gemeentelijk armoedebeleid
2
Gemeentelijk armoedebeleid
Inhoudsopgave 1
Inleiding
5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Gemeentelijk beleidskader Inleiding Generiek inkomensbeleid versus gemeentelijk maatwerk Relatie met aanpalende beleidsterreinen Gemeenteraad en programmabegroting Cliëntenraden, belangengroepen en burgerinitiatief Maatschappelijke organisaties Particulier initiatief
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Lokale maatregelen Inleiding Bijzondere bijstand Bevordering van maatschappelijke participatie Beperken zorg- en ziektekosten en verkleinen sociaal-economische gezondheidsverschillen 3.5 Preventie en tegengaan niet-gebruik 3.6 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen 3.7 Schuldhulpverlening 3.8 Langdurigheidstoeslag 3.9 Beperken woonlasten en aanpak achterstandswijken 3.10 Toeslagen op de algemene bijstand 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Doelgroepen Inleiding Het bepalen van de omvang en samenstelling van de doelgroep in de gemeente Ouderen Jeugd Chronisch zieken en gehandicapten Allochtonen Dak- en thuislozen Werkenden in loondienst en zelfstandigen Tot slot
4
8 8 8 9 11 13 13 14 16 16 16 19 22 27 30 32 35 36 39
40 40
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Armoedebeleid en reïntegratie Inleiding Maatwerk Werken lonend maken, tegengaan armoedeval Vrijlating inkomsten uit arbeid Sociale activering en onkostenvergoeding vrijwilligerswerk Schuldhulpverlening als onderdeel van het reïntegratietraject Werkervaring opdoen in projecten voor minima
51 51 51 51 53 53 54 54
6 6.1 6.2 6.3
Kosten en financiering Inleiding Kosten Financiering
56 56 56 56
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
Uitvoeringsaspecten en instrumenten Inleiding Vereenvoudigde aanvraagprocedure Armoedebeleidsmeter Bijzondere Bijstandzoeker Minima Effect Rapportage (Nibud) Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) Projectleider armoedebeleid Meten is weten Intervisiedagen gemeentelijk armoedebeleid
58 58 58 59 60 60 60 61 61 61
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4 5
Adressen en websites Publicaties Geraadpleegde deskundigen Prestatie-indicatoren Artikelen 35 en 36 WWB
40 41 43 45 46 46 48 50
5
63 69 70 71 73
Gemeentelijk armoedebeleid
1. Inleiding Over deze publicatie Deze publicatie is een algemene introductie in gemeentelijk armoedebeleid en beantwoordt vragen als: Wat is armoede? Welke verantwoordelijkheid heeft de gemeente bij de bestrijding ervan? Welke lokale maatregelen zijn mogelijk? Wat kost het en hoe wordt het betaald en uitgevoerd? Voor wie? De publicatie is bedoeld voor wethouders en raadsleden; zij zijn verantwoordelijk voor het bepalen van de visie op armoedebeleid en de vaststelling van een beleidsplan. Deze publicatie biedt handvatten voor een efficiënt en effectief armoedebeleid. Gemeenten kunnen aan de hand van deze publicatie zelf hun armoedebeleid vormgeven. De publicatie is ook nuttig voor de beleidsmedewerker en anderen die zich met lokaal
Voor raadsleden en wethouders: De hoofdstukken 3 tot en met 6 beginnen met een samenvatting van de belangrijkste beleidskeuzes.
armoedebeleid bezighouden. Er is naar gestreefd een zo volledig mogelijk beeld te geven van de reikwijdte en mogelijke invulling van gemeentelijk armoedebeleid. De diepgang is echter beperkt. Wel krijgt u aan het eind van elke paragraaf enkele suggesties voor verdieping aangereikt. Wat is armoede? Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies (inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving), waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Armoede in enge zin wordt beschouwd als een tekort aan financiële middelen.1 In deze publicatie wordt de brede definitie gehanteerd. Verantwoordelijkheid van gemeenten Gemeenten hebben de mogelijkheden en de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren. Een gemeente met minder armoede en sociale uitsluiting creëert voor iedereen een beter leefklimaat. Dat betekent dat gemeenten alert moeten zijn op de geestelijke en financiële noden van hun 1| Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting 2003, Ministerie van SZW 2003.
6
inwoners. De gemeentelijke overheid is door de korte afstand tot de burger bij uitstek het overheidsorgaan dat problemen bij individuele burgers kan onderkennen en hiervoor maatwerk kan leveren. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld bijzondere bijstand verlenen, voorzieningen in het leven roepen om maatschappelijke participatie mogelijk te maken, gezondheidsbeleid voeren, toeslagen geven op de bijstandsnorm en mensen helpen met het oplossen van hun schulden. Het gemeentelijke maatwerk is een aanvulling op het generieke inkomensbeleid van het Rijk. De inzet van eigen gemeentelijke middelen, (semi-)overheidsinstanties van maatschappelijk werk en gezondheidszorg en particuliere (charitatieve) organisaties, maken een sterke regie door gemeenten wenselijk. Gemeenten kunnen daarbij rekening houden met de ontwikkelingen in het aantal huishoudens met een laag inkomen en de schuldenproblematiek, maar ook met de consequenties van politieke ontwikkelingen, zoals de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)2 , de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de Wet Inburgering. Totstandkoming van deze publicatie In de masterclasses over lokaal armoedebeleid (2005) is gebleken dat lokale overheden verschillende initiatieven nemen om armoede tegen te gaan 3. Tevens is er in de masterclasses een behoefte onder verschillende lokale actoren geconstateerd om deze initiatieven te inventariseren en verder te verspreiden. Met de publicatie Gemeentelijk Armoedebeleid wordt hieraan invulling gegeven. De publicatie is geschreven door StimulanSZ en SGBO, onderzoeks- en adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ondersteunen dit initiatief. StimulanSZ en SGBO zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de publicatie en de daarin opgenomen voorbeelden van gemeentelijk beleid. Diverse deskundigen hebben commentaar en voorbeelden van gemeentelijk beleid aangedragen.4 Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. Het ministerie van SZW, de VNG, StimulanSZ en SGBO kunnen echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend. Leeswijzer Zie voor een volledig overzicht van de hoofdstukken en paragrafen de inhoudsopgave. Deze is zo opgesteld dat u snel uw weg kunt vinden in deze publicatie.
2| Bij het ter perse gaan van deze publicatie is de WMO nog niet ingevoerd. Wel is de Tweede Kamer akkoord. 3| Deze masterclasses zijn een vervolgactie van het kabinet op het advies van de Denktank Armoedebestrijding en jongeren (november 2004). Doel van deze masterclasses was om alle betrokken uitvoerders, vanuit het vertrekpunt van integraliteit van het armoedevraagstuk onder jongeren, van elkaar te laten leren. Vervolginformatie uit de masterclasses is beschikbaar via www.armoedebeleid.nl 4| In bijlage 3 is een lijst met geraadpleegde deskundigen opgenomen.
7
Gemeentelijk armoedebeleid
Beleidskeuzes armoedebeleid Aan de hand van o.a. de volgende beleidskeuzes kunnen gemeenteraden het armoedebeleid bepalen:
Beleidskeuzes • Kiest de gemeente voor individueel maatwerk of meer algemeen
generiek armoedebeleid (zonder daarbij het inkomensbeleid van het Rijk te doorkruisen)? • Ligt bij het aanvragen van inkomensondersteuning het initiatief bij de burger (eigen verantwoordelijkheid) of biedt de gemeente deze proactief aan? • Hoe groot is het gemeentelijke budget voor armoedebeleid? • Ligt de nadruk op betaald materiële ondersteuning of op immateriële ondersteuning? • Ligt de nadruk op werk of op inkomen, zorg en welzijn? • Zijn er noodzakelijke kosten van bestaan die niet uit de bijstandsnorm kunnen worden betaald? • Welke inkomensgrens en eigen bijdrage worden gehanteerd? • Zijn er doelgroepen of problemen waarvoor (extra) voorzieningen noodzakelijk zijn? • Welke verhouding tussen uitvoeringskosten en kosten van verstrekkingen is wenselijk? • Met welke andere gemeentelijke beleidsterreinen moet het armoedebeleid worden afgestemd? • Voert de gemeente preventief en/of curatief beleid voor mensen met (dreigende) schulden? • Welke toeslagen en verlagingen op de bijstandsnorm zijn in individuele gevallen wenselijk? • Voor welke periode geldt het beleid? • Welke meetbare doelstellingen worden geformuleerd? • Kiest de gemeente voor keuzevrijheid van de burger, of bepaalt de gemeente voor welke kosten burgers een vergoeding kunnen krijgen? • Hoe gaat de gemeente om met particuliere initiatieven, zoals fondsen en dergelijke? • Is maatschappelijke participatie een doelstelling in het armoedebeleid? Welke vormen van participatie wil de gemeente stimuleren? • Hoe moet de gemeente omgaan met de concentratie van armoede in bepaalde wijken?
8
2 Gemeentelijk beleidskader 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft aan binnen welk beleidskader gemeenten het armoedebeleid kunnen uitvoeren. Algemeen, generiek inkomensbeleid is de verantwoordelijkheid van het Rijk en geen bevoegdheid van gemeenten. Gemeenten kunnen in aanvulling op het inkomensbeleid met maatwerk individuele huishoudens met financiële problemen ondersteunen bij bijzondere uitgaven. Gemeenten hebben daarbij veel beleidsvrijheid. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke wet- en regelgeving relevant is, op welke wijze het armoedebeleid gerelateerd is aan aanpalende beleidsterreinen en welke actoren een rol spelen bij de totstandkoming van armoedebeleid. 2.2 Generiek inkomensbeleid versus gemeentelijk maatwerk Generiek inkomensbeleid is de verantwoordelijkheid van het Rijk. Jaarlijks wordt centraal de hoogte van het sociaal minimum vastgesteld. Deze norm geldt voor alle burgers van Nederland. Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat deze uitkeringsnorm niet volledig toereikend is om bepaalde noodzakelijke uitgaven te doen. Op dat moment kan de gemeente een rol gaan spelen. Als een persoon voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening (zoals huurtoeslag of studiefinanciering), kan de gemeente besluiten om bijzondere bijstand te verstrekken. Hierbij levert de gemeente maatwerk: er moet worden vastgesteld of de uitgaven noodzakelijk zijn en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn. Alleen aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen mogen gemeenten binnen de kaders van de WWB in het kader van bijzondere bijstand vaste bedragen verstrekken zonder te controleren of de kosten noodzakelijk en daadwerkelijk gemaakt zijn. Dergelijke inkomensondersteunende regelingen worden ‘categoriale’ regelingen genoemd. Categoriale regelingen voor andere doelgroepen zijn niet mogelijk.5 Met de invoering van de WWB zijn de mogelijkheden voor gemeenten om categoriale voorzieningen te treffen beperkt, omdat deze het landelijke inkomensbeleid doorkruisen. Door de afschaffing van de categoriale bijzondere bijstand heeft de bijzondere bijstand de maatwerkfunctie terug. Een andere reden voor de afschaffing van categoriale regelingen was de armoedeval. De armoedeval treedt op wanneer iemand die gaat werken of meer gaat verdienen, er per saldo niet of nauwelijks op vooruitgaat, bijvoorbeeld vanwege het feit dat hij geen recht meer heeft op inkomensafhankelijke bijdragen. De categoriale bijzondere bijstand is dus grotendeels afgeschaft. Gemeenten hebben nog wel speelruimte met betrekking tot andere categoriale voorzieningen: • Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen. 5| Dit geldt ook voor regelingen die niet onder de bijzondere bijstand vallen en bijvoorbeeld gefinancierd worden uit eigen gemeentelijke middelen.
9
Gemeentelijk armoedebeleid
• • • •
Voorzieningen voor maatschappelijke participatie. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. De berekening van de draagkracht en het hanteren van een drempelbedrag. Categoriaal beleid voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.
Gemeenten moeten dus maatwerk leveren. Het is echter wel mogelijk om beleidsregels op te stellen voor de uitvoering van de bijzondere bijstand. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden en de kosten die kunnen worden vergoed, tot op bepaalde hoogte wordt gestandaardiseerd. Dit bevordert de rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en de doelmatigheid van de uitvoering. 2.3 Relatie met aanpalende beleidsterreinen De meest kwetsbare burgers zijn personen met een cumulatie van armoederisico’s, zoals een combinatie van slechte arbeidsmarktpositie, problematische schulden, laag opleidingsniveau, dakloosheid, en gezondheidsproblemen. Uitsluitend financiële ondersteuning is voor de meest kwetsbare burgers niet genoeg. Binnen het kader van het gemeentelijk armoedebeleid hebben gemeenten de mogelijkheid om (eventueel gekoppeld aan activering) maatwerk te leveren. Dit vereist een sluitende keten van voorzieningen. De gemeente is als geen ander in staat de regie over de keten te voeren en om witte vlekken, overlap en aansluitingsproblemen te signaleren. Het is dus belangrijk dat armoedebeleid beleidsmatig en op uitvoerend niveau wordt afgestemd met andere taken van de gemeente. Hiermee kan al in het collegeprogramma rekening worden gehouden. In deze paragraaf worden een aantal aanpalende beleidsterreinen genoemd en de wijze waarop daarmee afstemming kan plaats vinden. Daarbij wordt verwezen naar andere hoofdstukken in deze publicatie.
WMO en gezondheidsbeleid . Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).6 De huidige Welzijnswet en de WVG gaan met ingang van 1 januari 2007 samen met Huishoudelijke Zorg uit de AWBZ 7 op in de WMO. Individuele voorzieningen kunnen een grote kostenpost zijn voor burgers. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van thuiszorg, mantelzorg, aangepast vervoer of woningaanpassing. De keuzes die gemeenten maken bij de invulling en uitvoering van de WMO hebben dus veel invloed op de positie van minima. Ook welzijnszaken zoals de inzet van vrijwilligers en jeugdbeleid worden straks opgenomen in de WMO. Minima hebben een slechtere gezondheid dan niet-minima. Gemeenten kunnen met lokaal gezondheidsbeleid sociaal-economische gezondheidsverschillen verkleinen. In paragraaf 3.4 wordt ingegaan op de relatie tussen de WMO, gezondheidsbeleid en armoedebeleid. Huisvestingsbeleid. De gemeente heeft de prijs, kwaliteit en beschikbaarheid van betaalbare woningen deels in de hand en kan met het huisvestingsbeleid invloed 6| Bij het ter perse gaan van deze publicatie is de wettekst voor de WMO nog een concept. 7| Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
10
uitoefenen op het welzijn en het inkomen van minima. In paragraaf 3.9 wordt de relatie gelegd tussen armoedebeleid en huisvestingsbeleid. Voorkomen van voortijdige schooluitval. Voortijdig schoolverlaters lopen een verhoogd risico niet tot de arbeidsmarkt door te kunnen dringen. Voorkomen moet worden dat jongeren zonder startkwalificatie hun opleiding beëindigen. Kinderen met een leer- of taalachterstand hebben meer moeite met het onderwijs, belanden in lagere schooltypen en hebben een verhoogd risico op uitval en (daardoor) op een armoedesituatie. Reïntegratie, sociale activering en vrijwilligerswerk . Gemeenten zijn in het kader van de WWB verantwoordelijk voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, ANW’ers8 en Nug’ers9 . Armoedebeleid kan bijdragen aan reïntegratie; denk aan schuldhulpverlening, sociale activering en onkostenvergoedingen voor werkgerelateerde uitgaven. Onder het motto ‘iedereen moet meedoen’ spoort het Rijk gemeenten aan om, in het kader van hun beleid vrijwillige inzet, in te zetten op het verbeteren van de positie van vrijwilligers. Dat kan bijvoorbeeld door deskundigheidsbevordering, maar ook door het subsidiëren van een collectieve aansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers. In hoofdstuk 5 wordt hierop verder ingegaan. Inburgering van oud- en nieuwkomers. Oud- en nieuwkomers vormen een kwetsbare groep. Voorlichting over geldzaken en inkomensondersteuning en hulp bij aanvragen kan door de gemeente worden ingebouwd in alle inburgeractiviteiten van de gemeente en uitvoerende instanties. Maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Een belangrijk deel van de dak- en thuislozen heeft problematische schulden of kan niet op eigen kracht voorzien in de normale kosten van bestaan. Inkomensondersteuning voor deze groep vraagt om een specifieke aanpak en afstemming met zorg en hulpverlening. Centrumgemeenten ontvangen een specifieke uitkering voor maatschappelijke opvang. In paragraaf 4.7 wordt ingegaan op de relatie met maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Jeugdbeleid. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bevorderen van het welzijn van hun jeugdige burgers. In het kader van (preventief) lokaal jeugdbeleid gebeurt dit onder andere door het bieden van voorzieningen en activiteiten op het gebied van scholing, cultuur en vrije tijdsbesteding. Speciale aandacht is nodig voor jeugdigen waar het niet zo goed mee gaat, bijvoorbeeld als gevolg van opvoed- en opgroeiproblemen in gezinnen, waarbij een slechte financiële situatie vaak mede oorzaak is van maatschappelijke isolatie van jeugdigen. Zie paragraaf 4.4. Volwasseneneducatie. In Nederland kunnen ongeveer 1 miljoen volwassenen niet of nauwelijks lezen en schrijven.10 Zij hebben een verhoogd risico om in een situatie van sociale uitsluiting te belanden. Naar schatting zijn onder hen zo’n 250.000 ‘echte’ analfabeten. De overigen zijn functioneel analfabeet. 11 Er zijn nog meer relaties te bedenken tussen armoedebeleid en – wellicht minder voor de hand liggende - beleidsterreinen. De kortingspas van de gemeente Delft bijvoor8| Personen met een uitkering op basis van de Algemene Nabestaandenwet. 9| Niet-uitkeringsgerechtigden. 10| OECD, International Adult Literacy Survey (IALS). 11| ‘Functioneel analfabeten’ zijn die Nederlanders die onvoldoende Nederlands kunnen lezen, schrijven en rekenen om zich op een volwaardige manier in onze maatschappij te kunnen handhaven.
11
Gemeentelijk armoedebeleid
beeld is ontwikkeld met het budget voor armoedebeleid, maar ook met het budget waarmee de stad zich profileert als kennisstad. De lijst met onderwerpen is dus niet uitputtend; op diverse beleidsterreinen kunnen beleidswijzigingen gevolgen hebben voor minima en het armoedebeleid. In Almelo worden alle gemeentelijke beleidsplannen getoetst op de effecten ervan voor mensen met een laag inkomen. Dit noemen ze de Armoede Effect Rapportage. Meer hierover in paragraaf 7.6.
• • • • • •
2.4 Gemeenteraad en programmabegroting Gemeenten zijn binnen het duale stelsel verplicht met een jaarlijkse programmabegroting te werken. De programmabegroting bestaat uit twee soorten documenten: de programmaplannen voor de raad en de productenraming voor het college. Per vastgesteld programmaplan en bijbehorend budget moet het college meer gedetailleerd op productniveau in de productenraming aangeven wat de ambtelijke organisatie gaat doen om programmadoelstellingen te realiseren en wat het mag kosten. De productenraming autoriseert de ambtelijke organisatie, bijvoorbeeld de sociale dienst, om bepaalde producten te leveren om daarmee de doelstellingen van de raad te realiseren.
• • • • • •
Duaal besturen betekent in essentie dat de raad beleid controleerbaar vastlegt en het maatschappelijke effect ervan achteraf beoordeelt aan de hand van een resultaatmeting. Dit zijn de eerste en laatste stap in een beleidscyclus. De tussenliggende stappen (plannen, uitvoeren en meten) worden door college en ambtelijk management ingevuld. Die verdeling plaatst de raad prominenter dan voorheen in een sturende rol. Om de sturende rol waar te kunnen maken moet de raad zijn doelen zodanig stellen dat daarover heldere verantwoording mogelijk is. Daarnaast moet sprake zijn van een goede informatievoorziening. Het ambtelijk management moet daarmee aan de slag. In bijlage 4 vindt u voorbeelden van meetbare beleidsdoelstellingen en prestatie-indicatoren die door de raad kunnen worden vastgesteld en door het college en de sociale dienst kunnen worden gebruikt als leidraad bij de verantwoording. Hieronder staan de belangrijkste keuzes die de gemeenteraad moet maken. Op basis daarvan wordt de programmabegroting gemaakt. Welke kaderstellende keuzes moet de gemeenteraad maken? • Kiest de gemeente voor individueel maatwerk of meer algemeen generiek armoedebeleid (zonder daarbij het inkomensbeleid van het Rijk te doorkruisen)? • Ligt bij het aanvragen van inkomensondersteuning het initiatief bij de burger (eigen verantwoordelijkheid) of biedt de gemeente deze pro-actief aan? • Hoe groot is het gemeentelijke budget voor armoedebeleid? • Ligt de nadruk op betaalde materiële ondersteuning of op immateriële ondersteuning?
