‘Sociaal Roosendaal’ Armoedebeleid 2006-2010
CMB Roosendaal Januari 2006
Inhoudsopgave
I
Inleiding 1 aanleiding 2 opzet en inhoud notitie
II
Het Roosendaalse beleid in de periode 2003-2005 1 inleiding 2 uitgevoerde projecten 2004-2005 3 bevindingen 4 conclusies en aanbevelingen 5 samenvattend
III
Een verbreding en verdieping van het Roosendaalse armoedebeleid 1 mogelijkheden en onmogelijkheden op lokaal niveau 2 ambitie, doelstelling en uitgangspunten 3 doelstellingen in acties
2
I
Inleiding
1.
Aanleiding
Het is een vorm van sociale rechtvaardigheid dat een lokale overheid zich bekommert om het lot van kwetsbare burgers. De lokale overheid heeft, met andere woorden, de plicht haar macht en invloed aan te wenden om voor deze groepen op te komen. Hoe kan anders sprake zijn van een waardige samenleving? Vandaar onze ambities op dit terrein. Verscheidene signalen wijzen er op dat de armoedeproblematiek vooralsnog de aandacht verdient. Het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau geeft een toename aan van het percentage 1 huishoudens dat met een minimuminkomen moet rondkomen . Ook andere signalen wijzen in de richting van een groter wordende problematiek, zoals het stijgend aantal mensen dat een beroep doet op de schuldhulpverlening, maar sinds kort ook op de voedselbanken. De Stichting Tussen Wal en Schip is inmiddels ook in Roosendaal actief. De koopkrachtplaatjes van onder andere het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geven aan dat de inkomenspositie van minima de laatste jaren is verslechterd. Ook de provincie Noord-Brabant heeft het armoedebeleid onlangs meer nadrukkelijk op de politieke agenda geplaatst. De cijfers uit de Roosendaalse Bewonersenquête 2005 en de 2 Armoedemonitor 2005 geven eveneens reden tot aandacht voor deze problematiek. Armoede veroorzaakt problemen bij een groot aantal huishoudens dat rond moet komen van een minimum. Ontwikkelingen zoals het nieuwe zorgstelsel en de hogere energieprijzen zorgen bij deze huishoudens voor een onzeker (financieel) perspectief. Dit alles heeft consequenties voor de sociale participatie van mensen, voor hun gezondheid, huisvesting, kansen op onderwijs en arbeid, hun kwaliteit van leven en de toekomst van kinderen uit een gezin met een (langdurig) minimuminkomen. Natuurlijk bestaan er op tal van terreinen voorzieningen om mensen te helpen aansluiting te laten houden bij de samenleving. Toch dreigt een aantal Roosendalers – ondanks alle reguliere voorzieningen – buiten de boot te vallen. Het is en blijft daarom wenselijk om een lange termijn beleid te voeren, geïntegreerd in verscheidene beleidsdomeinen, en om waar mogelijk preventieve interventies op te starten. Daarnaast zijn soms meer concrete acties noodzakelijk om mensen, die er niet in slagen op eigen kracht aan te sluiten, een duwtje in de rug te geven om die aansluiting weer te krijgen. Naast de ‘impliciete’ beleidsvoering op de reguliere beleidsterreinen (zoals wonen, werken, zorg) zijn gerichte sociale acties en interventies nodig om mensen te laten aanhaken of te helpen de weg te vinden naar de reguliere hulpverlening. Veel mensen denken dat armoede in Nederland niet bestaat. En natuurlijk is armoede hier iets anders dan de armoede die wij bijna dagelijks op televisie uitgebreid (vaak letterlijk) aan ons voorbij zien gaan. In Nederland zijn maar weinig mensen zo arm dat zij geen eten kunnen kopen of onvoldoende huisvesting hebben. In onze moderne West-Europese samenleving gaat armoede niet (meer) alleen om inkomen en om zichtbare verschijningsvormen zoals het voorkomen van honger, epidemische ziekten, kindersterfte, bedelarij et cetera. Maar er is wel een grote groep mensen die elke maand moeite heeft om rond te komen. Die geen nieuwe wasmachine kan kopen als de oude stuk gaat. Ook in Roosendaal is er armoede. Sterker nog, de armoede lijkt toe te nemen. Vooral bijstandsgezinnen en eenoudergezinnen hebben het moeilijk. Dit blijkt onder andere uit de Roosendaalse Armoedemonitor 2005. Naast zorgen over geld kan armoede ook leiden tot een sociaal isolement. Hoe langer mensen van een minimuminkomen moeten rondkomen, hoe groter het gevoel wordt buitengesloten te zijn van de maatschappij. In een kernachtig omschreven definitie van Mack en Lansley3 wordt armoede omschreven als ‘an enforced lack of socially perceived necessities’. In hun omschrijving ontstaat armoede door een 1
SCP, Armoedemonitor 2005 (29 november, 2005). Zie ook: www.scp.nl/publicaties/boeken. Bewonersenquête 2005 en Armoedemonitor 2005 (verschenen januari 2006). 3 Aangehaald in SCP, Armoedemonitor 2005. 2
3
gedwongen ‘gebrek’ (enforced lack) en betreft het de mate waarin mensen in hun behoeften (needs) kunnen voorzien. Daarbij gaat het echter niet om alle denkbare materiele en immateriële behoeften van individuen of huishoudens, maar uitsluitend om zaken die onontbeerlijk zijn in de gemeenschap waartoe men behoort (necessities). De vier (klassieke) doelstellingen van het armoedebeleid – waarbij wij willen aansluiten in het bredere armoedebeleid zoals ons dat voor ogen staat – zijn: 1. bevordering van participatie (met name – maar niet uitsluitend – op de arbeidsmarkt); 2. inkomensondersteuning; 3. beperking van vaste lasten (en het bevorderen van het rondkomen); 4. terugdringing van het niet-gebruik van sociale voorzieningen. Voor een deel zijn deze doelstellingen impliciet opgenomen in het reguliere gemeentelijke beleid 4 en in het eerder geformuleerde armoedebeleid zoals dat is verwoord in de nota ‘Verbinden verbeteren’. In het tot dusverre gevoerde beleid staat de aandacht voor de jeugd en preventieve interventies daarbij centraal. De interventies zijn bedoeld om sociale uitsluiting en isolement te voorkomen en mensen – vooral de meest kwetsbare groepen – in de gelegenheid te stellen mee te blijven doen aan de (Roosendaalse) 5 samenleving . In het nieuwe armoedebeleid zullen wij de bovengenoemde doelstellingen – voorzover de mogelijkheden van de lokale overheid daartoe reiken – meer expliciet vormgeven. Om meer richting te kunnen geven aan de activiteiten op sociaal-maatschappelijk terrein, met name waar het gaat om het voorkomen van armoede, sociale uitsluiting en sociaal isolement, willen wij gebruik maken van een meerjarig sociaal actieplan. Op deze manier kan op een gestructureerde en inzichtelijke wijze worden gewerkt. 2.
