a. de doeltreffendheid, doelmatigheid, klanttevredenheid, en nieuwe ontwikkelingen. Van deze gesprekken worden verslagen gemaakt (kwartaalrapportages). In figuur 2 is een planning opgenomen. Hiernaast noemt de werkgroep nog een punt van aandacht dat de werkgroep de komende tijd uit gaat werken. In bovenstaande 3 onderdelen gaat het steeds over monitoring van de situatie onder inwoners die aangemeld zijn of gebruik maken van zorg/regelingen. Naast deze groep is er echter een groep kwetsbare bewoners die geen gebruik (meer) maakt van zorg/regelingen. Het is de vraag wat de uitwerking van de maatregelen is op deze groep inwoners. Het roept bijvoorbeeld de volgende vragen op: redden de inwoners die geen gebruik (meer) maken van een regeling zich voldoende? Is de aanvankelijk ingezette informele ondersteuning na verloop van tijd nog aanwezig? Zijn er kwetsbare groepen die tussen de wal en het schip vallen? De werkgroep gaat na wat nodig is om hier zicht op te krijgen.
Belangrijkste indicatoren 3 decentralisaties (6.1 t/m 6.4) Alle hieronder genoemde indicatoren worden zoveel mogelijk voor de 3 decentralisaties afzonderlijk weergegeven. Aansluitend aan indeling in de landelijke monitor sociaal domein is gekozen voor een indeling in de volgende 4 hoofdcategorieën: Maatwerkondersteuning, Bescherming en Veiligheid, Werk en Inkomen en Cliëntervaring. In de landelijke monitor sociaal domein vallen deze 4 categorieën binnen ‘’Gebruik sociaal domein’’ en ‘’Tevredenheid en toegankelijkheid’’ (figuur 4). I.v.m. de beschikbaarheid vindt de vulling de komende maanden verder plaats.
6.1 Maatwerkondersteuning Inzicht in maatwerkarrangementen 6.1.1 Aantal cliënten met maatwerkarrangementen Maatwerkarrangementen betreffen immateriële maatwerkvoorzieningen (iets wat je niet kunt beetpakken of aanraken) waar een toegangsbesluit, verwijzing of beschikking van de gemeente aan ten grondslag ligt. Dit zijn dus 12
voorzieningen die niet vrij toegankelijk zijn. Een andere term die voor maatwerkarrangementen veel wordt gehanteerd, is ‘specialistisch’. Voor de Participatiewet, Jeugd en Wmo worden verschillende termen gehanteerd om de specialistische ondersteuning aan te duiden. Voor de Participatiewet is dat “voorzieningen Participatiewet”, voor Jeugd is dat “Individuele voorzieningen Jeugd” en voor de Wmo is dat “maatwerkarrangementen Wmo”. Wanneer het de specialistische ondersteuning in alle drie de wetten betreft, wordt de term “maatwerkarrangementen” gehanteerd. De categorieën die voor de 3 afzonderlijke decentralisaties vooralsnog (in 2015) gehanteerd worden voor deze indicator zijn opgenomen in bijlage 1. Dit onderdeel komt begin 2015 beschikbaar. Inzicht in hulpmiddelen 6.1.2 Totaal aantal cliënten met een hulpmiddel Betreft een materiële maatwerkvoorziening of hulpmiddel (iets wat je kunt beetpakken of aanraken) die door de gemeente zijn gecontracteerd. Om in aanmerking te komen heeft de cliënt een beschikking of toegangsbesluit. Vanuit het project iWmo zijn de volgende categorieën gedefinieerd: - Rolstoelen - Vervoersvoorzieningen - Woonvoorzieningen - Overige hulpmiddelen Aantal geïndiceerde cliënten WMO per jaar In deze grafiek is weergegeven hoeveel personen in een jaar geïndiceerd zijn voor WMO voorzieningen. Dit zijn er jaarlijks ruim 5000. Voor de zomer worden gegevens toegevoegd over het daadwerkelijk gebruik van WMO voorzieningen, wat lager ligt.
6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 2011
2012
2013
1e helft 2014
Inzicht in meervoudige problematiek (stapeling) 6.1.3 Aantal huishoudens dat gebruik maakt van meerdere regelingen uit het sociaal domein (2011) Met meervoudige problematiek wordt bedoeld dat een huishouden van meerdere voorzieningen en/of regelingen gebruik maakt. Dit betreft dus de samenloop van het gebruik van meerdere regelingen. In 2011 hebben 2.045 huishoudens in Ede zowel gebruik gemaakt van een regeling op het gebied van arbeidsparticipatie als van een regeling op het gebied van welzijn en zorg. Daarnaast hebben 50 huishoudens gebruik gemaakt van regelingen uit alledrie de domeinen Welzijn en zorg, jeugdzorg en arbeidsparticipatie. 95 huishoudens hebben gebruik gemaakt van een regeling op het gebied van arbeidsparticipatie en van jeugdzorg. Wlz en Zvw zijn buiten beschouwing gelaten omdat dit geen gemeentelijke taken zijn. De gegevens zijn afkomstig van het CBS. Begin 2015 komen gegevens over 2012 beschikbaar. Daarnaast is het met de komst van cliëntgegevens naar de gemeente in 2015 mogelijk op basis van recentere gegevens als gemeente zelf het gebruik van meerdere regelingen in kaart te brengen. Dit wordt in de loop van 2015 toegevoegd.