•
Ligt de nadruk op werk of op inkomen, zorg en welzijn? Zijn er noodzakelijke kosten van bestaan die niet uit de bijstandsnorm kunnen worden betaald? Welke inkomensgrens en eigen bijdrage worden gehanteerd? Zijn er doelgroepen of problemen waarvoor (extra) voorzieningen noodzakelijk zijn? Welke verhouding tussen uitvoeringskosten en kosten van verstrekkingen is wenselijk? Met welke andere gemeentelijke beleidsterreinen moet het armoedebeleid worden afgestemd? Voert de gemeente preventief en/of curatief beleid voor mensen met (dreigende) schulden? Welke toeslagen en verlagingen op de bijstandsnorm zijn in individuele gevallen wenselijk?12 Voor welke periode geldt het beleid? Welke meetbare doelstellingen worden geformuleerd? Kiest de gemeente voor keuzevrijheid van de burger, of bepaalt de gemeente voor welke kosten burgers een vergoeding kunnen krijgen? Hoe gaat de gemeente om met particuliere initiatieven, zoals voedselbanken, fondsen en dergelijke? Hoe gaat de gemeente om met de concentratie van armoede in bepaalde wijken?
Nadat deze keuzes zijn gemaakt, is het aan B&W en de sociale dienst om op gedetailleerd productniveau keuzes te maken, passende regelingen te ontwerpen en vorm te geven aan de uitvoering. Beleidsnota armoedebeleid Beleidskeuzen voor de langere termijn kan de raad vastleggen in een kaderstellende nota. Het opstellen van een afzonderlijke beleidsnota armoedebeleid is geen verplichting, maar wel nuttig. Het biedt de mogelijkheid om het armoedebeleid in een breder perspectief te plaatsen, te relateren aan aanpalende beleidsterreinen en langetermijnplannen vast te leggen. Het opstellen van een afzonderlijke nota nodigt uit tot debat met maatschappelijke organisaties en belangengroepen, en tot het formuleren van een eenduidige, langetermijnvisie. In de nota kunnen de hoofdlijnen van de programmabegroting verder worden gespecificeerd en toegelicht. Voor de ambtelijke organisatie biedt het de mogelijkheid om te laten zien hoe de beleidskeuzes zijn vertaald naar de uitvoering. Tot slot kunnen in de nota ook evaluaties van het armoedebeleid worden gepresenteerd. Het is van belang dat het debat over het te voeren lokale minimabeleid niet beperkt blijft tot de gemeenteraad. Het is zinvol om maatschappelijke organisaties en uitkeringsgerechtigden hierbij te betrekken. In een aantal gemeenten gebeurt dat tijdens 12| De gemeenteraad moet een toeslagenverordening vaststellen (WWB art 25 t/m 29).
12
13
Gemeentelijk armoedebeleid
hoorzittingen die door de gemeenteraad, door een commissie uit de gemeenteraad of door enkele fracties uit de gemeenteraad zijn georganiseerd. Dat geeft betrokkenen een mogelijkheid om hun ervaringen en hun visie in te brengen, alvorens de gemeenteraad tot een besluit komt. In de volgende paragrafen gaan we verder hierop in. 2.5 Cliëntenraden, belangengroepen en burgerinitiatief Cliëntenraden en andere belangengroepen hebben een belangrijke signaleringsfunctie. Zij kennen de armoedeproblemen in de gemeente, in het bijzonder natuurlijk die van de eigen achterban. Zij kunnen daarom een belangrijke inhoudelijke bijdrage leveren aan het armoedebeleid. Door hen daar actief bij te betrekken, ontstaat er bovendien draagvlak. Cliëntenraden en andere belangengroepen nemen overigens ook vaak de taak op zich om hun achterban voor te lichten over inkomensondersteunende Voorbeelden van belangengroepen13 maatregelen en andere (geld)zaken. Ook Chronisch zieken en gehandicaptenraad kunnen zij betrokken worden bij de verCliëntenbond GGZ betering van de dienstverlening van de Cliëntenraad gemeente aan cliënten (bijvoorbeeld als Diaconie aanvulling op een klanttevredenheidsOuderenbond onderzoek). Veel gemeenten maken oveVereniging van mantelzorgers Vrouwenbond rigens ook gebruik van burgerpanels bij WAO-beraad de voorbereiding of evaluatie van beleid. Werklozenbond Woonbond en huurdersvereniging
2.6 Maatschappelijke organisaties Elke gemeente kent tal van maatschappelijke organisaties, die op een of andere manier te maken hebben met de doelgroep van het lokale armoedebeleid. Deze organisaties hebben een belangrijke signaleringsen doorverwijsfunctie. Ook kunnen zij de doelgroep voorlichten over inkomensondersteunende maatregelen of budgetvoorlichting geven. Veel maatschappelijke organisaties staan dichter bij de doelgroep dan de gemeente en zij kunnen de doelgroep benaderen op een manier die bij de doelgroep past. Het is daarom belangrijk om als gemeente regelmatig kennis en ervaringen uit te wisselen met deze organisaties en hen bijvoorbeeld uit te nodigen voor lokale sociale conferenties.
De gemeente kan ervoor zorgen dat informatie over gemeentelijke inkomensondersteuning bij deze organisaties beschikbaar is voor medewerkers en burgers. Andere voorbeelden van maatregelen waarbij maatschappelijke organisaties kunnen worden betrokken: • Decanen van scholen worden geïnformeerd over de bijdrage voor schoolkosten. • Woningcorporaties melden verhuizing; minima krijgen verhuiskostenvergoeding. • Informatie van de sociale dienst in de nieuwsbrief van de ouderenbond.
Voorbeelden van maatschappelijke organisaties14 GG&GD Bibliotheek Bureau Jeugdzorg Bureau voor Rechtshulp Buurtwerk Centrum voor Alcoholverslaafden Geestelijke gezondheidszorg Gehandicaptenorganisatie Humanitas Jongeren Informatie Punt Jongerencentrum Leger des Heils Kerk en moskee Kredietbank Maatschappelijk werk Nutsbedrijf Opvangcentrum voor daklozen Politie en stadswacht Sociaal raadslieden Sportvereniging Stichting Welzijn Ouderen School Thuiszorg Vakbondswinkel Verzorgings- of verpleeghuis Vluchtelingenwerk Woningbouwcorporatie Ziekenhuis
2.7 Particulier initiatief Vrijwel elke gemeente kent organisaties, zoals kerken en moskeeën, particuliere fondsen en voedselbanken, die financiële ondersteuning of hulp in natura bieden aan mensen met een laag inkomen. Een voorbeeld is de Stichting Leergeld, die huishoudens met weinig geld helpt om kosten te betalen die kinderen in dat huishouden moeten maken in verband met het volgen van onderwijs. Het kan gaan om boekengeld, excursies of een fiets om naar school te gaan. Een ander voorbeeld is de stichting Jeugdsportfonds, waar begeleiders van jeugdigen voetbalschoenen of andere voorzieningen kunnen aanvragen voor jongeren waarvan de ouders te weinig geld hebben om deze voorzieningen te betalen. Er zijn ongeveer 500 fondsen in Nederland. Verreweg het merendeel daarvan is particulier. Fondsen leveren meestal een bijdrage aan een maatschappelijke activiteit of doelgroep op het terrein van welzijn, onderwijs, jeugd, ouderen, cultuur, volksgezondheid of wetenschap.
13| In bijlage 1 vindt u contactgegevens van landelijke koepelorganisaties.
14
14| In bijlage 1 vindt u contactgegevens van landelijke koepelorganisaties.
15
Gemeentelijk armoedebeleid
Voedselbank Rotterdam In Nederland voorzien voedselbanken wekelijks duizend huishoudens van kratten voedsel. De grootste voedselbank, in Rotterdam, neemt vijfhonderd huishoudens die met moeite rondkomen, voor zijn rekening. De kratten zijn onder meer gevuld met brood, groente, fruit, koffie en koekjes. Afkomstig van bedrijven, veilingen en winkels die het wilden weggooien. Omdat het etiket scheef zat bijvoorbeeld of omdat het artikel de uiterste houdbaarheidsdatum naderde. Het enige criterium om in aanmerking te komen voor een voedselpakket, is dat er bij de cliënt na aftrek van de vaste lasten niet meer van het inkomen overblijft dan e 150 per maand om eten en kleding van te kopen. Per volwassene komt daar e 50 bij, per kind e 25. Bron: Utrechts Nieuwsblad, 19 mei 2004.
Overheid en voedselbanken “Het Rijk en gemeenten garanderen een toereikend bestaansminimum waarbij mensen een beroep kunnen doen op voorliggende voorzieningen en de algemene en bijzondere bijstand. Naast de rol van het Rijk en de lagere overheden hebben particuliere instellingen, zoals de voedselbank, de ruimte om persoonlijke aandacht te geven aan mensen in nood. Wij hechten aan deze rolverdeling tussen Rijk en particuliere instelling.” Bron: Antwoorden van minister De Geus op Kamervragen over de begroting SZW voor het jaar 2006, 9 december 2005. NB: Op 3 maart 2006 heeft de staatssecretaris van SZW gerapporteerd aan de Tweede Kamer over een onderzoek naar de omvang en de achterliggende problematiek van mensen die gebruikmaken van de voedselbanken.
Gemeenten gaan op verschillende manieren om met deze particuliere initiatieven. Er zijn gemeenten die inkomensondersteuning (of ondersteuning in natura zoals bij voedselbanken) beschouwen als een verantwoordelijkheid van de overheid, en het particulier initiatief zien als een doorkruising van het inkomensbeleid. Particuliere hulp leidt tot rechtsongelijkheid tussen burgers, zo vinden deze gemeenten. Andere gemeenten zien het particulier initiatief juist als een welkome of noodzakelijke aanvulling op het armoedebeleid. Een deel van deze gemeenten faciliteert en ondersteunt daarom particuliere initiatieven. Meer informatie • Fondsenboek 2004/2005, Vereniging van Fondsen in Nederland (FIN). Kijk op www.verenigingvanfondsen.nl.
3 Lokale maatregelen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden een aantal maatregelen gepresenteerd die gemeenten kunnen nemen ter bestrijding van armoede. Deze maatregelen zijn een aanvulling op het landelijk beleid. 3.2
Bijzondere bijstand
Beleidskeuzes • Welke inkomensgrens en eigen bijdrage wordt gehanteerd? • Wordt er een drempelbedrag gehanteerd? • Zijn er noodzakelijke kosten van bestaan die niet uit de bijstandsnorm kunnen worden betaald?
In het volgende wordt ingegaan op bijzondere bijstand. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen individuele en categoriale bijzondere bijstand. Individuele bijzondere bijstand Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat de bijstandsnorm (of een ander inkomen op dat niveau) niet toereikend is om noodzakelijke uitgaven te doen. Als de gemeente vindt dat deze uitgaven wel noodzakelijk zijn en niet uit de bijstandsnorm of andere middelen kunnen worden betaald, kan bijzondere bijstand worden verleend.15 Bijzondere bijstandsverlening is geregeld in artikel 35 van de WWB. De bijzondere bijstand gaat uit van maatwerk: de gemeente moet bij elke aanvraag vaststellen of er sprake is van uitgaven die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, of de uitgaven noodzakelijk zijn en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn. Voor regelingen voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen geldt dat maatwerk niet. Voor deze groepen mag de gemeente binnen de kaders van de WWB categoriaal beleid maken. Categoriale bijzondere bijstand Voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen mogen gemeenten categoriale bijzondere bijstand verstrekken. Bij categoriale bijstand krijgen deze groepen een bedrag zonder dat gecontroleerd wordt waaraan het geld wordt uitgegeven. Categoriale bij15| In bijlage 5 vindt u de letterlijke wettekst.
16
17
Gemeentelijk armoedebeleid
Individueel of categoriaal Individuele bijzondere bijstand kan alleen worden verleend voor daadwerkelijk gemaakte kosten. Bij categoriale bijstand krijgen groepen een bedrag zonder dat gecontroleerd wordt waaraan het geld wordt uitgegeven. Gemeenten mogen alleen nog categoriale bijstand verstrekken aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.
zondere bijstand is niet mogelijk voor andere groepen personen. Dat geldt ook voor regelingen die niet betaald worden uit de bijzondere bijstand en deel uitmaken van het eigen gemeentelijk beleid.
Beleidsregels De bijzondere bijstand gaat dus uit van zoveel mogelijk maatwerk. Gemeenten kunnen beleidsregels opstellen voor de uitvoering van de bijzondere bijstand.16 Hiermee wordt bewerkstelligd dat de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden en de kosten die kunnen worden vergoed, tot op bepaalde hoogte worden gestandaardiseerd. Dit bevordert de rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en de doelmatigheid van de uitvoering. De beleidsregels kunnen onder meer betrekking hebben op: • Omstandigheden waaronder bepaalde kosten als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan worden aangemerkt. • Kosten die in die omstandigheden kunnen worden vergoed. • Tot welk bedrag deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de norm en de aanwezige betalingscapaciteit. De noodzaak ervan moet wel individueel worden getoetst. Dat kan op een manier die de “Het is aan de gemeente om te bepalen hoe wordt gemeente niet veel extra tijd, vastgesteld dat de belanghebbende de kosten daadpersoneel en geld kost en die werkelijk heeft gemaakt. De gemeente kan bijvoorvoor de burgers ook toegankelijk beeld kiezen voor steekproefsgewijze controle, contis. Gemeenten kunnen er bijvoorrole boven een bepaald bedrag, en/of controle op basis van risicoprofielen. Ook kan de gemeente er voor beeld voor kiezen om formuliekiezen om de controle niet afzonderlijk uit te voeren, ren te gebruiken waarbij een maar die te laten samenvallen met een ander contact aantal voorzieningen overzichtemet de cliënt, bijvoorbeeld bij een heronderzoek.” lijk op een rij zijn gezet. Mensen De staatssecretaris van SZW in de Nota naar aanleidkunnen dan aankruisen op welke ing van het Verslag Wet werk en bijstand, pagina 71. voorzieningen ze denken recht te hebben en vervolgens een aanvraag indienen. Zeker bij cliënten die al bekend zijn bij de sociale dienst is zo’n formulier eenvoudig te toetsen. Controleren of de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt
16| Memorie van Toelichting bij de WWB, pagina 13.
18
Eigen bijdrage minima De gemeente kan zelf bepalen of minima een deel van de kosten zelf moeten betalen. De gemeente kan de hoogte van de eigen bijdrage van de aanvrager afhankelijk laten zijn van de hoogte van zijn inkomen, zijn vermogen en de Langdurigheidstoeslag.17 Veel gemeenten hebben in hun beleid bepaald dat huishoudens met een inkomen onder een bepaalde norm, bijvoorbeeld 110% van de bijstandsnorm, de kosten volledig vergoed krijgen. Bij huishoudens met een hoger inkomen wordt gekeken naar het verschil tussen dat inkomen en de norm van 110%. De gemeente kan bepalen dat een deel (bijvoorbeeld 25%) van dat verschil door de aanvrager moet worden aangewend als eigen bijdrage.18 Drempelbedrag De gemeente kan ervoor kiezen om een drempelbedrag van maximaal e 114 per jaar19 in te voeren. Dat betekent dat uitgaven onder dat bedrag niet worden vergoed. Om uitvoeringstechnische redenen is het aan te bevelen om wel een drempel te hanteren voordat een aanvraag wordt ingenomen. Zodra iemand over de drempel heen is (met optelling van alle nota's), wordt het hele bedrag in behandeling genomen. Hiermee wordt voorkomen dat er veel administratieve kosten worden gemaakt voor de vergoeding van zeer kleine bedragen. De gemeente kan ook kiezen voor een selectieve toepassing van het drempelbedrag. Dit betekent dat sommige doelgroepen wel en andere niet voor de toepassing van het drempelbedrag in aanmerking komen. Dit onderscheid moet wel objectief te rechtvaardigen zijn. Ook kan het drempelbedrag voor bepaalde kostensoorten niet van toepassing worden verklaard. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente besluit alleen een drempelbedrag te hanteren voor die situaties, waarin de (mede)oorzaak van de noodzakelijke kosten geheel of gedeeltelijk moeten worden toegeschreven aan verwijtbare gedragingen van de aanvrager. Redenen om af te zien van een drempel, kunnen zijn: • Bij andere instanties wordt vaak ook al een eigen bijdrage gevraagd. • De psychologische barrière om bijzondere bijstand aan te vragen wordt verkleind. • De duidelijkheid naar de belanghebbende wordt vergroot. • De bijzondere bijstand is de laatste voorziening welke voor belanghebbende openstaat. De betalingscapaciteit die de aanvrager dan nog heeft, zou als voldoende kunnen worden aangemerkt voor het vaststellen van de eigen bijdrage. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten De kosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de kosten die uit de bijstandsnorm betaald moeten worden. Wanneer er niettemin reden is tot bijstandsverlening
17| Langdurigheidstoeslag: zie paragraaf 4.8. 18| Om te voorkómen dat een sterke armoedeval optreedt, kan de gemeenten ervoor kiezen om het recht op een bijdrage geleidelijk af te bouwen. In paragraaf 6.2. wordt aandacht besteed aan de armoedeval en het verzachten daarvan. 19| Dit drempelbedrag geldt per 1 januari 2006.
19
Gemeentelijk armoedebeleid
dan geldt een lening bij de kredietbank als een voorliggende voorziening. Als de kredietbank geen lening of een te lage lening verstrekt, kan er bijstand worden verleend in de vorm van een lening, borgtocht of bijstand om niet20. Gemeenten kunnen in beleidsregels vastleggen onder welke bijzondere omstandigheden wel bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen om niet kan worden verstrekt. Er zijn bijvoorbeeld gemeenten die het hebben van een langdurig inkomen op bijstandsniveau beschouwen als een bijzondere omstandigheid die maakt dat dergelijke kosten niet uit de bijstandsnorm kunnen worden betaald. De achterliggende gedachte is dat zo wordt voorkomen dat de toch al moeilijke inkomenspositie van klanten extra onder druk komt te staan door aflossing van de leenbijstand. Deze regeling draagt wel bij aan de armoedeval (zie paragraaf 5.3). Bijzondere bijstand voor aanschaf identiteitspapieren De kosten voor de aanschaf van de verplichte identiteitsdocumenten zijn kosten die in beginsel uit de eigen middelen dienen te worden voldaan. Het ministerie van Justitie heeft echter meegedeeld, dat gemeenten bij verordening kunnen bepalen dat gehele of gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend al naar gelang de Gemeente Hof van Twente vergoedt identiteitsbetalingscapaciteit van betrokkaart minima ken persoon en conform de fisVanaf 1 januari 2005 is iedere inwoner van Nederland cale invorderingswet.21 Verder van 14 jaar en ouder verplicht een identificatiebewijs hebben gemeenten de bevoegdbij zich te dragen. Voor inwoners met een minimumheid om in bijzondere individuinkomen kan het problemen geven wanneer zij worden geconfronteerd met aanzienlijke kosten indien zij ele omstandigheden en rekening één of meer identificatiedocumenten moeten aanhoudend met de genoemde schaffen. Daarom heeft de gemeente Hof van Twente kwijtscheldingsmogelijkheid, besloten om voor inwoners met een minimumvoor deze kosten geheel of inkomen de kosten van een identiteitskaart te vergoegedeeltelijk bijzondere bijstand den. De vergoeding die de gemeente biedt, is gebaseerd op de legeskosten van de Nederlandse te verlenen. Dit moet door de identiteitskaart (NIK). gemeente van geval tot geval worden beoordeeld. 3.3
Bevordering van maatschappelijke participatie
Beleidskeuzes • Is maatschappelijke participatie een doelstelling in het armoedebeleid? • Welke vormen van maatschappelijke participatie wil de gemeente stimuleren?
20| ‘Om niet’ betekent dat die personen het bedrag niet hoeven terug te betalen (zoals bij leenbijstand wel het geval is). 21| Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 218, nr. 21, blz. 30.