Opzet en inhoud notitie
Al in 2003 zijn door de gemeente initiatieven ondernomen om het armoedeprobleem aan te pakken en zijn er structureel gelden (een bedrag van € 200.000 euro) beschikbaar gesteld. Op basis van door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten en –notities zijn er concrete projecten uitgevoerd. In deze notitie worden het beleid en de uitgevoerde projecten geëvalueerd en worden conclusies en aanbevelingen gedaan voor het al dan niet (in gewijzigde of aangepaste vorm) voortzetten van projecten. In hoofdstuk II wordt een en ander meer uitvoerig beschreven. Op 22 december 2005 heeft de gemeenteraad een (extra)bedrag van € 365.000 (afkomstig uit het overschot bijzonder bijstand 2005 en de niet benutte middelen toegekend voor de uitkering chronisch zieken en gehandicapten) in een bestemmingsreserve beschikbaar gesteld om het Roosendaalse armoedebeleid te verbreden en te verdiepen. In dit initiatiefvoorstel van de raad wordt nog eens nadrukkelijk gewezen op het feit dat steeds meer mensen moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Het college wordt gevraagd om het (bestaande) armoedebeleid te verbreden en met een plan van aanpak te komen voor de jaren 2006 en 2007. Daarnaast wordt in het initiatiefvoorstel gevraagd naar de achtergronden van de onderbesteding van de gelden voor chronisch zieken en gehandicapten. Een toelichting hierop treft u op in bijlage II. Hoofdstuk III van deze notitie geeft meer inzicht in de ambities en de doelstellingen die ons voor ogen staan bij het verbreden en verdiepen van het beleid op dit domein en in de wijze waarop wij dit willen oppakken.
4
Het begrip participatie vinden we terug op een groot aantal beleidsvelden. Ook bij de uitvoering van de WWB staat participatie hoog in het vaandel (Beleidsplan reïntegratie 2006. Participatie voor iedereen.); de nieuwe WMO onder prestatieveld 5 (het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer van ‘mensen met een beperking’). 5 Recentelijk zijn initiatieven genomen om een collectieve ziektekostenverzekering af te sluiten voor lagere inkomens.
4
II
Het Roosendaalse beleid in de periode 2003-2005
1.
Inleiding
In december 2003 is de hoofdlijnennotitie over het Roosendaalse armoedebeleid ‘Zelfstandig waar het kan. Ondersteuning waar het moet’ aan de orde geweest. In de aanvullende notitie ‘Verbindend verbeteren.’ Een invulling van het Roosendaalse armoedebeleid’ is hieraan meer concreet vorm en invulling te geven en worden uitgangspunten en randvoorwaarden scherper geformuleerd, samenhang tussen andere beleidsvelden nadrukkelijk aangegeven en concrete voorstellen gedaan. Begin 2004 zijn deze notities door de raad vastgesteld. De kern van het Roosendaalse armoedebeleid is in deze laatste notitie als volgt samengevat. Het lokale armoedebeleid richt zich op het tegengaan van een langdurig gebrek aan toekomstperspectief van kwetsbare groepen in de samenleving. Het richt zich in het bijzonder op preventieve activiteiten met name daar waar het om jeugd gaat. Daarbij dient een betere verbinding gelegd te worden gelegd tussen rijksbeleid (verticale afstemming) en aanpalende gemeentelijke beleidsterreinen (horizontaal) zoals het lokale gezondheidsbeleid en jeugdbeleid. Bij de uitvoering van de projecten in het kader van het armoedebeleid zullen maatschappelijke partners en organisaties zoveel mogelijk daadwerkelijk worden betrokken. Voor de uitvoering van dit beleid is door de raad een bedrag van 200.000 euro (jaarlijks) beschikbaar gesteld. Die ruimte is gevonden in het inkomensdeel van de Wet Werk en Bijstand (Wwb) waarvoor een taakstellende opdracht in de begroting is opgenomen. In 2004 en 2005 is een aantal projecten uitgevoerd. 2.
Uitgevoerde projecten 2004 - 2005
In het kader van het activiteitenplan van de armoedenotitie ‘Verbindend verbeteren’ zijn in 2004 en 2005 de volgende projecten uitgevoerd: 1. Het project ‘Armoede in gezinnen’ is uitgevoerd door GGD West-Brabant en Thuiszorg West-Brabant. De doelstelling (gewenste resultaat) is het verminderen van sociaal-economische gezondheidsverschillen veroorzaakt door armoede in het gezin door gerichte voorlichting en interventies. Voor dit project is jaarlijks een budget van € 30.000 beschikbaar gesteld6. 2. Het project ‘Bemoeizorg’ is uitgevoerd door Thuiszorg West-Brabant en GGD West-Brabant. De doelstelling (gewenste resultaat) is opvoeders van kinderen met een gesignaleerde gezondheidsbedreiging te bewegen tot het accepteren van hulpverlening. Daarmee wordt verergering van de problematiek voorkomen (of in een vroegtijdig stadium opgelost). Voor dit project is jaarlijks een budget van € 40.000 beschikbaar gesteld. 3. Het project ‘Schuldhulpverlening’ is uitgevoerd door Traverse (algemeen maatschappelijk werk). De doelstelling (gewenste resultaat) is het voorkomen dat gezinnen en personen in een problematische schuldensituatie komen, het vroegtijdig onderkennen, opsporen en behandelen van schuldenproblematiek, het voorkomen van herhaling, en het terugdringen van de wachtlijstproblematiek bij de schuldhulpverlening. Voor dit project is jaarlijks een budget van € 25.000 beschikbaat gesteld. 4. Het ‘Leergeldproject’ is uitgevoerd door Stichting Leergeld Roosendaal. De doelstelling (gewenste resultaat) is kinderen en daarmee indirect de ouders te laten participeren in de samenleving door deelname in buitenschoolse activiteiten zoals werkweken, schoolkampen en excursies. Voor dit project is jaarlijks een budget van € 27.000 beschikbaar gesteld.
6
In 2005 is voor de beide projecten ‘Bemoeizorg’ en ‘Armoede’ een extra bedrag van € 10.000 beschikbaar gesteld voor directe verstrekkingen.
5
5. Het ‘Maatjesproject’ is uitgevoerd door Humanitas Roosendaal. De doelstelling (gewenste resultaat) is georganiseerde vriendschap bieden aan mensen met een psychiatrische handicap die in een sociaal isolement terecht zijn gekomen en daardoor bijdragen aan een verbetering van hun kwaliteit van leven. Voor dit project is jaarlijks een budget van € 25.000 beschikbaar gesteld. 6. De realisatie van een jaarlijkse ‘Armoedemonitor’. De doelstelling (gewenste resultaat) is meer inzicht te krijgen in de aard en omvang van de problematiek om daardoor meer gerichte interventies te kunnen uitvoeren. 3.