13
Samenhang met Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) Met Zvw-zorg wordt bijvoorbeeld behandeling of zorg verleend vanuit de functie wijkverpleging bedoeld (dus net als Wlz geen gemeentelijke taak, maar van belang i.v.m. verschuivingen in type zorggebruik). Dit betreft alle cliënten in de gebiedsselectie, niet alleen cliënten bekend in het sociaal domein. Met het ministerie van VWS en met Vektis, CIZ en CAK wordt bekeken welke inzichten vanuit de zorgverzekeringswet opgenomen worden in de gemeentelijke monitor. 6.1.4 Totaal aantal cliënten per type Zvw-zorg Deze gegevens komen zomer 2015 beschikbaar. 6.1.5 Totaal aantal cliënten per type Wlz-zorg Deze gegevens komen zomer 2015 beschikbaar.
Instroom cliënten naar type verwijzer 6.1.6 Totale instroom nieuwe cliënten in maatwerkarrangement per type verwijzer Dit betreft de totale instroom in de maatwerkondersteuning: maatwerkarrangementen. Dit wordt inzichtelijk gemaakt 4 per type verwijzer. We hanteren vooralsnog de volgende types verwijzers : - Gemeente - Buurt- of wijkteam - Huisarts - Jeugdarts - Gecertificeerde instelling - Medisch specialist - Geen verwijzer - Verwijzing vóór 1-1-2015 - UWV - Werkplein Deze gegevens komen uiterlijk zomer 2015 beschikbaar.
Inzicht in wachtlijsten 6.1.7 Aantal cliënten op de wachtlijst Deze gegevens komen zomer 2015 beschikbaar.
6.2 Bescherming en Veiligheid Als we het hebben over bescherming en veiligheid, dan gaat het om huishoudens waar de veiligheid in de thuissituatie in het geding is. Hier worden, in combinatie met ondersteuning, zo nodig drang- en dwangmaatregelen ingezet. En er wordt opvang geboden aan mensen die (tijdelijk) niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en beschermd wonen of opvang nodig hebben. 6.2.1 Aantal meldingen AMHK (Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling)/Veilig Thuis Dit onderdeel wordt de komende maanden ingevuld. Vanaf 2015 is de nieuwe benaming van AMHK ‘’Veilig Thuis’’.
6.2.2 Aantal cliënten met opvang, jeugdhulp met verblijf of kinderbeschermingsmaatregel Dit onderdeel wordt de komende maanden ingevuld.
4
Voor de jeugdigen gaat het om de volgende verwijzers: gemeente, huisarts, jeugdarts, gecertificeerde instelling, medisch specialist, geen verwijzer, verwijzing voor 1-1-2015. Voor de monitor sociaal domein is aangesloten op deze indeling, daarnaast zijn een aantal andere verwijzers vanuit de Wmo en Participatiewet toegevoegd. De optie geen verwijzer is bedoeld voor ondersteuning die vrij toegankelijk is, bijvoorbeeld (jeugd)hulp die de wijk- of buurtteams bieden. De scheidslijn tussen vrij toegankelijke (jeugd)hulp en niet vrij toegankelijke (jeugd)hulp bepaalt de gemeente en kan daarom in elke gemeente anders zijn.
14
6.3 Werk en Inkomen Dit onderwerp overlapt het onderwerp van minimabeleid in de sociale monitor. In het hoofdstuk van minimabeleid zijn ook voor dit hoofdstuk relevante indicatoren opgenomen. Onderstaande indicator vult dit aan. 6.3.1 Aantal succesvolle uitstroming van WWB naar werk
Personen
Uitstroom WWB totaal (o.a. naar werk en door verhuizing) 700 600
572
576
2011
2012
527
556
500 400 300 200 100 0 2013
t/m nov 2014
Jaarlijks stromen ruim 500 mensen uit de WWB. Dit is de totale uitstroom, niet alleen naar werk. Voor de zomer wordt dit aangevuld met een specificering van de uitstroom naar werk. De belangrijkste redenen van uitstroom zijn: uitstroom naar werk niet voldoen aan (wettelijke) verplichtingen in het kader van WWB uitkering (verstrekken van inlichtingen). verhuizing.