20
Een laag inkomen kan een belemmering zijn voor maatschappelijke en culturele participatie. Onvolwaardige deelname aan de maatschappij heeft een negatieve invloed op het gevoel van eigenwaarde, waardoor mensen in een maatschappelijk en sociaal isolement terecht kunnen komen en er bijvoorbeeld gezondheidsproblemen kunnen ontstaan.22 Het brede gemeentelijke beleid is er dan ook op gericht de participatie van burgers aan de lokale samenleving te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door het aanbieden van voorzieningen en activiteiten op het gebied van welzijn, sport en cultuur. Zij die daar om wat voor reden dan ook behoefte aan hebben, krijgen ondersteuning in materiële of immateriële zin. Participatie van kinderen en jongeren Veel kinderen uit ‘arme’ gezinnen staan langs de zijlijn en kunnen niet meedoen aan schoolfeesten, sportactiviteiten en schoolreisjes. Om jeugd op school te laten participeren is het mogelijk een bijdrage te verstrekken in de kosten van bijvoorbeeld schoolreisjes en sportkleren. Hierbij geldt wel dat er sprake moet zijn van een individuele benadering (maatwerk). Ook moet rekening worden gehouden met voorliggende voorzieningen.23 In paragraaf 4.4 wordt uitgebreider ingegaan op maatregelen voor jongeren en kinderen uit arme gezinnen. Bijdrage in de kosten Om mensen volwaardig deel te kunnen laten nemen aan het Alle burgers van Woerden met een inkomen tot 110% maatschappelijk proces kunnen van de bijstandsnorm komen in aanmerking voor een vergoeding van maximaal e 170,- per persoon per jaar mensen met een minimuminkovoor de betaling van contributies, lesgelden, deelnemen een bijdrage krijgen in de mersbijdragen etc. Aanvragen kunnen na afloop van kosten van activiteiten op het het kalenderjaar worden ingediend. Voor een dagbladgebied van sport, cultuur en eduabonnement schiet de gemeente op verzoek de helft catie. Gemeenten kunnen bijvan de kosten voor. voorbeeld korting geven op het abonnement van een dagblad, een computer verstrekken aan arme gezinnen of contributieregelingen instellen voor (deelname aan) sportclubs. Veel gemeenten hebben een kortingspas24 of een declaratieregeling waarmee een korting op of vergoeding voor maatschappelijke activiteiten kan worden verkregen. Declaratiefonds in Woerden
Voor al deze voorzieningen geldt dat de gemeente niet de noodzakelijkheid van de kosten hoeft te toetsen. Wel dienen de voorzieningen uitsluitend betrekking te hebben op sociaal-culturele en sportieve activiteiten. De gemeenten dienen te controleren of de verstrekte financiële bijdragen daadwerkelijk aangewend worden voor de betreffende activiteiten op het gebied van participatie. Het kan dus niet zo zijn dat onder de noe22| Doen en meedoen, Aanbevelingen van de Denktank armoedebestrijding, 2004. 23| Zie TK, vergaderjaar 2003-2004, 28 870, nr. 105. 24| Ook wel bekend onder de noemers minimapas of stadspas.
21
Gemeentelijk armoedebeleid
FC Twente helpt Hengelose achterstandswijk Het aanbieden van werkervaringsplaatsen, sportpromotie, gezondheidsbevordering, een website en een project voor voortijdige schoolverlaters. Dit zijn zaken waarmee voetbalclub FC Twente de Hengelose herstructureringswijk Berflo Es gaat helpen. Hengelo en de club hebben daartoe een raamovereenkomst voor de komende drie jaar getekend. Het project is ‘FC Twente, scoren in de wijk’ gedoopt. Voetballers van de profclub gaan voor jeugdigen sportclinics geven om het voetballen en sporten in het algemeen te promoten. Samen met het ROC doet de club een project met een combinatie van sporttraining en onderwijs voor leerlingen die voortijdig dreigen af te haken.
De Rotterdampas in Spijkenisse Spijkenisse biedt haar inwoners de Rotterdampas aan. De pas is bedoeld voor minima, maar kan door iedere burger gekocht worden. De pas kost e 55,- en geeft korting op diverse culturele en recreatieve activiteiten in Rotterdam en voor een deel ook in Spijkenisse. Minima betalen e 5,- voor de pas. Elk jaar wordt een boekje met de kortingen en coupons uitgegeven. De uitvoering wordt verzorgd door de Stichting Rotterdampas.
mer 'voorziening voor maatschappelijke participatie' bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen worden verstrekt.25
3.4 Beperken zorg- en ziektekosten en verkleinen sociaal-economische gezondheidsverschillen
Beleidskeuzes Kortingspas Om een verantwoorde verhouding tussen uitvoeringskosten en voordeel voor minima te creëren, is bij kortingspassen de benodigde schaal (aantal gebruikers) over het algemeen groter dan bij declaratiefondsen. Dit komt doordat bij kortingspassen de vaste kosten relatief groot zijn (voor het drukken van passen, het acquireren van activiteiten bij aanbieders en dergelijke). Veel gemeenten bieden de kortingspas ook tegen betaling aan niet-minima aan. De redenen hiervoor kunnen zijn het verwerven van een breed draagvlak en het tegengaan van stigmatisering. Bij een groot gebruik treden bovendien eerdergenoemde schaalvoordelen op.
Sociale activering Sociale activering valt buiten het kader van deze handreiking. De afstemming met het armoedebeleid is echter wel belangrijk in verband met mogelijke overlap van de doelgroep. Op de website van de VNG is meer informatie over dit onderwerp te vinden.26 Meer informatie • Dossier participatie, www.armoedebeleid.nl.
• Welke mogelijkheid heeft de gemeente om voor burgers ondersteuning te garanderen? • Dient het lokale WMO-beleid te worden getoetst op de gevolgen ervan voor minima?
Er zijn structureel verschillen in gezondheid tussen groepen met een hoge sociaal-economische status (een hoog inkomen en een hoge opleiding) en groepen met een lage sociaal-economische status (een laag inkomen en een lage opleiding). Onderzoek wijst uit dat mensen met een hoge opleiding en een hoog inkomen gemiddeld twaalf jaar minder ziek zijn en drie tot vijf jaar langer leven dan mensen met een minimuminkomen. De relatie kan ook omgekeerd liggen: een slechte gezondheid of handicap kan leiden tot een lage economische status. Om gezondheidsverschillen te verkleinen is het nodig om vooral de oorzaken van de gezondheidsverschillen aan te pakken: die blijken in grote mate in de sociaal-economische status van mensen te liggen. Werken aan het verkleinen van gezondheidsverschillen betekent verbeteringen aanbrengen in de leefomgeving, woon- en werksituatie, scholing en (ongezonde) levensstijl van mensen. Daarmee worden niet alleen gezondheidsproblemen aangepakt, maar er gaat ook een preventieve werking van uit.
Gezondheidsverschillen sociaal-economische status Geboortegewicht Lichaamslengte Chronische aandoeningen Ernstige beperkingen Arbeidsongeschiktheid Obesitas
laag 3190 175 46 19 18 14,2
hoog 3424 180 29 6 3 4,5
Bron: RIVM, 2002
25| Zie Nota naar aanleiding van het Verslag Wet werk en bijstand, pagina 71. 26| www.vng.nl > werk en inkomen > sociale activering.
22
23
(gemiddeld in grammen) (volwassen mannen) (aantal per 100 personen) (% personen met >1) (gemiddeld aantal) (%)
Gemeentelijk armoedebeleid
Gezondheidsverschillen naar geslacht sociaal-economische status Vrouwen Levensverwachting Zonder beperkingen Goed ervaren gezondheid
laag
hoog
verschil
79,5 64,7 54,2
82,1 73,3 68,2
-3 -9 -14
Mannen Levensverwachting Zonder beperkingen Goed ervaren gezondheid
73,1 63,8 52,9
78,0 73,7 68,7
-5 -10 -16
Bron: RIVM, 2002
Hoe kan het dat de sociaal-economische status zo van invloed kan zijn op de gezondheid? Een paar voorbeelden: • Mensen met een smalle beurs wonen meestal in slechtere huizen: deze zijn minder goed geïsoleerd en daardoor is er meer last van tocht. Ze wonen bovendien vaker in buurten met (verkeers)lawaai, meer uitlaatgassen, minder groen en weinig mogelijkheden voor kinderen om buiten te spelen. • Ongeschoold of laag opgeleid werk is vaker fysiek zwaar werk. • Gezonde voeding is meestal duurder. Dat geldt niet alleen voor biologische producten, maar ook bijvoorbeeld voor een mager runderlapje in vergelijking met een speklapje. • Ook allerlei mentale of psychische factoren spelen een rol: wie niet bij elk dubbeltje dat wordt uitgegeven hoeft te piekeren, heeft een meer ontspannen en gezonder leven. Maar ook het gevoel buitengesloten te worden, komt de gezondheid niet ten goede. Sociale contacten, een sportclub (bewegen) of hobby kosten geld. • Stress (als gevolg van armoede) brengt niet zelden ongezonde gewoonten met zich mee, zoals roken en drinken. • Men kan niet altijd de zorg inkopen die nodig is. Veel minima zijn bijvoorbeeld niet aanvullend verzekerd voor o.a. tandheelkunde of fysiotherapie.
Sociaal-economische gezondheidsverschillen De concentratie van mensen met een lage sociaaleconomische status in bepaalde wijken, maakt dat de postcode een voorspeller kan zijn van de levensverwachting in een wijk.
Er zijn verschillende lokale maatregelen te nemen om de sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verkleinen. Een aantal maatregelen passeren in het volgende de revue.
Bijzondere bijstand voor ziektekosten In de WWB is geregeld dat er geen Om mensen te leren hoe ze schulden in de recht op bijstand bestaat als een toekomst kunnen voorkomen, volgen schuldberoep kan worden gedaan op een hulpverleningsklanten in Maastricht verplicht de voorliggende voorziening die, budgetteringscursus ‘Rondkomen met inkomen’. gezien aard en doel, geacht wordt Eén van de tien bijeenkomsten van deze cursus draagt de titel ‘Goede voeding hoeft niet veel te voor de belanghebbende toereikosten’. Naast een bijeenkomst krijgen deelnemers kend en passend te zijn (artikel 15 een rondleiding in een supermarkt, waarin o.a. uitWWB). Volgens de ministeries van leg gegeven wordt over het lezen van etiketten en SZW en VWS worden de kosten het vergelijken van diverse merkproducten en huisvoor de nominale ziektekostenpremerkproducten qua prijs en kwaliteit. Mensen krijgen vaardigheden aangeleerd om zelf gezonde mie gerekend tot de algemeen keuzes te kunnen maken. noodzakelijke kosten van het Bron: TIS/gemeente Maastricht. bestaan. Daarnaast wordt de zorgtoeslag aangemerkt als een toereikende en passende voorliggende Niet verzekerd tegen ziektekosten voorziening. Dat betekent dat er in In de periode 2001-2004 steeg het aandeel principe geen bijzondere bijstand onverzekerden van 1,1 tot 1,4 procent van de bevolking. Er zijn verschillende redenen voor het niet kan worden verstrekt voor de zorgverzekerd zijn tegen ziektekosten. Sommige verzekeringspremies van de basismensen willen zich om principiële redenen niet verzekering. Dit geldt ook wanneer verzekeren. Anderen worden om economische redede aanvrager van bijzondere bijnen - zoals achterstallige premiebetaling stand (ondanks de verplichting geweigerd door verzekeringsmaatschappijen. Een derde groep bestaat uit dak- en thuislozen en alcodaartoe) geen basisverzekering hol- en drugsverslaafden. Verder is het denkbaar heeft afgesloten. Alleen als er zeer dat kleine zelfstandigen, in het bijzonder de zogedringende redenen zijn kan de heten kleine zelfstandigen zonder personeel, uit gemeente besluiten wel bijzondere kostenoverwegingen ervoor kiezen onverzekerd bijstand te verstrekken.28 Voor kosdoor het leven te gaan. Bron: CBS 2005. ten die buiten het basispakket vallen kan wel bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als bij de individuele bijzondere bijstand (zie paragraaf 3.2). Gemeenten mogen ook een categoriale regeling treffen voor de betaling van de ziektekostenpremie, bijvoorbeeld in de vorm van een collectieve (aanvullende) ziektekostenverzekering. Cursus ‘Goede voeding hoeft niet veel te kosten’ in Maastricht
Collectieve ziektekostenverzekering Gemeenten mogen alleen in bijzondere omstandigheden medische kosten vergoeden, die niet in het basispakket vallen. Maar gemeenten mogen wel een collectieve (aanvullende) ziektekostenverzekering afsluiten.29 Dit betekent dat de gemeente een basisver28|Op grond van artikel 16 lid 1 WWB. 29| Artikel 10, tweede lid, Invoeringswet WWB.
24
25
Gemeentelijk armoedebeleid
zekering en/of aanvullende verzekering afsluit voor een grote groep minima. Omdat dit voor een verzekeraar veel nieuwe klanten oplevert, is deze meestal bereid om een lagere premie of een breder pakket voor dezelfde prijs aan te bieden. De gemeente kan de premie voor bijstandsgerechtigden inhouden op de uitkering en direct betalen aan de verzekeraar. De collectieve verzekering heeft veel voordelen voor de gemeente en minima: • Het beroep op bijzondere bijstand neemt af. • Hierdoor nemen ook de uitvoeringskosten af (de uitvoeringskosten zijn in veel gemeenten hoger dan de kosten van de verstrekkingen).30 • Het niet-gebruik van noodzakelijke voorzieningen wordt teruggedrongen (minima zijn slechter verzekerd voor ziektekosten dan andere Nederlanders).
Collectieve ziektekostenverzekering in Arnhem Bijstandsgerechtigden en andere Arnhemmers met een minimuminkomen worden via de gemeente aanvullend verzekerd tegen ziektekosten, zoals voor de tandarts. De gemeente Arnhem heeft met een zorgverzekeraar een overeenkomst getekend die voor 12.000 huishoudens geldt. Het gaat om uitkeringsgerechtigden en Arnhemmers met een minimuminkomen, zoals de groep met een zogenoemde Arnhem Card. De gemeente betaalt de verzekering. Door de aanvullende verzekering van de gemeente maken minima meer gebruik van de zorg die ze nodig hebben. Op dit moment is een kwart van de minima onvoldoende aanvullend verzekerd. Ze hoeven niet meer bij de gemeente aan te kloppen en doen rechtstreeks zaken met de verzekeraar. Het gebruik van noodzakelijke zorg stijgt hierdoor met vijftien procent. Bron: Gemeente Arnhem.
Gemeenten kunnen een bijdrage leveren aan het tegengaan van onverzekerdheid door middel van de collectieve ziektekostenverzekering. Ook verplicht budgetbeheer31 (voor bepaalde groepen bijstandsgerechtigden) is een manier om ervoor te zorgen dat de ziektekostenpremie op tijd wordt betaald.
WMO Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Individuele voorzieningen kunnen een grote kostenpost zijn voor minima. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van thuiszorg, mantelzorg, aangepast vervoer of woningaanpassing. Zeker voor grootgebruikers als ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. De keuzes die gemeenten maken bij de invulling en uitvoering van de WMO heeft dus veel invloed op de positie van minima. Bij het ter perse gaan van deze publicatie is er nog onzekerheid over de beleidsruimte die gemeente krijgen bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage voor ondersteuning, en de mogelijkheden voor (gedeeltelijke) kwijtschelding daarvan. Het is zinvol het beleid hieromtrent af te stemmen op de draagkrachtberekening die wordt gehanteerd in het armoedebeleid.
In het wetsvoorstel WMO is sprake van een ‘compensatiebeginsel’. Het compensatiebeginsel geeft gemeenten de verplichting om beperkingen te compenseren die iemand ervaart bij het voeren van een huishouden, bij het ontmoeten van mensen of in het vervoer. De gemeente kijkt samen met de cliënt welke voorzieningen en hulpmiddelen nodig zijn om de hindernissen weg te nemen. Het gaat daarbij om hindernissen in-enom het huis, in het plaatselijk vervoer en in het sociale verkeer. Gemeenten zijn verplicht om burgers de keuze te bieden tussen een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. Dit geldt dan voor alle individuele voorzieningen.
Interventie ‘armoede en gezondheid’ GGD West-Brabant De GGD-Jeugdgezondheidszorg in West-Brabant onderzoekt regelmatig alle jeugdigen. Dit gebeurt in de basisschoolleeftijd in de groepen 2 en 7. Wanneer blijkt dat een kind een gezondheidsachterstand heeft dat gerelateerd is aan geldgebrek, wordt een vervolgafspraak gemaakt. Ouders krijgen een advies over hoe de gezondheid van hun kind het beste bevorderd kan worden. Denk aan deelname aan een bepaalde sport vanwege een probleem in de motoriek of vanwege overgewicht, stevige schoenen vanwege (dreigende) voetafwijkingen of deelname aan een club voor een sociaal geïsoleerd kind. De ouders gaan met het advies naar de afdeling Sociale Zaken van de gemeente. Sociale Zaken gaat volgens de gebruikelijke procedures na of de ouder in aanmerking komt voor bijzondere bijstand of andere gemeentelijke voorzieningen waarvan nog geen gebruik wordt gemaakt. Bron: GGD West-Brabant.
Meer informatie • Brochure Lokaal gezondheidsbeleid voor verkleinen sociaal-economische gezondheidsverschillen, Sjakuus/NIGZ 2003. • NIGZ-Steunpunt Aanpak Lokale Gezondheidsverschillen, www.slag.nu. met informatie over bijeenkomsten, methodieken en literatuur. • Dossier nieuw zorgstelsel VNG, www.vng.nl > werk en inkomen > nieuw zorgstelsel • Brochure Ik heb wat, krijg ik ook wat?, Wegwijzer bij kosten van handicap en ziekte. Min. VWS 2004.
30| De gemiddelde uitgaven aan bijzondere bijstand voor medische kosten lopen uiteen van 5 tot 40 euro per minima per jaar. Bron: Benchmark WWB. 31| Op grond van artikel 57 lid 1 WWB.
26
Veel informatie over voorzieningen is te lezen in folders of op internet. De gemeente dient zorgloketten in te richten als laagdrempelige voorziening waar mensen zich persoonlijk kunnen informeren over de beschikbare zorg en de mogelijkheden die ze hebben. Wie een aanvraag wil doen voor zorg die onder de WMO valt, kan dat ter plekke doen en zonodig hulp krijgen bij het invullen van de formulieren. Ook een duidelijke verwijzing tussen AWBZ- en WMO-loket is noodzakelijk. De gemeente kan ten slotte overwegen om de aanvraag van bijzondere bijstand mogelijk te maken bij het zorgloket. Door de zorgloketten op wijkniveau te organiseren, is de drempel voor een bezoek laag en hebben burgers geen reiskosten.
27
Gemeentelijk armoedebeleid
• Handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, Ministerie van SZW 2004. • Informatie over collectieve ziektekostenverzekering: www.bsenf.nl. 3.5
Preventie en tegengaan niet-gebruik
Beleidskeuzes • Legt de gemeente de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van minima om uit te zoeken waarvoor zij inkomensondersteuning kunnen krijgen, of dient de gemeente minima actief te benaderen?