Bevindingen
Algemeen Zoals hierboven is opgemerkt, heeft de besluitvorming over de bovengenoemde projecten plaatsgevonden in de vergadering van de raad van 25 maart 2004. Daarna zijn de bedragen beschikbaar gesteld aan de desbetreffende organisaties om de projectplannen uit te voeren. Dit betekent dat een aantal projecten nog enkele maanden doorlopen in 2006 alvorens een definitieve afronding te krijgen. Dit geldt in het bijzonder voor de twee projecten die door Thuiszorg West-Brabant en GGD West-Brabant worden uitgevoerd. Deze projecten zijn in de concrete uitvoering van start gegaan in augustus 2004 (het 7 begin van een schooljaar) . Stichting Leergeld heeft meer aanloopproblemen gehad dat aanvankelijk verwacht werd. Dit had vooral te maken met de formatie en samenstelling van een nieuw bestuur en de werving van geschikte intermediairs. Armoede in gezinnen 8 Dit project is uitgevoerd in de wijken Centrum, Noord en West . Op basis van de door ouders ingevulde vragenlijsten, blijkt dat de problematiek rond armoede en gezondheid van kinderen in deze wijken een aandachtspunt is. Ouders geven aan te bezuinigen op onder meer lidmaatschappen van (sport)clubs, ontspanningsactiviteiten, zwemlessen en kleding. Naast de risicoanalyse en de doorverwijzingen (ook op medisch gebied), kent het project directe verstrekkingen voor schrijnende situaties. De directe verstrekkingen worden gedaan uit het budget dat de gemeente voor het project beschikbaar heeft gesteld en uit particuliere fondsen (zoals het Schrauwenfonds). Daarnaast is in het project getracht een verbinding te leggen met de verstrekking van bijzonder bijstand. De link met de bijzondere bijstand is wat minder succesvol. Hoewel men bij doorverwijzing terughoudend is om geen verwachtingen te wekken, is het bijzondere bijstandsbeleid te stringent om aanvullend van waarde te zijn voor dit project9. De conclusie is dat het project aan de doelstellingen voldoet. De in het projectplan genoemde aantallen worden gerealiseerd. Bij ruim twintig procent van de kinderen in de betreffende wijken wordt een gezondheidsrisico in relatie tot inkomen gesignaleerd. Er vinden doorverwijzingen plaats. De directe verstrekkingen zijn belangrijk omdat ze in schrijnende situaties (tijdelijk) uitkomst bieden en mensen stimuleren tot een hulpverleningstraject. De koppeling met het bijzondere bijstandbeleid is minder succesvol. Extra aandacht voor toeleiding naar bestaande infrastructuren en koppeling aan het project bemoeizorg zijn wellicht meer kansrijk.
7
Zowel van het Bemoeizorgproject als van het Armoedeproject verschijnt begin 2006 nog een definitieve rapportage. 8 De keuze van de wijken is bepaald door de risicoregistratie van Thuiszorg West-Brabant en de Wijkatlas. 9 De verstrekking van bijzondere bijstand is gebonden aan een strikte regelgeving en laat geen ruimte voor interpretaties. De achterliggende (gezins)problematiek, zoals die in dit project wordt geconstateerd, is veelal meer dan een strikt financiële problematiek. Het bijzonder bijstandsbeleid kan hiervoor geen oplossing bieden.
6
Bemoeizorg Het project Bemoeizorg is uitgevoerd in de wijken Centrum, Noord en West. De wijken zijn dezelfde als waarin het armoedeproject wordt uitgevoerd en om dezelfde reden gekozen. Daarnaast vindt er een afstemming plaats tussen dit project en het armoedeproject. Beide projecten worden gezamenlijk door Thuiszorg West-Brabant en GGD West-Brabant uitgevoerd. Bemoeizorg is erop gericht ouders en opvoeders tot hulpverlening te bewegen. Het beweegt zich in het ‘grijze’ gebied tussen de risicoanalyses in het kader van de jeugdgezondheidszorg en het bredere geheel van jeugdhulpverlening: dus tussen signalering en gedwongen hulpverlening bij uit de hand gelopen situaties. Een voordeel is dat de totale populatie jongeren in beeld is en dat opvoeders in een vroegtijdig stadium aandacht krijgen en in een hulpverleningstraject komen. Het bemoeizorgproject is financieel door de provincie Noord-Brabant ondersteund vanwege het innovatieve karakter met een bedrag van circa € 20.000. Dit bedrag is ingezet voor uitvoering in de wijk Kroeven. Ook landelijk heeft het project, door een bericht in de Volkskrant, de aandacht getrokken. De conclusie is dat het project voldoet aan de doelstellingen. Het versterkt het gemeentelijke beleid horizontaal op het terrein van jeugdgezondheidszorg en opvoedingsondersteuning in het bijzonder. Verticaal worden er groepen bereikt die via de reguliere weg niet of nauwelijks in bereikbaar zijn. Bij bijna alle gezinnen die voor bemoeizorg in aanmerking komen, lukt het gedeelde zorg of doorleiding naar de reguliere hulpverlening te bewerkstelligen. De in het projectplan genoemde aantallen worden gerealiseerd. Schuldhulpverlening Om de toenemende schuldenproblematiek en de daarmee groeiende wachtlijst aan te pakken, is hierin extra geïnvesteerd. Traverse heeft extra uren ingezet voor schuldhulpverleningstrajecten, voorrang gegeven aan cliënten met schulden en meer preventieve activiteiten ontwikkeld (overleggen in een vorm zoals het maatschappelijk steunsysteem Kalsdonk). Ondanks deze maatregelen en de extra investeringen blijft de druk op de schuldhulpverlening toenemen. Daarnaast is sprake van een toename van mensen – vaak met een meervoudige problematiek – die zich melden of worden doorverwezen naar het algemeen maatschappelijk werk. Traverse constateert dat de problematiek in de afgelopen twee jaren niet is afgenomen, maar eerder is toegenomen. Deels zijn algemene economische omstandigheden hier debet aan. Voor een ander deel ligt er een probleem in het beroep op zelfredzaamheid dat steeds meer op burgers gedaan wordt en het onvoldoende toegerust zijn van een grote groep mensen om hier invulling aan te geven. In de notitie ‘Invulling (contract)subsidies 2006’ is dit eerder onderkend en is door de raad in november een extra bedrag van € 40.000 voor 2006 beschikbaar gesteld voor Traverse. De conclusie is dat het project voldoet aan de doelstellingen. De in het projectplan genoemde uren (trajecten) zijn ingezet. Cliënten met schuldenproblematiek zijn met voorrang in een traject opgenomen. De wachtlijsten zijn echter niet afgenomen. Het is duidelijk dat er een noodzaak is om te (blijven) investeren in het beheersbaar houden van de schuldenproblematiek. Daarbij kunnen meer preventieve activiteiten ontwikkeld worden (onder andere cursussen budgetbeheer). De samenwerking tussen de gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal op het terrein van schuldhulpverlening kan een belangrijke meerwaarde opleveren. Een actievere rol van het Meldpunt Schuldhulpverlening en het ‘aanleveren’ van cliënten door de afdeling Sociale Zaken voor verplichte deelname aan cursussen kan worden overwogen. Leergeldproject Stichting Leergeld heeft - geholpen door de landelijke Leergeldorganisatie - in oktober 2004 haar activiteiten gestart. Daarbij wordt de organisatie in de uitvoering van haar activiteiten gehinderd door een gebrek aan adequate capaciteit (intermediairs). De Stichting richt zich op verzoek van de gemeente vooral op het voortgezet onderwijs. Er hebben in totaal (periode oktober 2004 – oktober 2005) 68 interventies plaatsgevonden waarbij een directe verstrekking werd gedaan. De aard van de interventies is conform het projectplan van Stichting Leergeld te weten schoolgerelateerde bijdragen (ouderbijdragen, overblijfkosten et cetera) en financiële bijdragen aan (buitenschoolse) sportactiviteiten.