6.4 Cliëntervaring Deze informatie komt later beschikbaar. Onderzoek naar ervaringen van cliënten wordt door de gemeente uitgevoerd en ook door (jeugd)zorgaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten. Momenteel wordt landelijk een vragenlijst opgesteld t.b.v. een cliëntervaringsonderzoek WMO die zal worden uitgevoerd door gemeenten. Naast cliëntervaringen vormen hierin ook welbevinden, zelfredzaamheid en participatie belangrijke onderdelen. Deze komt in mei 2015 beschikbaar en de gemeenten zijn vanaf 2016 verplicht deze jaarlijks onder cliënten af te nemen. De afgelopen jaren heeft de gemeente om de twee jaar een cliëntervaringsonderzoek onder WMO cliënten uitgevoerd, waarin het accent voornamelijk lag op cliëntervaringen en minder op de hierboven genoemde onderdelen. De rapportage van het laatste onderzoek wordt binnenkort verwacht, een samenvatting zal in deze monitor worden verwerkt. Ook de resultaten van cliëntervaringsonderzoeken door (jeugd)zorgaanbieders worden hierin meegenomen.
15
Bijlage 1. Categorieën maatwerkarrangementen Bron: ‘’conceptindicatoren gemeentelijke monitor sociaal domein versie juli 2014’ VNG/KING Hieronder volgt een overzicht van de te hanteren categorieën maatwerkvoorzieningen. In overleg met gemeenten wordt het detailniveau de komende periode nader uitgewerkt. Dit betreft een gezamenlijk ontwikkeltraject. 5
1. Wmo (conform indeling standaarden iWmo ): Maatwerkarrangementen - Hulp bij het huishouden - Begeleiding - Kortdurend verblijf - Woondiensten - Overige ondersteuning gericht op het individu of huishouden/gezin - Dagbesteding - Vervoersdiensten - Overige groepsgerichte ondersteuning - Overige maatwerkarrangementen - Opvang en beschermd wonen: o Beschermd wonen o Opvang o Spoedopvang o Overig beschermd wonen en opvang
Bij bovenstaande categorieën wordt waar relevant, onderscheid gemaakt tussen wel/niet geleverd vanuit het buurt- of wijkteam Hulpmiddelen - Rolstoelen - Vervoervoorzieningen - Woonvoorzieningen - Overige hulpmiddelen
5
Op 1 juli 2014 is de standaard iWmo gepubliceerd. Deze standaard ondersteunt de berichtenuitwisseling tussen gemeenten en aanbieders. Onderdeel van de standaard iWmo is de ‘tabel Productcategorie’. Deze is van belang bij de toewijzing en bij de declaratie om te weten over welk type maatwerkvoorziening het gaat. de gemeentelijke monitor is aangesloten op deze indeling. Zoals beschreven betreft het een gezamenlijk ontwikkeltraject om te komen tot een indeling die past bij de nieuwe werkelijkheid en de beoogde transformatie. Voor 2015 betreft het een indeling die past bij het overgangsjaar. De tabel sluit aan op de categorie-indeling voor gemeentelijke financiële verantwoording (Iv3: Informatie voor Derden is een systeem dat bepaalt hoe mede-overheden hun financiële informatie voor verantwoordingsdoeleinden. Verstrekken aan het ministerie van BZK. Het is onderdeel van het Besluit verantwoording provincies en gemeenten (BVV). http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/gemeentelijke-financien/financiele-functie/informatievoor-derden-iv3
16
6
2. Jeugd (conform indeling beleidsinformatie jeugd ): - Jeugdhulp zonder verblijf (wel/niet ingezet vanuit het wijk- of buurtteam) - Jeugdhulp met verblijf: o Pleegzorg o Gezinsgericht o Gesloten plaatsing o Overig residentieel - Kinderbeschermingsmaatregel o (voorlopige/tijdelijke) voogdij o (voorlopige) OTS o Jeugdreclassering o Activiteiten in het preventief justitieel kader - Deze informatie wordt mogelijk aangevuld met de volgende gegevens: o Datum uitspraak door de kinderrechter inzake het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel o Type jeugdreclassering8 o Inzet erkende interventie bij jeugdreclassering 3. Participatiewet: - Bijstandsverlening en inkomensvoorzieningen en –subsidies - Sociale werkvoorziening - Gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid - Re-integratie- en participatievoorzieningen Participatiewet 4. Niet-gedefinieerd. Deze categorie wordt gehanteerd wanneer een gemeente bovenstaande registratie(s) niet hanteert. Voorstel type instelling maatwerk: - Gecertificeerde instelling - Jeugdhulpinstelling - GGZ-instelling - Gehandicaptenzorginstelling - Ouderenzorginstelling - Buurt- of wijkteam
6
In het besluit Jeugdwet ligt vast dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen per jeugdige een aantal gegevens moeten verstrekken. De type indeling jeugd is hiervan een onderdeel. In het informatieprotocol beleidsinformatie Jeugd zijn deze categorieën beschreven. Voor de gemeentelijke monitor is aangesloten op deze indeling. Voor een volledig overzicht, zie het informatieprotocol Beleidsinformatie Jeugd op www.voordejeugd.nl
17