Een belangrijke vraag voor gemeenten is hoe zij het gebruik van voorzieningen in het kader van het armoedebeleid kunnen optimaliseren. Niet zelden maakt minder dan 25% van de doelgroep gebruik van de regelingen waar zij recht op heeft. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen, zoals:32 • Onbekendheid van de regelingen bij de doelgroep. • Door de doelgroep ervaren ingewikkeldheid van de aanvragen. • Gêne bij de doelgroep om een aanvraag in te dienen bij de sociale dienst. • De informatie bereikt de doelgroep niet. • Taalproblemen. Oplossingen zijn onder andere te vinden in het versimpelen van regelingen, het vergroten van de bekendheid, bestandskoppeling en het ondersteunen van cliënten bij het indienen van een aanvraag. Bij deze maatregelen ligt het voor de hand dat de gemeente informatie aanvraagt en samenwerking zoekt met lokale maatschappelijke organisaties. In dit deel passeren een aantal manieren de revue om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan. Eenvoudige procedures Het gebruik van voorzieningen Hulp bij belastingteruggave: wordt natuurlijk sterk beïnvloed Formulierenbrigade Groesbeek De gemeente Groesbeek kent een zogenaamde door de manier waarop de voorzie‘Formulierenbrigade’. De brigade biedt burgers hulp ning is vormgegeven. Als de aanbij het invullen van het aanvraagformulier van de vrager veel gegevens moet invullen Belastingdienst voor de zorgtoeslag respectievelijk en lang moet wachten tot de aande huurtoeslag. De geboden hulp is gratis. De vraag verwerkt is, en als de regeling brigade bestaat uit vertegenwoordigers van welzijnsorganisaties en cliëntenraad. bovendien een stigmatiserende werking heeft, moeten de baten
Minima laten miljoenen bij fiscus liggen Misschien wel een miljoen Nederlandse gezinnen en alleenstaanden weten niet dat ze geld terug kunnen krijgen van de belasting voor gemaakte ziektekosten. Dat meldt De Telegraaf. Het gaat om kosten die gemaakt worden vanwege ziekte, een handicap of ouderdom. Het betreft dan bijvoorbeeld de eigen bijdrage voor de thuiszorg, een verpleeghuis of een gezinsvervangend tehuis en ziekenfondspremies. Maar ook voor hulpmiddelen als een hoorapparaat, medicijnen en voorzieningen voor maaltijden kan geld worden teruggevraagd. Het gaat al gauw om een paar honderd euro per jaar. De regeling is al in 2003 ingegaan, maar weinig mensen zijn daarvan op de hoogte. Het ministerie van Volksgezondheid heeft nu een website geopend om het terugvragen van ziektekosten massaal aan te moedigen: www.aangifteloont.nl. De FNV heeft ook een website met dat doel: www.fnv.nl/geldterug.
Internet in Zoetermeer Zoetermeer gebruikt internet om cliënten gerichte informatie te verstrekken over inkomensondersteunende maatregelen en schuldhulpverlening. Vooral op het terrein van schuldhulpverlening worden de mogelijkheden van het internet benut om zelfredzame cliënten te ondersteunen met digitale handleidingen, formulieren en standaardbrieven.
Posters en brochures armoedebeleid De posters en brochures kunnen beschikbaar worden gesteld bij de eigen balie van de gemeente of die van maatschappelijke organisaties en openbare voorzieningen. Brochures huis-aan-huis verspreiden helpt ook, met daarin bijvoorbeeld een aanvraagformulier. Media Informatie over inkomensondersteuning kan in huis-aan-huisbladen of lokale dagbladen worden gepubliceerd. De gemeente kan ook gebruikmaken van een lokale televisiezender, de kabelkrant of migrantentelevisie.
Informatietelefoon Een aantal gemeenten heeft een gratis telefoonnummer voor het indienen van aanvragen voor verschillende soorten gemeentelijke bijdragen. In deze gemeenten krijgen cliënten van de sociale dienst een consulent van de sociale dienst aan de lijn. Overige bellers worden door de receptie doorverwezen naar een consulent of een andere gemeentelijke afdeling. Het feit dat deze bellers niet spreken met ‘de sociale dienst’ werkt vermoedelijk drempelverlagend. Vertaling Een schriftelijk middel voor een allochtone doelgroep leidt vaak tot de discussie of de Nederlandse tekst al dan niet (volledig) moet worden vertaald. Aandachtspunten hierbij: • De communicatie tussen sociale dienst en (potentiële) klant verloopt grotendeels in het Nederlands. Vertaling van een folder heeft pas zin wanneer ook formulieren worden vertaald, antwoorden in de eigen taal kunnen worden ingevuld, etc. • Meestal worden meerdere talen gesproken, zodat vertaling onwerkbaar en te kostbaar wordt.
32| Het gebruik van gemeentelijke inkomensafhankelijke regelingen door werkenden en niet-werkenden, SGBO 2001.
28
wel erg groot zijn, wil een aanvraag voor de aanvrager de moeite waard zijn. Meer hierover in paragraaf 7.2.
29
Gemeentelijk armoedebeleid
• •
Het analfabetisme en de onbekendheid met de ‘papierwinkel’ zijn onder een deel van de allochtonen zo groot, dat ook een tekst in de eigen taal niet wordt gelezen. De meeste Marokkanen in Nederland spreken diverse varianten van het Berber, een taal die niet in geschreven vorm bestaat. Om die reden kunnen Marokkanen vaak beter Nederlands lezen dan Arabisch.
Bestandskoppeling Gemeenten hebben voldoende gegevens over bijstandsgerechtigden om vast te kunnen stellen of zij recht hebben op voorzieningen zoals kwijtschelding en categoriale inkomensondersteuning. Door de gegevens van de sociale dienst te koppelen aan andere gegevensbestanden kunnen ook minima zonder bijstandsuitkering actief worden benaderd. De volgende bestanden kunnen worden gebruikt en eventueel worden gekoppeld om minima gericht te kunnen benaderen: • Bestand WWB. • Bestand van toegekende aanvragen van vorig jaar of vorige jaren. • Bestand (kwijtschelding) gemeentelijke belastingen. • Bestand personen met ‘kale AOW’ van de rijksbelastingdienst. • Bestanden WAO/WW (UWV). • Bestanden van oud-klanten. Reguliere gesprekken met bijstandsgerechtigden Bij de behandeling van de aanvraag en bij hercontroles voor bijstandsgerechtigden is het zinvol om bijzondere bijstand stanVia bestandskoppeling op zoek naar daard ter sprake te laten komen. rechthebbenden Overige regelingen komen bij voorVeel Amsterdammers met een minimuminkomen keur ook aan de orde, zoals huurzijn niet op de hoogte van de voorzieningen waartoeslag of andere regelingen die voor ze in aanmerking komen. Om deze mensen te onder een andere afdeling vallen. achterhalen en ze te informeren over de regelingen, heeft de gemeente Amsterdam een systeem Exitgesprekken (bij uitstroom uit de opgezet waarbij de bestanden van de Dienst bijstand) kunnen worden gebruikt Wonen, Dienst Belastingen, Bureau Stadspas, om te benadrukken dat men na uitAmsterdam Beheer, Dienst Maatwerk en de Sociale stroom uit de bijstand nog steeds Dienst Amsterdam met elkaar worden vergeleken gebruik kan maken van (een deel en vervolgens naast die van het Register Amsterdam worden gelegd. Door middel van deze van de) regelingen. Zo wordt voorbestandskoppeling is het mogelijk te bekijken komen dat men nog sterker dan welke Amsterdammers mogelijk wél voor de nodig te maken krijgt met de regelingen in aanmerking komen, maar geen aanarmoedeval. vraag hebben ingediend. Deze mensen kunnen vervolgens worden aangeschreven met een (vereenvoudigd) aanvraagformulier. Bron: www.omarm.amsterdam.nl.
Huisbezoeken in Oss In de gemeente Oss worden door medewerkers van de gemeente regelmatig huisbezoeken gehouden. Er wordt naar alle inwoners van een achterstandswijk een brief gestuurd. Daarin wordt aangegeven dat gemeenteambtenaren huisbezoeken afleggen. Met de huisbezoeken komen specifieke problemen aan het licht en kunnen mensen worden geinformeerd over de ondersteuningsmogelijkheden vanuit de gemeente.
Hengelo’s Informatieteam sociale voorzieningen (HinT) Om het niet-gebruik van sociale voorzieningen tegen te gaan heeft de gemeente Hengelo het Hengelo’s Informatieteam sociale voorzieningen (HinT) opgericht. Het team bestaat uit medewerkers met gesubsidieerde banen. Het team verzorgt op diverse plaatsen in de stad spreekuren en verricht daarnaast huisbezoeken. De taken betreffen voorlichting over de regelingen op het gebied van sociale zekerheid, het uitzoeken van eenvoudige kwesties, verwijzing en bemiddeling naar instanties en eenvoudig administratief werk. De HinT-medewerkers gebruiken bij de huisbezoeken een laptop waarmee bij de cliënt thuis via een speciaal ontwikkeld computerprogramma een aanvraag kan worden voorbereid.
3.6
Spreekuren/voorlichtingsbijeenkomsten Naast de spreekuren bij de eigen balie (soms alleen op afspraak) verzorgen veel gemeenten incidenteel of structureel spreekuren of voorlichtingsbijeenkomsten. De locaties die daarvoor worden gekozen zijn meestal bejaardenhuizen, maar ook kerken, moskeeën, werkplekken van Vluchtelingenwerk en buurthuizen. Een locatie bij de sociale dienst is voor sommigen stigmatiserend. Een aantal gemeenten heeft een consulent in dienst die zich bezighoudt met het actief benaderen van de doelgroep en op verschillende plaatsen in de gemeente spreekuren verzorgt. Huisbezoek Huisbezoek is een relatief kostbaar, maar effectief middel om het nietgebruik tegen te gaan. Zie ook de verschillende kaders.
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Beleidskeuzes • Moeten minima lokale belastingen betalen (welke wel/niet)? • Zo ja, onder welke inkomensgrens (tussen 90-100% van de bijstandsnorm) mag volledige kwijtschelding plaatsvinden?
De gemeente kan minima kwijtschelding verlenen voor gemeentelijke heffingen en belastingen, zoals afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting.33 Gemeenten kunnen zelf bepalen welke gemeentelijke belastingen onder het kwijtscheldingbeleid vallen. In vrijwel alle gemeenten is het mogelijk om kwijtschelding aan te vragen voor één of meer gemeentelijke belastingen. 33| Voor de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen is een aparte regeling getroffen in artikel 255 Gemeentewet. In deze bepaling staat dat op de kwijtschelding artikel 26 van de Invorderingswet 1990 van toepassing is. Volgens artikel 26 Invorderingswet 1990 zijn de regels van kwijtschelding geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
30
31
Gemeentelijk armoedebeleid
Om na te gaan of iemand in aanmerking komt voor kwijtschelding, moet eerst worden nagegaan of iemand vermogen heeft (bijvoorbeeld een auto of overwaarde op een hypotheek). Is vermogen boven een bepaalde grens aanwezig, dan kan geen kwijtschelding worden verleend. Is er geen vermogen aanwezig, dan moet de betalingscapaciteit worden vastgesteld. Is die ontoereikend, dan kan kwijtschelding worden verleend. Om de betalingscapaciteit te bepalen, wordt eerst het netto besteedbare inkomen berekend: dit is het netto-inkomen na aftrek van een aantal vaste lasten. Van het nettoinkomen worden vervolgens de kosten van bestaan (ook wel kwijtscheldingsnorm) afgetrokken. De gemeente kan de norm vaststellen tussen 90% en 100% van de bijstandsnorm. Als de vastgestelde betalingscapaciteit positief is, dan moet (zo nodig) 80% hiervan voor de belastingbetaling worden aangewend. De rest kan worden kwijtgescholden. Op de website van het Centrum voor Onderzoek naar de Economie van lagere Overheden (www.coelo.nl) is weergegeven hoe de gemeentelijke belastingen in een gemeente zich verhouden tot die in andere gemeenten. Ook worden de kwijtscheldingsnormen van gemeenten gepresenteerd. Geen bijzondere bijstand voor gemeentelijke belastingen Kwijtschelding geldt als voorliggende voorziening voor bijzondere bijstand. Op grond van artikel 15 van de WWB is het daarom niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor de betaling van gemeentelijke belastingen. De gemeente kan afspraken maken met het waterschap om de toets voor kwijtschelding van gemeentelijke- en waterschapsbelastingen gezamenlijk of door één van de partijen uit te laten voeren. De betalingscapaciteit van een huishouden hoeft dan maar één keer te worden berekend. Meer informatie • www.vng.nl (Beleidsvelden/Belastingen/Beleidsonderwerpen/Invordering/ Kwijtschelding). De VNG publiceert op haar website ook de kwijtscheldingsbedragen per bijstandsnorm.
3.7
Schuldhulpverlening
Beleidskeuzes • Voert de gemeente preventief en/of curatief beleid voor mensen met (dreigende) schulden? • In hoeverre wil de gemeente de eigen verantwoordelijkheid van burgers voor het doen van verantwoorde uitgaven, uit handen nemen (met budgetbeheer)?
Tussen de 44.000 tot 93.000 huishoudens in Nederland verkeren in een problematische schuldsituatie.34 Gemeenten nemen door middel van ‘integrale schuldhulpverlening’ het voortouw in de bestrijding van deze problematiek. Bij integrale schuldhulpverlening gaat het niet alleen om het wegnemen van het financiële probleem, maar ook om de oorzaken daarvan op te sporen. Kostenbesparing Gemeenten hebben naast een maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid ook een financieel belang bij schuldhulpverlening. Goede schuldhulpverlening levert namelijk ook besparingen op, doordat: • Reïntegratie naar werk veel soepeler verloopt, waardoor het beroep op reïntegratie- en bijstandsmiddelen afneemt. • Het aantal huisuitzettingen afneemt (waardoor er minder kosten zijn van opslag van goederen, de feitelijke uitzetting, oninbare leenbijstand en kosten van maatschappelijke opvang). • Het welzijn en de gezondheid van burgers verbetert. Mensen met problematische schulden kunnen geconfronteerd worden met gezondheidsproblemen zoals stress, slapeloosheid of depressie. De kosten die worden gemaakt door de GGD, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, het maatschappelijk werk en andere instanties worden uiteindelijk voor een groot deel betaald door gemeenten. • Er minder faillissementen zijn van kleine ondernemers, waardoor er minder verlies is van kennis, investeringen, werkgelegenheid en kapitaal. Beleidsruimte voor gemeente Gemeenten nemen vanuit hun zorgplicht voor hun burgers het initiatief bij het organiseren van de integrale schuldhulpverlening. De gemeentelijke instanties, belast met de uitvoering van schuldhulpverlening, kunnen zelf hun regelgeving op dit terrein vaststellen. Het Rijk vervult hierbij een faciliterende rol.35 In de WWB is wel het een en ander bepaald met betrekking tot een aantal specifieke onderdelen van schuldhulpverlening, zoals verstrekking van bijstand in natura en verplicht budgetbeheer. In de Faillissementswet is bepaald dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het afgeven van 34| Schulden: een (on)dragelijke last? Problematische schulden bij huishoudens tot 150% van het nettosociaalminimum in 2003, IVA Tilburg, juni 2004. 35| Staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer, d.d. 22 november 2002.
32
33
Gemeentelijk armoedebeleid
de ‘WSNP-verklaring’.36 Op basis van deze verklaring bepaalt de rechter of een schuldenaar in aanmerking komt voor een wettelijke schuldsanering via de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Schuldenaren laten in de verklaring zien wat is gedaan om tot een aflossingsregeling te komen. Naast wettelijke beleidskaders bestaan er ook diverse modellen en gedragscodes waaraan gemeenten zich kunnen committeren.
zing van mensen met huurachterstanden. Als er desondanks toch schulden ontstaan, kan de gemeente een meldpunt inrichten waar tijdens een aanmeldgesprek en intake wordt geïnventariseerd wat de problemen zijn. Als de problemen ‘niet-problematisch’38 zijn, kan de klant een adviesgesprek worden aangeboden. Bij budgetbeheer worden de inkomsten van de klant op een rekening gezet die wordt beheerd door de gemeente of uitvoerende instantie. Belangrijke lasten zoals huur, gas, water en licht kunnen automatisch worden betaald. De klant ontvangt week- of maandgeld. Bij budgetbegeleiding wordt de klant geleerd hoe hij verantwoord met zijn geld kan omgaan en hoe hij zijn administratie op orde kan brengen. Een belangrijk onderdeel van schuldhulpverlening is schuldregeling: de inzet hiervan is dat een schuldregeling wordt getroffen met alle schuldeisers, waarbij de cliënt drie jaar lang maximaal (naar draagkracht) aflost, waarna een eventuele restschuld wordt kwijtgescholden als de cliënt alle afspraken is nagekomen. Indien het niet lukt via een minnelijke weg tot een akkoord met de schuldeisers te komen, wordt de cliënt aangemeld voor de WSNP. Overigens kan de gemeente ook tijdens het WSNP-traject diensten blijven aanbieden zoals budgetbeheer, budgetbegeleiding en psychosociale hulpverlening. Het WSNP-traject voorziet namelijk niet in deze vormen van schuldhulpverlening.
Basispakket Gemeenten kunnen ervoor kiezen het basispakket integrale schuldhulpverlening in te voeren. Het basispakket bestaat uit een aantal diensten. In de Handreiking Integrale Schuldhulpverlening37 wordt beschreven hoe het basispakket kan worden gepositioneerd in de gemeente of regio, en hoe de verschillende onderdelen op elkaar kunnen worden afgestemd. Samenwerkingspartners zijn vaak kredietbanken en instellingen voor maatschappelijk werk. Toelichting op onderdelen van het basispakket De gemeente kan diverse preventieve maatregelen nemen om te voorkomen dat mensen in de schulden geraken. Voorbeelden zijn: goede inkomensondersteuning, voorlichting geven, maken van afspraken met woningcorporaties over vroegtijdige doorverwij36| De formele naam van deze verklaring is: verklaring ex. art. 285 Fw. Een modelverklaring is te vinden op de website van Bureau Wsnp: www.wsnp.rvr.org. 37| Handreiking Integrale Schuldhulpverlening; handreiking voor gemeenten en uitvoerende instanties, uitgave StimulanSZ/Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening, september 2004.
34
Bij de meeste schuldenaren spelen naast financiële problemen ook psychosociale problemen, zoals verslaving, psychische problemen en echtscheiding een rol. Een casemanager kan de schuldhulpverlening afstemmen op de psychosociale hulpverlening, die meestal door gespecialiseerde hulpverleners wordt verricht. De casemanager kan ook alle onderdelen binnen de schuldhulpverlening op elkaar afstemmen. Dit is vooral belangrijk wanneer de onderdelen worden uitgevoerd door verschillende medewerkers of organisaties. Om te voorkomen dat mensen die schuldenvrij uitstromen, na verloop van tijd terugvallen in hun oude gedrag en weer schulden gaan maken, kan het nuttig zijn om een vinger aan de pols te houden en nazorg aan te bieden. Bijzondere bijstand en leenbijstand Inkomensondersteuning in het kader van armoedebeleid kan in bepaalde situaties een manier zijn om schulden te voorkomen. De gemeente mag alleen bijzondere bijstand verlenen voor een gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast als dat gebeurt in de vorm van een borgtocht of geldlening. Met borgtocht kan bereikt worden dat de transactie kan plaatsvinden door een kredietbank of andere kredietinstelling. Dit heeft nadrukkelijk voorrang. Als dit geen uitkomst biedt en er dringende redenen bestaan, kan een geldlening worden verstrekt als het inkomen van de schuldenaar lager is dan de bijstandsnorm. 38| De gemeente kan zelf bepalen welke norm hierbij wordt gehanteerd. Veel gemeenten hanteren echter de norm van de Nederlandse vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Eén van de voordelen is dat deze norm aansluit op de normen van de WSNP.
35
Gemeentelijk armoedebeleid
Meer informatie • Handreiking Integrale Schuldhulpverlening, StimulanSZ/Platform Integrale Schuldhulpverlening, september 2004. • Dossier schuldhulpverlening, www.vng.nl. • Zie ook paragraaf 5.6 over schuldhulpverlening en reïntegratie. 3.8
Langdurigheidstoeslag
Beleidskeuzes • Wanneer heeft iemand voldoende getracht om algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven?