7
Daarbij betrof het vooral een combinatie van gezinnen met een meervoudige problematiek, eenoudergezinnen, en gezinnen met een minimuminkomen. De verstrekkingen vonden vooral plaats aan allochtone gezinnen. De conclusie is dat het project voldoet aan de doelstellingen. Het project draagt er aan bij dat mensen (kinderen) een steuntje in de rug krijgen en weer kunnen participeren op een wijze die hun omgeving van hen verwacht. Naast de directe verstrekkingen heeft er een aantal doorverwijzingen naar de reguliere hulpverleningsinstanties plaatsgevonden. Wel zullen wij er bij Stichting Leergeld op aan dringen extra intermediairs in te zetten. Maatjesproject Het Maatjesproject van Humanitas richt zich op het tot stand brengen van koppelingen waarbij een expsychiatrische patiënt wordt gekoppeld aan een ‘maatje’. Het in het projectplan genoemde aantal van twintig koppelingen op jaarbasis is gehaald. De eerste conclusie zou zijn het project niet voort te zetten. Het is uit de verslaglegging niet op te maken hoe succesvol deze interventies zijn. Het lijkt vooral dat het belangrijkste effect de behoefte aan contact is (verslag maatjesproject, 16). Een door Humanitas gesignaleerd probleem is dat het aantal vrijwilligers niet toereikend is voor de vraag. Het is verder onduidelijk aan welke eisen vrijwilligers moeten voldoen en of (en op welke wijze) doorverwijzingen naar hulpverleningsinstanties plaatsvinden. De rapportage geeft verder weinig of geen inzicht of de in het projectplan opgenomen doelstellingen worden gerealiseerd10. Wel neemt door de extramuralisering, het wonen in de wijk, de vraag naar meer informele ondersteuning toe. Humanitas zal worden gevraagd een nieuw projectplan in te dienen dat antwoord geeft op de bovenstaande vragen.
Onderzoek Er is getracht meer inzicht te krijgen in de aard en omvang van de armoedeproblematiek. In de Bewonersenquête 2005 is een aantal vragen gesteld over de financiële positie van gezinnen en huishoudens en de perceptie hierbij van mensen. De uitkomsten hiervan zijn opgenomen in de Armoedemonitor 2005 (zie bijlage I). Daarbij is speciale aandacht besteed aan de problematiek van ouderen. De mogelijkheden die gemeenten hebben om ouderen financieel te ondersteunen zijn beperkt. De inkomenspositie van ouderen wordt grotendeels bepaald door afspraken die in Den Haag worden gemaakt: de hoogte van de AOW, de hoogte van premies voor de basisverzekering en de zorgtoeslag, de eigen bijdragen voor ABWZ-zorg, de woonlasten en energiekosten, hoogte van de huurtoeslag, fiscale maatregelen et cetera. Toch blijkt de inkomenspositie van ouderen de laatste jaren verbeterd te zijn, aldus onderzoek van het SCP en CBS. Er zijn in de afgelopen jaren versoberingen doorgevoerd in uitkeringen. Daarnaast zijn aanspraakbeperkende maatregelen ingevoerd. De enige uitkering die is toegenomen, is het ouderdomspensioen (zowel de AOW als de aanvullingen daarop) 11. Op lokaal niveau is het nauwelijks mogelijk een helder inzicht te verkrijgen in de armoedeproblematiek van ouderen op microniveau. Hoewel koppeling van bestanden veelal als ‘het ei van Columbus’ wordt gepresenteerd, blijkt dit in de praktijk alleen mogelijk door intensieve inzet van mensen en middelen terwijl 12 de uitkomsten weinig ‘rendement’ laten zien . Wel blijkt uit onderzoek dat ouderen (maar ook minima) 10
Het bij Humanitas District Zuid te Eindhoven opgevraagde en later toegestuurde financiële verslag van het Roosendaalse Maatjesproject is toegevoegd aan het evaluatieverslag. 11 Zie hiervoor onder andere de gegevens van het CBS op STAT LINE (www.armoedemontior.nl); SCP, De sociale staat van Nederland 2005, 19-20, en 106-126. 12 In de gemeente Steenbergen is een project uitgevoerd naar kwijtschelding gemeentelijke belastingen onder ouderen (65 jaar en ouder) waarbij bestanden werden gekoppeld én (noodzakelijkerwijs) handmatig werden bewerkt. De gegevens uit de GBA-bestanden werden gematchd met de gegevens van de Belastingdienst (alleen AOW). Daarna werd gekeken of men een eigen huis (of ander eigendom) bezat. De veronderstelling is dan dat, als er sprake is van eigendom, er een overwaarde opzit. Daarna werd concreet aan 76 personen een aanvraagformulier toegezonden (met vraag naar ander vermogen). Van de
8
vaak niet of niet goed op de hoogte zijn van allerlei gemeentelijke financiële hulpregelingen en voelen zij 13 schaamte om daarop een beroep te doen . Wel wordt er door ouderen een groot beroep gedaan op de mogelijkheden die de Wvg biedt. 4.