Gemeenten moeten een langdurigheidstoeslag van enkele honderden euro's per jaar verstrekken aan bijstandsgerechtigden tussen de 23 en 65 jaar die langer dan vijf jaar leven van een uitkering op bijstandsniveau.39 De langdurigheidstoeslag is bedoeld voor mensen die geen perspectief hebben op betaald werk en dus ook geen uitzicht hebben op verhoging van hun inkomen door werk. Het gemiddelde bedrag van deze toeslag is zo'n e 360. Gemeenten zijn verplicht de langdurigheidstoeslag te verstrekken; gemeenten hebben wel de mogelijkheid om een aantal voorwaarden zelf in te vullen. In deze paragraaf wordt daarop verder ingegaan. Geen perspectief op werk ‘Geen perspectief op werk’ betekent dat de aanvrager geen werk mag hebben gehad in de afgelopen vijf jaar. Wel moet de aanvrager zich in de afgelopen vijf jaar zoveel mogelijk hebben ingespannen om betaald werk te krijgen. De gemeente kan zelf bepalen hoe zij dit wil toetsen. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de onderzoeken die zijn verricht in het kader van de doelmatigheid van de uitkering. Daarnaast kan het wel of niet verlagen van de uitkering (in verband met het niet zoeken of accepteren van werk) een leidraad zijn voor de beoordeling van het recht op de toeslag. Verificatie van de termijn kan door middel van raadpleging van het SUWI-net, het geautomatiseerde uitkeringssysteem, het Inlichtingenbureau of een verklaring van het UWV of SVB.40 Bij onderbrekingen van de periode van vijf jaar (bijvoorbeeld wegens verblijf in het buitenland, detentie, of studieperiode) bepaalt de gemeente of er dan aan de voorwaarden van de langdurigheidstoeslag is voldaan. Dit kan in de vorm van een beleidsregel. Het is niet vereist dat er vijf jaar WWB-recht is geweest. 39| Langdurigheidstoeslag is geregeld in artikel 36 WWB. Bij de beoordeling of iemand recht heeft op de toeslag wordt naast het inkomen ook gekeken naar vermogen en of iemand naar vermogen heeft geprobeerd in eigen inkomen te voorzien. In bijlage 5 vindt u de wettekst. 40| Voor gegevensuitwisseling met UWV en VSB bestaat een standaardprocedure en –gegevensset. Zie www.gemeenteloket.szw.nl en Verzamelbrief SZW, juni 2004, nr. Intercom 2004/40896. De gemeente mailt het sofi-nummer en de naam en het geboortedatum van de cliënt naar het UWV of de SVB. Het UWV of de SVB sturen de gemeente dan de standaardgegevensset van de cliënt per post terug.
36
Personen met een inkomen in verband met arbeid, komen niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. Een uitzondering hierop vormen personen van 23 jaar en ouder met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 - 100% voor wie is afgezien van een arbeidsdeskundig onderzoek. Zij kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Ook mensen met een volledige Anw-uitkering 41 komen in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. Het is van belang om te weten dat de langdurigheidstoeslag noch valt onder het begrip algemene bijstand, noch onder het begrip bijzondere bijstand. De langdurigheidstoeslag bestaat afzonderlijk naast de algemene bijstand en de bijzondere bijstand. Niet alle artikelen van de WWB zijn dan ook van toepassing op de langdurigheidstoeslag.42 De langdurigheidstoeslag is een fiscaal onbelaste uitkering ineens zonder een specifieke bestemming. De langdurigheidstoeslag wordt gefinancierd uit het budget voor het inkomensdeel WWB. Vermogens- en inkomenstoets Om te beoordelen of een aanvrager recht heeft op de toeslag, moeten zijn inkomen en vermogen worden bekeken. De inkomens- en vermogensgrenzen waarbinnen de aanvrager recht heeft op een toeslag liggen vast; de gemeente heeft geen vrijheid om hier eigen beleid op te voeren. De manier waarop het inkomen en vermogen worden getoetst, behoort wel tot de beleidsvrijheid van de gemeente. Meer informatie • Gemeenteloket SZW, www.gemeenteloket.szw.nl. 3.9
Beperken woonlasten en aanpak achterstandswijken
Beleidskeuzes • Hoe moet de gemeente omgaan met de concentratie van armoede in bepaalde wijken?
Woonlasten slokken een groot deel van het budget van minima op. Armoede concentreert zich bovendien vaak in bepaalde wijken. In deze wijken bestaat een cumulatie van problemen. In deze paragraaf wordt een aantal maatregelen besproken die de gemeente kan nemen om minima in staat te stellen in een prettige en gezonde woning en woonomgeving te leven.
41| Uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet. 42| In artikel 36 lid 6 worden de van toepassing zijnde artikelen genoemd.
37
Gemeentelijk armoedebeleid
Woonlastenfonds Gemeenten hebben de bevoegdheid om, al dan niet met toepassing van normbedragen, individuele bijzondere bijstand te verlenen voor woonkosten. Bijzondere bijstand kan alleen worden verstrekt als er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. De gemeente kan in beleidsregels vastleggen welke omstandigheden als ‘bijzonder’ worden beschouwd. Lees meer hierover in paragraaf 3.2. Woonlastenfondsen waarbij forfaitaire vergoedingen worden verstrekt en het huursubsidiebeleid - dat als voorliggende voorziening geldt - doorkruist wordt, kunnen onder de WWB niet in stand blijven. Krediethypotheek De krediethypotheek maakt het mogelijk voor minima om in een eigen huis te blijven wonen. Onder de WWB kan de bijstand aan huiseigenaren worden verstrekt in de vorm van een geldlening, zonder dat hier de woning als onderpand moet fungeren (onder de Abw was dat wel het geval). De Startersleningen voor huurders in Eindhovense gemeente heeft de vrijheid om naar wijkvernieuwingsgebieden eigen oordeel zekerheden als pand Huurders die in Eindhoven in wijkvernieuwingsof hypotheek te bedingen. Er is geen gebieden wonen, krijgen de gelegenheid in hun verplichting tot rentebetaling, en de vernieuwde buurt een woning te kopen. De aflossingsperiode is tien jaar.43 Als gemeente Eindhoven heeft hiervoor in samenna tien jaar de lening niet helemaal werking met de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn) de is afgelost, gaat wel een renteverStarterslening ontwikkeld. Deze lening wordt door plichting in en wordt het restant de gemeente verstrekt, in samenwerking met de van de lening afgerekend bij verEindhovense woningcorporaties en het SVn. koop of vererving van de woning. Toeslagen- en verlagingenbeleid Via het toeslagen- en verlagingenbeleid heeft de gemeente binnen de kaders van de WWB de beleidsvrijheid om de uitkering te verlagen of (met maximaal 20% van het wettelijk minimumloon) te verhogen. Bij de beoordeling of een verhoging of verlaging op zijn plaats is, wordt onder meer gekeken naar de woonsituatie. Meer hierover leest u in paragraaf 3.10. Beleid voor dak- en thuislozen In paragraaf 4.7 leest u meer over gemeentelijk beleid voor dak- en thuislozen. Sociale huurwoningen en aanpak achterstandswijken De gemeente heeft de prijs, kwaliteit en beschikbaarheid van betaalbare woningen deels in de hand en kan met het huisvestingsbeleid invloed uitoefenen op het welzijn en het inkomen van minima.
Mensen met een laag inkomen wonen veelal in huurwoningen. Een gemeente kan in de plannen voor volkshuisvesting vastleggen dat er voldoende sociale huurwoningen beschikbaar zijn. Een goede spreiding van sociale huurwoningbouw geeft een evenredige verdeling van inkomensgroepen over een gemeente. De leefomgeving heeft grote invloed op de kwaliteit van leven. De aanwezigheid van voorzieningen (een buurthuis, een dienstencentrum, winkels, een dokter) is daarbij van belang. Zeker voor mensen die geen geld hebben voor een auto of dagelijkse ritjes met de bus. Een gemeente kan in de gaten houden dat alle noodzakelijke voorzieningen op buurtniveau aanwezig zijn. Woningbouwverenigingen opereren de laatste jaren steeds zelfstandiger en nemen in een aantal De grote steden hebben diverse mogelijkheden om gemeenten ook steeds meer sociade situatie in wijken en buurten te verbeteren. Op verzoek van de gemeenteraad van de betrokken le taken op zich. Zij hebben in de stad kan de minister van VROM gebieden aanwijzen dagelijkse praktijk te maken met waar extra eisen worden gesteld aan woningde concentratie van armoede in zoekenden. Steden kunnen dan in deze specifieke bepaalde wijken en huurders met gebieden de woningmarkt reguleren en aldus de betalingsachterstanden. De getoestroom van kansarmen tijdelijk beperken. Bron: Ministerie van Justitie. meente kan met woningbouwverenigingen afspraken maken over gezamenlijke financiering van buurtgebonden projecten. Ook kunnen afspraken worden gemaakt over vroegtijdige melding van betalingsachterstanden. 44 Soms zijn woningbouwverenigingen ook bereid om mee te betalen aan de uitvoering van inkomensbeheer of andere vormen van schuldhulpverlening voor huurders met betalingsproblemen. De woningbouwvereniging is immers gebaat bij goed betalende huurders. De schuldhulpverlener neemt bovendien een deel van inkomens- of budgetbeheer over. Aanpak achterstandwijken in grote steden
Collectieve betalingsregeling Het is mogelijk dat de sociale dienst in overleg met vertegenwoordigers van cliënten tot een regeling komt met bijvoorbeeld energiebedrijven om voorschotten en afrekeningen voor gas, elektriciteit en water in te houden op de uitkering. Als tegenprestatie kunnen de energiebedrijven dan een behoorlijke korting geven, die per maand of per jaar bij de afrekening ten goede komt aan de cliënten. Meer informatie • Sloop en opbouw van de wijk; herstructurering als sociale interventie, NIZW 2001. • Heel de Buurt gebundeld; een staalkaart van vier jaar buurtgericht investeren, NIZW 2003.
44| Het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang, Rijk – vier grote steden concept jan. 2006, bevat modelprotocollen ter preventie van huisuitzettingen als gevolg van huurschuld of overlast.
43| Besluit krediethypotheek, art. 4 en 5.
38
39
Gemeentelijk armoedebeleid
3.10 Toeslagen op de algemene bijstand
4 Doelgroepen
Beleidskeuzes Beleidskeuzes • Bij welke categorieën bijstandsgerechtigden moet de bijstandsuitkering worden verhoogd of verlaagd?
• Zijn er doelgroepen of problemen waarvoor de gemeente extra voorzieningen moet treffen?
In de bijstandswet wordt de hoogte van de basisnorm geregeld, maar via het toeslagen- en verlagingenbeleid heeft de gemeente enige beleidsvrijheid om de uitkering te verlagen of (met maximaal 20% van het wettelijk minimumloon) te verhogen. Bij de beoordeling of een verhoging of verlaging op zijn plaats is, dient de woonsituatie te worden bekeken en of de algemene kosten van bestaan al dan niet kunnen worden gedeeld met een ander. De kaders voor toeslagen en verlagingen zijn geregeld in artikelen 25 tot en met 29 van de WWB. Belangrijke keuzes zijn: • Wordt het eventuele inkomen van inwonende kinderen meegeteld bij het vaststellen van de bijstand van de ouder? • Ontvangen mensen die op kamers wonen een toeslag? • Ontvangen mensen die dakloos zijn een toeslag? Daklozen hebben vaak meer woonkosten dan gedacht. De kosten van een slaaphuis bedragen ongeveer d 160 per maand. • Ontvangen schoolverlaters een verlaging? De studiefinanciering is aanmerkelijk lager dan de bijstandsnorm. • Ontvangen gehuwden die hun woonkosten kunnen delen met een ander een verlaging? • Ontvangen alleenstaanden van 21 of 22 jaar een toeslag? Voor personen jonger dan 23 jaar gelden leeftijdsgerelateerde minimumjeugdlonen. Om een armoedeval te voorkomen, is het zinvol om de bijstandsnorm af te stemmen op de verdiencapaciteit van jongeren. De gemeenteraad dient een verordening vast te stellen waarin het toeslagen- en verlagingenbeleid wordt vastgelegd.
4.1 Inleiding Voor bepaalde doelgroepen kan het zinvol zijn om aparte maatregelen te nemen. Voor een aantal doelgroepen bestaan specifieke doeluitkeringen en wet- en regelgeving. In dit hoofdstuk komen de meest genoemde doelgroepen aan bod. In de volgende paragraaf wordt eerst de vraag beantwoord hoe de gemeente de omvang en samenstelling van de doelgroep kan bepalen. 4.2 Het bepalen van de omvang en samenstelling van de doelgroep in de gemeente Het is belangrijk om goed zicht te hebben op de omvang en samenstelling van de doelgroep in de gemeente. Op basis daarvan kan immers worden geraamd wat het gebruik en de kosten zijn van minimaregelingen. Resultaten uit het verleden De meeste gemeenten schatten het gebruik van regelingen op basis van het gebruik van die regelingen in het verleden. Behaalde resultaten uit het verleden zijn een redelijke garantie voor de toekomst, mits rekening wordt gehouden met beleidswijzigingen die van invloed zijn op het gebruik, zoals een intensivering van de voorlichting over inkomensondersteunende maatregelen. Ook moet rekening worden gehouden met economische omstandigheden: als de economie in een dip zit, resulteert dat onder andere in een stijging van het aantal bijstandsgerechtigden. Dit is een indicatie dat ook de armoede toeneemt. De methode heeft ook zijn beperkingen: het geeft alleen zicht op het deel van de doelgroep dat gebruikmaakt van de regelingen. Het niet-gebruik blijft onderbelicht. Kernkaart Werk en Bijstand De Kernkaart Werk en Bijstand 45 van het ministerie van SZW geeft informatie over o.a. het aantal huishoudens met een laag inkomen46 per gemeente. CBS-gegevens Aan de hand van landelijke verhoudingsgetallen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kan voor de gemeente een raming worden gemaakt van de omvang en 45| www.gemeenteloket.szw.nl/kernkaart. 46| De in de kernkaart gehanteerde definitie van laag inkomen is anders dan de definitie die wordt gehanteerd in de Armoedemonitor van het SCP.
40
41
Gemeentelijk armoedebeleid
samenstelling van de doelgroep van het gemeentelijke armoedebeleid. Het CBS heeft onder meer de volgende landelijke verhoudingsgetallen: • Bijstandsgerechtigden ÷ huishoudens met een laag inkomen. • Huishoudens met een laag inkomen ÷ vrouwen met een laag inkomen. • Huishoudens met een laag inkomen ÷ alleenstaanden met een laag inkomen. • Huishoudens met een laag inkomen ÷ 65-plussers met een laag inkomen. • Huishoudens met inkomen tot 105% van de bijstandsnorm ÷ huishoudens met laag inkomen. • Huishoudens met kinderen ÷ huishoudens met een laag inkomen met kinderen. • Huishoudens met een laag inkomen ÷ huishoudens met een laag inkomen uit arbeid. Door deze verhoudingen toe te passen op cijfers die per gemeente beschikbaar zijn, kan worden geschat wat de omvang en samenstelling van de doelgroep is in de gemeente. Uiteraard kunnen de verhoudingen binnen gemeenten anders liggen; de uitkomsten van de berekeningen geven dus slechts een ruw beeld van de werkelijkheid. Door in de berekeningen zoveel mogelijk ‘harde’ cijfers te gebruiken die per gemeente beschikbaar zijn, kunnen de berekeningen worden verfijnd. Cijfers per gemeente kunnen worden gehaald uit bijvoorbeeld de eigen gemeentelijke administratie of gegevens van onderzoeksafdelingen binnen de gemeente. Het CBS heeft naast landelijke cijfers ook een aantal cijfers die betrekking hebben op individuele gemeenten. Deze cijfers zijn te vinden op www.cbs.nl. Minima Effect Rapportage Met de Minima Effect Rapportage (MER) van het Nibud kan uw gemeente in kaart brengen welke groepen minima het meest kwetsbaar zijn en wat hun inkomsten en uitgaven zijn. De methode geeft echter geen inzicht in de omvang van de doelgroepen. Zie ook paragraaf 7.5. 4.3 Ouderen Het aandeel 65-plussers met een laag inkomen is de laatste tien jaar sterk gedaald.47 In 1995 was het percentage lage inkomens in deze groep nog hoger dan bij de 18-64 jarigen (21% tegenover 14%), maar in 2003 was dit andersom (7% tegenover 11%). 65-plussers met een minimuminkomen ontvangen 64% van het doorsnee (het mediane) inkomen; dat is beduidend meer dan bij de groep jonger dan 65 jaar (53%). Dit komt onder andere door een aantal belastingmaatregelen (de ouderenaftrek en de aanvullende ouderenaftrek). Een laag inkomen is onder 65-plussers echter wel vaker langdurig dan bij jongeren. Mensen ouder dan 65 jaar zijn in veel opzichten ook minder sociaal uitgesloten dan jongeren. 65-plussers komen gemiddeld gunstiger uit op de aspecten ‘materiële achterstand’, ‘toegang tot instanties’ en ‘een veilige en goede woonomgeving’. Alleen bij het 47| Bron: Armoedemonitor 2005.
Zomerzegels in Maastricht Jaarlijks zijn in Maastricht de zogenaamde ‘Zomerzegels’ te koop. Van elke Zomerzegel die wordt gekocht, gaat 0,19 euro naar het Fonds Ouderenhulp. Dit fonds financiert jaarlijks vele projecten voor ouderen gericht op het tegengaan van eenzaamheid, verbetering van ouderenzorg, bestrijding van de verborgen armoede en het vergroten van de veiligheid voor ouderen. Bron: Gemeente Maastricht.
aspect ‘sociale participatie’ blijven gepensioneerden wat achter, dit geldt het meest voor de 75-plussers. Bij de groep die voor de pensioengerechtigde leeftijd staat is de problematiek groter: de 55-64 jarigen hebben vaker een laag inkomen en ervaren meer sociale uitsluiting dan 65-plussers.
Gemeenten kunnen diverse maatregelen nemen om armoede onder ouderen tegen te gaan. Categoriaal beleid Gemeenten mogen voor 65-plussers categoriaal beleid ontwikkelen. Achtergrond hiervan is dat voor deze groep geen armoedeval speelt. Deze groep komt ook niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. Ook voor categoriaal beleid geldt dat er geen sprake mag zijn van ongerichte inkomenssuppletie: de gemeente moet bij de verstrekking dus wel aangeven waarvoor het geld bedoeld is. De gemeente moet wel aannemelijk maken dat de kosten noodzakelijk zijn en zich daadwerkelijk voordoen. De gemeente hoeft niet te controleren of het geld ook daadwerkelijk aan de bedoelde kosten wordt uitgegeven. Het verstrekken aan 65-plussers van een jaarlijkse eenmalige uitkering is in strijd met dit uitgangspunt. Informatie Sociale Verzekeringbank De Sociale Verzekeringsbank (SVB) levert op verzoek van gemeenten gegevens van mensen met een gekort AOW-pensioen en een nabestaandenuitkering Anw.48 Deze informatie is nuttig bij het tegengaan van niet-gebruik van sociale voorzieningen. De gemeente kan met de gegevens deze mensen aanschrijven en attenderen op inkomensondersteunende maatregelen. Warme maaltijd in Arnhem Voor ouderen en gehandicapten in Arnhem bestaat de warme maaltijdvoorziening, uitgevoerd door de St. Welzijn Ouderen Arnhem (SWOA). Arnhemmers die jonger zijn dan 55 jaar hebben een indicatie nodig om voor deze voorziening in aanmerking te komen. Mensen boven de 70 jaar kunnen altijd maaltijden door de SWOA laten bezorgen. Het tarief in 2005 bedraagt e 5,65 per maaltijd. Wie in het bezit is van een Arnhem Card (kortingspas) betaalt echter het gereduceerde tarief van e 2,15.
Maaltijdvoorziening Veel gemeenten verstrekken aan ouderen een bijdrage voor maaltijden en verzorgen ook de levering van de maaltijden. Gemeenten besteden de levering meestal uit.
48| Het is de bedoeling dat de gegevensuitwisseling in de toekomst via het Inlichtingenbureau zal lopen.
42
43
Gemeentelijk armoedebeleid
Leeftijdsdiscriminatie Attentiepunt bij het formuleren van categoriaal beleid is het aspect van leeftijdsdiscriminatie. Als voor het categoriale beleid voor de 65-plusser geen objectieve grond bestaat, kunnen burgers onder de 65 jaar zich hierop beroepen en een overeenkomstige toepassing afdwingen. Dit risico is niet zo groot als het gaat om beleid gericht op de verborgen meerkosten die verband houden met het ouder worden (energie, telefoon, belangenvereniging e.d.). Het risico wordt groot als het gaat om voortzetting van beleid waarvoor in het verleden (vóór de WWB) geen leeftijdgrens werd gesteld, bijvoorbeeld een gemeentelijke witgoedregeling. De gemeente dient de regeling vast te leggen in een beleidsregel of verordening. 4.4 Jeugd Ruim 430.000 kinderen en jongeren ( jonger dan 18 jaar) wonen in een huishouden met een laag inkomen.49 Dat is ongeveer één op de acht kinderen en jongeren. Financiële armoede kan voor deze jeugdigen een belemmering vormen om te participeren in de samenleving. Dit is merkbaar op school en in de vrije tijdsbesteding. Doordat er niet deelgenomen kan worden aan schoolreisjes en sportactiviteiten is de kans op gepest worden, groter. De schoolcarrière staat onder druk en daarmee ook de kansen op een startkwalificatie en de toekomstige mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Kortingspas voor jongeren Amsterdam kent de jongerenkaart XXXS. Alle 50.000 jonge Amsterdammers tussen de 12 en 18 jaar hebben deze kaart met de post ontvangen. Hiermee krijgen ze korting op onder andere het lidmaatschap van sportscholen en -verenigingen en bioscopen, boeken, festivals, musea, theater, muziek, kleding, computers en internet. Bron: Gemeente Amsterdam.
Bijdrageregeling schoolkosten voortgezet onderwijs Boxmeer
Daarnaast kunnen de sociaal-emotionele ontwikkeling en de gezondheid negatief beïnvloed worden, waardoor er in de huidige en toekomstige relationele sfeer problemen kunnen ontstaan. Dit geldt ook voor de mate van zelfredzaamheid en het uitgroeien tot volwassenheid in de psychologische zin van het woord. Armoede zorgt voor achterstand en de kans van ‘overerving’ naar de volgende generatie is groot.50
Er is een bijdrage mogelijk aan ouders met kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar die voortgezet onderwijs volgen (in welke vorm dan ook). De bijdrage is onder andere voor de volgende indirecte schoolkosten: ouderbijdrage, schoolreisje, schoolkamp, excursies, schooltas, schrijfmiddelen, fiets en leermiddelen. De tegemoetkoming bedraagt per kalenderjaar maximaal e 115,00 per kind.
Lokaal preventief jeugdbeleid In het kader van de Wet op de jeugdzorg, die op 1 januari 2005 in werking is getreden, hebben de gemeenten de taak om problemen in opvoed- en opgroeisituaties zo mogelijk te voorkomen (preventief jeugdbeleid), of wanneer dit niet lukt zo snel mogelijk te zorgen voor lichte vormen van hulp. Binnen het preventief jeugdbeleid zijn gemeenten verantwoordelijk voor het beleggen van vijf functies, te weten: informatie en advies, signalering, toeleiding naar voorzieningen, licht pedagogische hulp en zorgcoördinatie. Deze functies kunnen ingevuld worden door verschillende uitvoerende maatschappelijke organisaties. De gemeente dient als regisseur samen met de organisaties te zorgen voor een sluitend Gratis peuteren in Dordrecht netwerk met een adequaat aanbod De gemeente Dordrecht heeft een overeenkomst aan voorzieningen en activiteiten. met de (gesubsidieerde) peuterspeelzalen om de Bij zwaardere problematiek woreigen bijdragen van ouders met een gering inkomen rechtstreeks bij de sociale dienst in den jeugdigen doorverwezen naar rekening te brengen. Bureau Jeugdzorg (aangestuurd en gefinancierd door de provincie). Om een sluitende keten van ondersteuning en geïndiceerde zorg Lespakketten voor jeugdigen te bevorderen, is Het Nibud heeft voor de basisschool de Geldkoffer het belangrijk dat gemeenten en gemaakt. De koffer bevat een basismodule over provincie hun aanbod op elkaar omgaan met geld met kasboekjes die ingaan op het afstemmen. huishoudboekje en zakgeld. Verder zijn er drie verdiepingsmodules en een leuk spel. Het Nibud heeft ook een lespakket Omgaan met Geld voor het VMBO.
Jeugdsportfonds Het jeugdsportfonds is een landelijke stichting die lokale initiatieven ondersteunt in een soort franchise formule. Doel is zoveel mogelijk kinderen de mogelijkheid tot sporten te bieden wanneer geld de belemmerende factor is. Hulpverleners en andere intermediairen kunnen via een standaardformulier aan het jeugdsportfonds een bijdrage vragen voor de jongere waarmee zij contact hebben. Gemeenten kunnen het fonds (financieel) ondersteunen. Info op www.jeugdsportfonds.nl.
49| Armoedemonitor 2005, SCP. 50| Doen en Meedoen; aanbevelingen van de Denktank Armoedebestrijding om de participatie van kinderen en jongeren uit arme gezinnen te vergroten, Sociale Alliantie 2004.
44
45
Om armoede onder kinderen en jongeren tegen te gaan en het meedoen aan de samenleving te bevorderen, kunnen gemeenten diverse maatregelen nemen. De Denktank armoedebestrijding heeft op een aantal thema’s ook voor gemeenten voorstellen gedaan. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld een Jongerenloket of Jongereninformatiepunt (JIP) inrichten en bewerkstellingen dat basisscholen een kennisnet instellen. Om meedoen mogelijk te maken, kunnen gemeenten finan-
Gemeentelijk armoedebeleid
Preventie en hulp voor jongeren en gezinnen met financiële problemen in Enschede De Stadsbank Oost-Nederland heeft een speciale afdeling ‘Jongeren en Schulden’. Deze richt zich op jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die zich in een problematische schuldensituatie bevinden en daar zelf niet uit komen. De jongerenconsulenten begeleiden de jongeren zeer intensief en bieden tevens een zogenaamde financiële opvoeding om te voorkomen dat ze opnieuw in een schuldensituatie zullen komen. Ook biedt de Stadsbank budgetcursussen.
Personal Computer in Oss Deze regeling is bestemd voor kinderen die voortgezet onderwijs volgen. De vergoeding voor de aanschaf van een computer bedraagt d 708 en kan één keer per vijf jaar worden aangevraagd. Verwacht wordt dat cliënten de computer binnen vier weken na ontvangst van de vergoeding aanschaffen en op verzoek de nota tonen.
Den Haag: Startpakket voor minima De gemeente Den Haag geeft ouders een startpakket van d 500 als hun kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan. Op dat moment krijgen ouders te maken met extra kosten voor de aanschaf van bijvoorbeeld (verplichte) sportkleding, fiets, computer of bureau. De schoolkosten die vergoed worden, moeten daadwerkelijk gemaakt zijn en de aanvrager moet dit kunnen aantonen. Naast het startpakket kunnen ouders een vergoeding ontvangen voor reguliere schoolkosten (schoolreisjes en boekengeld) tot maximaal d 250 per jaar.
cieel bijdragen in de individuele schoolkosten. Ook kunnen zij verenigingen extra subsidie geven voor sportdeelname van kinderen die dat eigenlijk niet kunnen betalen. Meer informatie • Het dossier Jeugd en Gezinnen op www.armoedebeleid.nl bevat praktijkvoorbeelden, onderzoeksrapporten, handreikingen, etc. • Het Nibud geeft op de jongerensite www.nibudjong.nl allerlei informatie, tips en trucs over omgaan en uitkomen met geld. • Alle regelingen voor jongeren uit gezinnen met weinig geld: www.grijpjekansen.nl. • Om jongeren meer informatie te geven over rechten en plichten in verband met werken, is de site www.jongerenloket.szw.nl opgezet. 4.5 Chronisch zieken en gehandicapten Gemeenten hebben de mogelijkheid om voor chronisch zieken en gehandicapten categoriaal beleid te ontwikkelen. Door het ministerie van SZW is hierover de handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen opgesteld.
Lees voor meer informatie over voorzieningen voor deze doelgroep in paragraaf 3.4 over het beperken van zorg- en ziektekosten en het verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen.
4.6 Allochtonen Het armoederisico is het hoogst bij sommige van de nieuwe groepen allochtonen: van de Somalische, Afghaanse en Irakese huishoudens had 52 à 58% een laag inkomen.51 Mensen uit voormalig Joegoslavië, Iraniërs en Chinezen komen lager uit (27 à 38%). Dat ligt dicht bij de grote minderheidsgroepen: van de Marokkaanse huishoudens had 33% een laag inkomen, iets meer dan de Antilliaanse (28%) en Turkse (29%) huishoudens. De Surinamers doen het iets beter (23%). Het cijfer is bij de ‘oude’ groepen 3 à 4 maal zo hoog als bij de autochtone bevolking; bij sommige van de nieuwe groepen loopt dit op tot het zevenvoudige. Vooral onder uitkeringsgerechtigde en oudere allochtonen komen veel lage inkomens voor (respectievelijk 63% en 38%). Door de verslechterende arbeidsmarkt loopt de armoede bij de niet-westerse allochtonen vanaf 2002 weer op. Nieuwe immigranten van niet-westerse oorsprong hebben relatief vaak een laag inkomen. Hun inkomenspositie verbetert naarmate zij langer in Nederland zijn. Het vinden van werk speelt daarbij een belangrijke rol. De startpositie van recente immigranten is in de periode 1997-2001 verbeterd. Dit hangt samen met het afnemende aandeel asielmigranten en gezinsherenigers. Het is niet mogelijk om voor deze doelgroepen categoriaal beleid te maken. Wel is het mogelijk om in het kader van preventie en voorlichting extra aandacht te schenken aan deze doelgroepen. De gemeente kan afspraken maken over preventie en voorlichting met maatschappelijke organisaties en belangengroepen die zich specifiek richten op allochtonen, zoals Vluchtelingenwerk, moskeeën, islamitische verenigingen, asielzoekerscentra en ROC’s. In paragraaf 3.5 zijn andere voorbeelden opgenomen om via preventie en voorlichting het niet-gebruik van voorzieningen onder allochtonen tegen te gaan. In die paragraaf wordt ook de vraag beantwoord of vertaling van informatie in andere talen zinvol is. Meer informatie •Gekleurde armoede; armoede en bestedingspatronen onder etnische minderheden, FORUM 1998. • Hart voor de wijk; de 5 W's van multiculturele wijkontwikkeling, FORUM 2001. • Websites FORUM (Instituut voor Multiculturele ontwikkeling, www.forum.nl) en KIEM (Kennisnet Integratiebeleid en Etnische Minderheden, www.integratie.net). • Projectenbank PaVEM (Participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen), www.pavem.nl. 4.7 Dak- en thuislozen 43 gemeenten ontvangen van het Rijk een specifieke uitkering ten behoeve van activiteiten op het terrein van maatschappelijk opvang en verslavingsbeleid.52 Deze gemeenten worden wel ‘centrumgemeenten’ voor maatschappelijke opvang en verslavingsbe51| Bron: Armoedemonitor 2005, SCP/CBS, november 2005. 52| Op grond van art. 10 A van de Welzijnswet.
46
47
Gemeentelijk armoedebeleid
leid genoemd. Maatschappelijke opvang houdt in: tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De 43 centrumgemeenten zijn op grond van het Bijstandsbesluit adreslozen tevens aangewezen voor de verlening van bijstand aan belanghebbenden zonder adres.53 35 van de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid ontvangen bovendien een specifieke uitkering voor vrouwenopvang. Onder vrouwenopvang wordt verstaan: het tijdelijk bieden van onderdak en begeleiding aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld. Dak- en thuislozen met schulden Voor daklozen met schulden is door de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) en het Leger des Heils de methodiek ‘Schuld onder dak’ ontwikkeld. 54 Dankzij de methodiek worden aanvragen tot budgetbeheer en schuldregeling voor cliënten van het Leger des Heils vaker gehonoreerd door de kredietbanken. Verder is de toegang tot (zelfstandige) huisvesting en daarmee uitstroom uit de opvang verbeterd doordat budgetbeheer door de kredietbank na uitstroom uit de opvangvoorziening kan worden voortgezet en corporaties daardoor eerder bereid zijn gebleken een woning aan te bieden. Begin 2006 hebben het kabinet en de G4 het Plan van aanpak maatschappelijke opvang gepresenteerd. 55 Doel van dat plan is de leefomstandigheden van daklozen te verbeteren. Het plan bevat 13 instrumenten die gebruikt kunnen worden om dat te realiseren. Een daarvan is het instrument Modelaanpak schuldhulpverlening en schuldsanering. Geld voor gemeenten om verloedering te bestrijden Verplicht budgetbeheer en bijstand Gemeenten krijgen zestig miljoen euro om verloedering en overlast tegen te gaan. Het geld is bedoeld om zorg te bieden aan bijvoorbeeld dak- en thuislozen en verslaafden. Met de zestig miljoen euro uit de AWBZ willen het kabinet, GGZ-Nederland en de gemeenten bereiken dat meer mensen die nu nog zorg mijden, wel zorg gaan krijgen. Tegelijk moeten mensen niet langer dan noodzakelijk in de maatschappelijke opvang verblijven. Verder willen de partijen overlast beperken door dak- en thuislozen die overlast geven, eerder te helpen. Ministerie van VWS, 23-12-2005.
in natura Als er redenen zijn om aan te nemen dat de bijstandsgerechtigde zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, kan de gemeente op basis van artikel 57 van de WWB aan de bijstandsuitkering de verplichting verbinden dat de bijstandsgerechtigde eraan
53| Als bedoeld in art. 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. 54| Schuld onder dak. Schuldhulpverlening en budgetbeheer voor dak- en thuislozen. NVVK en Legers des Heils, september 2003. 55| Plan van aanpak maatschappelijk opvang, Rijk/Vier grote steden, 7 februari 2006.
48
meewerkt dat de gemeente in zijn naam noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht (verplicht budgetbeheer). Ook kan de gemeente bijstand in natura verstrekken. Woontoeslag Gemeenten hebben de vrijheid om voor dak- en thuislozen de bijstandsnorm te verhogen met maximaal 20% van het wettelijk minimumloon. Bij de afweging moet worden gekeken naar de woonsituatie. Daarbij is onder meer van belang of de betrokkene kosten kan delen met een ander. De woonkosten van dak- en thuislozen zijn hoger dan vaak gedacht wordt. De kosten van een slaaphuis bedragen ongeveer d 160 per maand. Lees meer over toeslagen in paragraaf 3.10. Meer informatie • In paragraaf 3.9 leest u meer over het beperken van woonlasten. • Plan van aanpak maatschappelijk opvang, Rijk/Vier grote steden, 7 februari 2006. • Schuld onder dak: schuldhulpverlening en budgetbeheer voor dak- en thuislozen. Leger des Heils/NVVK 2003. • THUIS-BASIS voor kwetsbare burgers: de gemeente; Een handreiking voor de ontwikkeling van integraal beleid voor wonen, welzijn en zorg, VNG project IGLO+ 2004. 4.8 Werkenden in loondienst en zelfstandigen Onder de huishoudens met een laag inkomen is het aandeel huishoudens met inkomen uit arbeid de afgelopen jaren gestegen. Van de huishoudens met een laag inkomen heeft 3,5% loon als voornaamste inkomensbron. 15,5% van de huishoudens met een laag inkomen is zelfstandig ondernemer. 56 Gevolgen WIA Voor mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, moeten afspraken worden gemaakt tussen werkgever en werknemer. Deze afspraken moeten onder andere gericht zijn op het aan de slag houden van deze personen, zo nodig na aanpassing van arbeidsuren en arbeidsloon. Is het onmogelijk om de arbeidsongeschikte medewerker te herplaatsen of de aanstelling aan te passen (UWV toetst dit), dan mag de medewerker ontslagen worden. De medewerker komt dan wegens werkloosheid in aanmerking voor een WW-uitkering of bijstand. Bron: VNG.
Niet-gebruik Mensen met een laag inkomen uit arbeid zijn vaak niet op de hoogte van het feit dat ook zij recht hebben op inkomensondersteuning. Gemeenten kunnen voor deze groep extra maatregelen nemen om niet-gebruik tegen te gaan (zie paragraaf 3.5).
Gedeeltelijk arbeidsongeschikten De recent ingevoerde Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) leidt waarschijnlijk tot een groter beroep op bijstand door arbeidsongeschikten 56| Bron: Armoedemonitor 2005, SCP/CBS, november 2005.
49
Gemeentelijk armoedebeleid
(zie kader). Doordat zij bijstand ontvangen zijn zij, beter dan voorheen, in beeld bij de gemeente. De gemeente kan binnen het armoedebeleid voorzieningen treffen voor deze doelgroep. Denk bijvoorbeeld aan het beperken van ziektekosten en afstemming met WMO-beleid. Zie verder paragraaf 3.4. Bijstandsverlening aan zelfstandigen De regels die op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) gelden voor het verlenen van bijstand en bedrijfskapitaal aan zelfstandigen, zijn opgenomen in het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Deze regels hebben ook betrekking op zelfstandigen die een bedrijfsstart voorbereiden, de zogenaamde pre-starters. Bijstandsverlening aan zelfstandigen is een activeringsinstrument en beoogt instroom in de bijstand te voorkomen en uitstroom uit de bijstand te bevorderen. Voor zelfstandigen die hun bedrijf niet kunnen voortzetten zonder financiële ondersteuning van de overheid bestaat de mogelijkheid tot verstrekking van bijstand voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal. Afhankelijk van het vermogen is de verstrekte bijstand een gift of een lening.
• Armoede onder zelfstandige Ondernemers, Research Report H200409, EIM, december 2004. • In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relatie tussen armoedebeleid en reïntegratie. 4.9 Tot slot Het is niet mogelijk om bepaalde groepen burgers op basis van hun inkomstenbron uit te sluiten van bijzondere bijstandverstrekking of gemeentelijke inkomensondersteuning. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een inkomensvoorziening te treffen waar uitsluitend bijstandsgerechtigden recht op hebben. Andere burgers met hetzelfde inkomensniveau (inclusief vermogen en eventuele andere voorwaarden) dienen ook voor de bijdrage in aanmerking te komen.
Zelfstandigen met problematische schulden Kleine zelfstandigen kunnen, net als andere burgers, gebruikmaken van de minnelijke schuldhulpverlening (zie paragraaf 3.7). De eigenaar van een eenmanszaak en de vennoot uit een vennootschap onder firma, zijn persoonlijk aansprakelijk voor de schulden uit de onderneming. Ook de bestuurder van een besloten vennootschap kan persoonlijk aansprakelijk zijn vanuit verleende privé-borgstellingen. Dit kan schrijnende situaties met zich meebrengen voor de ondernemer en zijn eventuele gezin, welke niet in verhouding staan tot het aanvaarde risico. De schuldhulpverlening is in veel gemeenten en regio’s echter nog onvoldoende ingericht voor de specifieke problematiek van zelfstandige ondernemers. Deze doelgroep heeft vaak een groot aantal schuldeisers, relatief hoge schulden en ingewikkelde contracten met schuldeisers, onderaannemers en medewerkers in loondienst. Schuldhulpverlening voor deze doelgroep is daarom een specialisme. Bovendien is het belangrijk een koppeling te leggen met de uitvoering van de Bbz waarbij gekeken wordt naar de levensvatbaarheid van het bedrijf en de mogelijkheid om een (door)start te maken en een lening te verschaffen. Om een optimale schaal te bereiken, is het raadzaam om de ondersteuning van zelfstandigen met financiële problemen gezamenlijk met andere gemeenten en/of gespecialiseerde organisaties uit te voeren. Meer informatie • Gemeenteloket SZW/Inkomen/Bbz. • Ondernemen loont; vijf praktijkvoorbeelden bij gemeenten. Ministerie van SZW, september 2005.
50
51
Gemeentelijk armoedebeleid
5 Armoedebeleid en reïntegratie
armoedevaleffect hangt niet alleen af van de lokale regels en de hoogte van de lokale lasten, maar ook van de individuele omstandigheden. Andere oorzaken voor de armoedeval zijn een lage verdiencapaciteit of belasting- en premiedruk.
Beleidskeuzes Tegengaan scheefwonen • Waar ligt de grens tussen inkomensondersteuning door de gemeente en de verantwoordelijkheid van de burger om in zijn eigen inkomen te voorzien?