Conclusies en aanbevelingen
Proces In de het kader van de beleidsvoorbereiding zijn enkele gesprekken gevoerd met verschillende maatschappelijke partners. Een van de betrokken partijen daarbij zijn de KBO-bonden, afdeling Roosendaal. Met vertegenwoordigers van deze organisaties heeft op 29 september 2005 een gedachtewisseling plaatsgevonden. Daarnaast heeft de afdeling Beleid op 8 november 2005 met de afdeling Sociale Zaken een workshop gehouden met de klantmanagers van de afdeling Sociale Zaken. Tenslotte is er op 16 november 2005 een studiemiddag georganiseerd door de afdeling Beleid en de afdeling Sociale Zaken met het maatschappelijk middenveld (de betrokken partners). Hiervoor waren uitgenodigd: SIW Roosendaal, Thuiszorg West-Brabant, GGD West-Brabant, Traverse (algemeen maatschappelijk werk), de Werkgroep Kerk en Armoede van het dekenaat Markiezaat, de Cliëntenraad van de afdeling Sociale Zaken, Humanitas Roosendaal en Stichting Leergeld. De KBO-afdeling Roosendaal heeft in een schrijven van 21 november 2005 enkele ideeën en aanbevelingen gedaan. Uit die verschillende gesprekken en bijeenkomsten zijn waardevolle suggesties gekomen die in de navolgende overwegingen voor een belangrijk deel zijn meegenomen. Evaluaties projecten De evaluaties van de verschillende projecten die in het kader van het Roosendaalse armoedebeleid zijn uitgevoerd geven aanleiding tot de volgende opmerkingen en bevindingen. Er is een duidelijk onderscheid in de uitvoering van projecten door organisaties die werken met professionele krachten en organisaties die – vanuit hun filosofie – vooral gebruik maken van vrijwilligers. Aanvankelijk bereikten de laatste organisaties groepen die voor de reguliere hulpverlening minder goed bereikbaar waren. Inmiddels heeft het reguliere hulpverleningscircuit haar werkwijze aangepast en bereikt men ook deze groep. Een door ons ervaren nadeel met het werken van organisaties die in hun uitvoering vooral afhankelijk zijn van de medewerking van vrijwilligers, is het gebrek aan continuïteit in de voortgang van de projecten. Bij Stichting Leergeld blijkt uit hun verslaglegging dat dit problemen geeft. Ook Humanitas Roosendaal heeft dit jaar te maken gehad met een opstappend bestuur en daardoor een stagnatie in uitvoering van verscheidene projecten die in Roosendaal worden uitgevoerd. Een professionele instelling heeft in het algemeen meer continuïteit, slagkracht en draagvlak. Uit kostenoogpunt is er weinig verschil tussen professionele organisaties en organisaties die hoofdzakelijk met vrijwilligers werken. Dit is reden om nader te onderzoeken of een professionele organisatie meer continuïteit kan garanderen. De door Thuiszorg West-Brabant GGD West-Brabant gezamenlijk uitgevoerde projecten ‘Armoede’ en ‘Bemoeizorg’ kunnen efficiënter en (daardoor wellicht nog effectiever) georganiseerd worden. Beide organisaties zullen daarvoor een gezamenlijk voorstel aanleveren. Dit project blijft het gemeentelijke beleid op andere beleidsterreinen (jeugdgezondheidszorg en opvoedingsondersteuning) versterken en verdient daarom continuering en uitbreiding in de breedte naar andere wijken. De provincie NoordBrabant is in principe bereid om in 2006 haar bijdrage voort te zetten en een uitgebreide evaluatie te financieren omdat het project – volgens de provincie – een aantoonbare meerwaarde heeft en overdraagbaar is naar andere gemeenten. Het gaat daarbij om een provinciale bijdrage van circa € 25.000. De jaarlijkse gemeentelijke bijdrage ramen wij op circa € 100.000 met een looptijd van 2006-2007. Het project ‘Schuldhulpverlening’ door Traverse dient – met enkele aanpassingen – te worden voortgezet. Het is noodzakelijk daarin meer te sturen door de rol van de afdeling Sociale Zaken en het Meldpunt twintig reacties ontvangen reacties leverde dit uiteindelijk vier kwijtscheldingen op. De gemeente Steenbergen telt circa 24.000 inwoners. 13 Uitkomsten Bewonersenquête 2005 en gesprek KBO-bonden afdeling Roosendaal, 29 september 2005.
9
Schuldhulpverlening (waarvoor een coördinator beschikbaar is) te versterken. De jaarlijkse gemeentelijke bijdrage ramen wij op € 50.000 met een looptijd van 2006-2007. Ondanks de ‘aanloopproblemen’ van Stichting Leergeld zijn wij positief over het bereik van de doelgroep. Vooralsnog stellen wij continuering voor van het project voor 2006 met een bedrag van € 27.500. Het Maatjesproject van Humanitas komt naar onze mening pas voor continuering in aanmerking als een aangepast projectplan beantwoordt aan onze eerder gestelde vragen. Op dit moment is onvoldoende aantoonbaar gemaakt of en op welke wijze de doelstellingen in dit project (kunnen) worden gerealiseerd. De evaluatie geeft wel veel inzicht in de doelstellingen van Humanitas, maar laat niet zien om wat voor soort problematiek het gaat en of (en zo ja naar welke instanties) mensen worden doorverwezen (of geholpen). Het project lijkt in de uitwerking wel een bijdrage te leveren aan de ontstane problematiek van de extramuralisering. Vanuit deze optiek komen er wellicht eveneens mogelijkheden in het kader van de Wmo. In het kader van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) een convenant overeengekomen waarin als een van de activiteiten is opgenomen een ‘vriendendienst’. Daarbij gaat het om ‘het verhogen van de kwaliteit van leven door middel van het bieden van sociale ondersteuning in de vorm van een regelmatig terugkerend vriendschappelijk 1-op-1 contact’14. 5.
Samenvattend
Samenvattend kunnen we zeggen dat het merendeel van de uitgevoerde projecten succesvol zijn verlopen. Met deze projecten kunnen wij kwetsbare groepen in de Roosendaalse samenleving meer toekomstperspectief te bieden. De meest belangrijke doelgroep daarbij is de jeugd. Daarin investeren wij met door ons eerder genoemde gerichte interventies. Uit de evaluaties van de projecten door de uitvoerende partijen blijkt dat de doelgroepen goed bereikt worden en dat de interventies resultaten hebben. Wel blijkt dat er enige ‘aanloopproblemen’ waren. De oorzaken daarvoor zijn dat enkele uitvoeringspartners vooral met vrijwilligers werken (besturen) en dat de continuïteit daarvan niet altijd gewaarborgd is. Ook de afstemming met andere partijen kan – zeker waar het gaat om doorverwijzingen – op onderdelen nog verbeterd worden. Alles bij elkaar is er voldoende reden om de projecten voort te zetten zoals wij hierboven hebben aangegeven. Wel signaleren wij dat er ondanks de jaarlijks verschenen armoedemonitors over 2004 en 2005 nog steeds onvoldoende inzicht hebben en onvoldoende diepgaande analyses kunnen maken. Daarnaast zijn een aantal concrete kwesties zoals wij die eerder hebben beschreven nog niet of in onvoldoende mate opgepakt. In het aangepaste beleid zullen vooral deze issues de aandacht krijgen. Daarbij gaat het vooral om het terugdringen van het niet-gebruik van sociale voorzieningen, het creëren van een éénloketvoorziening, en het vereenvoudigen van procedures.
14
OGGZ-convenant West-Brabant 2005-2007 (opgesteld door de GGD West-Brabant). De deelnemende partners zijn: de GGD-gemeenten, GGZ Breda, GGZ WNB, Zorgkantoor West-Brabant, GGD WestBrabant, Novadic-Kentron, Maatschappelijke Opvang Breda, de Zuidwester, Valkenhorst, RPCP, Maatschappelijk Welzijn, Merites, Traverse, Maas en Leije, Trema en De Marklanden.
10
III
Een verbreding en verdieping van het Roosendaalse armoedebeleid
1.
Mogelijkheden en onmogelijkheden op lokaal niveau
De afgelopen jaren heeft het armoedebeleid vanuit de rijksoverheid minder aandacht gekregen. Er zijn wel ingrijpende wijzigingen doorgevoerd in het sociale stelstel die gevolgen hebben voor de inkomenspositie van huishoudens. Daarnaast heeft de conjunctuuromslag vanaf 2002 ervoor gezorgd dat het aantal mensen met een laag inkomen is toegenomen. Op dit soort ontwikkelingen heeft de lokale overheid geen greep. Wel worden gemeenten met de gevolgen ervan geconfronteerd. Daarnaast is een ontwikkeling waar te nemen dat de gemeenten in toenemende mate taken van het rijk krijgen toebedeeld. Voorbeelden hiervan zijn de Wvg, de overgang van de jeugdgezondheidszorg en dit jaar de Wmo. Dit biedt enerzijds mogelijkheden om zaken direct bij de burger op te pakken en wellicht efficiënter en meer adequaat te organiseren. Het vergt wel forse inspanningen ook op het financieel vlak omdat de meekomende budgetten veelal krap zijn en de wensen en verwachtingen van burgers groot. We moeten erkennen dat de factoren van armoede zo complex zijn dat het een illusie is te denken dat wij het ‘armoedeprobleem’ kunnen oplossen. Wat we wel kunnen doen is gestructureerd werken, een duidelijk systeem van verwachtingen creëren, anderen prikkelen en uitdagen, en zelf het goede voorbeeld geven. Kortom een actieve lokale overheid zijn die zich verantwoordelijk voelt voor: a. het meten en analyseren van ontwikkelingen van armoede in Roosendaal; b. het smeden van coalities met andere partners om de eerdergenoemde vier doelstellingen te realiseren; c. het beschikbaarstellen van middelen; d. het tot stand brengen van een convenant met externe partners ofwel het opstellen van een vierjarig actieplan (2006-2010) waarin concrete afspraken worden vastgelegd (wie doet wat, hoe en wanneer). Op deze wijze worden de vier eerder genoemde doelstellingen in de inleiding geoperationaliseerd en voorzien van meetbare resultaten. 2.
Ambitie, doelstelling en uitgangspunten
Beleid is een dynamisch proces dat wordt gevoed door externe en nieuwe ontwikkelingen, nieuwe inzichten en prioriteiten, en evaluaties van het bestaande beleid. Onze ambitie en algemene doelstelling op het terrein van armoede is in de nota ‘Verbindend verbeteren. Een invulling van het Roosendaalse armoedebeleid ’ eerder geformuleerd als ‘het tegengaan van een langdurig gebrek aan toekomstperspectief van kwetsbare groepen in de samenleving’. In het kader van een verbreding van het armoedebeleid willen wij daaraan toevoegen ‘het verbeteren van de materiële situatie van gezinnen en huishoudens en het doorbreken en voorkomen van sociaal isolement’. Die verbrede doelstelling in ons armoedebeleid ‘Sociaal Roosendaal’ kan worden geformuleerd als: het tegengaan van een langdurig gebrek aan toekomstperspectief van kwetsbare groepen in de samenleving, het verbeteren van de materiële situatie van gezinnen en huishoudens met een minima-inkomen, en het doorbreken en voorkomen van sociaal isolement.
Om dit te kunnen realiseren willen we: 1. de participatie bevorderen; 2. inkomens waar nodig en mogelijk ondersteunen; 3. vaste lasten beperken; 4. niet-gebruik van sociale voorzieningen terugdringen.
11
Bij het verder uitwerken van het beleid in een meerjarig actieplan hanteren wij de volgende uitgangspunten:
het meten en analyseren van ontwikkelingen van armoede in Roosendaal De Armoedemonitor, zoals we die op dit ogenblik in Roosendaal kennen, is geen beleidsevaluatie in formele zin, maar de uitkomsten kunnen worden gebruikt als aanknopingspunten om vragen en suggesties op te werpen voor de verdere beleidsvorming onontbeerlijk zijn. Verdere kwantitatieve, maar vooral kwalitatieve onderzoeken, zijn noodzakelijk.
samenwerking met maatschappelijke partners op het sociaal-maatschappelijk terrein in noodzakelijk. Wij streven naar een interactieve aanpak van problemen vanuit een breed gedragen beleid. De gemeente is onvoldoende geëquipeerd om de problematiek op de eerder genoemde terreinen eigenstandig aan te pakken en op te lossen. Juist de verschillende maatschappelijke partners werkzaam in de wijken en buurten kunnen een effectieve bijdrage leveren aan de sociaalmaatschappelijke ontwikkelingen in Roosendaal en zijn daartoe ook bereid. Verkennende gesprekken met SIW en Aramis hierover hebben inmiddels plaatvonden. Overigens rekenen wij tot deze partners ook de provincie Noord-Brabant die de nota ‘Armoede in Brabant’ voor 2006 en 2007 extra gelden beschikbaar heeft gesteld voor gemeenten die actief zijn op het terrein van ‘armoedebestrijding’15.
integrale aanpak van problemen Zoals wij in onze eerdere aanpak hebben beschreven willen wij zoveel mogelijk verbindingen leggen tussen de verschillende beleidsterreinen. Dit vloeit voort uit onze opvatting dat armoedebeleid een wezenlijk onderdeel vormt van de reguliere beleidsdomeinen (wonen, werken, zorg, onderwijs). Daarnaast willen wij de beschikbare middelen zo effectief mogelijk benutten, versnippering tegengaan, en ‘overvraging’ van de maatschappelijke partners voorkomen.
3.
Doelstellingen in acties
Uiteindelijk willen wij komen tot een planmatige opstelling van een Sociaal Actieplan voor de komende bestuursperiode waarin alle acties een logische plaats krijgen. Aan de in deze notitie geformuleerde bredere beleidsdoelstelling en speerpunten worden actiepunten gekoppeld die wij in een actieplan verder uitwerken. Jaarlijks zal een actualisatie en waar nodig een bijstelling plaatsvinden. Daarmee worden het beleid en de activiteiten getoetst aan nieuwe inzichten, ontwikkelingen en prioriteiten. De onderstaande actiepunten vormen een eerste opmaat om te komen tot dit Sociaal Actieplan. Bevordering van participatie: actiepunten Bemoeizorg (uitgebreid) Kinderen mogen verwachten dat hun ouders of opvoeders hen terzijde staan. Sommige ouders of opvoeders zijn als bij hun kinderen gezondheidsbedreigingen worden gesignaleerd niet gemotiveerd tot hulpverlening. Wij willen opvoeders van kinderen met een gesignaleerde gezondheidsbedreiging bewegen tot het accepteren van hulpverlening om daarmee verergering van de problematiek te voorkomen of in een vroegtijdig stadium op te lossen. Een beperkte financiële tegemoetkoming in de door de jeugdarts of verpleegkundige gesignaleerde problematiek kan daarbij een stimulans zijn. Wij willen dit project (dat wordt gecombineerd met het project armoede in gezinnen) voortzetten. Daarvoor is een bedrag van € 100.000 beschikbaar.
15
Provincie Noord-Brabant. Beleidsregel Fonds Armoedebestrijding 2006-2007 (17-1-2006).