5.1 Inleiding Betaald werk is een goede manier om uit armoede en sociaal isolement te geraken. Een goed armoedebeleid kan bijdragen aan reïntegratie, denk bijvoorbeeld aan schuldhulpverlening, vrijlating van inkomsten uit arbeid, sociale activering en onkostenvergoedingen voor werkgerelateerde uitgaven. Inkomensondersteunende maatregelen kunnen leiden tot de situatie waarbij iemand die gaat werken of meer gaat verdienen, er per saldo niet of nauwelijks op vooruit gaat bijvoorbeeld vanwege het feit dat hij geen recht meer heeft op inkomensafhankelijke bijdragen. Dit wordt de armoedeval genoemd. Er zijn manieren om de armoedeval te verzachten, zodat werken wel loont. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze en andere relaties tussen armoedebeleid en reïntegratie. 5.2 Maatwerk De verzamelbrief van maart 2005 van het ministerie van SZW bevat informatie over de samenhang van de langdurigheidstoeslag, stimuleringspremie, vrijlating en bijzondere bijstand.57 Een juiste toepassing van dit met elkaar samenhangend instrumentarium stelt de gemeente in staat om zowel recht te doen aan de uitstroomfunctie als aan de inkomensondersteuningsfunctie van de WWB. Het is aan de gemeente om maatwerk te leveren en dus in het individuele geval de juiste instrumentkeuze te maken. 5.3 Werken lonend maken, tegengaan armoedeval De armoedeval duidt op de situatie waarbij iemand die (meer) gaat werken er per saldo niet of nauwelijks op vooruit gaat, onder andere vanwege het feit dat hij - als gevolg van de inkomensstijging - geen recht meer heeft op inkomensafhankelijke bijdragen. Inkomensafhankelijke regelingen zijn bijvoorbeeld gemeentelijke regelingen zoals de bijzondere bijstand, kortingspassen, collectieve ziektekostenverzekeringen en (kwijtschelding van) gemeentelijke belastingen. De armoedeval treedt ook op bij landelijke regelingen zoals de huur-, zorg- en kindertoeslagen en tegemoetkoming studiekosten. Hoe sterk elke regeling bijdraagt aan het
Met het woningtoewijzingsbeleid wordt in de gemeente Zoetermeer geprobeerd te bevorderen dat nieuwe huurders een woning kunnen betrekken die past bij hun inkomen. Zo blijft de huursubsidie beperkt, en dus de armoedeval. Om zittende huurders te stimuleren goedkoper te gaan wonen, kunnen ze gebruik maken van een verhuiskostensubsidie. Bron: SGBO/COELO 2001.
Tegengaan armoedeval: voorbeelden van gemeenten De gemeente Zeewolde vergoedt vervoerskosten aan alleenstaande buitenshuis werkende ouders. De hoogte van de bijdrage is gerelateerd aan de verhouding tussen de hoogte van de reiskosten en het besteedbare inkomen. In de gemeente Den Helder bestaat de mogelijkheid dat reiskosten worden vergoed indien men reiskosten maakt in verband met werkaanvaarding. De gemeente Achtkarspelen stelt dat een meer individuele aanpak is geboden om een oplossing te vinden voor het vraagstuk van de armoedeval. In de gemeente Rotterdam heeft men geprobeerd bepaalde doelgroepen samen te stellen waarvoor de armoedeval geen probleem vormt. Het gaat hier om groepen met een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt zoals blijvers in de bijstand (drie jaar of langer uitkeringsafhankelijk) met kinderen, gehandicapten, bijstandontvangers met problematische schulden en ouderen (50- en 65-plussers). Bron: SGBO/COELO 2001.
Uiteraard brengen deze maatregelen extra kosten met zich mee. Bij inkomensafhankelijke regelingen zal per definitie altijd een armoedeval blijven optreden.
57| Samenhang van de langdurigheidstoeslag, stimuleringspremie, vrijlating en bijzondere bijstand, pagina 19.
52
Manieren waarop gemeenten werken lonend maken c.q. de armoedeval verzachten, zijn: • Tegengaan scheefwonen (zie kader). • Het hanteren van ‘glijdende schalen’ bij het bepalen van de betalingscapaciteit: het recht op inkomensafhankelijke bijdragen wordt geleidelijk in plaats van abrupt afgebouwd als het inkomen stijgt. • Vergoeden van werkgerelateerde kosten. • Verstrekken uitstroompremie. • Door voorzieningen (bijv. zwembad of theater) te subsidiëren in plaats van personen, treedt geen armoedeval op, terwijl toch het gebruik van voorzieningen gestimuleerd wordt (let wel: niet-minima hebben hetzelfde voordeel). • Verhogen inkomensgrenzen. De armoedeval op een hoger inkomensniveau is minder ‘pijnlijk’. Uiteraard zullen hierdoor ook meer mensen in aanmerking komen voor de betreffende regeling en neemt de prikkel om meer te gaan werken af. • Verbeteren van de motivatie om te werken (niet-financiële maatregel).
53
Gemeentelijk armoedebeleid
Meer informatie • Notitie Overzicht armoedeval, Ministerie van SZW, oktober 2005. • Armoedeval: is ontsnappen mogelijk? SGBO/COELO 2000. 5.4 Vrijlating inkomsten uit arbeid Gemeenten kunnen gedurende ten hoogste zes maanden 25% van de inkomsten uit arbeid, met een maximum van e 172 per maand, vrijlaten in de middelentoets, mits dit bijdraagt aan arbeidsinschakeling. Er zijn mensen die vanwege lichamelijke of geestelijke handicaps ofwel vanwege sociale verplichtingen niet in staat zijn voltijds arbeid te verrichten. De gemeente kan er met vrijlating van de inkomsten gedurende ten hoogste zes maanden voor zorgen dat deeltijdinzet loont. Echter, de vrijlating van arbeidsinkomsten kan de doorstroom naar grotere deeltijdbanen dan wel volledige bijstandsonafhankelijkheid belemmeren. In bepaalde situaties kan het daarom zinvol zijn om extra inkomsten beperkt of tijdelijk vrij te laten, of uitstroom te stimuleren met een premie. Het is aan de gemeente om hierin de juiste balans te vinden. 5.5 Sociale activering en onkostenvergoeding vrijwilligerswerk Sociale activering en vrijwilligerswerk kunnen manieren zijn om te voorkómen dat minima en andere burgers maatschappelijk en sociaal (verder) uitgesloten raken. Vrijwilligerswerk kan bovendien een eerste stap zijn richting betaald werk. De gemeente of organisaties die met vrijwilligers werken, kunnen een vergoeding geven voor de kosten die te maken hebben met vrijwilligerswerk. Het kan een vergoeding zijn van de werkelijk gemaakte en aangetoonde kosten. Het kan ook een vast bedrag zijn, de zogenaamde forfaitaire vergoeding, voor kosten die niet aangetoond hoeven te worden. Het maximale bedrag voor een forfaitaire onkostenvergoeding is per 1 januari 2006 maximaal e 95 per maand (max. e 764 per jaar). Is het vrijwilligerswerk noodzakelijk voor de arbeidsinschakeling dan geldt een maximumbedrag van e 150 per maand (maximaal e 1500 per jaar). Gemeenten of organisaties zijn niet verplicht een onkostenvergoeding te betalen. Ze mogen zelf beslissen of zij een onkostenvergoeding geven. Ook mogen zij beslissen hoe hoog die vergoeding is. Gemeenten kunnen zelf de onkostenvergoeding betalen, maar kunnen ook de vrijwilligersorganisatie financieel in staat stellen de onkostenvergoeding te betalen. Meer informatie • www.vng.nl > dossier sociale activering.
54
Duurzame-Uitleen-Service in Rotterdam De sociale dienst van Rotterdam subsidieert de Duurzame-Uitleen-Service (DUS), een initiatief van de Werkgroep Allochtone Vrouwen tegen Verarming en uitgevoerd door de Stichting Vrijwilligerswerk Rotterdam. Via deze uitleenservice kunnen mensen met een laag inkomen spullen lenen die (te) duur zijn in de aanschaf en/of hooguit een paar keer per jaar nodig zijn. Voorbeelden van artikelen zijn naaimachines, tapijtreinigers, aanhangers, gereedschap en seizoensgebonden artikelen zoals kampeerspullen en barbecues. Deze spullen kan men lenen via een aantal LETS-Ruilwinkels, verspreid over Rotterdam. Bron: www.dus-rotterdam.nl.
Dubbele winst In navolging van Rotterdam hebben ook Enschede en Hengelo het voornemen om een supermarkt te openen die alleen toegankelijk is voor mensen met een minimum aan inkomsten. Tegen een beduidend lagere prijs moeten zij in die winkels hun dagelijkse boodschappen kunnen halen. De minimawinkel is een initiatief van de gemeenten Enschede en Hengelo, de GGD en werkontwikkelingsorganisatie Surplus. Volgens de initiatiefnemers snijdt het mes bij dit nieuwe project aan twee kanten. Naast de supermarktfunctie voor mensen rond de armoedegrens, is de winkel ook geschikt voor het scheppen van werkervaringsplaatsen. Bijvoorbeeld voor scholieren die graag in de detailhandel willen werken: daarvoor kun je een school als het ROC benaderen. Maar je zou ook langdurig werklozen kunnen opleiden voor een baan in het winkelwezen. Daarnaast is het de bedoeling dat er een distributiecentrum komt dat beide winkels van goederen voorziet. Zo creëer je ook werk. Goederen die verkocht worden in de minimawinkel voldoen kwalitatief aan alle eisen. Het gaat om goederen die om wat voor reden dan ook zijn afgekeurd voor de gewone supermarkt. Bron: Haarlems Dagblad, d.d. 03-12-2005.
55
5.6 Schuldhulpverlening als onderdeel van het reïntegratietraject Het hebben van problematische schulden is vaak een grote drempel om actief naar werk te zoeken. Mensen kunnen vaak pas aan reïntegratie denken als er geen schuldeisers meer aan de deur staan en de inkomsten en uitgaven weer wat beter op elkaar zijn afgestemd, bijvoorbeeld door middel van budgetbeheer of budgetbegeleiding. Het reïntegratietraject kan vaak pas gestart worden als aan deze voorwaarden is voldaan. Vervolgens kan het reïntegratietraject parallel lopen aan de schuldhulpverlening. Goede afstemming is hierbij noodzakelijk. Het verdient aanbeveling om bij de inkoop van reïntegratietrajecten afspraken te maken met reïntegratiebedrijven over de afstemming tussen reïntegratietraject en schuldhulpverlening. Financiering uit het Werkdeel Schuldhulpverlening kan worden gefinancierd uit het Werkdeel van het bijstandsbudget van de gemeente. Daarbij gelden enkele voorwaarden. Meer hierover leest u in paragraaf 3.7. 5.7 Werkervaring opdoen in projecten voor minima Verscheidene gemeenten laten bijstandsgerechtigden werkervaring opdoen in projecten waar minima
Gemeentelijk armoedebeleid
en andere burgers profijt van hebben. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Zo zijn er bijvoorbeeld gemeenten die initiatieven voor het oprichten van een supermarkt voor minima ondersteunen. Naast de supermarktfunctie voor mensen rond de armoedegrens, is de winkel ook geschikt voor het scheppen van werkervaringsplaatsen.
6 Kosten en financiering Beleidskeuzes
Daarnaast zijn er gemeenten die vrijwilligers of mensen in een reïntegratietraject inzetten om andere burgers te helpen bij het invullen van formulieren, zoals formulieren voor de aanvraag van bijzondere bijstand, belastingteruggaaf of huursubsidie.
• Welk (meerjaren)budget wordt beschikbaar gesteld voor armoedebeleid?
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het begroten van de kosten van armoedebeleid en de wijze van financiering. 6.2 Kosten Bijzondere bijstand is een open eindregeling. Aanvragen voor bijzondere bijstand dienen individueel te worden getoetst. Een aanvraag mag niet worden afgewezen op grond van het feit dat het budget ontoereikend is. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij de vaststelling van het bijstandsbeleid en het benodigde budget (is het budget bepalend voor het beleid of zijn er zonodig aanvullende middelen beschikbaar binnen de gemeentelijke begroting?). Voor het maken van een reële begroting is inzicht nodig in de omvang en samenstelling van de doelgroep. In paragraaf 4.2. is hierop uitgebreid ingegaan. De Kernkaart Werk en Bijstand58 van het ministerie van SZW geeft inzicht geeft in hoeveel de gemeente uitgeeft aan individuele bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag. In het overzicht worden de uitgaven voor bijzondere bijstand tevens afgezet tegen het aantal huishouden met een laag inkomen. 6.3 Financiering Het armoedebeleid wordt betaald uit het gemeentefonds. Voor specifieke onderdelen van armoedebeleid zijn er nog andere financieringsbronnen. Schuldhulpverlening Schuldhulpverlening kan (deels) uit het Werkdeel van het bijstandsbudget worden gefinancierd. Hierbij geldt als voorwaarde dat schuldhulpverlening wordt ingezet als onderdeel van een reïntegratietraject. Bovendien moeten de kosten die gemaakt worden voor schuldhulpverlening, herleidbaar zijn naar een individueel traject.
58| www.gemeenteloket.szw.nl/kernkaart.
56
57
Gemeentelijk armoedebeleid
Langdurigheidstoeslag De langdurigheidstoeslag wordt gefinancierd uit het Inkomensdeel van het bijstandsbudget. Overige financieringsbronnen kunnen zijn: • Het overschot op het inkomensdeel. • Middelen voor achterstandsgroepen c.q. scholing. Gemeenten kunnen middelen beschikbaar stellen voor speciale (achterstands)groepen, die er veelal op zijn gericht deze groepen volwaardig lid van de samenleving te maken ( jongeren, allochtonen, inburgeraars). In sommige gevallen wordt dit door de landelijke overheid gefinancierd via (stimulerings)regelingen. In dit kader is het mogelijk met name preventieve activiteiten, zoals het geven van budgetcursussen, uit deze middelen te bekostigen. • Cofinanciering vanuit aanpalende beleidsterreinen (WMO, gezondheidsbeleid, huisvestingsbeleid, jeugdbeleid, etc.). • Private middelen. Diverse fondsen financieren projecten in het kader van armoedebeleid. Gemeenten kunnen samenwerkingsafspraken maken over gezamenlijke financiering van uitvoerende organisaties (zie paragraaf 2.7). Soms zijn ook marktpartijen bereid te investeren in onderdelen van armoedebeleid, zoals schuldhulpverlening. Een woningcorporatie of energiebedrijf is erbij gebaat dat vroegtijdig aandacht wordt geschonken aan klanten met betalingsachterstanden om dure incassoprocedures of ontruimingen/afsluitingen te voorkomen.
58
7 Uitvoeringsaspecten en instrumenten 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk kijken we naar de uitvoering en instrumenten om het armoedebeleid efficiënter en effectiever te maken. 7.2 Vereenvoudigde aanvraagprocedure Gemeenten proberen door vereenvoudiging van aanvraagprocedures en interne logistieke processen de uitvoeringskosten laag te houden en de drempel voor aanvragen door cliënten zo laag mogelijk te maken. Verstrekkingenboek met aanvraagformulier Een voorbeeld hiervan is het verstrekkingenboek. In een verstrekkingenboek is een lijst opgenomen met allerlei kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand aangevraagd kan worden. Op het bijgevoegde aanvraagformulier kunnen cliënten Gemeente Houten 'ontbureaucratiseert' aankruisen waarvoor zij bijstand Wie recht heeft op bijzondere bijstand, moet daar aanvragen. snel en zonder rompslomp gebruik van kunnen maken. Vanuit die gedachte ontwikkelde de gemeente Houten een ultrakorte aanvraagprocedure voor de meest voorkomende categorieën van deze inkomensvoorziening. Binnen tien minuten hebben aanvragers geld voor een kunstgebitreparatie, de peuterspeelzaal of schoolspullen voor de kinderen. De aanvrager kruist op een formulier aan wat er is aangeschaft en wat het heeft gekost. Bonnetjes erbij, handtekening eronder en klaar. Binnen tien minuten heeft de aanvrager een beschikking en wordt het geld overgemaakt. De enige beperking is dat deze procedure alleen kan worden gevolgd als het gaat om aanvragers die bij de gemeente bekend zijn. Dat zijn alle bijstandscliënten en verder iedereen die minder dan een jaar geleden bijzondere bijstand heeft aangevraagd. Van alle categorieën die op het formulier staan heeft het college, gesteund door de gemeenteraad, vastgesteld dat het noodzakelijke kosten zijn. De aanvrager hoeft die noodzaak dus ook niet meer aan te tonen. En omdat het gaat om mensen die bekend zijn bij de sociale dienst, kan ook een toets op inkomen en vermogen achterwege blijven.
59
Rekening direct naar de sociale dienst De gemeente kan ervoor kiezen om afspraken te maken met leveranciers over de levering van goederen waarvoor vaak bijzondere bijstand wordt aangevraagd (bijvoorbeeld witgoed of vloerbedekking). In een aantal gemeenten kunnen cliënten de goederen afhalen zonder de rekening te betalen; de rekening gaat direct naar de sociale dienst. Eén loket De veelheid en diversiteit aan gemeentelijke en niet-gemeentelijke regelingen komt de doelmatigheid en het bereik van het gemeentelijk armoedebeleid niet ten goede:
Gemeentelijk armoedebeleid
• • • • •
Zij verminderen het zicht op de totale armoedeproblematiek en verhogen de kans op tegengestelde effecten. Voor burgers is het onduidelijk waar zij recht op hebben. De cumulatie van inkomensafhankelijke regelingen versterkt bovendien de spanning tussen inkomensondersteuning en activeringsbeleid. De versnippering bemoeilijkt ook het vaststellen van de totale effectiviteit van het beleid. Bijstelling van het beleid wordt bemoeilijkt doordat niet één, maar talrijke regelingen onder de loep moeten worden genomen en in diverse uitvoeringsorganisaties moeten worden doorgevoerd.
Om dit te voorkomen kunnen gemeenten ervoor kiezen om de diverse regelingen zoveel mogelijk te integreren in één beleid en de uitvoering van dit beleid op te dragen aan één uitvoeringsorgaan of frontoffice (zie kader Polismodel Tilburg). 7.3 Armoedebeleidsmeter De Armoedebeleidsmeter is een instrument waarmee de kwaliteit van het gemeentelijk armoedebeleid gemeten én verbeterd kan worden.59 Het instrument geeft na invulling van de elektronische vraPolismodel Tilburg genlijst een beeld van de kwaliteit van het beleidsproces en van Gemeenten zouden de diverse regelingen in het kader van het armoedebeleid (en aanpalende terde kwaliteit van de inhoud en reinen) zoveel mogelijk moeten integreren in één uitvoering van het beleid. beleid, zo redeneert de gemeente Tilburg. Daarbij Hierdoor is eenvoudig te zien op kunnen ze de uitvoering van dit beleid opdragen welke onderdelen verbetering aan één uitvoeringsorgaan of frontoffice, waarbij gewenst of noodzakelijk is. Het een heldere doelstelling en een verantwoordingssysteem van het beleid voorop staan. Het Tilburgse instrument geeft bovendien een ‘polismodel’ is hiervan een voorbeeld. Hierbij krijgt advies op maat waar de iedere uitkeringsgerechtigde een eigen 'casegemeente direct mee aan de manager' toegewezen, die met de uitkeringsslag kan. Ten slotte is er ook een gerechtigde harde afspraken maakt over de te toolkit aan het instrument toebehalen doelen met betrekking tot inkomen, werk en zorg. Deze afspraken worden vervolgens in een gevoegd waarin informatie te polis vastgelegd. Door de individuele aanpak ontvinden is over allerlei onderwerstaat volgens de gemeente een vertrouwensband pen, instrumenten en methodietussen casemanager en uitkeringsgerechtigde. De ken die van belang zijn voor een casemanager gaat zoveel mogelijk op huisbezoek. sterk gemeentelijk armoedebeDe casemanager signaleert op deze manier armoede en kan de uitkeringsgerechtigde informeren over leid. voorzieningen en helpen bij het aanvragen daarvan. Meer informatie: www.tilburg.nl/soza.
Meer informatie • www.stimulansz.nl.
7.4 Bijzondere Bijstandzoeker Gemeenten kunnen voor uiteenlopende zaken bijzondere bijstand verstrekken. Maar welke vergoeding is redelijk? De gemeente kan (een deel van) de werkelijk gemaakte kosten vergoeden, maar de gemeente kan ook voor elk soort verstrekking een vast maximaal bedrag bepalen. In het laatste geval is het nuttig om te weten welke vergoeding redelijk is. Deze vraag wordt beantwoord met de Bijzondere Bijstandzoeker. Gemeenten kunnen met dit digitale raadpleegsysteem aan consulenten productpakketten tonen inclusief de daarbij behorende prijzen, gebaseerd op prijsinformatie van onder meer het Nibud. Ook cliënten kunnen het systeem raadplegen om te verifiëren of zij aanspraak kunnen maken op bijzondere bijstand voor de aanschaf van bepaalde goederen. Meer informatie • www.stimulansz.nl. 7.5 Minima Effect Rapportage (Nibud) Werkt het minimabeleid in de gemeente? Leveren de maatregelen rond armoedebeleid iets op? Wat zijn de effecten van het beleid op de bestedingsruimte van inwoners met een laag inkomen? Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) kan deze effecten inzichtelijk maken door een Minima Effect Rapportage (MER) van de gemeente uit te voeren. Het effect van landelijke en lokale regelingen en tarieven voor verschillende, door de gemeente gekozen huishoudtypen wordt in deze rapportage in kaart gebracht. Hiermee kan het gemeentelijk minimabeleid worden ontwikkeld of bijgesteld. 7.6 Armoede Effect Rapportage (burgerinitiatief Almelo) In Almelo worden alle beleidsplannen die mogelijk een relatie hebben met kosten voor burgers, getoetst op de gevolgen van het plan voor mensen met lage inkomens. Hiervoor is in Almelo de Armoede Effect Rapportage (AER) ontwikkeld. Het is een hulpmiddel om te komen tot integraal lokaal armoedebeleid. De gemeenteraad dient voorafgaand aan alle wezenlijke beleidsbeslissingen na te gaan wat de gevolgen van het besluit zijn voor het vrij besteedbare inkomen, voor het welbevinden en voor het toekomstperspectief van mensen met een minimum inkomen. Het instrument is ontwikkeld op initiatief van de Kliëntenraad Almelo en is opgenomen in de reguliere processen binnen de gemeente. De administratieve lasten voor ambtenaren zijn geminimaliseerd. Meer informatie • Kliëntenraad Almelo, www.klientenparticipatie.nl of
[email protected].