12
Leergeldproject Ieder kind moet kunnen deelnemen aan buitenschoolse activiteiten om daarmee in de samenleving te participeren en een plaats te hebben. Een aantal kinderen in gezinnen met een (langdurig) laag inkomen ontbeert dit perspectief. Wij willen kinderen en daarmee indirect de ouders laten participeren in de samenleving door deelname in buitenschoolse activiteiten zoals werkweken, schoolkampen en excursies. Dit project dat door Stichting Leergeld Roosendaal wordt uitgevoerd, willen wij in 2006 voortzetten. Daarvoor is een bedrag van € 27.500 beschikbaar. Maatjesproject Steeds meer komen (ex-)psychiatrische patiënten zelfstandig in wijken te wonen. Vaak hebben deze mensen nog op enigerlei wijze hulp en ondersteuning nodig. Het Maatjesproject richt zich op het tot stand brengen van koppelingen waarbij een ‘maatje’ wordt toegevoegd aan een ex-psychiatrische patiënt die hem of haar ondersteuning biedt in het maatschappelijk functioneren. De geraamde kosten voor voortzetting van dit project bedragen € 25.000. Gemeentepas Het deelnemen aan allerlei activiteiten is voor sommige groepen burgers een probleem. Een gemeentepas dat (met korting) toegang geeft tot verschillende voorzieningen kan er voor zorgdragen dat mensen kunnen blijven meedoen in de Roosendaalse samenleving. Met een dergelijke pas krijgt men gratis (of met korting) toegang tot een aantal culturele, recreatieve, educatieve of sportieve activiteiten en evenementen. Verscheidene gemeenten kennen dergelijk stadspassen. Medio 2006 zullen wij met nader uitgewerkte voorstellen komen. Inkomensondersteuning: actiepunten Actualisering bijzonder bijstand In de evaluaties van deze projecten, de gesprekken met de maatschappelijke partners en de contacten met de Cliëntenraad van de afdeling Sociale Zaken komt ook een aantal fundamentele zaken naar voren waaronder het bijzonder bijstandbeleid in het algemeen. Dit beleid lijkt toe aan een actualisatie of bijstelling. In het verleden zijn drempels gelegd om het beroep op de bijzondere bijstand af te remmen, maar de actualiteit van dit moment vraagt om bijstelling van dit beleid, meer toegankelijkheid en lagere drempels. Wij zijn voornemens in 2006 het bijzondere bijstandbeleid waar nodig en gewenst te actualiseren. Najaar 2006 zullen wij de raad een actualisatie van het bijzondere bijstand voorleggen. Humanitair noodfonds Op sommige momenten kan er sprake zijn van een directe ‘noodsituatie’ waarbij iemand geen beroep kan doen op de (reguliere) beschikbare en bereikbare voorzieningen zoals de afdeling sociale zaken of andere maatschappelijke partners die aanbieden. In die gevallen kan, indien de belanghebbende niets te verwijten valt, een calamiteitenfonds een oplossing bieden. In die specifieke omstandigheden kan een bijdrage kan worden verstrekt om dreigende noodsituaties te voorkomen dan wel een oplossing te bieden in een bestaande noodsituatie. Het gaat daarbij over het algemeen om relatief kleine bedragen. Een dergelijk calamiteitenfonds, waarvan wij de hoogte ramen op een jaarlijks bedrag van € 20.000 zou ondergebracht kunnen worden bij het algemeen maatschappelijk werk omdat deze voorziening meer ligt in het verlengde van het brede welzijnswerk. Wij zullen in het eerste kwartaal van 2006 hiervoor de spelregels (verordening) aan de raad voorleggen. Spoor 3 WWB De kern van het Roosendaalse reïntegratiebeleid richt zich erop ‘de maatschappelijke participatie te bevorderen door hen (cliënten) te ondersteunen bij het bereiken van een zo groot mogelijke mate van zelfstandigheid’16. Daarvoor worden een drietal sporen gebruikt. Spoor 3+ richt zich op die cliënten die (pas) op een langere termijn perspectief op werk lijken te hebben. In het Beleidsplan reïntegratie wordt een koppeling geldig met de verwachte Wmo waar eveneens (prestatieveld 5) het bevorderen de deelname aan het maatschappelijk verkeer wordt genoemd. 16
Beleidsplan reïntegratie 2006, p. 4.
13
Wij zullen wat dit traject betreft medio 2006 met nadere en meer uitgewerkte voorstellen komen. Beperking van vaste lasten (en het bevorderen van het rondkomen): actiepunten Schuldhulpverlening De schuldenproblematiek heeft in de afgelopen jaren regelmatig de aandacht gehad in de media. Steeds weer blijkt er een grote groep burgers te zijn die met grote financiële problemen kampt. Er lijken genoeg aanwijzingen te zijn dat die schuldenproblematiek door allerlei oorzaken de laatste jaren groter is geworden. Van de mogelijkheden tot schuldhulpverlening werd en wordt op een grote schaal gebruik gemaakt en niet alleen door bijstandgerechtigden. Voor veel mensen is die hulpverlening een steuntje in de rug en helpt hen de financiële situatie beheersbaar te houden of te krijgen17. In 2004 en 2005 hebben wij inspanningen ondernomen door extra gelden beschikbaar te stellen voor het wegwerken van wachtlijsten bij het algemeen maatschappelijk werk (Traverse). Ook voor 2006 investeren wij opnieuw in de wachtlijstproblematiek en het aanbieden van cursussen budgetbeheer door Traverse (zie hiervoor hoofdstuk I). Daarvoor is een bedrag van € 50.000 beschikbaar. Gezien de omvang van de problematiek willen wij – naast de bovengenoemde acties – verdere initiatieven ontwikkelen (doorontwikkeling van het Meldpunt Schuldhulpverlening in een regionaal verband en mogelijkheden om grootschaliger preventieve cursussen budgetbeheer aan te bieden ) om dit probleem aan te pakken. De doelstelling daarbij is de financiële zelfredzaamheid van mensen te vergroten. De kosten ramen wij daarvoor op een bedrag van circa € 50.000. Medio 2006 zullen wij met uitgewerkte voorstellen komen. Collectieve ziektekostenverzekering Het veranderen van het ziektekostenstelsel is aanleiding om voor de minima in Roosendaal een collectieve ziektekostenverzekering in het leven te roepen18. De doelstelling is te bewerkstelligen dat minima goed (aanvullend) verzekerd zijn tegen ziektekosten en dat het risico op onverzekerd zijn daardoor wordt verminderd. Daarnaast wordt met deze maatregel het niet-gebruik van bijzondere bijstand teruggedrongen. Het declareren van ziektekosten bij de verzekering is, in tegenstelling tot het aanvragen van bijzondere bijstand, laagdrempelig. Bij de aanvraag voor bijzondere bijstand moet veel informatie worden overlegd, vooral door mensen die geen bijstanduitkering ontvangen. Bij een collectieve ziektekostenverzekering neemt de zorgverzekeraar als het ware de verstrekking van bijzondere bijstand voor de vergoeding van medische kosten over. De (netto)kosten van de collectieve ziektekostenverzekering worden geraamd op een bedrag van circa € 250.000 op jaarbasis. Terugdringing van het niet-gebruik van sociale voorzieningen: actiepunten Armoedemonitor Meten is weten is een goed uitgangspunt dat vooralsnog geresulteerd heeft in een tweetal armoedemonitors. Wij streven er naar – hoe moeilijk soms ook – de geoperationaliseerde doelstellingen en activiteiten zo te formuleren dat deze meetbaar zijn. Op deze wijze hopen we te zien wat de resultaten en effecten van het gevoerde beleid zijn en kunnen bestuurlijke prioriteiten worden gesteld. De armoedemonitor betreft een jaarlijkse rapportage over het ‘sociale klimaat’ en de inkomensposities in het bijzonder. Op deze wijze kunnen trends worden waargenomen en ontwikkelingen worden gesignaleerd. De armoedemonitor fungeert daarbij als sturingsinstrument voor het verder te ontwikkelen
17
Onlangs zijn de ‘Beleidsregels terugvordering en verhaal’ vastgesteld. Daarin wordt aandacht gegeven aan terugvordering in relatie tot schuldenproblematiek (p. 11) en zijn er mogelijkheden om - uit het oogpunt van schuldhulpverlening bij problematische schuldsituaties – gemotiveerd af te zien van terugvordering. Daarnaast kent de gemeente een kwijtscheldingsregeling gemeentelijke belastingen voor de lagere inkomens. 18 Initiatiefvoorstel ‘collectieve ziektekostenverzekering’ raad van 27 december 2005, verder behandeld in de raad van januari 2006.
14
beleid. De (sub)doelstelling van de armoedemonitor is: hoe ontwikkelt zich het ‘sociale klimaat en de armoede’ in Roosendaal. Daarbij is wel noodzakelijk de tot dusver gehanteerde voornamelijk kwantitatieve aanpak te verbreden met een kwalitatief onderzoek. De kosten voor een dergelijk onderzoek ramen wij op een bedrag van circa € 27.500. Dit onderzoek kan in 2006 worden uitgevoerd. Organisatorische aanpassingen / terugdringen non-gebruik Voor ouderen, maar ook voor sommige andere groepen van de bevolking, is het aanvragen van inkomensondersteunde maatregelen vaak een lastige en tijdrovende klus omdat formulieren en procedures dikwijls als ingewikkeld worden beschouwd en er veel gegevens moeten worden opgegeven. Voor een aantal mensen is dit een reden om af te haken. Daarom willen wij bezien of het mogelijk is aanvraagprocedures voor inkomensondersteunende maatregelen te vereenvoudigen en zo kort en daardoor zo laagdrempelig mogelijk te houden. Daarnaast zullen we de mogelijkheden laten onderzoeken hoe en op welke wijze praktische hulp georganiseerd kan worden bij het aanvragen van financiële ondersteuning. De mogelijkheden van het organisatorisch onderbrengen van een één-loketfunctie (voor de intake) bij de te vormen afdeling Stadswinkel kan daarbij betrokken worden. In het derde kwartaal van 2006 zullen wij hiervoor met aanbevelingen komen.
Financiën In de gemeentebegroting is structureel een bedrag van € 200.000 opgenomen voor armoedebeleid (E61400 minimabeleid). Voor 2006 is door de raad een bedrag van € 365.000 in een bestemmingsreserve beschikbaar gesteld (overschotten bijzondere bijstand en gelden chronisch zieken en gehandicapten). Om de bovengenoemde ambities te kunnen uitvoeren is het wenselijk de (eventuele) overschotten uit de bijzondere bijstand jaarlijks te bestemmen voor het armoedebeleid. Naarmate het beleid van het terugdringen van niet-gebruik succesvol is, zullen de overschotten verdwijnen. Voor 2006 is dus een totaalbedrag van € 565.000 beschikbaar. Dit budget (zoals hier in schema gezet) is niet toereikend om alle voorgenomen ambities uit te voeren. De provincie heeft voor de gemeenten extra middelen beschikbaar gesteld voor armoedebestrijding in Brabant. Wij zullen daarom bij de provincie voor 1 maart 2006 voorstellen indienen om voor extra of cofinanciering in aanmerking te komen.
15
De invulling is als volgt: Naam
Betrokken partijen
Planning
Bedrag op jaarbasis
Bemoeizorg
GGD West-Brabant, Thuiszorg West-Brabant Stichting Leergeld Humanitas (?) initiatief gemeente
2006-2007
100.000
2006 2006 derde kwartaal 2006
27.500 25.000 nog in te vullen
initiatief gemeente
derde kwartaal 2006
nog in te vullen
initiatief gemeente initiatief gemeente
eerste kwartaal 2006 tweede kwartaal
20.000
Schuldhulpverlening
Traverse, Regionaal Meldpunt Schuldhulpverlening
2006-2007
100.000
Collectieve ziektekostenverzekering Armoedemonitor Organisatorische aanpassingen/ terugdringen niet-gebruik
zorgverzekeraar
2006
250.000
gemeente, SIW, Aramis gemeente, SIW, ouderenbonden, kerken
jaarlijks derde kwartaal
42.500 nog in te vullen
Leergeldproject Maatjesproject Gemeentepas Actualisering bijzondere bijstand Humanitair noodfonds Spoor 3 Wwb
19
20
Samenvattend Met ‘Sociaal Roosendaal’ maken wij onze ambities duidelijk. Wat staat ons voor ogen? Een samenleving waarin burgers niet noodgedwongen langs de kant hoeven te blijven staan, maar mee kunnen doen. Een samenleving ook waar wij als gemeente duidelijke perspectieven bieden aan die groepen burgers die het moeilijk hebben. Een samenleving waar burgers die dreigen af te haken een steuntje in de rug krijgen en daardoor de mogelijkheid hebben weer aan te haken. Mensen die rond moeten komen van een minimuminkomen merken dag in dag uit dat ze geen toegang hebben tot kansen en mogelijkheden die anderen wel krijgen. Ze kampen vaak met schulden, hun kinderen kunnen niet deelnemen aan activiteiten op en buiten de school … Kortom: ze staan een leven lang aan de ’rand van onze samenleving’. Armoede wordt vaak ervaren als een verborgen probleem. Wie zelf in armoede leeft, komt er niet graag mee naar buiten: wie niet in armoede leeft, is zich nauwelijks bewust van het probleem of kijkt er liever overheen. Maar armoede verdwijnt niet door er de ogen voor te sluiten. Wij willen als gemeente iedereen zoveel de kans geven op een volwaardige deelname aan de samenleving. Natuurlijk kunnen en willen we dat als gemeente niet alleen! De samenwerking met de maatschappelijke partners in de wijken en buurten biedt juist nieuwe mogelijkheden om in een brede coalitie zaken op te
19
Dit bestaat uit een bedrag van € 50.000 voor voortzetting van het Traverseproject schuldhulpverlening en een extra impuls van € 50.000. 20 Inclusief een extra investering voor kwalitatief onderzoek van € 27.500.
16
pakken. Een scala van projecten, activiteiten en interventies die in meer of mindere mate raken aan het armoedebeleid worden al uitgevoerd en gerealiseerd. Nieuwe ambities en initiatieven staan op stapel en zullen wij met kracht oppakken. Kortom: wij willen in de nieuwe bestuursperiode: het opstellen van een Sociaal Actieplan 2006-2010 als een van de belangrijkste prioriteiten opnemen; daarvoor initiatieven ontwikkelen met de maatschappelijke partners (conform de aanpak van het Economisch Actieplan); in 2006 bezien wie, hoe, wat en wanneer activiteiten ontwikkelt (met die restricties dat geen plannen ontwikkeld kunnen worden zonder geld) en afspraken maken over wat we in 2010 bereikt willen hebben. Met die aanpak en inzet zijn wij ervan overtuigd een zorgzame stad en een ‘sociaal Roosendaal’ te kunnen realiseren.
17