59| De Armoedebeleidsmeter is ontwikkeld in 2003. Een aantal kwantitatieve indicatoren in het instrument zijn dus gedateerd. In kwalitatief opzicht is het instrument echter nog steeds actueel en bruikbaar.
60
61
Gemeentelijk armoedebeleid
7.7 Projectleider armoedebeleid Door een projectleider of coördinator jeugd en armoede in de gemeente aan te wijzen, is er een verantwoordelijke voor het beleid. Zo wordt het beleidsterrein in de gemeentelijke organisatiestructuur verankerd en wordt voorkomen dat projecten niet slagen omdat er geen eindverantwoordelijke of initiator in de gemeente aanwezig is. Amsterdam heeft zo’n projectleider. Voor kleinere gemeenten is het aanstellen van een projectleider of coördinator dikwijls financieel of organisatorisch niet haalbaar. Door samen te werken in regionaal of provinciaal verband wordt dit wellicht wel haalbaar. Bovendien kunnen bij samenwerking voorzieningen en initiatieven onderling worden uitgewisseld of opgezet. 7.8 Meten is weten Om te zorgen dat maatregelen succesvol zijn is het belangrijk meetbaar beleid te definiëren. Zo kunnen heel concrete doelstellingen worden geformuleerd en wordt het resultaat zichtbaar gemaakt. Een hulpmiddel hierbij is de WIZ-navigator. Met dit instrument kunnen gemeenteraad en (op een gedetailleerder niveau) B&W en uitvoeringsorganisatie de gewenste meetbare doelstellingen selecteren. Per doelstelling is in de WIZnavigator aangegeven welke prestatie-indicatoren daarbij kunnen worden geformuleerd en welke informatie moet worden verzameld om te meten of de doelstellingen zijn behaald. Een voordeel van het instrument is dat het aansluit op informatie die de gemeente ook al moet leveren aan bijvoorbeeld het ministerie van SZW en het CBS en dat het aansluit op de meeste gemeentelijke automatiseringssystemen. Zie bijlage 4 voor meer informatie. Er zijn veel gemeenten die werken met een lokale armoedemonitor, analoog aan de landelijke armoedemonitor van het Sociaal Cultureel Planbureau. 7.9 Intervisiedagen gemeentelijk armoedebeleid SGBO organiseert enkele malen per jaar een intervisiedag gemeentelijk armoedebeleid. Tijdens de dagen, die interactief en kleinschalig van opzet zijn, horen beleidsmedewerkers van elkaar en van deskundigen hoe zij het armoedebeleid kunnen professionaliseren. Nieuwe mogelijkheden op het gebied van armoedebestrijding en bevordering van maatschappelijke participatie worden gepresenteerd en met elkaar besproken. De onderwerpen voor de intervisiedagen worden in samenspraak met gemeenten bepaald. Beoogd wordt zo actueel mogelijke onderwerpen handvatten en tools aan de orde te stellen, waar de beleidsmedewerker direct mee aan de slag kan in de eigen lokale beleidspraktijk. Meer informatie • www.armoedebeleid.nl of www.sgbo.nl.
62
63
Gemeentelijk armoedebeleid
Bijlage 1
Adressen en websites
Organisatie
Wat doen zij?
Contact
Aedes
Aedes, vereniging van woningcorporaties, staat voor de collectieve belangenbehartiging van de woningcorporaties en werkt samen met de leden aan de verdere professionalisering van de bedrijfstak.
Postbus 611, 1200 AP Hilversum, tel: (035) 626 8200, www.aedes.nl.
De ANBO stelt zich ten doel op te komen voor rechten en belangen van de leden. En hun materiële, sociale en culturele positie te verbeteren. De ANBO wil de zelfstandigheid en het zelfbeschikkingsrecht van senioren bevorderen.
Koningin Wilhelminalaan 3, 3527 LA Utrecht, tel: (030) 233 0060,
[email protected], www.anbo.nl.
Wet- en regelgeving, handreikingen, praktijkvoorbeelden, etc. De informatie is vooral bedoeld voor gemeenten, en meer in het bijzonder voor beleidsmedewerkers. Maar ook voor anderen kan de informatie waardevol zijn.
www.armoedebeleid.nl. Zie ook: SGBO.
De benchmark is een hulpmiddel voor gemeenten en instellingen om de eigen prestaties te verbeteren door die te vergelijken met de prestaties van anderen.
Postbus 85932, 2508 CP Den Haag, tel: (070) 373 8992. E-mail:
[email protected], www.shvbenchmark.nl. (Samenwerkingsverband SGBO/StimulanSZ)
Het CBS heeft tot taak het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap.
Infoservice, Postbus 4481, 6401 CZ, Heerlen, tel: (0900) 0227 of (0900-0CBS) (d 0,50 p/min.), www.cbs.nl.
ANBO (Algemene Nederlandse Ouderenbond
Armoedebeleid.nl
Benchmark Schuldhulpverlening
CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)
64
Organisatie
Wat doen zij?
Contact
CG-raad (Chronisch zieken en Gehandicaptenraad)
Belangenbehartiger voor chronisch zieken en gehandicapten.
www.cg-raad.nl.
Cliëntenbond in de geestelijke gezondheidszorg
Landelijke belangenbehartigingsorganisatie met lokale afdelingen.
www.clientenbond.nl.
CliP (Stichting Cliëntenperspectief)
CliP is een landelijke organisatie die groepen en organisaties ondersteunt om vanuit cliëntenperspectief vorm en inhoud te geven aan lokaal sociaal beleid.
Postbus 133, 3500 AC Utrecht, tel: (0321) 339 063,
[email protected], www.stichtingclip.nl.
CNV (Christelijk Nationaal Verbond)
Het CNV heeft als taak de belangen van mensen te behartigen op het gebied van werk en inkomen.
Postbus 2457, 3500 GL Utrecht, tel: 0900 268 4636,
[email protected], www.cnv.nl.
COELO (Centrum voor Onderzoek naar de Economie van de Lagere Overheden)
Onafhankelijk onderzoeksinstituut gericht op lagere overheden. De atlas van lokale lasten geeft per gemeente de hoogte en aard van de lasten aan.
www.coelo.nl.
Divosa
De directies van de sociale diensten in Nederland hebben zich verenigd in Divosa. Divosa werkt aan beleid, producten en diensten waarmee sociale diensten hun werk beter kunnen doen.
Postbus 407, 3500 AK Utrecht, tel: (030) 233 2337. E-mail:
[email protected], www.divosa.nl.
Dossiers Armoede, Schuldhulpverlening en Nieuw zorgstelsel
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft op haar website diverse dossiers met informatie over armoedebeleid en aanpalende terreinen.
www.vng.nl/werk en inkomen.
65
Gemeentelijk armoedebeleid
66
Organisatie
Wat doen zij?
Contact
Landelijke Cliëntenraad
De Landelijke Cliëntenraad vertegenwoordigt een brede achterban.
www.landelijkecliëntenraad.nl.
Leger des Heils
Het Leger des Heils biedt maatschappelijke opvang, gezondheidszorg, jeugdhulpverlening, jeugdbescherming, reclassering, sociale activering en verslavingszorg.
www.legerdesheils.com.
MO-Groep (Maatschappelijk Ondernemers Groep)
De Maatschappelijk Ondernemers Groep is de ondernemersorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang.
Postbus 3332, 3502 GH Utrecht, tel: (030) 2983434. E-mail:
[email protected], www.mogroep.nl.
Netwerk gezonde gemeenten
Informatie over gemeentelijk gezondheidsbeleid.
www.vogz.nl.
Nibud (Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting)
Het Nibud informeert en adviseert over geldzaken van consumenten.
Postbus 19250, 3501 DG Utrecht, tel: (030) 239 1350, www.nibud.nl.
NIGZ-Steunpunt Aanpak Lokale Gezondheidsverschillen
Informatie over bijeenkomsten, methodieken en literatuur met betrekking tot aanpak (sociaal-economische) gezondheidsverschillen.
www.slag.nu.
NVVK (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet)
De NVVK behartigt de belangen van haar leden op het terrein van kredietverlening aan particulieren, schuldhulpverlening en budgetbeheer en treedt op als intermediair tussen de gemeentelijke kredietbanken en de overheden en andere private instellingen.
Postbus 12610, 2500 DK Den Haag, tel: (070) 384 7250, www.volkskrediet.nl.
67
Gemeentelijk armoedebeleid
Organisatie
Wat doen zij?
Contact
Organisatie
Wat doen zij?
Contact
SCP (Sociaal en Cultureel Plan bureau)
Het SCP publiceert onderzoeksrapporten en cijfers over de maatschappij. Jaarlijks verschijnt de Armoedemonitor. Hierin wordt een overzicht gegeven van de omvang, oorzaken en gevolgen van armoede.
www.scp.nl en www.armoedemonitor.nl.
VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten)
Belangenbehartiging, dienstverlening en platformfunctie voor alle gemeenten. Daarnaast voert de VNG (vaak samen met departementen of maatschappelijke organisaties) projecten uit die een gemeentelijk belang dienen.
SGBO
Onderzoeks- en Adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ondersteunt gemeenten met onderzoek, advies en implementatie.
Postbus 30435, 2500 GK Den Haag, tel: (070) 373 8400, www.sgbo.nl. Zie ook www.armoedebeleid.nl.
Nassaulaan 12, 2514 JS Den Haag, tel: (070) 373 8393, www.vng.nl. Zie ook: Dossiers Armoede, Schuldhulpverlening en Nieuw zorgstelsel.
Woonbond
De Nederlandse Woonbond is een landelijke huurdersorganisatie.
www.woonbond.nl.
X-S2, Kennisnetwerk Sociaal Beleid
X-S2 is de portal naar een kennisnetwerk voor sociaal beleid. Een netwerk dat ontstaat uit het samenspel van vraag en aanbod en zich uitbreidt door maatschappelijke ontwikkelingen, actualiteit van praktijk en beleid. Er is ook een dossier Armoedebestrijding.
Postbus 105, 3500 AC Utrecht, tel: (030) 233 0033. E-mail:
[email protected], www.x-s2.nl.
Sociaal Raadslieden
Deze organisatie helpt mensen onder andere bij het invullen van formulieren en het aanvragen van inkomensverruimende maatregelen.
Adres landelijke organisatie: Adviescollege Sociaal Raadsliedenwerk (LVSR) p/a Maatschappelijk Ondernemers Groep. Postbus 3332, 3502 GH Utrecht, tel: (030) 298 3419. E-mail:
[email protected], www.sociaalraadslieden.nl.
StimulanSZ
StimulanSZ is een onafhankelijke stichting die gemeenten ondersteunt bij het ontwikkelen en uitvoeren van een goed lokaal beleid voor de sociale zekerheid.
Nassaulaan 2A, 2514 JS Den Haag, tel: (070) 346 93 00, e-mail:
[email protected], www.stimulansz.nl. Zie ook: Handboek StimulanSZ.
68
69
Gemeentelijk armoedebeleid
Bijlage 2 Publicaties
Bijlage 3 Geraadpleegde deskundigen
Een overzicht van publicaties met een algemeen en inleidend karakter. •
• • • • • • • •
Armoedemonitor 2005, Cok Vrooman (SCP), Henk-Jan Dirven (CBS), Arjan Soede (SCP) en Rens Trimp (CBS) (red.). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2005, ISBN 90 377 0206 6. De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel of te bestellen bij het SCP via e-mail:
[email protected]. De Armoedemonitor is ook te downloaden via www.scp.nl of www.armoedemonitor.nl. Handreiking Integrale Schuldhulpverlening, StimulanSZ/Platform Integrale Schuldhulpverlening, september 2004. Met creativiteit en politieke wil, Sociale Alliantie & Landelijke Cliëntenraad, 2003. Handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, Ministerie van SZW, 2003. Machiavelli en de minima; Over inspraak, invloed en ideeën; Werkgroep Arme Kant van Nederland/EVA, 2005. Nationaal actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting 2003, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag 27 juni 2003. Greep op werk, inkomen en zorg; een wegwijzer voor gemeenteraadsleden en uitvoering, uitgave StimulanSZ, september 2005, Sociale uitsluiting in Nederland, SCP, 2004. Doen en Meedoen; aanbevelingen van de Denktank Armoedebestrijding om de participatie van kinderen en jongeren uit arme gezinnen te vergroten, Sociale Alliantie 2004.
70
Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân Divosa Gemeente Alkmaar Gemeente Amstelveen Gemeente Apeldoorn Gemeente Delft Gemeente Den Haag Gemeente Dordrecht Gemeente Zwolle SGBO StimulanSZ Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Dhr. S. van der Ploeg Dhr. J. Timmermann Mevr. A. de Ruyter Mevr. M. Schouten Dhr. E. Lohuizen Dhr. M. Noordermeer Mevr. B. Huisman Dhr. P. van der Meijden Dhr. H. Bol Dhr. R. van Griensven Dhr. W. Eiselin, Dhr. M. Schut Mevr. J. van Vugt
71
Gemeentelijk armoedebeleid
Niveau 2 armoedebestrijding
Bijlage 4 Prestatie-indicatoren
Onderwerp
WIZ-Navigator De WIZ-navigator is een instrument om de informatievoorziening te verbeteren. Specifiek voor de beleidsterreinen werk, inkomen en zorg. Raadsleden kunnen met behulp van de indicatoren in het model nagaan in hoeverre de geformeerde WIZ-doelstellingen zijn gehaald. Maar tegelijk vormt de navigator een leidraad voor college en uitvoerend (ambtelijk) management waar het gaat om het verzamelen en aanleveren van informatie aan de raad. In onderstaande figuren ziet u een selectie van prestatieindicatoren op verschillende niveaus. Meer informatie: www.stimulansz.nl.
Bijzondere Bijstand
Langdurigheidstoeslag
Minimaregelingen
Werkdoel Bereik onder huishoudens met een inkomen tot x% van het minimum inkomen
Zo hoog mogelijk bereik
Bereik onder huishoudens met een inkomen tot x% van het minimum inkomen
Zie ook: Greep op werk, inkomen en zorg; een wegwijzer voor gemeenteraadsleden en uitvoering, uitgave StimulanSZ, september 2005. Preventie
Onderwerp
Benodigde informatie
Aantal huishoudens dat een beroep doet op bijzondere bijstand als % van de doelgroep
Aantal huishoudens met een toegekende aanvragen bijzondere bijstand
Uitgaven bijzondere bijstand als % van het budget Aantal huishoudens dat langdurigheidstoeslag ontvangt als % van de doelgroep
Ondersteuning minimuminkomens
Aantal huishoudens dat langdurigheidstoeslag ontvangt Omvang doelgroep langdurigheidstoeslag Uitgaven langdurigheidstoeslag
Aantal huishoudens dat beroep doet op minimaregelingen als % van de doelgroep
Aantal huishoudens dat beroep doet op minimaregelingen
Uitgaven minimaregelingen ten opzichte van budget
Uitgaven minimaregelingen
Gemiddelde hoogte schuld van personen in schuldregeling
Totale schuld deelnemers in schuldregelingen
Aantal personen in budgetbeheer
Aantal personen in budgetbeheer
Beperken gevallen met onbeheersbare schulden
Omvang budget minimaregelingen
Uitgaven voorlichting preventie
Werkdoel
Indicatie
Benodigde informatie
Bereik onder huishoudens met een inkomen tot x% van het minimum inkomen
Aantal huishoudens dat beroep doet op minimaregelingen als % van het aantal huishoudens met een inkomen tot x% van het minimumloon Aantal huishoudens met inkomen tot x% van het minimumloon
Beperking schuldenproblematiek Herstellen of bevorderen van de financiële zelfstandigheid van inwoners
Omvang budget bijzondere bijstand
Uitgaven langdurigheidstoeslag
Aantal huishoudens dat beroep doet op minimaregelingen Het verbeteren van de financiële en maatschappelijke positie van inwoners met een laag inkomen
Uitgaven bijzondere bijstand
Uitgaven voorlichting voor preventie van onbeheersbare schulden als % van het beschikbare budget Omvang budget voorlichting preventie
Niveau 1 armoedebestrijding Beleidsdoel
Indicator
Schuldhulpverlening Beperking verantwoordelijkheid gemeente bij schuldenproblematiek
72
Aantal afgeronde intakes schuldhulpverlening
Aantal afgeronde intakes schuldhulpverlening
Aantal geslaagde schuldregelingen als % van het aantal schuldregelingen
Aantal schuldregelingen
Aantal doorverwijzingen WSNP als % van het aantal aanvragen voor een schuldregeling
Aantal doorverwijzingen WSNP Aantal aanvragen voor een schuldregeling
Aantal geslaagde schuldregelingen
73
Gemeentelijk armoedebeleid
Bijlage 5 Artikelen 35 en 36 WWB
2. 3.
Artikel 35. Bijzondere bijstand 1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen. 2. Het college kan bijzondere bijstand weigeren, indien de in het eerste lid bedoelde kosten binnen twaalf maanden een bedrag van e 114,00 niet te boven gaan. 3. In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon van 65 jaar of ouder, behorend tot een bepaalde categorie, worden verleend, zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de hierna bedoelde kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan. 4. Voorzover de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, wordt de bijzondere bijstand verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen, alsmede met de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.
4.
5.
maanden niet voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking is gekomen. Bij de vaststelling van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten. De langdurigheidstoeslag wordt verleend met ingang van de datum waarop een periode als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is bereikt. In afwijking van het eerste lid verleent het college op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 23 jaar of ouder: die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80 procent dan wel recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.; a. voor wie bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is afgezien van het arbeidsdeskundig onderzoek, en; b. die voldoet aan het eerste lid, onderdelen a, b, voorzover het inkomsten uit arbeid betreft, c, en d. De langdurigheidstoeslag bedraagt voor gehuwden d 473,00, voor een alleenstaande ouder d 425,00 en voor een alleenstaande d 331,00 per jaar.
De artikelen 8 , eerste lid, onderdeel b, 13, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, 18, tweede en derde lid, 40, 46, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 54, paragraaf 6.4 en 6.5, alsmede artikel 63 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 36. Langdurigheidstoeslag 1. Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die: a. gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen heeft dat niet hoger is dan de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft; b. gedurende de in onderdeel a bedoelde periode geen inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen; c. gedurende de in onderdeel a bedoelde periode naar het oordeel van het college voldoende heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden, en; d. na een periode als bedoeld in onderdeel a, binnen een periode van twaalf
74
75
Gemeentelijk armoedebeleid
Colofon Uitgave SGBO Postbus 30435 2500 GK Den Haag T (070) 373 83 57 F (070) 363 93 45 www.sgbo.nl
[email protected]
Stichting StimulanSZ Postbus 85932 2508 CP Den Haag T (070) 346 93 00 F (070) 361 73 72 www.stimulansz.nl
[email protected]
Auteurs René van Griensven (SGBO) Martijn Schut (StimulanSZ) Vormgeving en lay-out Robert Jan van Noort (Pankra Studio) Omslagillustratie Len Munnik (Len Munnik Illustrator BV)
ISBN-10: 90-771-9528-9 ISBN-13: 978-90-77195-28-4 © SGBO/StimulanSZ StimulanSZ en SGBO zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de publicatie en de daarin opgenomen voorbeelden van gemeentelijk beleid. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ondersteunen dit initiatief. Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. Het Ministerie van SZW, de VNG, StimulanSZ en SGBO kunnen echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
76